Vastgesteld 12 mei 2009
De vaste commissie voor Justitie1 en de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie2, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, hebben de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, achten de commissies de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
I. Algemeen deel 1
1. Inleiding 1
2. De problematiek met betrekking tot kraken 3
3. Voorgesteld instrumentarium ter bestrijding van kraken 10
4. Aanpak van kraken: uitvoering en handhaving 13
5. Problematiek met betrekking tot leegstand 14
6. Voorgesteld instrumentarium ter bestrijding van leegstand 15
7. Aanpak leegstand: uitvoering en handhaving 18
8. Gevolgen voor de praktijk: administratieve, bestuurlijk en financiële lasten 18
II Artikelsgewijs 20
De leden van de CDA fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige initiatiefwetsvoorstel. Ten aanzien van de problematiek van kraken en leegstand onderschrijven zij de analyse van de initiatiefnemers. Zij delen de motivatie om hier iets aan te doen en kunnen zich vinden in de gekozen oplossing om kraken en leegstand te verminderen.
Naar de mening van de leden van de CDA-fractie is kraken een achterhaald fenomeen dat geen beschermde status in de wet meer zou moeten hebben. Het is een vorm van eigenrichting die in hun ogen niet meer past in een tijdsgewricht waarin permanente aandacht voor normbesef en respect voor maatschappelijke waarden nodig is. Daaronder valt ook het respect voor andermans eigendom. Bovendien zijn de idealistische motieven van kraken overwoekerd door het vaak met kraken gepaard gaande gebruik van geweld, het veroorzaken van overlast en een houding van anarchie en het onttrekken aan het gezag. Daarnaast kan de grondslag voor kraken, namelijk dat er in Nederland een tekort is aan betaalbare woningen, niet onverkort stand worden gehouden, met een totaal van 7 mln. woningen die voor ongeveer 40% uit sociale huurwoningen bij woningcorporaties bestaat. Bovendien benadeelt het kraken diegene die keurig via de reguliere weg een woning zoekt.
Voorts zien de leden van de CDA-fractie geen heil in kraken als instrument in het bestrijden van leegstand. De willekeur van kraken is gebleken geen aanvaardbaar substituut te zijn voor een democratisch gelegitimeerd leegstandsbeleid dat door overheden wordt uitgevoerd. De daarvoor bestemde wettelijke middelen, alsmede een goede inzet van leegstandsbeheerorganisaties (antikraakbewoning), zijn voor deze leden de geëigende wegen om leegstandsproblemen aan te pakken. Het voorliggende wetsvoorstel versterkt deze benadering.
Op een aantal punten willen de leden van de CDA-fractie nog enkele vragen stellen en de initiatiefnemers nadere toelichting vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel kraken en leegstand. Zij zeggen blij te zijn dat de initiatiefnemers aandacht vragen voor twee belangrijke problemen. Ten eerste excessief geweld en schade bij ontruimingen veroorzaakt door een kleine groep krakers en ten tweede het aanpakken van leegstand van kantoren. De leden van de PvdA-fractie zijn er echter niet van overtuigd dat het onderhavige wetsvoorstel een bijdrage levert aan het oplossen van deze twee problemen. Sterker nog, zij denken dat het wetsvoorstel niet de problemen oplost bij het vervolgen en straffen van krakers die zich te buiten gaan aan geweld en vernielingen en dat het wetsvoorstel leidt tot meer leegstand in plaats van minder. Tegen die achtergrond hebben de leden van de PvdA-fractie een aantal vragen. Maar zeker ook tegen de achtergrond dat de leegstand van kantoorgebouwen een groeiend probleem zal worden door de grote toename van de overcapaciteit van kantoorgebouwen in Nederland.
Volgens de Raad van State worden nut en noodzaak van het kraakverbod onvoldoende aangetoond en ontbreekt het aan draagvlak bij de gemeenten. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd in hoeverre gemeenten zijn geconsulteerd bij het schrijven van het wetsvoorstel. Welke gemeenten hebben zich positief uitgesproken voor een eventueel totaalverbod en welke gemeenten kunne prima uit te voeten met de huidige regelgeving?
Kunnen initiatiefnemers in dit verband reageren op de uitspraak van de burgemeester van Amsterdam (NRC Handelsblad van 14 april 2009) dat ontruiming van drie gekraakte panden aangeeft dat verbod op kraken onnodig is?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat leegstand ten tijde van woningnood moet worden tegengegaan. Tevens zijn zij voor het aanpakken van geweld, overlast en ander asociaal gedrag dat bij kraken voorkomt. Het kraken vanuit het belang van gratis woon- of werkruimte kan voor een voorkruippositie tegenover andere starters zorgen, iets wat volgens de leden van de SP-fractie uitermate oneerlijk is. Het is naar de mening van deze leden een stap vooruit om de leegstand aan te pakken. Echter, de concrete invulling van het wetsvoorstel achten zij wat mager. Deze leden hebben twijfels over een succesvol resultaat bij mogelijke invoering van de Wet kraken en leegstand, zoals deze momenteel in het wetsvoorstel wordt geformuleerd. Om die reden hebben zij een aantal vragen.
Veel gemeenten, waaronder de grootste vier, voelen weinig voor deze wet. Hoe denken de indieners een wet te kunnen implementeren die weinig tot geen draagvlak kent bij de bestuurslagen die hem dienen uit te voeren?
De leden van de VVD-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel Wet kraken en leegstand. Deze leden hebben echter nog wel vragen, die hieronder aan de orde zullen komen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige initiatiefwetsvoorstel. Deze leden geven graag blijk van hun waardering voor het initiatief en de moeite die de indieners nemen om te komen tot het verder terugdringen van kraken en leegstand. Hiermee wordt gevolg gegeven aan een wens die al langer bij hen leeft. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn met de indieners van mening dat kraken een ernstige aantasting is van het eigendomsrecht. De norm dient duidelijk te zijn: kraken kan en mag niet. Terecht stellen de indieners daarbij dat kraken en leegstand onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dus om een geïntegreerde aanpak vragen. Er is dan ook een publieke taak om leegstand te bestrijden. Deze leden hebben op enkele punten nog wel behoefte aan een nadere toelichting.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel kraken en leegstand. Zij danken de indieners voor hun initiatief, maar betwijfelen het nut van een algehele strafbaarstelling van kraken. Hoewel zij het doel van het voorstel onderschrijven, te weten het voorkomen van leegstand van met name kantoor- en bedrijfspanden, betwijfelen zij de noodzaak om leegstand te voorkomen met nieuwe maatregelen. Tevens willen deze leden erop wijzen dat de voorgestelde Wet kraken en leegstand meer een anti-kraakwet is, nu de voorgestelde maatregelen ter voorkoming van leegstand naar hun inschatting niet zullen bijdragen aan minder leegstand. De leden van deze fractie maken dan ook graag gebruik van deze gelegenheid om enkele vragen te stellen over de voorgestelde integrale aanpak van kraken en leegstand.
De leden van de SGP-fractie hebben met bijzondere belangstelling van het wetsvoorstel kennisgenomen. Met de indieners van het initiatiefvoorstel zijn deze leden van opvatting dat het kraken aangemerkt moet worden als een vorm van aantasting van het eigendomsrecht via aantasting van het illegaal gebruik en dus tevens als een vorm van eigenrichting. Zij waarderen het dat de indieners een poging willen doen om effectief op te kunnen treden tegen deze rechtsinbreuken. Daarnaast onderschrijven deze leden de onwenselijkheid van langdurige leegstand, waaraan velerlei oorzaken ten grondslag kunnen liggen en waarbij zeker niet altijd een speculatieoogmerk in het spel behoeft te zijn.
Hoewel de leden van de SGP-fractie onderkennen dat het ingediende voorstel op een aantal punten een aanscherping dan wel uitbreiding van de bestaande wettelijke regelingen bevat, geeft het hen niettemin aanleiding enkele inhoudelijke vragen te stellen.
2. De problematiek met betrekking tot kraken
Het bestaande instrumentarium ter bestrijding van kraken
De leden van de VVD-fractie vragen of de indieners kennis hebben genomen van de uitspraak van het Gerechtshof d.d. 31 maart 2009 waarin wordt overwogen dat de bevoegdheid tot ontruiming weliswaar niet met zoveel woorden wettelijk is geregeld, maar dat de huidige strafbaarstelling in artikel 429sexies Wetboek van Strafrecht (Sr) met zich meebrengt dat de politie de (strafrechtelijke) bevoegdheid tot ontruiming heeft op grond van artikel 2 Politiewet 1993 juncto artikel 124 Wet Rechterlijke Organisatie. Delen de indieners dit oordeel van het gerechtshof Amsterdams en zijn zij van mening dat de nieuwe strafbaarstelling op zich ook een algemene (ontruimings)bevoegdheid schept voor de politie?
