Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2008
Hierbij bied ik u mede namens mijn ambtgenoten van Justitie en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het rapport «Een prettige jaarwisseling» aan.1 Het rapport is opgesteld door de Commissie Overlast Jaarwisseling (hierna: commissie), die ik naar aanleiding van de ongeregeldheden rond de jaarwisseling 2007/2008 heb ingesteld. De commissie, onder voorzitterschap van de heer De Graaf, had de opdracht te adviseren over de aanpak van ongeregeldheden, geweld en overlast tijdens de jaarwisseling.
De commissie heeft een inventarisatie gemaakt van ontwikkelde initiatieven ter beteugeling van ongeregeldheden, geweld en overlast bij de jaarwisseling. Gemeenten, brandweer- en politiekorpsen en ambulancediensten hebben input geleverd voor deze inventarisatie. Op basis van de inventarisatie en de aanbevelingen die aan haar zijn gedaan, heeft de commissie haar advies uitgebracht. Het advies gaat kort en bondig in op de meest geschikte vormen van aanpak in het bestrijden en voorkomen van ongeregeldheden, geweld en overlast tijdens de jaarwisseling. In deze brief ga ik, mede namens de ministers van Justitie en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, in op de negen aanbevelingen die de commissie heeft gedaan.
Het rapport is al beschikbaar gesteld voor gemeenten, politieen brandweerkorpsen en ambulancediensten, zodat ze bij de voorbereiding voor de komende jaarwisseling al gebuik kunnen maken van de vele tips in het rapport. Andere voorgestelde acties in het rapport vragen om meerjarige inspanningen, zoals het bewerkstellingen van een cultuurverandering waardoor veroorzakers van ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling door hun gehele omgeving gezien worden als gasten die niet welkom zijn op het feest van de jaarwisseling.
Uit de inventarisatie komt naar voren dat de problemen rond de jaarwisseling per gemeente en per jaar erg verschillen en dat niet kan worden gesproken van één landelijk uniform probleem. De commissie heeft geconstateerd dat er op veel gebieden niet structureel wordt gewerkt aan lokale of regionale voorbereidingen. Ook blijkt dat er geen goed inzicht is in de cijfers, de werkwijze en de samenwerking tussen de partijen.
Ondanks de ernst van de problematiek en de noodzaak voor daadkrachtig lokaal en regionaal optreden is het de commissie niet gebleken dat het huidige wettelijk instrumentarium moet worden uitgebreid. Evenmin is er de noodzaak voor een nationale rijksbrede aanpak. De centrale overheid heeft echter op diverse terreinen wel een stimulerende of ondersteunende rol.
De commissie is van mening dat de betrokken partijen zich moeten gaan richten op vroegtijdige lokale en regionale voorbereidingen en een multidisciplinaire aanpak van de problemen. Er moet meer aandacht komen voor de aanpak van de veroorzakers van de ongeregeldheden en voor de plekken waar deze plaatsvinden.
Het algemene beeld wordt door mij onderschreven. Hierna ga ik in op de afzonderlijke aanbevelingen.
1. De jaarwisseling: een grootschalig, risicovol evenement
In deze aanbeveling geeft de commissie aan dat de jaarwisseling het best te benaderen is als een grootschalig, risicovol evenement zoals een risicowedstrijd, zij het dat het gaat om een veel groter gebied. Overeenkomsten die de commissie noemt zijn onder meer een grote kans op ordeverstoringen, groepen die de confrontatie zoeken en risicovol gedrag in combinatie met drugs en alcohol. Om toch overzicht te hebben is het daarom belangrijk (potentiële) hotspots in kaart te brengen en bij de aanpak hiervan ook bijvoorbeeld bewoners en horeca te betrekken. De commissie pleit voor een goede balans tussen preventie en een gerichte repressieve aanpak.
