Vastgesteld 21 april 2009
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 1 april 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, d.d. 12 februari 2009, inzake uitvoering aangenomen moties begrotingsbehandeling LNV 2009 (31 700-XIV, nr. 126);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, d.d. 31 maart 2009, inzake overzicht van de stand van zaken van de uitvoering van in 2008 gedane toezeggingen (31 700-XIV, nr. 137).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
Voorzitter: Atsma/Jacobi Griffier: Dortmans
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg. Aan de orde is een document dat wij recent hebben ontvangen over de moties en toezeggingen. Het gaat daarbij met name om de vraag hoe de minister omgaat met de aangenomen moties en de uitvoering van de gedane toezeggingen. Het is een uitvoerig document, dat wij deze week hebben gekregen. De minister heeft mij gevraagd of zij vooraf een paar mededelingen mag doen. Ik geef haar daartoe de gelegenheid.
Minister Verburg: Voorzitter. Mijn eerste mededeling gaat over Vamil/MIA en het algemeen overleg dat wij vorige week daarover hebben gehad. Ik heb toen samen met staatssecretaris De Jager de toezegging gedaan om te bekijken of er tegemoetkoming mogelijk is en zo ja, in welke vorm. Wij zijn daar voluit mee bezig. Het gaat dan om Vamil-aanvragen voor investeringen in 2007 en 2008. Wij hebben nader overleg gevoerd met de Europese Commissie om een goede oplossing te vinden. Zoals bekend heeft de Europese Commissie de Vamil-staatssteunmaatregel per 1 januari 2009 goedgekeurd. De Commissie heeft in het gesprek opnieuw laten weten dat terugwerkende kracht voor deze regeling onmogelijk is. De staatssteunrichtlijnen en -voorschriften staan in dit soort situaties terugwerkende kracht op geen enkele wijze toe. Vervolgens hebben wij met de Europese Commissie de mogelijkheid verkend om voor getroffen ondernemers een compensatie in het leven te roepen, die echt gericht is op geleden schade. Het zal dus maatwerk betreffen. Een dergelijke compensatie zou mogelijk zijn, maar luistert natuurlijk, gelet op de staatssteunregelgeving, zeer nauw. Daarvoor hebben wij tijd nodig om de ondernemers op te zoeken en zorgvuldig te benaderen, maar ook om ze kans te geven om aan te geven of en zo ja, wanneer zij hebben gebouwd. Gelet op het feit dat wij bezig zijn om een maatwerkoplossing te vinden en de zorgvuldigheid die daarmee gepaard gaat, verzoek ik de Kamer om mij de tijd te geven om voor 1 juni duidelijkheid te geven over de compensatie.
Mijn tweede mededeling gaat over het Dierenthuis Aarle-Rixtel, waarover wij het tijdens de behandeling van de begroting uitvoerig hebben gehad. Tijdens de begrotingsbehandelingen heb ik contact gehad met de commissaris van de Koningin in Brabant, mevrouw Maij-Weggen. Zij heeft in een telefoongesprek laten weten bereid te zijn om een bijdrage te leveren aan het zoeken naar een oplossing. Wij zijn in dat telefoongesprek op het idee gekomen om een commissie van goede diensten te vragen om naar de problematiek te kijken. Dat heeft begin deze week tot een advies geleid van die commissie, dat betekent dat er een oplossing is gevonden. Het Dierenthuis Aarle-Rixtel kan in eerste instantie verhuizen naar Lelystad en daarna, voor een permanente behuizing, naar Almere, naast de huisvesting van de Stichting AAP. Ik heb gisterenavond nog contact gehad met de commissaris van de Koningin in Brabant, die heeft aangegeven dat alle partijen zeer in hun nopjes zijn met deze oplossing. Het leek mij goed om de Kamer hiervan op de hoogte te stellen voorafgaande aan haar inbreng in dit algemeen overleg. Ik reken erop dat deze zaak nu netjes is en wordt afgehandeld. Voorzitter, dank u wel voor deze mogelijkheid.
De voorzitter: In beide gevallen gaat het om gevolgen van een motie. Het lijkt mij praktisch als iedereen dit meeneemt in zijn termijn.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Naar aanleiding van wat de minister heeft gezegd over de Vamil, meld ik dat ik dit een heel goede aanpak vind. Ik steun de minister in het zoeken naar een maatwerkoplossing. Ik denk dat wij op dit punt onze zegeningen moeten tellen.
Ik begin met moties en toezeggingen over de visserij. Ik dank de minister voor het overzicht, dat de zaken goed weergeeft. Ik kom nog even terug op de certificering. Die wordt op 1 april gepubliceerd in de Staatscourant, gaat in per 1 mei en is met name gericht op de beroepsorganisaties en samenwerkingsverbanden. Dat is op zich niet verkeerd, maar wil de minister toch iets duidelijker zijn over wat nu precies onder een samenwerkingverband wordt verstaan? Hoe officieel moet dat dan zijn? Er zijn vele soorten, zoals de bond en de Goede Vissers. Er zijn ook allerlei deelvisserijsectoren, die soms een soort van samenwerkingsverband vormen, maar nog niet heel formeel, althans: er zit verschil in. Het is een goede zaak dat de vissers ook hulp krijgen bij de kleinschalige visserij.
Dan de breed aangenomen motie over de meervoudige vergunningen. De minister heeft gezegd dat zij in 2010 gaat evalueren en dat wij daarna kunnen kijken hoe wij het verder willen uitzetten. Ik heb een poosje geleden al contact gehad met onder anderen Jaap Vegter, die zo’n beetje de voorman is van de kleinschalige vissers met meervoudige vergunningen. Volgens hem zou het heel interessant zijn om naast het lopende experiment nog een stuk of vijf experimenten erbij te krijgen, die als een soort van nulmeting kunnen meedoen voor vergelijkend onderzoek. Wil de minister overwegen om hiervoor de ruimte te geven?
Dan de mosselvisserij. In het vorige overleg over de visserij is al aan de orde geweest dat het mosselconvenant nu een convenant is tussen de vissers en de natuurbeschermers. Het is op dit moment wel erg rumoerig op het wad, want alle andere gebruikers zeggen dat het veel beter zou zijn als er gezamenlijk een convenant voor de Waddenzee wordt gemaakt waarbij er draagvlak is voor mosselvisserij, maar de gebruiksruimte voor anderen niet helemaal wordt weggewerkt. Dat laatste is namelijk het gevoel dat er leeft. Wat is de reactie van de minister hierop?
Dan de motie over de zeedagen en het visurensysteem. Ik vind het positief dat de minister dit onderwerp aan de orde stelt bij het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid. Het spreekt mij erg aan om het visurensysteem opnieuw aan de orde te stellen.
Dan de moties over de ommetjes van mijzelf en mevrouw Van Gent. Ik waardeer het dat de minister wil onderzoeken wat de verdere mogelijkheden zijn. Graag hoor ik hoe het onderzoek eruit gaat zien. Het onderzoek moet voor de zomer klaar zijn, maar ik zou ook graag zien dat het ministerie van LNV zelf nog wat mogelijkheden uitwerkt. Er is geld en er zijn instrumenten, maar de vraag is in hoeverre je het gaat behandelen als een soort van maatschappelijke dienstverlening, waarbij er ook een vergoeding voor de eigenaren bestaat. De minister heeft gezegd dat op korte termijn een onderzoek beschikbaar komt over recreatief medegebruik bij de waterschappen. Wanneer zal dit gebeuren?
Dan heb ik nog een opmerking over de visstandbeheercommissies (VBC’s). Wij zouden hier in april iets over krijgen, maar de minister zegt nu september. Mede gezien alles wat wij hebben afgesproken over het aalbeheerplan, wil ik weten wat de mogelijkheden nog zijn. Ik wil geen overspannen verwachtingen wekken, maar wijs er wel op dat de VBC’s, de formalisering daarvan en de visplannen heel erg belangrijk zijn in dat traject. Kan het niet eerder?
Dan nog een opmerking over de moties met betrekking tot natuurwetgeving en de evaluatie. Met CDA-collega Jager heb ik gevraagd om een onderzoek naar het soortenbeleid. Dat mis ik bij de uitwerking, maar misschien lees ik niet goed.
Tot slot wil ik het agrarisch natuurbeheer onder de aandacht brengen. Het is een beetje een herhaling van zetten. De minister zegt dat het eindrapport naar de Kamer komt. Ik weet toch heel zeker dat wij de toezegging hebben gekregen dat wij ook tussentijds op de hoogte worden gesteld. Ik houd de minister daar graag aan.
De heer Polderman (SP): Voorzitter. Dit soort overleggen, waar heel veel in zit, zijn altijd wel grappig. Ik moet zeggen dat ik het jammer vind dat wij de brief zo laat hebben gekregen. Wij hebben gisteren pas de brief gekregen met de laatste stand van zaken. In het kader van een goede voorbereiding vind ik dit geen voorbeeld van het serieus nemen van de Kamer. Ik wil dus vragen om dit voortaan een week van te voren te doen. Een paar dagen van tevoren is toch wel het minste wat je mag verwachten om het een beetje serieus te kunnen doen.
Gisteren kregen wij ook een brief d.d. 31 maart over de certificering van vis. Op zich vind ik het prima zoals het in de brief staat. In een aantal moties hebben wij hier nadrukkelijk om gevraagd. De minister zegt dat de duurzaamheidscriteria aan de orde komen. Ik wil weten of duurzaamheid wel voldoende wordt opgenomen in die criteria en of wordt gekeken naar de kwestie van het transport. Het is natuurlijk heel lastig om goed te beoordelen wat duurzamer is: een vis die ergens anders, bijvoorbeeld in de kweek, onder matige omstandigheden is gevangen, eerst de hele wereld over moet gaan en misschien wordt ingevroren of een vis uit de Noordzee. Als je dat tegen elkaar afweegt, is de vraag wat het meest duurzaam is nog niet zo eenvoudig. Graag krijg ik dus meer informatie over de lijst van criteria inzake duurzaamheid. De minister zegt dat dit moet kunnen worden getoetst door een onafhankelijke derde. Dat lijkt mij heel goed. Ik wil dan wel dat de Kamer inzicht krijgt in de criteria. Kunnen wij hierover worden geïnformeerd, zodat wij zien dat de afweging transparant is?
Dan de motie-Cramer/Jacobi over de verdeling van zeedagen. Mevrouw Jacobi sprak er net al over. De minister heeft gezegd dat de extra dagen zullen gaan naar vissers die zich inspannen voor de vermindering van de discards. Dat vind ik heel goed, maar ik krijg graag meer toelichting over hoe wij het gaan doen. Wij streven er allemaal naar om de discards te verminderen.
Dan is er een reeks aan moties over het dierenwelzijn en de diergezondheid. De stand van zaken is dat wij een voortgangsrapportage krijgen, waarnaar de minister ook verwijst. Het lijkt mij goed om er dan specifiek een debat over te plannen. Ik zal er nu niet te veel op ingaan, omdat wij er uitvoerig op terugkomen in een apart overleg.
De voorzitter: Dat overleg is gepland op 22 april.
