Kamerstuk 31700-X-127

Onderzoeken naar Post Traumatische Stress Stoornissen (PTSS)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2009

Gepubliceerd: 13 juli 2009
Indiener(s): Jack de Vries (staatssecretaris defensie) (CDA)
Onderwerpen: begroting defensie financiƫn internationaal organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-X-127.html
ID: 31700-X-127

31 700 X
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2009

nr. 127
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2009

Op 18 mei 2009 heeft de vaste commissie voor Defensie mij naar aanleiding van mijn brief van 1 mei 2009 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 111) verzocht uitvoeriger in te gaan op de onderzoeken naar Post Traumatische Stress Stoornissen (PTSS) (verzoek met kenmerk 2009D23668). Hierbij bied ik u de gevraagde informatie met betrekking tot de zestien onderzoeken aan. De onderzoeken worden uitgevoerd door verschillende organisaties, al dan niet in opdracht van of in samenwerking met Defensie.

1. Prospectie in stressgerelateerd militair onderzoek (PRISMO) – longitudinaal cohortonderzoek naar stressgerelateerde psychobiologische factoren in relatie tot uitzending (MGGZ, Vermetten)

Dit is het eerste prospectieve onderzoek dat biologische data verzamelt voorafgaand aan uitzending. Duizend deelnemers worden gedurende tien jaar gevolgd, waarbij een serie meetmomenten worden aangeboden, voorafgaand aan en direct na uitzending en één, twee, vijf en tien jaar na de uitzending. Bij de eerste drie momenten wordt biologisch onderzoek gedaan (bloedafname). Dit onderzoek maakt het mogelijk relaties te leggen tussen klachten na uitzending en eerder bestaande kenmerken, zodat wellicht risicofactoren kunnen worden geïdentificeerd. Deze kunnen vervolgens worden gebruikt in een risicoanalyse voor stressgerelateerde klachten, waaronder PTSS, maar ook vermoeidheid, (hoofd)pijn en duizeligheid.

2. Slaap en PTSS – onderzoek naar relatie slaap EEG en biologische ritmen bij PTSS (MGGZ, Vermetten)

Slaap is van wezenlijk belang voor de gezondheid. Patiënten met PTSS hebben slaapstoornissen, onder andere door onrust en nachtmerries. De aard van de slaapverstoring en de samenhang met andere biologische afwijkingen die bij PTSS zijn ontdekt, worden onderzocht. Meer kennis hierover kan aanknopingspunten opleveren voor een gerichte aanpak van deze problematiek.

3. Randomized Clinical Trial naar het effect van Prazosine bij de behandeling van nachtmerries bij PTSS (MGGZ, Vermetten)

Nachtmerries verstoren de slaap in ernstige mate. PTSS kenmerkt zich door het frequent optreden van nachtmerries. Er waren hiervoor tot dusver geen goede, werkzame geneesmiddelen bekend die niet verslavend zijn. Bij toeval zijn deze eigenschappen ontdekt bij het middel Prazosine. Sindsdien wordt het effect van deze stof onderzocht. Daarbij worden slaapregistratiepatronen en het mechanisme van slaapverstoringen onderzocht.

4. Neuroimaging met fMRI van slaap in relatie tot geheugenfuncties bij PTSS (MGGZ, Van Liempt/Vermetten)

Bij PTSS is het bewust herinneren verstoord. De opslag en consolidatie van herinneringen voltrekt zich tijdens de slaap en sinds kort is het mogelijk tijdens slaap een functionele hersenscan te maken. In dit onderzoek worden de verschillen tussen PTSS-patiënten en patiënten zonder PTSS in kaart gebracht.

5. Neuroimaging met fMRI van pijnperceptie in relatie tot stressprovocatie bij PTSS (MGGZ, Geuze)

Dit is een voortgezet onderzoek naar pijnverwerking bij PTSS. In deze studie wordt onderzocht of er een verschil in hersenactiviteit is tussen PTSS-patiënten en controleproefpersonen, wanneer zij voorafgaand aan een pijnlijke prikkel een stressvolle video bekijken. Dit onderzoek geeft meer inzicht in hersenactiviteit bij pijnverwerking onder oorlogsveteranen met PTSS en de invloed van stress op pijnverwerking bij veteranen met PTSS. Meer kennis van de werkingsmechanismen van de hersenen bij stress bieden meer mogelijkheden om gerichte interventies te bedenken en daarmee de stoornis te beïnvloeden.

