Vastgesteld 26 september 2008
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
1. | ALGEMEEN | 1 |
1.1 | Inleiding | 1 |
1.2 | Huidige ontheffing in de Wet werk en bijstand | 4 |
1.3 | Experiment allenstaande ouders | 4 |
1.4 | Positionering van de doelgroep allenstaande ouders in de bijstandspopulatie | 4 |
1.5 | Doel van het wetsvoorstel | 4 |
2. | INHOUD VAN DE REGELING | 5 |
2.1 | Ontheffing van de arbeidsverplichting | 5 |
2.2 | Scholingsplicht | 7 |
3. | FINANCIERING | 9 |
4. | ADVIEZEN | 9 |
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel dat beoogt de arbeidspositie van alleenstaande ouders die de zorg voor kleine kinderen hebben te verbeteren.
De leden van de CDA-fractie zien dat veel ouders de zorg voor jonge1
kinderen combineren met werk. Zes van de zeven alleenstaande ouders weten de zorg voor kinderen te combineren met een betaalde baan. Eén op de zeven alleenstaande ouders doen een beroep op de Wet werk en bijstand. In toenemende mate slagen alleenstaande ouders die zijn aangewezen op een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand erin al dan niet in deeltijd een plaats op de arbeidsmarkt te veroveren. Deze leden erkennen dat er omstandigheden kunnen zijn die kunnen rechtvaardigen dat alleenstaande ouders gedurende kortere of langere periode een ontheffing krijgen van de verplichting om een betaalde baan te zoeken. Zij kunnen deze periode gebruiken om zich te kwalificeren voor een plaats op de arbeidsmarkt of zich volledig te concentreren op de zorg voor een of meer minderjarige kinderen omdat de omstandigheden dat vereisen. De leden van de CDA-fractie zijn met velen van oordeel dat zich op basis van de WWB in de afgelopen vier jaar een uitvoeringspraktijk heeft ontwikkeld die naar behoren werkt.
Dat neemt niet weg dat de leden van de CDA-fractie bereid zijn mee te denken over een andere vormgeving van de positie van alleenstaande ouders in de WWB. Zij hebben hiervoor bij de behandeling van de WWB bij monde van oud-collega Bruls zelfs een voorstel gedaan dat destijds onvoldoende steun kreeg in het parlement.
De leden van de CDA-fractie stellen als voorwaarde bij een eventuele andere vormgeving dat het voorstel, zoals de regering beoogt, bijdraagt aan de verbetering van de arbeidsmarktpositie en reïntegratie van alleenstaande ouders met jonge kinderen.
Deze leden hebben tegen deze achtergrond nog wel enkele vragen bij het wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt (Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders). De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat met dit voorstel alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar in de gelegenheid worden gesteld hun startkwalificaties te verbeteren zodat ook zij aansluiting vinden of behouden op de arbeidsmarkt. Deze leden zien ook uit naar de uitkomsten van het experiment. Zij hebben naar aanleiding van het voorstel nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met genoegen kennis genomen van het wetsvoorstel. De leden onderschrijven, evenals de regering, het belang dat alleenstaande ouders het zorgen en werken moeten kunnen combineren. De leden van de SP-fractie pleiten voor een arbeidsontheffing tot het kind de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt en dit wetsvoorstel is een stap in de goede richting. De invoering van een landelijke regeling voorkomt dat er in vergelijkbare situaties verschillend wordt gehandeld en er willekeur onder gemeenten ontstaat.
Deze hebben een aantal vragen en opmerkingen die onderstaand per onderdeel worden behandeld.
De leden van de fractie van de VVD hebben met teleurstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt (Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders)
De leden van de VVD-fractie hebben enkele kritische vragen bij het onderhavige voorstel tot wetswijziging. Aangezien het de doelstelling is van de regering de arbeidsparticipatie van uitkeringsgerechtigde zo veel mogelijk te verhogen is de motivatie achter het voorstel tot het ontheffen van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders niet geheel duidelijk. Deze motivatie blijkt ook niet uit de Memorie van Toelichting. De leden van de VVD-fractie zouden graag een uitvoerig antwoord krijgen op deze vraag. Zeker aangezien de mogelijkheid bestaat dat door de langdurige ontheffing van de sollicitatieplicht de afstand tot de arbeidsmarkt voor deze groep eerder vergroot wordt dan verkleind.
