Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om te voorzien in wettelijke regels om uitvoering te geven aan richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
§ 1.1 Definities en reikwijdte
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
afnemer: natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of die rechten heeft die hem door communautaire besluiten zijn verleend, of een rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag die in een lidstaat is gevestigd en, al dan niet voor beroepsdoeleinden, van een dienst gebruik maakt of wil maken;
bevoegde instantie: bestuursorgaan, een ander orgaan of een autoriteit, dat of die een toezichthoudende, vergunningverlenende of regelgevende rol vervult ten aanzien van diensten;
centraal loket: het centraal loket, bedoeld in artikel 5, eerste lid;
consument: afnemer die een natuurlijke persoon is, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
Consumentenautoriteit: de Consumentenautoriteit, bedoeld in artikel 2.1 van de Wet handhaving consumentenbescherming;
dienst: economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, als bedoeld in artikel 50 van het Verdrag;
dienstverrichter: natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of een rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag, die in een lidstaat is gevestigd en die een dienst aanbiedt of verricht;
dwingende redenen van algemeen belang: redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen;
eis: verplichting, verbodsbepaling, voorwaarde of beperking uit hoofde van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of voortvloeiend uit de rechtspraak, de administratieve praktijk, de regels van beroepsorden of de collectieve regels van beroepsverenigingen of andere beroepsorganisaties, die deze in het kader van de hun toegekende bevoegdheden hebben vastgesteld, met uitzondering van regels vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten waarover door de sociale partners is onderhandeld;
gereglementeerd beroep: beroepsactiviteit of een geheel van beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255);
informatiepunt: het informatiepunt, bedoeld in artikel 6, eerste lid;
interne markt informatiesysteem: elektronisch informatiesysteem, bedoeld in artikel 34 van de richtlijn, voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde instanties van de lidstaten;
lidstaat: lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte;
lidstaat van vestiging: lidstaat op het grondgebied waarvan de dienstverrichter is gevestigd;
Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;
procedures en formaliteiten: activiteiten die naar hun aard door middel van uitwisseling van gegevens en bescheiden tussen een dienstverrichter en een of meer bevoegde instanties plaatsvinden en die op een eis of een vergunning betrekking hebben;
richtlijn: richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376);
Verdrag: Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
vergunningstelsel: procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een vergunning;
vergunning: beslissing, uitdrukkelijk of stilzwijgend, over de toegang tot of de uitoefening van een dienst;
vestiging: daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit als bedoeld in artikel 43 van het Verdrag, door een dienstverrichter voor onbepaalde tijd en vanuit een duurzame infrastructuur, van waaruit daadwerkelijk diensten worden verricht;
zakelijke afnemer: afnemer, niet zijnde een consument.
1. Het bij of krachtens deze wet bepaalde is van toepassing op de eisen en vergunningstelsels met betrekking tot de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van diensten die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen.
2. Het eerste lid geldt in ieder geval voor de eisen en vergunningstelsels, bedoeld in dat lid, die zijn opgenomen in een regeling van Onze Minister.
3. Deze wet is niet van toepassing op:
a.
1°. onderwerpen en diensten die op grond van artikel 1, tweede tot en met zevende lid, artikel 2, derde lid en artikel 3, tweede lid, van de richtlijn, van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn uitgezonderd,
2°. diensten en sectoren die op grond van de artikel 2, tweede lid, van de richtlijn, van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn uitgezonderd,
3°. bepalingen van communautaire regelgeving, die ingeval zich een strijdigheid voordoet als omschreven in artikel 3, eerste lid, van de richtlijn, van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn uitgezonderd;
b. procedures van bezwaar en beroep;
c. andere rechterlijke procedures of vormen van geschilbeslechting;
d. regels en procedures betreffende overheidsopdrachten.
4. Een wijziging van de richtlijn met betrekking tot de eisen en vergunningstelsels die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen gaat voor de toepassing van het bij en krachtens deze wet bepaalde gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een eerder tijdstip wordt vastgesteld.
Het bij of krachtens deze wet bepaalde is mede van toepassing in de Nederlandse exclusieve economische zone.
§ 1.2 Wederzijdse erkenning van gegevens en bescheiden
1. Een bevoegde instantie waaraan een afnemer of dienstverrichter gegevens of bescheiden overlegt ten bewijze dat aan een eis is voldaan of een vergunning is verkregen aanvaardt ook:
a. gegevens en bescheiden uit een andere lidstaat die een gelijkwaardig doel dienen of waaruit blijkt dat aan de betrokken eis is voldaan of de vergunning is verkregen;
b. daartoe strekkende formulieren als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de richtlijn.
2. Bij de toepassing van het eerste lid kan een bevoegde instantie voor gegevens en bescheiden uit een andere lidstaat uitsluitend originelen, afschriften van originelen die als eensluidend met het origineel gewaarmerkt zijn, of een authentieke vertaling van originelen, verlangen, indien dit uit een verdrag van de Europese Unie of uit een voor lidstaten bindend besluit van één of meer instellingen van de Europese Unie volgt, of indien dit op grond van een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd is.
3. Onverminderd het tweede lid kan een bevoegde instantie bij de toepassing van het eerste lid voor gegevens en bescheiden uit een andere lidstaat in een vreemde taal een niet-gelegaliseerde vertaling verlangen in de Nederlandse of Friese taal.
4. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de richtlijn.
HOOFDSTUK 2. CENTRALE ELEKTRONISCHE VOORZIENINGEN VOOR DIENSTVERRICHTERS EN AFNEMERS
1. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van een centraal loket met behulp waarvan:
a. ten behoeve van dienstverrichters:
1°. informatie toegankelijk wordt gemaakt die van belang is voor het verkrijgen van toegang tot of de uitoefening van diensten;
2°. berichtenverkeer dat betrekking heeft op procedures en formaliteiten wordt uitgewisseld tussen dienstverrichters en bevoegde instanties.
b. ten behoeve van zakelijke afnemers:
1°. informatie toegankelijk wordt gemaakt in verband met het afnemen van diensten in Nederland of een andere lidstaat;
2°. op verzoek informatie wordt verschaft in verband met het afnemen van diensten in een andere lidstaat dan Nederland.
