Vastgesteld 20 april 2009
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat2 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport3 hebben op 18 maart 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 14 januari 2009 over het Nederlandse aalbeheerplan (31 700 XIV, nr. 122);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 februari 2009 , houdende haar reactie op het verzoek van de Tweede Kamercommissie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het Nederlandse Aalbeheerplan (31 700 XIV, nr. 124)
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 10 maart 2009 over de «Third Opinion» inzake het Nederlandse Aalbeheerplan (31 700 XIV, nr. 132);
– Kamervragen van het lid Ouwehand d.d. 29 januari 2009 en het antwoord daarop inzake experimentele stamceltherapie voor het kweken van paling, Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1792;
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 4 maart 2009, houdende een nadere uitwerking van het Convenant Transitie Mosselsector en Natuurherstelprogramma (29 675, nr. 64);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 5 maart 2009 inzake de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de verspreiding van Iers mosselzaad (29 675, nr. 65);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 17 maart 2009 over de 250 meter nettenvrije kustzone in de Noordzee (29 675, nr. 66). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
Voorzitter: Atsma Griffier: Dortmans
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg. Op de agenda staat een niet onbelangrijk punt met betrekking tot de visserij, namelijk het aalbeheerplan. Dat het niet onbelangrijk is, blijkt vooral uit het gegeven dat de tribune bomvol zit. Ook buiten deze zaal luisteren en kijken heel veel mensen mee. Dat zegt voldoende over de importantie van dit overleg. Dat zich zo veel Kamerfracties hebben gemeld voor dit debat, bewijst ook het belang van het onderwerp.
Op dit moment zijn zeven fracties present. Ik sluit niet dat er nog een achtste fractie bij komt. Ik stel een inbreng voor van maximaal vijf minuten per fractie in de eerste termijn, zodat de minister ruimte heeft voor het geven van een reactie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Als je de koppen ziet over het beheerplan dat de minister na veel gepolder heeft gepresenteerd, zou je bijna denken dat condoleances op hun plaats zijn. «Verburg tekent doodvonnis aal», heb ik al gelezen. Wij kunnen eigenlijk niet anders dan concluderen dat zij met haar gepolder de toekomst van de paling inderdaad vakkundig om zeep weet te helpen. Hoewel ik het verschrikkelijk vind dat de paling zal uitsterven – onze biodiversiteit staat immers al ernstig onder druk en iedere diersoort die wij verliezen is er echt een te veel – is het voor de paling misschien maar beter dat hij niet meer wordt bestookt met nog meer poldercompromissen. Ik neem aan dat de Europese Commissie dit nieuwe plan, elf maanden stug doorvissen en een maandje niet, gewoon zal afkeuren. Ik ben benieuwd hoe de minister reageert op het strafregime dat ons boven het hoofd hangt met een vangstverbod van zes maanden als deze plannen worden afgekeurd.
Ik denk niet dat ik iemand erop hoef te wijzen dat herstel van de palingstand zelfs bij een totale visserijstop wel een paar honderd jaar kan duren. Wat denkt de minister nu eigenlijk te doen? De laatste twintig jaar is de hoeveelheid glasaal met 99% afgenomen. Er is dus nog maar 1% over van het oorspronkelijke niveau. Wij moeten er alles aan doen om de paar palingen die hier nog zitten, in de gelegenheid te stellen om hun paaigronden in de Sargassozee te bereiken. Elke vorm van visserij brengt die trek in gevaar, waardoor de uitstervingscrisis zal verergeren of het nog langer zal duren voordat de paling zich herstelt. Het plan is dus absoluut ontoereikend om de paling te redden. Het is beschamend dat wij het zover hebben laten komen. Nog beschamender is het dat er ook nu zelfs niet echt iets aan wordt gedaan. Als de paling uitsterft, sterft ook de palingvisser uit. Een simpel feit, dat schijnbaar moeilijk te doorgronden is door de minister en de sector. Zij wachten liever tot de wal het schip keert. Dat zal dan ook snel gebeuren. Een beschuldigende vinger van de sector naar de aalscholver helpt daar echt niet bij.
Ik vind het ongelooflijk dat de grootste veroorzakers van dit probleem, de palingvissers en het ministerie, het pact opnieuw hebben gesloten en opnieuw een of ander plannetje inzetten om jaarlijks 50 ton paling over de dijk te zetten met belastinggeld. Wij moeten het probleem echt bij de bron aanpakken: stoppen met de visserij. Onafhankelijke deskundigen zeggen dat het voorliggende plan bij lange na niet zal leiden tot de Europese verplichting dat ten minste 40% van de paling naar zee kan trekken. Minister, word wakker en kondig een vangstverbod af, net zoals Ierland al heeft gedaan.
Dan heb ik nog wat vragen gesteld over de gedachtekronkel om de paling te redden met het inspuiten van cellen van het zebravisje om in gevangenschap paring tot stand te brengen. Ik kijk even of er al een collega van de ChristenUnie is; helaas niet. Ik hoop toch dat de heer Van der Vlies die vragen heeft gezien. Stamceltherapie, genetisch geknutsel met dieren als oplossing voor ons eigen falen om op een fatsoenlijke manier zorg te dragen voor onze natuurlijke leefomgeving. Dergelijke technologieën moeten wij toch niet willen en zijn geen antwoord op ecologische misstanden waarvan wij zelf de oorzaak zijn. Graag een reactie van de minister. Ik heb nog een vraag over glasaal die in Nederland wordt geïmporteerd voor de kweek van paling. In hoeverre doen wij dat? Om hoeveel ton gaat het? Ik overweeg om hierover een motie in te dienen.
Voorzitter. Ik heb last van mijn keel en wil mijn stem even rust gunnen. Ik verzoek u, mij in de gelegenheid te stellen om het tweede deel van mijn bijdrage te leveren na het betoog van de heer Dibi.
De voorzitter: Wij zijn flexibel als altijd.
De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Wij zijn het er allemaal over eens dat wij ons in een palingcrisis bevinden. De crisis raakt zowel palingen als palingvissers. Hoe zijn wij in deze crisis beland? Waarom is het aalbestand sinds de jaren zestig aan het zinken? Hoe komen wij tot een herstel van de Europese aal? Voor een echt Europees herstel moet wetenschappelijk worden onderbouwd wat precies de huidige toestand van de aal en de aalvisserij in internationaal verband is en welke rol waterkrachtcentrales, gemalen, pompen, stuwen, visserij, vervuiling en andere factoren hierin spelen. Daarvoor is veel meer wetenschappelijk onderzoek nodig. De eerste vraag aan de minster is dan ook welke rol zij voor zichzelf ziet weggelegd om bij voorkeur in Europees verband geld los te krijgen voor gedegen wetenschappelijke kennis teneinde effectieve Europese maatregelen te kunnen nemen.
Wageningen IMARES, Vivion en VisAdvies hebben met de nodige nuances een waslijst aan maatregelen opgesteld. Met stip bovenaan als meest effectieve, meest betrouwbare en minst geldrovende maatregel staat wat de GroenLinks-fractie betreft het visverbod. Het politieke compromis dat de minister met de palingvissers heeft bereikt, toont voor mijn fractie dan ook aan dat de minister maling aan de paling heeft. Elk gevoel van urgentie ontbreekt. De minister zegt dat één maandje sluiting voldoende is. GroenLinks zegt dat pijnlijke maatregelen niet uitgesloten zijn, ook in het belang van de beroepsvissers. Als wij in dit tempo doorgaan, is palingvangst op den duur verleden tijd. Dat betekent dat wij net zoals het Wereld Natuur Fonds en Stichting De Noordzee geen andere optie zien dan de komende vier jaar van augustus tot en met december een visverbod in te stellen. Kan de minister uitleggen, het liefste met een gedegen onderbouwing, waarom zij één maand, namelijk oktober, voldoende acht?
De GroenLinks-fractie heeft begrip voor de economische belangen van de beroepsvissers, maar vraagt de minister wel om het eerlijke verhaal te vertellen en geen valse toekomstverwachtingen te schetsen. Daarom vraag ik de minister hoe zij de toekomst van de palingvisserij voor zich ziet. Kunnen de palingvissers en de beroepsvissers überhaupt nog wel rekenen op een toekomst over zoveel jaar? Is het mogelijk om hen, gelet op hun expertise en ervaring, een rol te geven in het herstel van het aalbestand? De minister stelt € 700 000 ter beschikking aan de beroepsvissers voor hun medewerking en ter compensatie. Kan zij dit bedrag onderbouwen? Overigens wil ik bij dezen graag de sportvissers een compliment geven, omdat zij vorig jaar hun verantwoordelijkheid hebben genomen en meewerken aan herstel van het aalbestand.
Hoe wil de minister het decentrale beheer, waarvan GroenLinks een groot voorstander is, vormgeven? Op welke wijze is zij van plan om de herstelplannen te evalueren? Met andere woorden: wanneer wordt de Kamer geïnformeerd en hoe vaak denkt de minister de vinger aan de pols te houden? Denkt zij dat zij in Europa wegkomt met haar politieke compromis? Nederland is een kleine speler. Wij hebben veel meer andere landen nodig, willen wij überhaupt iets betekenen in het herstel van het aalbestand. Mevrouw Ouwehand zei het net al: dat gaat nog decennia duren, misschien wel 200 jaar. Is de minister bereid om zich in Europees verband in te zetten voor een Europees visverbod?
Garnalenvissers in de noordelijke delen van ons land zetten zich in voor een duurzame vorm van visserij. Zij hebben om te kunnen vissen een vergunning nodig op basis van de Nb-wet uit 1998, maar krijgen die niet omdat een deel van de vissers in hun sector lak heeft aan duurzaamheid. Mijn fractie wil niet dat de goeden lijden onder de slechten. Daarom vraag ik de minister om toch nog eens te kijken naar de garnalenvissers die het MSC-traject zijn ingegaan en hen te ondersteunen. Daarnaast vraag ik haar met klem om haar charmes in te zitten om de andere garnalenvissers, die nog niet duurzaam zijn, te bewegen om over te stappen naar een duurzame vangst.
De heer Koppejan (CDA): De heer Dibi heeft het over een eerlijk, compleet verhaal. Hij heeft een aantal oorzaken genoemd van het teruglopende aalbestand. Die oorzaken kloppen, maar de belangrijkste oorzaak noemt hij niet. Dat is namelijk het wegvangen van glasaal. De commissie heeft dit ook genoemd als een van de belangrijkste oorzaken van de huidige problematiek. Ik had er eigenlijk op gerekend dat de heer Dibi juist dit punt zou aankaarten. Dan had hij ook met minder stelligheid gezegd dat er vijf maanden niet meer mag worden gevist op aal, want dan had hij die oorzaak willen aanpakken.
De heer Dibi (GroenLinks): Het moet en-en zijn. Ik wil dat er meer kennis komt over het wegtrekken van de glasaal. Voor het herstel van het aalbestand moeten wij alle zeilen bijzetten. Eén oplossing is niet genoeg. Ik wil de vraag van de heer Koppejan best doorgeleiden naar de minister. Dat is een van de oorzaken en daar moet ook iets aan worden gedaan. Dat neemt niet weg dat een visverbod van vijf maanden, dus niet van één maand, in de ogen van mijn fractie het effectiefst is op korte termijn. Wij willen daar gewoon voor gaan.
De voorzitter: Dan komen wij nu bij de finale van mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik sloot af met opmerkingen over het genetisch geknutsel aan de paling. Ik zou toch echt graag zien dat wij daarmee ophouden. Ik verwacht steun van de christelijke partijen op dit punt.
Dan wil ik stilstaan bij de steeds grotere hoeveelheid in stukken gesneden dolfijnen die aanspoelen op de Nederlandse kust. Bruinvissen, een beschermde diersoort, verdienen een goede bescherming, maar dat lijkt alleszins uit de hand te lopen. De laatste drie maanden waren het er al meer dan honderd, waarvan bijna de helft ernstig was toegetakeld. Dolfijnen dus, waar lange repen vlees uit zijn gesneden, een groot deel van de kop ontbreekt of die over de hele lengte aan flarden zijn gescheurd. De reden voor die verminkingen is menselijk ingrijpen, zoveel is nu wel duidelijk. Veel exemplaren vertoonden aan de buitenkant tekenen van verdrinking, zoals bloeddoorlopen ogen en sporen van netten. Die dolfijnen zijn dus de treurige slachtoffers van de visserij, als bijvangst in visnetten. Het zijn zeezoogdieren die boven water adem moeten halen, maar als zij langs de kust zwemmen op jacht naar voedsel, komen zij vast te zitten in de netten en verdrinken zij. Het sterke vermoeden is dat het goedkoper is om dan de vis maar kapot te snijden in plaats van het net en dat de staandwantvisserij dus een belangrijke oorzaak is.
