Vastgesteld 14 oktober 2008
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Waarom gaat het overzicht van moties en toezeggingen slechts tot 2007?
De bijlage «moties en toezeggingen» loopt tot augustus 2008 (zie blz. 25 t/m 28).
Kan er een overzicht komen van de wederzijdse resultaatverplichtingen in het proces van staatkundige vernieuwing met de verplichtingen van de staatssecretaris, de afzonderlijke ministeries, Aruba, Sint Maarten, Curaçao en de BES-eilanden?
De resultaatsverplichtingen worden neergelegd in de besluitenlijsten van de politieke stuurgroepen en de bestuurlijke overleggen met de BES eilanden, die na elke bijeenkomst aan de Kamers worden toegezonden. Zie hiervoor bijvoorbeeld mijn brieven van 19 juni 2008 (31 200 IV, nr. 56), 5 juni 2008 (31 200 IV, nr. 53 ), 5 maart 2008 (31 200 IV, nr. 32) en 12 februari 2008 (31 200 IV, nr. 29).
Hoe kunnen topsporters van Antilliaanse afkomst na de staatkundige vernieuwing in internationaal competitieverband uitkomen voor de overzeese Koninkrijksdelen?
Het in internationaal verband uitkomen van topsporters is de verantwoordelijkheid van de internationale sportorganisaties zelf. Het is aan de sporter zelf en de eisen die de drie Olympische Comités binnen het Koninkrijk (NOC*NSF voor Nederland, COA voor Aruba en NAOC voor eilanden van de Nederlandse Antillen) stellen voor welk land topsporters uit de Antillen na de transitie van de Antillen gaan uitkomen op toernooien erkend door het Internationaal Olympisch Comité. Dat zal niet veranderen door de staatkundige vernieuwing. De rijksoverheid heeft hierbij geen directe rol.
Het Internationaal Olympisch Comité heeft aangegeven dat het NAOC mag blijven bestaan indien zij de vijf eilanden van de Nederlandse Antillen ook binnen de nieuwe staatkundige verhoudingen blijft vertegenwoordigen. Het Land de Nederlandse Antillen en de vijf afzonderlijke eilanden hebben zich hierover positief uitgesproken. Ook Nederland steunt het voortbestaan van het NAOC.
Ook voor regionale Caribische kampioenschappen verandert er niets. Hiervoor geldt dat sporters van afzonderlijke eilanden zich namens hun eilandelijke sportorganisatie kunnen blijven aanmelden bij de daarvoor verantwoordelijke regionale organisaties zoals dat ook voor de Franse Caribische eilanden als Guadeloupe en Saint Maarten gebruikelijk is.
Kunnen de burgers van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden ná de staatkundige vernieuwing een beroep doen op een Ombudsman in verband met de bestuurlijke slagkracht van deze eilanden?
Alle inwoners van de Nederlands-Antilliaanse eilanden moeten na de toekomstige vernieuwing klachten over gedragingen van de overheid kunnen indienen bij een Ombudsvoorziening. Met Aruba zijn hierover geen afspraken gemaakt.
Kan een rijksbreed (met alle betrokken ministeries) en integraal overzicht worden verstrekt van de financiële relaties dan wel verplichtingen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba vanaf 2009, inclusief technische en andere personele bijstand, zoals het Recherchesamenwerkingsteam (RST)?
Deze gegevens worden niet centraal bijgehouden. Op de korte termijn, die staat voor de beantwoording van deze vragen, is het niet mogelijk hierop een antwoord te geven.
Is er voor de extra gelden van € 13 miljoen voor zorg en € 14 miljoen voor 2010 voor de BES-eilanden een verdeling per eiland en per beleidsterrein te geven?
Er is een onderverdeling per beleidsterrein te geven:
2 x € 3 miljoen voor Jeugd & Gezin;
2 x € 3 miljoen voor volksgezondheid;
2 x € 4 miljoen voor onderwijs;
2 x € 2 miljoen voor veiligheid;
€ 1 miljoen voor het regionaal service centrum in 2009 en € 2 miljoen in 2010.
Momenteel stellen de betrokken ministeries in overleg met de drie eilanden een bestedingsplan op waarin de specifieke maatregelen worden opgenomen. Wanneer deze plannen gereed zijn, komt er meer duidelijkheid over de verdeling per eiland.
Op welke eilanden wordt al conform de Sociaal-Economische Initiatieven (SEI’s), die een positieve invloed hebben op het investeringsklimaat en de sociaal-economische situatie op de eilanden, gewerkt? Zijn er ook eilanden waar nog geen actie is?
Er loopt een SEI op elk eiland van de Nederlandse Antillen. Alle eilanden werken op dit moment aan de uitvoering van SEI’s, er is dus op elk eiland actie. De eerste voortgangsgesprekken over de uitvoering van de SEI’s zijn gepland in het vierde kwartaal van 2008. Wel is het zo dat er signalen zijn dat de uitvoering van de SEI’s achter loopt op schema. Ik heb daar, bij de eilanden waar het om gaat, aandacht voor gevraagd en duidelijk aangegeven dat vaart in de uitvoering van de SEI’s noodzakelijk is.
Is de verbetering van het welzijn van de bevolking als gevolg van de combinatie van de staatkundige hervorming met de sanering van de schulden van de eilanden en een breed pakket maatregelen op sociaal en economisch gebied al meetbaar? Welke concrete en meetbare resultaten heeft het kabinet voor ogen met «een duidelijke verbetering van het welzijn van de bevolking»?
De meeste programma’s zitten nog in het begin van de uitvoeringsfase, waardoor het nog niet mogelijk is om concrete resultaten te meten van het welzijn van de bevolking. Naast de programma’s (te vinden op www.minbzk.nl) zal ook het saneren van de overheidsfinanciën en het toezicht op de begrotingen leiden tot meer ruimte om in de behoeften van de bevolking te kunnen voorzien alsmede tot een betere begrotingsdiscipline. Er zijn vele elementen die bijdragen aan het welzijn van een bevolking, bijvoorbeeld veiligheid of een goede gezondheidszorg. De concrete doelen kunt u onder meer terug vinden in de diverse programma’s die met de eilandgebieden overeengekomen zijn. Deze programma’s zijn inmiddels in gang gezet en zullen onmiskenbaar leiden tot een verbetering van het welzijn op de eilanden.