De heer Polderman (SP): Dan de motie-Van Velzen over het dwangmatig voederen van ganzen voor paté. De minister heeft gezegd dat zij de lidstaten een brief zal schrijven om hen hierop aan te spreken. Graag hoor ik wanneer die brief komt, want er staat geen datum bij. Kan de Kamer er een afschrift van krijgen? Ook krijg ik graag bericht over het benaderen van lidstaten die op dezelfde koers liggen. Ik word graag geïnformeerd over de voortgang van dit proces. Het is niet zo simpel om dit te verbieden, maar de minister gaat er wel voor. Graag krijg ik wat data, zodat wij kunnen volgen hoe het dossier zich verder ontwikkelt.
Dan Staatsbosbeheer en de Wadden. De minister schrijft dat wij op 1 april, vandaag dus, hierover worden gerapporteerd. Is het inmiddels al zover? Is hierover al iets te melden? Ik doel op de rapportage van de commissie-De Jong.
Ik heb in een motie gevraagd hoe gemeenten nader invulling kunnen geven aan de inspanningen op het vlak van natuur- en milieueducatie (NME). Gemeenten hebben hierin natuurlijk een belangrijke rol; daarover zijn wij het allemaal eens. De minister heeft geconstateerd dat er nogal wat verschillen zijn. Dat is precies de reden waarom ik deze motie heb ingediend. Die verschillen moeten in beeld worden gebracht. NME moet niet afhankelijk zijn van of een wethouder er toevallig wat in ziet. Wij moeten ernaar streven dat alle gemeenten iets aan natuureducatie doen. Ik ben het met iedereen eens die zegt dat dit lokaal heel verschillend gebeurt. Het gaat erom dat er overal wat moet gebeuren. Ik vind dat de minister de uitvoering van deze motie een beetje doorschuift naar de regiegroep en vervolgens afwacht of die er wat van maakt. Ik zou graag wat meer power van de minister zien.
Dan de motie over de exoten. De minister zegt dat hiervoor 1 mln. is uitgetrokken. Als je vervolgens leest wat daar allemaal van moet gebeuren, zoals risicoanalyses, een begin maken van de aanpak en noem maar op, vraag ik mij af hoever wij met 1 mln. komen. Onlangs las ik een stukje over de killergarnaal – een intrigerende naam – die vanuit de Donau in het Markermeer komt. Deze garnaal heeft geen natuurlijke vijanden. Als je ziet wat dat betekent, lijkt er alleen al 1 mln. nodig om daarnaar onderzoek te doen. Mijn vraag is dus wat wij kunnen doen met die 1 mln. Een ander voorbeeld betreft het probleem van de Japanse oesters. Als wij dat serieus willen aanpakken, komen wij niet zo heel ver met 1 mln.
Over de motie inzake fout hout hebben wij van gedachten gewisseld bij de laatste Landbouwraad. Ik vind dat de minister hierin te afwachtend is, maar zij vindt zelf dat zij het heel goed doet. Daarover blijven wij van mening verschillen.
Het belangrijkste punt is de voortgang van de ehs (ecologische hoofdstructuur). Daarover is een aantal moties ingediend. Collega Van der Ham heeft laatst een motie ingediend om het proces te versnellen. Tot mijn schrik las ik in de aanpassing van het regeerakkoord dat het toch wat anders ligt. In eerste termijn wil ik dus vooral de vraag stellen hoe ernstig deze aanpassing is, want de minister heeft op dat punt kennelijk een forse veer moeten laten in de onderhandelingen. Er wordt fors verschoven op de ehs en op natuur rondom de stad. Kan de minister zeggen hoe ernstig wij dit moeten nemen? Dan kunnen wij er in tweede termijn wat uitvoeriger bij stilstaan, want ik vind dit het meest verontrustende onderwerp van onze portefeuille.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik begin met de opmerking die de minister maakte over Vamil/MIA. Ik constateer dat nu serieus wordt gekeken naar oplossingen. Dat was natuurlijk ook de opdracht van de Kamer. De minister weet dat beide moties gisteren zijn aangenomen, ook die waarmee zij echt opdracht krijgt om ervoor te zorgen dat er wordt gerepareerd en dat mensen tot de restwaarde kunnen afschrijven. In die zin ben ik een beetje verbaasd dat de minister zegt dat zij nu bezig is om te kijken naar de compensatie voor het tussenliggende traject. Het verzoek is toch echt om af te schrijven tot restwaarde. Dat gaat wellicht nog iets verder dan alleen de compensatie. Zijn er nog meer mogelijkheden? Ik begrijp dat wij nu nog steeds tot 1 juni moeten wachten tot er duidelijkheid komt, terwijl de Kamer heeft gezegd dat er moet worden gerepareerd.
Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Polderman over de rapportage van Staatsbosbeheer. Komt die binnenkort? Ik ga ervan uit dat wij hierover een overleg zullen houden.
In de motie-Cramer c.s. wordt gesproken over het omzetten van landbouwgrond in natuurgebied. Deze motie gaat over de complexwaarde. Dat betekent voor mij volledige schadeloosstelling. De minister geeft aan dat zij daarmee bezig is. Zij verwijst naar het stuk van de Raad voor het Landelijk Gebied en vervolgens naar een stuk van de Task Force Financiering Landschap Nederland. De moties vragen echter om toch meer in te zetten op de complexwaarde en – voor mijn gevoel – de volledige schadeloosstelling. Als ik dat afzet tegen de antwoorden die ik kreeg op door mij gestelde vragen, twijfel ik toch of wij allemaal wel op dezelfde route zitten. De minister blijft een beetje steken op het punt dat de provincies het eventueel mogen doen met op de achterhand het onteigeningsprincipe. Ook mag het niet verder gaan dan de afspraak van 10% landelijk. De Kamerbrede opvatting is dat wij toe zouden moeten naar een bredere, volledige schadeloosstelling. Kunnen wij die stap dan niet zetten? Wie bepaalt uiteindelijk die 10%? Hebben wij dat onszelf opgelegd of zegt «Europa» dit? Dat kan ik mij bijna niet voorstellen, want waarop is dat dan gebaseerd? Ik wil toch dat wij hier een diepere slag maken. De minister signaleert zelf dat er bij de volledige schadeloosstelling snellere stappen kunnen worden gezet. Waarom blijven wij dan steken bij het noemen van de voorbeelden van de Task Force Financiering Landschap Nederland en de Raad voor het Landelijk Gebied? Daar schieten wij niet zo veel mee op, terwijl de Kamer stappen verder wil.
In de motie-Van der Ham, ingediend bij het VAO over de ehs in december, wordt de regering verzocht om te kijken naar de inzet van de ruilgronden. De minister heeft gezegd dat wij hier voor 1 mei over worden geïnformeerd. In de context van wat wij nu weten – de bezuinigingen van het kabinet, de 2x 100 mln. – vraag ik mij af hoe de minister hierop meer inzet denkt te plegen. Wij kunnen wel weer wachten tot mei, maar om ons heen gebeuren allerlei zaken. Gaat de minister hier forser op inzetten?
Ik kom bij de moties-Snijder-Hazelhoff op stuk nrs. 70 en 71. Deze moties zijn niet voor niets ingediend. In de motie op stuk nr. 70 wordt gevraagd om, voordat beheerplannen worden vastgesteld, goed naar de omschreven doelen te kijken en met de onderbouwing eventueel doelen bij te stellen. Vervolgens lees ik dat de minister schrijft dat een goede ecologische onderbouwing het uitgangspunt is. Natuurlijk is dat het uitgangspunt, maar nu zien wij dat alleen het ecologische doel wordt bekeken. In alle gesprekken die ik over het landelijk gebied voer, merk ik dat er continu alleen maar naar de ecologische doelen wordt gekeken, terwijl het nog niet eens zeker is of wij die doelen allemaal moeten halen. De druk op de ondernemers in het gebied rondom de gebieden is zo sterk dat men zich met de rug tegen de muur voelt gezet omdat het voor een bepaalde datum allemaal rond moet zijn. De motie vraagt juist om een goede balans. Ik dacht dat dit ook de inzet van de minister was. Daarom ben ik wat verbaasd over haar antwoord dat een goede ecologische onderbouwing het uitgangspunt is. Naar mijn gevoel dienen wij een goede afweging te maken in het beheerplan en een goede balans te bereiken tussen ecologie, economie en nog een aantal zaken. Dat mis ik in de discussies die ik hoor. Als wij hier een beleidslijn afspreken, mag ik toch verwachten dat die neerdaalt in de gesprekken die plaatsvinden in het gebied.
De motie op stuk nr. 71 roept de regering op om erop toe te zien dat alle overwegingen die in de taskforce van de heer Trojan stonden, worden meegewogen. Ik kan niet anders dan constateren dat deze motie niet landt. Ik vraag de minister dus nogmaals of zij ervoor wil zorgen dat deze overwegingen tussen de oren komen bij de mensen die aan tafel zitten.
Ten slotte de motie-Ouwehand c.s., waarin de regering wordt verzocht om de overgangstermijn van het verbod op de verrijkte kooi naar voren te halen tot 2017. Uit de berichtgeving blijkt dat een dertigtal ondernemers heeft geïnvesteerd in een kooisysteem en nog de opschaling naar de verrijkte kooi moet maken. Snijden wij deze ondernemers nu niet de pas af als de verrijkte kooien voor 2017 moeten zijn verdwenen? De investeringen die de basis vormen, zijn kort geleden gedaan. Men kan die investering nooit terugverdienen. De minister heeft gezegd dat zij na een zorgvuldige afweging in eerste instantie koos voor 2021, maar dat zij nu de motie wil uitvoeren. Een aantal ondernemers komt echter met de vingers tussen de deur. Ziet de minister kansen om voor hen een oplossing te creëren?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Kan mevrouw Snijder zich nog herinneren dat ik bij de minister heb aangedrongen op duidelijkheid voor de ondernemers? De minister heeft tijdens een algemeen overleg met de hand op haar hart ...
De voorzitter: Ik denk dat het antwoord op die vraag «ja» is. Mevrouw Snijder herinnert zich dat.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het is wel cruciaal, want ik hoor de minister buiten de microfoon nu al zeggen dat het een besluit van de Kamer is. Daarmee werpt zij eigenlijk de suggestie op dat het onverantwoord zou zijn. Is mevrouw Snijder met mij van mening dat wij de minister erop hebben aangesproken dat er duidelijkheid moest zijn voor de ondernemers? De minister heeft ons verzekerd dat die er was en dat ondernemers dus niet verder zouden investeren in systemen die worden verboden.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het realiteitsgehalte van mijn vraag zit hem erin dat dit besluit is genomen in de Kamer – mijn fractie heeft daar overigens niet voorgestemd, laat dat ook even helder zijn – terwijl deze ondernemers al hadden geïnvesteerd en de vervolgslag nog moeten maken. Ik zeg helemaal niet dat wij af moeten van de datum van 2017, ook al was ik daar niet voor. Er zijn nu echter ondernemers die klem komen te zitten, want zij hebben investeringen gedaan op basis van een eerder uitgesproken standpunt in de Tweede Kamer. De motie doorkruist dus hun investeringsroute. De vraag is of daar nog een oplossing voor te vinden is. Ik vraag of de minister zich daarvan bewust is en of zij er in ieder geval naar wil kijken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Polderman dat het voor de voorbereiding niet fijn is om een dag voor het overleg een brief te krijgen waarin allerlei uitstelmomenten worden aangegeven. Wij kunnen eigenlijk geen zaken doen als de minister een brief schrijft waarin op allerlei punten wordt gesproken van uitstel naar bijvoorbeeld 15 april of 1 mei. Ik houd daar niet zo van.