Ik verbaas mij er heel erg over dat de minister zich nu al drie jaar lang achter onderzoeken verschuilt, terwijl zij deze dieren gewoon zou moeten beschermen. Die onderzoeken gaan over populatieomvang, voedselanalyses, pathogeen onderzoek en, wat mij betreft, over achterstallig onderhoud. De kuststrook staat namelijk vol met netten. Dat had de minister allang kunnen weten, maar nu wil zij eindelijk eens gaan uitzoeken hoeveel vergunningen zij daarvoor eigenlijk heeft verleend. Dat levert zo veel vertraging op dat ik vind dat wij nu maatregelen moeten treffen. Ik vind dat wij de kuststrook netvrij moeten houden. Ik verwacht tijdens dit algemeen overleg hierover een toezegging van de minister.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Wij spreken niet voor de eerste keer over de paling of de aal. Wij hebben hierbij in november al uitgebreid stilgestaan. Eén ding is duidelijk: iedereen wil de aal redden. Ook een van de vissers laat ons dat weten. Hij zegt alleen: wie denkt er nu dat wij niet goed voor de paling zouden zorgen, want als die straks verdwenen is, hebben wij geen brood meer op de plank. Ook de vissers vinden het dus van essentieel belang dat wij goed zorgen voor de aal. Dat is naar mijn gevoel ook het uitgangspunt. Ik vind de conclusies van de minister wat vreemd. Zij gaat wat ons betreft voorbij aan de conclusies van de commissie van deskundigen.
De commissie van deskundigen stelt heel nadrukkelijk vast dat een groot aantal zaken onnauwkeurig is. Als er één sector is die weet hoe het staat met de paling, zou je zeggen dat dát toch de visserijsector is. De visserijsector zelf komt met een gedegen onderbouwd plan. Daar was men al mee bezig toen wij de vorige keer over dit onderwerp spraken. Twee zaken staan daarin nadrukkelijk centraal: ten eerste ervoor zorgen dat er voldoende paling naar zee wordt gebracht en dat er bij stuwen en dammen zo weinig mogelijk paling om zeep wordt geholpen en ten tweede dat er jonge glasaal wordt uitgezet. Daarnaast wordt gepleit voor een verbod op de massale export van glasaal naar het Verre Oosten. De vorige keer heb ik hier al bij stilgestaan. Het potje van de heer Polderman hebben wij nog scherp in het geheugen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mij bekruipt altijd een onaangenaam gevoel als het argument wordt ingebracht dat de sector zelf heus wel goed voor de paling zal zorgen, omdat als de paling er niet meer is, dat ook het einde is van de sector. Ik denk dat de geschiedenis, hoe treurig ook, laat zien dat mensen met al hun verstandelijk intellect niet goed in staat zijn om de natuurlijke hulpbronnen waarvan wij met zijn allen afhankelijk zijn, daadwerkelijk te beschermen. Ik vraag mevrouw Snijder dus of zij haar stelling kan staven met voorbeelden uit het verleden waar zoiets wel is gelukt.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het is nog maar de vraag of de maatregelen die de minister nu voorstelt, de redding van de glasaal en de paling betekenen. Wij hebben daarover twijfels; ik kom daar nog op terug. Voor mevrouw Ouwehand is dat wel een gegeven, voor ons niet.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat was de vraag niet. Het gaat mij om het argument dat als wij de sector volgen, het dan wel goed komt met de paling.
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand, ik stel voor dat mevrouw Snijder haar betoog vervolgt. Zij zegt zelf dat zij er nog op terug komt.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb een andere aanvliegroute dan mevrouw Ouwehand. Ik ga natuurlijk ook over mijn eigen antwoorden. Zij wil een ander antwoord van mij horen. In hun conclusies geven IMARES en Vivion duidelijk aan dat er geen juist streefbeeld is weer te geven en dat de beschikbare gegevens gebrekkig en beperkt zijn. Zo is nog een aantal andere kritische kanttekeningen te plaatsen bij datgene waarop de minister haar doelstelling heeft gestaafd. Als ik de minister hoor zeggen dat nu in oktober de gehele aalvisserij moet worden stilgelegd omdat juist in die periode veel schieraal naar zee trekt, dan zeg ik: minister, wat doet u dan aan al die risico’s die de gemalen met zich mee brengen? Wij hebben dan twijfels of dit de juiste aanvliegroute is. Mijn fractie heeft het plan van de sector gelezen. Zij denkt dat daar zeker zo veel mogelijkheden in zitten om de aal te redden. Het is ieders recht om mijn betoog in twijfel te trekken. Ik trek dus het betoog van de minister in die zin in twijfel, net zoals het betoog van mevrouw Ouwehand. Zij vindt dat wij nog veel verder moeten gaan. Wij hebben daar grote twijfels bij. Als wij niets aan de gemalen en dergelijke doen, helpt alle inzet helemaal niets. Ook die vraag leg ik opnieuw aan het kabinet voor. Ook leg ik de minister de vraag voor wat zij doet aan de export, een onderwerp waarover in november of december een motie is ingediend.
De heer Dibi (GroenLinks): Ik snap de afleidingsmanoeuvre van mevrouw Snijder op zich wel. De onderzoeken van IMARES, Vivion en Visadvies, waaruit zij net selectief shopte, zeggen ook dat de Europese verordening een radicale breuk is met het liberale beleid uit het verleden, toen wij niets konden zeggen tegen de beroepsvissers. Vindt mevrouw Snijder dat sprake moet zijn van een radicale breuk met het verleden, of moeten wij op dezelfde voet doorgaan?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik zeg helemaal niet dat wij op dezelfde voet moeten voortgaan. Er ligt een prachtig plan, alleen een ander plan dan dat van de minister. De VVD-fractie heeft meer vertrouwen in het plan dat de sector heeft neergelegd dan in het voorliggende plan. Ik denk dat er grote risico’s zitten aan het plan van het kabinet. Dat is mijn mening.
Dan nog drie korte statements over drie onderwerpen die ook van belang zijn. Ten eerste hoor ik graag van de minister hoe zij omgaat met de uitspraak van het Europees Hof over de verspreiding van het Ierse mosselzaad, maar ook over het uitzaaien van het mosselzaad dat gevonden is in de Waddenzee. Ik verwijs naar de brief van 4 maart. Ik wil graag weten of hier voor de sector kosten uit tevoorschijn komen. Ik kan mij voorstellen dat er schadeclaims zijn, omdat nu toch een aantal zaken in werking moet worden gesteld die eerst niet konden. Ten tweede heb ik een vraag over de garnalenvisserij. Ik heb gelezen dat met name weekendverboden voor de garnalenvisserij rondom de Duitse en Deense kust niet worden nageleefd. Hoe gaat de minister daarmee om? Moeten hierover helderder afspraken worden gemaakt op Europees niveau? Het schijnt dat er een nieuw logboek moet worden geïntroduceerd. Komen de kosten daarvan volledig voor de sector of zijn hierover afspraken gemaakt op Europees niveau? Ten slotte dacht ik dat de minister ons nog zou informeren over de netvrije kustzone. Wij hebben hierover een rondetafelgesprek gehad. Mijn fractie heeft in ieder geval geproefd dat wij met elkaar tot een oplossing hierover moesten komen. Het is belangrijk dat de minister een taskforce of iets dergelijks opzet, om met elkaar een aantal besluiten daarover te nemen. Wat gaat zij hieraan doen?
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. De conclusies van de commissie-Eijsackers zijn tot op zekere hoogte duidelijk, maar het juiste streefbeeld is niet vast te stellen door alle variaties en onzekerheden -zo wordt aangegeven – en zal waarschijnlijk anders zijn dan het gehanteerde streefbeeld. De commissie beveelt maatwerk per stroomgebied aan. Het ene stroomgebied is het andere niet; de ene aalstand is de andere niet per stroomgebied vergeleken. Het alternatieve aalbeheerplan van de Combinatie van Beroepsvissers sluit hier goed op aan. Ook IMARES steunt de lijn van decentraal aalbeheer. Daar moet het dus naartoe. De minister blijft echter bij tijdelijke sluiting van de aalvisserij, zij het dat zij wel beweegt. Immers, zij aanvaardt de inzet van het plan van de combinatie en zij geeft daarvoor als het ware een maand terug, omdat zij zich had voorgenomen om voor twee maanden sluiten te gaan.
Op zichzelf is dat natuurlijk een verzachting van de oorspronkelijke voorstellen, maar een groot deel van de hardwerkende binnenvissers zal hierdoor toch in grote problemen kunnen komen. De geboden compensatie van zeven ton is absoluut onvoldoende om zowel 50 ton aal uit te zetten als de omzetderving te compenseren. De maand oktober is hard nodig om de uitzet van die 50 ton gezonde schieraal te realiseren. Ook is het de belangrijkste maand in de visserij op deze vissoort. De binnenvissers hebben, als er een maand gesloten wordt, een week daaraan voorafgaand nodig om de fuiken in te nemen en schoon te spuiten. Ook hebben zij een week daarna nodig om weer uit te zetten. Het effect is dus nog van veel grotere importantie. Daarvoor vraag ik oog en begrip van de minister. Wil zij hierop reageren?
Mijn fractie vraagt, alles overziende, uitvoering te geven aan het alternatieve plan van de beroepsvisserijsector. Dat betekent amendering op het plan dat in voorlopige constructie in Brussel is neergelegd en voor 1 april moet zijn ingediend. Ik vraag de minister dringend, een aankondiging te geven dat er een reële invulling volgt, maar dat het plan als zodanig wordt gewijzigd. Daarvoor heb ik de volgende redenen. Natuurlijk is er het verhaal, ook in de commissie-Eijsackers, over de dioxine en pcb’s. In een van de conclusies wordt helder gemaakt dat de uittrek van schieraal moet worden bevorderd, maar dat de schieraal dan in staat moet zijn om de Sargassozee te bereiken en zich daar voort te planten. Het moet dus ook een gezonde vis zijn, om het zo te zeggen. Daarvoor zou de combinatie kunnen worden ingezet. Mijn fractie vraagt, nog veel meer werk te maken van de uitzet van glasaal.
Wat de uitzet van glasaal oplevert, is een vraag die de praktijk moet beantwoorden. Vanuit het verleden is er echter een reële verwachting dat dit zoden aan de dijk zet. Uitzet van glasaal in onze wateren is duurzamer dan export naar het Verre Oosten. Als wij vandaag één ding helder moeten hebben, is dat deze export Europees verboden moet worden. Ik heb jaren geleden een motie hierover aanvaard gekregen. Vorig jaar is een collega zo vriendelijk geweest om daar nog eens een motie overheen te doen. Het moet aan banden worden gelegd. Het kan niet langer zo. Het is roofbouw plegen en de sector een gewicht aan de nek hangen dat hij niet verdient. Dat moet dus worden verboden. De uitzet van glasaal moet worden bevorderd. Jarenlang is hiervan gebruikgemaakt, ergens in de jaren tachtig is het gestopt en nu zitten wij met de gevolgen daarvan. De bereidheid is er in de sector om mee te doen. Zelfs op basis van vrijwilligheid gebeurde dat nog jongstleden zaterdag. Ik heb een fotocollage bij mij, die ik straks aan de minister zal overhandigen, die bewijst dat dit is gebeurd door een van de binnenvissers op de rivieren. De bereidheid is er. Ik noem dat innovatie, die is gericht op duurzaamheid. Wij zouden daar allemaal voor moeten zijn. Wij moeten er serieus ruimte voor maken. Dat mag ook een beetje geld kosten, zo vind ik, meer dan die zeven ton. Ik heb begrepen dat als daar nog 1 mln. bijgeplust kan worden uit enig innovatiepotje, wij al een heel eind zijn.
Wat is eigenlijk precies de inzet van de andere lidstaten? Dat is niet irrelevant, want het gaat wel om één ecosysteem. Welk spoor wordt in de andere lidstaten gekozen? De binnenvisserij is een stuk van onze Nederlandse cultuur en identiteit, die wij in de benen moeten proberen te houden.
Over de barrières zijn diverse moties, onder andere van mijzelf en de heer Polderman, aanvaard in de Kamer. Dat schiet niet op. Wij hebben van de minister van EZ begrepen dat daaraan een investeringsritme ten grondslag ligt en dat wij er tien tot vijftien jaar op moeten wachten. Wij laten het dus nog tien tot vijftien jaar gebeuren. Ik vind dat de binnenvissers op basis van projecten daar best bij kunnen worden ingezet en dat de kosten ervan kunnen worden gedragen door eigenaren/beheerders van de barrières. Ik heb het dan over stuwen, gemalen enzovoorts. Daar is die prijs te versleutelen.
