Vastgesteld 17 februari 2015
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 11 december 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over:
− de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 december 2014 houdende de aanbieding van de zesde voortgangsrapportage passend onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 141);
− de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 oktober 2014 waarin de actualiteiten rond passend onderwijs (31 497, nr. 139);
− de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 september 2014 met de besluitvorming rond het loslaten van criteria lwoo en pro en lwoo-licenties (Kamerstuk 30 079, nr. 50);
− de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 15 juli 2014 inzake de uitvoering van de motie van het lid van Meenen over een verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten (Kamerstuk 31 497, nr. 136).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Wolbert
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Kler
Voorzitter: Lucas
Griffier: De Kler
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bisschop, Lucas, Van Meenen, Rog, Siderius, Straus, Voordewind en Ypma,
en Staatssecretaris Dekker, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter: Ik heet de mensen op de publieke tribune, de Kamerleden en de Staatssecretaris welkom. De spreektijd is vier minuten per fractie en ik sta twee interrupties per fractie toe.
Mevrouw Siderius (SP): Voorzitter. De propagandamachine van Staatssecretaris Dekker draait op volle toeren. De invoering van het passend onderwijs zou goed verlopen. Wie echter praat met ouders en leerkrachten hoort een ander geluid. De SP publiceerde recentelijk een rapport over het passend onderwijs. Ondanks de grote en loyale inzet van leraren zijn er grote zorgen over de grote klassen, onvoldoende handen in de klas, de moeilijke toegang tot het speciaal onderwijs (so), de enorme bureaucratie en de niet goed verlopende inkoop van zorg. Het onderzoek van het CNV bevestigt dit. Het is opvallend dat ik hierover geen enkel woord lees in de brief van de Staatssecretaris. Passend onderwijs knelt aan alle kanten.
De Parachute in Zoetermeer is onderwerp van onderzoek van de inspectie. Ongeveer vijftien kinderen kunnen niet meer naar deze school en zijn tijdelijk op de dagbesteding geplaatst, waar zij per dag een half uur onderwijs krijgen. De gemeente heeft besloten dat de dagbesteding eindigt per 1 januari 2015. Minimaal vijftien leerlingen worden daarmee thuiszitters. Bedoelt de Staatssecretaris dit met passend onderwijs? Gaat de Staatssecretaris ingrijpen, de dagbesteding voortzetten en het onderwijsaanbod uitbreiden?
Brian, die hier op de publieke tribune zit, was gisteravond in Hart van Nederland. Hij heeft hart- en longproblemen en een auto-immuunziekte, en hij is slechtziend. De school doet haar best, maar zij ontving eerst geen en nu onvoldoende financiering. De directrice heeft na ellenlange administratieve handelingen, terugvorderingen, toekenningen, wijzigingen en telefoontjes nog steeds niet de juiste financiering. Bedoelt de Staatssecretaris dit met passend onderwijs? Wat gaat hij aan deze situatie doen? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat Brian op school kan blijven met de juiste financiering, de juiste begeleiding en het juiste onderwijs?
De Mikadoschool in Gennep, een school voor zowel primair als voortgezet onderwijs, valt onder twee samenwerkingsverbanden. Dit betekent dat kinderen na het speciaal onderwijs naar een andere school voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso) moeten, omdat zij onder een ander samenwerkingsverband vallen. Is het volgens de Staatssecretaris passend dat kinderen met een beperking uit de veilige schoolomgeving worden gehaald en kilometers moeten reizen?
De bekostiging van zorg op scholen is een probleem. Waar een school voorheen alle zaken met één regionaal expertisecentrum deed, moet een school nu voor 35 leerlingen onderhandelen met 6 gemeenten, 5 zorgaanbieders en 2 samenwerkingsverbanden. Bedoelt de Staatssecretaris dit met minder bureaucratie door het passend onderwijs?
De Sint Jorisschool in Nijmegen is haar toekomst niet zeker, ondanks het feit dat de school in de race is voor de titel excellente school en goede beoordelingen van de onderwijsinspectie krijgt. De school heeft namelijk een tussenvoorziening: regulier onderwijs met een speciale locatie voor zorgleerlingen. Die wordt in haar bestaan bedreigd, omdat er onvoldoende budget is om alle zorgleerlingen en de kleine klassen te financieren. De constructie wordt door de Staatssecretaris in zijn brief als voorbeeld genoemd, maar is de mogelijke sluiting van deze school voor hem nou passend onderwijs?
Wat gaat de Staatssecretaris doen aan de problemen met het leerlingenvervoer? Gemeenten doen soms moeilijk over de vergoeding van het leerlingenvervoer, omdat zij vinden dat het meest passende onderwijs te ver weg is en dus te veel kost. Dat kan toch niet? Wat gaat de Staatssecretaris daaraan doen?
Wanneer krijgt de Tweede Kamer bericht over de aparte financiering van cluster 3? Een motie hierover, die tijdens de begrotingsbehandeling is ingediend, is aangehouden. De volgende voortgangsrapportage laat waarschijnlijk nog maanden op zich wachten. Het wordt tijd dat er duidelijkheid komt.
Wanneer krijgen wij bericht over het onderzoek naar kinderen met diabetes in het regulier onderwijs? Het wordt allemaal vooruitgeschoven. Wanneer kunnen wij dit verwachten en stappen zetten?
De lijst van problemen is vele malen langer dan de tijd die mij wordt toegestaan. Een probleem oplossen begint met een probleem erkennen. Mijn stelling is dat passend onderwijs knelt. De Staatssecretaris hoeft deze stelling niet te delen, maar is hij het in ieder geval met mij eens dat passend onderwijs lang niet altijd passend is?
De heer Van Meenen (D66): Voorzitter. Dit is het eerste overleg over passend onderwijs na de invoerdatum. De invoer is nog niet af, er moeten nog stappen genomen worden, maar we kunnen constateren dat veel leerlingen door de invoering in de knel komen. D66 vindt het essentieel dat we die knelpunten zo snel mogelijk oplossen. Ik spreek over de ouders, voor wie het veel duidelijker moet worden waar zij op scholen en bij samenwerkingsverbanden met hun vragen terechtkunnen. Ook vraag ik aandacht voor de positie van de geschillencommissie, voor ouders met kinderen in cluster 1 en 2, en voor landelijke onderwijsvoorzieningen.
Ik begin met de ernstig meervoudig beperkte kinderen of te wel cluster 3. Voor veel van deze leerlingen is er geen enkel perspectief op deelname aan het regulier onderwijs. Hun handicaps en beperkingen staan vast en zij zullen hoe dan ook gebruik moeten maken van de mytylschool. De gedachte achter passend onderwijs, voortdurend bekijken of kinderen aan het regulier onderwijs kunnen deelnemen, is in dit geval niet aan de orde en leidt alleen maar tot extra regels, zorgen en onzekerheden over de bekostiging. De ouders van deze kinderen hebben al genoeg zorgen. D66 wil daarom dat deze scholen en kinderen uit de financiële verdeelsystematiek voor passend onderwijs gehaald worden. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?
Zoals gezegd is het idee achter passend onderwijs dat een kind met de juiste ondersteuning naar het regulier onderwijs kan als dit aan de orde is. Wij zouden hierover nu de eerste cijfers moeten krijgen. Is al bekend bij hoeveel kinderen dit daadwerkelijk het geval is? Is er landelijk gezien sprake van een verschuiving van speciaal naar regulier onderwijs?