Ik vraag mij af waarmee de minister dan zo druk is geweest; kennelijk niet met een van de belangrijkste pijlers van het kabinetsbeleid, namelijk de biodiversiteit. Wij zitten al bijna een jaar te wachten op een stevig programma voor de aanpak van het verlies van biodiversiteit. Toen het plan er lag, heeft de Kamer gezegd dat het niet genoeg was, in aansluiting bij de International Union for Conservation of Nature (IUCN), waarin ook de ambtenaren van de minister werken. De minister heeft ons toegezegd dat het plan er voor 1 maart zou zijn, maar nu lees ik weer dat het op 15 april komt. Ook de Monitor Duurzaam Nederland ligt al een tijdje op de plank. Dat is weliswaar in het kader van de uitvoering van duurzame ontwikkeling onder de totaalverantwoordelijkheid van de milieuminister en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat deze twee bewindspersonen ernstig worden tegengewerkt door hun collega’s in de ministerraad.
Ik vind het onvoorstelbaar dat wij deze plannen niet hebben mogen zien voordat wij vorige week het crisisberaad met het kabinet voerden. Waarom sluit de regering zich wel drieënhalve week op in het Torentje voor een centenkwestie – met alle respect, want die moet ook worden opgelost -maar mag het allemaal even duren als de wereld zijn natuurlijk kritisch kapitaal verliest, iets waarin wij een grote speler zijn? Ik begrijp dat niet. De Kamer heeft er nadrukkelijk op gewezen dat de crises in samenhang moeten worden bezien, maar nu gaan wij eerst de ene crisis even regelen zodat wij daarna kunnen zeggen dat wij geen geld meer hebben voor de biodiversiteit. Wij zitten nog te wachten op de uitvoering van de moties, maar ik zie al dat de minister in de krant aan ondernemers vraagt of zij ideeën hebben over hoe wij het kunnen oplossen. Dat lijkt mij echt weglopen voor je verantwoordelijkheden. Ik hoor vandaag graag van de minister wat wij kunnen verwachten. Zij heeft nu de datum van 15 april genoemd, maar ik heb er weinig hoop op.
Dan de motie waarin de regering wordt verzocht, verdergaande regels te treffen ten aanzien van het vervoer van dieren. Deze motie is aangenomen. De minister heeft eerder al laten weten dat zij er helemaal niet gelukkig mee was dat zij niets kon ondernemen tegen het vervoer van levende varkens naar slachthuizen in Rusland. Zij zei zelfs dat zij er niet op vertrouwde dat de exporteurs in Rusland de transportverordening in Europa naleven. De Kamer heeft haar daarmee een handje geholpen door een motie aan te nemen waarin staat dat dat wel kan. In reactie daarop zegt de minister dat zij op dit moment de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren niet kan aanpassen. In plaats van «niet kunnen» zou ik zeggen «niet willen». De minister heeft de Kamer ook een brief gestuurd waarin zij zegt dat zij genoemde wet gaat aanpassen in verband met de invoering van de bestuurlijke boete. Dat is prachtig. Het kan dus wel. Zij kan dus ook deze motie uitvoeren. Als zij meende wat zij zei over de transporten naar Rusland, maakt zij er gewoon werk van. Volgens mij hoeft dat allemaal niet zo lang te duren. Eerder heeft de minister naar aanleiding van een aangenomen motie-Waalkens toegezegd dat de gegevens over de inspectie van diertransporten openbaar zullen worden gemaakt. Als ik mij niet vergis, duurt dat ook al anderhalf jaar. Hoe staat het daarmee?
De minister schrijft dat zij het plan van aanpak om de malafide hondenhandel tegen te gaan, niet zal publiceren vanwege de gevoelige informatie. Daarbij kan ik mij op zichzelf wel wat voorstellen. Ik vind het wel een beetje jammer dat wij dan niets te horen krijgen over de doelstellingen die in het plan zijn gesteld. Is er bijvoorbeeld een nulmeting geweest? Zijn er evaluatiemomenten ingebouwd? Hoe kunnen wij straks controleren in hoeverre het opgestelde plan effectief is geweest? Kan de minister in ieder geval zeggen hoeveel fte’s er beschikbaar zijn gesteld en hoeveel controles er afgelopen jaar hebben plaatsgevonden? Ik vind het te mager om te zeggen dat het vanwege de gevoeligheid helemaal niet openbaar kan worden. Volgens mij moet er meer mogelijk zijn, zodat wij kunnen controleren of het een goed plan is.
Dan de motie die vraagt om de illegale handel in uitheemse diersoorten aan te pakken en de import van uitheemse diersoorten in te perken. De minister zegt dat zij die motie uitvoert omdat zij een interventiestrategie heeft voor de CITES-handhaving. Dat is geen uitvoering van de motie. De CITES-handhaving en de interventiestrategie betreffen de aanpak van de illegale handel. De aangenomen motie vraagt ook heel duidelijk om het inperken van import van uitheemse diersoorten op zichzelf, legaal of illegaal. Als de minister zich met haar strategie richt op de handhaving van de illegale handel, laat zij een deel van de motie onbesproken. Dat was niet de bedoeling van de motie. Ik hoor daar graag iets over. De positief-lijst ligt er nog steeds niet. Die zou een eerste stap kunnen zijn. Deze motie vraagt echt om actie van de minister.
Dan de ehs. Het valt mij op dat de minister mijn aangenomen motie niet noemt, waarin de regering wordt gevraagd om onverkort vast te houden aan de bestaande taakstellingen. Ik vraag mij af waarom zij die motie niet noemt. In het licht van de gesloten akkoorden en de pikante analyse van de Algemene Rekenkamer dat wij zelfs voordat het akkoord gesloten was de doelen niet zouden halen – ik heb zelfs signalen uit provincies dat zij nu al zeggen dat het zeker weten niet 2018 wordt, maar eerder 2021 – maak ik mij daar heel grote zorgen over. Wij komen hierover nog te spreken als wij het rapport van de Algemene Rekenkamer bespreken. Toch hoor ik graag al een reactie van de minister.
Bij de inventarisatie van gezondheidsrisico’s van megastallen zie ik dat de minister zich vooral richt op fijnstof en de risico’s van de verspreiding onder burgers. Ik vraag mij af of daar ook niet de gevaren en mogelijke risico’s van MRSA-besmettingen en verdere verspreiding onder burgers van NOx en SO2 in zouden moeten, zeker gezien de resultaten van de kalverbedrijven hierin.
Ten slotte het couperen van paardenstaarten. Je zou kunnen zeggen dat het een grappige ontwikkeling is. De Kamer neemt een motie aan met de vraag aan de minister om daaraan een einde te maken. De minister zegt daarop dat dit niet kan. De Sectorraad Paarden zegt vervolgens ook dat wij er vanaf moeten willen, waarna de minister heel stoer zegt dat wij het gaan doen. Ik ben daar blij mee.
De voorzitter: Hierover vindt volgende week een algemeen overleg plaats.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja, maar het is een aangenomen motie waarvan de minister eerst heeft gezegd dat zij haar niet uitvoert. Vervolgens vraagt de sector het en dan zegt zij dat zij het wel gaat doen. Graag meer toelichting daarop, want het lijkt toch te blijven hangen bij de inschrijvingen in het stamboek. Als de minister nu nieuwe inzichten heeft, hoor ik die graag. Ik denk dat wij hier een einde aan kunnen maken. Het bewijs is altijd aantoonbaar. Een paard zonder staart is gewoon gecoupeerd en dat mag niet in Nederland.
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Polderman en mevrouw Ouwehand over de biodiversiteit. Ik heb vragen over twee moties en over een toezegging die niet is opgenomen in de stukken, maar die wel degelijk is gedaan.
Ik begin bij de motie-Van der Ham/Schreijer-Pierik. De Kamer heeft een amendement aangenomen dat er geld bij moet voor Groen in en om de stad. Daarnaast hebben wij een motie ingediend om dit ook voor de jaren erop te laten gelden. De minister zegt dat dit niet nodig is en dat zij wil heroverwegen in 2010. Dat is niet overeenkomstig de inhoud van de motie. De motie vraagt om hetzelfde bedrag dat erin is geamendeerd, in de begroting voor 2010 te laten terugkomen. Ik wil dus graag een onderbouwing van het standpunt van de minister. Als zij al gaat evalueren, zou dat een jaar eerder moeten, want dan kunnen wij kijken of het inderdaad nodig is. Wij gaan nu niet al de bezuiniging voorbereiden in de begroting voor 2010 en dan straks constateren dat het misschien niet nodig was. Ik wil graag een toezegging dat deze motie volledig wordt uitgevoerd. Een motie van mijzelf en mevrouw Schreijer-Pierik is zo iets unieks, dat de minister haar wel moet honoreren.
De afgelopen maanden is een aantal moties aangenomen over de ehs en de verwerving en inrichting daarvan. Anderen hebben er al op gewezen, maar ook ik wil mijn verontrusting uitspreken over het feit dat er de komende jaren zal worden bezuinigd op de ehs. De regering legt het herstel ervan neer in 2011. Er is natuurlijk helemaal geen zekerheid of dat er gaat komen. De minister-president heeft vorige week tijdens het debat gezegd dat het wel goed komt en dat wij voor de details bij de minister van LNV moeten zijn. Ik vond dat teleurstellend. Als er een zo grote bezuiniging wordt gedaan, mag de minister-president wel beter worden geïnformeerd door de minister en haar ambtenaren zodat daarover ter plekke een discussie kan plaatsvinden. Ik vind dat toch een beetje gek. Het gaat over grote onderwerpen en een zo belangrijk onderwerp als de ehs wordt even geparkeerd in een AO’tje. Dat moet de minister ook aan het hart gaan. Dit onderwerp mag niet zo maar bij haar over de schutting worden gegooid. Het is niet alleen het probleem van deze minister, maar van het hele kabinet. Het hele kabinet moet zich inzetten om de doelstellingen te halen. Ik maak mij grote zorgen of de doelen van de ehs wel worden gehaald, zeker met het oog op de bezuinigingen. In de moties staat niet voor niets dat er nog heel wat achterstallig onderhoud te doen is. Ik vrees dat dit achterstallige onderhoud alleen maar groter wordt. Graag uitleg op dit punt. Ik hoop dat wij nog uitgebreid met de minister kunnen spreken over de effecten en over de vraag of wij de investeringen in de ehs weer op orde krijgen.
Bij de behandeling van de begroting heeft de minister toegezegd dat zij rond 1 april zou komen met een onderzoek naar de milieu-investeringsaftrek (MIA), gekoppeld aan het dierenwelzijn. Ik heb dat toevallig in mijn agenda staan. Hoe kunnen wij de MIA beter inzetten voor niet alleen milieu-investeringen, maar vooral voor dierenwelzijninvesteringen? Ik heb het wel eens de dierenwelzijninvesteringsaftrek genoemd. Soms is investeren in dierenwelzijn niet per definitie onmiddellijk gunstig voor het milieu. Het kan elkaar bijten. D66 vindt het van belang dat daarvoor een aparte regeling komt. De minister heeft toegezegd dat dit rond deze tijd onderzocht zou zijn. Ik heb er nog niets van gezien. Ik hoop dat dit heel spoedig zal komen, want het is een belangrijk instrument om de veehouderij te verduurzamen met fiscale middelen. Ik heb deze toezegging niet in de stukken kunnen terugvinden.