De leden van de fractie van de PVV hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt (Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders). Naar aanleiding van de voorgestelde wijziging hebben de leden van de PVV-fractie enkele opmerkingen.
De regering stelt voor om de arbeidsverplichting voor alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar desgevraagd voor maximaal zes jaar te schrappen, waarbij aan deze ouders wel een scholingsplicht wordt opgelegd.
De leden van de PVV-fractie benadrukken dat iedere bijstandsgerechtigde die kan werken ook moet werken. De eigen verantwoordelijkheid van mensen dient hierbij zwaar te wegen.
Het is weliswaar goed dat de regering bijstandsgerechtigden perspectief wil bieden op re-integratie en dat het de competenties en vaardigheden van deze mensen wil vergroten, zodat aansluiting met de arbeidsmarkt wordt behouden of verkregen, maar de leden van de PVV-fractie zijn de mening toegedaan dat ook van deze specifieke bijstandsgerechtigden natuurlijk in redelijkheid mag worden geëist dat zij alle mogelijke moeite doen om betaald werk te zoeken en dat zij beschikbaar werk aanvaarden.
Hierbij merken deze leden voorts op dat juist het verrichten van arbeid er aan bijdraagt dat de genoemde aansluiting met de arbeidsmarkt behouden blijft. Het gegeven dat de betrokken bijstandsgerechtigden tot maximaal zes jaar afwezig kunnen zijn van de arbeidsmarkt zal hier geen positieve bijdrage aan leveren.
Het bieden van ondersteuning en scholing kan ook plaatsvinden in combinatie met het verrichten van betaalde arbeid. De PVV-fractie is derhalve van mening dat het niet raadzaam is de arbeidsverplichting voor alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar te schrappen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij benadrukken het belang van keuzevrijheid in de combinatie van arbeid en zorg, juist voor moeders die zich in een kwetsbare positie bevinden. Dit wetsvoorstel biedt volgens deze leden de gewenste keuzevrijheid, zonder dat het hoeft te leiden tot het verlies van aansluiting met de arbeidsmarkt.
De leden van de SGP-fractie hebben met ontevredenheid kennis genomen van de wet verbetering arbeidspositie alleenstaande ouders. Zij willen in het algemeen hun visie over opvoeding van kinderen naar voren brengen. Naar de mening van deze leden dient de opvoeding primair binnen het gezin plaats te vinden, onder verantwoordelijkheid van de ouder(s). Dit zal veel aandacht van de betreffende ouder(s) vergen en in dat opzicht zeker in de eerste levensjaren van het kind niet gemakkelijk te combineren zijn met een al dan niet voltijdse arbeidsparticipatie. Volgens deze leden treedt met dit wetsvoorstel opnieuw een verslechtering op voor ouders die de zorgtaken voor jonge kinderen zoveel mogelijk zelf op zich willen nemen.
1.2 Huidige ontheffing in de Wet werk en bijstand
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Memorie van Toelichting stelt dat eind 2006 circa 17% van de alleenstaande ouders een ontheffing van de sollicitatieplicht heeft. Is dit nog steeds het meest actuele cijfer waarover de regering beschikt? De regering houdt rekening met enige mate van aanzuigende werking. Kan deze worden gekwantificeerd?
De leden van de SP-fractie merken op dat de verantwoordelijkheid verschuift van de gemeenten naar de alleenstaande ouder zelf. Dat juichen de leden van de SP-fractie toe (paragraaf 1.2). Echter, verderop in het wetsvoorstel wordt aangegeven dat alleenstaande ouders verplicht worden om van de door het college aangeboden voorzieningen gebruik te maken (paragraaf 2.2.4). Dit is tegenstrijdig, omdat er enerzijds wordt gesuggereerd dat de alleenstaande ouder de regie voert over het eigen traject en zorgtaken. Anderzijds moet een alleenstaande ouder van de aangeboden voorzieningen gebruik maken. Hoe verhouden deze twee voorstellen zich met elkaar?
