Kamerstuk 31589-11

Lijst van vragen en antwoorden over het ontwerp-besluit derogatie (luchtkwaliteitseisen)

Dossier: Wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen)

Gepubliceerd: 24 april 2009
Indiener(s): Ger Koopmans (CDA)
Onderwerpen: lucht natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31589-11.html
ID: 31589-11

31 589
Wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen)

nr. 11
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 april 2009

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de brief van 12 maart inzake het ontwerpbesluit derogatie (luchtkwaliteitseisen) (Kamerstuk 31 589, nr. 10).

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 april 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Koopmans

De griffier van de commissie,

Van der Leeden

1

Hoe zullen deze normen worden gehandhaafd, nu en in de toekomst?

Om aan het einde van de derogatieperiode aan de grenswaarden voor PM10 en NO2 te voldoen, is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in het leven geroepen. Dit programma voorziet in een gebiedsgerichte aanpak en is in nauwe samenwerking met de provinciale en lokale overheden tot stand is gekomen. Het NSL bevat een uitgebreid pakket aan generieke en locatiespecifieke maatregelen. Op overheden rust de wettelijke plicht om de in het NSL opgenomen maatregelen tijdig uit te voeren teneinde voor het einde van de periode van uitstel, respectievelijk vrijstelling, te voldoen aan de grenswaarden (artikel 5.12, negende lid, Wm). Die plicht blijft van kracht totdat uitvoering van de maatregelen naar het oordeel van de minister van VROM, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en gehoord de Eerste en Tweede Kamer niet langer nodig is om een grenswaarde te bereiken (artikel 5.12, elfde lid, Wm). Mochten overheden maatregelen niet of niet tijdig uitvoeren, dan kan de minister van VROM een aanwijzing geven om daar alsnog uitvoering aan te geven. Als ook dat geen effect heeft kan de minister namens en ten laste van het betreffende bestuursorgaan in de maatregelen voorzien (artikel 5.23 Wm).

Het effect van deze maatregelen zal jaarlijks gemonitord worden (artikel 5.14 Wm). Daartoe zijn een specifiek instrument (monitoringstool), structuur en instelling (bureau monitoring NSL) in het leven geroepen. De uitkomsten van de monitoring kunnen leiden tot bijstelling van het NSL, wanneer blijkt dat het behalen van de grenswaarden niet zodanig in beeld komt als was voorzien of wanneer het effect van de maatregelen tegen blijkt te vallen (artikel 5.12, tiende lid, Wm). Aan het einde van de derogatieperiode voldoet Nederland aan de normen. Ook daarna zal de luchtkwaliteit nauwlettend gevolgd blijven worden met behulp van metingen en berekeningen, opdat de luchtkwaliteit aan de normen blijft voldoen en eventuele ontwikkelingen die in een andere richting wijzen snel omgebogen kunnen worden.

2

Het rekeningrijden loopt nu al de eerste vertragingen op. Wat zijn de consequenties van deze vertragingen en mogelijk verder uitstel van rekeningrijden op het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de brief die de minister van Verkeer en Waterstaat u binnenkort zal sturen naar aanleiding van vragen van uw Kamer over Anders Betalen voor Mobiliteit van 8 april jl.

3

Wat zijn de gevolgen voor het voorliggende ontwerpbesluit als belanghebbenden in beroep gaan bij de Europese Commissie tegen het verlenen van derogatie en dit besluit om derogatie te verlenen onder bepaalde voorwaarden of voor een kortere periode? Houdt u in dat geval terugvalopties achter de hand? Zo ja welke zijn dat? Zo nee, waarom niet?