De huidige aanpak ter bestrijding van kraken
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de memorie van toelichting wordt vermeld dat het niet in alle gevallen van kraken tot een ontruiming hoeft te komen, maar dat soms in overleg het kraakpand wordt verlaten. Eigenaars geven bijvoorbeeld aan af te zien van een schadeclaim of de krakers worden uitgekocht. Is het bij initiatiefnemers bekend om wat voor bedragen het hier de laatste jaren is gegaan aan niet ingediende schadeclaims of aan afkoopsommen?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat geweld en vernielingen reeds zijn verboden. Bovendien worden gemeenten opgezadeld met een geweldige bureaucratische rompslomp. Waarom wordt niet met het huidige instrumentarium gehandhaafd wat al strafbaar is?
De leden van de VVD-fractie stellen dat in de hedendaagse praktijk wel eens afspraken met krakers worden gemaakt over een vertrekvergoeding of het niet indienen van schadeclaims. Mogen deze leden ervan uitgaan dat als deze wet doorgang vindt, deze vorm van chantage door krakers ten opzichte van gebouweigenaren tot het verleden behoort?
Gegeven het bestaande wettelijk instrumentarium om kraken en leegstand tegen te gaan, stellen de leden van de SGP-fractie de vraag waaraan het tekortschieten van deze instrumenten is te wijten. Ligt dit aan het tekortschieten van de wettelijke instrumenten (en de toepassingsmogelijkheden daarvan) en/of aan de bereidheid om die instrumenten in te zetten? Wat het laatste betreft, vragen deze leden de indieners wat bijvoorbeeld de oorzaken zijn dat gemeenten geen gebruik maken van de mogelijkheid tot vordering van langdurig leegstaande woningen (en gebouwen). In dit verband is het deze leden opgevallen dat een aantal gemeenten het voorstel van de initiatiefnemers als contraproductief en bureaucratisch aanmerkt. Is dit naar de mening van de initiatiefnemers een representatief oordeel voor alle gemeenten die met leegstand en kraken worden geconfronteerd?
Uitgaande van de ogenschijnlijk geringe motivatie van de betreffende gemeenten, mag de vraag gesteld worden waarop de verwachting is gebaseerd dat de nieuwe, door de initiatiefnemers voorgestelde uitbreiding van de bestaande regeling een ruimere toepassing in de praktijk zal vinden dan met het bestaande instrumentarium het geval is.
Omvang van de kraakproblematiek
De leden van de CDA-fractie constateren dat het kraken van panden zich in Amsterdam concentreert en aldaar een grote omvang kent. Is bekend wat de reden van deze concentratie is, en is er een relatie te leggen met het in Amsterdam gevoerde gemeentelijk woningmarktbeleid?
De leden van de PvdA-fractie missen een gedegen analyse over de omvang van het probleem. Hoeveel panden worden er per jaar gekraakt? Zit daar een groei of krimp in sinds 1995? En welke vormen van geweld en schade komen het meeste voor? Waar zit de groei? Omdat gebleken is dat over de feitelijke aard en omvang van leegstand en herbestemming nauwelijks kennis bestaat, is het in de ogen van de PvdA-fractie allereerst nodig om met de gegevens die beschikbaar zijn en komen, na te gaan of de huidige wetgeving op dit vlak toereikend is. Een nieuwe wet invoeren terwijl de huidige wetgeving niet aantoonbaar tekort schiet, vinden de leden haaks staan op de gewenste deregulering van regels. De leden willen graag een reactie hierop ontvangen.
Graag zien de leden van de PvdA de spreiding van kraakpanden over Nederland en de omvang van de buitenlandse krakers. De initiatiefnemers hebben het over de overvloed van krakers en overlast. Op welke gegevens hebben zij deze conclusies gebaseerd? In welke steden is de overlast het grootst en waarom?
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel gebouwen momenteel meer dan een jaar leeg staan. Hoeveel gebouwen zijn momenteel gekraakt? Hoe vaak komt het jaarlijks voor dat een door erfenis verkregen woning wordt gekraakt omdat de afhandeling van de nalatenschap te veel tijd inneemt?
Hoeveel boten, volkstuinen en tuinhuisjes worden er momenteel gekraakt?
Hoeveel kraakpanden worden momenteel gebruikt als atelier? Wanneer kunstenaars na mogelijke invoering van deze wet niet meer kunnen kraken om aan een atelier te komen, verwachten de initiatiefnemers dan dat er voldoende ander aanbod is om aan deze vraag te kunnen voldoen?
Hoeveel gebouwen zijn er gekraakt in landen waar een kraakverbod geldt? In hoeverre zijn er in landen waar kraken strafbaar is problemen met krakers? Hoeveel leegstand is er in landen waar een kraakverbod geldt?
Hoe groot is momenteel het tekort aan studentenwoningen per studentenstad? Zal het tekort aan studentenwoningen toenemen met invoering van het wetsvoorstel? Zo ja, met hoeveel?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de initiatiefnemers melden dat er ook wel eens vervolgd wordt op grond van artikel 138 Sr. Gezien het feit dat dit artikel enkel woningen beschermt die in gebruik zijn, vragen deze leden wanneer de krakers in dergelijk zaken in de panden zijn ingetrokken.
De leden van de D66-fractie vragen zich af of de voorgestelde algehele strafbaarstelling van kraken in verhouding is met de omvang van de kraakproblematiek. Het is deze leden allereerst niet duidelijk hoe groot dit probleem feitelijk is. Om hoeveel krakers dan wel kraakpanden gaat het precies? Waarom hebben de initiatiefnemers er niet voor gekozen een nulmeting uit te voeren naar het aantal kraakpanden, nu gemeenten dit zelf niet registreren? In de toelichting lezen deze leden immers dat er geen valide landelijke gegevens bekend zijn en dat, hoewel met het geschatte aantal van 200 tot 300 kraakpanden het kraakprobleem zich vooral in Amsterdam concentreert, de kraakproblematiek zich tevens voordoet in middelgrote en kleine gemeenten. De initiatiefnemers baseren hun stellingname op «berichtgeving in de media uit 2008», maar maken dit niet inzichtelijk met concrete cijfers. De leden van de D66-fractie zouden dan ook graag een nadere onderbouwing van de omvang van het probleem in zowel de grote als de genoemde middelgrote en kleine gemeenten zien.
Voorts lezen zij in de memorie van toelichting dat het aantal strafrechtelijke overtredingen van art. 429sexies Sr, zijnde het niet op vordering van de rechthebbende ontruimen van een wederrechtelijk in gebruik genomen woning of gebouw, in de periode van 2004 tot de helft van 2007 tot 85 inschrijvingen bij de parketten heeft geleid. Volgens de initiatiefnemers zou de problematiek echter vele malen groter zijn, omdat het niet tot rechtszaak komt omdat de krakers het gekraakte pand reeds hebben verlaten als ze een strafrechtelijke ontruiming vrezen of omdat de krakers zelfstandig in goed overleg met de eigenaar het kraakpand verlaten. Bovendien, zo stellen de initiatiefnemers, zou uit gegevens van de politie en Openbaar Ministerie in Amsterdam blijken dat in veel gevallen wordt opgetreden tegen krakers op grond van art. 138 Sr (huisvredebreuk). Ook uit de beschikbare cijfers met betrekking tot art. 138 Sr zou niet herleidbaar zijn hoeveel kraakpanden het betreft. Deze cijfers zijn de leden van de fractie van D66 niet inzichtelijk. Zij verzoeken de initiatiefnemers dan ook om de concrete cijfers. Nogmaals werpen de leden van de D66-fractie de vraag op hoe groot het kraakprobleem eigenlijk is.
Hebben de gemeenten daadwerkelijk behoefte aan een algehele strafbaarstelling van kraken, of zijn ze meer gebaat bij het bestrijden van problemen bij ontruimingen? In dit verband wijzen deze leden op de brief van de vier grote steden (G4) van 30 oktober 2008, waarin zij stellen wel last te ondervinden van het excessief geweld en de schade die daaruit voortvloeit bij ontruimingen, maar dat dit slechts een klein deel van de krakers betreft. De G4 constateren dan ook dat de voorgestelde wetgeving geen oplossing biedt aan het werkelijke probleem dat zij ondervinden, namelijk het verzamelen van bewijslast tegen de kleine groep krakers gewelddadige krakers, die zij op grond van de huidige civiel- en strafrechtelijke regeling uit de gekraakte panden willen zetten. De G4 stellen dan ook voor om, in plaats van een algehele kraakverbod in te stellen (de huidige wetgeving biedt volgens de G4 voldoende mogelijkheden om gewelddadige daders aan te pakken) het probleem van de bewijslast te versimpelen. De leden van de fractie van D66 vragen de initiatiefnemers om een reactie op dit voorstel, omdat zij van mening zijn dat dergelijk geweld ontoelaatbaar is en bestreden dient te worden. Bovendien zijn de leden van deze fractie van mening dat de nieuwe wetgeving ten dienste moet zijn van gemeenten. Waarom wordt er, tegen de zin van gemeenten, nieuwe wetgeving geïnitieerd waarvan gemeenten stellen geen behoefte te hebben?
Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat, gezien het aantal civielrechtelijke ontruimingsverzoeken bij de rechtbanken per jaar, pandeigenaren onder de huidige wetgeving voldoende mogelijkheden hebben de beschikking over hun onroerend goed te herkrijgen?
In de memorie van toelichting lezen de leden van de D66-fractie op meerdere pagina’s verwijzingen van de initiatiefnemers naar de onderzoeksrapportage van Regioplan in 2008, waarvan het onderzoeksdoel was het verkrijgen van inzicht in de mogelijkheden ter voorkoming en bestrijding van leegstand in Nederland. Ook in dit rapport lezen deze leden echter dat het lokaal bestuur in grote en middelgrote gemeenten, op Amsterdam na, geen problemen lijkt te ervaren met krakers. De leden van de fractie van D66 zijn van mening dat de behoeften van gemeenten zwaarwegend dienen te worden meegenomen in een wetsvoorstel, aangezien de voorgestelde initiatiefwetgeving er nu juist op gericht is gemeenten te ondersteunen in de kraakproblematiek. In dit kader vragen deze leden zich dan ook af in hoeverre de initiatiefwetgeving in de behoeften van gemeenten voorziet. Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat indien de kraakproblematiek zich vrijwel alleen in Amsterdam voordoet, de geïnitieerde wetgeving dient te worden gericht op de daadwerkelijke problemen, zoals het verzamelen van de bewijslast tegen de krakers?
Bewijstechnische problemen met het huidige strafrechtelijke instrumentarium
De leden van de CDA-fractie vragen of het bekend bij initiatiefnemers is of krakers in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) worden ingeschreven als wonende op het gekraakte adres. Als dat niet het geval is, kan dan toch sprake zijn van huisvredebreuk als de eigenaar of de politie in het gekraakte pand binnentreedt?
De leden van de PvdA-fractie missen een gedegen analyse van de reden dat het straffen van krakers die geweld gebruiken en schade veroorzaken in de praktijk zo moeilijk is. Deze leden willen daarom de initiatiefnemers vragen deze analyse alsnog te maken. En wat is de reden dat het zo moeilijk is de veroorzaakte schade te verhalen? Delen de initiatiefnemers de opvatting dat met name het rond krijgen van de bewijslast de belangrijkste reden is dat plegers van geweld en veroorzakers van vernielingen vrijuit gaan? Met welke wetsartikelen van het wetsvoorstel wordt het voor het justitie en politie, maar ook particulieren, makkelijker om schade te verhalen en geweldplegers te straffen? Tegen die achtergrond vragen de leden van de PvdA-fractie zich af of het wetsvoorstel een bijdrage levert aan het terugdringen van geweld en vernielingen. Zij zouden graag een analyse van de politie en het Openbaar Ministerie (OM) hebben van wat volgens hen de belangrijkste oorzaak is dat krakers die geweld en schade te vaak vrijuit gaan
Verschuiving naar andersoortige krakers
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het wetsvoorstel niet wordt verwezen naar de statistieken rond de woningnood in Nederland. Hoe rijmen de indieners de lange wachtlijsten voor woningen als er geen woningnood zou zijn?
De leden van de VVD-fractie constateren dat volgens de initiatiefnemers de kraakpanden steeds meer worden gebruikt door mensen met andere nationaliteiten. Is hier een hoog percentage illegale immigranten bij betrokken? Hebben de initiatiefnemers hier zicht op?
De leden van de D66-fractie lezen in de toelichting een ander argument dat de initiatiefnemers gebruiken ter staving van hun stellingname dat kraken moreel verwerpelijk is. De initiatiefnemers stellen dat er een verschuiving merkbaar is in de motieven van krakers. Immers, zo stellen de initiatiefnemers dat kraken niet meer een activiteit is verband houdend met woningnood, zoals in de zeventiger jaren wel het geval was. Deze leden vragen waarop de initiatiefnemers deze stelling baseren? In de memorie van toelichting wordt immers wel het aantal vierkante meter leegstand genoemd, maar aan de statistieken rond woningnood wordt helemaal geen aandacht besteed. De leden van de D66-fractie zien dan ook graag dat de initiatiefnemers alsnog een goede afweging hierin maken. Opmerking verdient volgens de leden van de D66-fractie ook dat de initiatiefnemers tegenstrijdige meningen zijn toegedaan over het al dan niet bestaan van woningschaarste. Enerzijds stellen zij op blz. 8 dat van de memorie van toelichting dat landelijk gezien geen sprake is van woningnood, anderzijds stellen zij op blz. 20 dat de ruimte in Nederland beperkt is en de demografische dichtheid groot. Hoe zien de initiatiefnemers deze ogenschijnlijke tegenstrijdigheid in het licht van de balans tussen de woningnood en de leegstand? Hebben de initiatiefnemers onderzocht of er wachtlijsten bestaan voor sociale huisvesting in grote steden? Zo ja, hoe lang zijn deze wachtlijsten?
Duidelijke normstelling: kraken kan en mag niet
De leden van de PvdA-fractie vinden de beredenering van de indieners dat door kraken het eigendomsrecht ontoelaatbaar wordt aangetast, waardoor algehele strafbaarstelling wordt gerechtvaardigd, eenzijdig en betere onderbouwing behoeft.
In het voorstel wordt het recht van eigendom aangehaald, maar hierbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat wonen een levensbehoefte is en geen vervoersmiddel als een fiets of auto.
Tevens vragen de leden van de PvdA-fractie ook aandacht voor de verantwoordelijkheid van de eigenaren. Natuurlijk is diefstal van een fiets of vanuit een auto verboden. Natuurlijk is het niet op slot zetten van de fiets of auto geen enkele rechtvaardiging voor het stelen daarvan. Toch vinden zij het niet meer dan normaal dat eigenaren van fietsen en auto’s zelf verantwoordelijkheid nemen om diefstal en vernielingen te voorkomen, door bijvoorbeeld fietsen op slot te zetten of waardevolle spullen niet in het zicht te laten liggen. Is het tegen deze achtergrond ook niet redelijk dat eigenaren van panden verantwoordelijkheid nemen door hun pand bij leegstand tijdelijk in gebruik te laten nemen? Draagt dit wetsvoorstel er niet toe bij dat deze eigenaren hun verantwoordelijkheid niet meer hoeven te nemen omdat het kraken als stok achter de deur voor panden die langer dan een jaar leeg staan, met de invoering van dit wetsvoorstel verdwijnt? Lopen we hierdoor ook niet het risico dat door de invoering van het wetsvoorstel de florerende bedrijfstak van tijdelijke bewoning en anti-kraak verdwijnt? Hoeveel mensen vinden hierdoor tijdelijke woonruimte? Hoeveel mensen werken in deze bedrijfstak? Hoeveel van hen zullen hun baan verliezen door invoering van het wetsvoorstel? Is het verantwoord om de werkgelegenheid in deze bedrijfstak om zeep te helpen? Graag ontvangen deze leden de reactie van de initiatiefnemers.
Hoeveel mensen hebben er jaarlijks woonruimte door de antikraakwacht? Het feit dat de kleine particulier de dupe wordt van kraakacties is, lijkt ongegrond. In dat kader willen de leden van de PvdA graag weten in hoeveel gevallen er panden gekraakt worden van eigenaren die minder dan drie panden in hun vastgoedportefeuille hebben. In de ogen van de PvdA-fractie worden niet de mensen met woningnood geholpen, maar de vastgoedeigenaren. Hoe is de afgelopen 10 jaar de leegstand geregistreerd door overheden?
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de initiatiefnemers met de voorgestelde algehele strafbaarstelling van kraken vooral de norm willen onderstrepen dat kraken niet kan en mag en aangemerkt kan worden als een vorm van eigenrichting, waardoor het eigendomsrecht van pandeigenaren ernstig geschonden wordt. De initiatiefnemers stellen voorts dat de aanwezigheid van kraakpanden ook veel overlast veroorzaakt in probleemwijken in de steden en dat deze overlast vaak leidt tot verslechterde leefbaarheid in deze wijken. Hoe zien de initiatiefnemers de verhouding tussen leegstand, woningnood en een algeheel kraakverbod? Delen de initiatiefnemers de mening van deze leden dat juist leegstand van panden ook kan leiden tot verpaupering van woonwijken en afbreuk doet aan de sociale cohesie, met als gevolg dat de bewoners die overblijven zich onveiliger kunnen voelen? Erkennen de initiatiefnemers dat er dikwijls sprake van is, bijvoorbeeld in de Amsterdamse stadswijk de Pijp, dat omwoners van een gekraakt pand de betreffende kraak ondersteunen vanwege de betrokkenheid van deze krakers bij de buurt en de sociale leefbaarheid?
Kraken na eerste jaar van leegstand: termijn van een jaar is achterhaald
De leden van de CDA-fractie merken op dat krakers kennelijk nauwgezet bijhouden of een pand langer dan een jaar leeg staat, alvorens men tot kraken over gaat. Is het bij initiatiefnemers bekend op welke wijze krakers dit doen, en van welke hulpmiddelen of bronnen de krakers zich bedienen? Op welke wijze controleren de politie en het OM op dit moment bij een melding van kraken of er sprake is van een leegstand langer dan een jaar en dus of er sprake is van al dan niet overtreding van artikel 429sexies Sr?
