31 560
Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Slob en Van der Burg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet, en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand)

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 juni 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 67, eerste lid, onderdeel b, wordt «138a» vervangen door: 138ab.

B

Na artikel 551 wordt een artikel toegevoegd, dat luidt:

Artikel 551a

In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in de artikelen 138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht kan iedere opsporingsambtenaar de desbetreffende plaats betreden ten einde alle personen die daar wederrechtelijk vertoeven, te verwijderen of te doen verwijderen.

Toelichting

Deze nota van wijziging heeft tot doel zeker te stellen dat woningen en gebouwen die zijn gekraakt op strafvorderlijke titel kunnen worden ontruimd. Deze bevoegdheid is thans niet uitdrukkelijk in de wet geregeld. Met deze nota van wijziging wordt daarin voorzien. De reden is dat verschillende gerechtshoven recentelijk verschillend oordeelden over de vraag of de wet thans voldoende basis biedt om het grondwettelijk en verdragsrechtelijk gewaarborgde huisrecht – dat ook toekomt aan personen die een niet in gebruik zijnde woning of gebouw hebben gekraakt – op strafvorderlijke titel te beperken. Zo beantwoordt het Gerechtshof Amsterdam deze vraag bevestigend (arrest van 31 maart 2009, LJN BH9173) en het Gerechtshof Leeuwarden ontkennend (arrest van 25 november 2008, LJN BG5205). Tegen het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden is cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft nog geen arrest gewezen. De voorgestelde bevoegdheid heeft tot doel zeker te stellen dat de jarenlange praktijk van ontruimingen op strafvorderlijke titel onverkort kan worden gecontinueerd. Het betreft daarmee een technische wijziging waarmee staand beleid wordt voortgezet. Indien het pand met inzet van de bij deze nota van wijziging voorziene bevoegdheid is ontruimd, is daarmee het feitelijk gebruik van de woning beëindigd, en daarmee ook het huisrecht van de krakers.

Artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) bevat de bevoegdheid voor de opsporingsambtenaar om ter aanhouding van een verdachte elke plaats te betreden. De krakers worden, nadat de woning of het gebouw is betreden, aangehouden ten einde hen naar een plaats van verhoor te geleiden en waar nodig hun identiteit vast te stellen. Een gevolg van de toepassing van deze aanhoudingsbevoegdheid is dat de krakers uit het pand worden verwijderd, en dat het pand aldus feitelijk ontruimd raakt. Het voorgestelde artikel 551a Sv is naar artikel 55, tweede lid, Sv gemodelleerd en expliciteert dat opsporingsambtenaren die op strafvorderlijke titel optreden ook daadwerkelijk de bevoegdheid hebben om te komen tot een feitelijke verwijdering van de krakers uit het pand. De reden om deze bevoegdheid in de Achtste Titel van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering op te nemen, is dat deze titel bevoegdheden betreft die alleen van betekenis zijn voor een aantal specifieke strafbare feiten.

Indien de te ontruimen plaats een woning is, gelden voor de uitoefening van de voorgestelde bevoegdheid de algemene voorschriften uit de Algemene wet op het binnentreden. Opsporingsambtenaren behoeven op grond van die wet een voorafgaande schriftelijk machtiging van de officier van justitie of de hulpofficier om een woning zonder toestemming van de bewoner te betreden. Dit hoeft dus niet nader in het Wetboek van Strafvordering zelf te worden geregeld.

De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, die bij de uitoefening van elke strafvorderlijke bevoegdheid in acht behoren te worden genomen, brengen mee dat de krakers in de regel eerst in de gelegenheid worden gesteld vrijwillig het pand te verlaten.

Ten Hoopen

Slob

Van der Burg