Er is een motie van D66 aangenomen waarin gevraagd wordt om kinderen met diabetes toe te laten als zij aan de andere toelatingsvoorwaarden voldoen. Er is een kink in de kabel gekomen door veranderende regels voor degenen die diabetesgerelateerde handelingen mogen uitvoeren en de manier waarop dat moet gebeuren. Hoe zorgt de Staatssecretaris voor uitvoering van deze motie? Heeft hij hierover overleg met zijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) die voor deze regels verantwoordelijk is?
Er zijn landelijke onderwijsvoorzieningen die onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen geven. Ze trekken uit het gehele land leerlingen, uit verschillende samenwerkingsverbanden. Het lijkt een probleem te zijn dat de bekostiging onvoldoende meeloopt, omdat de samenwerkingsverbanden zich erg concentreren op de zorgleerlingen die ze zelf in huis hebben. Daardoor komt het voortbestaan van een aantal van deze instellingen in gevaar. Wil de Staatssecretaris hierover met deze scholen in overleg treden, zodat hiervoor een oplossing kan worden gevonden?
Ik heb al eerder een punt gemaakt van de onafhankelijke indicatiestelling, de medezeggenschap voor ouders van slechtziende en slechthorende kinderen en de gelijkwaardige positie van ouders in het kader van de indicatiestelling. De indicatiestelling is nu niet onafhankelijk en de zeggenschap is nog niet op orde. Dit kan ten koste gaan van een echt passende oplossing voor het kind. De Staatssecretaris heeft destijds toegezegd bij ouderorganisaties na te gaan waar de zorgen leven en in lijn met de moties die door mij en mevrouw Ypma zijn ingediend, oplossingen te vinden. Ik begrijp dat dit nog niet is gebeurd. Wat is de stand van zaken en wat is het perspectief?
Ik ben blij dat de geschillencommissie bekender is geworden. Het is zaak dat haar uitspraken opgevolgd worden. In de meeste gevallen gaat het goed, maar af en toe niet. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de uitspraken opgevolgd worden? Is hij bereid om de uitspraken bindend te verklaren, zoals D66 wil? Vanochtend hebben wij de voorzitter van de geschillencommissie op de radio kunnen horen. Hij gaf duidelijk aan dat het van belang is dat de deskundigheid van de geschillencommissie zich vertaalt in een bindende uitspraak.
Thuiszitters kunnen enorm geholpen worden door een combinatie van onderwijs op school en thuis. Het duurt echter nog tot de zomer voordat wij een antwoord krijgen op de vraag hoe deze combinatie mogelijk gemaakt wordt. Dat gaat mijn fractie niet snel genoeg. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat er voor 1 februari 2015 duidelijkheid komt?
Vanochtend was er het bericht van het CNV over het feit dat veel scholen met en ouders van kinderen met een beperking de nieuwe regels nog niet goed kennen; bovendien zijn veel docenten onvoldoende voorbereid. Ouders weten niet altijd welke rechten en plichten zij hebben. Scholen weigeren soms te snel om leerlingen met een beperking aan te nemen. Wat doet de Staatssecretaris om deze situatie te verbeteren?
Mevrouw Straus (VVD): Voorzitter. Passend onderwijs heeft als doel te voorkomen dat veel leerlingen thuis komen te zitten, omdat scholen onvoldoende in staat zijn een passend aanbod te verzorgen voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Het kind en zijn of haar mogelijkheden zijn daarbij het uitgangspunt. Dat kan de VVD alleen maar ondersteunen. Bij de invoering van een nieuw systeem valt te verwachten dat een aantal casussen problemen zullen opleveren. Elke individuele situatie moet tenslotte weer opnieuw ingepast worden in een nieuw systeem. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat er slechts een paar bezwaren aan de landelijke geschillencommissie zijn voorgelegd. Daarnaast is na de oproep van de PvdA een aantal meldingen binnengekomen. Hoe duidt de Staatssecretaris de aantallen, zowel de formele klachten als de meldingen via de PvdA, en de inhoud van de klachten die bij de inwerkingtreding van passend onderwijs zijn voorgelegd?
Het is een goede zaak dat de meeste zaken zijn opgelost. Het systeem lijkt op dit vlak te werken. Belangrijk voor de werking van passend onderwijs is het draagvlak onder docenten en schoolleiders, maar vooral onder ouders. Hoe zorgen wij ervoor dat ouders die tegen problemen aanlopen, weten waar zij met hun vragen en bezwaren terechtkunnen? Wat vindt de Staatssecretaris van de suggestie van de landelijke ouderraad om hiervoor een aanspreekpunt per school in te richten? Hoe zorgen wij ervoor dat wij in de volgende voortgangsrapportage meer over de oudertevredenheid over de geboden oplossingen te weten komen? Wordt dit meegenomen in het onderzoek naar de tevredenheid van ouders door het Kohnstamm Instituut of moet het meegenomen worden in de verdere monitoring van passend onderwijs door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)?
Mevrouw Siderius (SP): De VVD-fractie vraagt hoe de Staatssecretaris de meldingen over problemen duidt. De VVD heeft het over een aantal casussen. De vraag is natuurlijk hoe de VVD dit duidt. Het is bagatelliserend om te zeggen dat er maar een paar meldingen bij de geschillencommissie zijn geweest, dat het allemaal wel meevalt en dat het fantastisch gaat. Ondertussen wil de VVD de bureaucratie opvoeren door ouders nog meer papier toe te zenden en een aanspreekpunt op school te organiseren. Dat is toch niet de bedoeling? Moeten wij het niet gewoon goed regelen en ervoor zorgen dat dit soort lapmiddelen niet nodig is?
Mevrouw Straus (VVD): Elk nieuw systeem heeft een aanloop nodig. Bij elk systeem moet je in het begin goed bekijken wat wel en niet goed gaat. Daarom praten wij in de Kamer drie keer per jaar over passend onderwijs. Wij moeten dan vooral naar de feiten kijken. Er is inderdaad een aantal bezwaren aan de landelijke geschillencommissie voorgelegd. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris deze duidt. Vindt hij dit aan het begin van de invoering een acceptabel aantal? Ik vind het niet acceptabel als er, zoals in de oude situatie, duizenden leerlingen thuiszitten. Daarom voeren wij passend onderwijs in en zijn wij nog steeds voorstander van dit systeem.
Mevrouw Siderius (SP): Dit is eigenlijk een beetje verdrietig. Er wordt gesproken over aanloopproblemen. De VVD schuift alle bezwaren uit het onderzoek van het CNV, maar ook uit het onderzoek van de SP, aan de kant. Het gaat om 700 ouders en docenten die zeggen dat dit niet de manier is, dat het niet goed gaat en dat hierdoor meer kinderen tussen wal en schip vallen. Van De Parachute in Zoetermeer zitten per 1 januari vijftien kinderen thuis. Dat kan de VVD toch niet accepteren?