2. Het centraal loket is gemakkelijk langs elektronische weg bereikbaar.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van het centraal loket.
1. De Consumentenautoriteit draagt zorg voor de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van een informatiepunt met behulp waarvan ten behoeve van consumenten:
a. informatie toegankelijk wordt gemaakt in verband met het afnemen van diensten in Nederland of een andere lidstaat;
b. op verzoek informatie wordt verschaft in verband met het afnemen van diensten in een andere lidstaat dan Nederland.
2. Het informatiepunt is gemakkelijk langs elektronische weg bereikbaar.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van het informatiepunt.
HOOFDSTUK 3. INFORMATIE, BIJSTAND EN ELEKTRONISCHE AFWIKKELING VOOR DIENSTVERRICHTERS
§ 3.1 Toegankelijkheid van informatie voor dienstverrichters
Onze Minister maakt de volgende informatie voor dienstverrichters via het centraal loket toegankelijk:
a. de eisen en vergunningstelsels, bedoeld in artikel 2, en de namen en adresgegevens van de bij die eisen en vergunningstelsels betrokken bevoegde instanties;
b. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten van geschillen tussen bevoegde instanties en dienstverrichters, tussen dienstverrichters en afnemers of tussen dienstverrichters onderling;
c. de middelen en voorwaarden om toegang te krijgen tot openbare registers en openbare databanken met gegevens over dienstverrichters en diensten;
d. de namen en adresgegevens van verenigingen en organisaties zonder winstoogmerk, anders dan de bevoegde instanties, van welke dienstverrichters praktische bijstand kunnen krijgen.
1. Een bevoegde instantie die betrokken is bij één of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, maakt de volgende informatie voor dienstverrichters langs elektronische weg toegankelijk:
a. de eisen of vergunningstelsels, waarbij die instantie is betrokken en haar naam en adresgegevens;
b. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten van geschillen tussen haar en een dienstverrichter over eisen en vergunningstelsels waarbij zij is betrokken.
2. Een bevoegde instantie maakt tevens informatie voor dienstverrichters langs elektronische weg toegankelijk over de middelen en voorwaarden om toegang te krijgen tot een openbaar register of een openbare databank met gegevens over dienstverrichters en diensten, voor zover die instantie daarbij betrokken is.
De informatie, bedoeld in de artikelen 7 en 8 is actueel, duidelijk en ondubbelzinnig.
Bij ministeriële regeling kunnen ten behoeve van een goede uitvoering van artikel 7 regels worden gesteld over de wijze waarop bevoegde instanties informatie als bedoeld in artikel 8 ordenen en toegankelijk maken.
Indien daarin niet op andere wijze is voorzien, draagt Onze Minister ten behoeve van dienstverrichters zorg voor het gemakkelijk langs elektronische weg toegankelijk maken van informatie over:
a. de betekenis van bepaalde keurmerken;
b. de criteria voor het aanvragen van keurmerken;
c. andere kwaliteitsaanduidingen voor diensten;
d. op communautair niveau vastgestelde gedragscodes die gericht zijn op de vergemakkelijking van de toegang tot of uitoefening van diensten.
§ 3.2 Verlening van bijstand aan dienstverrichters
1. Een bevoegde instantie verstrekt een dienstverrichter op diens verzoek algemene informatie over de gebruikelijke uitleg en toepassing van eisen of vergunningstelsels, bedoeld in artikel 2, waarbij die bevoegde instantie is betrokken.
2. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt zo spoedig mogelijk verstrekt, is actueel, duidelijk en ondubbelzinnig. Waar passend wordt informatie verstrekt in de vorm van een handleiding.
3. Indien een bevoegde instantie de verzochte informatie niet kan verstrekken, deelt zij dat onverwijld mee.
4. Een bevoegde instantie draagt er zorg voor dat zij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is voor een verzoek van een dienstverrichter om informatie als bedoeld in het eerste lid.
5. Een bevoegde instantie verzendt een bericht met de verzochte informatie als bedoeld in het eerste lid, of een mededeling als bedoeld in het derde lid, langs elektronische weg, voor zover een dienstverrichter waarvoor het bericht bestemd is aan de bevoegde instantie kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
6. Het vijfde lid geldt, voor zover van toepassing, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
§ 3.3 Op procedures en formaliteiten betrekking hebbend berichtenverkeer
1. Onze Minister biedt een dienstverrichter respectievelijk een bevoegde instantie de mogelijkheid berichten die betrekking hebben op procedures en formaliteiten via het centraal loket te verzenden en te ontvangen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake vernietigingstermijnen van via het centraal loket verzonden berichten.
3. Onze Minister draagt onverwijld zorg voor vernietiging van een bericht na verloop van de krachtens het tweede lid gestelde termijnen.
1. Een bevoegde instantie die betrokken is bij de afwikkeling van procedures en formaliteiten:
a. draagt zorg voor aansluiting op het centraal loket;
b. verzendt daarop betrekking hebbende berichten via het centraal loket, voor zover een dienstverrichter waarvoor een bericht bestemd is via het centraal loket aan de bevoegde instantie kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
c. draagt er zorg voor dat zij via het centraal loket voldoende bereikbaar is voor daarop betrekking hebbende berichten van een dienstverrichter.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot technische eisen waaraan door een bevoegde instantie als bedoeld in het eerste lid moet worden voldaan met het oog op aansluiting op het centraal loket.