De leden van de SP-fractie merken op dat volgens de VNG de termijn van twaalf maanden leegstand voldoende is om als eigenaar verbouw- en herstelwerkzaamheden te verrichten en een nieuwe gebruiker te vinden. Delen de indieners deze mening? Zo ja, waarom is een kraakverbod dan noodzakelijk? Zo nee, kunnen initiatiefnemers dit aantonen?
Klimaat van verharding onder krakers
De leden van de CDA-fractie constateren dat in de toelichting wordt beschreven dat bij ontruimingen van symbolisch verzet steeds minder sprake is. Enkele ontruimingen hebben recent nog geleid tot extreem gevaarlijke situaties voor de politie. Is bij de initiatiefnemers bekend tot wat voor straffen/sancties dit heeft geleid?
Tevens wordt vermeld dat door krakers soms op de persoon gerichte acties uitgevoerd, bijvoorbeeld jegens gemeentebestuurders, politieagenten, vastgoedeigenaren of makelaars. Denken de initiatiefnemers dat met dit wetsvoorstel dat zal veranderen? Moet hier niet aandacht aan worden besteed in het wetsvoorstel?
De leden van de PvdA-fractie willen een analyse van de reden dat het aanpakken van krakers die geweld plegen en vernielingen aanrichten een andere wettelijke aanpak noodzakelijk maakt dan plegers van geweld en vernielingen in niet-gekraakte woningen of gebouwen. Wat is de meerwaarde van dit wetsvoorstel tegen de achtergrond dat het plegen van geweld en het plegen van vernielingen al strafbaar is?
De leden van de PvdA-fractie lezen in de toelichting dat de kraakbeweging de laatste jaren is verhard en dat er een sterke toename is van criminaliteit, intimidatie en geweld rond kraakpanden. Voorts lezen deze leden dat er geen landelijke gegevens bekend zijn. Door de leden van de PvdA-fractie worden voorbeelden van een incident als argument voor een wetswijziging te licht bevonden. Kunnen de indieners de bewegingen omtrent criminaliteit, intimidatie en geweld rond kraakpanden met cijfers onderbouwen?
De leden van de SP-fractie vragen welke omvang het geweld heeft dat in relatie is te brengen met woningkraak.
De leden van de D66-fractie lezen in van de memorie van toelichting dat er volgens de initiatiefnemers bovendien een tendens tot verharding in de kraakwereld zou zijn en er zich incidenten en excessen zouden voordoen bij strafrechtelijke ontruimingen van kraakpanden. De initiatiefnemers noemen het incident in 2008, waarbij na een ontruiming de ruiten van de ambtswoning van de burgemeester van Amsterdam werden ingegooid. Voor deze leden is het belangrijk dat dergelijk geweld (tegen publieke ambtsdragers) niet getolereerd kan en mag worden. Echter, deze leden vragen zich wel af of door de introductie van een algeheel kraakverbod het merendeel van de krakers zal afzien van kraken, zoals de initiatiefnemers stellen. Is het niet effectiever om, zoals ook de G4 is aangeven, te zoeken naar een specifieke oplossingen voor het aan het aanpakken van geweld door een kleine groep krakers? Deze leden noemen in dit verband bijvoorbeeld het versimpelen van de bewijslast voor gemeenten om deze gewelddadige krakers uit het pand te kunnen zetten.
Samenloop delict kraken met andere strafbare feiten
De leden van de CDA-fractie merken op dat bij samenloop van het delict kraken met andere strafbare feiten gedragingen afzonderlijk strafbaar worden gesteld. Initiatiefnemers pleiten er voor om, gezien de waargenomen tendens van verharding onder de krakers, alle strafbare feiten cumulatief ten laste te leggen opdat krakers ter verantwoording kunnen worden geroepen voor al hun gedragingen. Zal dit met het wetsvoorstel meer gaan gebeuren?
Overlast en verloedering als gevolg van de aanwezigheid van kraakpanden
De leden van de PvdA-fractie constateren dat initiatiefnemers terecht de leefbaarheidsproblemen rond bepaalde kraakpanden beschrijven. In de memorie van toelichting is er echter geen aandacht voor de negatieve effecten voor leefbaarheid van leegstand en de brand- en andere risico’s verbonden aan leegstand doordat panden niet beheerd worden.
Het valt deze leden op dat in het wetsvoorstel alleen aandacht wordt besteed aan aspecten van kraken die de indieners als negatief en onwenselijk beschouwen.
De leden van de PvdA-fractie kennen genoeg voorbeelden van kraakpanden in grote steden die hebben geleid tot florerende culturele plekken die niet meer zijn weg te denken uit de Nederlandse steden. Zijn de indieners zich bewust van het feit dat deze culturele centra op geen andere mogelijkheid gestalte zou hebben gekregen als elke vorm van kraken verboden zou zijn? Kunnen de initiatiefnemers erkennen dat het voorkomen van leegstand door krakers ook positieve effecten kan hebben voor de leefbaarheid? Graag ontvangen zij een reactie hierop.
Kunnen de initiatiefnemers beargumenteren waar de overlast, het geweld en vernielingen door krakers zich onderscheiden van de overlast, geweld en vernielingen door andere categorieën inwoners? Rechtvaardigt dit onderscheid aparte wetgeving?
De leden van de SP-fractie stellen dat kraken momenteel veelal als succesvol actiemiddel tegen dreigende sloop van monumentale gebouwen wordt gebruikt. Wat zijn volgens de indieners de gevolgen voor het cultureel erfgoed wanneer het kraken wordt verboden?
De leden van de D66-fractie betreuren het dat de initiatiefnemers kraken afdoen als eigenrichting en alleen associëren met verloedering en verkrotting van panden met incidentele problemen die een algehele strafbaarstelling van kraken zouden rechtvaardigen. Zien de initiatiefnemers ook de positieve aspecten waartoe kraken heeft geleid, bijvoorbeeld het behoud en de bescherming van monumentale panden, het behoeden van sociale huisvesting voor voortijdige sloop en de talloze maatschappelijke en culturele initiatieven die vanuit de krakerscene zijn ontstaan? Deze leden wijzen in dit verband op voorbeelden als Paradiso, De Melkweg en het Paard van Aemstel in Amsterdam, maar ook het politiek debatcentrum ACU, het low budget hostel Strowis en concertzaal Tivoli in Utrecht. Talloze voorbeelden laten bovendien zien dat kraken de sociale cohesie in een wijk juist kan versterken. De wijk Lombok in Utrecht, voorheen een wijk die door de vele leegstaande en vernielde huizen verpauperd was en met een zwakke sociale cohesie, is tegenwoordig een populaire wijk waar het lokale bestuur trots haar gasten rondleidt. Uit hun huidige «broedplaatsenbeleid» blijkt ook dat gemeenten als Amsterdam en Den Haag de positieve kanten van het kraken inzien. Zo verstrekken zij jaarlijks vele subsidies voor culturele en maatschappelijke initiatieven door en vanuit de krakerscene. Daarnaast ondersteunen deze gemeenten krakers door middel van het aanbieden van voordelige erfpachtconstructies. Deze leden zien graag een reactie van de initiatiefnemers op deze voorbeelden.
3. Voorgesteld instrumentarium ter bestrijding van kraken
Algehele strafbaarstelling van kraken
Afgezien van de noodzaak, vragen de leden van de PvdA-fractie of het strafrecht de meest passende weg is om de gesignaleerde problemen te bestrijden. Indien op het moment van inwerkingtreding van het wetvoorstel niet duidelijk is of bestaande kraakpanden onder werking van de wet vallen, is dit in strijd met het verbod op terugwerkende kracht van strafbepalingen als bedoeld in artikel 1 Sr. De leden van de PvdA-fractie willen graag weten of de reeds bestaande kraakpanden onder de werking van de wet vallen.
De leden van de SP-fractie vragen of het wetsvoorstel ook betrekking heeft op alle reeds gekraakte panden of slechts op nieuw te ontstane leegstand? Zo ja, wat achten de initiatiefnemers voor gevolgen van massale ontruimingen? Zo nee, verwachten zij op korte termijn een kraakgolf alvorens de wet zal worden ingevoerd?
In hoeverre stelt het wetsvoorstel zaken strafbaar die reeds wettelijk strafbaar zijn?
De leden van de VVD-fractie zien graag dat een strafrechtelijk vonnis waarin een veroordeling tot kraken is uitgesproken altijd gepaard gaat met een ontruimingsmaatregel in plaats van dat het vonnis een zelfstandige titel voor civiel recht wordt om het pand te ontruimen en terug te geven aan de eigenaar. Ook zien de leden van de VVD-fractie graag dat deze mogelijkheid uitvoerbaar is bij voorraad en dat dus niet hoeft te worden gewacht op mogelijke beroepsprocedures van de desbetreffende krakers.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in antwoord op recent gestelde Kamervragen de minister van Justitie aangeeft dat de burgemeester van Amsterdam hem heeft gevraagd een wettelijke voorziening te creëren voor strafrechtelijke ontruimingen bij overtreding van artikel 138 Sr en/of artikel 429sexies Sr. Dit naar aanleiding van de twijfel die bestaat of er voor het op strafvorderlijke titel ontruimen van kraakpanden in het licht van het huisrecht een toereikende wettelijke grondslag voorhanden is. Deze leden verzoeken de initiatiefnemers toe te lichten of zij mogelijkheden zien en voornemens zijn om deze wettelijke grondslag in het leven te roepen.