1.3 Experiment alleenstaande ouders
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Memorie van Toelichting meldt dat de beoogde startdatum van het experiment 1 januari 2009 is. Is de regering voornemens de Kamer te informeren over de uitkomsten van het experiment?
1.4 Positionering van de doelgroep alleenstaande ouders in de bijstandpopulatie
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering toelicht dat op dit moment slechts 32% van de alleenstaande ouders een startkwalificatie heeft tot de arbeidsmarkt. Welke resultaten verwacht de regering met dit wetsvoorstel te behalen? Welke percentages heeft de regering voor ogen?
Een aandachtspunt is voor de leden van de SGP-fractie dat draagkrachtige ex-echtgenoten c.q. partners ook financieel worden aangesproken op hun zorgplicht. Dat kan in financiële zin zijn, maar ook in daadwerkelijke zin met de handen uit de mouwen. Het kan niet zo zijn, dat mannen hun jonge gezin in de steek laten en vervolgens via de bijstandsuitkering de rekening bij de Staat wordt gelegd. In het spoeddebat over dit onderwerp van 27 maart 2008 hebben deze leden de regering gevraagd om in het wetsvoorstel ook hieraan aandacht te besteden. Dat is niet gebeurd, hoewel de regering in de Memorie van Toelichting daarvan wel het belang onderkent: «Om zorgen en werken te combineren zijn alleenstaande ouders mede afhankelijk van factoren zoals (...) de ex-partner.» Kan de regering daarom alsnog invulling geven aan de door deze leden gestelde vraag?
De leden van de CDA-fractie vernemen graag van de regering op welke wijze geëvalueerd gaat worden of het wetsvoorstel ook inderdaad leidt tot een verbeterde arbeidsmarktpositie voor alleenstaande ouders met jonge kinderen. Op welke termijn is voorzien in een evaluatie en op basis waarvan wil de regering dan beoordelen of deze voorgenomen wetswijziging succesvol is?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering als uitgangspunt neemt dat een alleenstaande ouder in principe de zorg voor een kind niet kan combineren met een baan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom wordt er dan toch een regeling getroffen voor een grote groep alleenstaande ouders die hen van doelbewust van de arbeidsmarkt houdt?
Is de regering bekend met de praktijk in Denemarken, waar geen sprake is van een aparte regeling voor alleenstaande ouders? Hoe beoordeelt de regering deze Deense aanpak?
In tegenstelling tot de doelstelling van het voorliggende wetsvoorstel, willen de leden van de SGP-fractie juist dat de ontheffing van de sollicitatieplicht voor ouders met jonge kinderen spoedig weer wordt heringevoerd. Dat zou volgens deze leden pas echt overeenkomen met een gezinsvriendelijk beleid, waar het coalitieakkoord behartigenswaardige woorden over spreekt.
Hoewel de leden van de SGP-fractie destijds vol overtuiging vóór de invoering van de Wet Werk hebben gestemd, hadden deze leden wel bezwaar tegen de sollicitatieplicht van alleenstaande ouders met jonge kinderen. Gelukkig lieten de gemeenten die zorgplicht van ouders zwaar meewegen.
2.1 Ontheffing van de arbeidsverplichting
De leden van de CDA-fractie hechten zeer aan het uitgangspunt dat het individuele recht op vrijstelling alleen op aanvraag wordt verstrekt. Ouders kunnen hiervoor kiezen maar hoeven dat zeker niet. De leden van de CDA-fractie zijn met de regering van oordeel dat het recht op ontheffing van de arbeidsverplichting en de plicht tot het volgen van scholing onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Deze leden vragen dan ook met nadruk waarom in het wetsvoorstel de termijnen voor het volgen van een opleiding of een reintegratietraject en de vrijstelling van de sollicitatieplicht niet nadrukkelijker aan elkaar gekoppeld zijn.