3. Het eerste lid geldt, voor zover van toepassing, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
1. Artikel 2:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is niet van toepassing op de verzending via het centraal loket van gegevens en bescheiden die op procedures en formaliteiten betrekking hebben.
2. Voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet wordt afgeweken, zijn de artikelen 2:14, derde lid, 2:15, derde en vierde lid, 2:16 en 2:17 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op berichten waarop dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van toepassing zijn en waarbij een bevoegde instantie niet als bestuursorgaan is betrokken.
1. Onze Minister verwerkt persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens, met het doel de uitwisseling van berichtenverkeer dat betrekking heeft op de afwikkeling van procedures en formaliteiten via het centraal loket voor dienstverrichters mogelijk te maken.
2. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde verwerking van persoonsgegevens, is Onze Minister verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
HOOFDSTUK 4. INFORMATIE EN BIJSTAND VOOR AFNEMERS
§ 4.1 Toegankelijkheid van informatie voor afnemers
Onze Minister maakt via het centraal loket voor zakelijke afnemers toegankelijk:
a. de informatie, bedoeld in artikel 7, onderdelen a en c;
b. algemene informatie over in andere lidstaten geldende eisen inzake toegang tot en uitoefening van diensten;
c. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten van geschillen tussen bevoegde instanties en zakelijke afnemers of tussen dienstverrichters en zakelijke afnemers;
d. algemene informatie over in andere lidstaten beschikbare rechtsmiddelen voor het beslechten van geschillen tussen dienstverrichters en zakelijke afnemers;
e. de namen en adresgegevens van verenigingen of organisaties zonder winstoogmerk, anders dan de bevoegde instanties, waarvan zakelijke afnemers praktische bijstand kunnen krijgen;
f. de namen en adresgegevens van verenigingen of organisaties zonder winstoogmerk, die geen bevoegde instantie in enige lidstaat zijn, en waar zakelijke afnemers praktische bijstand van kunnen krijgen in een andere lidstaat dan Nederland.
De Consumentenautoriteit maakt via het informatiepunt voor consumenten toegankelijk:
a. de informatie, bedoeld in artikel 7, onderdelen a en c;
b. algemene informatie over in andere lidstaten geldende eisen inzake toegang tot en uitoefening van diensten, in het bijzonder informatie inzake consumentenbescherming;
c. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten van geschillen tussen bevoegde instanties en consumenten of tussen dienstverrichters en consumenten;
d. algemene informatie over in andere lidstaten beschikbare rechtsmiddelen voor het beslechten van geschillen tussen dienstverrichters en consumenten;
e. de namen en adresgegevens van verenigingen of organisaties zonder winstoogmerk, anders dan de bevoegde instanties, waarvan consumenten praktische bijstand kunnen krijgen.
f. de namen en adresgegevens van verenigingen of organisaties zonder winstoogmerk, die geen bevoegde instantie in enige lidstaat zijn, en waar consumenten praktische bijstand van kunnen krijgen in een andere lidstaat dan Nederland.
Een bevoegde instantie die betrokken is bij één of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, maakt voor afnemers langs elektronische weg toegankelijk:
a. de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, en artikel 8, tweede lid;
b. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten van geschillen tussen haar en een afnemer of tussen een dienstverrichter en een afnemer.
De informatie, bedoeld in de artikelen 17, 18 en 19, is actueel, duidelijk en ondubbelzinnig.
Bij ministeriële regeling kunnen ten behoeve van een goede uitvoering van artikel 17, onderdelen a, c en e, regels worden gesteld over de wijze waarop bevoegde instanties informatie als bedoeld in artikel 19 ordenen en toegankelijk maken.
Indien daarin niet op andere wijze is voorzien, draagt Onze Minister ten behoeve van afnemers zorg voor het gemakkelijk langs elektronische weg toegankelijk maken van informatie over:
a. de betekenis van bepaalde keurmerken;
b. de criteria voor het aanvragen van keurmerken;
c. andere kwaliteitsaanduidingen voor diensten;
d. op communautair niveau vastgestelde gedragscodes die gericht zijn op de vergemakkelijking van de toegang tot of uitoefening van diensten.
§ 4.2 Verlening van bijstand aan afnemers
Onze Minister verstrekt een zakelijke afnemer op diens verzoek:
a. algemene informatie over in de andere lidstaten geldende eisen inzake de toegang tot en de uitoefening van diensten.
b. algemene informatie over in andere lidstaten beschikbare rechtsmiddelen voor het beslechten van geschillen tussen een dienstverrichter en een zakelijke afnemer;
c. namen en adresgegevens van verenigingen en organisaties zonder winstoogmerk uit een andere lidstaat, die geen bevoegde instanties in die lidstaat zijn, en van welke een zakelijke afnemer praktische bijstand kan krijgen.
De Consumentenautoriteit verstrekt een consument op diens verzoek:
a. algemene informatie over in de andere lidstaten geldende eisen inzake de toegang tot en uitoefening van diensten, in het bijzonder die inzake consumentenbescherming;
b. algemene informatie over in andere lidstaten beschikbare rechtsmiddelen voor het beslechten van geschillen tussen een dienstverrichter en een consument;
c. namen en adresgegevens van verenigingen en organisaties zonder winstoogmerk uit een andere lidstaat, die geen bevoegde instanties in die lidstaat zijn, en van welke een consument praktische bijstand kan krijgen.
Een bevoegde instantie verstrekt een afnemer op diens verzoek algemene informatie over de gebruikelijke uitleg en toepassing van eisen of vergunningstelsels, bedoeld in artikel 2, waarbij die bevoegde instantie is betrokken.
Op een informatieverzoek als bedoeld in de artikelen 23 tot en met 25 is artikel 12, tweede tot en met zesde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de behandeling van een tot Onze Minister gericht verzoek geschiedt via het centraal loket en een tot de Consumentenautoriteit gericht verzoek via het informatiepunt.
