Vastgesteld 29 september 2008
De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De op 23 september 2008 voorgelegde vragen zijn, bij brief van 26 september 2008, beantwoord door de minister van Financiën.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Antwoorden vragen hoofdstuk IXB Financiën
Er wordt een opsomming gegeven van de grootste irritatiepunten wat betreft de administratieve lasten. Het is niet duidelijk wat er nu concreet op dit terrein gebeurt. Welke maatregelen worden er genomen en wanneer? Graag een overzicht hiervan.
De Tweede Kamer wordt tweemaal per jaar schriftelijk geïnformeerd over de voortgang op het terrein van de vermindering van regeldruk voor bedrijven. De volgende integrale rapportage zal in november 2008 worden aangeboden aan de Tweede Kamer. In deze rapportage zal het kabinet concreet ingaan op de reductiemaatregelen die in 2008 in werking zijn getreden en de maatregelen die voor de komende kabinetsjaren (2009–2011) zijn voorzien. Aangezien het kabinet op dit moment nog bezig is haar planvorming definitief af te ronden, wil ik daar nu nog niet op vooruitlopen.
Verhoging van de grens voor het doen van de kwartaalaangifte voor de btw van EUR 7 000 naar EUR 15 000. Om hoeveel bedrijven gaat dit precies?
De verhoging van de grens betekent dat ongeveer 45 000 ondernemers per kwartaal in plaats van per maand aangifte mogen doen.
Zeer zuinige auto’s krijgen een vrijstelling van de BPM en een verlaging van de MRB. Hoe worden deze gederfde inkomsten gedekt?
De vrijstelling van de BPM voor zeer zuinige auto’s wordt gedekt met de aanscherping van de CO2-toeslag voor zeer onzuinige auto’s in de BPM. De startgrens van de CO2-toeslag wordt verlaagd van 232 gr/km en 192 gr/km voor respectievelijk benzine en diesel naar 228 gr/km en 189 gr/km. Daarnaast worden in het Belastingplan 2009 tevens de kosten van het bevriezen van de labelconstanten van het energielabel gedekt via de CO2-toeslag. Dit gebeurt door het verhogen van het tarief van de CO2-toeslag van € 110 naar € 125 en het verder verlagen van de startgrenzen naar 212 gr/km en 176 gr/km voor respectievelijk benzine en diesel.
De MRB-verlaging voor zeer zuinige auto’s wordt gedekt door het MRB-tarief voor personenauto’s en bestelauto’s van particulieren iets te verhogen. Dit is in de budgettaire tabel in hoofdstuk 11 van de Memorie van Toelichting verwerkt onder de post «verschuiven BPM naar MRB, inclusief verlaging MRB-tarief zeer zuinige auto’s en verdere differentiatie bijtelling auto van de zaak». Zoals deze post al aangeeft wordt hiermee ook de introductie van de nieuwe categorie voor zuinige auto’s in de bijtelling gefinancierd.
Worden alleen vrachtauto’s extra belast met de verhoging voor de MRB?
Er wordt in het Belastingplan 2009 een verhoging van de MRB voor vrachtauto’s in de klasse Euro 0, 1 en 2 voorgesteld. Voor de vrachtauto’s in de klasse Euro 3 en hoger wordt de MRB (op de indexatie na) niet verhoogd. Ook voor andere voertuigcategorieën worden MRB verhogingen voorgesteld. Zo wordt voor de personenauto’s en de bestelauto’s van particulieren de MRB in 2009 verhoogd met eenzelfde budgettair bedrag als de BPM voor deze voertuigcategorieën wordt verlaagd. Dit in voorbereiding op de invoering van de kilometerbeprijzing. Verder wordt de MRB voor motoren verhoogd met eenzelfde percentage als de bovengenoemde verhoging bij personenauto’s en bestelauto’s voor particulieren.
Aangegeven wordt dat er twee pijlers zijn bij de handhavingstrategie van de Belastingdienst: vertrouwen en repressie. Kan worden aangegeven bij welk percentage van het totaal aantal aangiften sprake is van repressie?
In het massale toezicht worden alle aangiften door het systeem gecontroleerd. Jaarlijks gaat het om bijvoorbeeld circa 10,5 mln aangiften Inkomstenbelasting en Vennootschapsbelasting. Vervolgens worden via de selectiemodule de risicovolle posten automatisch uitgeworpen voor behandeling op de regiokantoren. In 2008 zullen circa 1 miljoen aangiften op deze wijze worden gecontroleerd. In 2009 zal het aantal aangiften dat automatisch wordt uitgeworpen voor behandeling op de kantoren, worden verminderd. De Belastingdienst wil steeds meer in de actualiteit gegevens vaststellen en dus vooraf fouten voorkomen en indien nodig in de actualiteit bijsturen.
