Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2009
Via deze brief voldoe ik aan uw verzoek van 6 februari 2009 om uw Kamer te informeren over de uitvoering van de motie Joldersma/Teeven over drugs in penitentiaire inrichtingen1 (31 700 VI, nr. 43).
De motie Joldersma/Teeven verzoekt de voorgestelde eenduidige, strenge aanpak van drugs in penitentiaire inrichtingen uit te breiden naar forensisch psychiatrische centra (FPC’s) en justitiële jeugdinrichtingen. Tevens verzoekt de motie om verslaafde gedetineerden de mogelijkheid te bieden om op zogenaamde drugsvrije afdelingen van hun verslaving af te komen.
Ik beschouw de motie als een ondersteuning van mijn beleid om de handel in drugs, de aanwezigheid van drugs en het gebruik ervan in alle sectoren van de Dienst Justitiële Inrichtingen – volwassen, tbs en jeugd – te bestrijden. De concrete toepassing van dat beleid is per sector specifiek ingevuld.
In mijn brief van 24 oktober 20082 heb ik uw Kamer bericht over de maatregelen die ik heb genomen om de invoer en gebruik van en handel in drugs in penitentiaire inrichtingen te voorkomen. Per 1 januari 2009 is het aangepaste drugsbeleid in alle penitentiaire inrichtingen geïmplementeerd. Voor de inzet van drugshonden en het aanpassen van bezoekruimten geldt dat de implementatie respectievelijk medio 2009 en oktober 2010 voltooid is.
In de vierde voortgangsrapportage Plan van Aanpak tbs/Vernieuwing Forensische Zorg3 heb ik u recentelijk geïnformeerd over de aanpak van middelengebruik in de tbs-sector. Namens de Forensisch Psychiatrische Centra werkt GGZ Nederland aan een plan van aanpak voor gezamenlijk beleid inzake opsporing en controle. Hierbij staat optimalisering en harmonisering centraal. Naar verwachting zal dit plan rond de zomer van 2009 gereed zijn.
Over de aanpak van drugs in justitiële jeugdinrichtingen en het verslavingsbeleid in het gevangeniswezen bericht ik u in deze brief.
2. Aanpak middelengebruik in justitiële jeugdinrichtingen
Het verblijf van een jeugdige in een justitiële jeugdinrichting (JJI) dient meerdere doelen. Het gaat zowel om sanctionering en beveiliging als om opvoeding en resocialisatie. Conform artikel 2 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt de uitvoering van de straf of maatregel aangewend voor de opvoeding van de jeugdige en zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding op diens terugkeer in de vrije maatschappij.
2.1 Uitgangspunt: geen alcohol en drugs
Jeugdigen die in een JJI verblijven, vormen een risicogroep voor problematisch gebruik van alcohol en drugs. Omdat problematisch middelengebruik een belangrijke risicofactor is voor recidive besteden alle jeugdinrichtingen veel aandacht aan het bestrijden van middelengebruik. De JJI’s voeren een beleid dat is gericht op een totaal verbod van het gebruik van alcohol en drugs.
De aanwezigheid en het gebruik van drugs binnen de JJI’s wordt op verschillende manieren bestreden:
1. Bij de opname of de medische intake wordt gescreend op middelengebruik.
2. Er worden voorlichtingsprogramma’s aangeboden en verschillende programma’s gericht op het tegengaan van het gebruik van alcohol en drugs.
3. Urinecontroles en blaastests maken onderdeel uit van het beleid gericht op signalering, controle en ondersteuning bij middelengebruik.
4. Controle op middelengebruik vindt daarnaast plaatst door fouillering, visitatie, kamercontroles en indien nodig groepscontroles.
5. Het gebruik van verboden middelen wordt gesanctioneerd. Deze sancties zijn toegesneden op de jongere die het betreft en vaak gekoppeld aan het verlofregime: bij een positieve uitslag wordt komend verlof ingetrokken.
6. Incidenteel wordt gebruik gemaakt van de inzet van drugshonden.
In één van de jeugdinrichtingen start begin 2009 een pilot met gestructureerde inzet van drugshonden. Afhankelijk van de uitkomsten van de pilot bepaal ik of ik een bredere inzet van dit middel nodig en wenselijk is.
Het verbieden en sanctioneren van drugsgebruik is belangrijk, maar is niet voldoende om toekomstig middelengebruik te voorkomen. Het op een effectieve manier voorlichten en trainen van jongeren in het omgaan met alcohol en drugs is cruciaal. Daarbij is een integrale aanpak nodig, omdat problematisch middelengebruik bij deze jongeren immers nooit een probleem op zich is, maar vaak vergezeld gaat van en is verbonden met vele andere problemen.