1. Onze Minister verstrekt aan een relevante organisatie als bedoeld in artikel 21, derde lid, van de richtlijn op verzoek informatie als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de richtlijn, voor Nederland ten behoeve van zakelijke afnemers.
2. De Consumentenautoriteit verstrekt aan een relevante organisatie als bedoeld in artikel 21, derde lid, van de richtlijn op verzoek informatie als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de richtlijn, voor Nederland ten behoeve van consumenten.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van op grond van artikel 21, derde lid, laatste volzin en artikel 21, vierde lid, van de richtlijn vastgestelde praktische regelingen en uitvoeringsmaatregelen.
HOOFDSTUK 5. VERGUNNINGSTELSELS
§ 5.1 Vergunningen op aanvraag
1. Een bevoegde instantie bevestigt de ontvangst van een aanvraag om een vergunning zo snel mogelijk. De ontvangstbevestiging bevat de volgende informatie:
a. de bij wettelijk voorschrift met betrekking tot die vergunning bepaalde termijn waarbinnen de beschikking wordt gegeven of de termijn van acht weken, bedoeld in artikel 30, eerste lid;
b. beschikbare rechtsmiddelen om tegen de beschikking op te komen.
2. Indien paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht op een aanvraag van toepassing is, vermeldt de ontvangstbevestiging tevens dat de gevraagde beschikking van rechtswege is gegeven, indien niet tijdig op de aanvraag is beslist.
1. Een dienstverrichter voldoet aan een eis die bij de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag voor een vergunning geldt, indien de dienstverrichter reeds in Nederland of in een andere lidstaat aan een gelijkwaardige eis voldoet.
2. Een bevoegde instantie verricht bij de voorbereiding van een beschikking als bedoeld in het eerste lid geen onderzoek naar een eis als in dat lid bedoeld, indien reeds in Nederland of in een andere lidstaat onderzoek naar een gelijkwaardige eis is verricht en hieruit blijkt dat de dienstverrichter aan die eis voldoet.
1. Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald binnen welke een beschikking op een aanvraag om de desbetreffende vergunning dient te worden gegeven, wordt de beschikking zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag gegeven.
2. Artikel 4:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vindt alleen toepassing indien een beslissing op een aanvraag om een vergunning vanwege de ingewikkeldheid van het onderwerp niet kan worden gegeven binnen de in het eerste lid bedoelde termijn. De termijn kan eenmaal worden verlengd.
3. De in artikel 4:14, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde kennisgeving wordt bij toepassing van het tweede lid gedaan binnen de desbetreffende termijn, is met redenen omkleed, en geeft een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.
4. Indien afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op een aanvraag van toepassing is, kan een bevoegde instantie de termijn voor het geven van de beschikking, in afwijking van artikel 3:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten hoogste eenmaal voor beperkte duur verlengen. De verlenging en de duur daarvan wordt, met inachtneming van artikel 3:18, tweede lid, bedoelde termijn van acht weken, gemotiveerd aan de aanvrager medegedeeld.
1. Indien een aanvrager van een vergunning met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid krijgt de aanvraag binnen de daarvoor door de bevoegde instantie gestelde termijn aan te vullen, vermeldt de bevoegde instantie tevens de gevolgen daarvan voor de termijn van het geven van de beschikking.
2. In afwijking van artikel 4:15, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de termijn voor het geven van een aanvraag op een beschikking voor een vergunning niet opgeschort door een mededeling als bedoeld in dat onderdeel.
1. Een bevoegde instantie beperkt een vergunning die zij al dan niet voor onbepaalde tijd kan verlenen niet in geldigheidsduur, tenzij:
a. die geldigheidsduur automatisch wordt verlengd,
b. het aantal beschikbare vergunningen beperkt is door een dwingende reden van algemeen belang, of
c. een beperkte duur gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang.
2. Een vergunning waarvan de geldigheidsduur uitsluitend afhankelijk is van de voortdurende vervulling van de vergunningsvoorwaarden wordt aangemerkt als een vergunning voor onbepaalde tijd.
3. Onder een vergunning met beperkte geldigheidsduur wordt niet verstaan een vergunning die op grond van wettelijke voorschriften of aan de vergunning verbonden voorwaarden zijn geldigheid verliest indien een dienstverrichter niet binnen de daartoe in de vergunning gestelde termijn zijn dienstverrichtingen aanvangt.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. vergunningen die naar hun aard beperkt zijn in de tijd;
b. vergunningen waarvan het aantal beperkt is door schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden.
5. Een bevoegde instantie verleent een vergunning als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, voor een passende beperkte duur.
1. Een dienstverrichter stelt de bevoegde instantie die een vergunning heeft verleend in kennis van:
a. de oprichting van dochterondernemingen waarvan de activiteiten onder de desbetreffende vergunning vallen;
b. wijzigingen in zijn situatie waardoor niet meer aan de voorwaarden van de desbetreffende vergunning wordt voldaan.
2. Een dienstverrichter die de aanvraag om de vergunning heeft gedaan via het centraal loket, verricht de mededeling, bedoeld in het eerste lid, door verzending via het centraal loket.
1. Een bevoegde instantie bevestigt de ontvangst van een melding die een dienstverrichter krachtens wettelijk voorschrift bij een bevoegde instantie moet verrichten, indien:
a. het doen van die melding en het verloop van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn na die melding een voorwaarde is tot vestiging en
b. de bevoegde instantie bevoegd is binnen de termijn, bedoeld in onderdeel a, een vergunning te verlenen.
2. Een dienstverrichter voldoet aan een eis die bij een melding als bedoeld in het eerste lid geldt, indien de dienstverrichter reeds in Nederland of in een andere lidstaat aan een gelijkwaardige eis voldoet. Artikel 29, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een bevoegde instantie die bevoegd is binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een vergunning te verlenen.