Wegen de extra kosten voor horizontaal toezicht op tegen de ontvangsten na structurele repressie?
Voor horizontaal toezicht worden geen extra kosten gemaakt. Er is sprake van verschuiving van toezichtscapaciteit van klassieke repressieve instrumenten, zoals boekenonderzoeken en kantoortoetsen, naar preventieve instrumenten zoals horizontaal toezicht en acties in de actualiteit. In plaats van een individuele aangifte achteraf te corrigeren, worden nu in gezamenlijkheid en via vooroverleg problemen aan de voorkant van de handhavingsketen opgelost. Preventie en afspraken vooraf zijn efficiënter dan controle en foutherstel achteraf. Samenwerking met bonafide maatschappelijke partijen levert een structureel beter aangifteproces op.
Welke audits zijn er reeds uitgevoerd om de ICT door te lichten?
De Belastingdienst laat structureel audits uitvoeren op de ICT projecten. De Auditdienst Financiën heeft voor dit jaar 2400 mandagen gereserveerd om de ICT door te lichten. Daarnaast worden er geregeld externe partijen ingeschakeld om plannen voor (onderdelen van) ICT projecten door te lichten. Op alle grote ICT projecten, die op dit moment door de Belastingdienst worden uitgevoerd, zijn of worden audits uitgevoerd.
Wat zijn de resultaten van het team «ICT-regie en architectuur» dat per 1 juli 2008 van start is gegaan?
Bij de start van het team is onderscheid gemaakt in activiteiten voor de korte en voor de middellange en lange termijn. Voor de korte termijn gaat het met name om aandacht voor de volgende maatregelen:
• inrichting van extra testprocedures en controlemechanismen;
• inrichting versterkte outputcontrole en zekerstelling van binnenkomende berichten voor de belangrijkste informatiestromen;
• inrichting versterkte damage-organisatie.
De eerste effecten van deze maatregelen zijn al zichtbaar en moeten nog dit jaar structureel effect sorteren.
Voor de middellange en lange termijn kunnen worden genoemd:
• strategie informatievoorziening en bedrijfsarchitectuur;
• beheer van de ICT-portefeuille Belastingdienst;
• strategie voor sourcing van ICT-activiteiten;
• kwaliteitsborging;
• versterking programmamanagement en servicemanagement.
Hoe wordt de Tweede Kamer in het kader van het vijfde luik van de vereenvoudingsoperatie geïnformeerd over de bedrijfsarchitectuur en procesbeschrijvingen? Kan de Tweede Kamer daar inzicht in krijgen?
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd door middel van de halfjaarsrapportages vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst. De eerstvolgende rapportage staat gepland voor 1 december 2008.
Kan er een overzicht worden gegeven van alle grote automatiseringsprojecten bij de Belastingdienst? Wat zijn de begrote kosten per automatiseringsproject en de tot nu toe werkelijk gemaakte kosten? Welke automatiseringsprojecten zijn uitbesteed aan externe partijen?
Hieronder is een overzicht gegeven van de grote automatiseringsprojecten bij de Belastingdienst, inclusief kosten en uitvoerende partijen:
Project | Kosten | Uitvoerder |
---|---|---|
Aanslagbelastingsysteem (ABS) | 226 mln | Belastingdienst |
Basisregistraties | 46 mln | Belastingdienst |
Complexiteitsreductie | 200 mln | IBM Nederland BV (i.s.m. Belastingdienst) |
eCustoms | 48 mln | IBM Nederland BV (i.s.m. Belastingdienst) |
Herinrichting invorderingsproces | 78 mln | Oracle (i.s.m. Belastingdienst) |
Sagitta binnenbrengen | 34 mln | Cargonaut (i.s.m. Belastingdienst) |
Samenwerking UWV-Belastingdienst (SUB) | 165 mln | Belastingdienst |
Toeslagen | 275 mln | Diverse bedrijven (i.s.m. Belastingdienst) |
Vooringevulde aangifte (VIA) | 45 mln | Belastingdienst |
Kan er meer inzicht worden gegeven hoe het personeel van de Belastingdienst, inclusief de extern ingehuurde krachten, is ingezet op de verschillende onderdelen?