Een combinatie van gebieds- en persoonsgerichte maatregelen dient te worden ingezet zodat individuen en groepen uit de anonimiteit worden gehaald. Operationeel kan hier onder andere de veelplegersaanpak en de methode van het «groepen pellen»1 (ook wel Beke-Ferwedamethodiek genoemd) worden toegepast.
Met de commissie ben ik van mening dat het lokale bestuur gebruik kan maken van bestaande en in ontwikkeling zijnde instrumenten voor de aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag in groepsverband in het publieke domein.
Allereerst kan worden gewezen op het opnemen en handhaven van artikelen in de Algemene Plaatselijke Verordening (zoals verbodsbepalingen over samenscholing, hinderlijk gedrag op de openbare weg, hinderlijk drankgebruik en het verbod op het meevoeren van voorwerpen en dergelijke), de toepassing van gebiedsverboden (gebiedsontzeggingen) op grond van de APV of artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, de inzet van cameratoezicht op openbare plaatsen (op basis van een gemeentelijke verordening vastgesteld krachtens artikel 151c van de Gemeentewet), de toepassing van noodbevoegdheden (ingevolge de artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet) en gebruikmaking van de bestuurlijke ophouding (op grond van artikel 154a of 176a Gemeentewet).
Daarnaast biedt het thans bij de Kamer aanhangige Wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast1 extra instrumenten. De burgemeester kan in geval van structurele en groepsgewijze overlast ter handhaving van de openbare orde een gebiedsverbod (eventueel gekoppeld aan een meldingsplicht) of een groepsverbod (om ongewenste groepsvorming tegen te gaan) opleggen. De officier van justitie kan in geval van een gepleegd strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig is verstoord, dan wel in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens personen dan wel aanhoudende vernielingen een gedragsaanwijzing opleggen, vooruitlopend op de uiteindelijke behandeling door de strafrechter. De gedragsaanwijzing van de officier van justitie betreft een gebiedsverbod, een contactverbod, een meldingsplicht en/of een aanwijzing zich te doen begeleiden. De nota naar aanleiding van het verslag is aan de Kamer toegezonden.
Voorts zal, zoals ook aangekondigd in het kabinetsstandpunt inzake het rapport «Bestuur, recht en veiligheid; bestuursrechtelijke bevoegdheden voor openbare ordehandhaving en terrorismebestrijding»2, de mogelijkheid van een bestuurlijke ophouding voor lichte gevallen nader worden onderzocht.
2. Ken de hotspots en hot shots
De commissie doet de aanbeveling per hotspot specifiek beleid te ontwikkelen op basis van een realistische risicoanalyse. Belangrijk hierbij is dat de maatregelen zoveel mogelijk in overleg met eigenaren, gebruikers en omwonenden worden genomen. Preventief kunnen de betrokken lokale partijen al vele maatregelen treffen variërend van het tijdig weghalen van afvalcontainers tot het instellen van extra bewaking.
Naast de hotspots dienen ook de hot shots goed in beeld te zijn. Zo zijn in meerdere gemeenten goede ervaringen opgedaan met het direct aanschrijven van daders die bij vorige jaarwisseling(en) overlast hebben veroorzaakt. Naast dergelijke preventieve maatregelen kan een gemeente waar nodig natuurlijk ook gebruik maken van meer repressieve maatregelen (groepsverboden, gebiedsverboden en/of meldingsplicht) zoals hierboven beschreven. Het kabinet onderschrijft de aanbeveling.
3. Haal de dader uit de anonimiteit
De commissie noemt een scala van maatregelen die lokale partijen kunnen inzetten om de anonimiteit van (potentiële) daders te verminderen. Bijvoorbeeld het gebruik van mobiele camera’s op de voertuigen van hulpdiensten, het gebruik van strafrechtelijke sancties zoals de voorwaarde van een meldplicht tijdens de volgende jaarwisseling bij een voorwaardelijke straf en het verhalen van schade op de daders.