Mijn laatste opmerking gaat over de positie van de riviervissers en de visrechten. Een groot deel van de riviervissers vist in een gebied waar de visrechten niet zijn gesplitst. Zij hebben tot nu toe een status aparte voor de zegenvisserij. Vorig jaar heb ik hierover gesproken. De minister heeft mij toen gerustgesteld met de mededeling dat de administratieve wissels zouden worden omgezet en dat ik nergens voor hoefde te vrezen. Ik heb de motie toen niet doorgezet. Ik krijg nu verhalen dat er een zegenvergunning wordt overwogen voor drie tot negen maanden in plaats van voor drie jaar. Dat kan toch niet waar zijn? Dat is toch niet de continuïteit die de bedrijven nodig hebben om door te gaan? Ik hoor graag een heldere opvatting van de minister hierover. Het liefst wil ik een status aparte voor de zegenvisserij, zoals jarenlang het geval is geweest. Als dat niet gebeurt, haal ik mijn motie weer van stal.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): In mijn bijdrage heb ik een paar opmerkingen gemaakt over de experimentele kweek van palingen. Toen ik de minister daar eerder naar vroeg, noemde zij dat diervriendelijk en natuurlijk. Toen bleek uit een krantenbericht dat het ging om stamceltherapie van het ene dier naar het andere. Stamcellen van zebravisjes worden ingespoten in palingen. Het doel is om de paling te behouden en uit te zetten en voor een deel ook om de palingstand te redden. Ik had graag gezien dat de SGP-fractie zich tegen dergelijke experimenten keerde.
De heer Van der Vlies (SGP): Ik heb mevrouw Ouwehand daarover gehoord in haar termijn. Zij riep eerst de ChristenUnie-fractie aan, die er nog niet is. Als «next best» mocht de SGP-fractie dan opdraven. Dat is een prima rol, waarin ik mij best thuis voel. Mevrouw Ouwehand weet welke opvatting ik daarover heb. Wij zijn rentmeester over Gods schepping. Het past de mens niet, daarin maar aan het knutselen te slaan op de wijze die mevrouw Ouwehand bedoelt. Wij hebben daar dus een uitermate terughoudende opvatting over. Dat is helder.
De heer Polderman (SP): Voorzitter. De SP-fractie is benieuwd naar de opvatting van de minister over de netvrije zone. Wij hebben hierover inderdaad een uitstekend rondetafelgesprek gevoerd. De suggestie was om een soort werkgroep in te stellen om de conflicten die er zijn op een fatsoenlijke manier uit de wereld te helpen. Wat vindt de minister daarvan? Een ander punt is het conflict dat nu ontstaat. Wij dachten dat wij een prima oplossing hadden gevonden voor de mosselzaadwinning op de Waddenzee, maar die blijkt toch in conflict te komen met de garnalenvisserij. Wij kunnen niet de ene sector helpen en de andere sector in grote problemen brengen. Ik maak mij hier zorgen over. Ik hoor graag hoe de minister dit conflict denkt op te lossen.
Dan het aalherstelplan. Op aandringen van de Kamer hebben wij een derde opinie gehad, een deskundigenoordeel. In de tussentijd kwam ook de Combinatie van Beroepsvissers met een eigen plan. In de brief van vorige week reageerde de minister op beide plannen. Een heikel punt in het eerste plan van de minister was de voorgestelde stillegperiode van twee maanden. In haar laatste brief brengt zij die twee maanden terug tot een, de maand oktober, en neemt zij het idee van de Combinatie over om de beroepssector 50 ton schieraal over de dijk te laten zetten. De minister wil het daarmee doen voorkomen alsof zij met deze oplossing een compromis heeft gevonden tussen haar oorspronkelijke voorstel en de insteek van de combinatie. In plaats van instemming bij de diverse partijen die zijn betrokken bij dit dossier, oogst zij echter alom kritiek. Sportvisserij Nederland zegt zelfs het vertrouwen in de minister op, de natuurorganisaties tonen zich evenmin tevreden en de beroepsvissers zijn ronduit furieus over dit laatste voorstel. Hoe moet je er dan als eenvoudig volksvertegenwoordiger chocola van maken?
Laten wij eens op zoek gaan naar de punten waarover iedereen het eens is, want die zijn er wel. In al het gesteggel van de afgelopen maanden over de paling, is in ieder geval helder geworden dat brede overeenstemming bestaat over de uiterst zorgelijke, precaire situatie van de paling. Ik wil dat om te beginnen graag onderstrepen. Iedereen is ervan overtuigd dat het niet goed gaat met de paling in Nederland. Dat het beestje terecht op de rode lijst van bedreigde soorten staat, wordt inmiddels niet meer bestreden. De situatie is zorgelijk in Nederland, zeg ik er nadrukkelijk bij, want de meningen over hoe het er Europees en mondiaal mee is gesteld, lopen alweer uiteen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de kwestie van de mosselen en het wad, hebben wij bij de paling heel nadrukkelijk te maken met de Europese en zelfs mondiale dimensie. In de levenscyclus trekt de paling namelijk de halve wereld over. Dat aspect is in de laatste brief van de minister volstrekt onderbelicht, terwijl het Nederlandse plan toch juist moet passen in een Europees herstelplan.
Zo staat in de nu al geldende Europese aalverordening dat in 2009 35% van de in Europa gevangen glasaal moet worden uitgezet in de Europese binnenwateren en dat dit percentage elk jaar met 5% dient te worden verhoogd. Wat is het plan van onze minister op dat vlak? Welk deel van die 35% gaat Nederland claimen? In Nederland is dit, in tegenstelling tot andere landen zoals België, een traditioneel bloeiende bedrijfstak. Dat is logisch, met onze grote rivieren en het vele binnenwater. Ik hoor dus graag welk deel van die 35% glasaal voor Nederland beschikbaar komt. Daar zit gelijk een cruciaal punt. Je kunt zeggen dat dit een discussie is van de kip en het ei. Begin je bij de intrek van de glasaal of de uittrek van de schieraal? Het zijn grootheden die je dan wel in de juiste verhoudingen moet zien. Wij kunnen ons nu geheel focussen op de uittrek van de gezonde schieraal, wat belangrijk is, maar als je de intrek niet in het plan betrekt, heb je geen goed plan.
De SP is altijd de partij geweest van praktijkkennis. Aan alleen theorie hebben wij niets; de juiste kennis komt voort uit de praktijk. Alleen daarom al moet je heel goed uitkijken om de praktijkmensen te laten omvallen, zoals dat tegenwoordig heet. Vroeger zei men gewoon «failliet gaan» of «kapotgaan», maar «omvallen» is nu het jargon. De kennis van bankdirecteuren en economen bleek in de praktijk niet veel waard, maar aan de kennis van traditionele familiebedrijven, waarover wij het hier hebben, zou ik wat meer waarde hechten. Het voorstel van de minister om de maand oktober tot een stillegperiode te maken, betekent echter de doodssteek voor deze bedrijven. Het is economisch gezien een betrekkelijk geringe bedrijfstak, maar de waarde zit hem ook in de ecologische praktijkkennis. Ik ben het dan ook erg eens met de insteek van de Stichting Noordzee en het Wereld Natuur Fonds, die in hun brief aan de Kamer schrijven: «Wij zien een mogelijke rol voor de vissers in het herstel van het aalbestand. De beroepsvissers zouden met hun expertise en ruime ervaring een zeer goede bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de paling. Zij kunnen dat doen middels activiteiten zoals beschreven in het alternatief plan van de CvB. Bij een actieve rol van de vissers bij het aalherstelplan zal hun kennis en ambacht niet verloren gaan en meegenomen worden naar de volgende generaties, die bij een herstel van de paling leren hoe zij duurzaam kunnen vissen.» Zo is het.
Naast het aanbod van de combinatie om te zorgen voor 50 ton schone schieraal die kan uittrekken, zijn er nog meer projecten waarbij wij de beroepsgroep moeten betrekken, ten eerste bij het al genoemde glasaalpunt. Naast de aankoop van de uit te zetten glasaal, is er namelijk ook nog het punt van een door kustwerk bemoeilijkte intrek van wat hier voor onze kust verschijnt. In het Noordzeekanaal zit bijvoorbeeld op bepaalde tijden nog heel wat glasaal die niet de kans krijgt om in te trekken voordat hij door predatie verdwijnt. Daar is dus werk te doen. Ten tweede wil ik aandacht vragen voor het uitzetten van pootaal. Die komt nu in de vervuilde benedenrivieren terecht. Voordat hij vol komt te zitten met pcb’s, moet hij worden overgezet naar binnenwateren. Ten derde is er de kwestie van de gemalen, waar de palingen niet overheen kunnen komen. Wij moeten deze bedreigde diersoort over de drempels helpen. Als dat nog tien jaar gaat duren, is het dus een langdurig project. In de tussentijd kunnen wij de sector er prima mee helpen.
Kortom: een stillegperiode betekent niets doen, met de armen over elkaar zitten en wachten tot er wat gebeurt, terwijl deze soort bedreigd is. Dat lijkt mij de verkeerde weg. De SP-fractie wil geen pleidooi houden voor het in stand houden van de sector onder het mom van «niets aan de hand, vis maar gewoon door». Dat is niet aan de orde. Er zijn maatregelen nodig. Toch ben ik door de berichten die wij hebben ontvangen, bijvoorbeeld uit Friesland, ervan overtuigd dat juist deze sector zich erg bewust is van de ecologische waarde van de soort en zal meehelpen met de instandhouding ervan.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voor zover mij bekend is dit de eerste keer dat de SP zegt dat wij deze diersoort niet hoeven te beschermen. De heer Polderman heeft een mooie beschouwing gehouden, maar er zijn drie onderzoeken geweest en hij citeert uit de brief van het WNF. Is hij niet voor het sluiten van de visserij in het kader van «laten wij niet meer grossieren in valse hoop»?
De heer Polderman (SP): Ik neem het mevrouw Ouwehand niet kwalijk, want zij zegt dat zij een opkomend griepje heeft, maar ik denk dat zij niet goed heeft geluisterd. Ik heb wel degelijk een pleidooi gehouden voor het in stand houden van de soort. Ik heb geconstateerd dat iedereen het erover eens is dat de soort bedreigd is en dat wij dus maatregelen moeten nemen. Mijn bezwaar tegen het voorstel van de minister om een stillegperiode in te voeren, of dat nu een maand is of nog veel langer, is dat je dan met de armen over elkaar gaat zitten en gaat zitten afwachten en bidden. Misschien is de heer Van der Vlies daar een voorstander van, maar ik denk dat het niet helpt om deze soort te beschermen.
De heer Van der Vlies (SGP): Bidden én werken, hè?
De heer Polderman (SP): Bidden en werken, en ik denk dan vooral werken. Dat is het verschil tussen de heer Van der Vlies en mij. Dat bidden laat ik graag aan hem over, maar er moet ook gewerkt worden. Wij hebben de sector daarvoor nodig. Mijn voorstel is met name dat wij het op Europees vlak moeten doen. Ik roep de minister op om de barricaden op te gaan in Europa. De glasaal wordt in grote aantallen weggevangen en geëxporteerd. Ik heb het de vorige keer over het potje gehad. Dat is buiten beschouwing gelaten, behalve dat het in de zuidelijke landen een delicatesse schijnt te zijn. De export naar Oost-Europa en China is gewoon iets wat wij niet moeten hebben. Je hebt het dan over miljoenen glasalen. Dat zijn miljoenen kilo’s. Als die niet hier zijn, komen er ook geen miljarden tonnen paling, zo simpel is dat.
De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb geen opkomend griepje en ik heb heel goed geluisterd. Ik heb de heer Polderman vooral om de hete brij heen horen draaien. Ik begrijp het best. Het is geen populaire boodschap om tegen beroepsvissers te zeggen dat wij het vijf maanden gaan stilleggen. Ik vind het ook niet leuk om dat te vertellen. Als wij dat echter niet doen, komt er misschien een moment waarop je moet zeggen dat het helemaal afgelopen is. Dat bedoel ik met dat eerlijke verhaal. Denkt de heer Polderman dat het wel goed komt als wij niet overgaan tot een visverbod, terwijl de deskundigen zeggen dat dit de enige effectieve maatregel op korte termijn is? Wat zal hij dan uiteindelijk tegen de beroepsgroep zeggen?