1. Een dienstverrichter stelt de bevoegde instantie bij welke hij een melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 34, eerste lid, in kennis van:
a. de oprichting van dochterondernemingen waarvan de activiteiten onder de desbetreffende melding vallen;
b. wijzigingen in de gegevens die hij bij de melding heeft verstrekt.
2. Een dienstverrichter die reeds gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 13, eerste lid, verricht de mededeling, bedoeld in het eerste lid, door verzending via het centraal loket.
HOOFDSTUK 6. ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2:
a. verstrekt op verzoek van een bevoegde instantie uit een andere lidstaat informatie over een dienstverrichter en zijn dienstverrichtingen,
b. verricht op verzoek van een bevoegde instantie uit een andere lidstaat verificaties, inspecties en onderzoeken naar een dienstverrichter en zijn dienstverrichtingen, indien het verzoek deugdelijk is gemotiveerd en de desbetreffende instantie bevoegd is om aan het verzoek te voldoen.
2. Een bevoegde instantie verstrekt de in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde informatie en resultaten van verificaties, inspecties en onderzoeken, alsmede informatie over genomen maatregelen jegens de desbetreffende dienstverrichter, binnen de kortst mogelijke termijn en langs elektronische weg.
3. De in het tweede lid bedoelde verstrekking geschiedt via het interne markt informatiesysteem, tenzij naar het oordeel van de bevoegde instantie ter uitvoering van regelgeving van de Europese Gemeenschap een ander elektronisch communicatiesysteem is aangewezen.
1. Indien een bevoegde instantie niet kan voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdeel a of b, stelt zij de instantie die het verzoek heeft gedaan daarvan snel in kennis, teneinde een oplossing te vinden.
2. Een bevoegde instantie informeert het in artikel 54 bedoelde contactpunt:
a. indien zij niet bevoegd is om aan een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderdeel a of b, te voldoen;
b. indien de toepassing van het eerste lid niet leidt tot een oplossing met de instantie die het verzoek heeft gedaan.
1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, motiveert op een deugdelijke wijze een verzoek aan een bevoegde instantie uit een andere lidstaat:
a. om informatie over een dienstverrichter en zijn dienstverrichtingen;
b. tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken naar een dienstverrichter en zijn dienstverrichtingen.
2. Indien een bevoegde instantie uit een andere lidstaat niet voldoet aan een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, informeert de desbetreffende bevoegde instantie het in artikel 54 bedoelde contactpunt hierover.
§ 6.2 Informatie over de betrouwbaarheid van dienstverrichters
1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, verstrekt op verzoek van een bevoegde instantie van een andere lidstaat informatie over onherroepelijke bestuursrechtelijke sancties of onherroepelijke tuchtrechtelijke maatregelen die door de eerstbedoelde bevoegde instantie jegens een dienstverrichter zijn getroffen, indien het desbetreffende verzoek deugdelijk is gemotiveerd en de desbetreffende instantie bevoegd is om aan het verzoek te voldoen.
2. Een bevoegde instantie verstrekt de in het eerste lid bedoelde informatie, onder vermelding van de bepalingen die zijn overtreden, binnen de kortst mogelijke termijn en langs elektronische weg, met inachtneming van artikel 36, derde lid. De dienstverrichter wordt daarvan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld.
1. Voor de toepassing van artikel 33, eerste lid, van de richtlijn wordt een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aangemerkt als informatie omtrent strafrechtelijke sancties.
2. In afwijking van artikel 33 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt een aanvraag tot het afgeven van een verklaring als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot een dienstverrichter ingediend door een bevoegde instantie uit een andere lidstaat.
3. Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt, in afwijking van artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ingediend bij Onze Minister van Justitie.
4. Artikel 36, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de in het tweede lid bedoelde aanvraag.
1. Voor de toepassing van de artikelen 32, eerste lid, 34, 35 en 36 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als aanvrager aangemerkt de dienstverrichter ten aanzien van wie de verklaring wordt gevraagd.
2. Onze Minister van Justitie stelt de dienstverrichter ten aanzien van wie de verklaring wordt gevraagd in kennis van de in artikel 40, tweede lid, bedoelde aanvraag en vraagt zijn instemming met het in behandeling nemen van de aanvraag.
3. Indien de dienstverrichter geen instemming verleent, bericht Onze Minister van Justitie dit aan de bevoegde instantie die de verklaring heeft aangevraagd.
4. Artikel 36, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de in het derde lid bedoelde berichten.
1. Onze Minister van Justitie informeert de dienstverrichter ten aanzien van wie de verklaring wordt gevraagd indien hij voornemens is de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag te weigeren.
2. Onze Minister van Justitie verstrekt de verklaring omtrent het gedrag dan wel de weigering tot afgifte daarvan aan de in het eerste lid bedoelde dienstverrichter.
3. Onze Minister van Justitie stelt de bevoegde instantie uit een andere lidstaat zo spoedig mogelijk op de hoogte van de afgifte dan wel weigering van de verklaring omtrent het gedrag. Bij de kennisgeving over de afgifte van de verklaring wordt de strekking van de afgegeven verklaring medegedeeld.
4. Indien de weigering van de verklaring omtrent het gedrag nog niet onherroepelijk is informeert Onze Minister van Justitie de bevoegde instantie uit een andere lidstaat daarover.
5. Artikel 36, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de informatieverschaffing, bedoeld in het derde en vierde lid.
1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, motiveert op deugdelijke wijze een verzoek aan een bevoegde instantie uit een andere lidstaat om informatie over aan een dienstverrichter opgelegde bestuursrechtelijke sancties, tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties of met betrekking tot een dienstverrichter genomen beslissingen betreffende insolventie of faillissement waarbij sprake is van frauduleuze praktijken.
