31 579
Implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet)

nr. 24
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 oktober 2009

De vaste commissie voor Economische Zaken1 en de vaste commissie voor Justitie2 hebben op 29 september 2009 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over:

– de brief van de minister van Justitie d.d. 9 juli 2009 over de resultaten van de gevraagde heroverweging in de motie-Van Dijk c.s. (31 579, nr.18) (29 515, nr. 293);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 1 september 2009 over het ontwerp voor het tijdelijk besluit Lex silencio positivo Dienstenrichtlijn (31 579, nr. 20);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 28 september 2009 over de stand van zaken inzake de implementatie van de Dienstenrichtlijn in andere lidstaten (31 579, nr. 22);

– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 29 september 2009 in reactie op de motie-Elias (29 515, nr. 298) over vermindering van het aantal vergunningen in de jaren 2009–2011 (29 515, nr. 301).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke

Voorzitter: Timmer Griffier: Franke

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Timmer, Jan Jacob van Dijk, Van der Burg, Gesthuizen en Vos,

en minister Hirsch Ballin en staatssecretaris Heemskerk, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Ik verwelkom de minister van Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken. Ik stel voor dat wij beginnen met spreektijden van vijf minuten.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Voorzitter. Wij hebben in het voorjaar een vrij stevig debat gehad over de omzetting van de Dienstenrichtlijn in de Dienstenwet. De discussie spitste zich toe op het vraagstuk van de lex silencio positivo ten aanzien van vergunningstelsels. Naar aanleiding van een amendement van mevrouw Vos en ondergetekende is de zaak min of meer omgedraaid. Wij hebben gezegd dat in de wet geformuleerd moet worden welke vergunningstelsels er niet onder vallen en welke wel. In het laatste geval zou de hoofdregel zijn dat de lex silencio positivo van toepassing is.

In dat kader hebben wij een motie ingediend waarin wij gevraagd hebben om heel snel te komen met een screening, niet alleen van de stelsels die onder de Dienstenwet vallen, maar ook van de stelsels die hierbuiten vallen, om te bezien of de lex silencio positivo hierop toegepast zou kunnen worden. Wij zijn hierover gelukkig positief. Wij hebben namelijk een lijst van nog een aantal vergunningstelsels gekregen waar de lex silencio positivo op toegepast zou kunnen worden. Dank daarvoor, ook voor het werk dat hiervoor verricht is.

Dat neemt niet weg dat het kabinet ook een lijst van onderwerpen heeft aangedragen waarvan het zegt: daarbij kan het niet. Hiervoor worden twee hoofdargumenten genoemd. Volgens het ene bestaat er een Europese richtlijn die min of meer verbiedt om dit alsnog te gaan doen. Volgens het andere is het vanwege het algemeen belang lastig om dit uiteindelijk toch nog te gaan doen.

Laat ik eerst ingaan op de Europese regels. Wij hebben niet exact kunnen beoordelen of hetgeen het kabinet naar voren brengt, inderdaad voldoende reden is om te zeggen: dat kunnen wij niet doen. Wij vertrouwen er echter op dat dit op een goede manier gebeurd is. Wij willen alleen voorkomen dat wij in de toekomst geconfronteerd worden met de situatie dat er nieuwe regels gaan komen die toepassing van de lex silencio positivo op bestaande vergunningstelsels kunnen doorkruisen. Om die reden willen wij de minister vragen om bij de zogeheten BNC-fiches bij elk nieuw voorstel in de toekomst op te nemen of er wel of niet sprake is van een lex silencio positivo of van strijdigheid daarmee en om aan te geven hoe wij hiermee zouden kunnen omgaan. Als de Europese Commissie weer met nieuwe regels komt die leiden tot de instelling van vergunningstelsels, zouden wij daarnaast graag zien dat de lex silencio positivo hierop standaard van toepassing is.

Mevrouw Gesthuizen (SP: Hoe ziet de heer Van Dijk dat precies voor zich? Wat bedoelt hij met «de lex silencio positivo doorkruisen»? Mijn tweede vraag is meer principieel van aard. De heer Van Dijk wil eigenlijk regelen dat wij alle wetgeving waarbij wordt voorgesteld om een verplichting tot het aanvragen van een vergunning op te nemen, bij voorbaat laten vallen als dat in de ogen van de heer Van Dijk niet leidt tot gevaarlijke situaties. Wij kunnen hiervan dus al bij voorbaat zeggen dat wij deze onder de lex silencio positivo kunnen scharen. Klopt dat?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Laat ik eerst op de tweede vraag van mevrouw Gesthuizen ingaan. De Europese Commissie komt met richtlijnen. Op basis daarvan moeten wij in Nederland af en toe vergunningstelsels op poten zetten om deze richtlijnen op een goede manier te kunnen implementeren. Wij gaan ervan uit dat dan de lex silencio positivo wordt ingebracht. Wij zouden graag zien dat de Europese Commissie, die zelf in de Dienstenrichtlijn het voorstel heeft gedaan om te komen tot lex silencio positivo, dit in de nieuwe regelgeving naar voren gaat brengen. Dat vraag ik. Op dit moment hebben wij in Nederland vergunningstelsels. Op Europees niveau komen er nog steeds nieuwe richtlijnen. Hierin zouden wel eens elementen kunnen zitten die het onmogelijk maken dat wij in de toekomst voor sommige vergunningstelsels de lex silencio positivo in stand houden. Als dat het geval is, wil ik in de beoordeling van nieuwe Commissievoorstellen, die wij allemaal krijgen en die mevrouw Gesthuizen ook kent, helder aangegeven zien of dat het geval is. Ik vind dat dit een aparte categorie moet zijn in de beoordeling van nieuwe Commissievoorstellen, opdat wij ten minste op voorhand weten waar wij het precies over hebben. Het gaat mij om het informatierecht, ook van de Kamer.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wil ook graag weten waar wij het precies over hebben. Waar heeft de heer Van Dijk het precies over? Aan wat voor soort wetgeving, aan wat voor soort vergunningen moet ik denken? Geldt dit breed, voor alles? Waar hebben wij het over?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Ten aanzien van elk onderdeel waar een vergunningstelsel uit voortvloeit, wil ik hierover helderheid hebben. Ik snap eerlijk gezegd eventjes niet wat mevrouw Gesthuizen boven tafel probeert te krijgen. Volgens mij is het niet zo heel erg moeilijk. Als wij in Nederland een vergunningstelsel hebben en er komt en nieuwe richtlijn die raakvlakken heeft met dat vergunningstelsel, wil ik, voordat ik ja zeg tegen deze richtlijn, weten of hierin een verbod is opgenomen op lex silencio positivo. Dat wil ik weten als ik over dat soort onderwerpen spreek.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ga er dan in ieder geval van uit – ik heb althans deze hoop – dat de heer Van Dijk zich kan voorstellen dat er bepaalde vergunningstelsels zullen zijn waarbij terecht sprake zal zijn van een dergelijk verbod.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Mevrouw Gesthuizen suggereert dat het nadenken bij mij stopt. Natuurlijk zullen wij elk voorstel dat op tafel komt, goed gaan beoordelen. Ik wil gewoon de gelegenheid hebben om dit goed te kunnen beoordelen. Om die reden stel ik deze vraag. Als de Europese Commissie zelf een groot voorstander is van invoering van lex silencio positivo – zij heeft dit immers nadrukkelijk naar voren gebracht in de Dienstenwet – ga ik ervan uit dat dit ook geldt voor toekomstige regelgeving.

Dan kom ik bij de tweede categorie, namelijk onderwerpen waarvan de minister heeft aangegeven dat hij ze niet onder lex silencio positivo wil laten vallen vanwege het feit dat dit strijdig zou kunnen zijn met het algemeen belang. Ik worstel met de vraag in hoeverre dit een juiste term is. Wij willen niet dat er ongelimiteerd vergunningen worden afgegeven. Er bestaat nog altijd de mogelijkheid tot toetsing. Wij vinden dat dit ook zou moeten gebeuren. Echter, als in een vergunningstelsel een bepaalde termijn wordt genoemd, gaan wij ervan uit dat sprake is van een reële termijn waarbinnen een overheid de verantwoordelijkheid op zich kan nemen om antwoord te geven op de vraag of de aanvraag goed is of niet. Wij gaan er altijd van uit dat een en ander voldoende getoetst is. De burger of een instelling mag er echter ook van uitgaan dat er een bepaalde rechtszekerheid is, dat hij na zes weken helderheid heeft. Wij vinden dat een lex silencio positivo een disciplinerende werking kan hebben op het gedrag van gemeenten. Om die reden zouden wij een vergunningstelsel alleen willen uitsluiten van lex silencio positivo indien er een ramp zou gebeuren als er onterecht een vergunning wordt verleend. Ik zeg het maar even heel kort door de bocht, maar dit punt is momenteel in de argumentatie heel erg omfloerst.

Laat ik een voorbeeld noemen. Als je nu eenmaal bent opgenomen in een architectenregister, hoef je alleen maar een tientje per jaar te betalen om daar voor altijd in te blijven, terwijl je helemaal niets meer hoeft te doen aan je opleiding. Je hoeft je niet meer bij te scholen om ervoor te zorgen dat je voldoende kwaliteit hebt. Moet je daarop geen lex silencio positivo van toepassing verklaren? Zo is er ook nog het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. Wij zijn een en ander eens nagegaan. Moet je hierop ook niet de lex silencio positivo van toepassing verklaren? Dit zijn twee voorbeelden waarvan wij ons afvragen of wij niet moeten beschikken over meer informatie alvorens te kunnen zeggen dat wij het verstandig vinden om deze AMvB in zijn huidige vorm door te laten gaan.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Nu komen wij ergens. U sprak de, in mijn ogen nu al legendarische woorden: «alleen als er een ramp gaat gebeuren niet». Ik ging daar zo-even op door: wanneer nu niet? Alleen niet als er een ramp gaat gebeuren, dus. Waarom tuigen wij dan in vredesnaam überhaupt nog vergunningstelsels op?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Volgens mij heb ik zo-even uitgebreid betoogd waar het ons om gaat: vergunningen zorgen ervoor dat mensen met de juiste kwalificaties hun werk doen, dat bedrijven met de juiste kwalificaties hun werk doen. Wij gaan ervan uit dat overheden dit op een goede manier zullen toetsen. Wij vinden dat dit over het algemeen op een goede manier verloopt. Wij vinden echter wel dat overheden hiertoe gedisciplineerd mogen worden. Daarom hebben wij het instrument van de lex silencio positivo in het leven geroepen. Wij vinden dat overheden prioriteit moeten stellen bij het verlenen van vergunningen. De termijnen die in wetgeving zijn opgenomen, zijn redelijk. Anders waren ze niet op die manier in wetgeving opgenomen. Wat ons betreft is dat een belangrijk argument om te zeggen: laat dit breder ingang doen vinden dan nu het geval is. Wij gaan niet zo ver als Actal die zegt dat alles nog eens doorgenomen moet worden. Ik heb twee voorbeelden genoemd waarbij wij zo onze vraagtekens hebben. Laat de minister nog maar eens nader aangeven waarom hij denkt dat het wel verstandig is om ze buiten de lex silencio positivo te laten vallen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): U ziet dit instrument als een stok achter de deur, om overheden goed te laten toetsen en scherp te laten kijken, omdat u de vergunningstelsels zo enorm van belang vindt met het oog op het voorkomen van rampen. Dat doet u omdat u vindt dat de mensen en de bedrijven met de juiste kwalificaties aan de bak moeten kunnen. Overheden moeten dat goed kunnen toetsen. Vervolgens bent u hier aan het pleiten voor invoering van een instrument om dat hele systeem te ondervangen. Dat snap ik niet helemaal. Kunt u dit nog eens toelichten?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Mevrouw Gesthuizen is gewoon tegen de invoering van lex silencio positivo. Dat is prima. Ik kan nog wel vier keer of honderd keer of tweehonderd keer proberen uit te leggen dat het een goed instrument is om overheden te disciplineren, maar mevrouw Gesthuizen raakt toch niet overtuigd. Ik heb deze discussie al gevoerd met haar tijdens het plenaire debat over de aanvaarding van de Dienstenwet. Ik heb nu weer omstandig geprobeerd om het uit te leggen, maar ik heb het gevoel dat dit een kwestie is van paarlen voor de zwijnen werpen. Mevrouw Gesthuizen wil het op de een of andere manier toch niet aanvaarden. Ik wil het nog een keer proberen.