Hoe definieert het kabinet het begrip «kwaliteit» in de context van het belang om vaart te houden in het proces zonder concessies te doen aan de kwaliteit?
Met kwaliteit in het proces wordt bedoeld dat het Kabinet geen concessies doet aan de bij de afgesloten akkoorden gestelde doelen. De weg naar het gestelde doel kan, daar waar nodig en wenselijk, worden aangepast maar de gestelde doelen blijven overeind.
Hoe is de departementale coördinatie van het Regionaal Servicecentrum geregeld?
De vestiging van een gemeenschappelijk Regionaal Servicecentrum, met de hoofdvestiging op Bonaire, en nevenvestigingen op Sint Eustatius en Saba, wordt voorbereid door ambtenaren van de departementen BZK, Financiën en Justitie, onder verantwoordelijkheid van het ministerie van BZK. De interdepartementale afstemming en voortgangsbespreking vindt plaats met de individuele departementen en tijdens het periodiek overleg over de transitie van de BES-eilanden. Dit interdepartementaal periodiek overleg wordt voorbereid en voorgezeten door BZK.
Kan er een toelichting worden gegeven op aard, status en omvang van het Regionaal Servicecentrum per eiland?
Het Regionaal Service Centrum zie ik als een uitvoeringskantoor. Het centrum zal een structurele bijdrage leveren aan de uitvoering van (Rijks-) taken op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Als deeltaken zie ik: (1) het optreden als loket voor taken die door Nederlandse instanties uitgevoerd worden of die door instanties van andere eilanden worden uitgevoerd; (2) het uitvoeren van taken in opdracht van Nederlandse departementen en (andere) overheidsorganen; (3) het bieden van huisvesting voor Nederlandse instanties die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zelf taken gaan uitvoeren en het bieden van bedrijfsvoeringsondersteuning aan Nederlandse departementen en overheidsorganen, waaronder het vervullen van de rol van werkgever.
Mijn uitgangspunt is dat de omvang van het Regionaal Service Centrum is afgestemd op de schaalgrootte van de eilanden. De precieze omvang van het Regionaal Service Centrum moet in de toekomst duidelijk worden. Bij de voorbereidingen ga ik uit van de volgende aantallen (flex)werkplekken: 30 op Bonaire, 8 op Sint Eustatius en 5 op Saba.
Wat wordt verstaan onder de belangrijkste wetgeving voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba? Welke criteria zijn hiervoor gehanteerd?
De belangrijkste wetgeving voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de Wet financiële verhouding openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de Aanpassingswet Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de wet tot wijziging van de Kieswet.
Deze wetgeving is belangrijk omdat het de basisregelingen zijn voor de openbare lichamen. Bij de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden de openbare lichamen ingesteld, alsmede de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van hun besturen geregeld. De Wet financiële verhouding openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba regelt de financiële functie, de heffing en invordering van lokale belastingen en de financiële verhouding met de centrale overheid. De Invoeringswet regelt het recht dat van toepassing wordt in de openbare lichamen en algemeen overgangsrecht. In de Aanpassingswet wordt de Nederlands-Antilliaanse regelgeving die in de openbare lichamen als formele Nederlandse wetten zullen gelden indien nodig aangepast. Bovendien worden in deze wet bestaande Nederlandse wetten die meteen in de openbare lichamen zullen worden ingevoerd, aangepast. De laatstbedoelde aanpassingen gelden overigens alleen in de openbare lichamen. De wijziging van de Kieswet is van belang omdat hierin voor de burgers van de openbare lichamen het kiesrecht voor de leden van de Eerste en Tweede Kamer en het Europees Parlement worden geregeld respectievelijk aangepast. Bovendien wordt bij deze wet het kiesrecht voor de leden van de eilandsraden van de openbare lichamen geregeld.
Hoeveel Sociaal-Economische Initiatieven zijn inmiddels van start gegaan? Hoeveel initiatieven zijn nog niet begonnen?
Alle SEI’s (ieder eiland heeft één eigen SEI) zijn inmiddels van start gegaan.
Kan een overzicht gegeven worden van «alle afgesproken criteria» die bij de toetsing tijdens de Ronde Tafel Conferentie (RTC) zullen worden gehanteerd?
Bij mijn brief van 20 maart 2008 (31 200 IV, nr. 34) heb ik uw Kamer de brief van 7 maart 2006 van de Voorbereidingscommissie Ronde Tafel Conferentie toegezonden, waarin wordt aangegeven aan welke criteria de constituties, de wetgeving en het overheidsapparaat van de nieuwe entiteiten moeten voldoen.
Zijn er al Rijksuitvoeringskantoren geopend?
Nee, er zijn nog geen kantoren geopend. Met de bestuurders op de BES-eilanden is de afspraak gemaakt dat de Regionale Service Centra per 16 december 2008 worden geopend. Dit is mijn uitgangspunt bij de voorbereidingen die op dit moment in volle gang zijn. Er zal op korte termijn een kwartiermaker worden aangesteld die zich zal richten op de verdere voorbereidingen en de inrichting van de organisatie.
Verwacht het kabinet dat de toekomstige overheidsapparaten in 2010 vóór de Ronde Tafel Conferentie gereed zullen zijn om de nieuwe taken uit te voeren?
In de slotverklaring van de start-Ronde Tafel Conferentie van november 2005 is afgesproken dat getoetst wordt of het overheidsapparaat van de nieuwe Landen voldoet aan de criteria. Op dat moment is duidelijk of de toekomstige overheidsapparaten gereed zijn.
Wie betaalt het programma Institutionele Versterking Bestuur (IVB)? Om welke bedragen per eiland gaat het?
Bonaire (€ 2 385 000), Saba (€ 508 333), Sint Eustatius (€ 331 117) en het land Nederlandse Antillen (€ 5 704 082) hebben met het oog op de staatkundige verandering een éénjarig IVB-programma dat alleen 2008 beslaat. Sint Maarten en Curaçao hebben elk een vijfjarig programma (2008 t/m 2012). Sint Maarten heeft ervoor gekozen 34% van de Nederlandse middelen te besteden aan IVB. Dit komt neer op een totaalbedrag voor IVB van circa € 12 miljoen. Curaçao besteedt in de jaren 2008, 2009 en 2010 10% aan IVB en in de jaren 2011 en 2012 20%. Afhankelijk van verdeling van de Nederlandse bijdragen over de looptijd van het programma gaat het om een bedrag van circa € 17 miljoen. De afspraak met Curaçao en Sint Maarten is dat er vanaf 2009 cofinanciering zal plaatsvinden. Hierover worden op dit moment afspraken gemaakt.