De heer Polderman (SP): Selectief luisteren is een kunst. De deskundigen zeggen dat juist niet. Het is misschien de vraag wie je als deskundige beschouwt. Ik heb in mijn betoog gezegd dat wij erg hechten aan theorie en praktijk, aan praktijkkennis. Het gaat om de combinatie daarvan. Wij moeten dondersgoed oppassen als wij de praktijkkennis die er in deze sector is, laten omvallen of kapotgaan. Dat kunnen wij ons niet permitteren. Er is een aantal barrières. Wij hebben een probleem met de intrek, omdat er veel te weinig aankomt. Wat er dan aankomt, trekt moeilijk in, omdat de hele kust is dichtgemetseld. Vervolgens hebben wij een probleem met de uittrek. Ik heb het dan nog niet eens gehad over het probleem van schone schieraal. Je kunt de sluizen wel openzetten en dan zien wat er uittrekt, maar dan is er het probleem van de dioxine. Ik heb in een eerdere discussie gezegd dat je de aal eigenlijk in drie klassen moet indelen. De eerste categorie is gewoon schoon en is nog zo weinig vervuild dat zij in staat is tot voortplanting. Dat is de klasse die je moet laten uittrekken. De tweede categorie is zodanig vervuild dat zij zich niet meer kan voortplanten, maar nog wel geschikt is voor menselijke consumptie. Dat is een soort die je niet moet laten uittrekken ...
De voorzitter: En uw derde en laatste opmerking?
De heer Polderman (SP): De derde categorie is min of meer chemisch afval, want die is nergens meer voor geschikt. Die mogen niet worden gegeten en zijn helemaal niet meer in staat om zich voort te planten. Je moet er dus selectief in te werk gaan. De praktijkkennis die er is hebben wij heel hard nodig om ervoor te zorgen dat er nog iets van terecht komt. Nu niets doen en gewoon maar wachten tot het goed komt, is het beste recept om deze soort niet te helpen.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Polderman dat het vijf voor twaalf is. Het staat verder buiten kijf dat wij de beroepsgroep nodig hebben.
De vorige keer hebben wij hier ook in groten getale gezeten. Naar aanleiding van het aalbeheerplan hebben wij uiteindelijk gezegd dat wij een derde opinie nodig hadden en wel een van wetenschappers. De belangrijkste conclusie van deze wetenschappers is dat wij naar een decentrale aanpak toe moeten en dat zij niet kunnen bepalen of een vangstverbod effectiever is dan het uitzetten van schieraal over de dijk. Een ding is helder: wij komen er alleen met een groot samenhangend pakket aan maatregelen.
Na onze laatste bijeenkomst en voordat de commissie aan het werk ging, is de Combinatie van Beroepsvissers met een eigen plan gekomen. De beroepsvissers hebben dit plan vorige week uitdrukkelijk een noodplan genoemd. Men geeft toe dat wij er met dit plan nog niet zijn, omdat er nog van alles aan mankeert. Desondanks vraagt men ons om hen bij deze problematiek te betrekken. Om de plannen voor de uittrek van schieraal en de intrek van glasaal op een goede manier te koppelen aan de regionale maatregelen voor sluizen en gemalen moet men volgens de vissers hun noodplan als basis te nemen. Op basis van dit noodplan kan dan met drastische en indringende maatregelen worden gewerkt aan registratie en monitoring. Ik denk dat wij daar nu niet op zitten te wachten, maar wij hebben het wel nodig om te kunnen bepalen welke drastische maatregelen er in welke gebieden nodig zijn. Overigens beseft de beroepsgroep dat ook en loopt men daar zeker niet voor weg.
Ik zou graag zien dat de minister haast gaat maken met de visstandbeheercommissies. Deze vervullen een centrale rol. Vorige keer heb ik al ingebracht dat zij op dezelfde manier moeten gaan werken als de wildbeheereenheden. Als je de aalstand wilt verbeteren en de palingvissers een centrale rol bij het beheer wilt laten spelen, dan kunnen wij niet om de voorstellen van Stichting De Noordzee heen. Als wij dat doen, kunnen wij volgens deze stichting het beroep behouden, de aalstand verbeteren en er daarmee voor zorgen dat de zonen straks weer van de aalvisserij hun beroep kunnen maken. Dat is overigens ook mijn wens.
Ik heb een Europees staatje van de landen die maatregelen hebben getroffen voor het herstel van de aalstand. Op dat staatje staan Zweden, Engeland, België, Ierland, Denemarken, Hessen, Duitsland enzovoort. De echte boosdoeners staan er dus niet op. Spanje, Portugal en Frankrijk ontbreken, terwijl dat wel de grote exporteurs van glasaal zijn. Is de minister bereid om er keihard aan te gaan werken dat deze landen ook maatregelen nemen? Wat heeft het voor zin als wij onze aal over de dijk zetten en zij die vervolgens opvissen? Dat mag natuurlijk niet gebeuren. Het is essentieel dat deze landen hard worden aangepakt. Nederland moet dat natuurlijk wel samen met andere landen doen.
Kan de minister uitleggen waarom zij vorige week met een ander voorstel is gekomen dan het voorstel in het aalbeheerplan? Haar plan is niet besproken met de Combinatie van Beroepsvissers en de sportvisserij. Waarom heeft zij dat toch zo gedaan?
De nettenvrije zone. Daarover hebben wij een heel goede hoorzitting gehouden. De uitkomst daarvan was dat de initiatiefnemers voor de nettenvrije zone, de duurzame en kleinschalige vissers, de problematiek opnieuw aan de orde willen stellen. De sportvisserij heeft zelf een gebaar gemaakt, waarvoor zij een compliment verdient. Men heeft ons verder gevraagd om het ministerie van LNV met spoed een commissie te laten instellen die de problematiek langs de Noordzeekust in kaart moet brengen. Daar spelen lokale problemen. Ik noem Den Haag, IJmuiden, Scheveningen, Noordwijk en mogelijk nog andere plaatsen. Deze commissie zou oplossingen moeten gaan zoeken voor de lokale problemen waarmee zowel de initiatiefnemers als de kleinschalige vissers tevreden kunnen zijn. Ik zou graag zien dat de minister de regie op zich neemt. Overigens vind ik dat deze commissie de bruinvisproblematiek en de staandwantvisserij ook mee moet nemen.
Het mosselconvenant. Het gevaar dreigt dat wij dertig problemen terugkrijgen voor het ene probleem dat wij oplossen. Ik vind het erg jammer om te moeten constateren dat de garnalensector, de kleine vissers, de groene vissers, de wadvaarders en alle medegebruikers van het wad het een heel slecht convenant vinden. Ik vind het overigens ook een slecht convenant. Daarbij komt dat er niet met hen gecommuniceerd is over de vraag hoe het verder moet met de mzi’s. De Waddenzee dreigt namelijk vol met mzi’s te worden gezet. Ik gun de mosselvissers een goede boterham. Mijn fractie heeft ook moties aangedragen om de mosselvisserij te behouden. Maar het kan toch niet zo zijn dat degenen die voor het mosselbehoud hebben gevochten een mooi convenant krijgen en de anderen een zachte dood moeten sterven.
De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie onderschrijft net als alle andere fracties de noodzaak van een goed aalbeheerplan waarmee een substantiële bijdrage wordt geleverd aan het herstel van de aal in de Nederlandse wateren en een duurzaam aalbestand. Het is wel belangrijk dat zo’n plan tot stand komt en uitgevoerd wordt met medewerking van alle belanghebbenden en in het bijzonder met de medewerking van de beroepsvissers. Mijn fractie heeft daarom met veel waardering kennisgenomen van het plan van de beroepsvissers om 50 ton gezonde schieraal te vangen en uit te zetten. Het is positief dat de minister dit plan heeft omarmd en bereid is om het financieel te ondersteunen. Ik vraag mij wel af of dit kansrijke initiatief de beoogde 50 ton gezonde schieraal kan opleveren als er in oktober niet op gevist mag worden.
Het onderzoek van de commissie-Eijsackers bevestigt de ernst van de situatie. De zorgen over de aalstand in het IJsselmeer zijn terecht, zo blijkt. Over andere regio’s ontbreken voldoende onderzoeksgegevens. Dat is een probleem, want de commissie spreekt haar voorkeur uit voor een gebiedsgerichte aanpak. Niet onbelangrijk is verder dat de commissie-Eijsackers benadrukt dat de ernst van de situatie vooral het gevolg is van de minieme hoeveelheid glasaal die Nederland en de rest van Europa bereikt. Een belangrijk deel van de problemen met het aalbestand worden veroorzaakt door het wegvangen van glasaal elders in Europa. Kan de minister uitleggen hoe zij de eerder toegezegde € 300 000 gaat besteden aan het uitzetten van glasaal in de Nederlandse wateren? Welke mogelijkheden ziet de minister om de Europese export van glasaal terug te brengen en de uitzet van glasaal in Europese binnenwateren te bevorderen? Ik sluit mij verder aan bij de opmerkingen van de heren Van der Vlies en Polderman, want ik ben ook een voorstander van een zo spoedig mogelijk verbod op de export van glasaal naar Azië.
De CDA-fractie heeft een sterke voorkeur voor een gebiedsgerichte aanpak, waarbij alle belanghebbenden worden betrokken. Per regio en stroomgebied dient er een duidelijk beeld te zijn van het aalbestand. Net zoals in het Europese visserijbeleid voor de Noordzee zou een organisatie van onafhankelijke deskundigen in samenwerking met de betrokken vissers de ontwikkeling van de visstanden vast kunnen stellen. En net zoals bij het Europese visserijbeleid zouden er meerjarenplannen kunnen komen voor vangstquotering, visserijinspanningen en een systeem van vangstregistratie.
Daarnaast kunnen er dan per stroomgebied en/of regio gepaste maatregelen worden getroffen om tot een duurzaam aalbestand te komen. Bij dit alles zouden de visstandbeheercommissies een belangrijke rol kunnen vervullen. Uit de brief van de minister begrijp ik dat zij ook een voorstander is van zo’n vorm van decentraal beheer. Dat zou volgens haar echter pas over twee à drie jaar mogelijk zijn. Ik vraag mij af of er geen mogelijkheden zijn om dit proces te versnellen. Ik begrijp dat de visserijsector graag zijn medewerking verleent aan een decentrale aanpak. Ik vraag mij dan ook af of een combinatie van een gebiedsgerichte aanpak, de maatregelen die de minister die in haar brief van 19 november 2008 voorstelt en het plan van de beroepsvissers voor het overzetten van 50 ton gezonde schieraal niet veel effectiever is dan gedurende één maand een generiek vangstverbod op aal.
Niet alleen zal deze maatregel geen effect hebben op gesloten wateren, zoals in Friesland en Zuidwest-Nederland, waar glasaal wordt uitgezet en opgekweekt, maar ook kan de vraag worden gesteld hoeveel van die 100 ton schieraal, die tijdens het visverbod in oktober kan uittrekken, een goede kans krijgt om zich voort te planten. Men zegt zelfs dat van die 100 ton maar 25 ton schieraal overblijft. Het lijkt kortom niet zo’n effectieve maatregel. Daarbij komt dat deze maatregel veel weerstand oproept bij de vissers en leidt tot een aanzienlijke inkomstenderving doordat ook de bijvangst kleiner wordt, met alle gevolgen van dien voor de werkgelegenheid in deze visserijsector. Waarom heeft de minister dan toch gekozen voor een vangstverbod van een maand?
Mijn fractie vraagt zich ook af in welke mate de door de minister ter beschikking gestelde financiële middelen de inkomstenderving van de vissers vanwege de sluiting in oktober voldoende compenseert, ook gezien het verlies aan bijvangst. De minister spreekt in haar brief over gedeeltelijke compensatie. Welk deel van de inkomstenderving wil de minister met de ter beschikking gestelde € 400 000 compenseren? Het gaat om ongeveer 240 bedrijven. Dat is ruim € 1 500 per bedrijf.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Waar staat u eigenlijk zelf? Als u vindt dat de compensatieregeling onvoldoende is en betwijfelt of er wel 100 ton schieraal zal uittrekken, moeten wij dan volgens u een andere weg inslaan dan de minister in haar brief doet?
De heer Koppejan (CDA): Ik wil eerst van de minister horen waarom zij deze keuze heeft gemaakt. Dat is wel zo fatsoenlijk. In tweede termijn zal ik vervolgens mijn definitieve standpunt bepalen.