Gemeenten moeten binnen 6 maanden na de aanvraag tot ontheffing van de arbeidsverplichting de scholingsplicht invullen. Waarom heeft de regering er iet voor gekozen om een ontheffing te verlenen voor de duur van het aangeboden traject vermeenrderd met de 6 maanden waarbinnen het traject moet worden aangeboden?
Kunnen de leden van de CDA-fractie het voorgestelde artikel 9a, vierde lid, zo lezen of is het de bedoeling van de regering dat de vrijstelling in beginsel steeds voor de maximale periode van 6 jaar wordt verleend.
Het is overigens naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie terecht dat de vrijstellingsperiode aan een absoluut maximum van zes jaar wordt gebonden. Dat is in feite een omissie in de huidige praktijk.
In de Memorie van Toelichting wordt gesproken over co-ouderschap in relatie tot de vrijstellingsmogelijkheden. Gesteld wordt dat voor de dagen waarop de ouder de volledige zorg voor de kinderen heeft ontheffing van de arbeidsverplichting kan worden gevraagd. Voor de dagen waarop de alleenstaande ouder niet de volledige zorg heeft blijft de arbeidsverplichting gelden. De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat ook voor deze ouders de ontheffing van de arbeidsverplichting aan de maximale periode van 6 jaar gebonden is. Graag een bevestiging. Deze leden vragen voorts hoe de scholingsverplichting in deze situaties ingevuld moet of kan worden. Deze vraag wordt des te klemmender als de alleenstaande ouder voor de dagen waarop hij of zij niet de volledige zorgtaak heeft een betaalde baan heeft.
De leden van de SP-fractie constateren dat maximale ontheffingsperiode van de arbeidsverplichting voor alleenstaande ouders wordt gesteld op zes jaar. Er zullen zich situaties voordoen waarbij de alleenstaande ouder na een periode van zes jaar alsnog intensieve zorgtaken voor kinderen onder de vijf jaar heeft. De regering licht toe dat de gemeenten in dergelijke gevallen een oplossing op maat kunnen bieden. De leden van de SP- fractie zijn van mening dat de gemeenten dit maatwerk zeer verschillend interpreteren. Hoe voorkomt de regering ongelijke behandeling van gelijke gevallen? Graag een toelichting.
De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de ontheffing van de arbeidsverplichting door de alleenstaande ouder moet worden aangevraagd. Deelt u de mening dat de gemeenten een actieve rol moeten spelen bij de voorlichting over deze ontheffing? Zo ja, kan de regering dat toelichten? Zo neen, waarom niet? Op welke wijze denkt u dit te kunnen faciliteren?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de scholingsplicht tot onpraktische resultaten lijkt te leiden. Is het zo dat een alleenstaande in de bijstand met een startkwalificatie die een kind krijgt, tot maximaal zes jaren, een opleiding of een re-integratietraject kan gaan volgen om zo zijn uitkering te behouden? Ook als deze persoon deze opleiding wellicht niet nodig heeft om een baan te bemachtigen? Zo ja, is dit een wenselijke situatie? Zo nee, waarom niet?
Is het wenselijk of nodig dat iemand zes jaar lang een opleiding of re-integratietraject volgt? Wordt de mogelijkheid om een opleiding/traject te volgen gestopt als wordt besloten dat iemand een dergelijk hoog niveau heeft bereikt dat het vinden van een baan geen probleem meer is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, komt er voor de scholingsplicht dan een werkplicht voor in de plaats?
Wat gebeurt er als iemand van de ontheffing gebruik maakt en na zes jaar een tweede kind krijgt? Wordt de regeling dan verlengd? Of bestaat er dan geen mogelijkheid meer een ontheffing aan te vragen?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de ontheffing van de arbeidsverplichting voor alleenstaande ouders alleen op verzoek wordt verleend. Zij vragen waar dat verzoek dan ingediend moet worden en of alleenstaande ouders ook actief gewezen worden op de mogelijkheid voor ontheffing.
