Ontvangen 9 september 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel B, wordt aan artikel 138a een lid toegevoegd, luidende:
4. Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien het is begaan in een gemeente waar een leegstandverordening als bedoeld in artikel 2 van de Leegstandwet van kracht is en er geen melding overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van die wet heeft plaatsgevonden of indien er geen toepassing is gegeven aan artikel 7, eerste lid, van die wet, zonder dat dit voortvloeit uit de uitzondering genoemd in het tweede lid van laatstgenoemd artikel.
Artikel II, onderdeel F, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden:
Artikel 17 komt te luiden:
2. Artikel 18 vervalt.
De wet kraken en leegstand is bedoeld om zowel kraken als leegstand te bestrijden. De indieners zien daarbij een centrale rol voor de gemeente, die de mogelijkheid krijgt om een leegstandsverordening vast te stellen, waarin een meldingsplicht geregeld wordt. Op deze wijze heeft de gemeente zicht op leegstand, kan hij met de eigenaar in overleg treden over hergebruik en vervolgens zo nodig een gebruiker voordragen als de eigenaar in gebreke blijft.
Het is duidelijk dat de effectiviteit van het gemeentelijk beleid staat of valt met de naleving van de meldingsplicht en de ingebruikgeving. Tijdens de hoorzitting over het wetsvoorstel is door twee deskundigen gepleit voor een koppeling van strafbaarstelling van kraken aan de naleving van de meldingsplicht.
Het amendement regelt deze koppeling en laat tegelijkertijd de mogelijkheid van een bestuurlijke boete bij niet-melding op grond van de Leegstandwet, vervallen.
Tevens koppelt het amendement de strafbaarstelling aan de tijdige invulling van (tijdelijk hergebruik). Daartoe dient de eigenaar binnen de voorgeschreven tijd een overeenkomst tot ingebruikname aan de voorgedragen gebruiker aan te bieden. Daarmee wordt een sterke prikkel gegeven om serieus werk te maken van hergebruik.
Jansen