De heer Dibi (GroenLinks): In «Duurzaam beheer van de aal in Nederland: onderbouwing van een beheersplan» staat: «Vermindering van de sterfte door de visserij levert het snelst en het meeste effect op. Verbetering van de passeerbaarheid van gemalen is op termijn wel effectief, maar de kosten voor de aanpassing van gemalen zijn veel hoger dan die voor een beperking van de visserij.» Op basis waarvan weerspreekt u deze stelling?
De heer Koppejan (CDA): Ik probeer die stelling helemaal niet te weerspreken. Sterker nog: ik steun de plannen van de minister om de passeerbaarheid van gemalen en stuwen te verbeteren. Dat zijn prima maatregelen en met de heer Van der Vlies ben ik van mening dat ze niet snel genoeg uitgevoerd kunnen worden.
De heer Dibi (GroenLinks): Ik zei nu juist dat die maatregelen meer geld kosten en meer tijd vergen dan de beperking van de visserij. Die beperking levert sneller resultaat op en is goedkoper.
De heer Koppejan (CDA): Beperking van de visserij kost veel meer, want die zou ten koste gaan van de werkgelegenheid. Ik vind dat de beroepsvisserij daarmee een wel heel hoge prijs zou betalen in deze tijden van crisis. Wij moeten ons maximaal inspannen voor maatregelen die zowel effectief de aalstand in stand helpen houden als deze belangrijke beroepsgroep helpen overleven. De beroepsgroep kan namelijk een belangrijke bijdrage leveren aan de duurzaamheid. Ik zie met andere woorden geen tegenstelling tussen de belangen van de beroepsvissers en de belangen van de aal. Zij hebben elkaar nodig: zonder aal geen beroepsvissers.
Voorzitter. Het convenant voor de mosselsector. Ik heb heel veel waardering voor hetgeen de minister in samenwerking met de mosselvissers en de natuurorganisaties heeft bereikt. Ik sluit mij echter wel aan bij de vragen die zijn gesteld over de garnalensector. Ik noem in dit verband ook de pierenvissers en de staandwantvissers, omdat in het convenant staat dat bodemberoerende activiteiten en visserij uitgesloten zijn. Het kan toch niet zo zijn dat de minister afspraken maakt met de mosselsector, zonder de andere sectoren daarbij te betrekken? Ik ga er dan ook van uit dat deze afspraken alleen van toepassing zijn op de mosselsector en dat garnalenvissers, pierenvissers en staandwantvissers gewoon door kunnen werken.
De 250 meter nettenvrije kustzone. Is de minister bereid om net zoals bij het mosselconvenant het initiatief te nemen tot een gesprek hierover met alle betrokken partijen? Uit het rondetafelgesprek bleek dat alle betrokken partijen bereid zijn om met het ministerie naar een gezamenlijke oplossing te zoeken.
Mijn laatste punt betreft de praktijk dat bevroren vis als verse vis wordt verkocht. Dat gaat ten koste van de vers gevangen schol en kabeljauw en van de kweekvis. Mijn CDA-collega Cornelis Visser heeft onlangs in het Europees Parlement aandacht gevraagd voor de negatieve effecten van de verkoop van ontdooide importvis die als verse vis op de Europese markt wordt verkocht. Dit heeft een prijsdrukkend effect op de in Europa gevangen en gekweekte vis. Tijdens een wetgevingsoverleg gaf de minister vorig jaar aan dat viskwekers en de vishandel met labels kunnen aangeven of zij verse of ontdooide vis verkopen. De CDA-fractie is dat met de minister eens, maar daarmee is nog geen antwoord gegeven op de vraag of ontdooide vis ook als verse vis mag worden verkocht. Hoe weet de consument of vis vers of ontdooid is? Controleren de AID en de Voedsel- en Warenautoriteit dit? Is de minister bereid om de Kamer te informeren over mogelijkheden om de kwalificatie van verse vis te beschermen en is de minister bereid om dit onderwerp aan de orde te stellen op de Landbouw- en Visserijraad?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik stel deze vraag aan de heer Koppejan, maar eigenlijk zouden alle woordvoerders die de plannen van de minister hebben gekraakt, hierop in moeten gaan. De plannen van de minister gaan inderdaad niet ver genoeg en waarschijnlijk zal Europa hierover nog wel een hartig woordje willen spreken met de minister. De heer Koppejan steekt een litanie af over alle andere factoren die negatief uitwerken op de aalstand, maar Europa heeft de lidstaten nu juist gevraagd om met een visbeheerplan te komen waarin deze factoren zijn verdisconteerd. Wat gaat u tegen de vissers zeggen als Europa straks zegt dat dit plan niet goed genoeg is en dat de vangst een halfjaar stilgelegd moet worden?
De heer Koppejan (CDA): Uit het rapport van de commissie-Eijsackers blijkt dat wij eigenlijk onvoldoende weten over andere gebieden dan het IJsselmeer. Ik stel voor om die gebieden goed te onderzoeken en vervolgens met een gebiedsgerichte aanpak te komen die op harde gegevens is gebaseerd. Dan pak je problemen bij de wortel aan. Nu nemen wij een generieke maatregel, terwijl in sommige gebieden een vangstverbod van een maand helemaal niet nodig is. Het is geen effectieve maatregel. De aanpak die door de beroepsvissers wordt voorgesteld, is dat wel.
De voorzitter: De minister heeft gevraagd of zij de ruimte kan krijgen om een aantal zaken rond het aalbeheer toe te lichten. Daarna is er uiteraard alle ruimte om aanvullende vragen te stellen.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Net zoals in november is wel duidelijk dat de betrokkenheid van de Kamer bij de visserij en de aalstand in het bijzonder heel groot is. Dat is terecht, want ik deel haar zorgen. Voor zorg is overigens wel alle aanleiding, want het niveau van de aalstand in Nederland en de Europese wateren is buitengewoon zorgelijk.
In november heb ik een aalbeheerplan aan de Kamer voorgelegd. Dit plan is vervolgens naar de Europese Commissie gestuurd. Daarmee kom ik tegemoet aan de opvatting van de Commissie dat wachten of vluchten voor de werkelijkheid niet langer opties zijn: Europa moet iets doen om de aalstand te redden en te verbeteren. Wij moeten de achteruitgang van de aalstand dus niet alleen stoppen, maar er ook voor zorgen dat die verbetert. Dat is een zware opdracht van de Commissie, maar Nederland staat toch voluit achter deze opdracht.
Er is een Europees pakket maatregelen nodig, waaraan alle lidstaten zich houden. Je bent er namelijk niet met losse maatregelen. Wij zullen de vangst van glasaal moeten aanpakken, schieraal uitzetten, belemmeringen wegnemen en bestandsbeheer opzetten. Dat pakket moet om geloofwaardig te zijn er echt toe leiden dat de aalstand zich kan herstellen. De vraag van de Europese Commissie om zo’n pakket is gerechtvaardigd, maar dat maakt het niet minder moeilijk voor lidstaten om een antwoord te geven op deze vraag. De emoties die wij in Nederland hebben gezien, leven namelijk ook in de andere lidstaten. In sommige lidstaten verdient men immers een heel behoorlijke boterham aan de export van glasaal naar China. In China verdient men vervolgens ook weer een goede boterham aan het opkweken ervan. Geef deze mensen ongelijk dat zij proberen om op deze manier een goede boterham te verdienen! Deze landen zullen echter ook hun verantwoordelijkheid moeten nemen, want niet alleen de gezamenlijke lidstaten maar ook de afzonderlijke lidstaten zullen een bijdrage moeten leveren.
De Commissie heeft de ICES gevraagd om de aalbeheerplannen inhoudelijk te beoordelen. De ICES zal de maatregelen in de plannen nadrukkelijk beoordelen op de vraag of ze leiden tot een uittrek van 40% van de schieraal. Een Nederlands plan dat de ICES-toets kan doorstaan moet daadkrachtig zijn. Overigens wil Nederland natuurlijk ook dat de plannen van een aantal andere lidstaten door de ICES wordt goedgekeurd. De Nederlandse visserij, de Nederlandse overheid en het Nederlandse parlement zullen bereid moeten zijn om daarvoor hun verantwoordelijkheid te nemen. Doen wij dat niet, dan bestaat het gevaar dat de ICES onze plannen afkeurt. Als dat gebeurt, zal de Commissie komen met een plan B dat inhoudt dat Nederland zijn aalvisserij met 50% moet beperken. Dat plan B is geen maatwerk en zal zeker niet tot een verbetering leiden. Het zou in mijn ogen een geweldig groot verlies zijn voor alle betrokken partijen. Ik zet dan ook alles op alles om met de Kamer en andere betrokkenen dit scenario te voorkomen en een goed gezamenlijk plan stap voor stap op te bouwen.
Naar aanleiding van de motie die de Kamer hierover heeft aangenomen en op basis van mijn eerdere toezeggingen heb ik het aalbeheerplan aan commissaris Borg voor Visserij toegestuurd. In de begeleidende brief heb ik opgemerkt dat de betrokken partijen vraagtekens zetten bij de onderzoeksgegevens die zijn gebruikt voor het streefbeeld van de hoeveelheid paairijpe aal die naar zee moet kunnen uittrekken. Verder heb ik in de brief ook geschreven dat de commissie-Eijsackers dit zal onderzoeken en dat het plan aangepast kan worden indien haar onderzoek leidt tot een aanpassing van het streefbeeld of tot een alternatieve aanpak. Het is de afspraak dat eventuele wijzingen in het huidige aalbeheerplan voor 1 april worden ingediend, omdat ze dan nog zorgvuldig kunnen worden onderzocht.
De commissie-Eijsackers is inmiddels aan de slag gegaan met de berekeningen van het streefbeeld van IMARES en Vivion. De conclusie van de commissie is dat deze berekeningen wetenschappelijk correct zijn, maar zij tekent wel aan dat niet alle factoren die van invloed kunnen zijn op het streefbeeld, zijn meegenomen. Verder merkt de commissie op dat de door IMARES gehanteerde methodiek weliswaar gangbaar is in visserijonderzoek, maar minder geschikt is om het juiste streefbeeld voor aal vast te stellen. De door de Commissie gevraagde natuurlijke referentiewaarde is volgens de commissie-Eijsackers voor Nederland niet exact te berekenen, vanwege langdurig en intensief menselijk ingrijpen in het ecosysteem.
Al met al blijkt het dus heel moeilijk voor Nederland om een streefbeeld op te stellen. De commissie-Eijsackers constateert echter ook dat het niveau van het aalbestand zeer ernstig is. Ik heb dat vanmiddag niemand in twijfel horen trekken, maar ik onderstreep dit toch, want niets doen is daardoor geen optie. Wachten op nader onderzoek kan dus ook niet. Wij moeten hard werken aan betere gegevens, bijvoorbeeld aan cijfers per regio, maar tot die tijd kunnen wij niet op onze handen gaan zitten. Visserijbeperkende maatregelen zijn absoluut noodzakelijk.
Het plan van de Combinatie van Beroepsvissers is een creatief plan. Ik heb daar alle waardering voor. Het plan bestaat eruit dat wij de gezondste paairijpe aal vangen en over de dijk zetten. Dat is een prima idee van de Combinatie, want daarmee komt zij tegemoet aan de terecht door de heer Polderman beklemtoonde noodzaak om gezónde schieraal over de dijk te zetten. Gezonde schieraal betekent in dit verband dat de aal de afstand tot de paaigronden kan overbruggen en dat de vruchtbaarheid van de aal op orde is. Als wij in zee zouden gaan met de Combinatie, moet de Combinatie die gezondheid kunnen garanderen. Als die 50 ton wordt uitgezet, moeten wij bovendien niet alleen zeker weten dat de aal gezond is, maar ook dat het inderdaad om 50 ton gaat. Die garanties zijn nodig om te kunnen waarmaken wat wij Europa toezeggen. Het moet met andere woorden haalbaar, controleerbaar, handhaafbaar en transparant zijn.
IMARES en de commissie-Eijsackers stellen dat de wetenschappelijke onderbouwing van het plan van de Combinatie van Beroepsvissers mager is en dat het daardoor niet duidelijk is of het past binnen de Europese plannen. Sommige woordvoerders hebben gezegd dat ik te weinig doe en andere dat een maand sluiting in combinatie met het plan van de Combinatie van Beroepsvissers te veel van het goede is. Overigens heb ik ook horen pleiten voor sluitingen van vier en zes maanden. Om een goede afweging te kunnen maken heb ik de handreiking van de Combinatie van Beroepsvissers opgepakt om de aalvangst in oktober te sluiten. Dat is noodzakelijk om de plannen te kunnen laten voldoen aan de harde eisen die de Commissie aan een aalbeheerplan stelt.