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over de gevolgen van de algehele strafbaarstelling van kraken. Ten eerste vragen zij hoeveel krakers er in Nederland op dit moment zijn. Deze leden achten dit inzicht van belang omdat hiermee ook een schatting gemaakt kan worden van het aantal krakers dat na inwerkingtreding van het wetsvoorstel zeer waarschijnlijk geen huisvesting meer heeft. Zij wijzen in dit verband op het sociaal grondrecht op huisvesting. Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat het dakloos geraken van krakers na dit wetsvoorstel een inbreuk oplevert op het sociaal grondrecht op huisvesting, zoals gegarandeerd in het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) en het Europees Sociaal Handvest (EHS)? Beide verdragen zijn immers van invloed in de relatie tussen overheid en burger en zijn bindend voor de lidstaten. Meer in het bijzonder wijzen deze leden op het recht op een behoorlijke levensstandaard (artikel 11 IVESCR) en het recht op huisvesting (artikel 31 ESH, tweede lid, waarin lidstaten ter waarborging van het recht op bescherming tegen armoede en sociale uitsluiting zich verbinden tot het nemen van maatregelen om dak- en thuisloosheid te voorkomen en te verminderen). Hoe zien de initiatiefnemers het voorgestelde kraakverbod in het licht van deze internationale verplichtingen? Hebben de initiatiefnemers in dit verband tevens gezocht naar mogelijke oplossingen voor het nog niet bekende aantal daklozen, die door een eventuele strafbaarstelling van kraken bij de inwerkingtreding van het kraakverbod nog in een kraakpand zitten?
De leden van de D66-fractie vragen in dit verband voorts of de reeds bestaande kraakpanden met krakers onder de nieuwe wettelijke strafbaarstelling vallen. Zo ja, hoe zien de initiatiefnemers dit in het licht van het verbod op terugwerkende kracht van strafbepalingen, zoals neergelegd in artikel 1 Sr? Waarom gaan de initiatiefnemers niet verder inhoudelijk in op de brief van 20 oktober 2008 van de Adviescommissie Strafrecht aan de Orde van Advocaten? De Adviescommissie merkt immers op dat hoewel zij geen adviesrol voor zichzelf ziet weggelegd, zij zich wel afvraagt of «het strafrecht de meest passende weg is om de door de minister gesignaleerde problemen te bestrijden.» De leden van deze fractie zien in dit verband een mogelijke oplossing voor het kraakprobleem namelijk dat gemeenten burgerinitiatieven stimuleren teneinde het kraken van leegstaande panden tegen te gaan. Deze leden denken dan bijvoorbeeld aan de oprichting van een buurthuis, een werkplaats voor kunstenaars of zelfs huisvesting van een studentenvereniging. Strafbaarstelling van kraken in het geheel is hiervoor naar de mening van deze leden onnodig. Dient het strafrecht immers niet steeds als een ultimum remedium te gelden?
Strafbaarstelling van kraken als misdrijf
De leden van de CDA-fractie merken op dat in het initiatiefwetsvoorstel wordt gesproken over het kraken van panden. De aan het woord zijnde leden vragen of er ook sprake kan zijn van het kraken van grond. Kan het bezetten van een stuk grond en aldaar bijvoorbeeld een caravan of een hutje op plaatsen om in te wonen ook als kraken worden aangemerkt?
De leden van de PvdA-fractie vragen of initiatiefnemers kunnen reageren op de stelling dat wonen in een pand met een kantoorbestemming al verboden is. Biedt dat niet al een basis om het kraken van kantoorpanden aan te pakken?
De leden van de SP-fractie vragen of het wetsvoorstel ook betrekking heeft op boten, volkstuinen en tuinhuisjes.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de initiatiefnemers de strafmaxima van vier maanden willen handhaven door een vergelijking met huisvredebreuk aan te gaan. Waarom is er niet een vergelijking aangegaan met diefstal, waar vier jaar gevangenisstraf als maximum op gesteld is? Deze leden zien namelijk meer vergelijkbaarheid met diefstal dan met huisvredebreuk. Dat zou ook meer aansluiten bij het deelnemen aan een misdadige organisatie, waar zes jaar op staat. Nog een bijkomend voordeel zou zijn dat op grond van artikel 67, eerste lid, sub a, Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen iedere kraker voorlopige hechtenis gevorderd kan worden, aangezien de norm daar vier jaren celstraf is.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of goed is gekeken naar artikel 67, eerste lid, sub b, Sv op grond waarvan onder andere aan degene die voldoet aan een omschrijving als in het huidige artikel 138a Sr voorlopige hechtenis kan worden opgelegd.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat op kraken thans conform artikel 429sexies Sr een maximale vrijheidsstraf van vier maanden is gesteld. De afschrikkende werking hiervan is bescheiden, zo stellen de initiatiefnemers. De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken de initiatiefnemers nader toe te lichten waarom met de omzetting van een overtreding in een misdrijf niet ook de strafmaat zo is aangepast dat daar een voldoende afschrikwekkende werking vanuit gaat.
Verhouding nieuw instrumentarium tot bestaand instrumentarium: de toegevoegde waarde van het nieuwe instrumentarium
De leden van de VVD-fractie constateren dat initiatiefnemers steeds spreken over de afschrikkende werking van aanscherping van wetgeving. Deze leden vragen of het niet zo is dat de pakkans meer afschrikt dan de verscherping van de regelgeving. Hoe zal justitie omgaan met de nieuwe mogelijkheden? En hoe denken de initiatiefnemers dat de krakerswereld zich zal ontwikkelen als dit wetsvoorstel doorgang vindt? Zullen er na verloop van tijd steeds meer krakers afhaken of zullen ze door gebruik van geweld hun onvrede blijven uiten?
Mocht er schadecompensatie nodig zijn, dan is volgens initiatiefnemers de civielrechtelijke weg meer aangewezen dan de strafrechtelijke. In hoeverre kunnen deze nu samengaan? Is het volgens initiatiefnemers ook mogelijk, indien de strafrechter een grotere compensatiemogelijkheid krijgt, dat deze afwikkeling dan juist via de strafrechter mogelijk wordt gemaakt, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
4. Aanpak van kraken: uitvoering en handhaving
Aangezien de initiatiefnemers benadrukken dat het de gemeenten vrij staat de nieuwe kraakwet te hanteren, verwachten de leden van de PvdA-fractie dat gedegen onderzoek en consultatie is gedaan bij de lokale overheidinstanties die uiteindelijk de taken moeten gaan uitvoeren. Is er inzicht in de extra handhavingkosten van de lokale overheden? Zo ja, hoe groot is die? Zo nee, dan willen de leden van de PvdA-fractie inzicht hebben in de omvang van die extra kosten.
In hoeverre wordt met de huidige wet- regelgeving prioriteit aan de opsporing en vervolging van kraken toegekend? Hoe is dit tot stand gekomen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
De leden van de VVD-fractie merken op dat volgens de initiatiefnemers vooral in de beginperiode sprake zal zijn van extra inspanningen door politie, OM en rechtelijke macht. Deze leden vragen of dit daadwerkelijk het geval zal zijn. Waarop baseren de initiatiefnemers dit oordeel? Voorts vragen zij of dit ten koste zal gaan van andere taken van deze instanties. Wordt deze extra benodigde mankracht op een andere manier gecompenseerd? De leden van de VVD-fractie vragen of de initiatiefnemers rekening hebben gehouden met een mogelijke OM-afdoening, mede gelet op de lage strafbedreiging van het in te voeren artikel 138a Sr.
Uit het arrest van het gerechtshof van 26 februari 2008 (LJN BG1456) blijkt dat er voor artikel 2, eerste lid, Politiewet een bevoegdheid tot ontruiming wordt ontleend. Echter, ook blijkt uit dit arrest dat artikel 2 Politiewet 1993 geen toereikende grondslag lijkt te borgen voor schending van het huisrecht als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De leden van de VVD-fractie vragen of de initiatiefnemers bereid zijn om voor de politie een algemene bevoegdheid tot ontruiming van een gekraakt pand in de Politiewet te maken.