De heer Atsma (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie is het eens met de opmerkingen van mevrouw Snijder over de motie van collega Ouwehand inzake de verrijkte kooi. Sterker nog, mijn fractie vindt dat moet worden gestreefd naar het vinden van 3,5 mln. compensatie voor boeren die de dupe worden van wijzigend overheidsbeleid. Ik vraag de minister dringend om dat geld te zoeken, als althans wordt vastgehouden aan de uitvoering van de motie op deze wijze.
Ten aanzien van de beheerplannen heeft mijn fractie tijdens de begrotingsbehandeling een motie ingediend over het Wierdense Veld. Ik dacht dat mevrouw Snijder hier zijdelings naar verwees. Hoe is het gegaan met de oproep en de handreiking van de minister aan in dit geval specifiek het Wierdense Veld? Is dat opgepakt? Wat is het vervolgtraject? Hoe worden de mensen uit de regio hierbij betrokken? Dit geldt natuurlijk ook voor de andere Natura 2000-gebieden.
Er is onduidelijkheid over de CDA-motie met betrekking tot het realiseren van snel internet op het platteland. «Europa» heeft hiervoor heel recent gelukkig extra middelen vrijgemaakt. Dat is in elk geval al een zorgje minder. In het debat zei de minister nog dat zij niet wist of Europa wel geld wilde geven voor dit soort zaken omdat het wellicht staatssteun zou zijn. De cijfers die de minister noemt, kloppen niet; laat ik daar maar helder over zijn. Er zijn minstens 25 000 agrariërs die geen snelle internetverbinding hebben door tal van oorzaken. Daarom hebben wij de satellietverbinding ook in beeld gebracht. Wij roepen de minister met klem op om dit op te pakken, temeer omdat wij hebben aangegeven dat de combinatie met de Dienst Regelingen praktischer kan zijn. Je krijgt tranen in de ogen als je hoort, ook de afgelopen weken, hoeveel ellende er is ontstaan door foutmeldingen en dat soort zaken. Door goede internetverbindingen kan dit voor een groot deel worden ondervangen, zoals door de Dienst Regelingen is bevestigd. Wij vragen de minister kortom om hiernaar te kijken.
Dan de motie van collega Van Heugten over het nieuwe Programma Beheer en de eventuele mogelijkheid om ook de kapitaalslastenvergoedingen daarin mee te nemen. Wij willen de uitwerking van deze motie graag betrekken bij het Programma Beheer dat is voorzien voor eind april. De minister hoeft daar nu niet op in te gaan, maar wij kondigen nu alvast aan dat wij erop terugkomen. Dat geldt overigens ook voor de wijze waarop de minister invulling geeft aan de motie-Van Heugten/Cramer over de grondcompensatie bij onder andere infrastructurele projecten. Wij vinden het antwoord op dat punt teleurstellend.
Een aantal collega’s heeft al gesproken over de ehs en de 200 mln. temporisering. De CDA-fractie gaat ervan uit dat de coalitie op dit punt volstrekt eenduidig is en standvastig zal zijn. Zij vindt het alleszins verantwoord om hieraan vast te houden. Dit zou inderdaad gevolgen kunnen hebben voor een paar moties die het afgelopen jaar zijn aangenomen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop.
Tot slot de Vamil-discussie. De minister heeft gezegd dat zij tot twee maanden tijd extra nodig heeft. Het is vandaag 1 april, dus het is logisch dat het vandaag niet kan worden gerealiseerd. De minister wil hiermee in ieder geval maatwerk op bedrijfsniveau leveren, dat aansluit bij de in onze ogen gerechtvaardigde wens van ondernemers om alsnog de tegemoetkoming te krijgen. Als dat de insteek is, zijn wij het volmondig eens met datgene wat de minister naar voren heeft gebracht. Wij wensen haar daarbij alle succes. Het kan om veel ondernemers gaan. Wellicht is het handig om ook de belangenorganisaties hierbij te betrekken. Dat kan de minister veel individueel speurwerk schelen.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik kom even terug op de verrijkte kooi en de stap naar 2017. Gaat de heer Atsma ervan uit dat de bedrijven gemiddeld ongeveer een ton zullen moeten investeren om de slag naar de verrijkte kooi te maken? Ik hoor hem expliciet een bedrag van 3,5 mln. noemen.
De heer Atsma (CDA): Ik kan niet inschatten of het een ton per bedrijf is. Wij gaan uit van een macrosom die is gemaakt door organisaties die direct bij deze ondernemers betrokken zijn. In totaal kwam daar 3,5 mln. uit. Hoe de onderverdeling per bedrijf is, kan ik niet aangeven, omdat het niet een gemiddelde is per bedrijf. Als je het zo zou zeggen, is het gemiddelde inderdaad een ton, maar er kunnen verschillen zitten tussen bedrijven. Dat er compensatie moet komen, lijkt ons volstrekt helder. Deze ondernemers hebben niet kunnen voorzien dat de overheid een draai zou maken.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Er zijn heel veel vragen gesteld. Ik zal proberen om ze allemaal langs te lopen. De eerste vraag is van mevrouw Jacobi en gaat over het tussentijds op de hoogte brengen van de Kamer omtrent ontwikkelingen in het agrarisch natuurbeheer. Ik ga er een beetje van uit dat zij doelt op de pilot in de Noordelijke Friese Wouden. Ik heb de Kamer in december laten weten hoe ik de knelpunten aanpak die zich op dit moment voordoen. Later dit jaar zal ik de Kamer informeren over het nieuwe stelsel van natuurbeheer waarmee wij en vooral de provincies bezig zijn. Het IPO heeft hiertoe een voorstel gedaan. In de afzonderlijke provincies vindt hierover nu democratische besluitvorming plaats. Ik zal het uiteindelijke voorstel zo snel mogelijk naar de Kamer sturen.
Mevrouw Jacobi heeft ook gevraagd naar de motie over de ommetjes. Ik heb toegezegd te onderzoeken welke verdere mogelijkheden er zijn om de openstelling van ommetjes en historische paden te bevorderen via de bestaande subsidies en instrumenten. Het gaat dan om onderzoek naar recreatief medegebruik bij waterschappen. Ik heb toegezegd de Kamer te informeren zodra de resultaten bekend zijn. Ik streef ernaar om aan het begin van dit najaar meer duidelijkheid te hebben. Voor de helderheid zeg ik dat in het bestaande LNV-instrumentarium, dus de subsidies en de stimuleringsregelingen, openstelling van terreinen een belangrijke voorwaarde is, bijvoorbeeld bij de natuurschoonregelingen, het Programma Beheer en de opening van Staatsbosbeheerterreinen. Mensen moeten van natuur kunnen genieten.
Vervolgens vroeg mevrouw Jacobi waarom de evaluatie van de natuurwetgeving en de beoordeling van het soortenbeleid ontbreken. Ik heb het Planbureau voor de Leefomgeving verzocht om met name in de Natuurbalans aandacht te blijven geven aan de bijdrage van wetgeving aan de effectiviteit van het biodiversiteitsbeleid. Daarnaast is dit onderwerp punt van aandacht in het Interdepartementaal beleidsonderzoek Natuur. Daarbij wordt gelet op de balans van effecten op de verschillende soorten. Het wordt dus dubbel meegewogen.
De heer Polderman heeft gevraagd naar de rapportage van de commissie-De Jong. Ik krijg die op 8 april. Ik zal het advies daarna zo snel mogelijk aan de Kamer toesturen en mij vervolgens bezinnen op de reactie daarop.
De heren Polderman en Van der Ham hebben gevraagd naar de voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur naar aanleiding van het akkoord dat vorige week is bereikt. Er is overigens geen sprake van bezuiniging, maar van temporisering. Inzake de uitvoering van de Ecologische Hoofdstructuur en de recreatie om de stad ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de provincies. In de loop van deze maand heb ik overleg met de provincies over hoe een en ander kan neerslaan en vorm zal krijgen. Ik zou mij zomaar kunnen voorstellen dat wij daarbij afspreken dat de provincies voluit de mogelijkheden benutten die het Groenfonds thans nog biedt. Als het gaat om de maatregelen die moeten worden getroffen, kan ik mij voorstellen dat er zeker geen rem wordt gezet op inrichting en beheer, waaronder agrarisch natuurbeheer. Als er moet worden getemporiseerd in daadkracht, zou dat wellicht eerder liggen in verwerving dan in inrichting en beheer. Beide laatstgenoemde zaken genereren namelijk onmiddellijk werkgelegenheid en dragen daardoor bij aan het stimuleren van de economische processen. Zoals ik zei, ga ik hierover overleggen met de provincies.
De heer Van der Ham (D66): Wanneer weten wij dat?
Minister Verburg: Ik zal de Kamer hierover informeren na het overleg met de provincies. Ik verwacht dat dit voor 1 mei zal zijn.
De heer Polderman heeft gesproken over de motie inzake NME en de gemeenten. Ik schuif dat niet door. Ik heb de regiegroep gevraagd om ook goed te kijken naar verschillen tussen gemeenten. Overigens is de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vertegenwoordigd in deze regiegroep. Het spreekt de gemeenten aan om zelf mogelijkheden te ontwikkelen, daarin een zekere vrijheid en ruimte te hebben en tegelijkertijd de eigen verantwoordelijkheid te nemen. Ik zit daar dus minder over in dan de heer Polderman er blijkbaar over in zit. Zij zijn betrokken, zij doen mee en zij hebben er alle belang bij om NME-activiteiten te ontwikkelen.
Mevrouw Snijder heeft gevraagd naar de motie-Van der Ham over de inzet van ruilgronden. Ook vroeg zij naar de relatie met het temporiseringsbesluit en de extra intensivering in 2011. Ik heb de Kamer daarover recentelijk geïnformeerd. Op dat punt vindt ook overleg plaats met de provincies. Ik zal dat meenemen in de brief die ik zojuist heb toegezegd omtrent de invulling van de temporisering na de afspraken die vorige week zijn gemaakt.
Mevrouw Snijder heeft gesproken over de beheerplannen en de ecologische doelen. Ik weet niet hoe vaak ik het nog moet zeggen, maar ik geef een en andermaal aan dat in het beheerplan, naast de ecologische doelen, ook wordt gekeken naar economie en sociale activiteiten. Dat is de sturing die wij aangeven. Het is ook de invulling van de beheerplannen die op dit moment plaatsvinden. Er is dus een zorgvuldige balans tussen ecologie, economie en andere sociale activiteiten, zoals ommetjes.
Mevrouw Snijder heeft gevraagd naar de uitvoering van de motie op stuk nr. 71 over de ecologische hoofdstructuur inzake de handreiking naar aanleiding van het advies van de commissie-Trojan. Zij heeft de indruk dat dit niet tussen de oren van de besluitvormers is gaan zitten. Ik heb die indruk juist wel, omdat aan de hand van de aanbevelingen van de commissie-Trojan er in de Natura 2000-gebieden afwegingen worden gemaakt. Wij hebben met provincies en gemeenten afgesproken dat wij een handreiking zouden opstellen. Dat is gebeurd naar aanleiding van de commissie-Trojan. Het is aan de verantwoordelijke bestuurders om die handreiking te benutten. Ik adviseer alle besluitvormers om zorgvuldig gebruik te maken van de handreiking, want die maakt het mogelijk om te voorkomen wat de commissie-Trojan signaleert. Als je als openbaar bestuur moet besluiten omtrent een vergunning, moet je niet te eenzijdig inzetten op één deel, maar de hele breedte benutten. Daarmee voorkom je dat anderen, eventueel bestuursrechters, op jouw bestuurlijke stoel gaan zitten en jouw bestuurlijke verantwoordelijkheid overnemen.