De voorzitter: Een herhaling hoeft wat mij betreft niet. Ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Een pioniersgroep heeft een onderzoek uitgevoerd omtrent lex silencio positivo, met name ten aanzien van gemeentelijke vergunningstelsels. In dat rapport is tot uitdrukking gekomen dat van de 33 modelverordeningen van de VNG er 29 waren waar zonder enig probleem lex silencio positivo zou kunnen worden ingevoerd. Welke actie wordt ondernomen om ervoor te zorgen dat een en ander ook werkelijk op die manier gaat gebeuren? Wat gaat de VNG doen en wat het ministerie opdat dit zo snel mogelijk wordt ingevoerd? Wij werden nogal verrast door dit rapport, omdat de indruk bestond dat het heel lastig was. 29 van 33 vind ik echter een heel goede score. Ik ga er dan ook van uit dat dit op een vrij gemakkelijke manier zijn doorgang zal vinden. Kan het kabinet ons nadere informatie geven over de stand van zaken met betrekking tot de decentrale overheden? Ik noemde de modelverordeningen van de VNG, maar hoe staat het met andere vergunningen die gemeenten zelf ingesteld hebben, los van de modelverordening? Hoe zit dit bij andere decentrale overheden als waterschappen en provincies?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik ben hier om mijn fractiegenoot, de heer Ton Elias, te vervangen die helaas ziek is. Ik doe dit met veel plezier, omdat dit onderwerp mij na aan het hart gaat. De VVD kan een ondernemer of een burger eigenlijk niet uitleggen waarom een overheid zich niet aan haar wettelijke termijnen zou moeten houden, maar diezelfde ondernemer of burger wel. Als een burger of een ondernemer getroffen wordt door een tragische situatie in het gezin en hij is te laat met zijn bezwaarschrift of zijn btw-aangifte, is het recht van indiening van het bezwaarschrift verlopen ofwel krijgt de ondernemer een boete vanaf dag één dat hij te laat is met zijn btw-aangifte. Kennelijk geldt dat voor de overheid niet. Wij kunnen wel roepen dat men een klacht kan indienen, maar wij weten allemaal dat je in heel veel gemeenten bij diezelfde ambtenaar langs moet voor al die andere dingen die je nodig hebt. Dat geldt zeker voor ondernemers. Dat is dus niet zo’n goed instrument.

Lex silencio positivo zou wat ons betreft dan ook de regel moeten zijn. De uitzondering zou moeten zijn dat dit instrument niet wordt toegepast. Immers, het is toch normaal dat de overheid zich aan de wettelijke termijnen houdt? Het is niet normaal dat deze overschreden worden. Als dat het uitgangspunt is, is er geen enkele reden om dit niet als instrument in te voeren. Het voordeel hiervan is dat het disciplinerend werkt richting de overheid. Het zorgt ervoor dat de processen dusdanig ingericht zullen worden – dat blijkt ook uit het voorbeeld van Spanje – dat men de termijnen wel gaat halen. Bovendien gaat men prioriteiten stellen. Immers, als men bepaalde vergunningen niet tijdig kan afhandelen of men vindt het allemaal niet zo belangrijk, laat men de lex silencio positivo gewoon zijn werk doen. Dus: vergunning aangevraagd, niets gehoord van de overheid, vergunning automatisch verstrekt. Na een jaar kunnen wij dan constateren dat de vergunning kennelijk niet zo nodig is, dat zij geen functie heeft. Het is een prachtig mechanisme om ervoor te zorgen dat er niet te veel vergunningstelsels komen, een mooi systeem om de zaak op te lossen en tevens scherp te houden. Dat zou mijn stellingname zijn: lex silencio positivo in alle gevallen. In sommige uitzonderingen kan dat niet. Het gaat dan om situaties waarin het risico op ernstige gevolgen bestaat.

Dan het punt van de volgorde. De VVD is het met het kabinet eens dat de volgorde bij vergunningstelsels, meldingen et cetera zou moeten zijn: afschaffen indien mogelijk, anders omzetten in een meldingsplicht of in algemene regels en, als dat niet kan, lex silencio positivo. In het uiterste geval zijn wij voor een boete die mogelijk wordt gemaakt door het initiatiefwetsvoorstel. Wij vinden een boete echter een minder praktisch instrument, omdat zij leidt tot allerlei administratieve lasten.

Mijn collega heeft een paar voorbeelden genoemd. Ik wil een lastig voorbeeld noemen waarvan wij denken dat het ook in aanmerking komt: de Wet Bibob. Men weet, de VVD is sterk voor het aanpakken van criminelen en dergelijke. De Wet Bibob regelt dat er een speciale toetsing komt op het witwassen van geld en op criminele activiteiten. Waarom wellicht toepassing van de lex silencio positivo in dit geval? Je hoeft niet per se in de Wet Bibob op te nemen dat je vooraf toetst. Je kunt ook achteraf toetsen. Dat geeft misschien wel extra druk op mensen die het slecht voor hebben. Het betekent immers dat zij met alle consequenties en kosten van het alsnog niet verlenen van een vergunning geconfronteerd worden. Wij denken dat je dit mechanisme in dit geval wel degelijk toe kunt passen. Bovendien zijn wij van mening dat je naar de risico’s kijkt en op basis daarvan je apparaat inricht. In dit geval moet je goed kijken naar de vraag welke ondernemers een risico vormen en niet, zoals sommige gemeenten doen, iedereen onder die wet stoppen.

Ik heb zelf nog een ander voorbeeld uit mijn eigen beleidsterrein. Dit is ook opgenomen in de bewuste lijst. Het gaat om toestemming voor vervreemding van sociale huurwoningen, opdat je ze voor de verkoop kunt aanbieden. Ik kan mij niet voorstellen waarom dat niet ook onder de regeling zou kunnen vallen. Er wordt gewezen op een groot maatschappelijk belang. Dat is zo, maar zodra een corporatie aangeeft dat zij een deel van haar woningen wil verkopen, moet je je processen zodanig hebben ingericht dat een en ander tijdig kan worden geregeld. Wij gaan dan toch niet zeggen dat het departement dat hierover moet beslissen de wettelijke termijnen wel mag overschrijden? Ik vind dat geen argumentatie. Wij maken het hiermee te makkelijk voor de overheid.

Dan de Dienstenrichtlijn. Wij vinden dat de lex silencio positivo veel vaker als basis toegepast zou moeten worden, niet alleen met het oog op de dienstverlening van de overheid en de cultuuromslag hierin, maar zeker gelet op deze tijden. In Spanje en Chili is gebleken dat zo’n mechanisme ook dynamiek brengt voor de economie in het algemeen en het mkb in het bijzonder. Als je namelijk de zekerheid hebt dat binnen een bepaalde termijn een vergunning afgegeven moet worden, kun je hier ook op plannen. Dat scheelt een heleboel tijd, ook een heleboel tijd die niet verpest wordt omdat je mogelijkheden voorbij moet laten gaan.

Wij vinden dat dit ook op lokaal niveau zou moeten. Ik weet uit ervaring dat daar een heleboel vergunningen zijn waarop dit heel gemakkelijk toegepast zou kunnen worden. Hoe gaan de bewindslieden regelen dat lex silencio positivo daar wordt doorgevoerd en niet vrijblijvend is? Actal heeft gezegd dat het verder zou moeten gaan met de lex silencio positivo. Misschien kan Actal advies geven over waar het dan verder zou moeten gaan: welke vergunningen kunnen worden toegevoegd?

In de brief stond ook iets over de Dienstenloketten en de zorgen dat deze wellicht niet op tijd operationeel zouden zijn. Hoe is de stand van zaken op dit punt? Om hoeveel loketten gaat het; in hoeveel landen? Ook wil ik weten hoe het Nederlandse loket ervoor staat, want dat lijkt mij bijzonder belangrijk.

Staatssecretaris Heemskerk: Over al deze vragen is een brief verstuurd.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ja, maar daar stond niet in hoe Nederland ervoor staat.

De voorzitter: Ik stel voor dat de staatssecretaris deze vraag in zijn eigen termijn beantwoordt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Het zoveelste debat over de wet zwijgen is toestemmen. De naam is positief, maar dat is volkomen onterecht. De gevolgen zijn namelijk ronduit negatief. Mijn collega’s hier aan tafel zien dat anders. Zij roepen in koor: meer, meer, meer! Meer vergunningen onder de lex silencio positivo, ofwel: vaker zwijgen is toestemmen als de beslissing over een vergunningaanvraag te laat is. De 55 extra vergunningstelsels die onder de lex silencio positivo vallen – ik meen dat het er inmiddels al 67 zijn – zijn volgens hen niet genoeg. Zij willen meer, meer, meer, zonder zich om de maatschappelijke gevolgen te bekommeren. Ik voel mij dan ook helaas gedwongen om wederom een kritische inbreng te leveren. Helaas, want ik vind het volkomen terecht dat er iets wordt gedaan aan gemeenten en bestuurders die te laat zijn met het geven van antwoord op vergunningaanvragen. Het uitgangspunt van de wet, zwijgen is toestemmen, is echter verkeerd. Als de overheid niet in staat is om tijdig te beslissen over het al dan niet verlenen van een vergunning, moet daar iets aan gedaan worden. Stel voldoende personeel aan, zorg ervoor dat het personeel geschoold is en betrokken bij de ondernemers, zodat het in staat is om snel en deskundig te beslissen over een vergunningaanvraag. Zwijgen is toestemmen werkt willekeur in de hand. Als ik mazzel heb dat de ambtenaar laks is, kan ik inderdaad – ik gebruikte het voorbeeld al eerder – gewoon met mijn schopje naar het kerkhof om daar een lijk op te graven, want ja, dit punt staat nog steeds op de lijst.

Mevrouw Van der Burg (VVD): U vindt dat de overheid op tijd moet beslissen. In de wetgeving hebben wij hiervoor wettelijke termijnen afgesproken. Deze worden overschreden. Nu zegt u: zo’n mechanisme is fout, want dan zou er eventueel een probleem kunnen ontstaan met de rechten van mensen. Voor derdebelangen zijn er volgens mij oplossingen. Hoe kijkt u dan tegen het voorbeeld van Spanje aan, waar dit enorm heeft geholpen? Hebt u zich hierin verdiept?

