Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2008
Met deze brief informeren wij u over de uitkomsten van de bestuurlijke overleggen MIRT die wij, voor zover mogelijk, gedrieën op 28, 29 en 30 oktober 2008 hebben gehouden met de regionale bestuurders. In totaal hebben wij 8 overleggen gevoerd, verdeeld over de landsdelen/provincies en stadsregio’s.
Hierna volgt in algemene zin het besprokene en de afspraken die ten aanzien van de algemene agenda onderwerpen zijn gemaakt. De specifieke uitwerking/afspraken op projectniveau per landsdeel respectievelijk gebied, zijn als bijlage 1 bij deze brief gevoegd.1
Het accent van de besprekingen lag op het maken van (nadere) afspraken, met name op financieel terrein. Bij deze afspraken is in grote mate uitgegaan van de Mobiliteitsaanpak. Daarnaast is ook de voortgang van eerder gemaakte afspraken aan de orde geweest en zijn, waar nodig, aanvullende afspraken gemaakt.
De volgende algemene onderwerpen stonden op de agenda:
1. Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) 2010, verstedelijkingsafspraken en spelregelkader MIRT;
2. MobiliteitsAanpak, w.o. actieprogramma Regionaal OV, Programma Hoog Frequent Spoorvervoer en Quick Scan markt en capaciteit gedecentraliseerde spoorlijnen;
3. Anders Betalen voor Mobiliteit: mobiliteitsprojecten; Taskforce Mobiliteitsmanagement;
4. Quick Wins Vaarwegen;
5. Spoorse doorsnijdingen.
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport, verstedelijkingsafspraken
In het MIRT projectenboek 2010 zal het voornemen van het kabinet om het MIRT te verbreden tot rijksprojectenboek in het ruimtelijk domein nader worden vormgegeven. Hoofdstuk 3 (Gebieden) wordt verder uitgebouwd en aangevuld. Reeds bestaande met de regio’s opgestelde agenda’s, zoals de samenwerkingsagenda’s en ontwikkelagenda’s, alsmede de regionale gebiedsdocumenten voor de verstedelijking, worden samengevat tot gebiedsagenda’s en vormen mede de basis voor hoofdstuk 3 van het MIRT projectenboek. Hieraan is ook de actie gekoppeld om per regio te komen tot kaartbeelden per gebied. De inzet is tijdens de overlegronde in het voorjaar 2009 de gebiedsagenda’s en de kaartbeelden in eerste opzet te bespreken.
De regionale overheden hebben hun commitment ten aanzien van het opleveren van de gebiedsdocumenten verstedelijking en het opstellen van gebiedsagenda’s uitgesproken.
Om de (rijks)investeringen in het ruimtelijk fysieke domein zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en helderheid te creëren voor de regionale overheden, is het van belang dat de procedures van de verschillende betrokken departementen, zoveel mogelijk met elkaar in overeenstemming zijn en/of op elkaar aansluiten. Hiertoe wordt op dit moment het MIRT-spelregelkader ontwikkeld en eind 2008 aan de TK aangeboden. De Spelregels behelzen de procedures volgens welke wordt besloten waar, wanneer en hoeveel middelen worden ingezet vanuit een departement. Bij het opzetten van het kader wordt rekening gehouden met de kabinetsstandpunten van de commissies Elverding (Versnelling Besluitvorming Infrastructurele Projecten) en Ruding (Private Financiering van Infrastructuur).
De regionale overheden onderschrijven in grote lijnen het proces en het eindbeeld.
Per regio zijn concrete projectvoorstellen besproken die binnen de (extra) impuls van de MobiliteitsAanpak gerealiseerd kunnen worden. Het gaat om afspraken op het gebied van het regionaal openbaar vervoer, wegen en de binnenvaart. Daarbij is gezocht naar een akkoord over een goed en samenhangend pakket van afspraken voor verbetering van het mobiliteitssysteem. Ook is met een aantal regio’s gesproken over mogelijke verbeteringen op gedecentraliseerde spoorlijnen. Afspraken daarover zullen naar verwachting in 2009 worden gemaakt.