Ik ging oorspronkelijk uit van sluiting in september en oktober. Dat zou volgens de berekeningen betekenen dat 200 ton schieraal niet zou worden opgevist en dat ongeveer 160 ton de zee zou bereiken. Het verschil van 40 ton wordt veroorzaakt door sterfte als gevolg van barrières zoals stuwen, gemalen en waterkrachtcentrales. Wij weten overigens dat de schieraalvangst in oktober het grootst is. Gemiddeld wordt in oktober namelijk bijna de helft van de jaarlijkse vangst binnengehaald. Een rekensom leert dat sluiting in alleen oktober neerkomt op een besparing van 135 ton. Daarvan zal 107 ton de zee bereiken. Als je die 107 ton optelt bij de 50 ton die de sector in augustus en september gaat uitzetten, kom je uit op 157 ton. Het rendement van deze combinatie komt dus uit in dezelfde orde van grootte als mijn oorspronkelijke plan. Ik durf dan ook met dit alternatieve plan naar Brussel te gaan. Ik herhaal nog maar eens: niets doen is geen optie, want dan vangen straks zowel vissers als consumenten achter het net. En dat wil niemand.
De Commissie moet met de plannen instemmen. Dat betekent dat de Combinatie van Beroepsvissers een geloofwaardig en controleerbaar plan moet opstellen. Ik maak daarom € 700 000 vrij voor het uitzetten van schieraal en om tegemoet te komen aan het verlies aan inkomsten.
Veel woordvoerders hebben gevraagd naar glasaal en CITES. Terecht is daarbij opgemerkt dat er een einde moet komen aan de vangst van de Europese glasaal en de export van deze aal naar landen zoals China. Ik zet mij daar binnen Europa voluit voor in, maar de vissers die hieraan een goede boterham verdienen, verzetten zich hier met hand en tand tegen. Het is dus geen gelopen koers. Op 12 en 13 maart heeft de CITES-commissie een pleidooi gehouden voor een eensgezinde benadering om te kunnen komen tot een volledige en onmiddellijke stop op de invoer en uitvoer van glasaal. Dat pleidooi heeft het niet gehaald, omdat de belangen van de verschillende lidstaten te ver uiteen lagen. Besloten is dat in het huidige visseizoen de export van glasaal door mag gaan op het gemiddelde niveau van de export van de desbetreffende lidstaat over de afgelopen drie jaar, verminderd met 15%. Voor het visseizoen 2009–2010 is bepaald dat een lidstaat alleen mag exporteren als hij beschikt over een goedgekeurd aalbeheerplan.
Een en ander betekent dat de Commissie in het komende visseizoen de duimschroeven aandraait. Ik vind dat deze eisen terecht worden gesteld aan de glasaalexporterende lidstaten. Nederland moet natuurlijk ook zelf bereid zijn om aan de eisen te voldoen. Verder wordt voor het seizoen 2009–2010 uitgegaan van een vermindering van 43% van de glasaalvangst in vergelijking met het seizoen 2007–2008. De vermindering wordt in 2009 dus substantieel aangescherpt van 15% naar 43%. Ik vind dat echter, ook al is het een stap in de goede richting, nog steeds onvoldoende en ik zal mij dan ook blijven inzetten voor een verdere vermindering.
Door verschillende woordvoerders is gevraagd naar het regionale beheer. Waarom duurt het zo lang? Kan het niet sneller? Het spijt mij, maar het kan niet sneller omdat decentraal beheer vereist dat voor elke visstandbeheercommissie bekend is wat de aalstand is in haar gebied en hoe groot de huidige onttrekking door de visserij is. Verder moet daarvoor bekend zijn welke extra overleving voor aal uit dat gebied nodig is om aan de aalverordening te voldoen. Die kennis is de komende twee jaar onvoldoende beschikbaar. Wij zetten echter alles op alles om het daarvoor benodigde onderzoek zo snel en effectief mogelijk uit te voeren.
De visstandbeheercommissies zijn op dit moment alleen verplicht voor staatswateren. Dat is de reden dat nog niet op alle wateren vbc’s operationeel zijn. Dat is een hinderpaal. Ik benadruk dat, omdat vbc’s hierbij een heel belangrijke rol kunnen spelen. Het is overigens in sommige gebieden bijzonder ingewikkeld om visstandbeheercommissies daadwerkelijk verantwoordelijk te laten zijn voor de visstand, terwijl dat wel bijzonder behulpzaam zou zijn voor het duurzame beheer en het vertrouwen. Wij zullen nu moeten bezien hoe wij verder gaan. Als wij accepteren dat wij niet voor iedere regio een visbeheerplan kunnen opstellen omdat de vbc daartoe niet in staat of bereid is, ontvalt natuurlijk de grond aan de regionale spreiding. Hoe zou je immers gebiedsgericht kunnen opereren als je niet over visbeheerplannen beschikt? Ik doe met het oog hierop nogmaals een oproep aan het adres van de visstandbeheercommissies om hun verantwoordelijkheid te nemen. Deze commissies zijn echt niet alleen een belemmering naast het ondernemerschap, maar ook een mogelijkheid om op een positieve manier bij te dragen aan innovatie en verduurzaming en dus aan een toekomstperspectief voor volgende generaties.
Er zijn 45 visstandbeheercommissiegebieden. Al deze gebieden moeten een visbeheerplan kunnen opstellen. Het zal echter nog even duren voor wij zo ver zijn en tot die tijd krijgen de vissers een keuze tussen verplicht stilliggen in september en oktober en regionaal beheer via de vbc’s. Aan die laatste mogelijkheid zal ik echter wel duidelijke duurzaamheidscriteria verbinden. De heer Van der Vlies mag mij die poster natuurlijk laten zien, maar ik weet dat er in sommige gebieden al aal wordt uitgezet. Daarmee geeft men het goede voorbeeld, maar het zal wel aan de criteria moeten voldoen. Elk initiatief dat bijdraagt aan verbetering van de aalstand is heel goed.
Mevrouw Ouwehand vroeg of Nederland voor de kweek glasaal importeert. Er wordt niet van buiten de Europese Unie geïmporteerd. Importglasaal is voornamelijk afkomstig uit Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Het gaat overigens om een geringe hoeveelheid van minder dan 10% van de totale Europese glasaalvangst. Ik merk daarbij op dat alle geïmporteerde glasaal in de Nederlandse aalkwekerijen terechtkomt.
Mevrouw Ouwehand vroeg verder wat de gevolgen zijn als de Commissie het Nederlandse plan verwerpt. Ik heb de gevolgen daarvan geschetst. Het zal dan ook duidelijk zijn waarom ik vind dat wij alles op alles moeten zetten om dat te voorkomen. Dat zouden wij niet moeten willen en dat zouden andere lidstaten niet moeten willen.
De heer Dibi vroeg om gedegen wetenschappelijk onderzoek. Kan en wil de minister dat stimuleren, ook op Europees niveau? Daartoe ben ik zeker bereid. Ik trek daar al hard aan, zowel nationaal als internationaal. Er is geen periode geweest waarin in Nederland en Europa meer onderzoeken hebben plaatsgevonden naar visserij, visstanden, visinnovatie en verduurzaming. Daartoe bestaat dan ook alle aanleiding. Per jaar investeren wij daar ongeveer € 200 000 in. Verder doen IMARES en de Universiteit Leiden veel onderzoek voor ons. In Europa loopt verder het zevende kaderprogramma en daarin is een onderzoeksbudget opgenomen van 3 mln. Dat is een indicatie van wat er zoal gebeurt.
Verder werd gevraagd hoe de herstelplannen worden geëvalueerd en wanneer de Tweede Kamer wordt geïnformeerd. Nu is sprake van een fasering tot 31 december 2013; dan moet de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de raad een verslag inleveren met een statistische en wetenschappelijke evaluatie. De Europese Commissie zal op basis daarvan passende maatregelen treffen. Eerlijk gezegd vind ik 2013 te ver weg: vier jaar na nu. Willen we echt haalbare en controleerbare stappen zetten, dan moet er ten minste een tussenmoment zijn waarop wordt gemeten wat dit oplevert. Ik voel dus wel voor een tussentijdse opname van de stand van zaken om de vinger aan de pols te houden. Als die er komt, informeer ik de Kamer natuurlijk.
Ook werd gevraagd of het bedrag van € 700 000 voldoende is om de inkomstenderving van de vissers te compenseren. Nee, dat kan geen volledige compensatie zijn. Dit is een noodsituatie en het bedrag is een tegemoetkoming, ook voor eventuele uitzetting van de schieraal. Er kan hier echter geen sprake zijn van een compensatie voor honderd procent. We zullen echt door deze pijnlijke fase heen moeten, in de hoop dat de aal zich herstelt. Vissers kunnen er zaken naast doen, velen hebben in de afgelopen jaren ook andere activiteiten ontplooid. Wellicht zijn daar ook mogelijkheden.
De heer Dibi vroeg of de vissers kunnen rekenen op een rol in de toekomst. Ja, maar dan moeten wij nu wel bereid zijn tot pijnlijke, rigoureuze en substantiële ingrepen en moeten we niet wachten. Ik laat nog een onderzoek doen naar de mogelijkheden van verbreding voor de visserij; wellicht geeft ook dat nieuwe kansen. Ook is het traject naar de Toekomst binnenvisserij gestart. De Kamer ontvangt dit jaar nog de uitkomsten van dit onderzoek. Dit kan ook nog een rol spelen bij een teruglopende aalstand.
De vraag of ik mij wil inzetten voor een Europees vangstverbod heb ik al beantwoord: dat is op dit moment niet aan de orde, wel het exportverbod van de glasaal. Op dat laatste blijven we inzetten, met het gemelde resultaat.
De heer Van der Vlies vroeg naar de maatregelen in andere landen. Mevrouw Jacobi las een lijst voor. De landen met palingvisserij zijn, naast Nederland: Denemarken, Zweden, Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk en Ierland. Al deze landen hebben een gedeeltelijke sluiting van het visseizoen opgenomen, naast andere maatregelen. Alles afwegende, kan men zeggen dat Nederland minder doet dan sommige andere landen en weer iets meer dan andere. Ik denk dat Nederland op een heel behoorlijk gemiddelde zit.
Als antwoord op de vraag wat wordt gedaan aan de barrières bij gemalen: ik heb duidelijk gemaakt dat de komende zes jaar hiervoor 200 mln. is uitgetrokken; voor nieuwe stuwen en energiecentrales is regelgeving voor vispassages.
De heer Polderman vroeg wat we doen aan de bevordering van de uitzet van glasaal. Het eerste jaar dat de beheerplannen van toepassing zijn, zal de glasaal al ten minste voor 35% moeten zijn gereserveerd voor uitzet. Dit wordt stapsgewijs verhoogd met 5% per jaar, tot 60% op 1 juli 2013. Ook op dit gebied worden dus rigoureuze stappen gezet. De verwachting is dat zo voldoende glasaal voor uitzet beschikbaar is, tegen redelijke prijzen. Voor dit doel trek ik € 300 000 per jaar uit. Het initiatief van ketenpartijen, visserij en wetenschap Future for Eal speelt hierbij een rol. En als antwoord op de vraag of in dit kader ook de visstandbeheercommissies kunnen worden opgenomen, wat ook tijdens de begrotingsbehandeling ter sprake kwam, het volgende. Ik ben er nog steeds geen voorstander van om dit allemaal wettelijk op te leggen, maar daarvoor kan ooit wel een moment komen. Het zou echter mijn grote voorkeur hebben als de vissers zelf zo wijs, verstandig en toekomstgericht wilden zijn om hierin een actieve rol te spelen en het niet zo ver te laten komen dat dit door Den Haag moet worden beslecht.
De heer Polderman (SP): Ik vroeg welk deel van de 35% in de Aalverordening naar Nederland gaat. Een van de problemen is dat de prijs van glasaal enorm is gestegen, juist door de export naar Azië. Als er € 300 000 beschikbaar is, welk deel van die 35% is dan beschikbaar voor Nederland?
Minister Verburg: Het percentage van 35 moet oplopen tot 60 en dat is per lidstaat. Wat vanuit Europa wordt ingekocht, kan er nog bovenop komen. Het budget van € 300 000 is daarvoor beschikbaar. Wat je daarvan kunt kopen, hangt af van de prijsvorming. Zo lang de export naar China niet sterk afneemt, zullen de prijzen hoog blijven; als de prijzen dalen, zullen we meer kunnen doen voor dat bedrag.
De heer Van der Vlies (SGP): Ik vroeg om een kans voor bepaalde uitzetprogramma’s met een innovatief karakter. Ik heb slechts een algemeen verhaal over innovatie gehoord, niets specifieks. Het gaat om bedrijfsvoering, maar hiervoor moet aan bestandsbeheer een impuls worden gegeven.