2. Artikel 38, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
§ 6.3 Veiligheidsmaatregelen jegens dienstverrichters in individuele gevallen
Deze paragraaf is niet van toepassing:
a. indien de wettelijke voorschriften op grond waarvan de maatregel wordt genomen, vallen onder een communautaire harmonisatiemaatregel op het gebied van de veiligheid van diensten;
b. op opsporingsonderzoeken als bedoeld in artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering.
Voor de toepassing van de artikelen 46 tot en met 48 beschikken de bevoegde instanties over de toezichts- en handhavingsbevoegdheden die hen bij wettelijk voorschrift zijn toegekend, voor zover die bevoegdheden uitsluitend kunnen worden uitgeoefend ten aanzien van in Nederland gevestigde dienstverrichters.
Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, kan uitsluitend in buitengewone omstandigheden ten behoeve van de veiligheid van dienstverrichtingen maatregelen treffen jegens een dienstverrichter die is gevestigd in een andere lidstaat en die diensten verricht in het gebied waarop deze wet van toepassing is.
1. Voordat een bevoegde instantie een maatregel treft als bedoeld in artikel 46, verzoekt zij de bevoegde instantie uit de lidstaat van vestiging van de dienstverrichter jegens hem maatregelen te nemen. Daarbij verstrekt de bevoegde instantie alle relevante informatie over de betrokken dienstverrichter, zijn dienstverrichtingen en de omstandigheden ter zake.
2. De bevoegde instantie stelt de Europese Commissie, de bevoegde instantie uit de lidstaat van vestiging en het in artikel 54 bedoelde contactpunt in kennis van het voornemen tot het treffen van maatregelen, indien:
a. naar haar oordeel de bevoegde instantie uit de lidstaat van vestiging het krachtens het eerste lid gedane verzoek om maatregelen te treffen niet of onvoldoende heeft ingewilligd en
b. zij haar voornemen tot het treffen van een maatregel jegens de dienstverrichter handhaaft.
3. De kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, geschiedt voor zover het de Europese Commissie en de bevoegde instantie uit de lidstaat van vestiging betreft, via het interne markt informatiesysteem en bevat de volgende informatie:
a. de redenen waarom de door de bevoegde instantie van de lidstaat van vestiging van de dienstverrichter genomen of voorgenomen maatregelen onvoldoende zijn,
b. de redenen waarom de voorgenomen maatregel de afnemer van de dienst meer bescherming biedt dan de maatregel die de bevoegde instantie van de lidstaat van vestiging zou nemen en
c. een toelichting op de evenredigheid van de voorgenomen maatregel.
4. De bevoegde instantie treft de maatregel niet eerder dan nadat de bij of krachtens de richtlijn daarvoor gestelde termijn is verstreken.
5. De bevoegde instantie geeft terstond uitvoering aan een verzoek van de Europese Commissie om, vanwege de strijdigheid van die maatregel met het Gemeenschapsrecht, de maatregel niet te treffen of de uitvoering ervan te staken.
1. Indien een bevoegde instantie op grond van artikel 46 een maatregel treft, kan zij in spoedeisende gevallen de toepassing van artikel 47, eerste tot en met vierde lid, achterwege laten. In dat geval stelt zij de Europese Commissie, de bevoegde instantie uit de lidstaat van vestiging van de dienstverrichter en het in artikel 54 bedoelde contactpunt onverwijld in kennis van de genomen maatregel met opgave van de redenen waarom er sprake is van een spoedeisend karakter.
2. Artikel 47, vijfde lid, is van toepassing.
1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, treft op verzoek van een bevoegde instantie uit een andere lidstaat maatregelen jegens een in Nederland gevestigde dienstverrichter indien:
a. het desbetreffende verzoek alle relevante informatie bevat over de betrokken dienstverrichter, zijn dienstverrichtingen en de omstandigheden ter zake;
b. de desbetreffende instantie bevoegd is om aan het verzoek te voldoen;
c. de verzochte maatregelen verband houden met de veiligheid van dienstverrichtingen in een andere lidstaat;
d. zij er voldoende van overtuigd is dat de aan het verzoek ten grondslag liggende feiten juist zijn.
2. De bevoegde instantie stelt de instantie die het verzoek heeft gedaan en het in artikel 54 bedoelde contactpunt onverwijld in kennis van de genomen of voorgenomen maatregelen dan wel van de redenen waarom zij geen maatregelen treft.
3. Op een kennisgeving aan de bevoegde instantie als bedoeld in het tweede lid is artikel 36, derde lid, van toepassing.
§ 6.4 Het waarschuwingsmechanisme
1. Zodra een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, kennis neemt van gedragingen, ernstige specifieke handelingen of omstandigheden met betrekking tot een dienstverrichter of een dienstverrichting die ernstige schade aan de gezondheid, veiligheid van personen of het milieu kan veroorzaken, stelt deze instantie alle andere lidstaten, de Europese Commissie en het in artikel 54 bedoelde contactpunt daarvan onverwijld in kennis.
2. De in het eerste lid bedoelde kennisgeving geschiedt via het interne markt informatiesysteem, tenzij naar het oordeel van de bevoegde instantie ter uitvoering van regelgeving van de Europese Gemeenschap een ander elektronisch communicatiesysteem is aangewezen.
3. De kennisgeving wordt gelijkgesteld met een besluit.
4. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de dienstverrichter.
5. Het eerste lid is niet van toepassing op opsporingsonderzoeken als bedoeld in artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de door de Europese Commissie krachtens artikel 32, derde lid, van de richtlijn vastgestelde regels.
Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, ziet niet af van de toepassing van toezichts- of handhavingsmaatregelen jegens een dienstverrichter die in Nederland is gevestigd vanwege het feit dat de door die dienstverrichter verrichte dienst in een andere lidstaat is verricht of daar schade heeft veroorzaakt.
Artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing indien een bevoegde instantie medewerking vordert naar aanleiding van een verzoek van een bevoegde instantie uit een andere lidstaat als bedoeld in de paragrafen 6.1, 6.2 en 6.3.
1. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting en instandhouding van een contactpunt.
2. Het contactpunt:
a. ondersteunt de uitwisseling van verzoeken om informatie over en tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken naar dienstverrichters en hun dienstverrichtingen tussen de bevoegde instanties en de bevoegde instanties uit andere lidstaten;
b. is de bevoegde instanties al dan niet op verzoek behulpzaam bij
1°. het oplossen van problemen bij verzoeken om informatie over en tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken naar dienstverrichters en hun dienstverrichtingen aan of van bevoegde instanties uit andere lidstaten,
2°. het gebruik van het waarschuwingsmechanisme;
c. verstrekt al dan niet op verzoek aan de bevoegde instanties de nodige informatie met betrekking tot gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare eisen en onderzoeken waaraan een dienstverrichter in een andere lidstaat is onderworpen;
d. onderhoudt contacten met de contactpunten van andere lidstaten ten behoeve van een goede werking van de administratieve samenwerking;
§ 6.7 Het interne markt informatiesysteem
Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, draagt zorg voor aansluiting op het interne markt informatiesysteem.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot technische eisen waaraan de bevoegde instanties moeten voldoen met het oog op aansluiting op het interne markt informatiesysteem en met betrekking tot de beveiliging van persoonsgegevens bij gebruik van het interne markt informatiesysteem.
Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, kan het interne markt informatiesysteem benutten voor de uitwisseling van gegevens binnen Nederland met betrekking tot dienstverrichters en dienstverrichtingen.
1. Onze Minister verwerkt persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens, bestaande uit de contactgegevens van de contactpersonen van de bevoegde instanties, met het doel de uitwisseling van berichten die betrekking hebben op de afwikkeling van verzoeken om informatie en verificaties, inspecties en onderzoeken en op waarschuwingsberichten, bedoeld in dit hoofdstuk, door bevoegde instanties via het interne markt informatiesysteem mogelijk te maken.
2. Ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in het eerste lid, is onze Minister verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van door de Commissie krachtens artikel 36 van de richtlijn vastgestelde uitvoeringsmaatregelen en praktische regels voor de elektronische uitwisseling van informatie tussen de lidstaten.
HOOFDSTUK 7. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
Het opschrift van afdeling 4.1.3 komt te luiden: AFDELING 4.1.3 BESLISTERMIJN
Na paragraaf 4.1.3.2 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 4.1.3.3 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
1. Deze paragraaf is van toepassing indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.
2. Paragraaf 4.1.3.2 is niet van toepassing indien deze paragraaf van toepassing is.
1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.
2. De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.
3. In afwijking van artikel 3:40 treedt de beschikking in werking op de derde dag na afloop van de beslistermijn.
1. Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.
2. Bij de bekendmaking en mededeling van de beschikking wordt vermeld dat de beschikking van rechtswege is gegeven.
1. Indien het bestuursorgaan de beschikking niet overeenkomstig artikel 4:20c binnen twee weken heeft bekendgemaakt, verbeurt het na een daarop volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling.
2. De dwangsom wordt berekend overeenkomstig artikel 4:17, eerste en tweede lid.
3. De artikelen 4:17, vierde lid, en zesde lid, onder a en b, 4:18, eerste lid, 4:19 en 4:20 zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien in een wettelijk voorschrift of een beleidsregel is bepaald dat in een beschikking steeds bepaalde voorschriften worden opgenomen, dan maken deze ook deel uit van de beschikking van rechtswege.
1. Het bestuursorgaan kan aan de beschikking van rechtswege alsnog voorschriften verbinden of de beschikking intrekken voor zover dit nodig is om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen.
2. Een beschikking als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking van rechtswege.
3. Het bestuursorgaan vergoedt de schade die door de wijziging of intrekking bedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt.
Artikel 4:71, vierde lid, komt te luiden:
4. Paragraaf 4.1.3.3 is van toepassing.
Artikel 6:12, eerste en tweede lid, komen als volgt te luiden:
1. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit dan wel het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende beschikking, is het niet aan een termijn gebonden.
2. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Het opschrift van afdeling 8.2.4a komt te luiden: AFDELING 8.2.4A BEROEP BIJ NIET TIJDIG HANDELEN
In artikel 8:55c wordt «artikel 4:17» vervangen door: afdeling 4.1.3.
Na artikel 8:55e wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege kan de belanghebbende beroep bij de rechtbank instellen.
2. Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10:31, vierde lid, komt te luiden:
4. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, is paragraaf 4.1.3.3 van overeenkomstige toepassing.
Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd: In titel 5 wordt na afdeling 2 een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 2a Informatie over dienstverrichters en hun diensten naar aanleiding van de dienstenrichtlijn
In deze afdeling wordt verstaan onder:
afnemer: natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of die rechten heeft die hem door communautaire besluiten zijn verleend, of een rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag die in een lidstaat is gevestigd en, al dan niet voor beroepsdoeleinden, van een dienst gebruik maakt of wil maken;
bevoegde instantie: bestuursorgaan, een ander orgaan of een autoriteit, dat of die een toezichthoudende, vergunningverlenende of regelgevende rol vervult ten aanzien van diensten;
centraal loket: het centraal loket, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Dienstenwet;
dienst: economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, als bedoeld in artikel 50 van het Verdrag;
dienstverrichter: natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of een rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag, die in een lidstaat is gevestigd en die een dienst aanbiedt of verricht;
lidstaat: lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte;
vergunning: beslissing, uitdrukkelijk of stilzwijgend, over de toegang tot of de uitoefening van een dienst;
vergunningstelsel: procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een vergunning.