Mevrouw Gesthuizen (SP): U hebt het over dynamiek in de markt. Ik weet niet hoe dynamisch de Spaanse markt op dit moment is, maar volgens mij is daar sprake van volatiliteit, zoals dat heet. Volgens mij zijn wij nu juist op zoek naar wat minder dynamische markten. Dus misschien is Spanje niet helemaal het goede voorbeeld. Ik ben het met u eens dat er iets gedaan moet worden aan het overschrijden van de termijnen. Volgens mij weet iedere ondernemer en eigenlijk ook wel iedere burger hoe verschrikkelijk frustrerend het is dat jij altijd op tijd je papieren moet inleveren en op tijd je dingetjes moet regelen, terwijl de overheid hier in principe gewoon lak aan kan hebben. Wij moeten hier iets aan doen. Mijn voorstel zou zijn: zorg ervoor dat er voldoende geschoold personeel is, hanteer daarnaast een boete onder dwangsom, ook voor het overschrijden van betalingen door de overheid. Je moet dit soort zaken bestraffen, maar niet op deze manier. Dat veroorzaakt namelijk rechtsonzekerheid voor een heleboel mensen, niet alleen voor degene die de vergunning dan misschien wel krijgt, maar straks wellicht weer moet inleveren als anderen hiervan nadeel ondervinden, maar ook voor belanghebbenden die hiervan nadeel ondervinden.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Als er nu een vergunning wordt verstrekt, kan iemand ook bezwaar of beroep aantekenen. Dat kan ook als de vergunning automatisch wordt toegekend. Wat is het verschil dan?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Het verschil is dat je dan daarvoor of daarna zit met de vergunningaanvraag. In principe kun je dit meenemen bij de vergunningaanvraag.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Volgens mij kun je nu na de vergunningverlening ook bezwaar maken of in beroep gaan. In de nieuwe situatie zou dat ook kunnen. Je moet alleen zeker stellen dat men weet dat er een vergunning is aangevraagd. Daar zijn oplossingen voor.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ja, dat is waar. Echter, met de lex silencio positivo haal je zo veel zaken naar voren en zorg je ervoor dat een vergunning verleend kan worden zonder dat iemand ervan weet. Dat betekent dat je automatisch achteraf meer klachten zult krijgen, wat rechtsonzekerheid veroorzaakt voor zowel de bezitter van de vergunning als degene die er belang bij heeft dat de vergunning wellicht niet wordt verstrekt.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Kan mevrouw Gesthuizen nader toelichten hoe zij tot de bewering kan komen dat iemand een vergunning wordt verleend zonder dat iemand anders er iets vanaf weet? Iedere vergunningaanvraag moet ergens gemeld worden. Wat dat betreft klopt het niet wat mevrouw Gesthuizen zegt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Volgens mij klopt dat wel. Immers, als een ambtenaar niet overgaat tot het in behandeling nemen van een vergunning en deze wordt op enig moment gemeld, dan is er geen sprake van een normaal proces waarbij een ambtenaar goed kijkt naar de voorliggende casus. Ik kan mij dan heel goed voorstellen dat in veel van deze gevallen ook geen melding wordt gemaakt aan andere belanghebbenden. Als u meent dat dit geheel anders zal zijn, moet u dit nu ook uitspreken. Dan zou ik moeten zeggen dat u een punt hebt.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Wij kunnen hier wel een spelletje blufpoker spelen, maar daar ben ik nooit zo’n voorstander van. U hebt nog niet helder gemaakt op welke manier u ervoor wilt zorgen dat burgers en ondernemers meer zekerheid krijgen dat zij binnen de gestelde termijnen antwoord krijgen, behalve dan dat u zegt: er moet meer personeel bijkomen. Eventueel bent u nog bereid om een dwangsom of een boete op te leggen. Echter, ook daarmee is een ondernemer of een burger niet gebaat. Hoe wilt u ervoor zorgen dat de overheid op de een of andere manier gedisciplineerd wordt, op een zorgvuldige wijze? Dat zit wel in de procedure omtrent lex silencio positivo.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik zie niet in hoe je, afgezien van een gevoel van schaamte misschien – dat zou je echter sowieso al moeten hebben als je weet dat bij vergunningaanvragen termijnen worden overschreden – een overheid disciplineert door te zeggen: als je ambtenaren dat werk een paar weken te lang laten liggen, ben je van het gedoe af en wordt de vergunning gewoon verstrekt. Ik zie niet in hoe dat disciplinerend werkt. Ik zie wel in dat je discipline kunt opvoeren door hierop in te zetten als bijvoorbeeld verantwoordelijk wethouder of als leidinggevende van een club mensen die weer verantwoording moet afleggen aan een wethouder. Dan creër je meer bewustzijn. Dit gebeurt volgens mij ook met de regeldruk en de nalevingskosten. Bij een sterkere verinnerlijking kan ik mij wel iets voorstellen. Vervolgens moet je er ook voor zorgen dat er voldoende en voldoende geschoold personeel is. Ik kan mij ook heel veel voorstellen bij een dwangsom, vandaar het voorstel om overheden die te laat betalen, een boete te geven. Dat kan uiteraard weer ten goede komen aan een ondernemer die daar last van heeft.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Is het beste instrument om meer bewustzijn bij overheden te bewerkstelligen, niet het instrument van lex silencio positivo?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Is de paus katholiek? Het antwoord is ja. Bij mij zal het antwoord altijd nee zijn, u constateerde dat zelf al. Voor mij is het niet het beste instrument. Ik vind dat het juist laksheid in de hand werkt.

De voorzitter: Nog één keer, mevrouw Van der Burg.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb een vraag over de disciplinerende werking. Stel dat een ambtenaar weet dat er een risico is dat er een vergunning wordt verstrekt waarmee hij heel veel last krijgt. Zal een bestuurder dan niet op een gegeven moment zeggen: ik ga ervoor zorgen dat mijn processen beter op orde zijn? Stel dat het één keer misgaat. Zou het dan niet zo zijn dat hierover zo’n gedonder is dat men hoe dan ook wel wil voorkomen dat het nog een keer misgaat? Zou dat niet ontzettend disciplinerend werken?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind het allemaal heerlijke voorbeelden. U hebt een rijke fantasie. Soms wilde ik dat ik die had als ik aan de rand van het bed van mijn dochter zit en weer een verhaaltje moet verzinnen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Over dit onderwerp!

Mevrouw Gesthuizen (SP): Gelukkig ligt ze vanavond al in bed als ik thuis kom!

Als ik ervan overtuigd was dat een ambtenaar hierdoor ineens de geest zou krijgen, hadden wij geen verschil van mening, mevrouw Van der Burg. Ik ben daar dus niet van overtuigd. Laten wij dat voorbeeld van u volgen. Als die ambtenaar zo goed weet dat er gedonder komt met een vergunning, zit hij zo in de materie dat hij meteen kan zeggen of dit een ja of een nee is.

De voorzitter: Ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Bovendien komt er een premie op laksheid. Als ambtenaren niets doen, wordt de vergunning gewoon verleend, dat is makkelijk. Ik wil hieraan toevoegen dat wij in dit land al een instrument hebben om tijdige vergunningverlening af te dwingen.

Als een vergunning niet nuttig is, schaffen wij haar toch gewoon af? Dat zijn de bewindspersonen met mij eens, als ik het wel heb. Het is een schande dat er bestuurders zijn die blijkbaar niet toezien op tijdige behandeling van vergunningaanvragen en dat er dus decennia lang bestuurders zijn geweest die al die vergunningen maar hebben ingesteld, zonder dat hiertoe blijkbaar een grote noodzaak was. Wie waren dat, vraag ik mijn collega’s ter rechter- en linkerzijde. Precies, bestuurders van de VVD, het CDA en de PvdA. Wie zijn dat nu, welke partijen hebben veruit de meeste wethouders die verantwoordelijk zijn voor de frustraties van ondernemers? Weer raak: VVD, CDA en PvdA.

Ik zei het al, het uitgangspunt zou moeten zijn dat een vergunning wordt afgeschaft als zij niet nuttig is. Als een vergunning nuttig is, moet tijdig over het al dan niet verlenen ervan worden besloten. Laat ik op een aantal concrete gevallen ingaan. De SP is er geen voorstander van om een lex silencio positivo in te voeren voor vergunningen voor kansspelen, bijvoorbeeld om een speelautomaat te exploiteren. Kansspelen hebben het risico van verslaving. Het zou een mooie boel worden als iedereen in de straat zomaar een speelautomaat mocht gaan exploiteren. Voor een speelautomaat moet de burgemeester een vergunning verstrekken en dat moet zo blijven. Een luie of trage ambtenaar moet niet de reden zijn om zomaar toe te staan dat in iedere straat tig gelegenheden komen waar je kunt gokken.

De discussie over de noodzaak van vergunningen voor kansspelen moeten wij overigens niet hier voeren. Er komt binnenkort een debat over kansspelen in de vaste commissie voor Justitie. Daar hoort deze discussie thuis. Het is ook absurd om hier te beslissen over de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken, over het inzamelen van autowrakken of het verwerken van verpakkingsafval. Is het niet vreemd dat wij hier, in de vaste commissie voor Economische Zaken, moeten bepalen of de consequenties van het verlenen van vergunningen op basis van laksheid van de overheid wel mee zullen vallen? Ten aanzien van vergunningen op het gebied van bijvoorbeeld afval moet deze discussie gevoerd worden in de vaste commissie voor VROM. Of denk aan vergunningen in relatie tot dierenwelzijn. Moeten wij dan een uitgebreide beschrijving geven van hoe dieren mogelijk mishandeld worden omdat niemand erop toeziet? Er bestaat toch ook een moreel-ethische grond om hierop te willen toezien, zonder dat wij alle gruwelijke, onomkeerbare gevolgen in kaart hoeven brengen?

Ik wil dit juist omkeren en een overzicht ontvangen van de schade die wordt aangericht als gevolg van vergunningen waarbij de lex silencio positivo al wordt toegepast of waarbij het kabinet voornemens is om haar in te voeren. Het hoeft daarbij niet alleen te gaan om aanzienlijke, onherstelbare schade. Het kan ook gaan om de consequenties voor consumenten van het ontheffen van voorschriften van de Prijzenwet. Krijgen zij mogelijk te maken met nog meer onduidelijkheid over de prijzen? Voor elke vergunning op de lijst waarbij lex silencio positivo wordt toegepast, kan bovendien bezien worden of er bij die specifieke vergunning eigenlijk wel problemen waren met een te late verstrekking en, zo ja, hoe groot deze waren. Kunnen wij zo’n overzicht tegemoet zien?

Is de staatssecretaris of de minister bereid om bij te gaan houden hoe vaak een vergunning automatisch verleend wordt door ontijdige behandeling dankzij de lex silencio positivo? Wordt verder blijvend onderzocht in hoeverre er dankzij deze vergunning schade is toegebracht aan anderen? Kortom, is het middel niet erger dan de kwaal?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Spreekt dit kabinet volgens u met één mond?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat wordt mij altijd verteld en bewindspersonen mogen niet liegen. Ik mag er dus van uitgaan dat dit zo is.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Vindt u het dan niet terecht dat tijdens dit AO ook over andere onderwerpen dan alleen de pure EZ-wetgeving gesproken mag worden? Beide personen spreken immers namens het hele kabinet.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Het is vervelend om dit als Kamerlid te zeggen, maar wij moeten in dit geval ook naar onszelf kijken. Wij vertegenwoordigen niet de inhoudelijke vakcommissies. Wij zijn wel het hoogste orgaan in dit land. Dat is niet het kabinet maar de volksvertegenwoordiging. Ik ben als woordvoerder economische zaken helaas niet op de hoogte van alle ins en outs van alle onderwerpen die spelen bij andere vakcommissies. Het kabinet zal misschien met één mond spreken, maar mijns inziens is het verstandig om de specialisten in de verschillende vakcommissies het woord te laten voeren over de belangrijke onderwerpen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Wij hebben dit in onze fractie juist uitgezet onder alle andere personen om ervoor te zorgen dat wij hier gefundeerd een oordeel kunnen vellen over dit onderwerp. U wist wat er op de agenda stond. U wist ook dat dit zou gaan spelen. Wat dat betreft snap ik niet dat u nu zegt dat weer terugverwezen zou moeten worden naar alle andere vakcommissies.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De heer Van Dijk zou een terecht punt hebben als hij hier zou kunnen zeggen: u hebt uw werk niet gedaan. Wij hebben ons werk wel gedaan binnen de mores van de SP-fractie. Ik heb ook al mijn collega’s gemaild en gevraagd om input en voorbeelden. Het steekt mij dat wij in de vaste commissie voor Economische Zaken gaan zitten uitmaken hoe belangrijk kansspelvergunningen eigenlijk zijn. Ik vind dat je daar niet zo in moet staan. Dit hoort thuis in de vaste commissie voor Justitie. Daar moet die discussie gevoerd worden. Wij mogen niet op puur economische gronden zeggen: wij stappen daar overheen. Ik heb de indruk dat dit voor sommige leden hier wel geldt. Daarmee kaats ik de bal terug naar de heer Van Dijk.

