Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 8 december 2008
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de regering in de internationaliseringsagenda uitspreekt dat wanneer een buitenlandse student eenmaal bekend is met het Nederlandse hoger onderwijs, ervoor gezorgd moet worden dat die student ook in Nederland kán studeren;
constaterende, dat de drempel voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte om toe te treden tot het Nederlandse hoger onderwijs aanzienlijk is verhoogd nu instellingen vrij zijn om een instellingscollegegeld te vragen;
overwegende, dat de minister het voornemen heeft laten varen om een deel van de totale met niet-EER studenten gemoeide rijksbijdrage onder de noemer Kennisbeurzen bestuurlijk te oormerken;
overwegende, dat participatie van studenten van buiten de Europese Economische Ruimte in het Nederlands hoger onderwijs een waardevolle bijdrage kan leveren aan de «international classroom»;
overwegende, dat voor de vorming van het maatschappelijk kader in ontwikkelingslanden de mogelijkheid voor studenten uit die landen om deel te nemen aan het Nederlands hoger onderwijs van groot belang is;
verzoekt de regering een fonds in het leven te roepen met als doelstellingen in ieder geval:
– het aantrekken van talentvolle, kwalitatief goede studenten uit de partnerlanden op het gebied van ontwikkelingssamenwerking die bijdragen aan de ontwikkeling van de «international classroom»;
– de ontwikkeling van het maatschappelijk kader in ontwikkelingslanden en om daarbij voorwaarden te stellen om een braindrain vanuit ontwikkelingslanden te voorkomen en om de Kamer hierover voor 1 juni 2009 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Anker
Besselink
Jan Jacob van Dijk