Ten aanzien van welke specifieke eilanden wordt de conclusie getrokken dat de schaal van de eilanden te klein is om structureel geheel zelf te voorzien in kwaliteit en kwantiteit?
Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben zelf de conclusie getrokken dat hun schaal te klein is om als zelfstandige entiteit binnen het Koninkrijk te kunnen functioneren. Ik deel deze conclusie. Curaçao en Sint Maarten hebben gekozen voor de status van land binnen het Koninkrijk en zullen dus veel taken zelfstandig moeten gaan uitvoeren. Of dit haalbaar is, moet blijken tijdens de komende RTC’s. Overigens betekent de status van land niet dat Curaçao en Sint Maarten geheel zelfvoorzienend dienen te zijn op alle terreinen. Het Statuut biedt diverse mogelijkheden voor structurele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk. Momenteel worden hiertoe o.a. de consensusrijkswetten op het terrein van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het openbaar ministerie en de politie uitgewerkt.
Wat zijn de concrete gevolgen van de conclusie dat de schaal van de eilanden te klein is om structureel geheel zelf te voorzien in kwaliteit en kwantiteit?
Bonaire, Sint Eustatius en Saba zullen onderdeel worden van het Nederlandse staatsbestel. Curaçao en Sint Maarten zullen, zoals hierboven vermeld, op een aantal terreinen blijven samenwerken met de andere landen in het Koninkrijk.
Acht het kabinet de gekozen status van land van Curaçao en Sint Maarten nog wel praktisch uitvoerbaar en dus wenselijk als het constateert dat op het terrein van de rechtshandhaving de schaal van de eilanden te klein is om structureel geheel zelf te voorzien in kwaliteit en kwantiteit en de bestaande structurele samenwerking eigenlijk moet worden uitgebreid om te voldoen? Kan het kabinet zijn antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 18 betekent de status van land niet dat Curaçao en Sint Maarten geheel zelfvoorzienend dienen te zijn op alle terreinen. Op dit moment vindt er al structurele samenwerking plaats tussen de landen van het Koninkrijk op het terrein van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de Kustwacht en het Recherchesamenwerkingsteam. Tijdens het Bestuurlijk overleg op 2 november 2006 is afgesproken dat er tussen Curaçao, Sint Maarten en Nederland ook structurele samenwerking zal plaatsvinden op het terrein van het openbaar ministerie en de politie. Momenteel worden hiertoe consensusrijkswetten uitgewerkt.
Kan een overzicht worden gegeven van de jaarlijks tot 2012 voor Aruba beschikbaar blijvende middelen in het kader van de rechtshandhaving als onderdeel van het samenwerkingsprogramma?
Nederland stelt voor het samenwerkingsprogramma op het gebied van de rechtshandhaving in totaal € 25,2 miljoen beschikbaar. Dit bedrag zal jaarlijks op basis van door Aruba in te dienen verplichtingenbegrotingen worden gestort in het Fundo Desaroyo Aruba (FDA). Voor 2008 zal een bedrag worden overgemaakt van € 11,3 miljoen.
Hoe ziet het kabinet een toekomstige spanning tussen autonomie en een werkbare borging van rechtszekerheid en deugdelijke bestuur voor de nieuw te vormen landen?
De toekomstige verhouding tussen de nieuw te vormen landen en het Koninkrijk zal hetzelfde zijn als de relatie tussen de Nederlandse Antillen en Aruba (en Nederland) enerzijds en het Koninkrijk anderzijds. In het Statuut zullen geen wijzigingen worden aangebracht in de autonomie van de landen of in de waarborgtaak van het Koninkrijk.
Draagt de minister van Justitie de verantwoordelijkheid in brede en algehele zin voor «de aanpassing van het Statuut evenals voor de organieke wetten ter uitvoering daarvan met betrekking tot de rechtspleging en de rechtshandhaving en voor eventuele wijzigingen van de overkoepelende bestuursstructuur»? Welke organieke wetten betreft het en op welke wijzigingen van de overkoepelende bestuursstructuur wordt gedoeld?
De minister van Justitie is in de rijksministerraad eerstverantwoordelijke minister voor de aanpassing van het Statuut, voor zover het de staatkundige verandering betreft van de organieke wetten met betrekking tot de rechtspleging en de rechtshandhaving en voor eventuele aanpassing van de overkoepelende bestuursstructuur. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is onder meer belast met het transitieproces van de bestuurlijke herinrichting van de Nederlandse Antillen in het algemeen en namens het land Nederland met de omvorming van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot openbaar lichaam in het bijzonder. Gelet op de verantwoordelijkheid van de staatsecretaris zal zij de rijkswet tot wijziging van het Statuut mede ondertekenen.
De organieke wetten zijn de consensusrijkswetten, op grond van artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk, die voortvloeien uit de Slotverklaring van 2 november 2006 en betrekking hebben op de rechtspleging en de rechtshandhaving. Het betreffen met name de consensusrijkswetten tot regeling van het gemeenschappelijk hof van justitie, het openbaar ministerie, de politie en de raad voor de rechtshandhaving in het Caribische deel van het Koninkrijk. Deze consensusrijkswetten worden mede ondertekend door de staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. De twee laatstgenoemde consensusrijkswetten worden ook mede ondertekend door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gelet op haar verantwoordelijkheid voor de politie.
Op dit moment is er nog geen uitsluitsel te geven over eventuele wijzigingen van de overkoepelende bestuursstructuur van het Koninkrijk. Er wordt nog gesproken over de wijziging van het Statuut. Het uitgangspunt is in ieder geval dat het Statuut wordt gewijzigd voor zover dit noodzakelijk is om de vijf eilanden van de Nederlandse Antillen een nieuwe constitutionele positie binnen het Koninkrijk te verschaffen.
Waarom worden bij de verdeling van de verantwoordelijkheden van de verschillende ministers bij de minister voor Verkeer en Waterstaat de havens en luchthavens op de BES-eilanden niet genoemd?
De havens en luchthavens op de BES-eillanden worden niet genoemd omdat deze verantwoordelijkheid pas vanaf de datum van transitie bij de Minister van Verkeer en Waterstaat zal berusten.