Minister Verburg: Ik zie graag concrete voorstellen hiervoor tegemoet. Ik zal die met een zeer welwillend oog bekijken. In mijn eerste brief aan de Kamer staat daar al iets over. Maar het moeten wel deugdelijke en serieuze plannen zijn.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik hoor graag wat meer over de vraag of de minister wel echt overtuigd is van het verhaal van de 170 ton die naar zee kan en de 100 ton die overblijft, terwijl de beroepsvissers zeggen dat ze werkelijk voor de 50 ton gezonde vrouwelijke schieraal – dat is immers essentieel – zullen zorgen. Er zitten nogal wat verschillen in.
Minister Verburg: Hierover is natuurlijk wel iets bekend. Maar ik neem niet voor niks de handschoen op die de Combinatie van Beroepsvissers mij toewerpt. De precieze cijfers zijn als volgt. De sluiting in oktober bespaart, gebaseerd op ervaringsgegevens, 135 ton. Als we die niet vangen, kan ongeveer 107 ton de zee bereiken. Samen met de 50 ton gezonde aal en schieraal die de vissers uitzetten in de maanden augustus en september is dat 157 ton. U heeft gelijk dat er geen zekerheid is over de gezondheid van die schieraal, of alles het gebied bereikt en bevrucht terugkomt, maar 50 ton per jaar haalt de Sargassozee sowieso niet en is sowieso kwijt. Ik roep de beroepsvissers op om het plan te presenteren waaruit blijkt dat we het met 50 ton zullen redden. Zo maken we een stap voorwaarts, maar er moet meer gebeuren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De minister zegt dat ze hiermee wel naar Brussel durft. Deskundigen zeggen dat het lastig is om concrete hoeveelheden te bepalen, voor die 40%, maar het zal liggen binnen een reikwijdte van 700 tot 7000 ton per jaar. Maar als ik de getallen van de minister optel, kom ik tot 557 ton. Met welke onverschrokken moed durft zij dan naar Europa?
Minister Verburg: De minister wil graag uw rekensom kunnen volgen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De huidige hoeveelheid is 400 ton, u voegt daar 157 ton aan toe. Verder heb ik nog een vraag over de glasaal. Ik zou toch denken dat we die met rust moeten laten?
Minister Verburg: De sluiting in september-oktober zou betekenen dat 200 ton schieraal niet wordt opgevist. Vanwege de barrières zal ongeveer 160 ton daarvan de zee kunnen bereiken. De schieraalvangst is in oktober het hoogst: voor sommige vissers zelfs bijna de helft van de jaarlijkse vangst. Sluiting alleen in oktober bespaart dan ook al 135 ton. 160 ton zou dus bij twee maanden sluiten de zee bereiken, sluiting in oktober bespaart 135 ton, waarvan ongeveer 107 ton de zee zou kunnen bereiken. Samen met de 50 ton die de vissers gericht gaan vangen en uitzetten, kom je op 157 ton. U heeft gelijk, daar zit 3 ton verschil in, maar dat durf ik aan.
Mevrouw Jacobi (PvdA): De minister deed kond van een pakket van maatregelen waaraan alle landen zich houden. Ik heb ernstig gepleit voor een pakket van maatregelen waar alle gebieden van Nederland zich aan houden, liefst gebiedsgericht. De visbeheercommissies krijgen een belangrijke rol. In november zegde de minister toe dat in maart een notitie over de vbc’s zou komen. Ik zou graag zien dat hiermee haast wordt gemaakt.
Minister Verburg: Eerst de vraag over de glasaal. Europa exporteert glasaal naar buiten Europa. Voor het ontwikkelen en bevorderen van de aalstand zul je met glasaal moeten beginnen. De glasaal die in Europa wordt gevangen, zal dus binnen Europa moeten worden uitgezet; anders houd je in Europa nog niets over. Voor het overige blijf ik in Brussel pleiten voor een totaalverbod. Toch is een belangrijke stap gezet.
Als antwoord op de vraag van mevrouw Jacobi: de vbv-notitie en Toekomst binnenvisserij komen eraan. Ik zeg toe dat die vóór 1 september in de Kamer ligt.
De heer Koppejan (CDA): De minister stelt duidelijke eisen aan de Combinatie van Beroepsvissers: die 50 ton moet zonder schieraal zijn. Terecht, want dat is de meerwaarde van de aanpak. De minister telt dit wel op bij de 107 ton gegenereerd door een maand stilleggen. Is dat geen appels met peren vergelijken? Die 107 ton van de minister is namelijk heel wat minder schoon dan die 50 ton van de Combinatie van Beroepsvissers. Sterker nog, ik zou wel onderzoek willen naar hoeveel schone schieraal er overblijft van die 107 ton.
Verder heb ik een buitengewoon ongemakkelijk gevoel over de effectiviteit van het Europees beleid op het gebied van de schieraal. Dat komt met name door de opmerking van de minister over slechts 15% minder export de komende drie jaar. Uit onderzoek blijkt dat de belangrijkste oorzaak van de problemen met de aalstand, het gebrek aan invoer van glasaal in de Europese wateren is. Het probleem wordt dus totaal niet bij de bron aangepakt, maar we stellen wel hoge eisen aan onze beroepsvissers. Deelt de minister mijn ongemakkelijke gevoel?
Minister Verburg: Ik heb wel een heel ongemakkelijk gevoel, maar niet hierover. Ik vind namelijk dat men niet ver genoeg is gekomen, maar 15% minder in het eerste jaar is wel degelijk een substantiële stap. En in het tweede jaar, 2009–2010 en daar zijn we bijna, 45% minder. Ik zeg u na dat het niet voldoende is, maar de 50 ton van de beroepsvissers zou ook niet voldoende zijn. Misschien zijn mijn voorstellen aan Europa ook niet voldoende. Het zal kantje boord zijn, maar die stappen moeten we wel zetten. We weten niet hoe het in elk stroomgebied precies zit, al rechtvaardigt dat niet om achterover te leunen. Iedereen weet dat het slecht is gesteld met het aalbestand. Bijstelling op basis van een tweejaarlijkse evaluatie, graag! Nederland en de andere lidstaten zullen elkaar scherp moeten houden.
Ik kom bij de beantwoording van de vragen over de staandwantvisserij. Naar aanleiding van het rondetafelgesprek wil ik daar inderdaad iets over zeggen. Het is bekend dat staandwantvisserij vooral in de kustzonetoeneemt, met de nodige, niet louter positieve, gevolgen. De recreatiesector maakt veel gebruik van de kustzone – hengelsporters, zwemmers, surfers – maar ook reddingdiensten. In 2008 is over de bestaande zorgen en problemen in de kustzone een tweetal gesprekken gevoerd onder leiding van LNV, met de beroeps- en sportvissers. Ze waren het over veel eens, maar de 200 meter-vrijenettenzone bleek een struikelblok. De visserijwetgeving geeft alleen de mogelijkheid om beperkingen op te leggen op basis van bestands- en natuuroverwegingen; vermeende overlast of overlast hoort daar niet zomaar bij. De generieke regeling voor 250 meter-vrijenettenzone kan ik als minister van LNV dus niet treffen zonder die noodzaak. Maatregelen zullen op Europees niveau moeten worden genomen, in het Europese visserijbeleid. Beperkingen in het kader van veiligheid en ruimtelijke indeling kunnen wel worden geregeld, maar alleen door gemeenten via een algemeen plaatselijke verordening. Ik zeg de Kamer toe dat ik de kwestie van de 250 meter-vrijenettenzone zal agenderen bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor het oplossen van de lokale conflicten. Er zijn namelijk plaatsen waar dit hoog oploopt, zoals bekend uit het rondetafelgesprek. Er zal gebiedsgericht worden gekeken, met een zogenaamde «hotspots-aanpak». Ik zal verder met alle betrokken partijen overleggen over de uitwerking van een pakket maatregelen, inclusief de VNG en andere departementen. Ik zal een aantal bijeenkomsten hierover initiëren en organiseren. Mogelijke maatregelen zijn het begrenzen van de nationale staandwantvisserij, bijvoorbeeld door ook vaartuigen onder 10 meter te onderwerpen aan een beperking van een maximumaantal zeedagen; hiervoor geldt nu nog geen beperking. Ik zal ook een limiet aan de lengte van netten per vaartuig bezien. Die zal op dat moment alleen voor Nederlandse vissers gelden, omdat Europese Commissie bevoegd is over het Europese visserijbeleid en dit dus Europees geregeld zal moeten worden. Het is mijn voornemen om dit ook aan de orde te stellen bij de Europese Commissie. Een algeheel verbod van de recreatieve visserij met staandwant in de visserijzone is ook een mogelijkheid: mensen die als hobby vanaf het strand, zonder vaartuig staandwant uitzetten in zee. Ik heb al eerder besloten om in 2010 niet meer recreatieve visserij toe te staan met fuiken, staandwant en hoekwant in de Waddenzee, Eems, Dollard en de Ooster- en Westerschelde. Met een algemeen verbod op de recreatieve visserij met staandwant wordt verplaatsing van deze visserij naar elders langs de kust voorkomen. Zo komt er ook een uniform recreatievevisserijbeleid langs de gehele Nederlandse kust.
Mevrouw Ouwehand vroeg naar de bruinvissen. Ik deel haar opvatting dat de aanblik van aangespoelde, kapotgesneden bruinvissen vreselijk is en dat daar iets aan moet gebeuren. Daarvoor moet je echter wel weten hoe de zaak precies zit. De verschillende gebruikers van de zee geven elkaar de schuld. Voor een goede aanpak moet de rol hierin van de verschillende typen staandwantvisserij in kaart zijn gebracht, evenals waar dit het meest gebeurt, hoe het bestand van bruinvissen zich ontwikkelt en hoe het staat met het voedselaanbod. Kortom, we moeten hier meer van weten. Ik ben zeer gemotiveerd om, na ommekomst van lopend onderzoek, te bezien hoe we dit het effectiefst kunnen aanpakken. Al die kapotgesneden, dood aanspoelende bruinvissen stuiten ook mij tegen de borst.
Ik kom bij de vragen over de garnalenvisserij en de transitie van de mosselsector en natuurherstel in de Waddenzee. Laat ik één ding helder zeggen: ik vind dat alle spelers op en rondom de Waddenzee hierbij moeten worden betrokken. Het is een kwestie van timing: wanneer zijn alle sectoren zo ver dat ze met elkaar om de tafel kunnen gaan zitten? Dat moment is nu aangebroken. Alle gebruikers van de Waddenzee hebben daarom de uitnodiging van LNV liggen om rond de tafel te gaan zitten, inclusief de garnalenvisserij. Die laatste vraagt waarom ze niet eerder is betrokken bij het mosselconvenant. Tja, soms moet je een extra stapje doen met de mosselsector en natuurorganisaties om een goede basis voor verbreding te leggen. Maar het moment is dus aangebroken, al is nu cruciaal dat de garnalensector zich laat vertegenwoordigen door sprekers met een zeker mandaat. We weten hoe belangrijk de garnalenvisserij is in het noorden, het is bekend dat wordt gewerkt aan verduurzaming, maar ook dat het heel moeilijk is om met vele verschillende kleine organisaties tegelijk te praten en te onderhandelen; dat werkt niet om het met elkaar eens te worden, maar ook niet om samen doelen te bereiken. Het MSC-certificeringstraject is hiervan een voorbeeld. Ik doe dus een klemmend beroep op de garnalenvisserijsector om hier metéén mond te spreken. Dan kunnen we met alle stakeholders aan de slag om goede afspraken te maken over de verduurzaming van het gebruik van de Waddenzee.
Ik heb nog een paar variavragen en -antwoorden. Eerst het mosselzaad. Voor import blijft de Natuurbeschermingswet bestaan, dus daarvoor moet een passende beoordeling komen. De kosten van dat onderzoek komen in principe voor rekening van de aanvrager van de vergunning. Dat lijkt me normaal en dat blijft ook zo. Aan de heer Van der Vlies kan ik zeggen dat mij in de praktijk van de zegenvisserij niets lijkt veranderd. Als dat wel het geval is, ben ik graag bereid om daarover na dit overleg met hem te spreken. De desbetreffende visserijondernemer zit ook in de zaal, dus misschien kunnen we het probleem snel oplossen.
Voorzitter, dat waren mijn antwoorden in eerste termijn.