Voor een groot aantal maatregelen is met de regionale bestuurders afgesproken om de kosten ervan tussen rijk en regio te delen. Vanuit de gedeelde verantwoordelijkheid van rijk en regio voor het mobiliteitssysteem zijn cofinancieringsafspraken gemaakt voor het actieprogramma regionaal openbaar vervoer, de quick wins vaarwegen en een aantal grotere wegenprojecten. Door het principe van cofinanciering wordt het totale budget verhoogd en kunnen meer maatregelen worden uitgevoerd. Dit geldt ook voor de maatregelen op het gebied van de gedecentraliseerde spoorlijnen, alhoewel cofinanciering op dit terrein geen voorwaarde is. Wij zijn dan bijzonder verheugd dat een aantal regio’s desalniettemin bereid is financieel aan dit programma bij te dragen.
De gemaakte afspraken vindt u terug in de bijlage, waaronder de gebiedsgerichte uitwerking van de MobiliteitsAanpak (zie bijlage 2).1
Het Actieprogramma is nagenoeg afgerond. De kern van het actieprogramma kan als volgt worden gekenmerkt. Ten eerste het aanpakken van capaciteitsknelpunten, omdat die een rem op de groei betekenen, zoals bijvoorbeeld in Den Haag de capaciteitsverhoging van tramlijn 9. Ten tweede het invullen van ontbrekende verbindingen, zoals bijvoorbeeld de Waalsprinter tussen Arnhem en Nijmegen. Ten derde snelheidsverbeteringen door frequentieverhoging en doorstromingsmaatregelen, zoals bijvoorbeeld hoogwaardig openbaar vervoerverbindingen in de regio Amsterdam.
Het actieprogramma zorgt voor sneller openbaar vervoer, met een hogere frequentie en zonder omwegen. Het rijk maakt hiermee versnelling van de uitvoering van maatregelen in stedelijke netwerken mogelijk, die een bijdrage leveren aan de stedelijke bereikbaarheid. Er wordt door het rijk en de regio in totaal voor € 1 miljard geïnvesteerd in het regionale openbaar vervoer.
De specifieke invulling per regio vindt u terug in de bijlagen 1 en 2.
Programma Hoog Frequent Spoorvervoer
Als vervolg op de Landelijke Markt- en Capaciteitanalyse Spoor is het programma Hoog Frequent Spoorvervoer (PHS) gestart. Daarvoor is in de begroting van 2009 € 4,5 miljard geregeld. In diverse regio’s zijn planstudies gestart. Voor de voortgang daarvan is het van belang dat de scope van de corridors van de (kandidaat) planstudies wordt bevestigd.
Er is voorafgaand aan de bestuurlijke overleggen intensief overlegd over de planstudies en de varianten. Bij de regio’s heerst tevredenheid over de opzet van het programma. Daar waar relevant zijn nadere afspraken gemaakt over initiatiefdocumenten en het verdere proces (zie hiervoor de bijlagen 1 en 2).
Quick scan markt en capaciteit gecentraliseerd spoor
Op verzoek van de Kamer heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat samen met onder andere de decentrale overheden en betrokken vervoerders, een quick scan uitgevoerd naar de markt en de capaciteit op de gedecentraliseerde spoorlijnen. De quick scan schetst een beeld van de recente vervoersontwikkeling en de groeipotentie tot 2020.
Op een aantal lijnen is een knelpunt geconstateerd en het voorstel is om op de meest urgente lijnen deze knelpunten samen met de decentrale overheden op korte termijn aan te pakken. ProRail heeft hiertoe een pakket quick wins en ingrijpender korte termijn maatregelen opgesteld.
In de bestuurlijke overleggen met Oost- en Noord-Nederland en Limburg is het pakket korte termijn maatregelen en de cofinanciering daarvan aan de orde geweest. Aangezien het rijk verantwoordelijk is voor de spoorweginfrastructuur en de decentrale overheden voor de gedecentraliseerde treindiensten, is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een betrouwbare exploitatie van deze diensten over die infrastructuur. Zoals gezegd, kan met behulp van cofinanciering een groter pakket maatregelen worden uitgevoerd. Het streven is derhalve om de maatregelen gezamenlijk te financieren op 50/50-basis. Voor de gemaakte afspraken daarover verwijzen wij naar de bijlagen 1 en 2.
Anders Betalen voor Mobiliteit; Mobiliteitsprojecten
In de zes Taskforce Mobiliteitsmanagement regio’s, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Stadsregio Eindhoven en Knooppunt Arnhem-Nijmegen, is de afgelopen maanden hard gewerkt aan het vormgeven van mobiliteitsprojecten in het kader van het project Anders Betalen voor Mobiliteit (ABvM). Met Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht worden binnenkort uitvoeringsconvenanten afgesloten en wordt in 2009 een rijksbijdrage verleend ter financiering van de projecten.
