Vastgesteld 2 oktober 2008
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De leden van de SP-fractie hadden en hebben nog steeds grote bezwaren tegen de Wet participatieplaatsen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat werk niet loont, het onduidelijk blijft wat er onder additioneel werk wordt verstaan en een termijn van twee jaar of langer zonder een arbeidscontract veel te lang is. De leden van de SP-fractie vinden het volstrekt onlogisch en onaanvaardbaar dat de regering een wet heeft laten behandelen, dat bij voorbaat al aanpassingen behoeft en waarvan nu al bekend is dat het onwenselijk is dat deze over twee jaar nog bestaat. Ook de Raad van State heeft zich kritisch uitgelaten over de gang van zaken en merkt op dat er «niet positief over onderhavig wetsvoorstel geoordeeld kan worden».
Het wetsvoorstel horizonbepaling moet nu gaan regelen dat de wet participatieplaatsen over twee jaar komt te vervallen en kondigt nu aan op welke onderdelen er aanpassingen komen. Is het waar dat tot die tijd mensen in een participatieplaats op geen enkele wijze aanspraak hebben op de rechten behorende bij toekomstig voorgestelde aanpassingen/verbeteringen? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat dit eigenlijk een bijzonder kromme situatie is? Immers, het voorstel behelst aanpassingen, die de regering belangrijk acht, maar totdat die aanpassingen gaan gelden kunnen mensen geen aanspraak maken op die door de regering belangrijke geachte aanpassingen? Kan de regering haar antwoord toelichten?
Kan de regering toelichten waaruit de scholing kan bestaan en of dit alleen op een startkwalificatie is gericht? Zo ja, waarom alleen een startkwalificatie en welk effecten verwacht de regering hiervan op duurzame participatie? Waarom geldt het aanbieden van scholing pas vanaf zes maanden na aanvang van werkzaamheden op een participatieplaats? De scholing moet gericht zijn op het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt, aldus de regering. Wie bepaalt dat, welke criteria gelden hier en welke rechten hebben betrokkenen hierbij? Is dit eigenlijk niet erg arbitrair? Zo ja, vindt de regering dat wenselijk? Zo nee, waarom niet?
Wanneer heeft naar de mening van de regering iemand «voldoende meegewerkt» aan het vergroten van zijn kansen op de arbeidsmarkt? Ongeacht of het college dit bepaalt, kan de regering zelf een aantal denkbare voorbeelden geven van situaties waar iemand wel en waar iemand niet voldoende heeft meegewerkt?
Is er een doel met het geven van de premie? Zo,ja, welke en zou er dan niet een minimumpremie gewaarborgd moeten worden?
De leden van de SP fractie onderschrijven niet het streven iemand twee jaar lang zonder een arbeidscontract in een participatieplaats te laten, laat staan langer, zeker niet als er geen duidelijke beoordelingscriteria gelden. Kan de regering nader toelichten om welke criteria het minimaal moet gaan? Wanneer verbetert de inschakeling in het arbeidsproces «aanmerkelijk»? Hoe is dit te toetsen? Hoe wordt gecontroleerd of externe factoren, zoals het tekort aan vacatures, niet reden zijn voor het aanbieden van participatieplaatsen door werkgevers?
Is het waar dat met het inwerking treden van de wet participatieplaatsen, door de horizonbepaling deze wet uiterlijk in de zomer van 2010 komt te vervallen? Wanneer precies? Dit is een uiterlijke datum, wanneer verwacht de regering, gezien de behandeling van aanpassende wetgeving, dat de wet participatieplaatsen komt te vervallen?
De leden van de VVD-fractie met teleurstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel wet horizonbepaling participatieplaatsen.
Ten eerste is de gang van zaken op zijn minst merkwaardig te noemen dat er wijzigingen op een wet worden voorgesteld die nog niet eens de Eerste Kamer is gepasseerd.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of de regering ook andere, bijvoorbeeld de door de Raad van State aangeboden alternatieve oplossingen heeft overwogen. Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom is daar dan niet voor geopteerd?
Inhoudelijk stellen de leden van de VVD-fractie vragen omtrent de verplichte scholing/opleidingen die de regering wil opleggen bij participatieplaatsen. Indien iemand na zes maanden er in slaagt een positie in het bedrijf waar hij werkt te bemachtigen op basis van ter plaatse geleerde kennis en ervaring, is deze scholing/opleiding dan nog verplicht? Zo ja, waarom? Wordt er dus ingezet op een totaal ongenuanceerd instrument?
Ook de gemeenten krijgen de verplichting scholing of opleidingplaatsen aan te bieden bij participatieplaatsen. De leden van de VVD-fractie willen weten wat er gebeurt als er voor iemand de een participatieplaats heeft gekregen en daar tevreden in is, geen geschikte opleiding/scholingsplaats gevonden kan worden door de gemeente. Is het dan zo dat de participatieplaats vervalt omdat de gemeente haar verplichting niet kan nakomen? Zo ja, lijkt dit de regering goed beleid? Zo nee, heeft het niet aanbieden van een dergelijke scholing/opleiding dan geen consequentie voor de gemeente of uitkeringsgerechtigde?
Ook hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over de premie die wordt aangeboden bij de participatieplaatsen. Hoe verhoudt zich dit tot het «work first» principe? De hoogte van de premie (max. 2160 euro) is dat een netto of bruto bedrag?
In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat verlenging van de regeling mogelijk is indien er geen re-integratievoorziening is die meer adequaat is. Verlenging wordt alleen toegestaan indien de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de betrokkene «aanmerkelijk verbeterd». De leden van de VVD fractie willen graag weten wie dit bepaald en welke parameters worden toegepast? Worden deze op nationaal of lokaal niveau ingesteld? Bestaat er ook een evaluatie over de «verbetering» na enige tijd? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Blok (VVD), Tichelaar (PvdA), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP), Vos (PvdA) en Vacature (algemeen).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Sap (GL), De Krom (VVD), Heerts (PvdA), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Heijnen (PvdA) en Weekers (VVD).