6. BIOSTRESS: Militaire onderzoeksbegeleiding bij TNO project identificatie en evaluatie van biomarkers van stressgerelateerde processen bij militairen in relatie tot uitzending (TNO, Langenberg)

Dit onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen. Het belangrijkste doel is het vinden en valideren van biomarkers (kenmerkende biologische stoffen in het lichaam) die de ontwikkeling kunnen voorspellen van klachten na langdurige blootstelling aan stressvolle omstandigheden. Op basis van experimenten worden hiervoor wetenschappelijke modellen ontwikkeld die meer inzicht moeten geven in de vroege herkenning en mogelijke beïnvloedbaarheid van stressgerelateerde problemen. Ook wordt gekeken naar de bestaande best practices ten behoeve van de zorg rondom uitzendingen in Nederland en bij andere (Navo-)partners, te weten Australië, Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

7. Feasibility Virtual Reality Exposure als adjuvans bij de behandeling van PTSS (TNO, Neerincx)

In een haalbaarheidsstudie wordt bezien of en hoe virtual reality exposure (VRE) kan worden toegepast bij de huidige deeltijdbehandeling van veteranen. VRE is nog in de ontwerpfase voor een mogelijke pilot.

8. Trauma en persoonlijkheid: onderzoek bij militairen (PRISMO onderzoek) (Universiteit Utrecht, MGGZ, Kleber, Rademaker)

Hierbij wordt onderzocht of en hoe bepaalde stabiele psychologischeeigenschappen van militairen (kunnen) zijn geassocieerd met het ontstaan en het verloop van posttraumatische stressklachten. De resultaten hiervan kunnen meer inzicht geven in de gevoeligheid van mensen voor stress, wat weer mogelijkheden kan bieden voor preventie en vroege interventiemaatregelen bij personen met verhoogde risico’s.

9. Betekenisgeving na schokkende ervaringen bij militairen (Universiteit Utrecht, Veteraneninstituut, Kleber, Schok)

In dit onderzoek wordt de betekenis van uitzendervaringen beschreven en wordt de relatie gelegd tussen de betekenisgeving en de verwerking van een uitzending. Daarbij wordt in een grote groep veteranen ook onderzocht welke cognitieve en sociale factoren bijdragen tot betekenisgeving.

10. Diagnostiek van complexe PTSS (Centrum ’45, Jongedijk)

Dit onderzoek is nog in de ontwerpfase en het besluit tot voortzetting moet nog worden genomen.

11. Delayed Posttraumatic Stress Disorder (Centrum ’45, Smid, Gersons)

Door een combinatie van literatuurstudie, meta-analyse van andere onderzoeken, analyse van klinische data van patiënten en kwalitatieve interviews wordt het concept van verlate PTSS geanalyseerd.

Dit onderzoek kan mogelijk meer inzicht geven in de periode die ligt tussen de blootstelling van een persoon aan stressvolle gebeurtenissen en het uiteindelijke ontstaan van klachten van PTSS.

12. Treatment of traumatised refugees: A comparative study (Centrum ’45, ter Heide, Mooren, Kleber)

Bij de behandeling van enkelvoudig trauma geldt Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) als behandelingsmethode van eerste voorkeur. Onduidelijk is of EMDR ook effectief is in de behandeling van getraumatiseerde asielzoekers en vluchtelingen die veelal lijden aan complexere vormen van trauma. In de klinische praktijk worden bij deze doelgroep vaak stabiliserende interventies toegepast. In dit onderzoek wordt, door middel van een randomized controlled trial, de effectiviteit van EMDR vergeleken met de effectiviteit van stabilisatie bij asielzoekers en vluchtelingen, met als doel de behandeling voor deze doelgroep te verbeteren.