De ontheffing is maximaal 6 jaar, maar hoeft niet aaneengesloten te zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wie de plicht heeft de duur van de ontheffing te registreren.
De leden van de SGP-fractie waarderen het dat er in dit wetsvoorstel een recht komt op ontheffing van de arbeid verplichting, maar vragen de regering nader in te gaan op de maximering daarvan. Er kunnen toch ook omstandigheden zijn waarbij de kinderen van alleenstaande ouders ook langer dan zes jaar extra veel zorg behoeven? En het kan toch ook zijn dat er in deze periode nieuwe kinderen geboren worden, die ook recht hebben op de beste zorg? Wil de regering het huidige wetsvoorstel zodanig aanpassen dat alleenstaande ouders de mogelijkheid krijgen om de zorg voor elk kind tot 5 jaar volledig op zich te kunnen nemen? Daarmee wordt de zorg voor het kind optimaal geborgd, en wordt het in de ogen van de regering ongewenste effect weggenomen van de vrijstellingsmogelijkheid in de Algemene Bijstandswet, dat de ontheffing per kind cumuleerde. Of wil de regering gemeenten de mogelijkheid geven om in dergelijke gevallen alsnog een tijdelijke ontheffing van de sollicitatieplicht te geven? Gemeenten kunnen toch veel beter de afweging maken tussen de zorgtaken enerzijds, en anderzijds de arbeidsmarktpositie van alleenstaande ouders?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de ontheffing van de arbeidsverplichting door de alleenstaande ouder zelf dient te worden aangevraagd. Daarbij vinden de leden van de SGP-fractie het belang van goede voorlichting over die mogelijkheid essentieel. Hoe gaat de regering er zorg voor dragen dat gemeenten ouders hierover informeren? De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de ontheffingsmogelijkheid van de arbeidsverplichting die geldt bij co-ouderschap. Gemeenten krijgen de mogelijkheid deze ontheffing toe te kennen als daar dringende redenen voor zijn. Kan de regering deze dringende redenen nader uitwerken, zodat er geen grote verschillen zullen ontstaat tussen de verschillende gemeenten?
De leden van PvdA-fractie constateren dat de Memorie van Toelichting meldt dat voor allochtone alleenstaande ouders een inburgeringstraject een goed scholingsinstrument kan vormen. Welke maatregelen gaat de regering onder meer in het licht van het voorgaande treffen om de wachtlijsten om deel te kunnen nemen aan inburgeringscursussen aan te pakken? Wanneer verwacht de regering dat deze wachtlijsten (grotendeels) zullen zijn weggewerkt?
Graag vernemen de leden van de PvdA-fractie of bij de scholing van de alleenstaande ouder het behalen van een startkwalificatie het doel is van de regering. Of is het doel de alleenstaande ouder maximale kansen te bieden? Indien een alleenstaande ouder capaciteiten heeft om bijvoorbeeld een HBO of universitaire opleiding te volgen, heeft de alleenstaande ouder dan ook de mogelijkheid om binnen de maximale periode van zes jaar deze opleiding te behalen, zo vragen deze leden?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering aangeeft dat het niet nakomen van verplichtingen die verbonden zijn aan de re-integratieplicht dan wel scholingsplicht leidt tot verlang van de uitkering. Deze leden vragen of de regering ter verduidelijking kan toelichten op welke wijze nagegaan kan worden of een alleenstaande ouder zijn of haar verplichtingen die verbonden zijn aan de scholingsplicht niet nakomt? In hoeverre hebben gemeenten hierbij een beoordelingsvrijheid, zo vragen deze leden?
De leden van de SP-fractie zijn grote voorstander van een ontheffing van de arbeidsplicht voor alleenstaande ouders in de bijstand. Zij vinden het echter onbegrijpelijk dat er nu opnieuw een verplichting komt in de vorm van het accepteren van een leeraanbod. Deze leden spreken liever van een leerrecht. Net zoals het recht op ontheffing van de arbeidsplicht.