Bij de Belastingdienst werken in totaal ruim 30 000 medewerkers. Daarnaast worden er ongeveer 3500 krachten ingehuurd. Deze medewerkers zijn als volgt verdeeld over de verschillende onderdelen: belastingkantoren (dienstverlening, toezicht en invordering) 16 200 medewerkers (waarvan 150 inhuurkrachten), belastingtelefoon 1400 medewerkers (waarvan 700 flexibele krachten), B/CA (massaal proces) 1600 medewerkers (waarvan 400 flexibele krachten), Toeslagen 1250 medewerkers (waarvan 650 inhuurkrachten), douane 5350 medewerkers (waarvan 25 inhuurkrachten), FIOD-ECD 1150 medewerkers (geen inhuurkrachten), ICT en ontwerp 4700 medewerkers (waarvan 1175 inhuurkrachten), kennis en communicatie, 500 medewerkers (waarvan 50 inhuurkrachten) en facilitaire ondersteuning 1600 medewerkers (waarvan 225 inhuurkrachten)
Wat zijn de deadlines per automatiseringsproject? Welke tussenliggende doelen zijn er gesteld? Wat zijn de Go/NoGo momenten?
Het programma complexiteitsreductie maakt deel uit van de vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst. Het programma bestaat uit twee delen; de eerste fase levert de basis en de basisfunctionaliteiten die noodzakelijk zijn voor het realiseren van de doelstellingen van dit programma. Kernactiviteiten zijn het opschonen van het aantal systemen, leveren van generieke basisvoorzieningen, migreren elimineren van bestaande applicaties en systemen naar de basisvoorzieningen en aansluiten van nieuwe voorzieningen.
De tweede fase van het programma richt zich op het realiseren van fundamentele wijzigingen van de bedrijfsprocessen. Kernactiviteiten van deze fase zijn het ontwikkelen van een bedrijfsarchitectuur en het implementeren hiervan.
Het programma bestaat uit 22 deelprojecten. Binnen het programma wordt gewerkt volgens de Prince II methodiek, hetgeen betekent dat er per deelproject een projectbrief, businesscase en project initiatie document (PID) is opgesteld. In deze plannen zijn de subdoelen en deadlines opgenomen. De Tweede Kamer wordt halfjaarlijks geïnformeerd over de voortgang van het programma complexiteitsreductie. In mei is de tweede halfjaarsrapportage (Kamerstukken II, 2007/08, 31 066, nr. 48) aan de Tweede Kamer aangeboden.
Hoe staat het met de vereenvoudigingsoperatie? Kan hierover meer informatie worden gegeven?
Halfjaarlijks wordt de Tweede Kamer via een voortgangsrapportage op de hoogte gesteld over de stand van zaken van de vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst. De laatste rapportage heeft de Kamer ontvangen op 30 mei 2008 (Kamerstukken II, 2007/08, 31 066, nr. 48). Deze rapportage is op 24 juni 2008 aan de orde geweest in het Wetgevingsoverleg met de vaste commissie voor Financiën. Voor 1 december 2008 staat de eerstvolgende rapportage gepland.
Opgemerkt wordt dat meer transparantie in de financiële wereld (o.a. kredietcrisis, credit rating agencies) tot verbetering leidt. Wat houdt dergelijke transparantie concreet in en hoe leidt dit tot verbetering?
Op korte termijn toont deze transparantie de mate waarin financiële instellingen zijn blootgesteld aan beleggingen in de probleem-hypotheken. Onduidelijkheid over deze blootstellingen leidt tot veel onzekerheid op de financiële markten, hetgeen de handel niet ten goede komt. Wat betreft credit rating agencies kan transparantie o.a. belangenconflicten voorkomen (bijv. de publicatie van de namen van klanten die meer dan 10% van de omzet uitmaken) en inzicht bieden in de kwaliteit van de activiteiten (bijv. de publicatie van historische ratings met de bijbehorende default rates).
Opgemerkt wordt dat het invoeren van zogenaamde colleges of supervisors centraal staat. Kan worden aangegeven wat er precies wordt verstaan onder een college of supervisors? Welke alternatieven zijn er beschikbaar? Waarom deze keuze?