3.1. Pilots voor vergroten pakkans
De afgelopen tijd heb ik € 2 miljoen subsidie verstrekt voor pilots die de pakkans van daders van agressie en geweld en mogelijkheden van bewijsverzameling tegen deze daders moeten vergroten. Het betreft een subsidie van € 1 miljoen aan de ambulancezorg voor een pilot met camera’s. De gesprekken om deze pilot operationeel te krijgen zijn ondertussen gestart. Op dit moment wordt bekeken of ambulances die zijn voorzien van camera’s of versneld kunnen worden voorzien van camera’s ingezet kunnen worden in gebieden waar de kans op verstoringen van de openbare orde historisch gezien groot is. Aan de politie is eveneens € 1 miljoen subsidie verstrekt voor een vergelijkbare pilot. Deze zal, gelet op de late start, naar alle waarschijnlijkheid niet operationeel kunnen zijn rond de komende jaarwisseling. In mijn brief van 10 november 20081 over aanvullende maatregelen in het kader van het Programma Veilige Publieke Taak heb ik u over beide pilots geïnformeerd.
3.2. Anoniem melden en aangeven
Tijdens de vorige twee jaarwisselingen zijn campagnes gedraaid vanuit Stichting M. Stichting M. biedt de mogelijkheid aan burgers om anoniem te melden wanneer zij getuige zijn geweest van strafbare feiten en zij de dader kennen, maar de dader ook hen kent. Met Stichting M. zijn voor de komende jaarwisseling afspraken gemaakt over het gratis ter beschikking stellen van posters en de film van de campagne «Stank voor dank» van het programma Veilige Publieke Taak aan gemeenten, veiligheidsregio’s en politiekorpsen. Waar nodig en mogelijk kunnen deze ook een lokale inkleuring krijgen.
Mijn ambtgenoot van Justitie en ik hebben een beleidsreactie gegeven bij het rapport «Anonimiteit in het strafproces»2. In deze reactie wordt gevolg gegeven aan een groot aantal aanbevelingen die hierin zijn gedaan. Er zijn nu al veel mogelijkheden voor het vergroten van de anonimiteit, zoals het domicilie kiezen van de werkgever of van het politiebureau. De komende periode zullen mijn ambtgenoot van Justitie en ik gebruiken om in het kader van anonimiteit in het strafproces afspraken te maken met het College van Procureurs-Generaal, de politie en andere organisaties en betrokkenen.
4. Begin tijdig en werk cyclisch
Zoals hiervoor al aangegeven vraagt de viering van de jaarwisseling om een gedegen, multidisciplinaire voorbereiding, waarbij alle relevante partijen meedenken en meedoen. Naast voor de hand liggende partijen als gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, brandweer en ambulancezorg moet daarbij ook aandacht zijn voor de inbreng en rol van bewoners, welzijnswerk, horeca e.d. De commissie heeft geconstateerd dat er nog een wereld te winnen is, als het gaat om een tijdige, brede, voorbereiding (enkele maanden van tevoren en met alle relevante partijen), registratie van relevante gebeurtenissen en goed gestructureerde evaluaties waaruit men lering kan trekken voor een volgende jaarwisseling. Ik heb begrepen dat de verschillende partijen zowel binnen de eigen organisatie als in samenwerking met elkaar met de aanbevelingen uit het rapport aan de gang zijn gegaan. Het kabinet ondersteunt deze aanbeveling.
5. Lokaal maatwerk, regionale afstemming
De voorbereiding van de jaarwisseling is vooral een lokale aangelegenheid, maar de commissie constateert tegelijkertijd dat het noodzakelijk is om bepaalde zaken op regionaal niveau te regelen. De mate waarin dit nu gebeurt, verschilt sterk per regio. De veiligheidsregio kan hierbij dienen als regionaal overlegplatform. Op dit niveau kunnen bijvoorbeeld onderwerpen als handhavingcapaciteit, een gezamenlijke normstelling (tolerantiegrenzen) en afspraken rondom registratie en evaluatie worden gemaakt.