Mevrouw Snijder heeft ook gevraagd naar het omzetten van landbouwgrond in natuurgebieden. Zij had het daarbij over de complexwaarden. Het kan niet, maar mijn schoenen sprongen mij bijna uit toen ik haar dit hoorde zeggen. Ik kan toch niet anders dan concluderen dat de VVD hiermee afstapt van de vrijwillige verwerving van grond in het kader van de ecologische hoofdstructuur. Mevrouw Snijder doet hiermee niets meer en niets minder dan pleiten voor onteigening. Zij wil hiervoor onteigeningswaarden garanderen aan iedereen, terwijl de wezenlijke afspraak is ...
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter, ik maak bezwaar!
Minister Verburg: ... dat er sprake is van vrijwillige verwerving.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De minister legt mijn woorden totaal verkeerd uit. Ik heb gevraagd waar «Brussel» ons op afrekent. De crux van mijn vraag is wie heeft bedacht dat er alleen een volledige schadeloosstelling mag worden betaald bij onteigening. De minister legt mij nu in de mond dat de VVD zou willen onteigenen. Absoluut niet! Wij willen dat er volledig schadeloos wordt gesteld.
De voorzitter: Dat misverstand is uit de wereld. De minister gaat verder.
Minister Verburg: Dan rest mij de conclusie dat de VVD van verschillende walletjes wil eten. Zij wil wel de vrijwillige verwerving, maar dan tegen prijzen die onteigening mogelijk maken. Mevrouw Snijder weet dat wij het onteigeningsinstrument achter de hand houden en daar zeer terughoudend mee zijn. Ik ben er ook zeer terughoudend mee ten opzichte van de provincies. Wij hebben dat afgemeten op maximaal 10%. Daar houd ik de provincies ook aan. Mevrouw Snijder stelt nu voor om de onteigeningsprijzen te betalen, maar dan wel vrijwillig of iets dergelijks. Anders begrijp ik er niets meer van. Ik houd vast aan de afspraken die wij hebben gemaakt en die ik realistisch vind. Ik reken de provincies ook daarop af. Dat vind ik fair in dit hele proces.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd waarom niet in de lijst staat dat er iets gaat veranderen in de ehs. Er is niets aparts over de ecologische hoofdstructuur te melden, ook niet naar aanleiding van vorige week. Wij gaan met de provincies bekijken wat het betekent. Mevrouw Ouwehand spreekt over het verschuiven van data, van 2018 naar achteren. Ik ben helemaal niet zo ver. Ik ga er met provincies over spreken. Ik zeg wel dat het de opdracht niet eenvoudiger zal maken. Ik ben echter zeker niet zo ver dat ik zeg dat wij 2018 niet halen. Wij hebben die ambitie met elkaar afgesproken en wij houden die ambitie met elkaar ook overeind.
Mevrouw Ouwehand heeft ook gesproken over het programma Biodiversiteit. Ik heb aangegeven dat dat een dezer dagen komt. Er is om een goed programma gevraagd en daar heeft de Kamer ook recht op, maar dat kost wel enige tijd. Het komt voor 15 april, zoals ik heb toegezegd.
De heer Van der Ham sprak over de motie-Schreijer-Pierik over geld voor Groen in en om de stad. Dat valt tegenwoordig onder Recreatie in en om de stad. Ik heb recent 7,8 mln. voor groen in de stad bestemd, specifiek gekoppeld aan de Vogelaarwijken. Dat wordt meegenomen in de plannen voor de grote steden. Het is verstandig om eerst te kijken waar dat op uitdraait en vervolgens te bezien of versterking van groen in de stad te combineren is met groen om de stad. Het heeft mijn volle aandacht. Ik zou graag zien dat de minister voor Wonen, Wijken en Integratie er eenzelfde bedrag tegenover zet, want dan maken wij meters, ook in de Vogelaarwijken.
De heer Atsma heeft gevraagd naar de beheerplannen en de moties over het Wierdense Veld. Ik heb de Tweede Kamer in het najaar gemeld dat het Wierdense Veld wordt aangewezen als Natura 2000-gebied. De bewoners en alle betrokken partijen zullen in het beheerplan worden betrokken.
De heer Atsma heeft ook gevraagd naar het temporiseren van de besteding van 200 mln. in het kader van de ehs. Ik heb daar al iets over gezegd. De heer Atsma vroeg specifiek naar de motie-Van Heugten; dat betreft de kapitaallasten. Ik heb de Kamer laten weten dat wij dit meenemen, als daar sprake van is, in het Programma Beheer. De heer Atsma heeft aangekondigd dat hij daar later op terug wil komen, net als het punt van grondcompensatie in een fonds.
De heer Polderman heeft gesproken over het verbod op illegaal hout. Ik heb aangegeven dat Nederland hierin het voortouw neemt in Europa en er enorm hard aan trekt. De heer Polderman heeft zelf al geconstateerd dat hij en ik daar waarschijnlijk verschillend in zitten. Ik zeg hem wel dat ik in Europa werk om resultaten te boeken. Het is niet eenvoudig, maar wij zetten goede stappen. Een motie die hier wordt aangenomen, heeft nog geen kracht van werking in de praktijk maar zal in de praktijk veroverd moeten worden. Het is een taai dossier. Daar moeten stappen in gezet worden. Er zijn veel belangen in het spel, zowel nationaal als Europees. Dat betekent: frapper, frapper toujours. Je moet steeds een stapje vooruit willen zetten. Ik zet mij daar met of zonder motie voluit voor in. Ik ben ervan overtuigd dat dat volstrekt en hard nodig is.
De heer Polderman heeft het dwangmatig voederen van ganzen aan de orde gesteld. Ik doe de Kamer op dit punt graag een voorstel. Ik stel voor om in Europees verband voor te stellen om ganzen te verbieden. Dat lost een heleboel problemen op. Wij zijn dan verlost van het probleem van het dwangmatig voederen van ganzen. Ook zijn wij dan af van de discussie over het plukken of oogsten van veren van ganzen. Verder zijn wij dan af van de overlast die veel agrariërs op dit moment ondervinden als gevolg van de grote gastvrijheid in Nederland ten aanzien van de overwinterende en overzomerende ganzen. Er zijn dan dus drie problemen in één klap opgelost. Het leidt tot heel veel administratieve lastenverlichting en zo kan ik nog wel een aantal voordelen noemen. Het lijkt mij een goed punt om aan te kaarten in de Landbouwraad.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik dacht dat ik het niet goed verstond of dat de minister bedoelde dat zij het houden van ganzen wilde verbieden. Maar zij zegt echt: ik ga ganzen verbieden. Het is vandaag wel 1 april, maar dit kan zij toch niet menen?
Minister Verburg: Het lijkt mij een heel goede oplossing voor heel veel verschillende problemen.
De heer Van der Ham (D66): Natuurlijk meent u het niet serieus. Het is een beetje sarcastisch. Die eerste twee problemen die u noemt, zijn te wijten aan mensen. Daar is wel degelijk tegen op te treden. Voor het derde probleem moeten andere maatregelen worden getroffen. Dat u zich er in uw reactie op de heer Polderman zo gemakkelijk van afmaakt, vind ik echter flauw. Sarcasme mag niet het antwoord zijn.
De voorzitter: De minister mag in de herkansing.
Minister Verburg: Er is geen sprake van sarcasme maar van oplossingsgericht denken. Ik zie een manier om in één klap van een heleboel problemen af te komen. Serieus nu. Ik heb op het punt van dwangmatig voederen al eerder aangegeven dat ik lidstaten zoek die het met de Nederlandse opvatting eens zijn. Dat vergt enige tijd. Zodra ik medestanders heb gevonden, zal ik hen een brief sturen en een afschrift daarvan sturen naar de Kamer.
De heer Polderman heeft ook gevraagd naar de certificering; wordt er ook gekeken naar transport? Het betreft de MSC-certificering. Ik heb in de brief van 4 februari, bij de voortgangsrapportage, gemeld dat dit jaar praktijkonderzoek naar het transport van levende vissen van start gaat. Dat wordt uitgevoerd door de Wageningen Universiteit. Mijn inzet is om eerst de huidige transportmethode te onderzoeken en te bezien of en hoe deze verbeterd kan worden zodat het ongerief van vissen tijdens transport tot een minimum kan worden beperkt. Ik wacht dat onderzoek af. Ik kan anders ook geen effectieve maatregelen treffen, als die nodig mochten zijn.
Mevrouw Snijder heeft gevraagd naar de mogelijkheden voor compensatie van de 30 ondernemers die hebben geïnvesteerd in de verrijkte kooi. Ik ben daar toch snel mee klaar. Ik heb na lang wikken en wegen besloten om de overgangstermijn tot 2021 te laten lopen. De Kamer heeft bij meerderheid en in wijsheid besloten om die termijn te verkorten naar 2017. De regering is eraan gehouden om moties uit te voeren en ik doe dat dus ook.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd naar de gezondheidsrisico’s bij megastallen. Zij ziet het onderzoek daarnaar graag uitgebreid met MRSA. Op dit moment kijken gemeentelijke gezondheidsdiensten samen met het RIVM of aanvullend onderzoek nodig is. Verder bezien zij op welke wijzedat onderzoek eventueel vorm zou moeten krijgen. Ik wacht dat onderzoek even af.
Over het couperen van paardenstaarten hebben wij inderdaad gesproken. In Nederland is het couperen van paardenstaten verboden, maar in andere Europese landen niet. Al voordat de sector ideeën aanleverde, waren wij in gesprek met de stamboeken. Ik heb in de Kamer aangegeven dat ik geen juridische grond had en heb om het de stamboeken te verbieden. Ik heb toen ook gezegd – het is goed om het geheugen even op te frissen – dat ik indringend met de stamboeken zou praten over het opnemen van de voorwaarde dat paarden waarvan de staarten gecoupeerd zijn, niet worden ingeschreven in de stamboeken. Dit heeft uiteindelijk tot resultaat geleid. Ik ben daar blij om en ik kan mij niet anders voorstellen dan dat mevrouw Ouwehand daar ook blij om is.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd wanneer ik met de positieve lijst kom. De Kamer ontvangt die bij het wetsvoorstel dieren. In de nota naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel dieren zal ik nader ingaan op het onderwerp.
Mevrouw Ouwehand heeft ook gevraagd naar de uitvoering van de motie over illegale handel in uitheemse diersoorten. De legale handel kan ik niet inperken en dat ga ik dus ook niet doen. Daarover zijn afspraken gemaakt in het kader van CITES. De aanpak van de illegale handel heeft mijn blijvende aandacht. Ik heb eerder laten weten dat ik de Kamer daarover informeer in het kader van het convenant dat ik vorig jaar juli heb ondertekend met de verschillende partijen; openbaar ministerie, provincies, douane, enzovoort.