Onderdeel van deze aanpak is de gedragsinterventie Brains4Use. Deze gedragsinterventie verkleint de kans op recidive door het terugdringen van drugsen alcoholgebruik. Daarnaast beoogt de interventie de kans op uitval op school of werk te verminderen als gevolg van middelengebruik en het voorkomen van schadelijke gevolgen voor het sociaal-emotioneel welbevinden en de gezondheid van jongeren. De gedragsinterventie wordt al enige tijd toegepast in JJI Rentray en is in 2008 voorlopig erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. De interventie zal nu in meerdere JJI’s worden geïmplementeerd. Dit jaar starten de inrichtingen met de trainingen hiervoor.
Sinds juli 2007 is de pilot Open & Alert in samenwerking met de verslavingsinstelling Centrum Maliebaan in uitvoering in de JJI De Heuvelrug. Het project Open & Alert berust op twee pijlers:
1. ontwikkeling van alcohol- en drugsbeleid;
2. deskundigheidsbevordering van professionals binnen de JJI.
Centrum Maliebaan biedt binnen de pilot ondersteuning bij het ontwikkelen van een alcohol- en drugsbeleid binnen de inrichting. Daarnaast geeft Centrum Maliebaan ook trainingen aan medewerkers van de inrichting en wordt er samengewerkt op het gebied van preventie en behandeling. Geïndiceerde jongeren krijgen therapie en gesprekken bij de verslavingszorginstelling. De pilot Open & Alert loopt tot maart 2009 en wordt geëvalueerd door het Trimbos-instituut. In deze evaluatie worden de mogelijkheden onderzocht voor een bredere implementatie binnen andere jeugdinrichtingen. Tevens onderzoekt het Trimbos-Instituut in dit onderzoek ook het effect van de samenwerking van de inrichting met de verslavingsinstelling op de behandeling van de jeugdige.
Naast deze pilot is het WODC eind 2008 gestart met een onderzoek naar middelengebruik bij justitiabele jongeren en PIJ-jongeren in het bijzonder. Dit onderzoek moet de kennis over de aard en omvang van het problematische middelengebruik onder jongeren in JJI’s vergroten. Kennis over het middelengebruik vergroot de mogelijkheden om adequate maatregelen te treffen om verslavingsproblematiek bij jeugdigen tegen te gaan en zo de kans op recidive te verkleinen. Het onderzoek is dit najaar gereed.
3. Verslavingsbeleid in het gevangeniswezen
Zoals ik u tijdens de begrotingsbehandeling van Justitie al heb geïnformeerd, verdwijnen de specifieke verslavingsbegeleidingsafdelingen (VBA’s) in het gevangeniswezen. In het kader van de invoering van het programma Modernisering Gevangeniswezen heb ik namelijk besloten om in plaats van de meer dan veertig regimes een indeling van zes doelgroepen in het gevangeniswezen te hanteren (preventief gehechten, kortverblijvenden, langverblijvenden, vrouwen, bijzondere groepen en strafrechtelijke vreemdelingen). Door deze indeling in doelgroepen is het mogelijk om maatwerk per gedetineerde te bieden.
De persoonsgerichte benadering van gedetineerden staat in mijn plannen voorop. Dit begint bij de screening bij binnenkomst, waar onder andere de zorgbehoefte van de gedetineerde wordt vastgesteld.
Dit is ook het geval bij verslaafde gedetineerden. Afhankelijk van hun zorgbehoefte komen zij in aanmerking voor verschillende vormen van zorg in het gevangeniswezen of in de GGz. Het hulpaanbod in de justitiële inrichtingen is enerzijds gericht op onthouding van drugs en anderzijds op het beperken van schade aan de gezondheid van de individuele gebruiker. Behandeling met methadon moet geplaatst worden in een breder kader van medische interventies voor verslaafden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen cure (gericht op stabiele abstinentie) en care (gericht op stabilisatie). Als abstinentie niet meer haalbaar is, wordt de verslaving behandeld als een chronische ziekte.
Primair is mijn beleid erop gericht om (chronisch) verslaafden vrijwillig of zonodig onder drang toe te leiden naar de GGz voor ambulante of klinische zorg. De gedetineerde kan op elk moment, bij binnenkomst of gedurende de detentie, vragen om hulp voor zijn verslavingsproblematiek. Er bestaan gedurende het gehele justitiële traject mogelijkheden om verslaafden naar zorg toe te leiden. Dat kan dus op vrijwillige basis, maar ook onder drang of met dwang. Onder drang wordt verstaan het bij de verslaafde justitiabele aandringen om iets aan de verslavingsproblematiek te doen, bijvoorbeeld in het kader van voorwaardelijke sancties1.
Indien doorgeleiding naar de GGz niet mogelijk is, gelet op het strafrestant en de zorg- en beveiligingsbehoefte, komen ernstige verslaafden die meer zorg nodig hebben dan basiszorg in aanmerking voor plaatsing in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC).
Op reguliere afdelingen in het gevangeniswezen bestaat daarnaast de mogelijkheid om kwetsbare verslaafden op een Extra Zorg Voorziening (EZV) te plaatsen, waar extra begeleiding en deskundigheid aanwezig is. Verslaafden die tot de doelgroep langverblijvenden behoren2, komen in aanmerking voor interventies en begeleiding in het kader van het programma Terugdringen Recidive.