Voorts zijn genoemde zes regio’s druk bezig om meerdere concrete mobiliteitsprojecten uit te werken, zodat in de loop van 2009 ook voor deze projecten uitvoeringsconvenanten kunnen worden afgesloten. De rijksbijdrage voor deze projecten gaat vanaf 2010 van start. Deze projecten starten vanaf eind 2009, begin 2010.
De regeling voor mobiliteitsprojecten ABvM loopt tot en met 2011. Eind 2009 zal de eerste rapportage van de projecten gereed zijn.
Task force Mobiliteitsmanagement
In het kader van de regionale convenanten van de Taskforce Mobiliteitsmanagement onder leiding van de heer Lodewijk de Waal, zijn door de zes taskforces regio’s maatregelen besproken die buiten de scope van de mobiliteitsprojecten ABvM vallen. Ook heeft de taskforce voorgesteld om in andere regio’s (dan de bovengenoemde zes regio’s) mobiliteitsmanagementmaatregelen te starten. Hiervoor heeft het rijk aangeboden in het kader van de MobiliteitsAanpak € 40 miljoen te reserveren om een impuls aan de mobiliteitsmanagementmaatregelen te kunnen geven. Zodra meer duidelijkheid is over de condities omtrent de toekenning van bijdragen uit genoemde € 40 miljoen, zal in overleg met de regio’s worden bezien welke voorstellen kansrijk zijn om verder uit te werken. In de MIRT overleggen in het voorjaar 2009 zullen concrete afspraken worden gemaakt, of zoveel eerder indien mogelijk.
Aan alle regio’s is gevraagd om op basis van een Netwerkanalyse Vaarwegen uiterlijk 1 oktober te komen met voorstellen voor de eerste tranche quick wins, dit alles in het kader van het stimuleren van goederenvervoer over water. Voor dit doel zijn vele goede voorstellen ingediend. Alle ontvangen voorstellen zijn beoordeeld en tijdens de overleggen zijn nadere afspraken gemaakt over reservering van middelen ten behoeve van specifieke projecten. Zie hiervoor de bijlagen 1 en 2.
Begin 2009 zal de tweede tranche worden opgesteld. De regio’s worden tijdig geïnformeerd over de indieningstermijn en de voorwaarden.
In de vorige overlegronde is aangekondigd dat het kabinet voornemens is een tweede tranche spoorse doorsnijdingen te starten, vooropgesteld dat de evaluatie van de eerste tranche positieve resultaten laat zien. Uit de evaluatie is gebleken dat de regeling een succes genoemd mag worden. Mede daarom heeft het kabinet besloten € 141 miljoen ter beschikking te stellen voor een tweede tranche. Doel is op korte termijn de uitvoering van reeds bestaande plannen te stimuleren. Uitkeringen worden toegekend voor de uitvoering van projecten die leiden tot verminderen of zelfs opheffen van knelpunten op het spoor.
De regionale overheden zijn op de hoogte gebracht van het kabinetsvoornemen en de procedure daaromtrent. Streven is om de regeling in november open te stellen (exacte datum en vormvereisten worden nog dit najaar gepubliceerd via de Staatscourant). De aanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld en beschikt.
Convenant Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn
Met het ondertekenen van het convenant Regiospecifiek Pakket (RSP) Zuiderzeelijn op 23 juni 2008 is een definitief besluit genomen over de toekenning van de zogeheten Zuiderzeelijngelden. In het convenant is de opzet, invullen en uitvoering van het RSP vastgelegd. Het RSP kent een looptijd tot 2020 en is bedoeld voor Noord-Nederland en de Noordoostpolder. De komende periode worden er nadere afspraken gemaakt over de verschillende onderdelen van het RSP. Als bijlage 3 bij deze brief zijn de ondertekende versie van het convenant RSP en een stand van zaken RSP najaar 2008 opgenomen.
Deze ronde van bestuurlijke overleggen MIRT is wat ons betreft plezierig en constructief verlopen. Wij zien dit wederom als een stap op weg naar de verdere uitwerking van het MIRT in de zin van het afstemmen van (rijks)investeringen in het ruimtelijk fysiek domein. De «R» van MIRT staat wat ons betreft ook voor een intensivering van de relatie tussen rijk en regio en de relatie tussen de betrokken departementen. Ook op dit punt is een constructieve stap gezet.