Verder heeft mevrouw Ouwehand gevraagd naar het plan van aanpak inzake de malafide hondenhandel. Zij zegt terecht dat het lastig is om daar publiek informatie over te geven. Ik ben blij dat zij dat respecteert. Zij heeft vragen gesteld naar aanleiding van de voortgangsrapportage van de Nota Dierenwelzijn. Ik zal bezien of ik daaromtrent toch gegevens kan geven. Ik zal het uiterste doen om transparantie te bieden. Ik ben echter blij dat mevrouw Ouwehand zegt dat zij zich kan voorstellen dat ik niet alles op tafel c.q. straat wil leggen.
Zij heeft ook gevraagd wanneer de motie-Waalkens over de openbaarmaking van de controlegegevens diertransporten wordt uitgevoerd. Ik heb naar aanleiding van de conclusies in het rapport-Hoekstra de Kamer laten weten dat ik eerst de gegevensstromen binnen de Voedsel en Waren Autoriteit op orde wil hebben. Als die op orde zijn gebracht, ga ik over tot het openbaar maken van de controlegegevens die zich daarvoor lenen. Eerst moet dat systeem transparant zijn en goed functioneren en daarna ga ik daartoe over.
Mevrouw Ouwehand heeft verder nog gevraagd naar het vervoer van dieren naar Rusland. Op dit punt zou een aanpassing nodig zijn in de Gwwd (Gezondheidsen welzijnswet voor dieren). In het wetsvoorstel dieren wordt het geregeld. Ik stel voor om het daarin mee te laten lopen.
De heer Van der Ham heeft gevraagd naar de toezegging om rond 1 april met een kabinetsreactie te komen op de milieu-investeringsaftrek gekoppeld aan dierenwelzijn. Wij werken daar hard aan. De regeling wordt over een paar weken gepubliceerd. Samen met minister Cramer leg ik daar de laatste hand aan. Dan wordt het mogelijk om van de MIA gebruik te maken als aan bovenwettelijke criteria wordt voldaan in het kader van dierenwelzijn en diergezondheid. Wij vonden het idee sympathiek. Het verschijnt half april en het wordt met terugwerkende kracht tot 1 april van kracht.
Mevrouw Jacobi vraagt om een verduidelijking in relatie tot het per 1 april vastleggen van de certificering. Zij vraagt hoe het met die samenwerkingsverbanden gaat en wat ik daaronder versta. In de regeling heb ik geen andere eis gesteld dan dat er sprake moet zijn van een overeenkomst. Er hoeft geen sprake te zijn van een rechtspersoonlijkheid. Ik heb bewust de vorm van samenwerkingsverbanden zo licht mogelijk vormgegeven. In de certificeringstrajecten worden evenwel soms wel zwaardere eisen gesteld. Dat is dan aan de sector. Het is goed dat ook de sector zich realiseert dat de bundeling van krachten soms heel effectief kan zijn, ook als men zich laat vertegenwoordigen in bijvoorbeeld een Waddenoverleg. Het hebben van een goed vertegenwoordigend orgaan kan de positie versterken.
Op het punt van de meervoudige vergunningen voor kleinschalige vissers en de evaluatie in 2010 is gevraagd of er wellicht extra experimenten moeten worden gestart. Er loopt een experiment voor het integreren van vergunningen. De looptijd daarvan duurt tot 2012. Voor 2010 staat een tussentijdse evaluatie gepland. Ik zeg tegen mevrouw Jacobi dat het in de praktijk allemaal niet zo soepel loopt. Ik voel er niet zo heel veel voor om vijf extra nieuwe pilots te starten. Als er in 2010 aanleiding toe is, dan zal ik het verzoek nog eens overwegen. Wij moeten echter eerst kijken hoe het werkt in de praktijk zonder zomaar te starten met nieuwe pilots.
In relatie tot de mosselvisserij en het convenant Waddenzee stel ik allereerst vast dat er grote blijdschap bestaat over het convenant dat gesloten is tussen de natuur- en milieuorganisaties en de mosselsector. Wij zijn voluit bezig om alle organisaties die gebruik maken van de Waddenzee te betrekken bij het overleg. Ik ben het zeer eens met mevrouw Jacobi dat draagvlak van geweldig groot belang is. Vreedzame co-existentie op het Wad is gebaat bij goed overleg en draagvlak voor te nemen maatregelen. Wij zijn voluit aan het overleggen met verantwoordelijken in de noordelijke provincies en alle gebruikers van de Waddenzee.
Er is gevraagd naar de mogelijkheden van de Visstand Beheer Commissies. Ik zou graag willen dat het sneller kon; als de VBC’s hun verantwoordelijkheid nemen, dan kunnen zij een belangrijke rol spelen op tal van gebieden van duurzaam beheer, overleg over onderhoud van visgebieden, enzovoort. Wij hebben onlangs uitvoerig gesproken over de aal. Het was zeer waardevol geweest als wij toen al hadden kunnen vaststellen dat de VBC’s in conditie zijn om regionaal verantwoordelijkheid te nemen. Ik doe hier nog maar eens de oproep aan alle spelers in dat proces om mee te werken aan het creëren van effectieve Visstand Beheer Commissies. Neem verantwoordelijkheid. Alleen gezamenlijk, in een commissie, kan een deuk in een pakje boter worden geslagen en kan invloed worden uitgeoefend op de duurzame visserij en de eigen mogelijkheden. Ik denk niet dat het mogelijk is om het eerder te doen dan in september van dit jaar. Alle stappen die sneller en extra gezet kunnen worden, zijn zeer dierbaar. Ik begrijp het ongeduld en ik begrijp ook het belang dat daaraan wordt gehecht, maar als in september substantiële stappen voorwaarts zijn gezet, dan biedt dat ook perspectieven voor de komende jaren. Voor 2010 kunnen wij dan wellicht al iets meer doen in de richting van die VBC’s. Voorwaarde is echter dat zij goed zijn samengesteld en voluit gaan voor hun taak en verantwoordelijkheid.
De heer Polderman heeft gevraagd naar de motie-Cramer/Jacobi. Ik heb op dat punt een toezegging gedaan. Ik ben bezig met het ontwerpen van een kader voor het toekennen van extra zeedagen. Daar passen wel criteria bij. De heer Polderman heeft terecht gevraagd aan welke criteria voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor discards. Die criteria moeten controleerbaar en handhaafbaar zijn om effect te ressorteren.
De heer Atsma heeft een vraag gesteld over breedbandinternet. De Kamer krijgt een brief van mijn collega, de staatssecretaris van Economische Zaken. Hij gaat over deze kwestie. Ik heb een reactie toegezegd in het debat hierover. Vooruitlopend op die brief kan ik aangeven dat wij inderdaad de mogelijkheden zullen bezien om op een nog nader te bepalen wijze een deel van de extra modulatiegelden als gevolg van de health check voor de verdere verspreiding en toepassing van breedbandinternet te bestemmen. De Kamer wordt hierover uiterlijk 1 mei geïnformeerd.
Mevrouw Snijder heeft gevraagd naar de Vamil. Zij heeft gewezen op de twee moties die hierover zijn aangenomen. Ik heb in mijn vooraankondiging aangegeven dat het mijn inzet is om ondernemers te compenseren voor de schade die zij hebben geleden. Ik kan de moties niet anders uitleggen dan dat dit ook de volle bedoeling is van de Kamer. Dat vereist maatwerk, zoals de heer Atsma al benadrukte. Het moet daarbij gaan om schade die is geleden door gemiste afschrijvingsmogelijkheden. Die schade moet daadwerkelijk zijn opgetreden. De wijze waarop compensatie daarvoor kan worden gegeven, wordt nu uitgewerkt. Dat luistert nauw. Ik wil via SenterNovem en de Dienst regelingen maatwerk leveren. Ondernemers wordt gevraagd om aan te geven welke schade daadwerkelijk is geleden. Dat moet zorgvuldig onderbouwd worden. Wij willen dat in één keer goed doen. Het vergt even wat werk maar de inzet is gericht op het leveren van maatwerk en het tegemoetkomen aan ondernemers die schade hebben geleden.
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik stel graag een vraag over dierenwelzijn. De minister zegt dat de MIA vanaf het moment van bekendmaking met terugwerkende kracht gaat gelden voor dierenwelzijn. Als de Kamer de aftrek niet ruim genoeg vindt of te ruim, dan heeft zij daar geen invloed meer op. Of krijgt de Kamer nog enig zicht op welke zaken daaronder vallen voordat de aftrek van kracht wordt?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik heb nog verschillende vragen. In relatie tot dierenwelzijn en de Vamil/MIA merk ik op dat wij nog steeds zitten te wachten op een definitie van integrale duurzaamheid in relatie tot dierenwelzijn in de veehouderij, inclusief milieu- en biodiversiteitsaspecten. Wanneer is die te verwachten? Die is nodig om de discussie goed te kunnen voeren.
Op het punt van biodiversiteit herhaalt de minister wat zij heeft geschreven. Ik maak er echt bezwaar tegen dat dat pas op 15 april naar de Kamer komt. Inmiddels is door het ministerie van LNV een persbericht uitgegaan dat een potje van 3,4 mln. is vrijgemaakt voor ondernemers die goede plannen hebben voor producten en diensten die de biodiversiteit een beetje kunnen redden. Dat kan op zichzelf een aardig idee zijn, maar wel binnen het brede pakket dat wij in de Kamer nog moeten bespreken. Ik begrijp dit niet. Waarom maakt de minister al geld vrij en doet zij persberichten uit over de aanpak van biodiversiteit terwijl de Kamer niet eens de plannen heeft gezien; laat staan dat de Kamer daarover een oordeel heeft weten te vellen? Ik ben bang dat wordt doorgegaan op de oude voet en er met lapmiddeltjes wordt gewerkt, terwijl wij allemaal weten dat de megaconsumptie in het Westen moet worden aangepakt. Zolang dat boven de discussie blijft hangen, vind ik het onvoorstelbaar dat dit soort persberichten wordt uitgedaan.
Ik ben blij dat de minister vasthoudt aan de uitvoering van de motie over de verrijkte kooien. Ik raad haar wel aan om de signalen over het gevoel dat ondernemers de pas wordt afgesneden, serieus te nemen. De minister heeft, onder andere op ons aandringen, erop ingezet dat ondernemers wisten waar zij aan toe waren. De motie waarin de regering werd verzocht om een verbod op kooihuisvesting is in december 2006 al aangenomen. Als verschillende partijen hier aan tafel zeggen dat er bepaalde signalen zijn dan zou ik, als ik de minister was, zeggen: geef mij namen en rugnummers zodat ik kan controleren of wij zorgvuldig te werk zijn gegaan. Nu blijft het een beetje sluimeren en dat lijkt mij onverstandig.
Ik maak nog een opmerking over de realisatie van de motie waarin de regering wordt gevraagd om scherpere regelgeving voor transport mogelijk te maken. Ik baal ervan dat de minister een aantal voorstellen voor de verbetering van dierenwelzijn parkeert in de wet dieren. Zij beslist wel of zij al eerder met de nog geldende Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aan de slag gaat. Zo lijkt zij een slim spelletje te schaken zodat zij kan zeggen: als de Kamer niet opschiet met de behandeling van die wet, dan kan ik verder ook niets. Ik vind dat geen serieuze manier van zakendoen met elkaar. De minister heeft gezegd dat zij baalt van die transporten naar Rusland en dat zij daar wat aan wil doen. De Kamer heeft haar daarin gesteund. Ik begrijp dus niet waar zij op wacht.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. De minister zei dat zij met het IPO in goed overleg is over het agrarisch natuurbeheer en de Kamer daarvan in kennis zal stellen. Ik realiseer mij dat wij op 27 mei een algemeen overleg over natuurbeheer houden. Ik weet ook dat wij het nieuwe Programma Beheer in het kader van het Europese programma moeten aanleveren. Is die volgorde wat de tijdsplanning betreft wel juist?