De leden van de fractie van D66 merken op dat de initiatiefnemers stellen dat de politie het in het begin tijdelijk drukker gaat krijgen. Zij lezen in de memorie van toelichting dat met name in de beginperiode van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, er sprake zal zijn van «enige nog niet naar omvang exact in te schatten extra inspanningen voor de politie». Deze leden zijn echter bezorgd over de kennelijk licht opgevatte taakverzwaring van de politie. De leden zien deze taakverzwaring niet in verhouding met de kraakproblematiek die zich vooral lijkt te voordoen in Amsterdam. Bovendien stellen de initiatiefnemers dat het voor de belasting van de politie of rechterlijke macht niet uit zou maken of er civielrechtelijke of strafrechtelijke ontruimingen nodig zijn, omdat sprake zou zijn van een «verplaatsingseffect». Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat de politie, zonder de handhaving van de voorgestelde algehele strafbaarstelling van kraken, al teveel taken heeft? Hoe zien de initiatiefnemers het commentaar van onder andere de Raad van State en de G4 dat de harde kern van de krakers ook na een algehele strafbaarstelling hun activiteiten waarschijnlijk niet zullen opgeven? Hoe dient de politie hiermee vervolgens om te gaan? Hebben de initiatiefnemers zicht op de hoeveelheid extra politiecapaciteit dat in dit verband nodig is door het wetsvoorstel? Bovendien heeft ook het College van procureurs-generaal in zijn advies aan de initiatiefnemers aangegeven dat het wetsvoorstel mogelijk grote capaciteitproblemen zal opleveren. Kunnen de initiatiefnemers dit advies alsnog openbaar maken?
5. Problematiek met betrekking tot leegstand
Omvang van de leegstandsproblematiek
De leden van de SP-fractie vragen hoe groot momenteel de leegstand op A-locaties is. Zijn de initiatiefnemers van mening dat het aantal nieuw voor te stellen bewoners per gebouw verbonden dient te zijn aan het oppervlakte of andere factoren?
Huidig instrumentarium ter bestrijding van leegstand
De leden van de SP-fractie merken op dat volgens de Woonbond de bestaande wetgeving voldoende is om leegstand aan te pakken. De burgemeester van Amsterdam zegt prima uit de voeten te kunnen met de huidige regels. Kunnen de initiatiefnemers de stelling van de Woonbond weerleggen? Zo ja, waarom is de bestaande wetgeving onvoldoende en met hoeveel procent denken de indieners de leegstand ten opzichte van nu te kunnen reduceren?
De leden van de ChristenUnie merken op dat met betrekking tot het huidige instrumentarium ter bestrijding van leegstand de initiatiefnemers stellen dat de mogelijkheid van tijdelijke verhuur bij particuliere verhuurders en leegstandbeheerders minder bekend lijkt. Deze leden zien ook andere barrières die aan het gebruik van deze regeling in de weg staan. Zo is in de voorwaarden bij een hypotheek vaak opgenomen dat een woning niet of niet zonder voorafgaande toestemming van de hypotheekverstrekker verhuurd mag worden. Deze leden verzoeken de indieners toe te lichten of ook oplossingen zijn overwogen om andere barrières dan de veronderstelde onbekendheid met de regeling weg te nemen.
De leden van de D66-fractie lezen in memorie van toelichting dat gemeenten vooral de leegstand moeten willen aanpakken. Dat is nu juist hetgeen wat zowel de G4 als de VNG bepleiten: zij wensen geen nieuw instrumentarium tegen de leegstand, maar zien liever een aanpassing van bijvoorbeeld de Leegstandswet opdat zij de mogelijkheden van tijdelijke verhuur van leegstaande panden beter kunnen benutten. Zij vinden het huidige instrumentarium voldoende.
Omdat wordt voorgesteld de Leegstandwet te wijzigen, gaan de leden van de PvdA-fractie ervan uit dat de huidige Leegstandwet niet optimaal functioneert. Deze leden willen weten hoe vaak Nederlandse gemeenten artikel 8 en 84 van de Huisvestingswet hebben gebruikt om leegstand te bestrijden. Veel (grote) gemeenten willen geen extra taken als het gaat om een leegstandregister. Zijn bij de initiatiefnemers gegevens bekend over het aantal gemeenten dat al dan niet aan de slag zal gaan?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de initiatiefnemers de minister voor Wonen, Wijken en Integratie willen vragen meer bekendheid te geven aan de mogelijkheden van tijdelijke verhuur op basis van de Leegstandwet. Hoe kijken de initiatiefnemers aan tegen een verlenging van de maximale duur voor tijdelijke verhuur van vijf naar bijvoorbeeld acht tot tien jaar? Dit gelet op de huidige woningmarkt die vrijwel op slot zit en de kredietcrisis die daaraan ten grondslag ligt. De verlenging van de tijdelijke verhuur geeft een zetje in de rug van huiseigenaren, is goed voor een doorstroom in de markt en voorkomt dat de tijdelijke gebruikers zich «nestelen» in het pand doordat zij zich niet op huurbescherming kunnen beroepen.
De gemeente stelt een Leegstandverordening op en de eigenaar van onroerend goed kan verplicht worden de woning/bedrijfsruimte te verhuren. Kunnen de initiatiefnemers schetsen hoe het in een dergelijke situatie nu precies zit met de huurbescherming van deze gebruiker? Is die anders dan in een normaal geval van huur?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat anti-kraak- of leegstandbeheersovereenkomsten nuttige instrumenten zijn in het huidige instrumentarium. Ook wanneer het onderhavige wetsvoorstel wordt ingevoerd, zal er een belangrijk aandeel blijven voor leegstandbeheerorganisaties, zo stellen de initiatiefnemers. Deze leden verzoeken de initiatiefnemers nader toe te lichten hoe deze vorm van leegstandbeheer zich verhoudt tot een de bevoegdheden van een gemeente in het kader van een vast te stellen leegstandsverordening. Is het pand van een eigenaar die gebruik maakt van een leegstandbeheersovereenkomst nog vatbaar voor de leegstandsverordening?
6. Voorgesteld instrumentarium ter bestrijding van leegstand
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er in het wetsvoorstel aanvullend instrumentarium is gewenst om kraken aan te pakken en leegstand tegen te gaan. Kunnen de indieners aangeven in hoeverre gemeenten nu al handhaven?
De leden van de PvdA-fractie vinden het optuigen van een instrumentarium te vrijblijvend. Het vergt een enorme inspanningsverplichting waar de gemeenten niet op zitten te wachten en de handbaarheid in twijfel wordt getrokken. Waarom zouden gemeenten na een eventuele invoering van het wetsvoorstel het hanteren van de bevoegdheid wel ter hand nemen, aangezien de meldingsplicht voor leegstand facultatief is. Kunnen de initiatiefnemers een uitgebreide reactie geven op de voorstellen van de G4 in de brief van 30 oktober 2008 om leegstand te voorkomen? Met name vragen deze leden aandacht voor de fiscale voorstellen.
De leden van de SP-fractie vragen wat de opvatting van de initiatiefnemers is over leegstandsheffing, zoals die o.a. in België wordt toegepast, als middel om leegstand terug te dringen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat gemeenten op grond van bepaalde belangen worden gestimuleerd om een leegstandbeleid te voeren. Deze leden vragen waarom er geen verplichting komt om een dergelijk beleid te voeren als de belangen zo zwaar wegen. Immers, als de gemeente gebruik maakt van de bevoegdheid, zullen er administratieve lasten uit voortvloeien en het zou zo kunnen zijn dat gemeenten daar tegenop zien. Dit zou weer kunnen resulteren in hogere kosten en gevaar voor de politie.
Aan de regering is de suggestie gedaan om leegstaande kantoren toe te voegen aan de Buitenplanse Ontheffingenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening. Hoe is de regering met deze suggestie omgegaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de initiatiefnemers met dit wetsvoorstel beogen een evenwichtige aanpak te bereiken, waarbij door bestrijding van de leegstand ook het kraken wordt teruggedrongen. Daartoe wordt voorgesteld de Leegstandwet zodanig te wijzigen dat de gemeente via een leegstandverordening kan regelen dat leegstand gemeld wordt, waarna een leegstandgesprek kan volgen. Tenslotte kan de gemeente bij voortduring van de leegstand een verplichtende voordracht doen voor een gebruiker. Tegelijk constateren de indieners met de Rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed dat er bij veel gemeenten een gebrek aan gevoel van urgentie ontbreekt om leegstand aan te pakken en dat veel gemeenten een afwachtende houding aannemen. Er zou vooral sprake zijn van reactief en ad-hocoptreden, terwijl proactief optreden en een structurele aanpak gewenst zou zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken de initiatiefnemers nader toe te lichten op welke wijze de geïntegreerde aanpak voldoende geborgd is, nu enerzijds kraken strafbaar wordt gesteld en anderzijds het een gemeente vrij staat al dan niet leegstandsverordening vast te stellen. Deze leden verzoeken de initiatiefnemers in te gaan op de vraag of is overwogen om gemeenten te verplichten een leegstandsverordening op te stellen.