Wat zijn de ambities en meetbare doelstellingen inzake het kengetal «Tactische opsporingsonderzoeken RST» voor de rest van deze kabinetsperiode? Welke wijziging heeft in 2006 plaatsgevonden in de registratiemethodiek van het RST?
Ieder jaar wordt door het tripartiet justitie overleg het jaarplan voor het RST vastgesteld. Het tripartiet justitie overleg bestaat uit de Ministers van Justitie van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba en de Staatssecretaris van BZK. Voor 2008 is het doel 20 tactische onderzoeken af te ronden. Het RST is in 2006 overgegaan op een andere wijze van registeren omdat de in het verleden gegenereerde gegevens in een aantal gevallen multi-interpretabel zijn gebleken. De gebruikte definities van de indicatoren zijn aangescherpt zodat dubbeltellingen worden voorkomen.
Welke definitieve afspraken zijn met Aruba gemaakt inzake de opbrengsten van de verkoop van de aandelen Plant N.V.? Hoe verhouden deze afspraken zich tot de aanvankelijke inzet van het kabinet?
Hierover heb ik u recent per brief (d.d. 3 oktober 2008) separaat geïnformeerd.
Wat is het totale financiële kader voor de exploitatie van de Kustwacht (inclusief de inzet van defensiemiddelen)? Kan al een inhoudelijke verklaring worden gegeven van het «lange termijnplan» voor de kustwacht? Is het bestaande financiële kader en de bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba van respectievelijk 2/9 en 1/9 deel daarbij ook voor de lange termijn uitgangspunt?
Het financiële kader voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen in 2009 wordt vastgesteld in het Activiteitenplan en Begroting (APB) 2010–2014. Dit document wordt begin 2009 ter goedkeuring aangeboden aan de Rijksministerraad. In het huidige APB (2009–2013) is voor 2009 een totaal budget, dat wil zeggen inclusief de inzet van defensiemiddelen, investeringen en bijdragen van de landen, geraamd van € 39 miljoen. De instandhouding van de Kustwacht is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Landen, ook in de toekomst. Het «lange termijnplan» voor de kustwacht is nog in ontwikkeling. Daarin zal ook aandacht worden besteed aan de staatkundige veranderingen en de gevolgen daarvan voor de Kustwacht. Het streven is erop gericht dit Lange Termijn Plan gelijktijdig met het APB 2010–2014 begin 2009 ter goedkeuring aan te bieden aan de Rijksministerraad.
Welke mensenrechten binnen de operationele doelstelling over het versterken en waarborgen van «de mensenrechten» worden bedoeld en hoe zijn deze gelimiteerd?
Bedoeld worden de fundamentele menselijke rechten en vrijheden. Volgens artikel 43 van het Statuut voor het Koninkrijk draagt elk land zorg voor de verwezenlijking van deze rechten en vrijheden en dient het Koninkrijk deze rechten en vrijheden te waarborgen. Onder «fundamentele menselijke rechten en vrijheden» wordt verstaan de mensenrechten die in de Nederlandse Antillen en Aruba geregeld zijn in hun Staatsregelingen en de daar geldende internationale verdragen.
Heeft Aruba inmiddels zijn betalingsachterstanden aan de bijdrage Kustwacht voldaan?
Ja, dit is verrekend met het aandeel van Aruba in de verkoopopbrengst van het Planthotel.
Welke concrete en meetbare doelstellingen liggen ten grondslag aan de samenwerking tussen de eilanden ter realisering van «betere sociale omstandigheden voor de mensen op de eilanden», respectievelijk het bereiken van «verbeteringen op verschillende beleidsterreinen als onderwijs en jongeren, economische ontwikkeling, institutionele versterking en veiligheid»? Zijn de doelstellingen in het nieuwe programma «Onderwijs en jongeren» ook gekwantificeerd? (bladzijde13)
De doelstellingen van de samenwerking op de beleidsterreinen onderwijs en jongeren, sociaal-economische ontwikkeling, institutionele ontwikkeling en bestuur zijn vastgelegd in de betreffende samenwerkingsprogramma’s, die te vinden zijn op de website van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Momenteel wordt in opdracht van de begeleidingscommissie van het Samenwerkingsprogramma Onderwijs en Jongeren een meting uitgevoerd om de startwaarden van de zeven doelstellingen van het programma, te bepalen. Op basis van deze startwaarden zullen de doelstellingen gekwantificeerd worden. De resultaten van deze meting worden in december verwacht. Ik stuur u deze resultaten toe zodra deze bekend zijn.
Waaruit kan in het uitgavenoverzicht op bladzijde 22 worden geconcludeerd dat «stopzetting van het samenwerkingsbeleid met deze landen in 2013» ook werkelijk de bedoeling is? Waaruit blijkt in dit overzicht voor de jaren 2011, 2012 en 2013 een «terugloop» van de samenwerkingsmiddelen?
Dit najaar worden er afspraken gemaakt met Curaçao en Sint Maarten over cofinanciering. De bedoeling is de bijdrage van deze eilanden op te laten lopen terwijl de bijdrage van Nederland afneemt. Op basis van deze afspraken zal in de begroting voor 2010 worden aangegeven hoe de afbouw van de samenwerkingsmiddelen eruit zal zien.
Hoe garandeert u goed bestuur, ondanks dat de Nederlandse Antillen en Aruba primair verantwoordelijk zijn voor goed bestuur?
Het Statuut biedt de mogelijkheid om in geval van structurele taakverwaarlozing in te grijpen in het bestuur van de landen binnen het Koninkrijk. Dit is een ultimum remedium om goed bestuur te garanderen (en op dit moment niet aan de orde). In de gedachte van deze waarborgtaak van het Koninkrijk hebben we in het staatkundig proces gezamenlijk afspraken gemaakt over het minimale niveau van bestuur waaraan de nieuw te vormen landen dienen te voldoen. Dit niveau is vastgelegd in bijgevoegde set criteria. Curaçao en Sint Maarten kunnen hun nieuwe status pas krijgen als zij aan deze criteria voldoen.
Wat is de verklaring voor de toegenomen schooluitval VSBO in 2006 ten opzichte van 2005 en is het percentage voor 2007 inmiddels bekend?