Een colleges of supervisors is een samenwerkingsverband tussen toezichthouders uit lidstaten waarbinnen één financiële instelling actief is. Deze waren tot voor kort op vrijwillige basis, maar zijn door de Europese ministers van Financiën dit jaar verplicht gesteld. Voor iedere grensoverschrijdende financiële instelling binnen de EU gaat dus een college of supervisors bestaan. In de dagelijkse toezichtpraktijk op grensoverschrijdende financiële instellingen werken per financiële instelling de nationale toezichthouders samen uit die landen waar de instelling actief is. In lijn hiermee bestaat elk college of supervisors uit andere toezichthouders (en dus andere lidstaten) en verschillen colleges ook van grootte (afhankelijk van de verspreiding van de grensoverschrijdende financiële instelling). Denkbare alternatieven zijn geen samenwerking, of bijvoorbeeld één Europese toezichthouder. Geen samenwerking bevordert het toezicht geenszins, en ligt niet voor de hand. Een enkele toezichthouder kan geen volledig beeld krijgen van een grensoverschrijdende instelling, hiervoor is onder andere lokale informatie nodig. Dit is tevens een argument waarom een systeem waarbij één Europese toezichthouder alle toezichtstaken uitvoert en er geen nationale toezichthouders meer bestaan op het moment geen denkbaar alternatief is. Uiteindelijk blijkt lokale kennis van groot belang voor gedegen toezicht, en kennis- en informatiedeling tussen toezichthouders speelt hierbij een belangrijke rol.
Aangegeven wordt dat Nederland, om zich te handhaven als financieel centrum, concurrentie het hoofd zal moeten bieden van Frankfurt, Parijs, Milaan en Barcelona. Is het concurrentieprobleem met Ierland en Luxemburg opgelost?
De opsomming van financiële centra in de beleidsagenda is niet limitatief bedoeld. Beleidsconcurrentie tussen landen is een blijvend verschijnsel. De strijd om de gunst van de markt is nooit afgelopen. Als open economie zal Nederland moeten blijven inspelen op ontwikkelingen in andere landen en transities blijven doormaken. Tegelijkertijd zal Nederland zijn eigen beleidsruimte blijven benutten om publieke belangen te waarborgen.
Er wordt aangegeven dat er een discussie zal zijn over overnames en de in 2008 gehouden consultatie over de wenselijkheid van een marktmeester. Welke vorm krijgt deze discussie?
De consultatie van de sector over de vraag naar de noodzaak van het introduceren van (elementen van) een marktmeester is op 8 september jl. van start gegaan. Deze zal op 1 december a.s. zijn afgerond. Na afronding van de consultatie zal de minister van Financiën in 2009 zijn conclusies met de Tweede Kamer delen. De minister zal begin 2009 de kamer een brief hierover toezenden. Hierover kan met de kamer van gedachten worden gewisseld.
In het onderzoek naar de wenselijkheid van een Marktmeester in Nederland is er aandacht besteed aan het ontstaan van de Nederlandse biedingsregels, de redenen waarom afscheid is genomen van zelfregulering, de nieuwe biedingsregels, de rol van het enquêterecht en ten slotte het Britse overnamesysteem. Op basis hiervan heeft het ministerie van Financiën een aantal voorlopige opvattingen en naar aanleiding daarvan vragen geformuleerd, waarop de reactie van de markt wordt gevraagd.
Naar verwachting wordt er begin 2009 een nieuwe Corporate Governance Code vastgesteld. Kan de minister aangeven wat wordt gemist in de oude Code en wat hij graag in die nieuwe Code zou willen zien?
De Monitoring Commissie Corporate Governance Code (Commissie Frijns) heeft op 4 juni 2008 voorstellen gedaan voor aanpassing van de Code. Deze voorstellen, waarover de Tweede Kamer op 17 juli jl. is geïnformeerd, volgen op een verzoek dat VNO-NCW, mede namens VEUO, VEB, Eumedion, NCD en NYSE Euronext, in april 2008 aan de Monitoring Commissie heeft gedaan om de Code te actualiseren. Ook FNV en CNV hebben in mei 2008 de Monitoring Commissie verzocht om de Code aan te passen.
Zoals in de genoemde brief is gemeld hebben betrokken organisaties en overige belangstellenden tot 15 september 2008 de gelegenheid gehad een reactie te geven op de aanpassingsvoorstellen van de Commissie.
De Commissie is voornemens om, met inachtneming van de ontvangen consultatiereacties, in december 2008 de aangepaste Code vast te stellen en aan te bieden aan de betrokken organisaties. Dan zal naar verwachting ook het kabinet worden verzocht om de aangepaste Code wettelijk te verankeren. Deze wettelijke verankering zal bestaan uit het bij algemene maatregel van bestuur aanwijzen van de aangepaste Code. Indien het kabinet hieraan gevolg geeft, is het rechtsgevolg van de aanwijzing dat beursvennootschappen verplicht worden in hun jaarverslag verantwoording af te leggen omtrent toepassing van de aangepaste Code.
Bij het politieke besluit omtrent de wettelijke verankering van de aangepaste Code zullen de Tweede Kamer en Eerste Kamer in het kader van de zogeheten voorhangprocedure nadrukkelijk worden betrokken.
