Vastgesteld 3 oktober 2008
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Welke belastingen betalen de leden van het Koninklijk Huis?
De leden van het Koninklijk Huis die in Nederland belastingplichtig zijn betalen de belastingen die ook voor andere burgers van toepassing zijn, behoudens de specifieke in wet- en regelgeving opgenomen fiscale vrijstellingen. Deze worden in het antwoord op de volgende vraag genoemd.
Welke belastingen, die burgers moeten betalen, betalen de leden van het Koninklijk Huis niet?
In wet- en regelgeving zijn voor de leden van het Koninklijk Huis dan wel voor de Koning en de vermoedelijke opvolger van de Koning, een aantal specifieke fiscale vrijstellingen opgenomen.
De Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap (en hun echtgenoten) betalen op grond van artikel 40 van de Grondwet geen loon- of inkomstenbelasting over de uitkeringen die zij vanwege het Rijk ontvangen. Ook worden op grond van artikel 40 van de Grondwet ten aanzien van deze leden van het Koninklijk Huis de vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de uitoefening van de functie niet meegenomen bij de berekening van de rendementsgrondslag voor de vermogensrendementsheffing.
Verder zijn de Koning en de vermoedelijke opvolger van de Koning op grond van artikel 40 van de Grondwet vrijgesteld van de rechten van schenking, successie en overgang over hetgeen zij krachtens erfrecht of door schenking verkrijgen van een lid van het Koninklijk Huis. Overigens kan voor de volledigheid nog worden vermeld dat in artikel 33 van de Successiewet een vrijstelling is opgenomen voor iedereen die iets verkrijgt van de H.M. Koningin of een ander lid van het Koninklijk Huis.
Voorts geldt op grond van artikel 13 van de Wet BPM juncto artikel 38, eerste lid, van de Wegenverkeerswet een vrijstelling van de belasting op personenauto’s en motorrijwielen voor AA-kentekens; bijzondere kentekens die kunnen worden verstrekt aan leden van het Koninklijk Huis.
Tot slot kan nog worden vermeld dat er op douaneterrein enkele vrijstellingen zijn die kunnen gelden voor leden van het Koninklijk Huis. Deze vrijstellingen zijn opgenomen in een Europese communautaire verordening (Verordening 918/83) en gelden derhalve ook voor andere EU-lidstaten. Het gaat om vrijstelling van rechten bij invoer betreffende:
a) geschenken, ontvangen in het kader van internationale betrekkingen; en
b) giften aangeboden aan regerende vorsten en staatshoofden.
De vrijstellingen van rechten bij invoer zijn van overeenkomstige toepassing op de omzetbelasting (a en b) en de accijnzen en de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten (alleen de onder b genoemde vrijstelling).
Hoeveel mensen zijn in directe dienst van de leden van het Koninklijk Huis?
In totaal 37. Dit is inclusief 5 fte die worden gedeclareerd bij BZK naar aanleiding van de aanpassing van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis in 1980.
Welk personeel wordt precies betaald uit de B-component? Aan welke functies moet gedacht worden?
Dit betreft 26 personeelsleden die onder de huidige Wet Financieel statuut Koninklijk Huis worden betaald uit de A-componenten van H.M. de Koningin, Z.K.H. de Prins van Oranje en H.K.H. Prinses Máxima en 6 personeelsleden die ten gevolge van het tekort op de A-component werden gedeclareerd. Na aanvaarding van het wetsvoorstel Technische aanpassing en actualisering van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, waarop deze begroting 2009 is gebaseerd, zullen deze 32 personeelsleden worden betaald uit de nieuwe B component.
De functies die door deze mensen worden vervuld variëren van de Hoofden van de Hofdepartementen, de particulier secretarissen, kameniers, kamerdienaars, ander huishoudelijk personeel en particulier chauffeurs.
Wat wordt concreet bedoeld met de zinsnede dat «een zeer groot deel van wat wordt genoemd «kosten Koninklijk Huis» ware beter te betitelen als «representatiekosten van de Nederlandse Staat» »?
De monarchie is een staatsvorm. Had Nederland deze staatsvorm niet, dan zou een andere staatsvorm ook kosten met zich meebrengen. De uitspraak dat een groot deel van wat wordt genoemd «kosten Koninklijk Huis» beter ware te betitelen als «representatiekosten van de Nederlandse Staat» heeft hierop betrekking. Evenementen als «Staatsbezoeken» en «Prinsjesdag» dienen mede in dit licht te worden beoordeeld.
Op grond van welke criteria kan worden bepaald of kosten moeten worden betiteld als «kosten Koninklijk Huis» dan wel «representatiekosten van de Nederlandse Staat»?