Het rendementsonderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Onderwijs van de Nederlandse Antillen en is kwantitatief van aard. Er wordt in het onderzoek geen inhoudelijke analyse gegeven van de cijfers. Het percentage voor 2007 is nog niet bekend. Daardoor is onduidelijk of het hier een trend betreft of een incidentele stijging. De in vraag 30 genoemde meting zal hierover meer duidelijkheid moeten bieden. Het verminderen van schooluitval is één van de zeven doelstellingen van het Samenwerkingsprogramma Onderwijs en Jongeren.
Wat is de nagestreefde «waarde 2009» bij de hier genoemde kengetallen? Waarom staat achter «schooluitval VSBO» in de kolom «waarde 2007» PM genoteerd?
Zie antwoord op vraag 30 en 33.
Hoe kan de schuldquote van de Nederlandse Antillen zijn toegenomen van 8,3 % BBP naar 84,7%?
Hier is een cijfer weggevallen. De schuldquote van de Nederlandse Antillen bedroeg in 2006 83,3% BBP.
In hoeverre zijn de vermelde zeven doelstellingen van het programma Onderwijs en Jongeren sinds de aanvang van dit programma gehaald?
Zie antwoord op vraag 30 en 33.
Wat is de Toekomst Antilliaanse Militie?Wat zijn de resultaten van het project Toekomst Antilliaanse Militie?
De Toekomst Antilliaanse Militie is een project, dat zich richt zich op het scheppen van betere kansen op de arbeidsmarkt voor dienstplichtige Antilliaanse jongeren door hen naast hun dienstplicht ook een gedegen civiele vakopleiding te geven. Er is plaats voor ca. 150 jongeren per jaar. BZK en Defensie werken sinds 2002 samen bij dit project.
De Kamer is per brief d.d 19-12-2007 (TK 31 200 X en 31 200 IV nr. 80) door de minister van Defensie geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie van het project.
In 2006 hebben 149 jongeren deelgenomen aan het project waarvan er 102 de elementaire en civiele vakopleiding succesvol (EVO en CVO) hebben afgerond. In de eerste helft van 2007 hebben 65 jongeren deelgenomen waarvan er 38 EVO en CVO succesvol hebben afgerond.
Kan het kabinet garanderen dat illegalen die op St. Maarten worden ontdekt, uitgezet worden?
Het beleid ten aanzien van de toelating en uitzetting van (illegale) vreemdelingen valt in de Nederlandse Antillen onder de verantwoordelijkheid van de Antilliaanse minister van Justitie. Binnen de kaders van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen wordt gewerkt aan het optimaliseren van het vreemdelingenproces. Uiteraard is hierbij aandacht voor de problematiek van de illegale inwoners van Sint Maarten. Hiernaast is door Nederland 13 man Kmar-personeel beschikbaar gesteld voor de versterking van de vreemdelingenketen op de Bovenwindse eilanden.
Van welke andere zaken gaan de burgers ook echt iets merken?
Mijn gehele beleid ten aanzien van de Nederlandse Antillen en Aruba is gericht op het verbeteren van de situatie van de burgers op deze eilanden. Dit betekent dat de burgers op korte of op langere termijn iets merken van de activiteiten die binnen dit beleid worden uitgevoerd. In 2008 is er veel energie gestoken in het opstellen van de nieuwe samenwerkingsprogramma’s. Het jaar 2009 kan ten volle worden besteed aan de uitvoering van deze programma’s. Concrete resultaten die ik komend jaar voor de burgers verwacht liggen onder andere op het terrein van verbeteringen in het onderwijs, de doorstroom van jongeren naar de arbeidsmarkt, verbetering van de klantgerichtheid van ambtenaren, de zichtbare aanwezigheid van politie op straat en de verbetering van de inzetbaarheid en bereikbaarheid van de hulpdiensten.
Hoe verhoudt zich het flexibiliseren van de economie teneinde het investeringsklimaat te verbeteren zich tot een gezonde belastingpolitiek zodat de overheden van de diverse eilanden een politiek beleid kunnen voeren waarin de maatschappelijke samenhang op de eilanden gewaarborgd kan worden?
Het flexibiliseren van de economie zal zorgen voor een hogere economische groei en een lagere werkloosheid. Ook zullen hierdoor de belastinginkomsten hoger uitvallen, waardoor er geld beschikbaar is om te investeren in de maatschappelijke samenhang op de eilanden. Overigens is het aan de eilanden om te bepalen hoe zij de belastinginkomsten uitgeven.
Hoe hoog is vermoedelijk het bedrag dat entiteiten bij het SEI willen voegen vanuit de reguliere samenwerkingsmiddelen?
Curaçao voegt ANG 70,5 miljoen van de reguliere samenwerkingsmiddelen bij het SEI. Voor Sint Maarten is dit bedrag ANG 6 miljoen en Saba voegt ANG 0,16 miljoen bij het SEI. Bonaire en Sint Eustatius voegen geen reguliere samenwerkingsmiddelen toe aan hun SEI programma’s.
Hoe wordt gewaarborgd dat de meerjarige samenwerkingsprogramma’s, waarmee Curaçao en Sint. Maarten worden ondersteund, zullen slagen?
De uitvoering van de samenwerkingsprogramma’s wordt gemonitord en geëvalueerd conform de protocollen die met Curaçao en Sint Maarten zijn afgesloten. Dit betekent onder andere dat er elk half jaar een voortgangsoverleg plaatsvindt. Tijdens deze overleggen wordt besproken welke resultaten zijn behaald en waar zich knelpunten voordoen. Op deze manier kan er vroeg op eventuele problemen worden ingespeeld.
Wat zijn de, volgens de hoofddoelstelling van het beleid beoogde, «tastbare resultaten» op het gebied van sociaal maatschappelijke ontwikkeling van de meest kwetsbare groepen op Aruba en de Nederlandse Antillen?
In mei 2007 is de vernieuwde AMFO van start gegaan. Uit de voortgangsrapportage van AMFO blijkt dat er medio 2008 36 lopende projecten waren en nog geen beëindigde projecten. Na afloop van een project is het pas goed mogelijk de resultaten vast te stellen. Een goed voorbeeld van een tastbaar resultaat is het slagingspercentage (80%) bij de horecaopleidingen die worden georganiseerd door de Stichting Antilliaans Perspectief (SAP). Deze opleidingen richten zich op werkloze jong volwassenen zonder diploma’s of kwalificaties die leven van de onderstand en al kinderen hebben (tienermoeders).