De voorzitter: Dat gaan wij even niet doen, daar trap ik niet in. Het woord is aan mevrouw Van der Burg.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik ga even door op dit punt. Bij de regelgeving is nu net het probleem dat iedereen zijn eigen regelgeving maakt, ieder vanuit zijn specifieke verantwoordelijkheid. Vervolgens krijgt de ondernemer of de burger dit allemaal op zijn dak. Hij moet overal van af weten en wordt geacht de wet te kennen. Onderling hoeven de ambtenaren echter niet alle wetten te kennen. Dat is toch precies een van de problemen? Daarom is het goed dat wij dit hier behandelen. U had het ook in de vaste commissie voor Justitie kunnen laten behandelen, dat klopt. Maar dan krijgen wij de juridische boventoon. Hoe kijkt u hiertegen aan?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik ga niet helemaal herhalen wat ik zo-even heb gezegd. Het gaat niet alleen om de kansspelen, het gaat ook om zaken als de verbruiksbelasting van alcoholvrije drank, het inzamelen van autowrakken en het verwerken van verpakkingsafval. Verpakking en afval horen thuis in de vaste commissie voor VROM. Ik maak er bezwaar tegen dat je, zonder voldoende rekening te houden met wat van ons allemaal is en heel kwetsbaar kan zijn, puur op economische gronden zegt: wij schaffen al die regels af, want wij hebben er eigenlijk alleen maar last van en de trein moet wel in volle vaart doordenderen. Dat is het centrale punt van mijn betoog. U bent van de partij van: alles van waarde is weerbaar. Daar ben ik niet van. Verder verwijs ik naar het antwoord dat ik de heer Van Dijk heb gegeven.

Mevrouw Vos (PvdA): Voorzitter. Het gaat in dit geval niet alleen om economische gronden. Wij hebben wetten en regels gemaakt. Wij hebben vergunningen gemaakt waar wij termijnen op gezet hebben. Wij willen graag dat de overheid zich houdt aan de vergunningen. Daar gaat het in dit debat om. In feite gaat het over gedoogbeleid ten opzichte van trage overheden. Mijn fractie wil, om het even in het absurde te trekken, ook niet dat er ineens een kerncentrale in je achtertuin staat omdat een wethouder op vakantie is geweest. Wij snappen dat je met betrekking tot een aantal vergunningstelsels voorzichtig moet kijken of er iets meer ruimte nodig is. Stel dat ergens een vergunning voor nodig is. Hiervoor zijn termijnen vastgesteld. Het principe dat de overheid die de vergunning moet afgeven gewoon haar best doet en op tijd is, is volgens mij heel mooi. Het is niet alleen een economisch principe, maar ook een principe van rechtszekerheid. Dit gaat om omgangsvormen tussen burgers en de overheid. Dat is ook de inzet van mijn fractie. Ik vind het prettig dat wij op deze manier kunnen spreken over de lex silencio positivo. Er is sprake van een spanningsveld tussen enerzijds snelheid en anderzijds allerlei belangen. Wij weten allemaal dat de maatschappelijke werkelijkheid soms ingewikkelder kan zijn dan de regels die juristen bedenken. Regel is regel geldt bijvoorbeeld ineens wel bij de zelfstandigenregeling van het UWV. Het is dan niet eerlijk dat een overheid zich wel kan onttrekken aan regels, terwijl de burger in een zwart-witwereld moet leven en zich wel moet voegen naar allerlei wetten en regels.

Mijn fractie is wel tevreden dat er nog eens een stofkam door al die vergunningstelsels is gehaald naar aanleiding van de motie-Van Dijk en mijn amendement. Hier is nog wat uitgehaald en daar zijn wij best tevreden over, al is het vrij mager. De opbrengst van de motie-Van Dijk telt maar 5 pagina’s. Het gaat dan om 22 vergunningen waarop lex silencio positivo alsnog toegepast kan worden. De gevallen waarin het niet kan, beslaan 72 pagina’s: 71 plus 12 vergunningen. Ons viel hierbij iets op, maar de minister van Justitie mag mij hierover geruststellen. Het lijkt alsof bij de uitvoering van de motie-Van Dijk soepele normen toegepast zijn. Denk aan uitsluitend kijken naar interne regelgeving en de uitgebreide procedures van de AMvB, en niet naar bijvoorbeeld groot maatschappelijk risico of feitelijke of juridische onmogelijkheid. Het is niet duidelijk waarom de Dienstenwetvergunningen aan een strengere norm onderworpen lijken te zijn dan de overige vergunningen. Het gaat om een enorme stapel. Het is voor de Kamer best lastig om duidelijk te krijgen wat precies de overwegingen zijn om al dan niet lex silencio positivo toe te passen. Actal stuurde ons een brief met de belangrijke vraag wat groot maatschappelijk risico inhoudt en wat onomkeerbare schade is. Ik ben het eigenlijk niet gewend van de minister van Justitie dat hij in zulke, redelijk algemene bewoordingen criteria benoemt.

Ik heb ook een aantal voorbeelden uit het lijstje van zaken die niet voor lex silencio positivo in aanmerking komen. Neem de Wet op de architectentitel. De bescherming van de afnemers van diensten van architecten, het voorkomen van oneerlijke concurrentie en het beschermen van de consument verzetten zich in dat geval tegen de toepassing van lex silencio positivo, zo lees ik. Dan moet ik heel erg denken aan een ander terrein dat ik behandel. Neem DSB en allerlei andere financiële dienstverleners die ook allemaal vergunningen krijgen en desondanks ontzettend de fout ingaan bij redelijk argeloze consumenten. In dit geval gaat het om afnemers van architectendiensten. Ik denk dan weer aan mensen die nu getroffen worden door de begrenzing van de hypotheekrenteaftrek tot 1 mln. Het gaat hierbij om een ander type mensen dan de mensen die diensten afnemen van financieel adviseurs. Waarom geen lex silencio positivo als het om zo’n kleine groep gaat die huizen laat bouwen? Ik zie het verschil niet. De minister mag mij dit uitleggen. Datzelfde geldt bij wetgeving van EZ over octrooigemachtigden. Dat lijkt mij ook een terrein waarop specialisten opereren en argeloze consumenten niet geschaad kunnen worden. Gevallen van dood en ellende zullen zich daar al helemaal niet voordoen. Waarom kan lex silencio positivo niet met betrekking tot octrooigemachtigden? Het laatste voorbeeld heeft te maken met mijn eigen ervaringen bij de Kamer van Koophandel: de inschrijving in het Handelsregister. Dit lijkt mij toch een simpele handeling. De Kamer van Koophandel hoeft niet zo veel te doen. Ik snap niet waarom dit niet voor lex silencio positivo in aanmerking kan komen. Het is heel erg belangrijk dat een bedrijf snel weet of alle vergunningen in orde zijn. Ik zie niet in van welk groot maatschappelijk risico sprake is, behalve dan dat er af en toe een malafide bedrijf tussenkomt, wat nu overigens ook gebeurt.

De belangrijkste vraag is wat precies groot maatschappelijk risico is. Moeten er doden vallen? Kan de minister dit nader uitleggen? Er hoeven geen doden te vallen, maar wat is onomkeerbare schade: alleen financieel? Dan is er de optie om een vergunning weer in te trekken als zij ten onrechte van rechtswege is verleend. Is dat ook niet een prikkel voor degene die een vergunning aanvraagt en weet dat hij niet helemaal goed zit, als hij weet dat een vergunning die via lex silencio positivo, naar later blijkt, ten onrechte is verleend, achteraf kan worden ingetrokken?

Misschien is het nuttig – collega Van Dijk sprak hier ook al over – om bij internationale regelgeving te bezien of er iets tussen zit wat voor lex silencio positivo in aanmerking kan komen.

Dan nog een laatste vraag over de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de Dienstenrichtlijn. Vorige week moest ik de btw-richtlijnen behandelen. Onze grote angst hierbij was dat wij in Nederland weer ontzettend op tijd zijn en alles klaar hebben – dat is overigens nog maar de vraag – terwijl andere lidstaten nog helemaal niet zo ver zijn. Dat bleek uit de brief en uit de informatie die wij kregen van de Kamers van Koophandel. Misschien zijn er helemaal geen loketten. Hongaars is best een ingewikkelde taal. Het kan best zo zijn dat een Nederlandse ondernemer in Hongarije Hongaars moet gaan spreken bij het loket. Ik maak mij wel zorgen over de stand van zaken bij andere lidstaten. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Wat gaat er gebeuren als de andere lidstaten niet op tijd zijn: wat betekent dat concreet voor onze ondernemers die denken onder de Dienstenwet handel te kunnen drijven?

Minister Hirsch Ballin: Voorzitter. Dank voor de merendeels aanmoedigende en soms ook waarschuwende commentaren op de lex silencio positivo. Het is misschien goed om bij deze gelegenheid er nog even bij stil te staan waarom wij waar mogelijk, dus niet waar niet mogelijk of zeer onwenselijk, de gedachte van lex silencio positivo positief hebben bejegend. Wij spreken inderdaad namens het kabinet, dus ook namens onze collega’s. Hebben wij hierover met elkaar gesproken? Ja, daar hebben wij over gesproken. Soms is een gesprek echt nodig om je gezamenlijk goed te realiseren welke overwegingen voor en tegen de toepassing van de lex silencio positivo opgeld doen en wat uiteindelijk de doorslag mag geven. Het is zeker ook begrijpelijk, in zekere zin zelfs te prijzen, dat de ambtelijke organisaties, die een bepaald vergunningenstelsel hebben uitgevonden, er niet altijd onmiddellijk van overtuigd zijn dat het goed is om dat vergunningenstelsel af te schaffen, hetzij de gedaante te geven van een lex silencio positivo. Dat heeft er mee te maken dat verschillende motieven een rol spelen bij de keuze van het kabinet – men heeft dit ook in het coalitieakkoord kunnen vinden – voor de lex silencio positivo waar mogelijk en zinvol. Dit is een krachtige stimulans voor overheden om niet te dralen met de beoordeling en om tijdschema’s goed te bewaken. Dat betekent soms ook tijdschema’s aan anderen voorhouden. Immers, heel vaak komt vertraging voort niet uit onachtzaamheid van het primair verantwoordelijke bestuursorgaan, maar uit de noodzaak om er met andere betrokkenen over te spreken, adviezen in te winnen, af te stemmen en overeenstemming te bereiken. De werkwijze van de lex silencio positivo staat naast andere instrumenten die aanvaard zijn, deels als gevolg van een initiatiefwetsvoorstel, zoals de dwangsom bij niet tijdig beslissen, en uiteraard de bestaande beroepsmogelijkheden tegen het uitblijven van een tijdige beslissing. Het is eigenlijk de krachtigste vorm om consequenties te verbinden aan vertraging. Wij moeten ons wel realiseren – daarom wuiven wij ook niet onmiddellijk alle bedenkingen tegen de lex silencio positivo weg – dat het gevaar bestaat dat wat voor de een positief is, namelijk het krijgen van de gevraagde beschikking, voor de ander of misschien zelfs wel voor de gemeenschap een nadeel veroorzaakt. Daarom is de beroepsmogelijkheid tegen een met lex silencio positivo tot stand gekomen begunstigend besluit voor de een, voor de benadeelde een relevante factor. Daarom ook zijn sommige besluiten waar overwegend belangen van anderen of van de gemeenschap in haar geheel een rol in spelen, een argument om niet over te gaan tot de keus voor lex silencio positivo.