Met de initiatiefnemers onderkennen de leden van de D66-fractie de noodzaak om (langdurige) leegstand van kantoren, bedrijfspanden en winkelruimten aan te pakken. Momenteel zou volgens het rapport van Regioplan van 2008, dat onderzoek heeft verricht naar de omvang van en mogelijkheden om leegstand te voorkomen, de totale leegstand in Nederland ruim twee miljoen vierkante meter aan winkelruimte, viereneenhalf miljoen vierkante meter aan kantoorruimte en elf miljoen vierkante meter aan bedrijfsruimte leegstaan. Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat er 313 000 woningen leegstaan. De leden van de D66-fractie vinden deze leegstand niet acceptabel, gezien de maatschappelijke behoefte aan (woon)ruimte. De initiatiefnemers stellen in de memorie van toelichting dat de leegstand binnen gemeenten een publiek probleem is en daarmee op maatschappelijk verantwoorde wijze dient te worden omgegaan. Hoewel de leden van de D66-fractie het met deze stelling eens zijn, hebben zij echter wel hun bedenkingen ten aanzien van de grote rol die de initiatiefnemers op de gemeenten leggen.
Concreet biedt dit wetsvoorstel gemeenten de mogelijkheid tot het vaststellen van een leegstandsverordening, waarmee gemeenten actief de leegstand kunnen beheren. De onderdelen van die verordening,die de initiatiefnemers voor ogen hebben, zijn een meldingsplicht van eigenaren van leegstand binnen zes maanden, een leegstandsoverleg tussen gemeenten, eigenaren en andere betrokkenen binnen drie maanden, uitmondend in een leegstandsbeschikking en eventueel een verplichtende voordracht van een huurder voor het pand. Deze leden vragen zich af of hiermee de verantwoordelijkheid van de eigenaren niet teveel op de gemeenten wordt afgeschoven. In dit verband wijzen zij ook op de reactie van de G4, die stellen dat zij in het beheren van de leegstand een oneigenlijke taak voor de gemeente zien. Bovendien lezen zij in het advies van de Raad van State dat deze afschuiving van verantwoordelijkheid een passieve opstelling van eigenaren in de hand kan werken. Zou het initiatiefvoorstel er niet juist op gericht moeten zijn om eigenaren meer te stimuleren leegstand tegen te gaan? Waarom gaan de initiatiefnemers niet in op de voorgestelde alternatieven van de gemeenten, zoals de leegstandsheffing en het opheffen van de fiscale aftrekbaarheid van leegstand?
Meldingsplicht leegstand kantoorpanden en winkelruimten
De leden van de PvdA-fractie merken op dat het wetsvoorstel bepaalt dat burgemeester en wethouders een lijst bij moeten houden voor leegstaande gebouwen. Hoeveel uitvoeringskosten brengt dat met zich mee? Om het wetsvoorstel goed te kunnen beoordelen willen de leden van de PvdA-fractie hier inzicht in hebben.
De leden van de VVD-fractie merken op dat als de eigenaar geen melding doet van een leegstaand pand, een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Is het wenselijk dat bij de hoogte van deze boete allerlei zaken zoals redelijkheid en billijkheid meespelen? Hoe moet de gemeente ontdekken dat een pand al dan niet voor een bepaalde periode leeg staat? Wordt het ook voor buurtbewoners mogelijk om leegstand te melden, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat indien eigenaren niet voldoen aan de meldingsplicht binnen zes maanden, zij een boete van maximaal € 7 500,– krijgen opgelegd. Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat dit bedrag voor een vastgoedbedrijf met een miljoenenportefeuille geen prikkel zal zijn om maatregelen tegen leegstand te nemen? Hoe denken de initiatiefnemers deze situaties op te pakken?
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de uitvoeringskosten zijn van leegstand. Wat zijn de criteria om vast te kunnen stellen of de eigenaar van het leegstaande kantoor voldoende medewerking verleent? Is dat voor beroep vatbaar? Kan dit tot procedures leiden? Welke mogelijkheid zien de initiatiefnemers om deze extra last op de rechtelijke macht kunnen voorkomen?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in het leegstandoverleg onder andere wordt gesproken over de vraag of investeringen noodzakelijk zijn en redelijkerwijs aan de eigenaar gevraagd kunnen worden. Mocht het te duur blijken te zijn om het gebouw weer geschikt te maken voor het doel ervan, kan er dan besloten worden het te laten slopen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het de eigenaar niet erg makkelijk wordt gemaakt de extra kosten die hij moet maken om zijn leegstaand pand bewoonbaar te maken vanwege dit wetsvoorstel te verhalen op de gemeente. Wordt hiermee de eigen verantwoordelijkheid van de kantooreigenaar niet over genomen door de gemeente? Wie bepaalt of het gebouw geschikt is voor het gebruik? Ligt de bewijslast bij de gemeente of bij de eigenaar? Wie draagt de kosten voor eventueel onderzoek dat nodig is om dit vast te stellen?
De eigenaar krijgt de mogelijkheid om de door de gemeente voorgedragen gebruiker af te wijzen, omdat hij zelf een gebruiker voor handen heeft. Hoe wordt voorkomen dat dit middel niet ingezet wordt voor vertraging? Immers, het kan voorkomen dat net als de gemeente een gebruiker heeft, de eigenaar zelf met een gebruiker komt opdraven. De gebruiker van de gemeente haakt af en dan blijkt ook de gebruiker van de eigenaar af te haken. Dan begint het spel weer opnieuw. Hoe wordt voorkomen dat hierdoor leegstand langer duurt en de wet een dode letter wordt? Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een uitgebreide reactie.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom bij de verplichtende voordracht van de gemeente het mogelijk is dat slechts één persoon wordt voorgedragen in plaats van een voordracht van meerdere personen. In het laatste geval zou de eigenaar, eventueel na onderhandeling met deze personen, nog een keuze kunnen maken wie uiteindelijk in zijn gebouw komt. Op een dergelijke manier is de kans groter dat de eigenaar van het gebouw een redelijke vergoeding kan ontvangen.
Mocht de eigenaar niet in redelijkheid aan een contract met de door de gemeente voorgedragen persoon meewerken, dan kan de gemeente een boete opleggen. De leden van de VVD-fractie zien graag de plicht de boete te matigen naar aanleiding van de mate van verwijtbaarheid. Wat is het oordeel van de initiatiefnemers daaromtrent? Voorts willen deze leden graag weten hoe de bestuursrechter vanuit de marginale toetsing op doelmatigheid een goed oordeel kan vormen over de vraag of een eigenaar zich redelijk heeft gedragen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kan dat ook als het gebouw wordt beheerd door een leegstandbedrijf, een voordracht gedaan kan worden. In hun ogen gaat hier de contractvrijheid voor, want van een maatschappelijk belang leegstand tegen te gaan, is hier al inmiddels al geen sprake meer. Als de eigenaar van mening blijft dat degene die via leegstandbeheer in het gebouw zit een betere optie is, vinden deze leden niet dat gemeenten de eigenaar dit mogen kunnen aanrekenen of zich er nog verder mee moeten bemoeien.
7. Aanpak leegstand: uitvoering en handhaving
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom door de ministers voor Wonen, Wijken en Integratie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geen afspraken gemaakt met gemeenten om de aanpak van leegstand met de huidige regelgeving te intensiveren. Zijn de initiatiefnemers het met de leden van de PvdA-fractie eens dat dat alsnog zou kunnen, alvorens over te gaan tot invoering van een nieuwe wet?
De leden van de SP-fractie vragen of de initiatiefnemers verwachten dat alle gemeenten gelijksoortig zullen handhaven. In hoeverre verwachten de indieners rechtsongelijkheid wanneer er sprake is van handhavingverschillen tussen diverse gemeentes?
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het bestrijden van leegstand vraagt om een gezamenlijke inzet van zowel eigenaren als gemeenten. Deze leden zijn enthousiast over de voorbeelden die de initiatiefnemers geven omtrent het gebruik van leegstaande ruimten. De initiatiefnemers stellen dat gemeenten door het actief onderhouden van hun contacten met het bedrijfsleven en de organisaties in hun gemeente een overzicht kunnen leveren van de diverse vragers naar ruimten. Die kunnen variëren van vrijwilligersorganisaties, een drumband die ruimte zoekt tot de fietsenmaker die op zoek is naar een groter pand. Deze leden merken echter op dat hiervoor een omslachtige, tijdrovende en budgettair belastend nieuw instrumentarium als dit onnodig is. De door de initiatiefnemers genoemde voorbeelden verwezenlijken zich nu immers ook al! Deze leden verwijzen in dit verband naar hetgeen zij als een mogelijk alternatief zien voor het strafbaar stellen van kraken in hoofdstuk 4.
8. Gevolgen voor de praktijk: administratieve, bestuurlijk en financiële lasten
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de initiatiefnemers het wenselijk achten dat de wet na vijf jaar wordt geëvalueerd om te kijken of in praktijk daadwerkelijk sprake is van een integrale aanpak van kraken. De leden van de PvdA vragen waarop een periode van vijf jaar is gebaseerd en willen graag een inhoudelijke argumentatie waarom de evaluatie niet na bijvoorbeeld twee jaar zou kunnen.