De voorzitter: Dan gaan we snel naar de tweede termijn. Ik wijs erop dat collega Ouwehand inmiddels weg is, maar heb begrepen dat het verslag wellicht op de plenaire agenda wordt geplaatst. Indien nodig, zal het VAO dan al morgen worden gehouden, zodat er komende dinsdag over kan worden gestemd. De minister heeft immers niet ten onrechte de datum van 1 april regelmatig genoemd.
De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. De belangrijkste vraag was: hoe komen we tot een herstel van de Europese aal? Daar zijn vele antwoorden op te geven. Het kan niet zonder pijnlijke maatregelen. GroenLinks heeft alles afgewogen, wil eerlijk zijn en vindt een visverbod noodzakelijk. Daarbij kun je niet negeren dat dit voor de beroepsvissers een forse aderlating is. Wij zien wel toekomstperspectief, met dezelfde voorstellen als het Wereld Natuur Fonds en de Stichting De Noordzee: gebruik de beroepsvissers bij het herstel van het aalbestand, het onderwijzen van nieuwe generaties, compenseer hen. Maar als we echt iets willen doen aan de palingcrisis, moet het visverbod langer dan één maand gaan duren.
Ik heb nog één vraag over iets waar we ongerust over worden. De minister zegt nu zelf dat het pakket dat ze naar Europa meeneemt, misschien wel onvoldoende is. Maar ik wil hier niet over een paar maanden of over een jaar gaan zitten praten over een plan B, dat de beroepsvissers nog veel harder zal raken. De minister blijft steken op 575 ton, terwijl de ondergrens in Europa 7 ton is. Weet de minister niet nu al dat Europa dit niet gaat accepteren?
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Een aantal vragen is wel degelijk blijven liggen, bijvoorbeeld die over het logboek van de garnalenvissers en het weekendverbod rond de Duitse en Deense kust dat niet wordt gehandhaafd. Mijn vraag over het Europese Hof en de verspreiding van het mosselzaad richtte zich vooral op de investering van vissers in vergunningverlening en het feit dat dit tijdelijk helemaal niet is gelukt. Wat gaat de minister daaraan doen, komen er schadeclaims omdat er uiteindelijk toch niet kon worden gevist?
De minister zei over het aalplan dat aan het begin moet worden begonnen. In het vorige overleg hebben we ook al gezegd dat de glasaal het allerbelangrijkste is, belangrijker dan het terugzetten van schieraal. Het klinkt alsof Nederland weer het braafste jongetje van de klas wil zijn. De minister vindt het 15%-exportverbod in Europa geweldig, maar dat is toch niet voldoende? We kunnen niet aan de achterkant dingen doen als we aan de voorkant het slot er niet op hebben.
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Aansluitend op mevrouw Snijder: de intrek is essentieel, dus waarom zouden we daar nu geen innovatief plan voor bedenken? Ik noem iets wat in de sector best leeft. We hebben meer dan 15 miljoen inwoners, laten we nu eens één glasaal per inwoner inkopen in het Zuiden, waar die handel bestaat; dat is dus 5000 kilo, want ik heb me laten voorrekenen dat er 3000 in een kilo zitten. Laten we zoiets nu verplichten aan elke lidstaat, dat vijf jaar doen en dan eens kijken wat er gebeurt met de aalstand. Dat vind ik innovatie. Probeer dit eens in Brussel, minister.
Over de innovatieve plannen: prima. Ik zal zorgen dat het contact met de zegenvisserij ontstaat. En tot slot het volgende. Het plan van de Combinatie is door iedereen positief ontvangen, ook door de minister. Daarvoor moet zij worden geprezen, maar het betekende wel een alternatief voor beide stillegmaanden. Dat gebeurt nu dus niet, dus voordat ik ja zou kunnen zeggen, wil ik echt helderheid over hoeveel van de 107 ton de Sargassozee bereikt en daar een bepaald spelletje gaat spelen waardoor nieuwe glasaaltjes ontstaan. Die 50 ton zou gegarandeerd kwaliteit opleveren, maar de sector moet dat natuurlijk wel presteren en dan, dunkt mij, komen de verhoudingen anders te liggen. Graag een klip-en-klaar antwoord.
De heer Polderman (SP): Voorzitter. De antwoorden van de minister waren onbevredigend. Ze heeft gelijk dat nietsdoen geen optie is, maar dat is wat de minister bepleit met het doordrukken van de maand stilleggen: dan gebeurt er niks en blijf je ongewis over de uittrek en of de schieraal nog wel tot voortplanting in staat is. Ze rekent zich gewoon rijk: de 50 ton die de beroepsvissers over de dijk moeten zetten, is gewoon gebaseerd op de mogelijkheid om dat in oktober te realiseren. Maar als in oktober niks mag gebeuren, is het maar zeer de vraag of die 50 ton erbij kan komen. Dit plan is dus onrealistisch en onuitvoerbaar. En het staat niet in verhouding: 15% vermindering bij de glasaal, terwijl door de stilleg in de oktobermaand de helft van de mensen hier moeten inleveren. Beheersmaatregelen zijn dringend noodzakelijk voor de instandhouding van de soort. De weg van de minister moeten we niet opgaan. Ik denk dat we hier met een VAO iets aan moeten doen, want anders loopt dit niet goed af.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Twee zaken in aanvulling op wat is gezegd. Ik ben niet zo blij met de opmerking van de minister dat de notitie over de vbc’s voor 1 september komt, terwijl zij had toegezegd dat die er in maart al zou zijn. Ik vraag om serieuze haast, omdat de vbc’s een essentiële rol spelen in het verdere traject. Verder heb ik begrepen dat die datum van 1 april in Europa helemaal niet zo hard is als de minister suggereert. Kan zij dit uitleggen? En als het echt vijf voor twaalf is, wil ik een wat betere onderbouwing van de aantallen tonnen glas- en schieraal. Tot slot ben ik ontevreden over de omgang van de minister met de 250 meter-vrije zone en overweeg hierover een motie.
De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Nietsdoen is geen optie, maar als je iets doet, moet je wel overtuigd zijn van de effectiviteit ervan. Ik ben niet zo overtuigd van de stillegging van één maand en de 100 ton schieraal die dat zou opleveren, en de kwaliteit daarvan in vergelijking met die van de 50 ton die de Combinatie weet te realiseren met het vangen en overzetten van gezonde schieraal. En inderdaad kan Europa ons iets opleggen, maar artikel 5.6 van de Aalverordening zegt dat de betrokken lidstaat binnen drie maanden een herzien plan kan inleveren. Er is dus nog ruimte, het is nog niet gedaan als het plan wordt afgekeurd; zo gaat men in Europa ook niet met elkaar om.
Een aantal vragen zijn niet beantwoord, met name die over ontdooide vis en de kwalificatie van verse vis. Ik begrijp dat er een hoge tijdsdruk is, dus nodig de minister uit om dat antwoord morgen bij de Landbouw- en Visserijraad te geven.
Minister Verburg: Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. De heer Dibi is zich bewust van de pijn die de aalvissers zullen moeten lijden, maar is voor een Europees vangstverbod. Wij vinden elkaar hierin niet, maar dat is bekend.
De heer Dibi (GroenLinks): Ik had het niet over een Europees vangstverbod, ik bedoelde een verbod langer dan één maand. En voor alle duidelijkheid, want dat was ik vergeten te vermelden: ik stelde de vraag ook namens mevrouw Ouwehand.
Minister Verburg: U pakt uw momenten! U hebt gelijk dat de som hoger uitkomt dan de 157 ton, maar zulks moet het resultaat zijn van het traject. Dat traject doen we niet voor niets: we willen voorkomen dat we over vier jaar nog hetzelfde streefbeeld hebben. Voor verhoging hebben we meer kennis nodig, maar die eerste heldere en daadkrachtige stappen ook. Ik ben het zeer met u eens dat we hard zullen moeten werken aan het herstel.
Mevrouw Snijders vroeg waarom we aan de achterdeur beginnen: bij het uitzetten, het over de dijk zetten, van schieraal en niet bij het binnenhalen van glasaal. Dit is een kip-en-eikwestie. We weten namelijk één ding zeker: als er niet meer gezonde schieraal over de dijk wordt geholpen, zullen we op een gegeven moment ook geen glasaal meer hebben. De heer Van der Vlies had het er al over dat ze dan spelletjes met elkaar gaan doen en dat er daarna pas wat gebeurt. We zullen beide dus moeten doen. Het aalbeheerplan van Nederland zal hierop door de Europese Commissie en ICES worden beoordeeld.
Verder vroeg mevrouw Snijders naar een weekendverbod. De Algemene Inspectiedienst zet hier gerichtere controle op. Voor het logboek hebben we een financieringsverzoek in Brussel gedaan. Wij hopen gebruik te kunnen maken van de Europese subsidieregeling. Eventuele rechtszaken over het mosselzaad wachten we af; het is een zaak van ondernemers zelf of zij een claim willen indienen, ik kan hen nergens voor behoeden en het behoort tot de spelregels.
De heer Van der Vlies sprak over een innovatief plan. Dat innovatieve heeft te maken met het uitzetten van glasaal. Maar misschien kan hiervan ook een maatschappelijk initiatief worden gemaakt, en misschien zelfs wel een burgerinitiatief. Laat ik met drie ton per jaar eens een eerste aanzet doen en kijken of organisaties of combinaties van maatschappelijke of ketenorganisaties niet ook stappen kunnen zetten. Ik heb gelezen over visserijondernemers die dit heel gericht doen. Dat is toekomstgericht, dat is ondernemend, maar ook welbegrepen eigenbelang: wil je over tien à vijftien jaar nog wat te vissen hebben, dan zul je zoiets moeten doen. Vraag dus niet alles aan de overheid, maar maak er ook iets maatschappelijks van. Zo’n initiatief juich ik zeer toe.
Mevrouw Jacobi vroeg of 1 april hard was, de heer Koppejan gaf daar eigenlijk al een antwoord op. Wij moeten ons de vraag stellen of we echt voor het herexamen willen gaan. Willen we iets in april inleveren waarvan we zelf al weten dat dit het niet gaat redden? We zetten we wel een stap met de combinatie van 50 ton gezonde schieraal plus de 107 ton die kan passeren, waarvan niet alles gezond is, maar waarvan zeker de helft, twee derde of driekwart de Sargassozee kan halen. Ik durf die combinatie aan; ze komt ook overeen met de 160 ton in mijn eerdere plan voor Brussel. Als we het plan voor april naar Brussel sturen en wel zien wat er terugkomt, zijn we te laat om de maatregelen die we dan zouden willen nemen nog zorgvuldig te kunnen implementeren. Vissers moeten zich ook kunnen voorbereiden, en zeker ook op het risico van het ergste oordeel van Brussel. En als de herkansing ook niets is, wordt de strenge maatregel van sluiting van 50% genomen. Ik wil dus alles op alles zetten voor een goede aanpak van het aalbeheer vóór 1 april.
Aan de heer Koppejan zeg ik toe dat ik morgen de vraag over de ontdooide vis zal beantwoorden. Voorzitter, hiermee denk ik alle vragen in tweede termijn te hebben beantwoord.
De voorzitter: Akkoord. Ik kan niet de vraag beantwoorden of iedereen tevreden is, temeer daar we al hebben vernomen dat een aantal fracties het verslag van dit overleg op de plenaire agenda wil plaatsen. Dat betekent dat er wellicht moties zullen worden ingediend waarin de Kamer zich zal uitspreken. De minister heeft een aantal toezeggingen gedaan. Verder zijn we benieuwd naar wat de heer Van der Vlies in zijn koker bij zich heeft en de minister wil aanbieden.
– De minister zal een brief over de visstandbeheercommissies uiterlijk 1 september 2009 aan de Tweede Kamer sturen, inclusief het onderzoek naar de toekomst van de binnenvisserij.
– De minister zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van het gesprek met de Europese Commissie over een tussenevaluatie van de aalbeheerplannen in aanvulling op de voorziene evaluatie in 2013.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Atsma
De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,
Jager
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Smeets
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Dortmans
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).
Samenstelling:
Leden: Vendrik (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Jager (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (ChristenUnie), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ten Broeke (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA) en De Rouwe (CDA).
Plv. leden: Halsema (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Atsma (CDA), Van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Sterk (CDA), Neppérus (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Jacobi (PvdA), Besselink (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Depla (PvdA), Agema (PVV), Verdonk (Verdonk), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA), Van Heugten (CDA) en De Krom (VVD).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Smilde (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Sap (GroenLinks).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Atsma (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Vietsch (CDA), Van der Ham (D66), Uitslag (CDA), Gill’ard (PvdA), Omtzigt (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), Arib (PvdA), De Krom (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Tichelaar (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Halsema (GroenLinks) en De Wit (SP).