Het kabinet is voornemens om een intentiemelding in te voeren. In het conceptwetsvoorstel is een uitgebreide melding bij 10% belang opgenomen. In de zomer bleek uit mediaberichten dat de minister toch liever een ja/nee-melding wil hebben bij 3% belang. Klopt dit? Zo ja, kan de minister deze keuze nader verklaren?
Zoals is verwoord in de Miljoenennota bestaat het voornemen om aandeelhouders de plicht op te leggen om bij een 3 procent aandelenbelang hun zeggenschap te laten melden (dit is momenteel 5 procent) en bovendien moeten aangeven wat hun intenties zijn. Ik ben voornemens om het wetsvoorstel later dit jaar bij de Staten-Generaal in te dienen. In de memorie van toelichting bij dat voorstel zullen de gemaakte keuzen worden toegelicht.
Worden er in 2008 ook al «één contact» statistieken bijgehouden? Kunnen die cijfers in het jaarverslag over 2008 worden weergegeven?
Ook nu al worden deze gegevens bijgehouden en vermeld in het beheersverslag Belastingdienst.
De Belastingdienst investeert meer in Toezicht op straat. Bij de keuze van thema’s speelt de maatschappelijke relevantie een rol. Kunt dat worden toegelicht? Aan wat voor thema’s denkt u en wat is het verband met de Belastingdienst?
De Belastingdienst selecteert thema’s niet alleen op basis van omvang en fiscaal belang maar ook op maatschappelijke relevantie. Hij staat voor toezicht dat ertoe doet en sluit aan bij doelstellingen die overheidsbreed belangrijk zijn. Het aanpakken van vrijplaatsen en van probleemwijken zijn hiervan voorbeelden. Ook vastgoed, waar onderwereld en bovenwereld elkaar raken, is een voorbeeld van een thema waar Belastingdienst al enkele jaren prioriteit aan geeft. Dergelijke brede thema’s kunnen alleen succesvol in samenwerking met andere handhavers en maatschappelijke partijen worden opgepakt. Zo werkt de Belastingdienst samen met gemeenten politie en OM waar het om overheidsvrijplaatsen gaat. In interventieteams werkt de Belastingdienst samen met UWV, gemeente, politie, Arbeidsinspectie, SIOD en SVB. Zij handhaven zichtbaar in vooraf geselecteerde industriegebieden, winkelcentra en buurten. In deze samenwerkingsverbanden controleert de Belastingdienst de voor hem relevante (fiscale) wet- en regelgeving en treedt op waar nodig.
Op drie van de vier meetpunten is de waarde van 2007 ten opzichte van die van 2006 bij de prestatie-indicator afgenomen. Kan worden verklaard hoe dit komt?
De door de burger ervaren kwaliteit van de dienstverlening wordt jaarlijks gemeten in de Fiscale Monitor, waarbij, met behulp van een representatieve steekproef, belastingplichtigen en toeslaggerechtigden worden geënquêteerd. Burgers vinden dat het afhandelen van aangiftes en aanvragen door de Belastingdienst traag verloopt. Ondernemingen zijn in vergelijking met burgers minder tevreden als het gaat over het nakomen van afspraken.
De score ervaren bereikbaarheid is praktisch gelijk gebleven met 2006.
Er zit een groot verschil tussen de begrote overige programma-uitgaven voor 2008 en 2009. Hoe is dit verschil te verklaren?
Het verschil bij de begrote overige programma-uitgaven tussen 2008 en 2009 is grotendeels te verklaren uit de overheveling naar het Gemeentefonds van de specifieke uitkering WOZ met ingang van 1 januari 2009. Dit betreft een mutatie van 54 mln euro.
Waar is te vinden op welke manier de 2,8 miljard euro bij de Belastingdienst wordt besteed? Is daar meer over bekend dan alleen de verdeling van 1,6 miljard voor personele uitgaven en 1,2 miljard voor materiële uitgaven?
Een nadere verdeling van het budget van 2,8 miljard euro bij de Belastingdienst is te vinden in de kadernota. De kadernota is de interne begroting van de Belastingdienst en betreft een verdere uitwerking van de IXB begroting. De kadernota gaat uit van zes categorieën; personeel (1,5 mld), personeelsgebonden materiële uitgaven (220 mln), ontwerp en ICT (485 mln), kennis en communicatie (70 mln), facilitaire dienstverlening, inclusief huisvesting (400 mln) en overige uitgaven (95 mln).
Hoeveel wordt er uitgegeven aan ideeënmanagement door de Belastingdienst?