De leden van de SP-fractie merken op dat uit het onderzoek van Regioplan naar leegstand en kraken blijkt dat heffingen veel administratieve lasten met zich mee brengen en het effect onduidelijk is. Financiële dwang zal alleen van betekenis zijn wanneer deze hoog is. Dit zal echter weer tot meer bezwaarschriften en dus tot hogere kosten leiden. Wat is de reactie van de initiatiefnemers op deze conclusies van Regioplan? Kunnen initiatiefnemers voorrekenen wat de administratieve lasten zullen zijn?
De leden van de SGP-fractie verzoeken de initiatiefnemers om een reactie op de kritiek dat het instrumentarium waarmee zij de leegstand denken te kunnen bestrijden (te) bureaucratisch zou zijn en (te) veel administratieve lasten voor gemeenten zou veroorzaken.
De leden van de CDA-fractie constateren dat in de toelichting wordt uitgegaan van 50 gemeenten die dit instrumentarium gaan gebruiken en het aantal van 6000 leegstandmeldingen wordt genoemd. Waarop zijn deze getallen gebaseerd?
De leden van de VVD-fractie merken op dat volgens de initiatiefnemers er inkomsten zijn voor gemeenten als er bestuurlijke boetes worden opgelegd. Deze leden vragen zich af, mede gezien de hoogte van sommige in het verleden opgelegde boetes en de marginale toetsingsbevoegdheid van de bestuursrechter, of de initiatiefnemers een boete als inkomsten moeten zien.
Kleinere gemeenten kunnen samenwerken met andere gemeenten. Dat zal soms handiger kunnen zijn. De leden van de VVD-fractie vragen of hiermee wel bedoeld wordt dat er sprake zal zijn van samenwerking binnen dezelfde politieregio. Zo nee, maken de gemeenten het zichzelf dan niet bijzonder lastig?.
De leden van de D66-fractie vragen of de leegstandsverordening met de verschillende onderdelen niet teveel administratieve lasten voor de gemeenten met zich meebrengt. Deze leden wijzen in dit verband op het advies van de Adviescommissie toetsing administratieve lasten (Actal). Deze commissie heeft onderzocht in hoeverre de initiatiefwetgeving aandacht heeft besteed aan administratief minder belastende alternatieven voor leegstandsbestrijding. De commissie concludeert dat het wetsvoorstel forse administratieve en bestuurlijke lasten voor gemeenten veroorzaakt in verband met het opstellen van de leegstandsverordening, het treffen van leegstandsbeschikkingen, het opzetten en bijhouden van het leegstandsregister, het voeren van een overleg met de eigenaren en het doen van een verplichtende voordracht van een huurder. Op advies van Actal hebben de initiatiefnemers in de memorie van toelichting kwantitatief uiteengezet welke lasten voor gemeenten verwacht worden. Volgens de initiatiefnemers zijn de eenmalige bestuurlijke en administratieve lasten in totaal op € 31 400 te schatten en de jaarlijkse lasten op € 45 240,– per gemeente. De leden van de D66-fractie menen in de memorie van toelichting te lezen dat de initiatiefnemers moeten hebben beseft dat deze bedragen een te grote financiële druk voor kleine gemeenten opleveren. De initiatiefnemers stellen immers dat kleinere gemeenten voor de uitvoering er voor kunnen kiezen om dat samen met andere gemeenten te doen. Volgens de initiatiefnemers zal dit de slagkracht van het beleid vergroten. De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de initiatiefwetgeving hierop geanticipeerd heeft. Is het instrumentarium van leegstandsverordering geen lege huls, indien het een beleidskeuze van de gemeenten blijft om wel of niet een leegstandsverordering op te stellen?
De leden van de PvdA-fractie vinden de beargumentering dat het voor de belasting van de politie niet uitmaakt of ontruimingen op civielrechtelijke of strafrechtelijke titel zullen plaatsvinden, niet overtuigend. Kunnen de initiatiefnemers cijfers en voorbeelden geven, waarbij zowel de kosten als de vermindering van de werkdruk worden meegenomen.
De leden van de SP-fractie merken op dat volgens de Amsterdamse politiecommissaris, de heer Schaap, de invoering van de anti-kraakwet veel capaciteit gaat kosten. Hij voorziet dat door de handhaving minder agenten overblijven voor het reguliere werk op straat. Delen de initiatiefnemers deze conclusie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe denken zij deze personele problemen bij de korpsen te kunnen compenseren?
Gevolgen voor het Openbaar Ministerie
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het OM toegerust is op een toestroom van zaken.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de initiatiefnemers enige gevolgen verwachten voor de capaciteit van de rechtelijke macht. Gegevens hier omtrent omvang en spreiding zijn echter niet te geven. Dat is gezien de vrijblijvende elementen in het wetsvoorstel en de onduidelijke omvang van het probleem niet zo vreemd. De leden van de PvdA-fractie hebben op dit punt nog de nodige zorgen. Kunnen de initiatiefnemers een acceptabel maximum geven van geld, tijd en belasting waarmee de rechterlijke macht belast mag worden zonder dat de prioriteit van andere zaken in gevaar komt? Kan worden aangegeven wanneer na inwerkingtreding van de wet verwacht wordt dat het aantal strafzaken zal dalen en er sprake zal zijn van vermeende besparingen? De leden van de PvdA-fractie vragen hoe dit initiatiefwetsvoorstel valt te rijmen met het verzoek om de rechtelijke macht minder zaken te geven.
De leden van de PvdA-fractie willen tenslotte vanaf deze plek ten zeerste benadrukken dat zij het kraken niet zien als een daad die door de vingers gezien moet worden of een middel om leegstand tegen te gaan. Pertinent niet. Zij twijfelen echter aan de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudegevoeligheid van het wetsvoorstel en voorzien geen significante verbetering van de huidige wet- en regelgeving.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in artikel 138a-nieuw Sr als bestanddeel niet is overgenomen dat er «door of namens de rechthebbende» een vordering moet zijn uitgegaan vooraleer er aan de delictomschrijving is voldaan. Is het juist dat hierdoor ook nietsvermoedende bezoekers van een kraakpand onder de omschrijving van kraken als misdrijf zouden vallen? Betekent dat dat bezoekers van kraakpanden zonder voorafgaande waarschuwing dan strafbaar zijn?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de initiatiefnemers kunnen motiveren wat het tweede lid strafbaar stelt wat nu nog niet strafbaar is. Deze leden hadden het idee dat het bedreigen als strafbaar is.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het derde lid van het nieuwe artikel 138a Sr zich verhoudt tot de in artikel 140 Sr strafbaar gestelde deelneming in misdadige organisaties. Kunnen de initiatiefnemers meer inzicht bieden in hun gedachtegang hoe zij die onderlinge verhouding zien.
De leden van de SGP-fractie stellen dat het voorgestelde artikel 138a Sr, dat het bestaande artikel 429sexies Sr moet vervangen, de vraag oproept of de voorgestelde delictsomschrijving betekent dat degene die van het omschreven delict (huisvredebreuk) wordt verdacht buiten de woning of het gebouw niet strafbaar en dus niet vervolgbaar is.
In de reactie op het advies van de Raad van State verklaren de initiatiefnemers dat het hen niet geheel duidelijk is waarop wordt gedoeld, wanneer de Raad stelt dat óók bij een algeheel verbod op kraken de eigenaar altijd een civielrechtelijke ontruimingsvordering zal moeten instellen tegen de krakers. Zij betwijfelen of dat in alle gevallen zo is. Het komt de leden van de SGP-fractie echter ongewenst voor dat op dit punt onduidelijkheid of twijfel blijft bestaan. Zij achten het geraden dat de indieners op dit punt het oordeel inwinnen van het OM en de rechterlijke macht. Zijn de initiatiefnemers bereid op dit toch niet onbelangrijke punt een onderzoek in te (doen) stellen?
Artikel II, onderdeel F, artikel III, onderdeel B en artikel IV
De leden van de PvdA-fractie vragen welke boete de eigenaar krijgt als hij wel de leegstand meldt maar het overleg weigert of traineert. Wat verdient een vastgoedspeculant aan leegstand? Wat kost tijdelijke bewoning aan de speculant? Wat is tegen die achtergrond de afschrikkende werking van een dwangsom van 7500 euro? Wordt de boete verhoogd als eigenaar blijft weigeren medewerking te verlenen aan opheffen van de leegstand, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de bestuurlijke boetes als harde bedragen worden genoemd en er niet naar een indexatietabel wordt verwezen.
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Heemelaar (GL).
Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Van Raak (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), De Roos-Consemulder (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU), Halsema (GL).
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Van Gent (GL), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Van der Ham (D66), Sterk (CDA), De Krom (VVD), Verdonk (Verdonk), Jansen (SP), Ortega-Martijn (CU), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV), Van Toorenburg (CDA), Vacature (CDA) en Vacature (SP).
Plv. leden: Bilder (CDA), Dibi (GL), Vacature (SGP), Timmer (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Haverkamp (CDA), Pechtold (D66), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Nicolaï (VVD), Neppérus (VVD), De Wit (SP), Voordewind (CU), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Vietsch (CDA), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP), Vacature (PvdD), Madlener (PVV), Willemse-van der Ploeg (CDA), Vacature (CDA) en Karabulut (SP).