Rond de jaarwisseling wordt er aandacht besteed aan de hulpdiensten in de huis-aan-huisbladen. De bedoeling is om de veiligheidsregio’s en politiekorpsen te betrekken bij deze campagne en hun lokale aspecten door te voeren in eigen media. De planning is om deze publicaties in week 51 en 52 te laten plaatsvinden. De landelijke norm, zoals deze op 29 mei 2008 is gepresenteerd, heeft hierin een plaats. Deze landelijke norm heeft als uitgangspunt dat agressie en geweld nooit worden getolereerd. Daarnaast geeft de norm aan dat de professional de ruimte moet krijgen bij de uitvoering van zijn taak, hun aanwijzingen opgevolgd dienen te worden en de orde ter plaatse waar hij optreedt niet mag worden verstoord. Voor de gemeenten, veiligheidsregio’s en politiekorpsen stelt het programma Veilige Publieke Taak van mijn ministerie instrumenten beschikbaar zoals het beeldmerk, ansichtkaarten en een flyer over de normen die gebruikt kunnen worden voor komende jaarwisseling.
6. Geen geweld en agressie tegen hulpverleners!
Werknemers moeten in staat worden gesteld om hun werk veilig uit te voeren. Agressie en geweld tegen hulpverleners zijn volstrekt onacceptabel. Deze boodschap moeten alle partijen, ook de media, blijven communiceren aan het publiek. Deze boodschap wordt door mijn ministerie ondersteund in het programma Veilige Publieke Taak1 dat ik u op 19 oktober 2007 heb aangeboden. Dit programma heeft als doel om voorvallen van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak te verminderen met 15%-punt in 20112 ten opzichte van de meting in 2007. De aanpak van het programma Veilige Publieke Taak kent drie sporen: Grenzen stellen, het helpen van werkgevers en het aanpakken van daders3. Het aanpakken van daders is daarbij de meest duidelijke breuk met het verleden. Samen met het ministerie van Justitie heeft het programma Veilige Publieke Taak een brochure «reactiemogelijkheden» ontwikkeld waarin vele juridische mogelijkheden staan hoe te reageren op agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak.
Bij de onder 5 genoemde brief van 10 november 2008 heb ik uw Kamer geïnformeerd over maatregelen die aanvullend zijn op de eerdere aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. In dit aanvullende pakket van maatregelen kondig ik aan afspraken te willen maken met sectoren Rijk en politie om agressie en geweld verplicht te melden. Daarnaast kondig ik de oprichting aan van een kennis en expertisecentrum voor werkgevers en werknemers aan om bij het verhalen van schade hen te ondersteunen en te adviseren.
Alle politiekorpsen, de ambulancezorg, de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), de VNG, de werkgeversorganisaties en de ziekenhuizen heb ik over de maatregelen voor de komende jaarwisseling 2008/2009 geïnformeerd. Ik heb hen gevraagd het personeel en vooral leidinggevenden, goed voor te bereiden en te instrueren op de risico’s tijdens de jaarwisseling, alsmede om bij het personeel aan te dringen op het melden van alle vormen van agressie en geweld voor, tijdens en kort na de jaarwisseling. Ik heb alle betrokkenen aangegeven welke registratie met betrekking tot agressie en geweld tegen hulpverleners van hen wordt verwacht.
In het kader van snelrecht heeft de minister van Justitie met het Openbaar Ministerie afspraken gemaakt over extra zittingsdagen kort na Nieuwjaar om invulling te geven aan uw wens de dader zorgvuldig en snel voor de rechter te brengen en om te voorkomen dat hij voordat hij de rechter heeft gezien in vrijheid wordt gesteld. De minister van Justitie gaf in zijn brief over snelrecht4 aan dat hij dit instrument in het kader van de jaarwisseling breed beschikbaar wil hebben. Hij is daarom met de Raad voor de Rechtspraak overeengekomen dat in het kader van de komende jaarwisseling in de grote steden supersnelrechtzittingen worden georganiseerd.