Welke normering van het overheidssaldo en overheidsschuld moet in Aruba ingevoerd worden?
Aruba streeft naar het bereiken van begrotingsevenwicht in 2009 en een overheidsschuld kleiner dan 40% BBP. Op termijn wil Aruba een wettelijke verankering van begrotingsnormen in een Fiscal Responsibility Law.
Welke verbetering van het toezicht op het financiële beheer in Aruba staat het kabinet voor?
De verbeteringen zoals benoemd in het rapport van de Nationale Commissie Overheidsfinanciën Aruba, te weten:
– het terugbrengen van het tekort op de begroting en het realiseren van begrotingsevenwicht in 2009.
– het consolideren van de overheidsschuld
– het versterken van het begrotingsproces, met onder andere tijdige indiening van de begrotingen, reguliere voortgangsrapportages, het opstellen van een samenvattend begrotingsdocument en het gebruik van meerjarencijfers.
– het vergroten van kennis van mensen die in financiële functies zowel bij Directie Financiën als bij de verschillende ministeries
– het vergroten van inzicht in de cijfers en uitzoeken van statistische verschillen
– herzien van de comptabiliteitsverordening
Wat is de Nationale Commissie Overheidsfinanciën en wie zitten daar in?
De Nationale Commissie Overheidsfinanciën is een commissie die in mei 2006 door de Minister van Financiën van Aruba is ingesteld om advies uit te brengen over de omvang van de publieke sector, het realiseren van begrotingsevenwicht in 2009, het consolideren van de overheidsschuld en het introduceren van wettelijke budgettaire regels.
De commissie werd voorgezeten door H. Mehran (destijds onafhankelijk, later voor korte tijd president van de Centrale Bank van Aruba (CBA)). Verder waren in de commissie vertegenwoordigd:
• Aruban Investment Bank (secretariaat)
• Directie Financiën
• Directie Economische Zaken, Handel en Industrie
• SER
• CBA
• Een waarnemer uit Nederland (ministerie van Financiën)
Het rapport is in februari 2007 gepubliceerd en onder andere beschikbaar via de website van de CBA. Als opvolging van een van de adviezen uit het rapport, is een monitoring committee opgericht die de uitvoering van het rapport in de gaten zal blijven houden. Deze monitoring committee kent een vergelijkbare samenstelling.
Aan welke non gouvernementele organisaties (NGO’s) worden de € 9,5 miljoen subsidies verstrekt?
Een bedrag van € 9,5 miljoen is jaarlijks beschikbaar voor de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO). De Antilliaanse NGO’s kunnen bij AMFO projectvoorstellen indienen binnen de criteria die hiervoor gelden. De website van de AMFO (www.samfo.org) biedt o.a. een overzicht van gehonoreerde projecten van de diverse Antilliaanse NGO’s. Voor de Arubaanse NGO’s is € 1,5 miljoen beschikbaar. Dit bedrag maakt deel uit van de jaarlijkse storting aan het FDA. Het FDA stelt het geld vervolgens ter beschikking aan Cede Aruba en UNOCA. Deze koepelorganisaties honoreren de financieringsverzoeken van Arubaanse NGO’s op respectievelijk het sociale en het culturele vlak.
Wat is de meest waarschijnlijke nieuwe streefdatum voor de invoering van de staatkundige hervorming?
De interne werkplanning van Nederland voor de afronding van het gehele staatkundige proces blijft gericht op eind 2010.
Indien het ene eiland zou kiezen voor (continuering van) de LGO-ststus en het andere voor de UPG-status, is dit dan wenselijk te achten voor de «eenheid binnen het Koninkrijk»? Tot welke complicaties zou dit kunnen leiden?
Het is juridisch gezien mogelijk dat de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en/of Aruba verschillende relaties met de Europese Unie aangaan. In het geval enkele eilandgebieden de UPG-status verwerven en de andere de LGO-status continueren ontstaat er een Europese buitengrens tussen de eilandgebieden met de LGO-status en de UPG-status en aanzienlijke verschillen tussen het geldend recht. Op LGO geldt namelijk in beginsel het Europese recht niet. Op de UPG wel. Dit verschil in geldend recht zal complicerend werken voor het Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba, maar ook voor de samenwerking tussen de eilandgebieden. De Europese buitengrens zal geen Schengengrens worden. Desalniettemin zal de grens ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor het personen- en handelsverkeer. Het reizen tussen de eilanden met UPG en LGO-status zal gecompliceerd worden. De onderlinge handel zal hinder ondervinden van verschillen in producteisen en verschil in invoertarieven. Dit is niet wenselijk voor de eenheid in het Koninkrijk.
Hoe worden de generale gelden van € 12 miljoen in 2009 en 2010 besteed en hoe wordt de besteding gecontroleerd?
Voor de besteding verwijs ik naar het antwoord op vraag 6. De extra gelden worden door de betreffende ministeries besteed aan de hand van een bestedingsplan. Medio 2009 vindt overleg plaats met de staatssecretaris van BZK over de besteding. Voorts blijft besteding van extra gelden onderhavig aan parlementaire controle, omdat het geld aan de begrotingen van de betreffende vakdepartementen wordt toegevoegd.
Waarom bestaat nog steeds geen inzicht in de definitieve schuldpositie van de Nederlandse Antillen, de samenstelling van de schuld en de wijze van schuldsanering?
Bij de beantwoording van deze vraag moet rekening worden gehouden met de verschillen tussen de sanering van de betalingsachterstanden en de sanering van de schuldtitels.
Voor de schuldtitels geldt het volgende. In de Slotverklaring van 2 november 2006 is afgesproken dat Nederland bereid is de geconsolideerde schuld van de nieuwe entiteiten Curaçao en Sint Maarten te saneren tot de rentelastnorm. De ijkdatum is 31 december 2005. Voorts staat in de Slotverklaring dat ook de volgende leningen worden betrokken in de schuldsanering:
– Leningen ter herfinanciering van de schuld per ultimo 2005.
– Leningen ter herfinanciering van de rentelasten per ultimo 2005.