De Belastingdienst geeft jaarlijks ongeveer 100 000 euro uit aan ideeënmanagement.
Aangegeven staat dat de productie van het aantal twee-euromunten gestegen is van 341 duizend naar 6,5 miljoen. Wat is hier de reden voor?
De stijging van de productie van het aantal twee-euromunten in 2007 (6,5 miljoen) ten opzichte van 2006 (341 duizend) is het gevolg van de uitgifte in 2007 van 6,25 miljoen twee-euromunten ter gelegenheid van 50 jaar Verdrag van Rome.
Uit de tabel op pagina 41 blijkt dat de dividendinkomsten op staatsdeelnemingen gestaag afnemen de komende jaren. Waar is deze afname door te verklaren? Worden er de komende jaren nog staatsdeelnemingen afgestoten?
Oorzaak hiervan is onder meer gelegen in omvangrijke investeringsprogramma’s van enkele staatsdeelnemingen, waardoor de dividendontvangsten voor de Staat lager zullen zijn in komende jaren.
Voorzien wordt dat in de komende jaren geen deelnemingen worden afgestoten. Zoals beschreven in de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid die in december 2007 naar uw Kamer is gezonden, worden in beginsel geen deelnemingen verkocht. Slechts wanneer het aandeelhouderschap als instrument niet langer een toegevoegde waarde heeft voor de borging van het publieke belang en de continuïteit van het publiek belang bij privaat aandeelhouderschap niet in gevaar komt maar zelfs hierbij gebaat is, behoort verkoop van deelnemingen tot de mogelijkheden.
De ontvangsten voor programma-ontvangsten bedroegen in 2008 € 2 348 584 dit bedrag is gedaald voor 2009 naar € 1 949 798 vanwaar deze daling?
De daling in verwachte programmaontvangsten voor 2009 wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling van de verwachte superdividenden, reguliere dividenden en afdrachten Holland Casino. Voor de laatste twee posten uit de begroting verwijs ik u respectievelijk naar de vragen 30 en 29. Eerder informeerde ik u over de reden waarom de tweede superdividenduitkering van Schiphol niet in de begroting 2009 is opgenomen; de verwachte omvang is nog onzeker. Dit heeft een drukkend effect op de programma-ontvangsten. Overigens is het in zijn algemeenheid onredelijk om een constante stroom van superdividenden te verwachten. Het besluit hiertoe wordt op grond van bedrijfseconomische merites genomen en zal daarom niet jaarlijks plaatsvinden. Een gezonde balansstructuur van staatsdeelnemingen speelt hierbij een bepalende rol.
De afdracht van Holland Casino bedraagt in 2008 € 70 000 en in 2009 € 45 000. Vanwaar deze daling?
Er zijn meerdere oorzaken voor de voorziene afnemende winstafdrachten van Holland Casino in de komende jaren. De meest voorname is het rookverbod dat per juli van dit jaar effectief is en ook ziet op de casino’s. Het rookverbod zal waarschijnlijk leiden tot een daling in bezoekersaantallen en bezoekersuitgaven. Andere oorzaken zijn de gevolgen van het van toepassing verklaren van de kansspelbelasting op de spelautomaten en afnemende bezoekersaantallen door macro-economische ontwikkelingen.
Met betrekking tot de financieringsactiviteiten publiek-private sector dalen de dividendontvangsten van staatsdeelnemingen van €560 255 in 2008 tegen €477 255 in 2009 en blijven dalen. Hoe kan deze structurele daling worden verklaard?
Zie het antwoord op vraag 27.
Op welke wijze gaat de regering bereiken dat 100% van de deelnemingen in 2010 voldoen aan de Code Tabaksblat?
De staatsdeelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten voldoen vrijwel alle aan Code Tabaksblat. Tot een afzonderlijke categorie binnen de portefeuille van de staatsdeelnemingen behoren die deelnemingen waarvan de activiteiten eerder reeds zijn verkocht, maar niet in de vorm van een verkoop van aandelen van de topvennootschap waarin de Staat participeert. Het aandeelhouderschap in die topvennootschap wordt dan nog gecontinueerd, omdat bijvoorbeeld nog claims moeten worden afgewikkeld. Deze categorie deelnemingen is ook opgenomen in het overzicht dat uitkomt op een score van 80%. Feitelijk wordt bij deze groep staatsdeelnemingen niet gestreefd naar invoering van Code Tabaksblat. In de Nota Staatsdeelnemingenbeleid Rijksoverheid (Kamerstukken II 2007/08, 28 165, nr. 69) vindt u een overzicht van de deelnemingen zonder volwaardige activiteiten.