13. Intergenerational transmission of war trauma and child development (Centrum ’45, Van Ee, Mooren, Kleber)

Bij Centrum 45, het landelijke expertisecentrum voor medisch-psychologische behandeling van oorlogsgetroffenen, is een onderzoek begonnen naar de overdracht van oorlogstrauma op de ontwikkeling van het jonge kind. Het is bekend dat de meeste ouders met oorlogservaringen geen ernstige traumaklachten ontwikkelen. Zij zijn naar verwachting goed in staat hun kinderen de nodige verzorging en begeleiding te geven. Echter door ernstige traumaklachten ervaren sommigen ouders serieuze tekortkomingen in hun mogelijkheden hun kind op te voeden. Vanwege de afhankelijkheid van het jonge kind kunnen zich in deze relatie risico’s voordoen.

Onderzoek naar de gevolgen, vooral onder vluchtelingen, is uitermate schaars.

Om het inzicht in de processen van de overdracht van oorlogstrauma op de ontwikkeling van het jonge kind te vergroten, combineert dit onderzoek een traumaperspectief met een ontwikkelingsperspectief. Vluchtelingengezinnen met jonge kinderen wordt gevraagd deel te nemen aan een diagnostisch onderzoek, waarbij het welzijn van ouders, het welzijn en de ontwikkeling van het kind en de interactie tussen ouder en kind in kaart worden gebracht. Daarbij wordt de hechtingsrepresentatie van ouders en van hun kinderen gemeten. In asielzoekerscentra zal een controlegroep worden geworven van vluchtelingen met een laag niveau van posttraumatische stressklachten.

Doel van dit onderzoek is de invloed van de interactie tussen getraumatiseerde ouders en een kind op de symptomatologie van het kind te begrijpen. Doel is ook de beschermende mechanismen voor een optimale kinderontwikkeling onder moeilijke omstandigheden te begrijpen.

14. Mental health support for people living in areas of mass violence (Artsen zonder Grenzen, de Jong, Kleber)

Dit is een onderzoek waarin een interventiemodel voor geestelijke gezondheidszorg en psychosociale ondersteuning in het veld van de noodhulp en internationale samenwerking wordt bezien. Daarbij wordt onderzocht hoe men de lokale behoeften aan dit soort hulp kan inventariseren en op welke wijze men het best kan helpen, rekening houdend met de vraag of men westerse concepten van hulpverlening kan hanteren in landen met veelal een niet-westerse achtergrond en cultuur.

15. Schuld- en schaamtebeleving bij jonge veteranen (Veteraneninstituut, Universiteit van Tilburg, Rietveld)

Militairen in uitzendgebieden maken kennis met morele dilemma’s, waarbij machteloosheid en twijfel over het eigen handelen een rol kunnen spelen. In dit onderzoek wordt de theoretische betekenis van schuld en schaamte ten aanzien van militair handelen onderzocht, waarbij er tevens onderzoek onder veteranen wordt uitgevoerd naar achtergrond en verschijningsvorm van schuld en schaamtegevoelens.

Met de verkregen inzichten kunnen militairen mogelijk beter worden voorbereid op ethische vraagstukken en kunnen negatieve gevoelens van schuld en schaamte worden beperkt of voorkomen.

16. Experimenteel en longitudinaal onderzoek naar mechanismen van invloed op het ontstaan en de persistentie van posttraumatische stress stoornissen (Universiteit Utrecht, Engelhard)

Hierbij wordt onderzoek verricht onder militairen voorafgaand aan en na de uitzending. Er worden vragenlijsten ingevuld en taaktesten uitgevoerd, waardoor meer inzicht wordt verkregen in mechanismen die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van PTSS.

Niet voor alle wetenschappelijk onderzoeken geldt dat deze direct zullen leiden tot mogelijkheden voor de verbetering van behandelingen. Voor een deel kan het doel ook zijn het inzicht in de achtergronden van het ontstaan van klachten te vergroten. Defensie volgt de ontwikkelingen in de nationale en internationale wetenschap en beziet of op basis van nieuwe inzichten de preventie, vroege herkenning en behandeling van klachten kan worden verbeterd.

Ten slotte wijs ik u op de website van het Veteraneninstituut, waar in de rubriek «onderzoeken» de onderzoekswijzer is te vinden (http://www.veteraneninstituut.nl/).

De staatssecretaris van Defensie,

J. G. de Vries