De omvang van de leningen per ultimo 2005 (categorie 1) staat vast. De omvang van de tweede categorie leningen (de herfinanciering van schuld en rentelasten) staat pas vast op het moment dat daadwerkelijk met de sanering van schuldtitels wordt begonnen (naar verwachting later dit jaar). Pas op dat moment kan ook het definitieve bedrag worden vastgesteld dat Nederland betaalt aan de sanering van de schuldtitels en staat tevens de samenstelling van de leningportefeuille (obligatie, schatkistpapier, onderhandse leningen) vast. De technische details van de schuldsanering worden momenteel uitgewerkt in samenwerking met het Land en Curaçao en Sint Maarten. De verwachting is dat deze details voor het einde van het jaar zijn uitgewerkt
Voor de betalingsachterstanden geldt het volgende. In het Overgangsakkoord van 12 februari 2007 en het Toetredingsakkoord van 28 augustus 2007 zijn maximumbedragen afgesproken per entiteit voor de betalingsachterstanden die Nederland saneert. De entiteiten zijn zelf verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de opgave van de betalingsachterstanden en moeten dit vergezeld van een rapport van bevindingen van een externe accountant indienen. Pas als alle rapporten zijn ingediend kan de definitieve omvang van de betalingsachterstanden worden vastgesteld. Pas dan kan de volledige schuldpositie (leningen en achterstanden) en de samenstelling ervan worden vastgesteld. Over de wijze van sanering van de betalingsachterstanden is reeds overeenstemming bereikt.
Is al gevolg gegeven aan de aanbeveling van de ARK inzake de overname van betalingsachterstanden? Zo ja, welke wijze en met welke criteria? Kan een onderbouwing worden gegeven van het op 18 juni jl. afgesproken door Nederland te saneren bedrag van 50 miljoen NAF over 2006 en 2007 aan betalingsachterstanden van de BES-eilanden? Hoe hebben die achterstanden kunnen ontstaan? Kan een integraal financieel dekkingsoverzicht worden gegeven van de op 18 juni jl. gemaakte afspraken met de BES-eilanden?
Er wordt bij de sanering van de betalingsachterstanden zeker rekening gehouden met de aanbeveling van de ARK. Het moet immers voldoende aannemelijk zijn dat de betalingsachterstanden daadwerkelijk bestonden op 31 december 2005 en in relatie staan tot de taken en verantwoordelijkheden van het bestuur van het Land en de eilanden. Mede daarom is ook met de entiteiten afgesproken dat nadat de rapporten van bevindingen zijn ontvangen nadere controle vanuit Nederland mogelijk is op de verrichte werkzaamheden. Daar waar nodig wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De Kamer zal worden geïnformeerd over de uitvoering van de betalingsachterstanden.
De te saneren betalingsachterstanden voor de BES over 2006 en 2007 bedragen maximaal NAf 50 miljoen. Hier aan ten grondslag liggen ramingen van de eilanden zelf omtrent de niet betaalde rekeningen. Ook het College Financieel Toezicht (CFT) is hierbij betrokken geweest. Deze betalingsachterstanden zullen op dezelfde wijze worden behandeld als de andere betalingsachterstanden. De achterstanden hebben kunnen ontstaan doordat in 2006 en 2007 net als in de jaren daarvoor, niet gewerkt werd met een sluitende begroting, het financieel beheer niet op orde was en het financiële toezicht door het CFT nog niet operationeel was.
Net als voor alle te saneren betalingsachterstanden geldt ook voor de betalingsachterstanden over 2006 en 2007 dat de NAF 50 mln. een maximumbedrag betreft. De entiteiten zijn zelf verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de opgave van de betalingsachterstanden en moeten dit vergezeld van een rapport van bevindingen van een externe accountant indienen. Pas als alle rapporten zijn ingediend kan de definitieve omvang van de betalingsachterstanden worden vastgesteld. In eerste instantie zal de dekking hiervoor worden gegenereerd uit de reeds hiervoor op HIV voor schuldsanering geoormerkte middelen. Verder verwijs ik ook naar de gegeven antwoorden op vraag 51 en 57.
Is het toezicht op het land Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten al operationeel?
Nee. De verwachting is dat de amvrb over enkele weken in werking kan treden.
Is het kabinet van plan om nog meer betalingsachterstanden te saneren?
Nee. Met de huidige toezeggingen heeft het kabinet reeds een oplossing geboden voor de betalingsachterstanden.
Wat zijn voor Nederland bij benadering de financiële consequenties van de afspraak met de BES-eilanden dat de begroting 2008 tot en met 2010 een aflopend tekort mag hebben? Welke voorwaarden zijn gesteld voor de financiering van deze tekorten door Nederland?
Zoals uit de ontwerpbegroting 2009 van HIV blijkt is dat € 10,4 miljoen in 2008, € 7 miljoen in 2009 en € 3,3 miljoen in 2010. Met de BES eilanden is afgesproken dat uit deze reeks de kosten van € 5 mln. voor de inzet van de belastingdienst in 2009 en 2010 worden betaald. De tekortreeks is opgesteld in nauwe samenwerking met het College Financieel Toezicht (CFT). Belangrijkste voorwaarde bij de tekortreeks is dat de eilanden beschikken over een begroting die een positief advies heeft van het CFT en dat door een terugloop van de tekorten aannemelijk wordt gemaakt dat in 2011 begrotingsevenwicht wordt bereikt.
Verwacht het kabinet dat het de BES-eilanden zal lukken om in 2011 een sluitende begroting op te stellen?
Ja. Er zijn duidelijke verbeteringen in gang gezet op de eilanden aan de hand van de verbeterplannen financieel beheer en het IVB programma en door de aanwezigheid van het College Financieel Toezicht. In 2008 slaagden de eilanden er goed in de tekorten in lijn te brengen met de toegestane tekorten, deze lijn wordt nu voortgezet.
Kan het kabinet nu al een cumulatieve schatting geven van de te saneren schuldtitels en betalingsachterstanden, zowel relatief als absoluut?
Zie ook het antwoord op vraag 51. Een ruwe schatting op dit moment komt uit op circa NAf 3,7 miljard (schuldtitels en betalingsachterstanden). Bedacht moet worden dat de schuldtitels vaak lange looptijden kennen en Nederland het deel van de schuldtitels dat wordt gesaneerd gespreid in de tijd zal moeten betalen, conform het verloopschema (rente en aflossingen) van de schuldtitels. Een totaalbedrag is daarom op dit moment nog niet aan te geven. Vaststaat dat met de schuldsanering maximaal € 2,2 miljard gemoeid zal zijn voor Nederland.