De uitgaven met betrekking tot internationale financiële betrekkingen zijn de uitgaven gestegen van € 53 457 in 2008 tegen € 161 552 in 2009. Vanwaar deze stijging?
Deze schommelingen in de uitgaven zijn het gevolg van fluctuaties in het betalingsschema van de bijdragen aan het zachte leningenloket van de Wereldbank (International Development Association; IDA). Ook zullen in 2009 de eerste betalingen gedaan worden in het kader van de 15e middelenaanvulling van IDA. Deze betalingen bedragen in 2009 naar verwachting € 69,84 mln.
Wat ligt ten grondslag aan de stijging van verplichtingen van ruim 2 mld. in 2007 naar een kleine 12 mld. in 2008?
Dit wordt verklaard doordat de kolom 2007 de realisatie weergeeft van de aangegane verplichtingen in 2007, terwijl de kolom 2008 aangeeft tot welk bedrag verplichtingen mogen worden aangegaan (verplichtingenplafond) in het lopende jaar 2008.
De uitgaven met betrekking tot exportkredietverzekering en investeringsgaranties bedraagt in 2008 € 106 257 tegen € 119 763 in 2009. Vanwaar deze stijging?
Het beeld aan de uitgavenzijde wordt bepaald door schade-uitkeringen en door uitvoeringskosten.
De schade-uitkeringen zijn afhankelijk van het actuele en verwachte betaalgedrag van debiteuren in derde landen. Bij het opstellen van de begroting waren de onzekerheden hieromtrent voor 2009 groter dan voor 2008. Dit leidt tot een gematigde stijging van de raming.
De uitvoeringskosten zullen in 2009 naar verwachting dalen ten opzichte van 2008.
De ontvangsten met betrekking tot exportkredietverzekering en investeringsgaranties is gedaald van € 161 250 in 2008 tegen € 101 250 in 2009. Vanwaar deze daling?
Het beeld aan de inkomstenkant wordt voor een belangrijk deel bepaald door inkomsten die voortvloeien uit schuldenregelingen die in het kader van de Club van Parijs (CvP) zijn gesloten met debiteuren die in het verleden niet aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Deze inkomsten nemen steeds verder af omdat steeds meer landen slagen in het nakomen van hun schuldverplichtingen. De portefeuille aan CvP-vorderingen raakt steeds leger. Dit vindt zijn weerslag in de ramingen.
Om marktverstoring en een race to the bottom te voorkomen geldt de eis dat de exportkredietverzekeringfaciliteit over een langere termijn kostendekkend moet zijn. Graag een toelichting. Over welke termijn gaat dit eigenlijk?
Kostendekkendheid wil zeggen dat op de lange termijn de premiebetalingen door het bedrijfsleven voldoende dienen te zijn om alle schade-uitkeringen die niet teruggevorderd kunnen worden plus de uitvoeringskosten van de faciliteit te dekken. De term «lange termijn» is internationaal niet nader gedefinieerd, maar duidelijk is dat het gaat om vele jaren. De eis van kostendekkendheid is in internationaal verband vastgesteld om te voorkomen dat er exportsubsidies worden gegeven door een te ruimhartig exportkredietverzekeringbeleid dat de markt verstoort. Zou de eis niet gelden dan bestaat het gevaar dat niet wordt geconcurreerd op basis van prijs en kwaliteit, maar op basis van welke overheid de aantrekkelijkste financiering kan bieden.
In het Rijksjaarverslag 2007 wordt vermeld dat over de periode 1999–2007 het bedrijfseconomische resultaat € 78 miljoen bedroeg. Dit betekent dat de Nederlandse exportkredietverzekeringfaciliteit aan de eis van kostendekkendheid voldoet, en dat de Staat dus geen subsidie verstrekt aan het bedrijfsleven dat van de faciliteit gebruik maakt.
Er wordt gerept over internationaal overleg om een gelijk speelveld te creëren en te handhaven. Wat is de status hiervan? Bestaan er tussen de Europese landen reeds uniforme afspraken? Wat voor afspraken bestaan er met de grote niet Europese economieën (VS, China, Brazilie, India, Australie, Japan)? Wanneer zullen deze in werking komen als ze nog niet bestaan?
Internationaal overleg vindt hoofdzakelijk plaats in het verband van de EU en de OESO. De Verenigde Staten, Australië en Japan zijn lid van de OESO en onderschrijven daarmee de afspraken die op het gebied van de exportkredietverzekering zijn gemaakt.
Er bestaan reeds tal van uniforme afspraken, bijvoorbeeld op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, premies die aan het bedrijfsleven worden gevraagd, looptijden van kredieten, rentesteun, duurzaam leenbeleid enzovoort.