Registreren is geen doel op zich, maar een goede registratie vergroot wel het lerend vermogen. De commissie benadrukt dat registratie de verantwoordelijkheid is van iedere betrokken organisatie afzonderlijk. Er is geen behoefte aan een landelijk uniform systeem, maar binnen elke organisatie dient de informatie wel eenduidig en uniform te zijn. Pas dan is bijvoorbeeld ook een goede vergelijking van verschillende jaarwisselingen mogelijk. Om tot die eenduidige registratie te komen zouden de verschillende partijen hiervoor een eenvoudig registratie format voor hun eigen organisatie kunnen maken. In een dergelijk format moet in ieder geval aandacht zijn voor geleden schade, geweld (tegen hulpverleners), inzet van personeel e.d. Ik heb begrepen dat de partijen in het veld zich bewust zijn van de noodzaak van een adequate registratie en dat ook ondersteuning door de eigen organisatie wordt geboden in het verwezenlijken van een deugdelijke registratie van de gebeurtenissen rond de jaarwisseling.
De commissie geeft verder aan dat het noodzakelijk is om de cijfers en overige gegevens op een centraal punt te verzamelen en dat het Veiligheidsberaad1 hiervoor de meest aangewezen partij zou zijn. Ik deel de opvatting dat het belangrijk is om gegevens op een centraal punt te verzamelen, maar het is voor mij nog geen uitgemaakte zaak dat het Veiligheidsberaad hiervoor de meest geschikte partij is. Voor de komende jaarwisseling is vooral van belang dat alle betrokken organisaties op een eenduidige en uniforme manier binnen hun eigen organisatie relevante gegevens verzamelen. Alleen op die manier kan er goed geëvalueerd worden en is vergelijking mogelijk.
Ik heb het Korps landelijke politiediensten de opdracht gegeven de gegevens van de komende jaarwisseling voor mij te inventariseren bij de politiekorpsen en heb de ambulancezorg, de NVBR, de VNG, de relevante werkgeversorganisaties en de ziekenhuizen verzocht om de benodigde gegevens beschikbaar te stellen aan de regionale politiekorpsen.
8. Inzetten op cultuurverandering
De cultuur dat een bepaalde mate overlast, agressie en geweld nu eenmaal bij oud en nieuw horen moet worden doorbroken. De commissie geeft aan dat deze cultuurverandering een meerjarige inspanning vergt van zowel landelijke als lokale overheden. Zij pleit voor een landelijke campagne, met mogelijkheden voor lokale inkleuring, die laat zien welke gevolgen en agressie en geweld hebben voor de slachtoffers en daders, maar ook breder voor de (lokale) gemeenschap. Zoals bij punt 5 al aangegeven is er vanuit het eerder genoemde programma Veilige Publieke Taak een landelijke campagne opgezet om aandacht te vragen voor geweld tegen werknemers met een publieke taak. Rond de jaarwisseling (week 51 en 52) wordt specifiek aandacht besteed aan agressie en geweld tegen werknemers die met oud en nieuw werken.
9. Handhavinginspanningen op vuurwerkoverlast
Hieronder ga ik in op de door de commissie genoemde onderwerpen afsteektijden vuurwerk, illegaal vuurwerk en het instellen van een milieubelasting, alsmede op de tijdens het Algemeen Overleg van 29 januari 2008 aan uw Kamer gedane toezeggingen.
Om helder te maken dat het afsteken van vuurwerk alleen tot vergroten van de feestvreugde leidt wanneer dit plaatsvindt in de periode direct rond de jaarwisseling hebben mijn ambtgenote van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en ik tijdens het Algemeen Overleg van 29 januari 2008 met uw Kamer verkennend gesproken over de mogelijkheid de afsteektijden van vuurwerk te beperken.