Er is nog een ander argument dat in het kader van de Dienstenrichtlijn een belangrijke rol heeft gespeeld. Dat is dat degene die een vergunning heeft gevraagd en geen antwoord krijgt, in zekere zin wel geholpen is met een stok achter de deur en geholpen kan worden met een rechtelijke procedure, maar daarmee nog niet heeft gekregen waarop betrokkene mogelijk recht heeft. Dat is ook de verklaring dat bij de opzet, juist in de context van de Dienstenrichtlijn, ervoor is gekozen om te werken met de van rechtswege verleende vergunning, doordat bijvoorbeeld een zich van de ene lidstaat naar de andere lidstaat verplaatsende dienstverlener niet door een trage overheid in het land waar betrokkene zijn diensten wil verlenen, tot inactiviteit, respectievelijk tot het afwachten van mogelijk ook weer langdurige rechtelijke procedures wordt gedwongen. Zoals bekend, zijn er immers lidstaten waar rechtelijke procedures niet alleen lang, maar zelfs zeer lang duren. Dat zijn praktische argumenten waarom in het kader van de Dienstenrichtlijn de keuze voor de lex silencio positivo op zijn plaats is.

De toepassing van de lex silencio positivo op een vergunningenstelsel betekent dus dat er twee slagen worden geleverd. Enerzijds moet de overheid de consequenties aanvaarden van het niet tijdig oordelen. Maar, moet ik hieraan toevoegen, dat betekent dus ook dat wij bij de beoordeling erop moeten letten wanneer wel en wanneer niet, opdat dit niet ten koste gaat van derden of de gehele gemeenschap. Dat is een van de afwegingskaders waarover wij ook met onze collega’s hebben gesproken. Anderzijds kan degene aan wie de vergunning van rechtswege wordt verleend hiermee verder. Ik wijs erop dat het geen compleet nieuw fenomeen is. Immers, bij zoiets belangrijks als bouwvergunningen kennen wij een lex silencio positivo al sinds vele jaren.

In het overleg dat wij met onze collega’s hebben gevoerd, zijn wij gekomen tot de volgende hoofdredenen om toch niet te kiezen voor lex silencio positivo. Ten eerste is lex silencio positivo juridisch niet mogelijk omdat Europese of internationale regels dit in de weg staan. Ten tweede is er eigenlijk geen sprake van een vergunningenstelsel, maar moet er een feitelijke handeling worden verricht of een document verstrekt. Mogelijk speelt dit een rol bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Je kunt wel zeggen dat je met de aanmelding het nodige hebt gedaan, maar als derden geen zichtbaarheid van deze inschrijving hebben, schiet je daar nog niet zo veel mee op. Een en ander moet op voor derden raadpleegbare plaatsen zichtbaar zijn. Ten derde zijn er situaties waarin er een te groot maatschappelijk risico aan verbonden is.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Gaat de minister ook nog instrumenten ontwikkelen om ervoor te zorgen dat er tijdig een beslissing genomen wordt over een vergunningaanvraag in die gevallen waarin terecht niet met een lex silencio positivo wordt gewerkt?

Minister Hirsch Ballin: Jazeker. Ook bij de verruiming van de lex silencio positivo die deze actie heeft opgeleverd zijn er nog zeer veel vergunningen waarvoor uitdrukkelijk een beslissing vereist is, dat is duidelijk. Dan geldt wel de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen. Dat is dus een stok achter de deur. Bovendien bestaat er de mogelijkheid om een voorziening te vragen bij de rechter tegen het uitblijven van de beslissing. Er is nog een derde stok achter de deur, maar die hebben collega Heemskerk en ik tot nu toe geheim gehouden. Ik aarzel even of ik deze moet noemen ... Mocht blijken dat dit veelvuldig voorkomt, dan kunnen wij nogmaals het gesprek aangaan of niet het moment gekomen is om de lex silencio positivo toe te passen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Dan horen wij het ook eens uit betrouwbare bron.

Minister Hirsch Ballin: Dit past allemaal in de actie «De overheid ontregelt dankzij en vóór u!» waar wij vorige week mee zijn gestart.

Ik wil graag nog ingaan op het advies van Actal over de brief van 9 juli. Wij hebben dat advies vrijdag binnen gekregen. De heer Van Dijk en anderen hebben hierop uitdrukkelijk een reactie gevraagd. Wij zijn het eens met het voorstel om bij de introductie van een nieuw vergunningenstelsel meteen te bezien of lsp, lex silencio positivo dus, wenselijk en mogelijk is. Ik slik deze afkorting maar weer even in, want te veel afkortingen maken het voor de burger onbegrijpelijk. Als wij gewoon lex silencio positivo zeggen, begrijpt iedereen onmiddellijk waar wij het over hebben. Dit maakt daarom ook deel uit van het integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving. Bij de tweede aanbeveling hebben wij bedenkingen. Bijlage 2 bij onze brief van 9 juli geeft, dunkt me, een helder inzicht in de afwegingen van de vergunningenstelsels die opnieuw zijn bekeken op grond van de motie van de heer Van Dijk en mevrouw Vos. Ik heb zo-even al aangegeven welke criteria hierbij zijn gehanteerd door het kabinet. Natuurlijk is er veel aandacht besteed aan de risico’s die Actal noemt, zoals de aard en onomkeerbaarheid van de schade als gevolg van een op grond van de lex silencio positivo verleende vergunning. Dat was echter niet het enige relevante criterium. De derde aanbeveling van Actal geeft naar ons inzicht onvoldoende aandacht aan het feit dat een van rechtswege verleende vergunning niet in al deze gevallen kan worden ingetrokken waarin het bestuursorgaan spijt heeft van het eigen dralen. Dan moet voldaan zijn aan de intrekkingsgronden van de Algemene wet bestuursrecht. Bovendien zou dat onaanvaardbare consequenties hebben voor degenen die intussen van de vergunning gebruik hebben gemaakt. Wij voelen er wel voor om bij Europese regelgeving de wenselijkheid van de toepassing van lex silencio positivo onder ogen te zien en dat ook te betrekken in het beoordelingskader ten behoeve van de Kamer.

Mevrouw Vos (PvdA): Ik begrijp eerlijk gezegd niet waarom de tweede aanbeveling wordt afgewezen, namelijk om per vergunningstelsel inzicht te geven in de omvang van de risico’s op schade. Dat is precies wat wij willen weten. Kan de minister nog iets nader uitleggen waarom hij dit niet wil of kan?

Minister Hirsch Ballin: Over een paar vergunningenstelsels zijn vanavond vragen gesteld. Ik zal deze met genoegen naar vermogen beantwoorden. In het rapport van de BNA-groep uit 2008 is hierover het een en ander gezegd. Veel van de argumenten die men daarin aantreft, zijn ook te vinden in de toelichtingen bij de invoering van de vergunningenstelsels. Het zou een zeer omvangrijke schrijfexercitie zijn om dat allemaal nog eens te doen. Het lijkt mij prima om specifieke vragen te beantwoorden. Ik wil met alle genoegen ingaan op de architectentitel, het brandveilig gebruik van gebouwen en de octrooigemachtigden. Als er andere specifieke vragen zijn, zullen wij deze ook proberen te beantwoorden. Voor het overige lijkt het mij prima, nu niet alleen het kabinet, maar ook Kamerfracties met één mond spreken, als dat met de betrokken collega’s wordt besproken.

Mevrouw Vos (PvdA): Uit oogpunt van het aantal fte’s bij het ministerie wilt u dit dus niet doen voor alle vergunningstelsels die niet voor lex silencio positivo in aanmerking komen? Een en ander moet case by case behandeld worden en, zoals mevrouw Gesthuizen suggereerde, in de afzonderlijke commissies nagegaan worden?

Minister Hirsch Ballin: Ja. Ik denk dat dit het meest doelmatige is. Dan heeft men ook direct te maken met de gesprekspartner die het voorstel moet doen om hierin verandering in aan te brengen en kan men in overleg tot conclusies komen.

Mevrouw Vos (PvdA): Het derde advies van Actal gaat over het eventueel intrekken. De minister zegt dat dit niet kan, omdat anders wellicht sprake is van wat schade. Dat heeft precies te maken met de vorige vraag. Ik kan mij voorstellen dat het in veel gevallen best kan. Neem een snackbar. Dan heeft zo’n snackbar toch een probleem als men op verkeerde gronden een vergunning heeft aangevraagd?

Minister Hirsch Ballin: Als wij zeggen dat de vergunningen van rechtswege verleend, maar ook meteen weer ingetrokken kunnen worden, wordt de lex silencio positivo mijns inziens een erg ineffectief instrument. Vandaar het tweede argument dat ik gaf: juist in de context van de Dienstenrichtlijn speelt het een rol dat men er wel mee moet kunnen werken. De betrokkene moet met de vergunning aan de slag kunnen gaan. Als daags nadat de vergunning van rechtswege tot stand is gekomen het bestuursorgaan, wakker geworden, tot intrekking van de vergunning overgaat, dan ontkracht men het in de motivering van de Dienstenrichtlijn maatgevende doel helemaal.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Ik steun de minister op dit punt. De minister heeft zo-even toegezegd dat hij ten aanzien van elke nieuwe richtlijn waar een vergunningstelsel uit voortvloeit, wil bezien of lex silencio positivo hieraan toegevoegd kan worden. Heb ik goed begrepen dat in de BNC-fiches voortaan ook een categorie wordt opgenomen van wel of niet strijdig met mogelijke lex silencio positivo-procedures in Nederland?

Minister Hirsch Ballin: Op het tweede punt ben ik eigenlijk ingegaan. U verwees namelijk naar mijn toezegging op het eerste punt. Ik kan geen toezeggingen doen voor de Europese richtlijnen. De Europese wetgeving oordeelt daar immers over. Wat wij wel kunnen en willen doen is in onze beoordeling van nieuwe voorstellen – ik word er juist op geattendeerd dat dit plaatsvindt in overleg met onze collega’s van Buitenlandse Zaken -bezien of hierin uitdrukkelijk de mogelijke toepassing van lex silencio positivo kan worden vermeld.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Dat gaat u onderzoeken en daar krijgen wij op korte termijn een reactie op?

Minister Hirsch Ballin: Ja, wij zullen hierover spreken met onze collega’s van Buitenlandse Zaken. De gedachte spreekt ons aan, zodanig dat wij er ook over willen spreken. Men zag de non-verbale instemming van collega Heemskerk. Het lijkt mij goed dat wij dit als element opnemen in de fiches.

De Wet Bibob werd ook nog genoemd. Deze wet heeft nooit betrekking op een zelfstandige vergunning, maar is altijd deel van een andere vergunningaanvraag. De lex silencio positivo behoort dus aan de orde te komen bij de beoordeling van die andere vergunning, dat is eigen aan de Bibob-toetsing.

De Wet op de architectentitel behoort tot de onderwerpen waar wij keer op keer over hebben gesproken. Een van mijn medewerkers heeft vanmiddag hierover nog gesproken in het kader van het onderwerp Betrokken wetgevingsjurist. Hij kreeg als wedervraag: zou jij het leuk vinden als ik jouw huis zou ontwerpen?

Mevrouw Vos (PvdA): Je vraagt toch een cv’tje van de betreffende architect?

Minister Hirsch Ballin: Ik kom nu aan de serieuze reactie toe.