Zie antwoord op vraag 7
Kunnen concrete voorbeelden worden gegeven van «representatiekosten van de Nederlandse Staat» die wel en die niet gerelateerd kunnen worden aan het Koninklijk Huis?
Zoals u weet (zie mijn brieven van 10 juni en 11 september) heb ik een interdepartementale stuurgroep ingesteld, waarvan dhr. G. Zalm inmiddels het voorzitterschap op zich genomen heeft, die mij zal adviseren over de uitgangspunten voor de beoogde nieuwe systematiek die moet leiden tot een meer structurele voorziening met het oog op de transparantie van de «kosten Koninklijk Huis». Een van de elementen in dit onderzoek betreft het ontwikkelen van criteria. Aangezien het door uw Kamer aanvaarde wetsvoorstel Technische aanpassing en actualisering van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis nog in de Eerste Kamer wordt behandeld (naar verwachting op 11 november aanstaande), is de door mij aan u toegezegde notitie over deze uitgangspunten voor de met ingang van de ontwerpbegroting 2010 beoogde nieuwe systematiek nog niet afgerond. Deze notitie zal u na aanvaarding van voornoemd wetsvoorstel worden toegezonden, zodanig tijdig dat daarover nader overleg met u mogelijk is.
Kunt u aangeven hoeveel en wie van de 289 personeelsleden en 25 post-actieven die door de ministeries van BZK, VWS en VROM worden betaald een salaris hebben dat hoger is dan een ministerssalaris?
Geen van de personeelsleden die de 264 gedeclareerde plaatsen bezetten heeft een salaris dat hoger is dan een ministersalaris. Ook geen van de 25 post-actieven heeft een inkomen dat hoger is dan een ministersalaris. (In de vraagstelling is abusievelijk tweemaal het aantal post-actieven opgenomen; het totaal is 289.)
Hoeveel mensen zijn in dienst van organisaties, die primair diensten en ondersteuning verlenen aan de leden van het Koninklijk Huis?
Er zijn – zoals ook uit de opgave inzake de (overige) kosten uit pagina 6 en 7 bij de MvT blijkt – diverse ministeries die diensten en ondersteuning verrichten aan leden van het Koninklijk Huis. Voor al deze organisaties geldt dat zij niet primair zijn ingesteld ter ondersteuning van leden van het Koninklijk Huis.
Hoe vaak maken leden van het Koninklijk Huis voor privévluchten gebruik van het regeringsvliegtuig en van vergoedingen of declaraties voor het gebruik van civiele luchtvaartuigen?
Op grond van het «Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in beheer bij het Rijk» gelden voor het staathoofd en diens echtgeno(o) t (e) geen beperkingen. Het maximale aantal vlieguren voor privé-vluchten dat op basis van dit besluit aan de overige leden van het Koninklijk Huis jaarlijks ter beschikking wordt gesteld ten laste van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is 50 uur. Het maximale budget voor civiele inhuur voor privé-vluchten bedraagt in 2008 op grond van het besluit € 148 199. Voor privévluchten ten laste van het ministerie van Defensie gelden vergelijkbare regels. Voor het gebruik door het staatshoofd en diens echtgenote gelden geen beperkingen. Voor privé-vluchten van de overige leden van het Koninklijk Huis gelden wel beperkingen ten aanzien van het aantal uren. Het gaat hier om een maximum van 65 uur voor het transportvliegtuig en 30 uur voor helikopters. Zie ook de antwoorden op vragen de mevr. Timmer (vergaderjaar 2007–2008, nr. 2583) en mevr. Kalsbeek (vergaderjaar 2005–2006 nr. 1825).
Waarom is het regeringsvliegtuig zo vaak niet beschikbaar voor de Koningin?
Op grond van artikel 2 van het «Besluit gebruik regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in beheer bij het Rijk» is het regeringsvliegtuig zonder uitzondering beschikbaar voor H. M. de Koningin.
Kunt u in een berekening aangeven waarom het niet goedkoper is om een klein privévliegtuig aan te schaffen voor korte afstanden die leden van het Koninklijk Huis bijvoorbeeld binnen Europa afleggen?
Het aanschaffen van een nieuw klein vliegtuig voor de leden van het Koninklijk Huis naast het regeringsvliegtuig zal meer kosten dan de huidige situatie. In het kader van de afwegingen rond de vervangingsinvestering van het huidige regeringsvliegtuig staan in principe alle opties open voor wat betreft het soort vliegtuig. De vervanging van het regeringsvliegtuig is nu echter niet aan de orde.
Samenstelling
Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leeradam (PvdA), Voorzitter, De Krom (VVD), Ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).
Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GL), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).