De commissie is van mening dat het eventueel beperken van de afsteektijden effectief moet kunnen worden gehandhaafd. Door het OM en de politie is aangeven dat het beperken van de afsteektijden veel handhavingcapaciteit van de politie zal vergen. Deze capaciteit kan dan niet worden ingezet voor het bestrijden van andere ongeregeldheden. De afweging tussen de noodzaak van effectieve handhaving, de wens om normen te stellen en het feest dat de jaarwisseling moet zijn, heeft de commissie doen besluiten te adviseren niet over te gaan tot het aanpassen van de afsteektijden van vuurwerk.
Ook heb ik in de zomer een enquête laten uitvoeren naar ideeën die leven met betrekking tot de afsteektijden van vuurwerk. De Nederlandse bevolking is hierover zeer verdeeld. Er zijn niet alleen evenveel voor- en tegenstanders van het beperken van de afsteektijden, de standpunten liggen ook nog eens ver uit elkaar. Ze zijn breed gespreid van pertinente voorstanders tot uitdrukkelijke tegenstanders. Wel valt uit de enquête op te maken dat de Nederlandse bevolking niet de hoogste prioriteit bij het handhaven van de afsteektijden wil leggen. Aanpak van vandalisme, rellen en geweld tegen hulpverleners krijgen voorrang.
Omdat zowel uit het rapport van de commissie als uit de enquête blijkt dat er geen steun is voor het voornemen om de afsteektijden te beperken, zal daartoe niet worden overgegaan. Mocht daar in de toekomst wel reden voor zijn, dan kan daar uiteraard alsnog toe worden besloten.
De commissie adviseert om extra recherche- en justitiële capaciteit vrij te maken voor de aanpak van de invoer en handel in verboden consumentenvuurwerk. Zoals mijn ambtgenote van VROM en ik uw Kamer in onze brief van 25 januari 20081 hebben laten weten, vraagt het verboden consumentenvuurwerk om een stevige aanpak. In de afgelopen jaren zijn op basis van de «Interventiestrategie Verboden consumentenvuurwerk» van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM) in nauw overleg met het Functioneel Parket van het OM al diverse initiatieven in gang gezet om het illegale vuurwerk te bestrijden. Onder meer worden door de VROM-Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Vliegende Brigade Vuurwerk en de milieuteams van de politie gerichte interventies uitgevoerd tegen personen en bedrijven die verboden consumentenvuurwerk op de markt brengen. Daarbij wordt ook met Duitsland en België samengewerkt aan het bestrijden van de opslag en het transport van illegaal vuurwerk. Zo is dit jaar al 230 ton verboden consumentenvuurwerk in beslag genomen. Omdat verboden consumentenvuurwerk de meeste schade veroorzaakt is mijn ambtgenote van VROM in China geweest om onder andere met de Chinese overheid afspraken te maken om de samenwerking te intensiveren. Zo kan het verschepen van gevaarlijk vuurwerk worden voorkomen en het probleem bij de bron worden aangepakt. Door de successen in deze strategie kan er nu – zonder dat daarvoor extra recherche- of justitiële capaciteit voor moet worden vrijgemaakt – gericht en met resultaat worden opgetreden.
De commissie stelt voor het gebruik van vuurwerk te ontmoedigen via een milieubelasting op consumentenvuurwerk. Tegelijk acht de commissie het bezwaar dat dan sneller gekozen wordt voor illegaal vuurwerk zeer relevant. Een heffing op vuurwerk moet daarom gepaard gaan met een intensievere bestrijding van de import en het gebruik van illegaal vuurwerk.