Uit het wetsvoorstel blijkt dat de scholingsplicht tot het niveau van een startkwalificatie (mbo niveau 2, havo en vwo) gaat. Daarnaast kan de scholingsplicht om omscholing gaan. Waarom is er gekozen voor een maximaal opleidingsniveau? Waarom is er geen mogelijkheid voor alleenstaande ouder mét startkwalificatie om zich verder te scholen in het eigen vakgebied en een nog stevige positie op de arbeidsmarkt te verwerven? Deelt de regering de mening dat het behalen van meer dan een startkwalificatie juist ook bijdraagt aan de doelstelling van de regering om te komen tot een kenniseconomie? Zo ja, kan dat worden toegelicht? Zo neen, waarom niet?
Betekent die dat een alleenstaande ouder mét startkwalificatie automatisch wordt ontheven van de scholingsplicht? Zo ja, kan de regering dat toelichten? Zo neen, waarom niet? Wat is het verschil tussen een re-integratieplicht en de scholingsplicht? Welke andere plichten dan de scholingsplicht kunnen onder de re-integratieplicht vallen?
Welke keuzevrijheid hebben de alleenstaande ouders bij het scholingsaanbod? Meer in het algemeen, wat zijn de rechten van de alleenstaande ouders? Welke rechten hebben alleenstaande ouders, bijvoorbeeld omdat het aanbod kwalitatief onder de maat is? Of wordt dit eenzijdig door de gemeente bepaald? Graag een toelichting.
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering verwacht dat scholing of opleiding gezien de levensfase waarin de jonge kinderen zich bevinden in het algemeen beter zal aansluiten bij het gezinsritme. Is de regering voornemens om de alleenstaande ouder rechten te geven met betrekking tot de kinderopvang?
Zo ja, aan welke rechten wordt gedacht en hoe worden deze in de wet verankerd? Zo neen, waarom niet?
Geldt het recht op kinderopvang alleen bij re-integratie (vrijwilligerswerk of stage) of wordt het recht op kinderopvang ook verbonden aan de scholingsplicht? Zo ja, kan dat worden toegelicht? Zo neen, waarom niet?
Om de alleenstaande ouder extra te motiveren kan aan het succesvol afronden van een (onderdeel van de) scholing een premie worden verbonden. Ligt deze maatregel ter beoordeling aan de gemeenten? Zo ja, moet dit bij verordening worden vastgesteld of is dit op inzicht van een individuele bijstandsconsulent?
Het niet voldoen aan de scholingsplicht heeft tot gevolg dat er geen recht bestaat op een ontheffing van de arbeidsverplichting. Kan een gemeente bij het niet nakomen van de scholingsverplichting eenzijdig de uitkering stoppen of korten? Zo ja, kan dat worden toegelicht? Zo neen, welke stappen moeten er door de gemeente worden ondernomen alvorens te komen tot een korting of stopzetting van een uitkering?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de Memorie van Toelichting wordt aangegeven dat een persoon die gebruik wil maken van de ontheffingsregeling en die niet in staat is de startkwalificatie te behalen, geen scholingsplicht heeft. De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt bepaald of iemand daar wel of niet toe in staat is. Wordt een dergelijk persoon wel verplicht een re-integratietraject te volgen? Zo nee, waarom niet? Wat gebeurt er met een dergelijk persoon nadat de periode van zes jaar is verstreken? Graag een antwoord voor mensen boven en onder de 27 jaar.
Het college dient vast te stellen hoe aan de scholingsplicht invulling wordt gegeven, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Zij vragen of alleenstaande ouders ook inspraak hebben in het te volgen traject en zo nodig bezwaar kunnen maken tegen de beslissing van het college.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat alleenstaande ouders die beschikken over een startkwalificatie of degene die dit juist niet kunnen halen op een andere wijze re-integratie activiteiten krijgen aangeboden. Wordt voor deze alleenstaande ouders dan wel rekening gehouden met hun zorgtaken bij de bepaling van de re-integratieactiviteiten, zo vragen deze leden. Zo ja, betekent dit dat zij niet gedwongen kunnen worden tot fulltime re-integratie activiteiten? Voorts vragen deze leden of een alleenstaande ouder met een startkwalificatie, nog wel een scholingsrecht kan afdwingen.