Door de toenemende internationalisering en de opkomende markten neemt het aantal landen dat exportkredietverzekeringen ondersteunt steeds verder toe. Landen zoals Brazilië, China en India, die geen van allen lid zijn van de OESO, worden daardoor steeds belangrijkere concurrenten.
Om te borgen dat de Nederlandse exporteurs ook met deze landen onder gelijke voorwaarden kunnen blijven concurreren is het van groot belang om de opkomende economieën bij de werkzaamheden van de OESO te betrekken. Dit proces wordt outreach genoemd, en neemt steeds concretere vormen aan. Zo zit een aantal opkomende economieën inmiddels bij de OESO als observer aan tafel.
De winstafdracht van DNB neemt in 2009 fors af, namelijk met EUR 262 mln. Graag een specificatie hiervan. Op welke rentestijging is de verwachting op winsttoename in 2010 en 2011 gebaseerd?
Hoe is de ontwikkeling van de winstafdrachten van de DNB. Hoe kan het grote verschil worden verklaard?
De winst van DNB is afhankelijk van meerdere factoren, en kan daarom mogelijk sterk fluctueren over de jaren. De factoren die hier invloed op hebben zijn onder meer de economische groei, de stand van de rente, de staat van de financiële markten en bijvoorbeeld de beleggingen van DNB.
Met betrekking tot internationale financiële betrekkingen (beleidsartikel 4) zien we een uitgavenstijging van € 49 258 in 2008 naar € 258 765 (2009). Hoe kan deze stijging worden verklaard?
De door u genoemde bedragen zijn uit de begroting van 2008. Volgens de begroting 2009 stijgen de uitgaven van € 53 457 in 2008 tot € 161 552 in 2009. Voor een verklaring van die stijging zie het antwoord op vraag 32.
Motie 6. Wanneer kunnen we het resultaat van deze motie tegemoet zien?
In het algemeen overleg van 16 april 2008 is door de staatssecretaris van Defensie toegezegd dit onderwerp te betrekken bij de verdere uitwerking van het actieplan Werving en Behoud, dat uiterlijk 15 oktober 2008 aan de Tweede Kamer zal worden gestuurd.
Motie 15. Waar kunnen we deze motie terugvinden in de begroting?
Ter uitvoering van de motie zal de subsidieverlening aan ouderenbonden voor de jaren 2009 t/m 2011 worden gecontinueerd en verantwoord op artikel 1.2 van de IXB begroting (het artikel apparaat Belastingdienst). Vanwege de geringe omvang van het bedrag, zal dit in de begroting niet apart zichtbaar worden gemaakt.
Toezegging 72. Waar is deze analyse terug te vinden?
Het betreft de toezegging van de minister van Financiën om de regelingen MIA, EIA en VAMIL te analyseren, omdat de Tweede Kamer tijdens het najaarsdebat in december 2007 had aangegeven niet gelukkig te zijn met het tijdelijk buiten toepassing stellen van de EIA, MIA en VAMIL vanwege dreigende budgetoverschrijdingen. Deze analyse is terug te vinden in de Memorie van Toelichting van het Wetsvoorstel Overig Fiscale Maatregelen 2009 (paragraaf 2.2, pagina 3).
Van de 83 gedane toezeggingen zijn er volgens dit overzicht nog 40 gepland voor afronding in de laatste maanden van 2008. Op welke tijdstip kunnen we deze afronding exact tegemoet zien? Is deze afronding mogelijk met de huidige personeelsbezetting?
Naar de huidige stand van zaken is het de verwachting dat deze toezeggingen nog dit jaar afgerond kunnen worden. Wanneer dat exact zal zijn verschilt per toezegging.
Toezeggingen 64 t/m 67. Kunnen deze voor 8 oktober behandeld worden?
Het betreft hier vier toezeggingen met betrekking tot het fiscale zeevaartdossier. Toezegging 67 is inmiddels gestand gedaan door in het belastingplan een maatregel voor zeer grote schepen op te nemen en daarnaast voor scheepsmanagementactiviteiten een korting te geven bij het bepalen van de grondslag voor de vennootschapsbelasting. De overige drie toezeggingen worden vanwege de onderlinge samenhang met de motie Roefs/Kortenhorst (motie 14 op blz. 93) meegenomen in een brief die uitvoering geeft aan die motie. Het streven is deze brief voor 8 oktober aan de Kamer te doen toekomen.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ndervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP) en Sap (GL).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Vacature (algemeen), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP) en Vendrik (GL).