Voor deze vraag dient aansluiting gezocht te worden bij de algemeen geldende beroepsprocedures, omdat de Richtlijn niet specifiek aangeeft welke juridische opties een lidstaat of natuurlijke of rechtspersoon heeft tegen de (niet-)verlening van derogatie. Iedere lidstaat of natuurlijke of rechtspersoon kan dit besluit van de Commissie op grond van artikel 230 van het EG-verdrag bij het Hof – en dus niet de Europese Commissie – aanvechten. Het besluit van de Europese Commissie is een bindend besluit (in dit geval in de vorm van een beschikking). Voorwaarde voor beroep door een rechtspersoon of natuurlijke persoon is wel dat een derogatiebeschikking hem rechtstreeks en individueel in zijn belang raakt. In de praktijk wordt deze eis streng toegepast door het Hof waardoor natuurlijke of rechtspersonen daar vrijwel niet aan kunnen voldoen in gevallen waarin een beschikking niet rechtstreeks tot hem gericht is. Beroep kan worden ingesteld onder meer op de grond dat sprake is van onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van het EG-Verdrag of van enige uitvoeringsregeling daarvan of misbruik van bevoegdheid.

Gezien de zorgvuldigheid waarmee Nederland het derogatieverzoek heeft onderbouwd en de zorgvuldigheid waarmee de Commissie het derogatieverzoek beoordeelt wordt niet verwacht dat een beroep op deze gronden voldoende kans van slagen maakt. In beginsel heeft een ingesteld beroep geen schorsende werking. Dit betekent dat de derogatie, ook hangende het beroep, reeds geïmplementeerd kan worden met dit ontwerpbesluit. Het Hof van Justitie kan indien dat wordt verzocht bij een ingesteld beroep, opschorting van de uitvoering van de bestreden handeling gelasten indien het van oordeel is dat de omstandigheden zulks vereisen (artikel 242 EG). Gezien de eerdergenoemde ontvankelijkheidseisen zou dit er op neerkomen dat een andere lidstaat beroep zou dienen in te stellen (binnen twee maanden) en daarbij schorsing zou dienen te vragen en omstandigheden zou dienen aan te voeren die daartoe zouden noodzaken. Het is niet waarschijnlijk dat andere lidstaten beroep zullen instellen tegen een aan Nederland verleende derogatie. De geschiedenis laat zien dat er vrijwel nooit in beroep wordt gegaan door andere lidstaten tegen een (begunstigende) beschikking van de Commissie t.a.v. een andere lidstaat. Daarnaast is het niet waarschijnlijk dat een dergelijk beroep veel kans van slagen zou hebben, gezien de zorgvuldige wijze waarop Nederland de derogatie heeft onderbouwd en mede omdat ook de Commissie bepaald niet over één nacht ijs is gegaan bij het verlenen van derogatie aan Nederland. Een eventueel beroep zal dan ook naar verwachting geen gevolgen hebben voor de inwerkingtreding van het besluit en de vaststelling van het NSL.

Inmiddels heeft de Europese Commissie op 7 april laten weten Nederland derogatie te verlenen, op voorwaarde dat het NSL en het relevante regionale plan voor Heerlen/Kerkrade worden aangepast teneinde te waarborgen dat de jaarlijkse NO2-grenswaarde tegen 31 december 2012 wordt bereikt. Daartoe zal extra inzet van het rijksbeleid en van lokale maatregelen nodig zijn om overschrijdingen in Heerlen/Kerkrade voor 1 januari 2013 op te kunnen lossen. Rijk en regio zullen gezamenlijk bestuderen welke maatregelen hiertoe versneld kunnen worden ingezet. Er zijn geen terugvalopties achter de hand gehouden omdat alle beschikbare maatregelen in het NSL zijn opgenomen. De effecten van de extra inzet in Heerlen/Kerkrade zullen, net als die in andere NSL-gebieden, via het monitoringssysteem van het NSL gevolgd worden om zeker te zijn van het tijdig halen van de normen. Het onderhavige ontwerpbesluit zal in de door de Europese Commissie aangegeven richting (beperking in de tijd van de derogatie voor Heerlen/Kerkrade voor de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2) aangepast worden. Ik ben voornemens de Raad van State hiervan in kennis te stellen wanneer ik het ontwerpbesluit aan de Raad toezend voor advies.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Vietsch (CDA), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).

Plv. leden: Dibi (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Vacature (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Sterk (CDA) en Ortega-Martijn (CU).