Over de motie op stuk nrs. 70 en 71 zegt de minister nadrukkelijk dat naast ecologische doelen ook de economische activiteiten moeten meewegen; een zorgvuldige balans. Wij zijn het daarover eens. Ik meld dit echter niet voor niets nog een keer. Ik krijg gewoon zoveel signalen, hoewel zeker niet uit alle gebieden, dat het niet goed landt. In de motie stond specifiek – de minister heeft ook gezegd dat dat moest kunnen – dat als zou blijken dat een aantal doelen niet te halen is, juist in het kader van die balans, er doelen bijgesteld zouden worden. Er ligt nu veel druk op de tafels bij de gesprekspartners; mensen voelen zich gedwongen om alle doelen te halen. Wij hebben hier met elkaar echter andere dingen afgesproken. Ik trek daarom gewoon even aan de bel en verzoek de minister om haar oor te luisteren te leggen. Kijk of een en ander inderdaad in een zorgvuldige balans gebeurt. Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor de motie op stuk nr. 71. Die balans moet er gewoon zijn, maar de indruk bestaat dat die er niet is.
Ik kom nog even terug op de discussie die ik aan de orde stelde naar aanleiding van de motie-Cramer over de complexwaarde. Ik ging in eerste termijn in op volledige schadeloosstelling. Laat één ding helder zijn: de VVD-fractie is ervoor dat de ehs volledig op basis van vrijwilligheid wordt aangelegd. Mijn fractie wil echter dat daar een betere schadeloosstelling voor komt. Dat blijkt gewoon beter te werken in de gebieden. De minister geeft dat zelf ook aan in haar antwoorden op mijn vragen. De vraag is nu: wie legt ons op dat wij maar 10% mogen vergoeden als schadeloosstelling, met die druk van onteigening? Is dat te wijten aan Brussel? Legt Brussel ons op om die onteigeningskop erop te zetten tegen een percentage van 10? Als wij het er binnen de Kamer over eens zijn dat het beter werkt bij een hogere schadeloosstelling, dan kunnen wij die toch veranderen? Wij willen toch allemaal snelheid? Als het moet op vrijwillige basis.
Ik maak nog een korte opmerking over de kooihuisvesting. Ik kan mij voorstellen dat de minister moties precies uitvoert en in dit geval vasthoudt aan 2017. Ik wil daar niet aan tornen. Er zijn echter ondernemers die in de klem zijn gekomen. Is de minister bereid om te kijken naar mogelijkheden, bijvoorbeeld in de zin van een overgangstermijn, voor de ondernemers die al geïnvesteerd hebben, niet wetende dat er opeens een andere aanvliegroute komt? Het gaat niet om nieuwe investeringen of om investeringen die nog gedaan moeten worden. Het is logisch dat je dan 2017 aanhoudt. Het gaat om bedrijven die op basis van oude regelgeving vanuit Den Haag hebben geïnvesteerd.
Ik ben blij dat de minister bereid is om op het punt van de Vamil maatwerk te leveren. Ik benadruk dat het gaat om de compensatie in relatie tot de afschrijving tot de restwaarde. Daar zijn wij het dacht ik over eens.
De heer Polderman (SP): Voorzitter. Mijn ongerustheid over de ehs is niet weggenomen. De minister spreekt over «temporisering» in plaats van «bezuiniging». Dat is echter min of meer hetzelfde. De signalen die daar al jaren over komen, is dat wij het tempo er niet in houden en het jaar 2018 niet gaan halen. De minister zegt dat de ambitie aanwezig blijft, maar zolang er geen resultaatsverplichting is, is er reden voor ongerustheid. De minister zegt dat zij gaat overleggen met de provincies en dat zij erop terugkomt. Dit hangt ook samen met de discussie over de onteigening. Ik zit op de lijn van de Raad voor het Landelijk Gebied: zolang de mythe van vrijwilligheid in stand wordt gehouden en het instrument van onteigening niet wordt ingezet, kan er geen druk op worden gezet. De vraag is dan ook of temporisering niet leidt tot verregaand uitstel van de ehs. De onduidelijkheid in het landelijk gebied blijft daarmee bestaan. Als er wel een ehs gerealiseerd moet worden maar er niet onteigend mag worden, dan komen bedrijven in een buitengewoon lastige positie. Ik zit hier iets anders in dan mevrouw Snijder, maar ik deel wel haar zorgen dat het proces op deze manier niet vlot getrokken wordt. Ik begrijp dat het onderwerp binnenkort weer besproken wordt, dus wij zijn hierover voorlopig nog niet uitgediscussieerd.
Ik ben het niet eens met de minister dat het allemaal prima in orde komt met de NME. Dat is namelijk de boodschap van de minister. Ik ben het eens met de stelling van de minister dat draagvlak in de samenleving voor behoud van de natuur en biodiversiteit van het grootste belang is. Dat begint bij die natuureducatie. Als kinderen niet snappen hoe rijk de natuur is en hen dat niet wordt bijgebracht, dan is er later ook geen draagvlak voor het behoud van natuur en diversiteit. De minister laat het over aan de willekeur van de gemeenten en ik vind dat jammer. Maar goed, ook daarover blijven wij van mening verschillen.
Overigens blijven wij ook van mening verschillen over fout hout. Ik blijf de minister op dat punt desalniettemin aansporen. De minister zegt dat zij haar best doet. Ik zal haar daar steeds op afrekenen en haar vooruit duwen. Ik vind dat namelijk hard nodig.
Kan de minister aangeven wanneer «Groen in en om de stad» is omgezet naar «Recreatie in en om de stad?». Dat is tamelijk ongemerkt gepasseerd. Wanneer is dat feitelijk veranderd?
Op het punt van de visserij ben ik het met de minister eens dat de VBC’s buitengewoon belangrijk zijn. Ik steun haar daarin, want voor het behoud van vissoorten zoals de aal is het van belang dat wij hierin vooruitgang boeken.
Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik ben het helemaal met de minister eens dat de VBC’s heel belangrijk zijn en allemaal mee moeten werken. De minister deed een oproep aan alle partners. Ik zou graag zien dat zij vanuit LNV de regie neemt op dit punt. Niet iedereen volgt dit soort debatten en het zou daarom goed zijn als de minister een brief of iets anders concreets die richting op zou sturen. Op die manier wordt duidelijk dat LNV het heel belangrijk vindt en het serieus meent.
Ik ben blij dat de minister voor de lichte vorm van certificering heeft gekozen; alle overeenkomsten gelden. Er is bij de begrotingsbehandeling een miljoen vrijgemaakt. Kan de minister aangeven hoe de gelden ongeveer verdeeld worden? Heeft zij daar een beeld van?
Ik werk graag een misverstandje weg over de meervoudige vergunningen voor kleinschalige visserij. Het was niet mijn bedoeling om nog vijf pilots op te zetten. Ik zou echter graag één pilot erbij zien, op verzoek van het veld, juist omdat het niet goed loopt, met vijf of zes deelnemers.
Ik hoor graag nog een reactie op het Visserij Innovatie Platform (VIP). Bij de begrotingsbehandeling is gevraagd om het VIP van toepassing te verklaren op innovatie in de visserij op de Waddenzee. In de brief van de minister staat dat voor innovatie geen ondersteuning plaatsvindt. Zijn er misschien mogelijkheden vanuit het VIP?
Ik ben blij dat alle gebruikers worden betrokken bij het mosselconvenant. Is daar echter nog wel ruimte voor?
De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Namens de CDA-fractie maak ik slechts één opmerking. Mijn fractie houdt absoluut vast aan compensatie. Ondernemers worden nu gestraft omdat zij voorop liepen op het punt van de verrijkte kooien. Ik benadruk dat zij voorlopers waren. Zelfs Europa lijkt nu voor een deel achter te blijven, op het punt van de legbatterij. Vorige week is daar nog over gesproken. Collega Ouwehand komt echter met een serieuze suggestie. Zij stelt voor om namen en rugnummers te noemen. Ik leg de vraag graag op de tafel van de minister. Zoek uit hoeveel ondernemers hiervan de dupe worden en maak een kostenplaatje. Het bedrag van 3,5 mln. dat ik aanvankelijk noemde, stond in de brief van de minister zelf. Dat zou dus zelfs nog iets meer kunnen zijn. Ik dank collega Ouwehand voor haar suggestie en roep de minister op om namen en rugnummers te verzamelen. Dan kan zij het kostenplaatje en de eventuele compensatie in beeld brengen.
De heer Polderman (SP): Voorzitter, ik ben vergeten te spreken over de ganzen. Het is op zich leuk dat de minister daar een kwinkslag over maakte, maar mijn vraag ging over de motie waarin de regering werd aangemoedigd om er in Europa serieuzer werk van te maken. Het verbieden van ganzen valt daar niet onder. Gevraagd is om in relatie tot het voederen een tijdspad aan te geven. De minister zegt dat zij de lidstaten benadert, maar zij zegt niet wanneer zij dat doet. Zij zegt ook dat zij een brief schrijft maar noemt daarbij geen concrete datum. Wanneer worden wij hierover geïnformeerd?
Minister Verburg: Voorzitter. Ik begin bij de vraag van de heer Van der Ham over de Vamil en de MIA en echte duurzaamheid. De regeling was er al en wordt per 1 april aangepast. Die publicatie komt. Dat gaat op de volgende wijze. Er is een commissie van deskundigen waarin ook maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd. Die past de eisen aan. Die heeft dat ook gedaan op verzoek van minister Cramer en ondergetekende voor de extra, bovenwettelijke, eisen en criteria. In het verleden was het ook al mogelijk om extra dingen te doen voor dierenwelzijn. Nu wordt de lat nog wat hoger gelegd en kunnen er volgende stappen gezet worden. Naar schatting zullen in 2008 voor een bedrag van ruim 20 mln. dierenwelzijninvesteringen zijn gedaan.
Mevrouw Ouwehand sprak over biodiversiteit en het feit dat het ministerie van LNV niet op de handen zit zolang er nog geen uitvoeringsagenda is. Dat doet het ministerie inderdaad niet. Mevrouw Ouwehand wil dat misschien wel, maar ik vind dat daarmee een volstrekt verkeerd signaal wordt afgegeven. In de Nota biodiversiteit is de marsroute aangegeven. Daar staan ook de ambities van het kabinet in. Achterover zitten, in de praktijk en in daadkracht, omdat er nog een uitvoeringsagenda moet komen, doe ik niet. Wij hebben belangrijke doelen te halen. Biodiversiteit is een belangrijk onderwerp in het kabinetsbeleid. Het beleidsprogramma is richtinggevend en het actieprogramma is daarvan een concretisering. Zoals gezegd, komt dat voor 15 april naar de Tweede Kamer.
