Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2009
Teneinde tijdig uitvoeringsmaatregelen te kunnen laten nemen ben ik genoodzaakt u thans reeds te berichten over een mogelijk voornemen tot het treffen een aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit, verder te noemen de zorgautoriteit.
Op grond van artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) informeer ik u hierbij over de zakelijke inhoud van mijn mogelijke voornemen tot het geven van een aanwijzing aan de zorgautoriteit in verband met vaststelling van beleidsregels ten behoeve van de jaarlijkse aanpassingen van de inkomensgerelateerde kostenbestanddelen in tarieven in verband met prijsontwikkelingen.
Als een van de mogelijke maatregelen op grond van onderstaande overwegingen beraad ik mij op de mogelijkheid om de indexatie van het inkomensgerelateerde kostenbestanddeel van de tarieven voor zorg geleverd en in rekening gebracht door vrije beroepsbeoefenaren voor 2009 vast te stellen op 1,75% en voor 2010 vast te stellen op 0%. De aanpassing van tarieven door de zorgautoriteit vindt zowel voorcalculatorisch als nacalculatorisch plaats. Gelet op het niveau van de voorcalculatie voor het jaar 2009 zou dit er op neer komen dat de nacalculatie over 2009 niet meer tot aanpassing van de tarieven zal leiden en dat deze derhalve achterwege kan blijven. Voor het jaar 2010 zouden dan zowel de voorcalculatieve als nacalculatieve aanpassing achterwege kunnen blijven.
Bij mijn overwegingen om een aanwijzing te treffen betrek ik het volgende:
– de algemeen financieel-economische situatie en de hoogte van de collectieve uitgaven nopen tot een beheerste kostenontwikkeling in de gezondheidszorg en een meer doelmatig gebruik van de beschikbare middelen;
– als gevolg van die situatie lijken de ontwikkeling op de arbeidsmarkt en de inkomensontwikkeling van pensioengerechtigden effect te hebben op de inkomens waarover premie voor de ziektekostenverzekering kan worden geheven;
– de vraag rijst of het wenselijk is de inkomensontwikkeling van de doelgroep meer in lijn te brengen met de inkomensontwikkeling van de premiebetalers.
Zo ik zal overgaan tot het treffen van een aanwijzing overweeg ik deze van toepassing te laten zijn op alle zorg in rekening gebracht door personen, ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg of door personen als bedoeld in artikel 34 van die wet en die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen.
Een dergelijke aanwijzing zal niet van toepassing zijn op zorg waarvoor ingevolge artikel 57, vierde lid, onder c, van de WMG zogenaamde vrije tarieven gelden, zoals bijvoorbeeld voor paramedische zorg als door fysiotherapeuten, oefentherapeuten en diëtisten wordt geleverd, voor kortdurende kleinschalige experimenten en voor structureel geïntegreerde samenwerkingsverbanden in de eerstelijnsgezondheidszorg.
Zo’n aanwijzing zal eveneens niet van toepassing zijn op zorg bedoeld in de eerste leden van de artikelen 3 tot en met 5 van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG, omdat de zorgautoriteit voor die zorg geen prestatiebeschrijving en daaraan gekoppelde tarieven hoeft vast te stellen. Die blijven dan vrij ter onderhandeling tussen zorgaanbieder en verzekeraar dan wel consument.
Verder blijven de tarieven van huisartsenzorg voor het jaar 2009 buiten beschouwing, omdat daarvoor op grond van de uitwerking van de desbetreffende aanwijzing van 21 november 2008 (Stcrt 2009, nr. 49) door de zorgautoriteit separaat beleidsregels met betrekking tot indexatie zijn vastgesteld.
Mogelijk zal ten aanzien van een bovenstaande maatregel het standpunt kunnen worden ingenomen dat dit niet in overeenstemming is met de Gezamenlijke verklaring van de Orde van Medisch Specialisten en mijn ambtsvoorganger van 17 januari 2007. Voor mij is echter essentieel dat het kabinet, in overleg met het parlement, de ruimte en beleidsvrijheid heeft die nodig is voor een zorgvuldige afweging van, en keuze voor, de maatregelen die onder de huidige omstandigheden noodzakelijk zijn. Ik ben daarom voornemens de afspraken zoals neergelegd in de Gezamenlijke verklaring op te zeggen, indien ik tot onderhavige aanwijzing aan de zorgautoriteit overga. Ik licht hierover heden de Orde van Medisch Specialisten in.
De mogelijke aanwijzing zal worden gebaseerd op artikel 7 van de WMG. Overeenkomstig artikel 8 van die wet zal tot het geven van een aanwijzing niet eerder worden overgegaan dan nadat dertig dagen zijn verstreken na verzending van deze brief.
Ik verwacht u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd.