Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is kraken en leegstand verder terug te dringen en daartoe het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet en enige andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 5, eerste lid, onderdeel 4°, wordt «138a» vervangen door: 138ab.
Onder vernummering van artikel 138a tot artikel 138ab wordt na artikel 138 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Hij die in een woning of gebouw, waarvan het gebruik door de rechthebbende is beëindigd, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt, als schuldig aan kraken, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
3. De in het eerste en tweede lid bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
In artikel 139d, tweede lid, wordt «138a, eerste lid» vervangen door: 138ab, eerste lid.
Artikel 429sexies vervalt.
De Leegstandwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Woningwet;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd luidende:
f. leegstandverordening: leegstandverordening als bedoeld in artikel 2.
De opschriften van de hoofdstukken II, III, IV, VI en VII vervallen.
Na artikel 1 worden drie hoofdstukken ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK II. LEEGSTANDVERORDENING
De gemeenteraad kan een leegstandverordening vaststellen.
HOOFDSTUK III. LEEGSTANDMELDING
1. De gemeenteraad kan in de leegstandverordening bepalen dat de leegstand van een of meer daarbij aangewezen categorieën gebouwen of gedeelten daarvan, niet zijnde woonruimte, gelegen in de gemeente of daarbij aangegeven delen van de gemeente, door de eigenaar wordt gemeld aan burgemeester en wethouders, zodra die leegstand langer duurt dan een in die verordening aangegeven termijn van ten minste zes maanden.
2. Burgemeester en wethouders houden een lijst bij van de overeenkomstig het eerste lid gemelde gebouwen of gedeelten daarvan. Op deze lijst houden zij ook de gebouwen of gedeelten daarvan bij, waarvanambtshalve geconstateerd is dat deze leegstaan en waarvan de leegstand overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gemeld had moeten worden door de eigenaar.
3. In de leegstandverordening worden nadere regels gegeven omtrent het melden, bedoeld in het eerste en tweede lid.
4. De termijnen, bedoeld in het eerste lid en artikel 5, vangen aan op de dag na de datum van inwerkingtreding van de leegstandverordening, bedoeld in dat lid.
1. Burgemeester en wethouders voeren binnen drie maanden na ontvangst van de melding, bedoeld in artikel 3, overleg met de eigenaar van het gebouw omtrent het gebruik van dat gebouw respectievelijk dat gedeelte van het gebouw.
2. Burgemeester en wethouders kunnen na het overleg, bedoeld in het eerste lid, of zonder overleg indien de eigenaar aan dat overleg geen medewerking verleent, in een leegstandsbeschikking vaststellen of het gebouw respectievelijk het gedeelte daarvan geschikt is voor gebruik.
HOOFDSTUK IV. VOORDRACHT GEBRUIKER
1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een leegstaand gebouw, respectievelijk het leegstaand gedeelte daarvan, dat is aangewezen overeenkomstig artikel 3, eerste lid, een gebruiker voordragen zodra die leegstand langer duurt dan een in de leegstandverordening aangegeven termijn van ten minste twaalf maanden.
2. Een voordracht als bedoeld in het eerste lid wordt slechts gedaan als voordien in een leegstandbeschikking als bedoeld in artikel 4, tweede lid, is vastgesteld dat het gebouw respectievelijk het gedeelte daarvan geschikt is voor gebruik.
Burgemeester en wethouders kunnen in hun besluit, bedoeld in artikel 5:
a. een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen als gebruiker voordragen;
b. indien het gebouw noodzakelijke voorzieningen behoeft om weer op redelijke wijze tot gebruik te kunnen dienen, de eigenaar verplichten om binnen een door hen te bepalen termijn de door hen aan te geven voorzieningen te treffen; en
c. zo nodig andere voorwaarden aan de uitvoering van het besluit stellen.
1. De eigenaar is verplicht om de overeenkomstig artikel 5 voorgedragen gebruiker binnen drie maanden na de voordracht, een overeenkomst tot ingebruikname van het gebouw, respectievelijk het leegstaand gedeelte daarvan, aan te bieden.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de eigenaar binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, een overeenkomst is aangegaan met een andere gebruiker, die het gebouw, respectievelijk het gedeelte ervan, binnen redelijke termijn in gebruik neemt.
3. De eigenaar is verplicht om binnen vier weken na beëindiging van het gebruik overeenkomstig dit artikel de leegstand van het gebouw, respectievelijk het gedeelte ervan, te melden aan burgemeester en wethouders, tenzij het gebouw langer dan één jaar in gebruik is geweest.
In artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt na «een gebouw» ingevoegd: , dat blijkens zijn constructie dan wel inrichting bestemd is voor doeleinden van groepsgewijze huisvesting, van verzorging of verpleging, van logiesverschaffing, van administratie of van onderwijs of voor een samenstel van twee of meer van deze doeleinden.
Na artikel 16 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:
De artikelen 17 en 18 komen te luiden:
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
1. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd terzake van overtreding van de artikelen 3, eerste lid, en 7, derde lid. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
2. De bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan € 7 500.
3. De gemeenteraad stelt bij verordening het bedrag vast van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.
De Huisvestingswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 84, tweede lid, wordt «8, 17, 18» vervangen door: 17.
Artikel 85a wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt na «7, eerste en tweede lid,» ingevoegd: 8, 18, eerste lid,.
b. Het tweede lid komt te luiden:
2. De bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan:
a. € 340 voor overtreding van artikel 7, eerste lid;
b. € 7 500 voor overtreding van de artikelen 8, en 18, eerste lid, en
c. € 18 500 voor overtreding van de artikelen 7, tweede lid, en 30, eerste lid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 augustus 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet (mogelijkheid van bestuurlijke boete bij enkele overtredingen), na tot wet te zijn verheven, in werking treedt na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, vervalt artikel III, onderdeel B, en wordt in artikel I, onderdeel B, van die wet artikel 85a als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid wordt na «7, eerste en tweede lid,» ingevoegd: 8, 18, eerste lid,.
b. Het tweede lid komt te luiden:
2. De bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan:
a. € 340 voor overtreding van artikel 7, eerste lid;
b. € 7 500 voor overtreding van de artikelen 8, en 18, eerste lid, en
c. € 18 500 voor overtreding van de artikelen 7, tweede lid, en 30, eerste lid.
In artikel 67, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering wordt «138a» vervangen door: 138ab.
In artikel 51a, tweede lid, van de Uitleveringswet wordt «138a» vervangen door: 138ab.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet kraken en leegstand.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister van Justitie,
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,