Mevrouw Straus (VVD): De VVD vindt het belangrijk dat problemen die zich door de nieuwe situatie voordoen, worden opgelost, maar ook dat kinderen die in het oude systeem thuiszaten nu wel een plek in het onderwijs hebben. Ik begrijp niet precies waar mevrouw Siderius naartoe wil. Wij willen dat het systeem van passend onderwijs goed gaat werken. Daarover hebben wij vragen gesteld. Wij zijn altijd bereid om naar oplossingen te kijken. Problemen die via de formele kanalen binnenkomen, worden opgelost. De problemen die er nog zijn, moeten ook zo snel mogelijk worden opgelost.
Voorzitter. Ik ben blij dat er in de rapportage expliciet aandacht is voor onderwijs aan hoogbegaafde kinderen. Ook deze leerlingen hebben extra ondersteuning nodig. Toch zijn er samenwerkingsverbanden die nog niets hebben gedaan aan de ondersteuning van deze specifieke doelgroep. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat dit beeld in de volgende rapportage anders is? Er bestaat sowieso een groot verschil tussen de ondersteuning die door de verschillende samenwerkingsverbanden wordt aangeboden. Dat kan ook en past soms bij het regionale karakter, maar hoe voorkomen wij dat wij steeds opnieuw het wiel moeten uitvinden? Worden best practices gedeeld? Wat kunnen ouders van hoogbegaafde kinderen doen als ze binnen de samenwerkingsverbanden nog altijd te weinig gehoor voor de ondersteuning van hun kinderen vinden?
Sommige scholen voor speciaal onderwijs hebben een bovenregionale functie, bijvoorbeeld de tyltylscholen voor meervoudig gehandicapte kinderen. Zij moeten de middelen voor leerlingen bij verschillende samenwerkingsverbanden ophalen. Hoe staat het daarmee? Wij hebben voor deze specifieke groep al verschillende malen gevraagd, de voortgang van de invoering van passend onderwijs te volgen en hierover te rapporteren. De motie- Elias/Ferrier van VVD en CDA uit 2012 heb ik hiertoe diverse keren aangehaald. Deze motie vraagt onder andere om een uitwerking van het onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen zonder extra administratieve lasten of procedures voor ouders of scholen. Bij de begrotingsbehandeling is het onderwerp ook ter sprake gekomen, maar ik lees hierover niets in de voortgangsrapportage. Deze doelgroep van meervoudig gehandicapte kinderen is zo specifiek, dat het onbestaanbaar is dat zij problemen ondervindt bij het maken van afspraken van samenwerkingsverbanden. Graag ontvang ik een reactie van de Staatssecretaris.
De heer Van Meenen (D66): Ik heb hier zojuist ook aandacht aan besteed. Is het verstandig dat deze groep leerlingen binnen het spel van passend onderwijs terecht is gekomen? De oorspronkelijk gedachte van passend onderwijs in acht nemend – voor elk kind bekijken wat het beste is: passend onderwijs of regulier onderwijs met ondersteuning – vraag ik of passend onderwijs voor deze kinderen aan de orde is, of dat zij hoe dan ook onderwijs op een gespecialiseerde school moeten volgen.
Mevrouw Straus (VVD): Daarom hebben wij hiervoor aandacht gevraagd bij de invoering van passend onderwijs. Deze scholen hebben een bovenregionale functie en moeten met tientallen samenwerkingsverbanden afspraken maken. Soms lukt dat heel aardig, omdat er samenwerkingsverbanden zijn die het heel logisch vinden. Dan leidt het niet tot heel veel meer bureaucratie. Het gaat mij met name om de scholen die in bepaalde samenwerkingsverbanden geen gehoor vinden. Ik vind dat zorgelijk en ik wil dat probleem graag opgelost zien.
De heer Van Meenen (D66): De snelste oplossing is toch om deze scholen uit het systeem te halen? Dit voegt niets toe; er zijn misschien weinig administratieve lasten, maar uiteindelijk gaat het kind nog steeds naar een bepaalde school en daar hoort een adequate bekostiging bij. Het overleg met een samenwerkingsverband leidt tot niets, behalve tot onzekerheid over de bekostiging die voor deze kinderen heel hard nodig is. Zullen we het in één keer oplossen en deze heel specifieke groep bekostiging geven die rechtsreeks van de overheid komt, zonder tussenkomst van de sorteerhoed van het samenwerkingsverband?
Mevrouw Straus (VVD): Het is voor de werking van passend onderwijs belangrijk dat alle schoolvormen worden belegd op één plek, het samenwerkingsverband. Er is een bovenregionale functie. Het is dus niet meer dan normaal dat het samenwerkingsverband met dit soort scholen afspraken maakt. Het lijkt mij niet verstandig om hun een uitzonderingspositie te geven. Daarvoor moet dan ook weer een aparte route georganiseerd worden. Dat lijkt mij niet de beste weg, maar ik hoor graag de reactie van de Staatssecretaris.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb een bezoek gebracht aan de mytylschool voor ernstig meervoudig beperkte kinderen in Utrecht. Vanwege de grote complicaties is de doorstroom nul. Waarom kunnen we de bureaucratie voor de leraren van deze kinderen niet beperken door af te spreken dat er geen onderhandelingstraject met de samenwerkingsverbanden in gang gezet hoeft te worden? Dit traject levert voor de leraren een enorme bureaucratie op.
Mevrouw Straus (VVD): Ik ben ook bij zo’n school op bezoek geweest en ik heb met de schoolleider gesproken. Hij gaf aan dat het anders is dan in het verleden, maar zolang de samenwerkingsverbanden het vanzelfsprekend vinden om afspraken te maken, vindt hij het geen probleem om binnen het systeem van passend onderwijs een plek te vinden. Als samenwerkingsverbanden echter denken dat deze kinderen op een andere plek in het onderwijs terechtkunnen, moeten wij van hen realisme verwachten.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Deze kinderen zijn vaak verspreid over verschillende samenwerkingsverbanden. Dat betekent dat er per een of twee kinderen met een samenwerkingsverband onderhandeld moet worden om de gelden die mogelijk worden doorgesluisd naar de samenwerkingsverbanden maar niet geoormerkt zijn, terug te krijgen. Dat is een enorme inspanning. Ik hoor bedragen van € 145.000 per jaar per school die de scholen mogelijk niet terugkrijgen. Dit duurt en duurt maar. Ziet de VVD dit probleem ook en moet dit leiden tot een aparte financiering?
Mevrouw Straus (VVD): Ik ben het eens met de analyse van de heer Voordewind, maar niet met zijn oplossing. Hij zegt dat dit mogelijk tot problemen met de financiering leidt, maar het met name voorkomt bij samenwerkingsverbanden die geen raamovereenkomsten met de scholen willen afsluiten. Dat is een kwalijke zaak.
Mevrouw Ypma (PvdA): Voorzitter. «Je bent zo mooi anders dan ik, natuurlijk niet meer of minder maar zo mooi anders, ik zou je nooit anders dan anders willen.» Ieder kind is mooi anders en ieder kind heeft recht op goed onderwijs; onderwijs dat uitgaat van verschil, dat extra ondersteuning biedt waar nodig en extra uitdaging waar dat kan. Passend onderwijs lijkt positief uit de evaluatie te komen. Dat is hartstikke mooi. Er is sprake van meer maatwerk op scholen en bij samenwerkingsverbanden, er wordt oplossingsgerichter gedacht, ouders hoeven niet meer te leuren met hun kind en procedures worden minder ingewikkeld.
De vraag is of het gesprek dat op school plaatsvindt tussen ouders, leerkrachten en de extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband, centraal staat. Daarin wordt gekeken wie wat kan doen en hoe het kind zo gewoon mogelijk op school kan meedraaien. Waarom duurt het zo ontzettend lang voordat het instemmingsrecht, waarover ik een motie heb ingediend op 11 april 2013, geregeld is? De ouderorganisaties vragen één aanspreekpunt per school of samenwerkingsverband. Dat lijkt mij een goed idee. Vindt de Staatssecretaris dit ook? Hoe wil hij dit gaan regelen?
Vindt het gesprek eigenlijk wel op tijd plaats? Kunnen wij verzuim niet meer voorkomen? Ik heb gesproken met de initiatiefnemers van M@ZL, een initiatief van de jeugdgezondheidszorg (jgz). Daarin werken de jeugdgezondheidszorg en het onderwijs goed samen om verzuim zo veel mogelijk te voorkomen. Ik heb begrepen dat er extra geld beschikbaar is uit het nationaal preventieprogramma en dat er een landelijke werkgroep is die bespreekt hoe het besteed wordt. In Drenthe, Amsterdam, Limburg en Brabant worden alle jeugdartsen al bijgeschoold om ervoor te zorgen dat bij schooluitval – lang verzuim begint vaak met kort verzuim – op tijd wordt ingegrepen door de jgz en het onderwijs gezamenlijk, zodat kinderen die zich ziek melden omdat zij school te moeilijk te vinden, omdat zij niet de juiste keuze hebben gemaakt, of omdat er thuis problemen zijn, minder snel uitvallen. Op deze manier kunnen wij veel verzuim voorkomen. Dat is beter dan genezen. Is de staatsecretaris bereid om zich samen met het Ministerie van VWS te verdiepen in deze en andere methoden om verzuim te voorkomen en de Kamer te informeren hoe de samenwerking tussen de jgz en het onderwijs zo goed en effectief mogelijk kan worden ingezet?
Veel kinderen vertellen mij dat onderwijs voor hen als een trein is die heel hard rijdt. Die trein heeft een standaardbelasting voor ieder kind. Sommige kinderen hebben minder tijd te besteden, omdat een deel van hun tijd op gaat aan ziekzijn of het verwerken van moeilijke dingen of te veel prikkels. Dat standaardmodel is niet geschikt voor alle kinderen. Zij springen op die trein en springen er weer af. Als zij er weer op springen, rijdt de trein direct weer op snelheid. Dan kan het drie kanten op: de kinderen kunnen het erbij laten en thuiszitten, zij kunnen een ander niveau zoeken of zij worden aldoor overbelast. Eigenlijk zijn er maar drie dingen nodig. Wij moeten met wetgeving ervoor zorgen dat ook deze kinderen een diploma kunnen halen door maatwerk te bieden, de scholen moeten de mogelijkheid krijgen om deze kinderen kansen te geven en wij moeten ze daar niet op af rekenen. Ik heb hierover een motie ingediend tijdens de begrotingsbehandeling op 6 november 2014 en ben benieuwd hoe het staat met de uitvoering daarvan.
Mevrouw Siderius (SP): De PvdA spreekt mooie woorden over het feit dat passend onderwijs minder ingewikkeld wordt, dat wij verzuim kunnen voorkomen en dat de gezondheidszorg en het onderwijs beter moeten samenwerken. Wat vindt de PvdA ervan dat op De Parachute in Zoetermeer aan vijftien kinderen geen veilige omgeving kan worden geboden? Zij gaan naar de dagbesteding die per 1 januari stopt. Die kinderen worden van leerling thuiszitter. Hoe zorgt de PvdA ervoor dat dit soort situaties zich niet voordoen?
Mevrouw Ypma (PvdA): Door hierover niet alleen in debatten wat te zeggen, maar door een meldpunt op te richten. Dat heb ik gedaan. Er hebben zich 150 kinderen gemeld en ik heb met hen meegekeken, gepraat en met hen en hun ouders gesproken over een passende oplossing. Voor 65 kinderen heb ik de hulp van het ministerie ingeroepen. Ik wil het ministerie een compliment geven, want het heeft uitstekend geholpen door ervoor te zorgen dat deze kinderen weer naar school kunnen. In heel veel van de situaties heeft het geleid tot een goede oplossing. Daaraan moeten wij werken; iedere situatie moeten wij meteen oppakken door in overleg met scholen, samenwerkingsverbanden en ouders te zoeken naar een goede oplossing. Dat geldt ook voor de voorbeelden die mevrouw Siderius noemt.
Mevrouw Siderius (SP): Het kan toch geen rijksbeleid zijn dat er een meldpunt bij de PvdA-fractie wordt ingesteld? Dat is toch geen beleid? Wij moeten ervoor zorgen dat het goed geregeld is en dat deze situaties helemaal niet voorkomen. Het kan niet zo zijn dat je wordt geholpen als je je meldt bij de PvdA en dat als je de PvdA niet kunt vinden, je niet wordt geholpen. Wat zegt mevrouw Ypma tegen de ouders in de zaal van wie het kind per 1 januari thuis zit? Wat doet zij dan? Dit is toch geen beleid?
Mevrouw Ypma (PvdA): Mevrouw Siderius maakt er een beetje een grapje van. Ik vind het helemaal geen grapje. Het is heel ernstig als kinderen thuiszitten. Voor ieder kind geldt dat het een passende plek in het onderwijs moet krijgen. Hoe je het ook wendt of keert, de wet op het passend onderwijs levert een bijdrage aan de uitdaging om alle kinderen een passende plek te bieden. De wet zorgt ervoor dat ouders niet meer hoeven te leuren met hun kind, omdat het onderwijs verantwoordelijk wordt. De wet zorgt er ook voor dat het veel minder ingewikkeld is, doordat de ingewikkelde procedures van tafel zijn. Ik vraag de Staatssecretaris of het gesprek in de praktijk plaatsvindt. Ook voor de kinderen die mevrouw Siderius noemt, moet het gesprek plaatsvinden. Natuurlijk trek ik mijn wenkbrauwen wel eens op, bijvoorbeeld bij De Parachute en vraag ik me af waarom iets opgeheven wordt als het werkt. Daarover moet het gesprek plaatsvinden. Er moet een garantie komen dat ook die kinderen straks weer naar school kunnen.
Voorzitter. Wat is er precies gedaan om de leerplichtambtenaren te wijzen op de mogelijkheden in de wet? Ingrado zou door de Staatssecretaris geïnformeerd worden. Is dat gebeurd?
Ik heb een motie ingediend waarin wordt gevraagd om een wettelijke regeling voor cluster 1 en 2. Die motie is aangenomen, dus die regeling moet er komen. Wanneer komt die? Wat wordt in de tussentijd gedaan om informele vormen mogelijk te maken?
Wat gebeurt er met initiatieven zoals het IBBO (Ik Ben Bewust Onderwijs), waar vrijwilligers kinderen al drie jaar lesgeven? Het heeft een jaarbegroting van 60.000 euro, omdat het met vrijwilligers werkt, maar het moet eigenlijk een normale bekostiging van het onderwijs krijgen. Is de Staatssecretaris bereid om te bekijken of bij dit soort initiatieven de normale bekostiging – ik vraag dus niet om meer bekostiging – naar kinderen toe kan gaan?