In afwijking van het voorstel van de commissie achten mijn ambtgenote van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en ik een heffing op vuurwerk niet heilzaam. Mede gebaseerd op de bevolkingsenquête is te verwachten dat een prijsprikkel, tenzij deze zeer hoog is, weinig effect op de verkoop van consumentenvuurwerk zal hebben, terwijl de kans op aankoop van illegaal vuurwerk toeneemt. Een onderzoek dat het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in 2002 heeft laten uitvoeren door het EIM (onderzoek voor bedrijf en beleid), en dat bij brief van 12 november 2002 aan u is aangeboden, bevestigt dit beeld. Daarnaast is de vuurwerkbelasting in 2001 ook onderzocht als een mogelijke fiscale vergroeningsmaatregel door de werkgroep Vergroening van het fiscale stelsel II. Deze werkgroep kwam tot een negatief advies. Op basis van deze overwegingen zijn in het verleden meerdere moties tot het instellen van een vuurwerkbelasting afgeraden. Het invoeren van een belasting op vuurwerk wordt daarom niet overwogen.
Op 29 januari 2008 vond een Algemeen Overleg plaats over vuurwerk en de jaarwisseling. Tijdens dit Algemeen Overleg is onder meer gesproken over de mogelijkheid van strafrechtelijke groepsaansprakelijkheid. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van openlijke geweldpleging in vereniging, dan is het onder omstandigheden mogelijk om een hele groep strafrechtelijk aansprakelijk te stellen.
Tevens is tijdens het AO de vraag gesteld hoeveel mensen zijn opgepakt voor de aangestoken branden. Ik heb dit landelijk opgevraagd en uit de politiesystemen blijkt dat in de periode 1 januari 2008 00:00 uur–1 januari 2008 6:00 uur in totaal 169 mensen zijn aangehouden wegens brandstichting/ontploffing.1
Ook is tijdens het AO kort gesproken over de mogelijkheid om de bestuurlijke boete in te zetten om de overlast veroorzaakt door vuurwerk aan te pakken. De bestuurlijke boete overlast is alleen mogelijk bij overtredingen van de APV en de afvalstoffenverordening. Gedragingen uit de APV die kunnen leiden tot overlast in de openbare ruimte en niet in de algemene maatregel van bestuur zijn uitgesloten in de zogeheten negatieve lijst, vallen onder de wet bestuurlijke boete overlast (verwachte inwerkingtreding begin 2009). Daar hoeft van rijkswege niets meer voor te worden geregeld. Gemeenten dienen wel bij verordening de bepalingen aan te wijzen die zij onder de bestuurlijke boete willen laten vallen. Alle overtredingen van wet- en regelgeving rondom vuurwerk kunnen strafrechtelijk worden gehandhaafd. Voor de overlastfeiten uit de APV en afvalstoffenverordening, die door gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren worden gehandhaafd met een transactie of een strafbeschikking, vloeit via de zogeheten pv-vergoedingsregeling een deel van de geldboete terug naar de gemeente.2
De afsteektijden van vuurwerk worden in het Vuurwerkbesluit geregeld en overtredingen van dit besluit worden aangemerkt als een economisch delict dat strafrechtelijk kan worden gehandhaafd. De overlast, bijvoorbeeld geluidhinder, schade of zwerfvuil (overtredingen van de APV), die gepaard gaat met het overtreden van de afsteektijden kan, zoals hiervoor aangegeven, zowel via de route van de bestuurlijke boete als via de transactie en de strafbeschikking voor overlastfeiten worden gehandhaafd.
Deze methode tracht de behoefte van de overlastgevende groep (en de omgeving) en de individuele behoeften binnen de groep te herkennen, in kaart te brengen en te bespreken. Meer informatie over methodieken is te vinden op www.hetccv.nl.
Het veiligheidsberaad bestaat uit de voorzitters van de veiligheidsregio’s en fungeert als leidend bestuur in de ontwikkeling van veiligheidsregio’s. Hij is tevens aanspreekpunt voor het Rijk om afspraken met het veld te maken op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Voor meer informatie over bestuurlijke boete en strafbeschikking zie nader www.servicecentrumhandhaving.nl