De voorzitter: Volgens mij heeft mevrouw Van der Burg nog een vraag over het vorige punt.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De Wet Bibob zou bijvoorbeeld kunnen gelden bij de Drank- en Horecawet, inclusief de daarbij horende vergunning. De minister heeft gezegd dat deze niet onder de lex silencio positivo kan vallen, omdat je in dit geval veel risico zou lopen met het oog op de Wet Bibob. Is dat realistisch, gezien het feit dat je na afloop nog kunt toetsen? Waarom ga je voor alle ondernemers zeggen dat dit bij de drank- en horecavergunning niet mogelijk is om die paar ondernemers met wie het niet oké is, eruit te halen?

Minister Hirsch Ballin: Dat brengt mij terug bij het begin van mijn antwoord. Wij zijn er zeer voor om de lex silencio positivo waar mogelijk toe te passen. De criteria hiervoor heb ik genoemd. Wij moeten ons wel realiseren dat juist in de drank- en horecasector de externe effecten – ik noem criminaliteit, overlast en gezondheidsschade – aanzienlijk en soms zelfs dramatisch kunnen zijn. Wij hebben onlangs een rapport ontvangen over de toepassing van de Wet Bibob. Hieruit blijkt dat de Wet Bibob vaak hard nodig is, juist in deze sector die een zekere populariteit geniet als dekmantel voor criminelen en anderszins vergunningplichtige en te controleren activiteiten. Ik denk dat wij daar dus niet aan moeten beginnen.

Dan de Wet op de architectentitel. Een van de doelen van de wet is het beschermen van de titel van architect. Alleen architecten die geregistreerd zijn, mogen de titel van architect voeren. Om geregistreerd te worden dient de betrokken persoon aan bepaalde kwalificaties van opleiding en ervaring te voldoen. De registratie biedt voor derden een belangrijke waarborg: degenen die geregistreerd zijn, voldoen aan bepaalde kwalificaties. Hiermee wordt dus vastgesteld of degene die zich architect noemt, aan de opleidingseisen voldoet. De Stichting Bureau Architectenregister ziet hierop toe. Als wij zouden werken met de lex silencio positivo, zou dat kunnen betekenen dat men zonder de vereiste diploma’s – het geval waarover ik zo-even sprak is wel enigszins realistisch – ten onrechte geregistreerd kan worden. De registratie is openbaar. Derden die een architect willen inschakelen, moeten kunnen vertrouwen op het register en gaan ervan uit dat degenen die geregistreerd zijn, voldoen aan de wettelijke kwalificaties uit het oogpunt van vertrouwen in het register.

Mevrouw Vos (PvdA): Ik kan mij het gesprek zo voorstellen. Daar zit een wetgevingsjurist en waarschijnlijk ook iemand van de Stichting Bureau Architectenregister die het ontzettend belangrijk vinden dat er geen enkel smetje in het register komt. Dan ken ik echter nog wel wat andere registers – denk aan het BIG-register en het register van financiële dienstverleners – waarbij ik dat veel belangrijker vind. Architecten worden geacht hun zaakjes te kennen. Die paar keer dat het bureau dat zich bezighoudt met de bescherming van de architectentitel te laat is en een of andere charlatan er tussendoor vliegt ... Ik zie werkelijk geen reden om lex silencio positivo in dit geval niet toe te passen. Ik zou het prettig vinden als de minister nog één keer, misschien met wat medewerkers van de afdeling Wft of met iemand die verstand heeft van het BIG-register, gaat praten met de wetgevingsjuristen van VROM en de beheerder van het architectenregister. Ik vind dit niet helemaal passen.

Minister Hirsch Ballin: Helder. Wij hebben hiervan goed aantekening gemaakt. Ik heb er geen enkel probleem mee om de argumenten die vanavond over tafel gaan, nog eens over te brengen. Ik merk wel op dat registers een informatieve functie hebben, meer dan een vergunnende functie. Ik zou mij dan ook kunnen voorstellen dat een rol speelt dat dit behoort tot de tweede categorie die ik zo-even noemde, namelijk dat het gaat om de feitelijke informatie die voor de burger correct moet zijn, meer dan voor de beoordeling op grond van beleidsoverwegingen.

Mevrouw Vos (PvdA): Ik zou het een mooie conclusie vinden als het bureau dat dit register beheert, door deze wisseling snapt dat men die paar aanvragen die men paar jaar krijgt – zo veel architecten studeren namelijk niet af – gewoon behandelt binnen de gestelde termijn. Dat zou toch een mooie uitkomst zijn? Wij hebben ook gesproken over andere registers waarbij ik verkeerde informatie veel gevaarlijker vind.

Minister Hirsch Ballin: Ik begrijp hieruit dat de gedachte die ik zo-even onthulde van de stok achter de deur onmiddellijk ingang vindt.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Misschien kan de minister als argumentatie meenemen dat elk product dat een architect op tafel legt, uiteindelijk door een gemeente dan wel door een andere overheid getoetst moet worden, voordat uiteindelijk de vergunning voor de uitvoering van een bepaald bouwproject verleend kan worden. Daar wordt dus ook nog getoetst op kwaliteit. Om die reden vraag ik de minister om dit punt ook gewoon onder de lex silencio positivo te laten vallen.

Minister Hirsch Ballin: Dank voor de argumenten. Wij zullen dit graag nog eens bespreken met de betrokken collega’s.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik zal kort zijn. Ik kan mij voor een groot gedeelte aansluiten bij de vraag van mevrouw Vos, zij het met een iets andere intonatie. Ik snap ook niet waarom juist voor deze groep ...

Mevrouw Vos (PvdA): Rijke mensen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ja, het riekt een beetje naar een heel goede lobby die gevoerd is. Waarom is voor deze groep een uitzondering gemaakt?

Minister Hirsch Ballin: Tja, als ook mevrouw Gesthuizen in dit geval lex silencio positivo wil toepassen ...

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik zei al: met een andere intonatie. Er is inderdaad een lijst van gevallen waarover ik mij veel grotere zorgen maak. Wat dat betreft kan ik mij aansluiten bij mevrouw Vos. De Vestigingswet is ingetrokken. Je hoeft eigenlijk nergens meer papieren voor te hebben. Waarom is voor architecten een uitzondering gemaakt, kan de minister dat uitleggen?

Minister Hirsch Ballin: Op vragen of ik iets kan uitleggen vanwege de regering, moet het antwoord altijd ja zijn. De architecten moeten er ook zorg voor dragen dat gebouwen solide zijn en dat er geen onveiligheid is bij de uitvoering van het bouwwerk. Dat is een belangrijk argument waarom degenen die gebruik maken van een architect hierop moeten kunnen afgaan.

Dat brengt mij op de twee volgende voorbeelden die hier ter toetsing zijn gebracht: het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken en de inschrijving in het register van octrooigemachtigden. De eerste ondertekenaar van de Octrooiwet is, naar ik meen, de minister van Economische Zaken. Deze vraag geef ik dus met alle vertrouwen door aan collega Heemskerk.

Dan het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. Wij zien in dit geval de gevaren voor personen al wat duidelijker opdoemen. Het is verboden om zonder of in afwijking van de gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken, voor zover daarin bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft aan meer dan tien personen, een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken voor zover daarin dagverblijf zal worden verschaft aan meer dan tien personen jonger dan twaalf jaar of meer dan tien lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen. Een gebruiksvergunning is dus alleen nodig voor de meest risicovolle vormen van gebruik. Dit geldt bijvoorbeeld voor kinderdagverblijven met meer dan tien kinderen, basisscholen, hotels en tehuizen met meer dan tien bedden. In andere gevallen gelden de algemene regels die in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken zijn opgenomen. Men herinnert zich wellicht dat de gebruiksvergunning ook een rol speelde in het beoordelingskader toen wij spraken over de Schipholbrand in oktober 2006. Toepassing van de lex silencio positivo zou tot onaanvaardbare risico’s leiden. Dit is dus een geval van de derde categorie, omdat een bouwwerk in gebruik kan worden genomen zonder dat de risico’s op de brandveiligheid expliciet voor juist kwetsbare groepen zijn beoordeeld en eventueel gerepareerd. Dat is een beperkter bereik van de gebruiksvergunning dan vroeger het geval was. Om deze reden menen wij dat de lex silencio positivo in dit geval niet van toepassing is.

De gevallen die vanavond worden besproken, zijn mogelijk de grensgevallen. Dat realiseren wij ons en daarom worden ze ook ter sprake gebracht. Ik heb de indruk dat de argumenten per vergunningenstelsel ietwat uiteenlopend kunnen worden beoordeeld. De overige punten worden behandeld door de staatssecretaris.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): De toelichting die de minister nu geeft over met name het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken, vind ik eerlijk gezegd beter dan hetgeen in de brief staat. Ik ben ervan overtuigd dat het verstandig is om dit te aanvaarden. Mag ik ervan uitgaan dat wij op het terrein van de architectentitel binnen afzienbare tijd een brief van de minister ontvangen waarin hij aangeeft wat de uitkomst is van het overleg met de anderen?

Minister Hirsch Ballin: Dat lijkt mij een prima gedachte. Ik denk dat het ook door de betrokken collega’s met wie wij als primair verantwoordelijke bewindslieden voor de toepassing van de lex silencio positivo gesproken hebben, zal worden gewaardeerd als zij de argumenten die de andere kant op wijzen, in zo’n expliciete vorm krijgen. Wij zullen de vragen doorspelen en de Kamer hierover een brief sturen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb nog het voorbeeld gegeven van de toestemming voor vervreemding van sociale huurwoningen.

Minister Hirsch Ballin: Hierover zullen wij de Kamer schriftelijk een nadere toelichting van het betrokken departement doen toekomen. Dit punt betreft sociale woningbouw en dat vergt dus ook overleg met collega Van der Laan. Het antwoord hierop kan het beste in de aangekondigde brief worden meegenomen.

Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. Ik dank de fracties voor de verschillende vragen. Wij hopen met de brief, die wij vrij laat verstuurd hebben, duidelijkheid te hebben verschaft. Wij zijn het project Vereenvoudiging Vergunningen gestart met 1077 vergunningen en uiteindelijk teruggegaan naar zo’n 668 vergunningstelsels. Bij 112 van de 1077 hebben wij de lex silencio positivo geïntroduceerd. 315 vergunningen hebben wij afgeschaft of omgezet in algemene regels met een melding. Door die 1077 is dus duidelijk de stofkam heen gehaald. Wat die melding betreft en het eventuele bureaucratische gehalte ervan, heb ik aan de commissie-Wientjes gevraagd om dit tegen het licht te houden. Ik vind administratievelastenreductie of betere regelgeving iets waar je je permanent mee bezig moet houden. Het is net zoiets als je bed opmaken of je bureau opruimen: je blijft het iedere dag doen. Er komen altijd nieuwe regels bij. Echter, op basis van nieuwe inzichten of nieuwe technologie kun je misschien ook regels vervangen of samenvoegen.

Ik ben blij dat wij niet in abstracte begrippen praten over het doel van de lex silencio positivo, maar concrete voorbeelden behandelen. Er zijn concrete vragen gesteld over het octrooi, de Kamer van Koophandel, de taken van decentrale overheden en het nationale Dienstenloket. Waarom kan de lex silencio positivo niet worden ingevoerd bij de inschrijving in het Register van Octrooigemachtigden? Ik heb hierover gesproken met de minister van Economische Zaken. Wij hebben de exercitie ook op politiek niveau getrokken. Een octrooigemachtigde mag alleen als zodanig optreden als hij is ingeschreven in het register. Betrokkene moet zowel een academische technische als een juridische opleiding hebben genoten. Hij moet dus van vele markten thuis zijn. Doel van deze regulering is kwaliteitsborging van het goed functioneren van het stelsel van intellectueel eigendom en de bescherming van de afnemers. Deze worden ook binnen het Europees recht gezien als dwingende redenen van algemeen belang. Ze worden expliciet genoemd in artikel 4, onder 8, van de Dienstenrichtlijn. Daarom is in dit geval van toepassing afgezien.