De heer Van Meenen (D66): Ik kan aansluiten bij de warme woorden van mevrouw Ypma. Wij moeten niet doen alsof het vroeger ideaal was en nu slecht is. Het was vroeger ook niet alles. We proberen het goed te doen. Er was net een debatje over de kinderen in cluster 3, de ernstig meervoudig gehandicapte kinderen. Voor die kinderen bestaat het perspectief dat passend onderwijs probeert te geven niet, namelijk een zorgvuldige afweging of de kinderen in het reguliere of passend onderwijs horen of in een tussenvorm. Het enige wat passend onderwijs deze leerlingen, scholen en ouders gebracht heeft, is een zoektocht naar de middelen. Er is overleg met meerdere samenwerkingsverbanden. Soms loopt dit goed en soms niet. De enige opbrengst van passend onderwijs voor deze scholen en leerlingen is dat het ingewikkelder is geworden en dat de toekomst voor hen onzeker is. Hoe staat de PvdA in deze discussie? Is de PvdA bereid om hiernaar te kijken en te bezien of het voor deze groep kinderen beter is als deze scholen de bekostiging rechtstreeks van het Rijk ontvangen?
Mevrouw Ypma (PvdA): Deze scholen moeten voldoende bekostiging krijgen. Daarmee ben ik het eens. We hebben de schotten weggehaald om ervoor te zorgen dat kinderen kunnen doorstromen, maar ook dat expertise gedeeld wordt. Regulier onderwijs moet niet tegenover het speciaal onderwijs staan, als gescheiden werelden. Dit is voor mij nog steeds van belang. Er moet samenwerking plaatsvinden tussen het speciaal en het regulier onderwijs. Ik ben het met de heer Van Meenen eens dat er voldoende bekostiging voor deze scholen moet zijn. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris hiervoor een list heeft bedacht. Dan kan het doorgaan zoals het nu gaat. Als dit niet het geval is, moeten wij overwegen of de bekostiging op een andere manier moet plaatsvinden. Ik vraag me wel af waar de grens gelegd wordt, want van het praktijkonderwijs, dat een duidelijke IQ-grens heeft, kun je hetzelfde denken. Zo kan er steeds meer bijkomen. Vooralsnog ben ik geen voorstander, maar wil ik dat de Staatssecretaris een list bedenkt waardoor we de financiering van deze scholen kunnen garanderen.
De heer Van Meenen (D66): Dat begrijp ik. Waar het zinvol is, moet samenwerking tot stand gebracht worden. Samenwerking en bekostiging zijn echter twee gescheiden dingen. Ik ben blij dat mevrouw Ypma in dit geval openstaat voor andere oplossingen. Er moet geen precedent voor andere situaties geschapen worden. Wij wachten af wat de Staatssecretaris antwoordt. Ik ben blij met de opening.
De heer Rog (CDA): Voorzitter. Het is goed om in de voortgangsrapportage te lezen dat er in samenwerkingsverbanden en in de relatie tussen scholen en ouders veel goed gaat. Het is goed om dat hier te delen. Dat is een compliment waard. Het is ook een compliment waard dat het ministerie regelmatig op adequate wijze ingrijpt in individuele gevallen. Dat is goed om te zien. Tegelijkertijd zijn er bij de invoering van het passend onderwijs een aantal zorgpunten. Ik ga in op vijf punten.
Het eerste punt is door de ouderenorganisaties ingebracht en betreft de informatievoorziening, die in veel samenwerkingsverbanden beter gaat, maar in een aantal gevallen nog niet op orde is. Wat wil de Staatssecretaris doen met de suggestie om te komen tot één aanspreekpunt voor ouders? Het CDA vindt dit een positieve suggestie.
Mijn tweede punt is dat een belangrijke reden om te kiezen voor passend onderwijs, het voorkomen van thuiszitters is. Het lijkt erop dat er eerder meer dan minder thuiszitters zijn. Daarvoor kunnen allerlei redenen zijn, maar dat is de constatering. Ziet de Staatssecretaris een mogelijkheid om voor die groep gedeeltelijk onderwijs mogelijk te maken? Er zijn tal van initiatieven. Wat het CDA betreft moet er een pardonregeling komen. Alle mogelijkheden om deze kinderen op school mee te nemen, zouden moeten worden aangegrepen. Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat de uitspraken van de geschillencommissie niet altijd worden opgevolgd? Kan hij hierop ingrijpen?
Mijn derde punt betreft de aangehouden motie-Rog over de verevening in de regio Eindhoven, waar autisme veel vaker voorkomt. Heel veel dank aan de Staatssecretaris dat hij in gesprek is gegaan met de sectorraden en de onderzoeken nog eens op een rijtje heeft gezet. Ik begrijp dat ik hem er ook voor mag bedanken dat de financiële effecten van de verevening verzacht worden. Ik krijg graag een nadere toelichting op de wijze waarop de Staatssecretaris dit voor zich ziet en op wat wij de regio kunnen bieden.
Punt vier betreft de zorg voor passend aanbod voor normaal tot hoogbegaafde leerlingen met autisme. Veel sprekers hebben het hierover gehad. Mijn aanvullende vraag is of de Staatssecretaris een rol voor zichzelf ziet weggelegd bij het opleidingsniveau van leraren in het speciaal voortgezet onderwijs. Het speciaal voortgezet onderwijs valt onder het basisonderwijs en heeft vaak leraren in schaal LA. Ziet de Staatssecretaris een mogelijkheid om daar meer schwung aan te geven en meer eerstegraads leraren in deze vorm van onderwijs te krijgen?
Mijn laatste punt betreft de bureaucratie. CNV Onderwijs heeft aandacht voor de leraren gevraagd, maar ik richt mij op een punt dat de VO-raad, de PO-Raad en een aantal partijen aan de orde hebben gesteld: de grote administratieve last die gepaard gaat met de bekostiging voor ernstig meervoudig gehandicapte kinderen. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de suggestie om die bekostiging conform de systematiek van cluster 1 en 2 te laten verlopen? Zo wordt ervoor gezorgd dat het geld bij deze leerlingen blijft, maar ook dat de administratieve lasten in het onderwijs worden verminderd.
De heer Bisschop (SGP): Voorzitter. Het passend onderwijs is een voorwerp van aanhoudende zorg voor de regering, om met een lichte variant op een bekende zinsnede te beginnen. Zorg moet je niet maken, maar doen. Het streven naar passend onderwijs ondersteunen wij van harte. Iedere leerling verdient een goede plek in het onderwijs en als er leerlingen tussen wal en schip dreigen te vallen, kan de overheid niet wegkijken. De SGP complimenteert de Staatssecretaris met de manier waarop het gehele proces van de invoering van het passend onderwijs wordt begeleid. Vage klachten en problemen maar ook concrete situaties worden ter hand genomen en er wordt bekeken wat gedaan kan worden om het probleem op te lossen. Als je ziet hoe gering het aantal klachten over de invoering is ten opzichte van het grote aantal leerlingen, spreek ik mijn waardering uit voor allen die betrokken zijn bij het geven van invulling aan passend onderwijs en voor de wijze waarop dit plaatsvindt. De manier waarop wordt ingespeeld op knelpunten verdient ook een pluim. Ik hecht eraan om dit nadrukkelijk te stellen en sluit mij aan bij de collega's die woorden van gelijke strekking hebben geuit.