De dienstverrichter die diensten verricht als bedoeld in richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376), stelt de afnemer van die diensten de volgende gegevens ter beschikking:
1. zijn naam, rechtspositie en rechtsvorm, het geografisch adres waar hij is gevestigd, zijn adresgegevens, zodat de afnemers hem snel kunnen bereiken en rechtstreeks met hem kunnen communiceren, eventueel langs elektronische weg;
2. wanneer de dienstverrichter in een handelsregister of in een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, de naam van dat register en het nummer waaronder hij is ingeschreven, of gelijkwaardige gegevens uit dat register die ter identificatie dienen;
3. wanneer voor de activiteit een vergunningstelsel geldt, de adresgegevens van de bevoegde instantie of van het centraal loket;
4. wanneer de dienstverrichter een btw-plichtige activiteit uitoefent, het nummer bedoeld in artikel 214, eerste lid, onder a, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347);
5. voor gereglementeerde beroepen: elke beroepsorde of vergelijkbare organisatie waarbij de dienstverrichter is ingeschreven, alsmede de beroepstitel en de lidstaat waar die is verleend;
6. in voorkomend geval, de algemene voorwaarden en bepalingen die de dienstverrichter hanteert;
7. het eventuele bestaan van door de dienstverrichter gehanteerde contractuele bepalingen betreffende het op de overeenkomst toepasselijke recht of de bevoegde rechter;
8. het eventuele bestaan van niet bij wet voorgeschreven garantie na verkoop;
9. de prijs van de dienst wanneer de dienstverrichter de prijs van een bepaald soort dienst vooraf heeft vastgesteld;
10. de belangrijkste kenmerken van de dienst wanneer deze niet uit de context blijken;
11. de in artikel 23, lid 1 van de in de aanhef van dit artikel genoemde richtlijn, bedoelde verzekering of waarborgen, met name de adresgegevens van de verzekeraar of de borg en de geografische dekking;
12. adresgegevens, met name een postadres, faxnummer of e-mailadres en een telefoonnummer, waar alle afnemers, ook die die in andere lidstaten verblijven, een klacht kunnen indienen of informatie over de verrichte dienst kunnen vragen. Indien dit niet hun gebruikelijke correspondentieadres is, wordt hun wettelijke adres verstrekt. Op eventuele klachten wordt zo snel mogelijk gereageerd en alles wordt in het werk gesteld om een bevredigende oplossing te vinden;
13. wanneer een dienstverrichter gebonden is aan een gedragscode of lid is van een handelsvereniging of beroepsorde die voorziet in een regeling voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting, wordt dienaangaande informatie verstrekt. De dienstverrichter vermeldt dit in elk document waarin zijn diensten in detail worden beschreven en geeft daarbij aan hoe toegang kan worden verkregen tot gedetailleerde informatie over de kenmerken en toepassingsvoorwaarden van deze regeling.
De in artikel 230b bedoelde informatie, naar keuze van de dienstverrichter, bedoeld in artikel 230b, aanhef:
1. wordt op eigen initiatief door de dienstverrichter verstrekt;
2. is voor de afnemer gemakkelijk toegankelijk op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten;
3. is voor de afnemer gemakkelijk elektronisch toegankelijk op een door de dienstverrichter meegedeeld adres;
4. is opgenomen in alle door de dienstverrichter aan de afnemer verstrekte documenten waarin deze diensten in detail worden beschreven.
De dienstverrichters, bedoeld in artikel 230b, aanhef, verstrekken de afnemer van diensten op diens verzoek de volgende aanvullende informatie:
1. wanneer de dienstverrichter de prijs van een bepaald soort dienst niet vooraf heeft vastgesteld, de prijs van de dienst of, indien de precieze prijs niet kan worden gegeven, de manier waarop de prijs wordt berekend, zodat de afnemer de prijs kan controleren, of een voldoende gedetailleerde kostenraming;
2. voor gereglementeerde beroepen, een verwijzing naar de in de lidstaat van vestiging geldende beroepsregels en de wijze waarop hierin inzage kan worden verkregen;
3. informatie over hun multidisciplinaire activiteiten en partnerschappen die rechtstreeks verband houden met de betrokken dienst, en over de maatregelen die zij ter voorkoming van belangenconflicten hebben genomen. Deze informatie is opgenomen in elk informatiedocument waarin dienstverrichters hun diensten in detail beschrijven;
4. gedragscodes die op dienstverrichters van toepassing zijn, alsmede het adres waar zij elektronisch kunnen worden geraadpleegd en de beschikbare talen waarin deze codes kunnen worden geraadpleegd.
De informatie, bedoeld in deze afdeling, is correct, helder en ondubbelzinnig. De informatie wordt tijdig voor de sluiting van een schriftelijke overeenkomst of, indien er geen schriftelijke overeenkomst is, voor de verrichting van de dienst meegedeeld of beschikbaar gesteld.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van besluiten op grond van artikel 22, zesde lid, van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376).
De Wet handhaving consumentenbescherming wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 8.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De dienstverrichter die diensten verricht als bedoeld in richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376), neemt de bepalingen van Afdeling 2a van titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in acht.
De bijlage bij de wet wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van de linkerkolom van onderdeel b wordt toegevoegd: Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376).
2. Aan het slot van de rechterkolom van onderdeel b wordt toegevoegd: artikel 8.9 van deze wet.
Het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 438b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Wanneer voor de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing een financiële waarborg is vereist, wordt een gelijkwaardige bij een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde kredietinstelling of verzekeraar gestelde waarborg erkend. Die kredietinstellingen moeten in een lidstaat van de Europese Unie erkend zijn overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU 2006, L 177), en die verzekeraars overeenkomstig de Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PbEG 1973, L 228) dan wel Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de levensverzekering (PbEG 2002, L 345).
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Dienstenwet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister van Economische Zaken,
De minister van Justitie,