Mevrouw Vos (PvdA): In dit geval gaat dus een ander argument op dan in het geval van de architectentitel: lex silencio positivo toepassen op octrooigemachtigden mag volgens Europees recht niet.

Staatssecretaris Heemskerk: Beide zaken worden binnen het Europees recht gezien als dwingende reden van algemeen belang en worden expliciet genoemd in artikel 4, onder 8, van de Dienstenrichtlijn.

Dan het Handelsregister. Ik heb een uittreksel bij me, want toevallig heb ik mij vanmiddag ingeschreven in het Handelsregister als departement. In drie minuten is men daarmee klaar. Het geeft aan wie de gevolmachtigden zijn. Dat zijn twee functionarissen, namelijk de minister en de staatssecretaris. Zij hebben allebei een volledige volmacht en zijn bevoegd per 22 februari 2007. Als publiekrechtelijke rechtspersoon wordt het ministerie van Economische Zaken genoemd, met een heel goede omschrijving van de activiteiten van het ministerie. Ik geloof dat er nog 60 000 publiekrechtelijke rechtspersonen volgen. Waarom doen wij dit allemaal? Ondernemingen zijn verplicht zich in te laten schrijven in het Handelsregister dat wordt bijgehouden door de Kamer van Koophandel, ter bevordering van de rechtszekerheid in het economisch verkeer, voor de verstrekking van gegevens van algemene feitelijk aard omtrent de samenstelling van de onderneming en rechtspersonen ter bevordering van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening en voor het registreren van alle ondernemingen en rechtspersonen voor de gegevenshuishouding die nodig is voor het efficiënt functioneren van de overheid. Ook die redenen zijn aan te merken als dwingende redenen van algemeen belang, mede omdat ze dienen ter bescherming van de maatschappelijke orde en van de consument. Wij gaan het Handelsregister, net zoals wij het bevolkingsregister hebben, maken tot een basisregister waar alle rechtspersonen in vermeld zijn. De inschrijving in het Handelsregister levert dus zekerheid. Deze moet met veel waarborgen omtrent de betrouwbaarheid omkleed zijn. In die zin is het uitzonderen van de werking van de lex silencio positivo geen beloning van traagheid, maar juist het vasthouden aan een niveau van zekerheid. Bovendien kan inschrijving buitengewoon snel en digitaal.

Mevrouw Vos (PvdA): Ik begrijp nog steeds niet dat gedoogd wordt dat de KvK te laat is. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer van Koophandel dit jaar de termijnen mogelijk niet haalt in verband met de nieuwe wet. Iedereen, inclusief de vereniging van eigenaren van mijn vriend – hij was hierover hogelijk verbaasd, ook omdat de vereniging nog eens € 26 moest betalen – moet zich immers inschrijven. Echter, dat is toch maar een tijdelijke situatie? Hoeveel geld gaan al deze extra inschrijvingen opleveren? Daar ben ik eigenlijk wel benieuwd naar. Al die verenigingen van eigenaren, al die stichtinkjes en freelancers die vroeger niet ingeschreven hoefden worden, leveren geld op. Misschien is het de bedoeling om extra mensen aan te trekken om al die rechtspersonen snel in te schrijven?

Staatssecretaris Heemskerk: Dat is precies wat nu gebeurt. De Kamers van Koophandel hebben extra mensen aangetrokken om de registers helemaal up to date te maken. De heffingen worden landelijk vastgesteld. Bij de behandeling van de Handelsregisterwet is afgesproken dat de heffingen hooguit meestijgen met de inflatie. Daar zitten wij bovenop. De verenigingen van eigenaren zijn rechtspersonen. Sommige zijn heel groot, hebben mensen in dienst en gaan allerlei contracten aan. Daarom moeten verenigingen van eigenaren ingeschreven zijn, tenzij het een informele vereniging van eigenaren betreft. Dan komen wij echter op een heel specifiek terrein terecht en daar zal ik de Kamer niet mee vermoeien.

Mevrouw Vos (PvdA): Kan het dan tijdelijk, lex silencio positivo op inschrijving? Ik snap dat een en ander veel werk betekent voor de Kamer van Koophandel. Over een jaar, als bijna iedereen is ingeschreven, zou ik toch nog eens willen bezien of wij aan het principe moeten vasthouden dat de Kamer van Koophandel gewoon op tijd is met inschrijvingen.

Staatssecretaris Heemskerk: Mensen die een rechtspersoon oprichten, moeten zich inschrijven. Daar ligt de inschrijvingsplicht. Wij evalueren de Wet op de Kamers van Koophandel. Wellicht zal er een wetswijziging komen; ik weet in ieder geval één punt dat speelt. Hierover komen wij nog uitgebreid te spreken met de Kamer. Laten wij eerst ons ongelooflijke best doen om die 300 000 extra inschrijvingen voor elkaar te krijgen. 150 000 zijn al gerealiseerd, dat is de helft. Van de andere helft van deze 150 000 rechtspersonen hebben velen gewacht tot het laatste kwartaal. Dat is immers goedkoper, je hoeft dan nog maar één kwartaal betalen; heel calculerend gedrag.

Hoe bewerkstelligt het kabinet dat de decentrale overheden ook gaan werken met de lex silencio positivo? Dat doen wij via de modelverordeningen die de VNG opstelt, samen met onder andere het kabinet en de Regiegroep Regeldruk. Formeel regelen wij dit in bestuursakkoorden met het IPO en de VNG. Ondertussen jagen wij de decentrale overheden op en stimuleren ze via vouchers, subsidie-instrumenten voor gemeenten om zichzelf te laten doorlichten, via koplopers, via ranglijsten van gemeenten die voorlopen en gemeenten die achterlopen. De belangrijkste aanjager hierin zou de lokale democratie moeten zijn: de gemeenteraad. Ik hoop dat dit een belangrijk thema wordt tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. Ik weet niet helemaal zeker of dat ook zo zal zijn. De heer Van Dijk vraagt terecht aandacht voor de waterschappen. Wij hebben de verkiezingen net gehad. De regeldruk was volgens mij geen belangrijk verkiezingsitem. Ik zal nog eens contact opnemen met de Unie van Waterschappen, zodat ook zij modelverordeningen – deze heten keuren – opstelt ter bevordering van lex silencio positivo. In artikel 65 van de Dienstenwet die nog steeds voorligt aan de Eerste Kamer, wordt ook voorzien in een overgangstermijn voor vergunningen die worden verleend krachtens de organieke wetten van de decentrale overheden in het kader van vergunningstelsels van decentrale overheden, ingesteld op grond van hun autonome bevoegdheden. Deze termijn loopt tot 1 januari 2012. De regeling van de lex silencio positivo moet in de Algemene wet bestuursrecht expliciet van toepassing worden verklaard indien artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn hiertoe verplicht. Men moet een en ander dus nadrukkelijk formuleren. Eventuele uitzonderingen voor dienstenvergunningen die de decentrale overheden en organen van publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties op grond van hun autonome bevoegdheden hebben geregeld, moeten vervolgens conform de huidige systematiek uiterlijk 1 januari 2012 in de desbetreffende decentrale regelgeving worden vastgelegd. Men moet dus aan de slag om dienstenvergunningen te verlenen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Een pioniergroep van een aantal gemeenten heeft gekeken naar de vraag op welke manier de lex silencio positivo substantiëler ingevoerd kan worden in de gemeentelijke modelverordeningen. Men is tot de conclusie gekomen dat 29 van de 33 modelverordeningen die dit regelen, zo aangepast kunnen worden. Wat gaat er gebeuren met deze conclusie?

Staatssecretaris Heemskerk: Over deze conclusie van de pioniergemeenten zal ik contact opnemen met de VNG, opdat zij enerzijds het kabinet hierop een reactie geeft en anderzijds dit punt onder de aandacht brengt van de andere gemeenten. Het college moet zich ten opzichte van de eigen gemeenteraad verantwoorden. Wij stimuleren de bestuurders op allerlei manieren om de afspraken die wij met hen hebben gemaakt in het bestuursakkoord ook daadwerkelijk na te komen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Tegelijkertijd weet de staatssecretaris net zo goed als ik dat zo’n 95% van alle gemeenten de modelverordeningen van de VNG nagenoeg kopieert. Wat doet de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de VNG de modelverordeningen zo snel mogelijk aanpast en deze onder de aandacht van de gemeenten brengt?

Staatssecretaris Heemskerk: Misschien kunt u het stuk aan mij overhandigen. Dan zorg ik ervoor dat dit als de wiedeweerga via de Regiegroep Regeldruk en de commissie-Wientjes nadrukkelijk onder de aandacht wordt gebracht van de voorzitter van de VNG, mevrouw Jorritsma. Wij zullen maximaal druk zetten op de gemeenten en de VNG om dit over te nemen.

De voorzitter: Het stuk wordt nu aan de staatssecretaris overhandigd.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De staatssecretaris zegt terecht dat er afspraken zijn gemaakt in het bestuursakkoord. Deze blijken op verschillende termijnen niet nagekomen te worden. Ik hoef niet te verwijzen naar Vernieuwing Toezicht. Hoe krijgt de staatssecretaris voor elkaar dat de VNG dit nu wel snel oppakt, opdat wij dit resultaat ook daadwerkelijk kunnen inboeken in de praktijk? Gaan wij hier misschien ook de lex silencio positivo op zetten?

Staatssecretaris Heemskerk: Wat het niet nakomen van de bestuursakkoorden betreft: dat is uw oordeel. Over Vernieuwing Toezicht heeft de Kamer verscheidene malen met de minister van Binnenlandse Zaken gesproken. Dat is allemaal naar tevredenheid gegaan. Ik heb de Tweede Kamer immers nooit moties zien aannemen waarin gesteld wordt dat een en ander niet goed gaat. Ondanks het feit dat de Kamer tevreden was, hebben collega De Jager en ik gezegd: het bereiken van de doelstellingen gaat ons te langzaam, wij gaan hierin een proactieve rol spelen. Dit debat hebben wij afgelopen donderdag nog gevoerd. Met de gegeven voorbeelden zal ik contact opnemen met mevrouw Jorritsma van de VNG om te bezien wat gemeenten kunnen overnemen en hoe wij ervoor zorgen dat gemeenten er ook mee aan de slag gaan.

Ik heb nog twee uitstaande vragen, te beginnen bij het nationale Dienstenloket: lopen wij daarmee voorop? In Nederland is het nationale Dienstenloket, ofwel het «point of single contact», het Antwoord voor bedrijven. Op 28 december aanstaande moet het geïmplementeerd zijn. Antwoord voor bedrijven moet de rol van dienstenloket vervullen. Qua aansluiting van overheden op Antwoord voor bedrijven liggen wij op schema. Nederland doet het dus netjes. Het merendeel van de lidstaten kiest ook voor één elektronisch loket. Een aantal andere landen kiest voor meer elektronische loketten, bijvoorbeeld Duitsland, dat een groot aantal deelstaten kent. Naast elektronische loketten wordt in veel landen ook aangesloten op bestaande netwerken van fysieke loketten. De meeste loketten zullen Engels in enige vorm als tweede taal aanbieden. Nederland loopt in vergelijking met de andere EU-landen aardig in de pas, zeker wat de informatievoorziening en het aansluiten van bevoegde instanties op Antwoord voor bedrijven betreft. Tussen lidstaten onderling wordt kennis uitgewisseld over de realisatie. Zo is vorig jaar in november, op initiatief van Nederland, samen met Frankrijk, Duitsland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk een netwerkbijeenkomst georganiseerd. Dat dit in een behoefte voorzag, bleek ook uit het grote aantal bezoekers, namelijk 140 deelnemers uit de verschillende lidstaten, en uit het feit dat deze loketnetwerkbijeenkomst inmiddels in juni van dit jaar voor de tweede maal heeft plaatsgevonden, wederom met een grote opkomst. Nederland doet het dus netjes, wij liggen op schema. Overigens moet de Eerste Kamer de wet nog behandelen. Wij trekken er hard aan om ook alle andere lidstaten mee te krijgen. Europa kiest echter voor een verscheidenheid aan aanpakken, passend bij de diverse lidstaten.