De uitgevoerde wet draagt de naam «Wet op het passend onderwijs». Dat betekent als het goed is dat het onderwijs past bij de leerling, in plaats van dat het onderwijs past bij de wet. De SGP vangt echter signalen op dat bepaalde vormen van passend onderwijs geblokkeerd worden, omdat zij niet bij de wet passen. Die problemen spelen met name in de bekostiging bij grensverkeer tussen samenwerkingsverbanden. Uit financiële overwegingen worden scholen gedwongen om leerlingen naar het speciaal onderwijs te sturen, terwijl een passend aanbod met extra ondersteuning in het basisonderwijs te regelen zou zijn. Hetzelfde speelt bij autiklassen in het regulier onderwijs. Die krijgen slechts de reguliere bekostiging, terwijl de school meer kosten maakt. Wil de Staatssecretaris hiernaar kijken? Zit hier een probleem of biedt de wet ruimte die in de praktijk nog niet wordt benut?
De gemeenten zoeken naar mogelijkheden om de kosten van de Jeugdwet af te wentelen op anderen. Is de Staatssecretaris bekend met signalen dat gemeenten op verschillende manieren hun verantwoordelijkheden op basis van de Jeugdwet, die ze per 1 januari 2015 toebedeeld krijgen, bij scholen willen onderbrengen? Het kan gaan om het afkopen van taken met een vast bedrag of het aanspraak maken op gelden die het onderwijs recent via de AWBZ ontving en die nu in de lumpsum zitten. Op welke manier kan de Staatssecretaris eraan bijdragen dat de wettelijke verantwoordelijkheden voor alle partijen duidelijk zijn, zodat er geen ruis ontstaat over de zorg voor een kwetsbaar kind?
Ik ga in op de registratie van leerlingen die niet ingeschreven staan bij een school. Elke gemeente heeft hierin haar eigen beleid. De Staatssecretaris schrijft dat hij een zogenaamd standcijfer voor absoluut verzuim wil hanteren, namelijk het aantal leerlingen dat op een vaste peildatum niet staat ingeschreven. Dat klinkt helder en logisch, maar levert ook risico's op. Het kan namelijk zijn dat op de peildatum veel minder of veel meer leerlingen dan gemiddeld geregistreerd staan. Dat levert geen betrouwbaar beeld voor het beleid op. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om het inzicht in deze registratie te verbeteren?
We kunnen het erover hebben of het glas drie kwart vol is of nog steeds voor een kwart leeg. We kiezen voor de insteek dat het glas voor het passend onderwijs voor minstens drie kwart vol is en voller loopt. Dat lijkt mij een mooi beeld om mee af te sluiten.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat we na een halfjaar weer over passend onderwijs spreken. We hebben van de Staatssecretaris een aantal rapportages ontvangen en zijn inmiddels van start gegaan. De invoering van het passend onderwijs kende twee doelstellingen: de thuiszitters perspectief bieden en het bevorderen van de doorstroom van het speciaal naar het regulier onderwijs. Heeft de Staatssecretaris harde cijfers over de doorstroom? Ik heb geprobeerd deze te achterhalen. Ik lees in de rapportages dat twee derde van de samenwerkingsverbanden toelaatbaarheidsverklaringen heeft afgegeven voor het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Wat betekent dit voor het percentage van het aantal leerlingen dat is doorgestroomd van het speciaal naar het regulier onderwijs? Ik ben daar benieuwd naar.
Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris op het bericht van de NOS over de inventarisatie. Het blijkt dat na 1 augustus negentien kinderen nog niet zijn toegelaten tot het regulier onderwijs of van school zijn verwijderd. Eerder was er sprake van vijftig kinderen. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen? Wat is zijn reactie op de zorgen van de ouderverenigingen?
Tijdens werkbezoeken die ik afleg bij het veld, hoor ik over de toegenomen bureaucratie. Het was juist de bedoeling om deze te verminderen. Ik krijg vooral van het bovenregionaal onderwijs een groeiend aantal klachten over het aantal formulieren en het protocol, terwijl die aantallen zouden moeten afnemen. Dat is toch niet de bedoeling? Daarnaast signaleer ik dat er een nadeel ontstaat, omdat de Jeugdwet pas per 1 januari 2015 ingaat en het passend onderwijs eerder is ingegaan. Dat betekent dat de financiering van het speciaal onderwijs onduidelijk is, omdat die pas per 1 januari via de samenwerkingsverbanden bij de scholen terechtkomt. Er is daarom grote onzekerheid over de budgetten voor het speciaal onderwijs. De schoolbesturen van de bovenregionale onderwijsinstellingen hebben daarnaast te maken met verschillende gemeenten, toelatingscriteria, budgetten en rapportages. Dit geeft extra bureaucratie. De mytylschool in Utrecht heeft te maken met 28 samenwerkingsverbanden en nog veel meer gemeenten. Bij één samenwerkingsverband kan het gaan om tien verschillende gemeenten.
Ik krijg signalen dat de inspectie controleert op uitstroom van leerlingen uit het speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs. Klopt dat? Krijgt het speciaal onderwijs een minnetje van de inspectie als de instelling achterblijft? Daar kunnen wij het speciaal onderwijs toch niet op afrekenen?
Ik zoom in op ernstig meervoudig beperkte leerlingen. De mytylschool heeft een gat in de begroting van 145.000 euro voor dit jaar, omdat men voor twintig leerlingen met een ernstige meervoudige beperking financiering tekortkomt. Landelijk gaat het over 7.000 leerlingen, een goed afgebakende groep. Wij hebben hierover bij de begrotingsbehandeling gesproken. Ik ben blij met de opening die de PvdA biedt om te bekijken of er een vereenvoudiging van de financiering kan komen. Dit is in lijn met de motie-Elias om bij de indicatiestelling voor de hele schoolloopbaan duidelijkheid te krijgen over de financiering. Wij moeten voorkomen dat deze bekostiging een speelbal wordt van de gemeenten of de samenwerkingsverbanden. De gemeenten kunnen overgaan naar een medisch kinderdagverblijf, maar daar zijn geen ontwikkelingsmogelijkheden.
De informatievoorziening en het aanspreekpunt zijn door anderen genoemd. Er zou sprake zijn van een beperking van de keuzevrijheid voor een school, omdat wat betreft het leerlingenvervoer gekozen moet worden voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Het criterium is «het best passende aanbod voor leerlingen» en dat mag geen inperking van het leerlingenvervoer inhouden. Graag ontvang ik hierop een reactie van de Staatssecretaris.
De vergadering wordt van 10.52 uur tot 11.10 uur geschorst.
Staatssecretaris Dekker: Voorzitter. Na mijn inleiding ga ik in op het dekkende aanbod; hoe zorgen wij ervoor dat alle kinderen daadwerkelijk passend onderwijs ontvangen? Er zijn vragen gesteld over instellingen, casussen en kinderen. Ik zag Brian in de zaal zitten. Ik heb het item op de televisie gisteravond niet gezien, maar zal er wat over zeggen. Daarna wijd ik enkele woorden aan hoogbegaafden, thuiszitters en ouders. Daarna volgen de antwoorden op vragen over cluster 1 en 2, met name over de medezeggenschap en het betrekken van ouders bij de instellingen. Ik vervolg met een blokje over cluster 3; de vragen over de landelijke instellingen voor meervoudig gehandicapte kinderen en de financiering en het papierwerk daaromheen. Dan volgt een blokje over diabetes en ik sluit af met de overige vragen.
