Voorgesteld 23 oktober 2008
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat uit onderzoek blijkt dat momenteel in een veelheid van ketens van internationale bedrijven sprake is van schending van de vier fundamentele arbeidsrechten van de International Labour Organization (ILO) te weten uitsluiting van kinderarbeid, uitsluiting van dwangarbeid, geen discriminatie en vrijheid van vakvereniging en collectieve onderhandelingen;
constaterende, dat het op dit moment niet precies duidelijk is welke Nederlandse internationaal opererende bedrijven in hun ketens de vier fundamentele arbeidsnormen schenden;
van mening, dat het onwenselijk is dat bedrijven betrokken zijn bij en voordeel behalen uit de schending van fundamentele arbeidsrechten in hun keten en dat dit in strijd is met door Nederland ondertekende verdragen en het mensenrechtenbeleid;
overwegende, dat een goede aanpak van de schending van fundamentele arbeidsrechten en het daarbij betrekken van de slachtoffers, vooral in de toeleveringsketen, enige tijd kost;
verzoekt de regering bedrijven die overheidssubsidie krijgen, kredieten ontvangen, meegaan op handelsmissies of anderzijds door de overheid gesteund worden, te vragen om inzichtelijk te maken dat zij niet betrokken zijn bij het schenden van fundamentele arbeidsrechten in hun toeleveringsketen;
verzoekt de rekening tevens indien bedrijven hiertoe niet bereid zijn of indien zij geen openbaar tijdsgebonden plan hebben om de schending van fundamentele arbeidsrechten aan te pakken, de overheidssteun stop te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ortega-Martijn
Ten Hoopen
Vos
Van der Vlies
Gesthuizen