Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2008
Bij brief van 12 september jongstleden (met kenmerk 2008Z01825/2008D04197) heeft de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mij verzocht om een zogenaamde «feitelijke stand van zaken»-brief over het al of niet uitsluiten van Iraanse studenten van bepaalde studierichtingen in het hoger onderwijs in Nederland. Ik wil graag aan dit verzoek voldoen.
Daarbij vat ik uw verzoek op als de vraag in hoeverre er op dit moment reeds gevallen bekend zijn van instellingen die ófwel bij hen ingeschreven Iraanse studenten toegang hebben verboden tot de in de bijlage1 bij de regeling «Sanctieregeling Iran 2007» genoemde onderdelen van onderwijs en onderzoek, locaties en gegevensbestanden, ófwel ontheffing hiervoor bij OCW hebben aangevraagd. Het gaat bij deze regeling immers niet om het uitsluiten van Iraanse studenten van volledige studierichtingen, maar slechts het uitsluiten van specifieke onderdelen, locaties dan wel gegevensbestanden die onderdeel kunnen zijn van studierichtingen. Ter informatie voeg ik bij deze brief de regeling met bijlage zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 1 juli 2008. Vooral de bijlage geeft een goed beeld van de gebieden waarover we het hebben.
Op dit moment zijn mij geen gevallen bekend van instellingen die de bij hen ingeschreven Iraanse studenten de toegang tot de in de bijlage genoemde onderdelen hebben ontzegd. Daarnaast zijn tot op dit moment geen aanvragen voor ontheffing ingediend. Ik zal u aan het eind van dit studiejaar, dat wil zeggen in de zomer van 2009, opnieuw informeren.