Ik begin mijn betoog met een dankwoord aan de leden van de commissie. De discussies over passend onderwijs zijn altijd zeer inhoudelijk gedreven. Die indruk krijg ik vandaag ook. Er zijn dingen die goed gaan en die zorgen baren, maar er wordt goed naar de inhoud gekeken. Ik geef de complimenten van de leden door aan de mensen die naast mij zitten. Voor de ambtenaren die zich bezighouden met passend onderwijs is het nooit vijf uur. Ze gaan altijd door. Ze weten niet alleen heel veel van wetten en regels, maar ze pakken ook de telefoon, de auto of de trein om het land in te gaan en te bekijken hoe ze problemen kunnen oplossen. Ik ben gecharmeerd van de woorden van de heer Bisschop, die zei dat je zorg moet doen. Ik zie dat terug bij deze mensen, die een voorbeeld voor heel veel anderen zijn. Als je werkt voor de rijksdienst is het niet alleen maar een kwestie van goede regels en wetten opschrijven, maar ook van ervoor zorgen dat het in de praktijk heel goed werkt.
Ik wil daarnaast een heel groot compliment geven aan scholen en leraren. Afgelopen week was ik op Goeree-Overflakkee op een school voor voortgezet onderwijs, op een bijeenkomst van enkele scholen. Het bleek dat de regio's en de samenwerkingsverbanden enorme stappen zetten. Op de CSG Prins Maurits in Middelharnis heb ik gesproken met leerlingen, ouders en docenten. Het blijkt dat heel veel leerlingen extra ondersteuning binnen de reguliere scholen krijgen. Dat noemt men daar «trajectgroepen», aparte groepen binnen de school waar een kind naartoe kan als het een time-out nodig heeft of als het naast het reguliere onderwijs een paar extra dagdelen ambulante begeleiding nodig heeft. Docenten kunnen er met vragen over specifieke zorg terecht bij specialisten. Het is heel uiteenlopend. Er zijn kinderen met een aandoening in het autistisch spectrum, met ADHD of met zware vormen van kinderreuma, die met de zorg eromheen en de trajectgroep een plek krijgen in het reguliere onderwijs. Voor een eiland als Goeree-Overflakkee is dat essentieel, want als dit niet in het regulier onderwijs geboden kan worden, moeten de kinderen naar het voortgezet speciaal onderwijs in Rotterdam. De reis daarnaartoe duurt anderhalf uur heen en anderhalf uur terug. Het is een enorme opluchting voor ouders. Ook is er veel bevlogenheid bij docenten en andere mensen op school.
Dit is een mooi voorbeeld van hoe het kan gaan met passend onderwijs: maatwerk en samenwerking, ook tussen reguliere en speciale scholen die met ambulante mensen hun kennis ter beschikking stellen; korte procedures, geen landelijke indicatiestelling maar een snelle regeling binnen het samenwerkingsverband; leraren en ouders die in goed onderling overleg bekijken wat het beste voor het kind is en dat in het vat gieten. Ik heb gesproken met ouders die heel tevreden waren over de manier waarop de scholen dit vorm geven.
Dit is een positief voorbeeld, maar we zijn er nog lang niet. We moeten reëel zijn. Bij de ontwikkeling van passend onderwijs kunnen dingen beter. Die verbeteringen vragen voortdurend de aandacht. Voor dit onderwerp is een halfjaarlijks debat in de Kamer in de aanloop naar een wetsvoorstel niet genoeg. Nu het is ingevoerd, gaat het eigenlijk pas beginnen. Ik wil de aandacht in de komende jaren graag vasthouden.
Ik noem een paar thema's die beter kunnen. Het eerste is het betrekken van leraren en ouders bij de ontwikkeling van passend onderwijs. In het gehele voortraject was dit een punt van aandacht en dat zal het in de komende jaren blijven. Punt twee is de professionalisering van leraren. Het opleiden van leraren om in het regulier onderwijs beter om te kunnen gaan met verschillen is heel belangrijk, zonder dat iedere reguliere leraar voor de klas voor alles een specialist moet worden. Het mooie van passend onderwijs is juist dat er samenwerking is met het speciaal onderwijs en ambulante zorg en dat leraren die iets boven de pet groeit, weten bij wie ze terechtkunnen.
De samenwerking tussen samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs en de jeugdhulp en jeugdzorg die naar gemeenten gedecentraliseerd worden, zal de komende maanden extra aandacht krijgen. Daar liggen grote kansen, maar wij moeten er bovenop zitten en de vinger aan de pols houden, net als bij passend onderwijs. Wij moeten ook laten zien waar het toe leidt, waar nieuwe kansen worden gepakt, en goede voorbeelden verspreiden. Scholen en samenwerkingsverbanden zijn erg bezig met deze ontwikkeling. Ook op mijn ministerie moeten wij niet alleen oog hebben voor papierwerk, voortgangsrapportages en wet- en regelgeving, maar bovenop de knelpunten in de praktijk springen.
Het draait bij passend onderwijs om een dekkend aanbod. Er zijn door veel commissieleden vragen gesteld over de voorzieningen en kinderen die tussen wal en schip dreigen te vallen. Mevrouw Siderius wees op een aantal casussen. Mevrouw Ypma heeft dit voor de zomer ook gedaan. Ik heb gevraagd om dingen bij ons te melden. Net als voor de invoering van het passend onderwijs gaan er hier en daar dingen mis. Daar moeten wij bovenop zitten, om ervoor te zorgen dat die worden opgelost.
Ik zie de moeder van Brian in de zaal zitten. Wij hebben nog niet de mogelijkheid gehad om elkaar te spreken, maar misschien kunnen wij na deze bijeenkomst een afspraak maken om te bekijken wat er bij Brian speelt en om ervoor te zorgen dat hij niet tussen wal en schip valt.
De voorzitter: Mevrouw Siderius heeft een vraag. Wij hebben aan het begin van het overleg afgesproken dat iedereen twee interrupties had. Als de tijd het toelaat, kan ik coulant zijn. Als de leden er misbruik van maken, niet meer.
Mevrouw Siderius (SP): Ik maak er natuurlijk geen misbruik van. De Staatssecretaris heeft het over Brian. Hij vertelt een mooi verhaal over zijn bezoek aan Goeree-Overflakkee, dat het daar zo fantastisch is. Brian komt uit die regio en hij heeft wel degelijk een probleem, net als heel veel andere kinderen in Nederland. Brian moet zowel uit cluster 1 als cluster 3 gefinancierd worden, maar dat kan niet. Je kunt maar uit één cluster worden gefinancierd. Een ouder staat dus voor de beslissing welk cluster te kiezen, omdat afhankelijk daarvan duidelijk wordt welke ondersteuning het kind kan krijgen. Brian is slechtziend. Dat valt onder cluster 1. Zijn andere problematiek valt echter onder cluster 3. Zijn moeder moet beslissen welke zorg haar kind op school krijgt en de rest laten gaan. Dat kan volgens mij niet. Ik hoop dat de Staatssecretaris dat met mij eens is. Gaat hij regelen dat kinderen uit verschillende clusters gefinancierd kunnen worden?
