Vastgesteld 3 oktober 2008
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen omtrent dit wetsvoorstel.
Onder het voorbehoud dat de regering de in dit verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende beantwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van onderhavig wetvoorstel.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 i.v.m. herziening en vereenvoudiging van de voertuigregelgeving (implementatie van richtlijn nr. 2007/46/EG).
Aanleiding tot dit wetsvoorstel
De leden van de PvdA-fractie onderschrijven de samenhang tussen de Richtlijn 2007/46/EG en het programma «Beter Geregeld» in zowel de wetgeving als de in de uitvoering, maar merken op dat de onderbouwing om de uitvoering van «Beter Geregeld» te koppelen aan het implementeren van deze EU-richtlijn, niet op alle fronten overtuigend is. De leden vinden dan ook dat het combineren van de herijking en de implementatie waardoor geen vertraging zal ontstaan, uiteindelijk een zeer belangrijk argument is om de wijzigingen te combineren in dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie delen het uitgangspunt van deze wetswijziging om de regelgeving van Verkeer en Waterstaat te moderniseren en te vereenvoudigen en bureaucratische handelingen tegen te gaan.
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de Raad van State in haar advies de noodzaak af te wijken van het vaste uitgangspunt om niet meer regelgeving aan te nemen dan voor de implementatie van de Richtlijnen noodzakelijk wordt geacht, betwijfelt. De leden onderschrijven deze conclusie. Ter verduidelijking van de Nederlandse rechtsgang achten zij het noodzakelijk de voorstellen separaat te behandelen. Waarom blijft de regering bij haar besluit af te wijken van dit uitgangspunt?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de motivatie achter dit wetsvoorstel is. Ze vragen zich af welk probleem deze wijziging noodzakelijk maakt en waarom de huidige beleidsinstrumenten onvoldoende zijn. Tevens vragen de leden van de VVD-fractie zich af wat verhouding tussen de lasten en baten is en hoe deze voorstellen, met name de Europese richtlijnen, zullen worden gehandhaafd. De leden vragen of de regering hier met concrete voorbeelden kan komen. Daarnaast vragen de leden zich af wat het advies van het adviescollege Actal inzake deze wetswijziging is.
De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat bij de keuring van schadevoertuigen wordt gesproken over het scheppen van de mogelijkheid een erkenningsregeling in het leven te roepen. De leden willen graag weten op welk termijn deze regeling van kracht zou kunnen zijn. De leden willen weten of vervolgens het keuren van schadevoertuigen niet geheel door schadeherstelbedrijven zou kunnen gebeuren. De leden van de PvdA-fractie vragen zich hierbij echter wel af of niet de schijn van belangenverstrengeling kan ontstaan als schadeherstelbedrijven voertuigen herstellen en die vervolgens zelf gaan keuren. De leden zouden op dit punt graag een reactie willen, waarbij ook het registeren van de schadeauto’s en het zogenaamde schaderegister van de RDW betrokken wordt.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan de lasten reductiedoelstellingen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De leden vragen zich af hoe deze lastenreductie zich verhoudt tot de reductie bij de 9 andere domeinen van «Beter Geregeld». Aangezien de doelstelling van «Beter Geregeld» wordt geformuleerd als het verminderen van de regeldruk en de daaraan gekoppelde lasten voor bedrijven en burgers willen de leden van de PvdA-fractie in dit kader weten of de burger ook nog een vorm van lastenvermindering kan verwachten.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de voorgestelde wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 de bevoegdheden van de minister van Verkeer en Waterstaat tot het stellen van regels op het gebied van voertuigregelgeving vergroot. De leden erkennen de noodzaak Europese regelgeving te implementeren, maar zijn daarbij van mening dat deze verruiming van bevoegdheden niet verder zou mogen reiken dan noodzakelijk voor het implementeren van Europese regelgeving.
In de voorgestelde wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 wordt de bevoegdheid tot het keuren van schadevoertuigen geboden aan schadeherstelbedrijven. De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het verlichten van de lasten van de Dienst Wegverkeer. Hoever is het «in het leven roepen» van een erkenningsregeling gevorderd en welke normen zullen worden gehanteerd?
De leden van de VVD-fractie zien dat in de memorie van toelichting de regering aangeeft te streven naar het overhevelen van voertuiggerelateerde milieuregelgeving van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of het splitsen van de milieuregelgeving en de handhaving zal leiden tot een verlichting, verzwaring of verschuiving van de administratieve lasten van het ministerie. Zal deze wijziging leiden tot een lastenverlichting voor de overheid? Tevens vragen de leden zich af hoe voertuiggerelateerde milieuregelgeving onder de verantwoordelijkheid van de minister van Verkeer en Waterstaat kan vallen wanneer deze regelgeving afhankelijk is van besluiten van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
De leden van de VVD-fractie constateren dat in de memorie van toelichting wordt gesteld dat het wettelijk niet toegestaan zal zijn zonder goedkeuring door het RDW, of een vergelijkbare Europese instantie, «onderdelen en uitrustingstukken te verkopen, te koop aan te bieden en in het verkeer te brengen». De leden vragen zich af of dit vereist dat alle niet-oorspronkelijke onderdelen en uitrustingsstukken zullen moeten worden gekeurd. Welke administratieve en financiële lasten zullen met dergelijke keuringen gepaard gaan en wie zal deze lasten moeten dragen? Ook vragen de leden zich af of de regering verwacht dat het implementeren van deze Europese regelgeving zal leiden tot een verlichting van de lasten in lijn met het door de minister van Verkeer en Waterstaat gevoerde «Beter Geregeld» beleid.
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor de handhaving van de regelgeving t.a.v. voertuigkenmerken. Aan de ene kant ligt dit bij de politie, maar aan de andere kant ook bij de RDW. Voorkomen moet worden dat sommige kenmerken steeds gecontroleerd worden en anderen helemaal niet. De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe de regering dit voor zich ziet. De leden vragen zich bijvoorbeeld af hoe de geluidsnormen getoetst gaan worden binnen dit onderhavige wetsvoorstel?
Samenstelling:
Leden: Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Jager (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (CU), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ten Broeke (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA), De Rouwe (CDA) en Vacature (VVD).
Plv. leden: Vendrik (GL), Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Hessels (CDA), Atsma (CDA), van Bommel (SP), Koşer Kaya (D66), Sterk (CDA), Aptroot (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Jacobi (PvdA), Besselink (PvdA), Vacature (SP), Anker (CU), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Depla (PvdA), Agema (PVV), Verdonk (Verdonk), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA), Van Heugten (CDA) en Neppérus (VVD).