De voorzitter: Dan zijn wij toe aan een korte tweede termijn.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Voorzitter. Ik dank de beide bewindspersonen voor de toezeggingen die wij ontvangen hebben. Volgens de eerste toezegging zullen zij overleggen met de collega’s van Buitenlandse Zaken om te bezien of in de BNC-fiches een aparte categorie omtrent de lex silencio positivo moet worden opgenomen. Volgens de tweede toezegging ontvangt de Kamer nog een brief over de discussie omtrent architecten en de verkoop van sociale huurwoningen. Tot de ontvangst hiervan gaan wij ervan uit dat de huidige algemene maatregel van bestuur gestuit blijft. Wij zullen daarna, waarschijnlijk in een procedurevergadering, een besluit moeten nemen over de vraag of dit kan worden opgeheven.

Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris. Hij heeft zonet aangegeven dat hij overleg gaat voeren op basis van het rapport dat ik hem zo-even heb overhandigd. Ik zou graag zien dat wij op de hoogte worden gebracht van de uitkomst hiervan, ook van het overleg met de Unie van Waterschappen over haar keuren. Ik kan mij zo voorstellen dat wij deze informatie nog krijgen voordat wij de Aanpassingswet in de Kamer gaan behandelen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ook van mijn zijde dank voor de toezeggingen. Ik heb gezegd dat ik vind dat de lex silencio positivo de regel zou moeten zijn en niet de uitzondering. Hierop heb ik eigenlijk geen reactie gekregen. Ik begrijp dat dit in sommige beleidsvelden lastig is, maar wordt dit nu het uitgangspunt van het kabinet: men moet zich aan de wettelijke termijnen houden, dus is het heel logisch dat een lex silencio positivo als drukmiddel wordt gebruikt, ook om het zelfscholend effect te stimuleren? Gaan wij daar waar de lex silencio positivo is ingevoerd, kijken naar de vraag hoe vaak er automatisch een vergunning wordt verstrekt? Gaan wij daar eventueel vervolgens de conclusie aan verbinden dat de betreffende vergunning afgeschaft kan worden als dit vrijwel standaard gebeurt?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Wij zetten met deze stap een stap op de verkeerde weg. Ik vind wat nu gebeurt fundamenteel verkeerd. Wij ondergraven namelijk ons eigen werk en dat is iets wat iemand met echte ondernemingszin nooit zou doen. Eerst stellen wij vergunningstelsels in omdat wij vinden dat voor bepaalde zaken vergunningen verstrekt moeten worden, aangezien er goed naar een en ander gekeken moet worden met de bril van het algemeen belang. Vervolgens, als wij er niet in slagen om de uitvoering op orde te krijgen, gooien wij de boel overboord. Er kunnen veel mooie woorden worden gebruikt, zelfs Latijn, om de wet te verkopen, maar ik vind het gewoon geen goede oplossing.

Ik heb geen antwoord gekregen op een aantal vragen, dus ik herhaal ze maar even. Ik wil graag een overzicht krijgen van de schade die wordt aangericht als gevolg van vergunningen waarbij de lex silencio positivo al wordt toegepast of waarbij het kabinet voornemens is om haar in te voeren. Het hoeft daarbij niet alleen te gaan om aanzienlijke, onherstelbare schade. Het kan ook gaan om de consequenties voor consumenten van het ontheffen van voorschriften van de Prijzenwet. Krijgen zij mogelijk te maken met nog meer onduidelijkheid over de prijzen? Voor elke vergunning op de lijst waarbij lex silencio positivo wordt toegepast, kan bovendien bezien worden of er voor die specifieke vergunning eigenlijk wel problemen waren met een te late verstrekking en, zo ja, hoe groot deze dan waren. Kunnen wij zo’n overzicht tegemoet zien? Zijn de bewindspersonen bereid om bij te gaan houden hoe vaak een vergunning automatisch verleend wordt door ontijdige behandeling dankzij de lex silencio positivo? Wordt verder blijvend onderzocht in hoeverre er dankzij deze vergunning schade is toegebracht aan anderen? Kortom, is het middel niet erger dan de kwaal?

Mevrouw Vos (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden. Ik volg een redenering die precies tegenovergesteld is aan die van mijn buurvrouw. Het is eigenlijk heel raar dat wij vergunningen maken, termijnen stellen en het vervolgens moeten hebben over het gedogen van uitstel van termijnen.

Ik ben blij met de wisseling die wij hebben gehad over de architectentitel. Ik kan mij zo voorstellen dat wij binnenkort vaker van dit soort lobbyachtige activiteiten zullen zien. In ieder geval krijgen wij hierop nog een antwoord van de minister.

Eén vraag is blijven liggen. Stel dat het inderdaad zo is dat wij weer de eersten zijn, terwijl een aantal landen om ons heen, zeker onze elf belangrijkste handelspartners, niet op tijd is met al die loketten en de implementatie van de Dienstenrichtlijn. Wat zijn dan de gevolgen voor onze ondernemers in het buitenland? Moeten zij dan maar langer wachten? Is een en ander lastig en onomkeerbaar? Kan de staatssecretaris hierover iets meer vertellen?

Ik las stoere woorden over inbreukprocedures. Zal het deze keer dan sneller gaan? Heeft Europa andere instrumenten in petto om lidstaten te manen, vooral op te schieten met deze belangrijke richtlijn?

Minister Hirsch Ballin: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de reacties in tweede termijn. Op een aantal punten zullen wij de antwoorden moeten ontlenen aan het evaluatierapport over de werking van de lex silencio positivo dat verwacht wordt voor 2012/2013. Uiteraard wordt intussen gemonitord. Wij hebben echter niet de beschikking over een teller voor al die vergunningenstelsels, dus ook niet voor de van rechtswege verleende vergunningen. Wij kunnen wel de jurisprudentie in het oog houden die er zal komen op basis van deze wetgeving. Dat is iets wat beschikbaar komt in publieke bronnen. Hier zal ook over geschreven worden in het Jurisprudentietijdschrift. Als er op dit punt belangrijke ontwikkelingen zijn, zullen wij de Kamer hierover graag informeren. Daarnaast komt er een systematische rapportage in 2012/2013.

Dat geldt ook voor het punt van eventuele schade. Dit veronderstelt uiteraard dat wij zicht hebben op de vraag in welke gevallen een vergunning van rechtswege wordt verleend en in welke gevallen vervolgens geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om hiertegen op te komen. Aan het begin van mijn antwoord in eerste termijn heb ik al gezegd dat het niet zo is dat eventuele benadeelden – dezen zouden er moeten zijn als je de hypothese van mevrouw Gesthuizen hanteert – zich dan kenbaar maken, respectievelijk het bestuursorgaan dat besluit om tot maatregelen over te gaan. Ook dat zullen wij uitdrukkelijk onder de aandacht brengen voor de evaluatie van de werking van deze wetgeving.

De heer Van Dijk heeft goed samengevat wat wij zojuist hebben toegezegd.

Wat de termijnen van de voorhangprocedure betreft, deze ziet op voorlegging aan de Raad van State. Deze termijn loopt spoedig af. Het is in het belang van een tijdige implementatie van de Dienstenrichtlijn dat de wetgevingsprocedure voortgang blijft houden, nu advies wordt gevraagd aan de Raad van State. Ik wil echter graag toezeggen dat wij ons zullen openstellen voor wijziging als het overleg met de Kamer op het moment dat de heer Van Dijk in gedachten had, dus na ontvangst van ons bericht, hiertoe aanleiding geeft.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Kan de minister dit nader toelichten? Ik weet eventjes niet wat hij precies zegt. Betekent dit dat wij, nu een en ander gestuit is, bij wijze van spreken binnen een week een brief krijgen en volgende week in een procedurevergadering kunnen zeggen of het wel of niet goed is?

Minister Hirsch Ballin: Dat zei ik niet. U hebt nu uitgelegd wat u bedoelde. Als u dat bedoelde, namelijk op korte termijn een brief na overleg met onze collega van VROM, dan is dat prima.

Mevrouw Van der Burg sprak over een stimulans van toepassing van lex silencio positivo. Mijns inziens werkt in die richting heel sterk wat ik al in eerste termijn toezegde. Wij zullen dit graag in het oog houden.

Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. Ik stel voor dat ik de reactie van de Unie van Waterschappen en de VNG meeneem in de voortgangsrapportage over de regeldruk. Dat is immers het moment waarop wij zo volledig mogelijk rapporteren aan de Kamer. Het gaat dan om de vraag of men zich bewust is van de mogelijkheden van het instrument van lex silencio positivo en waar men dit denkt te kunnen toepassen. Het rapport van de koplopers zal ik hierin meenemen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Mag ik het voorstel van de staatssecretaris enigszins amenderen? Wij hebben nog de Aanpassingswet. Deze is onderdeel van de implementatie van de Dienstenwet. Laten wij dit allemaal keurig netjes bij elkaar houden en dit punt hierbij betrekken. Een en ander heeft immers te maken met de implementatie van de Dienstenwet. Mag ik de staatssecretaris verzoeken om het daarbij te betrekken? Kort na het herfstreces zullen wij hierover in de Kamer discussiëren.

Staatssecretaris Heemskerk: Wij zullen bezien wat de eerstkomende mogelijkheid is: de behandeling van de aanpassingswet of de eerstvolgende voortgangsrapportage. Als laatstgenoemde mogelijkheid sneller is, neem ik het daarin mee. Wij zijn de Kamer dus ten dienste.

Mevrouw Vos vroeg of wij helemaal voorop lopen en hoe de andere landen het doen. Volgens mij heeft de minister van Economische Zaken met de Kamer besproken dat wij juist in het geval van de elf lidstaten die voor ons het allerbelangrijkst zijn, er bovenop zitten. Ook de Commissie acht het belang hiervan voor de interne markt zeer groot. Zij zit er bovenop en kan en zal een inbreukprocedure starten op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag, welke commissaris er dan ook zit.

Toezeggingen

–  De Kamer krijgt een brief over de vraag in welke mate het mogelijk is om in BNC-fiches op te nemen of bij de beoordeling van nieuwe Europese regelgeving inzake vergunningstelsels lex silencio positivo al dan niet van toepassing zou kunnen zijn.

– De Kamer ontvangt een brief over de uitkomst van het gesprek tussen de verantwoordelijke bewindspersonen betreffende organisatie inzake de bescherming van de architectentitel en over al dan niet toepassen van lex silencio positivo, en nadere informatie over de vervreemding van sociale woningen.

– De Kamer ontvangt een brief over de uitkomst van het overleg tussen kabinet en de Unie van Waterschappen inzake keuren, alsook over de uitkomst van het gesprek met de VNG inzake de modelverordeningen in relatie tot het al dan niet toepassen van lex silencio positivo. Deze Kamer ontvangt deze brief in ieder geval voor de behandeling van de Aanpassingswet.

– De toegezegde brieven volgen op korte termijn. Tot die tijd blijft de AMvB gestuit.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

\Plv. leden: Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Besselink (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Ulenbelt (SP), Jan de Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP) Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (ChristenUnie), Sterk (CDA) en Van Gent (GroenLinks).