Is zeker dat Aruba de bijdrage van € 4 miljoen per jaar aan het Solidariteitsfonds zal betalen? Of verwacht het kabinet problemen met de betalingen van Aruba in het Solidariteitsfonds?
Ja, Aruba draagt € 4 miljoen per jaar bij aan het solidariteitsfonds. Er is geen reden om aan te nemen dat Aruba niet zal betalen.
Kan een toelichting worden gegeven op de noodzaak van de storting van € 4 miljoen door Aruba in het Solidariteitsfondsfonds? Gebeurt deze storting tot de staatkundige veranderingen een feit zijn? Waarom vervalt deze storting op het moment van staatkundige veranderingen?
Het solidariteitsfonds is opgezet zodat de kleinere eilanden tegemoetgekomen worden in de relatief hogere kosten voor bestuur die zij maken als gevolg van hun beperkte omvang. Totdat de staatkundige hervormingen afgerond zijn maken de eilanden geen deel uit van Nederland en zijn de afspraken nog steeds geldig. Dat betekent dat alle entiteiten geacht worden hun bijdrage zoals afgesproken aan het solidariteitsfonds dienen te voldoen. Dit geldt ook voor Aruba. Op het moment dat de BES-eilanden deel uitmaken van Nederland is het onlogisch dat de andere landen in het Koninkrijk daar nog een bijdrage aan leveren. Nederland is immers het grootste en rijkste land in het Koninkrijk.
Zou het niet meer voor de hand liggen pas met de werkelijke schuldsanering te beginnen als het proces van wet- en regelgeving is afgerond? Kan een prognose in de tijd worden gegeven van de omvang van aan te gane financiële verplichtingen in het kader van het totale proces van schuldsanering?
Nee, dat is in tegenspraak met de afspraken zoals die zijn gemaakt in de Slotverklaring van 2 november 2006, het Overgangsakkoord van 12 februari 2007 en het Toetredingsakkoord van 28 augustus 2007. Het gehele wetgevingsproces is mogelijk pas eind 2010 afgerond. In de tussentijd worden in de zgn. transitiefase de Lands- en eilandsbegrotingen op de orde gebracht met behulp van de schuldsanering en het financieel toezicht. Voor de overname van de restsom van de te saneren schuld op het moment van nieuwe staatkundige verhoudingen, is wel noodzakelijk dat aan de voorwaarden van de akkoorden, incl. de uitwerking hiervan, is voldaan.
Wat betreft de prognose, zie het antwoord op vraag 51 en 57. De best mogelijke prognose in de tijd kan gemaakt worden op het moment dat de sanering van de schuldtitels aanvangt.
Kan inzicht worden gegeven in de tot dusver verleende technische bijstand op fiscaal terrein aan de Nederlandse Antillen? Kan ook inzicht worden gegeven in de effectiviteit van die verleende bijstand? Zijn in dit kader in het verleden ook de BES-eilanden ondersteund?
De Belastingdienst heeft in de periode 2000 – 2005 jaarlijks gemiddeld ruim 50 FTE technische bijstand geleverd aan de Belastingdienst en Douane op de Nederlandse Antillen en Aruba. Om de effectiviteit van deze bijstand te vergroten, met het oogmerk dat de Belasting- en Douanediensten hun eigen «gewone» personeelsbestand op orde krijgen, is eind 2005 het beleid voor bijstand gewijzigd. Daarbij is besloten de gehele verantwoordelijkheid voor de inzet van technische bijstand te leggen bij de Nederlandse Antillen en Aruba. Er is toen gekozen voor het model van volledige vergoeding van de personeelskosten van de verleende bijstand. Uitzendingen vinden daarbij plaats voor maximaal 1½ jaar. Voor managers is een verlenging tot 3 jaar mogelijk is. Sinds dit nieuwe beleid is het aantal FTE technische bijstand structureel gedaald met bijna 80%. Als onderdeel van de Nederlandse Antillen zijn ook de BES-eilanden in het verleden ondersteund.
Hoe kan technische bijstand van de Nederlandse Belastingdienst voor de BES-eilanden vanaf 2009 € 2,5 miljoen per jaar kosten?
De Belastingdienst heeft een globale inschatting gemaakt van de verwachte noodzakelijke extra inzet op basis van de jaren waarover achterstand bestaat in relatie tot het aantal belastingplichtigen, beperkt tot de belastingdossiers van de BES. Op basis van de kosten van uitzending van een HBO-functionaris, kunnen hiervoor 17 FTE in 2008 worden ingezet.
Hoeveel uitstaande belastingaanslagen zijn er nog op de BES-eilanden en om welke bedragen gaat het (wat is de hoogste en wat is de laagste aanslag)?
De technische bijstand op de Nederlandse Antillen en Aruba komt volledig voor rekening van en vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de eilandregeringen. De te heffen en innen belastingen komen toe aan de landen Nederlandse Antillen en Aruba. De Nederlandse Belastingdienst heeft derhalve geen zicht op het aantal uitstaande belastingaanslagen en de daarmee gemoeide bedragen.
Kan aan de Kamer een afschrift worden verstrekt van de verzonden «formele brief» in het kader van de afhandeling van de motie-Leerdam inzake de structurele misstanden in de gevangenis op Curaçao?
U ontvangt hierbij een afschrift van de brieven die ik heb verstuurd aan de minister van Justitie van de Nederlandse Antillen en de minister van Justitie van Aruba.1 In de aanbiedingsbrief van het CPT-rapport (Kamerstuk 2007–2008, 24 587, nr. 245, Tweede Kamer), welke de minister van Justitie op 29 januari van dit jaar aan uw Kamer heeft gestuurd, is de reactie van beide bewindspersonen verwerkt.
Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), voorzitter, Van Gent (GL), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Hijum (CDA), Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Ortega-Martijn (CU), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Lempens (SP), Ouwehand (PvdD), Kuiken (PvdA) en De Rouwe (CDA).
Plv. leden: Ten Broeke (VVD), Halsema (GL), Van Leeuwen (SP), Van der Vlies (SGP), Zijlstra (VVD), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Poppe (SP), Vacature (CDA), Vacature (CDA), Kraneveldt-Van der Veen (PvdA), Vacature (CDA), Van Miltenburg (VVD), Spekman (PvdA), Vacature (CDA), Voordewind (CU), Graus (PVV), Koşer Kaya (D66), Vacature (algemeen), Bouchibti (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Kalma (PvdA) en Vacature (CDA).