De definitie van integraal duurzame stallen zal ik nog eens aanreiken. Die heeft nadrukkelijk in de begroting 2009 gestaan, in artikel 21.12. De kern van die definitie is: een bovenwettelijk niveau van eisen voor dierenwelzijn en milieu. Ik heb de Kamer toegezegd om jaarlijks het aantal stallen dat daaraan voldoet te monitoren. De eerste monitor komt voor het algemeen overleg over de voortgangsrapportage Nota dierenwelzijn en de Nationale agenda diergezondheid.
Mevrouw Ouwehand heeft nog iets gezegd over wat al dan niet in de wet dieren moet komen. Ik heb daar in eerste termijn al op gereageerd.
Mevrouw Snijder sprak over het natuurbeheer, het Programma Beheer en de EU-toets. Zij vroeg of een en ander gelijk loopt. Ik kan dat bevestigen: dat loopt allemaal gelijk. Daar is integraal over nagedacht. Ik hoop dat Europa op tijd levert. Het hele spectrum van wat nodig is om tijdig in te voeren, is best spannend. De invoering van zo’n nieuw programma lijkt heel lang te duren, maar er zijn altijd weer nieuwe punten van uitvoering in relatie tot ICT-systemen, Europa, in- en uitvoering, handhaving enzovoort. De ambitie is hoog, maar ik heb nog steeds een goed gevoel bij de vraag of wij het gaan halen. Ik denk dat het op verantwoorde wijze in 2010 kan worden ingevoerd. Ik zeg daar wel bij dat het ambitieus is. De meeste kinderziektes moeten een beetje uitgetest zijn. De rode hond, de mazelen en geelzucht moeten zoveel mogelijk in één klap voorkomen worden.
Over de verrijkte kooi en een overgangstermijn heb ik voldoende gezegd. Ik heb een heel zorgvuldig voorstel gedaan dat gericht was op 2021. De Kamer heeft in een aangenomen motie gevraagd om te richten op 2017. Dat besluit wordt in de loop van april voorgehangen bij de Kamer. Op dat moment kan de Kamer overwegen om opnieuw haar verantwoordelijkheid te nemen.
Mevrouw Snijder sprak over de moties op stuk nrs. 70 en 71. Zij is serieus, maar ik ben dat ook. Ik vraag haar om met namen en concrete gegevens te komen. De ontwikkeling van het beheerplan is spannend. Daar is een en andermaal over gesproken in de Kamer. Ik begrijp heel goed dat iedereen probeert om een tandje meer of juist minder bijgezet te krijgen. Het is echter noodzakelijk dat een balans wordt gevonden. Dat is de ultieme uitdaging en de opdracht. Als wij mooie natuur willen, dan moet dat natuur zijn waarin mensen zich welbevinden en waarin ondernemende, sociale en sportieve activiteiten mogelijk zijn. Wij doen iets niet goed als natuur alleen voor natuur wordt bestemd. Dat is nadrukkelijk niet de inzet van Natura 2000. Als mevrouw Snijder heel concrete punten heeft, laat haar die dan aanleveren. Ik zeg toe dat ik daarnaar zal kijken. Als ik mijn oor te luisteren leg, hoor ik een kakofonie waar ik geen wijs uit word.
De 10% schadeloosstelling heeft te maken met onteigening; die afspraak is gemaakt met de provincies. Er vindt ook volledige schadeloosstelling plaats, maar alleen bij landeigenaren die, doordat zij niet willen, te maken krijgen met de stok achter de deur omdat één of twee mensen in de weg staan van het realiseren van doelen in het algemeen belang. Dan is sprake van volledige schadeloosstelling. Bij vrijwillige verwerving kan geen schadeloosstelling aan de orde zijn omdat dat een precedent zou stellen in het totale palet aan opereren op dit gebied. Het is van tweeën een: vrijwillige verwerving of onteigening. Bij vrijwillige verwerving is er geen volledige schadeloosstelling.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dat betekent dat wij zelf kunnen beslissen over die 10%. Dat punt wordt niet door Brussel bepaald? Ik heb eerder begrepen dat het te maken had met een staatssteuntoets. Volgens mij is het dan alleen een financiële kwestie. Als wij met elkaar de voorkeur geven aan volledige schadeloosstelling – ik proef die voorkeur uit alle moties en zelfs uit de beantwoording van de minister – dan kunnen wij toch niet volhouden dat volledige schadeloosstelling alleen bij onteigening plaatsvindt?
Minister Verburg: Zo eenvoudig is dat niet. Dit uitgangspunt zit verweven in het totale geheel van wetgeving. Dan gaat het niet alleen over de verwerving van grond, maar ook over andere zaken. Het is minder eenvoudig dan u voorstelt, want met die bepaling zou u het principe van vrijwilligheid overboord zetten. Dat is impliciet het gevolg. Wij hebben dat niet afgesproken in de ecologische hoofdstructuur en ook niet vastgelegd in de ILG. Ik ben daar ook niet zonder meer toe bereid. Het principe van vrijwilligheid is gebaseerd op een goed overleg met degene van wie de grond verworven wordt. Ik ben niet bereid om dat zomaar overboord te zetten want ik houd mij graag aan de afspraken.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik wil geen moties indienen want dat helpt allemaal niets; er zijn al zoveel moties over dit onderwerp ingediend. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de minister het onteigenen en de volledige schadeloosstelling aan de vrijwilligheid blijft koppelen. Ik probeer daar doorheen te prikken. Als wij er met elkaar van overtuigd zijn dat wij moeten gaan voor vrijwilligheid, dan begrijp ik nog steeds niet waarom wij zo blijven vasthouden aan de gedachte dat dan geen volledige schadeloosstelling kan plaatsvinden. Dat kan ook op andere onderdelen. In Almere worden gronden opgekocht voor bijna het vijfvoudige van wat betaald wordt voor natuur. Ik begrijp dat niet.
Minister Verburg: Het punt is dat wij die volledige schadeloosstelling aan de onteigening hebben gekoppeld. Die onteigening is de stok achter de deur. Ik zeg nog maar eens dat ik niet bereid ben om af te stappen van dat principe van vrijwillige verwerving. De 10% gebruik ik als uiterste stok achter de deur bij het algemeen belang van het realiseren van doelen.
Mevrouw Jacobi: De minister gaat overleggen met de provincies. Ik hoor graag hoe de zaak er per gebied voor staat. Welke knelpunten zijn er, niet alleen ten aanzien van grond maar ook ten aanzien van gebouwen? Op die manier helpen wij elkaar een beetje. Is dat mogelijk?
Minister Verburg: Ik informeer eventjes wanneer de voortgangsrapportage komt. In het kader van het groot project vragen wij dit soort gegevens allemaal uit. Ik stel voor om daarop te wachten. Als er aanleiding is om daar nader over te praten dan is dat altijd mogelijk.
De heer Polderman heeft gevraagd wanneer Groen in en om de stad is veranderd in Recreatie in en om de stad. Dat is al veranderd bij de Agenda Vitaal Platteland in 2005. Het komt wel vaker voor dat namen in de wandelgangen nog lange tijd blijven na-ijlen. De wezenlijke verandering heeft plaatsgevonden in 2005.
Ik ben blij dat mevrouw Snijder het eens is met de aanpak waarvoor ik samen met staatssecretaris De Jager gekozen heb op het punt van complexwaarde, MIA en Vamil.
De heer Polderman sprak nog even over de NME. Ik vind het jammer dat hij weinig vertrouwen heeft in de lokale besturen. Ik merk dat de regiegroep heel enthousiast is en dat men graag van elkaar leert.
De heer Polderman (SP): Het gaat erom dat wij verschillen constateren.
Minister Verburg: Natuurlijk. Ik zou ook niet graag zien dat in elke gemeente precies hetzelfde programma wordt gevolgd. Dat zou niet passen bij de verschillende karakters van gemeenten. Gemeenten profileren zich juist op de eigen karakteristieken. Zij onderscheiden zich daarmee van andere gemeenten. Ik laat hen graag de ruimte om dat ook tot uitdrukking te brengen in de eigen gemeentelijke aanpak van NME.
De heer Polderman (SP): Accepteert u dat de ene gemeente niets doet en de andere heel veel? Het gaat niet om de invulling maar om de kwantiteit.
Minister Verburg: Wat is de vraag?
De voorzitter: Ja. Accepteert u dat er verschillen zijn in het gemeentelijk beleid?
Minister Verburg: Jazeker, dat accepteer ik. Ik accepteer dat er verschillen zijn in gemeentelijk beleid. Ik zie dat men in de regiegroep bevraagt met de intentie om van elkaar te leren, bijvoorbeeld op het punt van maatschappelijke stakeholders, actieve vrijwilligers, boeren, burgers en buitenlui. Ik accepteer dat. Gemeenten jutten elkaar ook een beetje op in de NME. Op die manier kunnen mooie dingen ontstaan.
Op het punt van de ganzen heb ik aangegeven dat onze mensen in Brussel op zoek zijn naar medestanders. Ik zal bezien of daarover voor het einde van het jaar meer duidelijkheid is te geven. Dat proces vraagt om wat geduld. Als er een brief geschreven wordt, zal die in afschrift naar de Kamer worden gestuurd.
Mevrouw Jacobi is het helemaal eens met het belang van de VBC’s. In reactie op haar vraag zeg ik toe, een oproep te doen in alle visserijbladen, van de sportvisserij tot de beroepsvisserij. Ik zal oproepen tot volledige inzet in de VBC’s en vragen om het belang daarvan in te zien.
Ik heb nog geen beeld van hoe het bedrag van 1 mln. verdeeld wordt. Mevrouw Jacobi zei al dat het moeizaam gaat met de eerste pilot. Laten wij in vredesnaam daarvan leren hoe het beter kan voordat wij een tweede pilot opzetten. Het overwegingmoment vindt plaats in 2010.
Mevrouw Jacobi vraagt of het VIP ook iets kan betekenen voor de Waddenzee. Ik kijk daar op dit moment naar. Ik zal de Kamer daar zo snel mogelijk over informeren.
Op het punt van het mosselconvenant en de ruimte op de Waddenzee merk ik op dat de Waddenzee populair was, is en moet blijven. Daarvoor is het noodzakelijk dat medegebruikers met elkaar afspraken maken over dat cogebruik. Ik wil de medegebruikers om de tafel krijgen zodat zij met elkaar afspraken kunnen maken. De Waddenzee moet een beetje van iedereen blijven, want anders hebben wij een prachtig gebied maar vechten de gebruikers ervan elkaar de tent uit.
– De minister van LNV en de staatssecretaris van Financiën zullen de Tweede Kamer uiterlijk 1 juni 2009 een brief sturen over de mogelijkheden voor compensatie op investeringen in 2007 en 2008 in relatie tot de Vamil/MIA-regeling.
– De minister van LNV zal de Tweede Kamer informeren over het Visserij-informatieplatform (VIP) in relatie tot de Waddenzee.
– De Tweede Kamer ontvangt medio april 2009 een voorhangprocedure over de verrijkte kooi.
– De minister van LNV zal voor het AO Nota Dierenwelzijn en Nationale Agenda Diergezondheid op 22 april 2009 een eerste monitor over de beleidsdoelstellingen voor duurzame stallen aan de Tweede Kamer sturen.
– De minister zal medio april 2009 de Tweede Kamer informeren over de MIA in relatie tot dierenwelzijn, die met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2009 zal ingaan.
– De minister zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van het gesprek over de ehs. Zij doet dat naar verwachting voor 1 mei 2009. In de brief zal ook worden ingegaan op de inzet voor ruilgronden.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).