Ontvangen 21 juni 2010
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
Aan artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel toegevoegd luidende:
3. Het vierde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. na verkiezing van de vertegenwoordigers door de deelnemers;.
II
In artikel I, onderdeel C, komt artikel 101, tweede lid, te luiden:
2. De benoeming van de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een pensioenfonds vindt plaats na verkiezing van de vertegenwoordigers door de pensioengerechtigden. Artikel 109, vierde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds en artikel 110, vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds.
Toelichting
Het vierde lid van artikel 101 van de Pensioenwet bepaalt dat de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds benoemd moeten worden na verkiezing van de vertegenwoordigers door en uit de pensioengerechtigden. In aansluiting op deze bepaling is in het initiatiefwetsvoorstel in het tweede lid van artikel 101 de passage opgenomen dat de verkiezing van de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in de pensioenfondsbesturen dient te geschieden door en uit de pensioengerechtigden. In het gewijzigd amendement nr. 22 van de leden Omtzigt, Linhard en Ortega-Martijn wordt evenwel voorgesteld (evenals in het oorspronkelijke amendement nr. 18) om wettelijk vast te leggen dat de benoeming van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in de fondsbesturen moet plaats vinden na verkiezing door de pensioengerechtigden. Maar de verkiezing van deze vertegenwoordigers zou dan niet meer hoeven te geschieden uit de kring van de pensioengerechtigden zelf. Volgens de toelichting van het amendement dient de onduidelijkheid ten aanzien van de vraag wie nu als vertegenwoordiger kan worden aangemerkt, te worden weggenomen. Ook externe deskundigen behoren vertegenwoordigers van sociale partners en pensioengerechtigden te kunnen zijn. Deze externen zitten dan als vertegenwoordiger van een van de geledingen in het bestuur, aldus de toelichting.
De initiatiefnemers zijn bereid de strekking van dit voorstel over te nemen. Daartoe dient deze vierde nota van wijziging. In artikel 101, tweede lid, van het initiatiefwetsvoorstel wordt nu bepaald dat de benoeming van vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in de besturen van de bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen plaats vindt na verkiezing door de pensioengerechtigden. Omdat de passage «en uit» is vervallen zijn zij daarbij vrij om externe deskundigen kandidaat te stellen. Deze mogelijkheid moet ook gelden bij de benoeming van bestuursleden als vertegenwoordigers van (de organisaties van) werkgevers en van werknemers in de besturen van bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen. Daarom is in deze nota van wijziging ook artikel 99, vierde lid, aangepast waarin op dit moment nog voor ondernemingspensioenfondsen wordt voorgeschreven dat de benoeming van de werknemersvertegenwoordigers plaats kan vinden na verkiezing door en uit de deelnemers. Door de nota van wijziging vervalt ook hier de passage «en uit», waardoor eveneens de vrijheid ontstaat om externe deskundigen kandidaat te stellen.
Koşer Kaya
Blok