Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2009
Tijdens het debat over de vaststelling van de begrotingsstaat van Hoofdstuk XII is de motie van het lid Cramer c.s. (31 700 XII, nr. 36) ingediend. Op 10 februari 2009 heeft het Lid Cramer mij aanvullende vragen gesteld (2009Z03495). Op 18 februari 2009 heb ik u een uitstelbrief gestuurd, met de toezegging om u in week 11 hierover te informeren (Kamerstuk 29 984, nr. 168). In die brief heb ik aangegeven dat ik mijn reactie op de motie van lid Cramer in samenhang wil doen met de reactie op de motie van lid Slob (31 371, nr. 72).
Ik kan in mijn reactie op de motie van lid Cramer niet vooruitlopen op het kabinetsbesluit over de inventarisatie van maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van de economische crisis. Zoals de minister van Financiën u 16 februari (Kamerstuk 31 371, nr. 118) per brief heeft laten weten, kunnen de versnellingsmogelijkheden niet los te worden gezien van de bredere afwegingen die hierbij aan de orde zijn. Nadat hierover een besluit genomen is, zal ik u mijn reactie op de motie van het lid Cramer c.s. sturen en de aanvullende vragen van het lid Cramer beantwoorden. Naar ik hoop kan uw kamer begrip opbrengen voor deze handelswijze.