In relatie tot de scholingsplicht vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of de gemeente verantwoordelijk is voor de kinderopvang van de alleenstaande ouders?
De scholingsplicht wordt ingevuld uiterlijk zes maanden na de aanvraag tot ontheffing, zo constateren de leden van de ChristenUnie-fractie. Wat gebeurt er wanneer de opleiding pas na 6 maanden start of wordt aangeboden? Moet er dan tussentijds nog een andere opleiding of cursus worden gevolgd?
De leden van de SGP-fractie hebben over de scholingsplicht voor alleenstaande ouders met jonge kinderen nog een aantal vragen. Deze leden vragen om een nadere onderbouwing van de stelling dat de regering verwacht dat scholing of opleiding beter aansluit bij het gezinsritme. Als de jonge kinderen nog niet naar school gaan, dan is hiervan toch geen sprake? Bovendien vragen deze leden of de regering ouders die een thuisstudie wenselijk achten in verband met de zorg voor hun kinderen daarin zoveel mogelijk tegemoet wil komen.
De leden van de SP-fractie vragen wat de geschatte kosten zijn van de scholingsplicht?
Is er sprake van een open-einde regeling dat wil zeggen als er meer dan 10 000 gevallen zijn, zal het bedrag van € 15 miljoen (het inkomensdeel) worden verhoogd? Hoe wordt dit gemonitord?
De regering stelt dat het beslag op het re-integratiebudget maar beperkt zal toenemen. Betekent dit dat ook de uitgaven voor scholing maar beperkt zullen toenemen? Hoe verhoudt een beperkte toename van scholingskosten zich tot de doelstelling van deze Wet?
De leden van de VVD-fractie stellen vragen rond de aanzuigende werking die dit voorstel kan hebben. Erkent de regering de mogelijkheid hiervan? Zo ja, hoe wordt voorkomen dat het een openeinde regeling wordt? Zo nee, kan de regering dan toelichten wat de maximale toestroom zal zijn in de komende jaren en wat de maximale kosten zijn die hieraan zijn verbonden?
De leden van de VVD-fractie vragen of het zo is dat de beleidsvrijheid van de gemeenten door invoering van dit wetsvoorstel ingeperkt wordt? Zo ja, waarom is hiertoe besloten? Zo nee, waarom niet?
Daarnaast vragen deze leden in hoe verre deze voorstellen stroken met het regerings voornemen het beleid op het re-integratiegebied zoveel mogelijk bij de gemeenten te leggen. Beperkt de regering met deze maatregelen de beleidsvrijheid van gemeenten niet? Zo nee, waarom niet. Zo ja, in hoe verre wordt die vrijheid dan precies beperkt en waarom is voor deze beleidswijziging gekozen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het met dit wetsvoorstel mogelijk is dat een momenteel werkzame alleenstaande ouder, met kinderen onder de vijf jaar, kan stoppen met werken en daarmee onder de scholingsplicht kan komen te vallen.
De leden van de SGP-fractie zijn ontstemt over het antwoord van de regering over de vraag van het uitvoeringspanel of een alleenstaande ouder die stopt met een baan om voor haar kinderen te zorgen ook recht op bijstand, inclusief ontheffing krijgt. De regering stelt dat in dat geval sprake is van een verwijtbare werkloosheid, zodat het college de uitkering conform de gemeentelijke verordening kan verlagen. Dat kan niet de bedoeling zijn! Deze leden vragen de regering daarom een nota van wijzing naar de Kamer te sturen waarin dit probleem is opgelost.
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Blok (VVD), Tichelaar (PvdA), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP), Vos (PvdA) en Vacature (algemeen). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Sap (GL), De Krom (VVD), Heerts (PvdA), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Heijnen (PvdA) en Weekers (VVD).