Staatssecretaris Dekker: Het voordeel van passend onderwijs is dat er veel schotten tussen de clusters zijn weggehaald. Daarom valt het mij zo tegen dat de SP tegen alle plannen voor passend onderwijs heeft gestemd. Zij is daarmee voor de beschotting van veel budgetten. Met passend onderwijs proberen wij een aantal schotten weg te halen. De voorstelling van zaken die mevrouw Siderius geeft, dat alles heel nauw onder cluster 1 of 3 valt, deel ik niet helemaal. Er is bij de samenwerkingsverbanden veel meer mogelijk. Laat ik praktisch zijn, ook in het specifieke geval van Brian. Ik heb de uitzending over hem niet gezien. Ik vind het heel bijzonder dat hij en zijn moeder vandaag naar dit debat zijn gekomen. Het is onbestaanbaar als door wijzigingen in het passend onderwijs of door de decentralisatie van de jeugdzorg kinderen tussen wal en schip vallen. De essentie van passend onderwijs is dat ieder kind recht heeft op passend onderwijs. Als er iets dreigt te gebeuren wat wij allemaal niet willen, moeten wij acteren.
Mevrouw Siderius (SP): Dit is pure propaganda. Het gaat allemaal fantastisch met het passend onderwijs en wat de SP zegt is gebaseerd op een foute voorstelling van zaken? Er zijn meer kinderen zoals Brian in Nederland die met dit specifieke probleem te maken hebben. De Staatssecretaris wuift het weg, zegt dat hij het heeft ontschot en dat hij praktisch kijkt. Het is gewoon niet geregeld. De Staatssecretaris gaat acteren en gaat het regelen. Wat gaat hij dan wijzigingen in de wet, zodat Brian goede zorg op school en goed onderwijs krijgt, en zodat alle kinderen die uit verschillende clusters worden gefinancierd niet tussen wal en schip vallen? Ik vind het heel erg treurig en verdrietig als de SP een voorstel moet indienen of hierover een uitspraak van de Kamer moet vragen.
Staatssecretaris Dekker: De SP beticht mij ervan een propagandamachine te zijn? Dat is de wereld op zijn kop, to put it mildly; het is in ieder geval een jij-bak. Wat ga ik in de wet wijzigen om dit op te lossen? Ik mag toch hopen dat wij niet voor elk individueel geval de wet moeten wijzigen om goede zorg te regelen. Met de decentralisaties en de invoering van passend onderwijs zorgen wij ervoor dat er meer ruimte ontstaat om dit lokaal op te lossen. Er veranderen dingen. Dat kan betekenen dat sommige voorzieningen ophouden te bestaan of dat er minder kinderen naartoe gaan en dat het in samenwerkingsverbanden anders wordt geregeld. Een aantal leden vroeg wat ik ga doen om de voorzieningen overeind te houden. Ik ben er heel voorzichtig mee om daar uitspraken over te doen, want bij veranderingen komen er nieuwe voorzieningen bij en verdwijnen er oude voorzieningen. Het gaat er bij passend onderwijs om dat een individueel kind het onderwijs krijgt waarbij het zich goed voelt, dat bij het kind aansluit en dat het kind daarnaartoe kan en niet thuiszit. Daarop mag de Kamer mij aanspreken en afrekenen.
De heer Bisschop (SGP): Ik heb een interruptie naar aanleiding van de wijze waarop collega Siderius kritiek geeft. Ik hoor ongelofelijk veel kritiek. Dit besluit is door een democratische meerderheid genomen. De zorg die mevrouw Siderius verwoordt, wordt breed gedeeld. Welke oplossingen ziet zij om het passend onderwijs nog beter te maken? In plaats van destructief mee te gaan met allerlei kritiek, kan zij ook constructief meedenken over de manier waarop wij het passend onderwijs verder kunnen verbeteren. Dat is in het belang van de kinderen, maar het uitvoeren van een stormaanval helpt de kinderen niet verder. Ik daag mevrouw Siderius en de gehele SP uit om er met een andere bril naar te kijken. Het passend onderwijs is een gegeven en je kunt er gelukkig mee zijn of niet. Is zij bereid om constructieve ideeën aan te reiken, desnoods een-op-een aan de Staatssecretaris, of die met de commissie te delen? Dat lijkt mij een vruchtbare samenwerking. Eenieder kiest natuurlijk zijn eigen werkwijze. Daar wil ik niets aan afdoen.
De voorzitter: Het is wat lastig om in de termijn van de Staatssecretaris een vraag aan mevrouw Siderius te stellen. Omdat zij wordt uitgedaagd, geef ik haar heel kort de gelegenheid om te reageren. Ik vraag de leden om alleen in de tweede termijn op elkaar te reageren.
Mevrouw Siderius (SP): Ik snap wel dat de SGP dit nu naar voren brengt. Het wordt een beetje te heet onder de voeten van de heer Bisschop. Er vallen straks heel veel kinderen tussen wal en schip. Wat doet de SP? De SP heeft alternatieven. Als het goed is, heeft de commissie bij de begrotingsbehandeling van OCW ons rapport ontvangen. De SP heeft bij de invoering van het passend onderwijs onderzoek gedaan onder 700 docenten en ouders. Die hebben ervaringen die helaas niet zo positief zijn. Ik raad de heer Bisschop aan om het rapport Zorgleerlingen in het nauw aandachtig en zorgvuldig te lezen. Er staan ook oplossingsrichtingen en aanbevelingen in waardoor we een stap in de goede richting komen. Het is jammer dat de heer Bisschop wegkijkt van alle kinderen met problemen of een beperking die straks thuiszitten.
Staatssecretaris Dekker: Voorzitter. Ik maakte zojuist al het onderscheid tussen instituties aan de ene kant en het passend onderwijs voor kinderen aan de andere kant. Het gaat om het laatste. De heer Bisschop vroeg welke mogelijkheden er zijn voor een flexibel aanbod. Samenwerkingsverbanden hebben veel ruimte en kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om geld uit te trekken voor autiklassen binnen het regulier onderwijs. Met het stelsel zoals het nu is vormgegeven, is het onderwijs regulier waar het kan en speciaal waar het moet. Het is altijd aantrekkelijker om een leerling naar het regulier onderwijs te sturen in plaats van naar het speciaal onderwijs. Er zullen altijd kinderen naar het speciaal onderwijs moeten, maar dan het liefst naar de lichtst mogelijke vorm. Regulier onderwijs met ondersteuning prevaleert altijd boven speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Deze trits krijgt in heel veel samenwerkingsverbanden steeds meer handen en voeten.
De heer Van Meenen vroeg of dit tot enorme verschuivingen in de tellingen leidt. Ik heb de indruk van niet. Wij hebben op 1 oktober een voorlopige telling gedaan en daaruit blijkt dit niet. Het strookt met wat wij voor de invoering van het passend onderwijs gezegd hebben, dat het echt niet zo is dat er plotseling busladingen kinderen van het speciaal onderwijs naar de reguliere scholen gaan. Het is een geleidelijk proces, dat in de komende jaren vorm krijgt. Als je het proces op een zorgvuldige manier wilt vormgeven, moet je scholen de kans geven om dit stap voor stap te doen.
Wij houden dit bij. In januari komt de eerste volledige telling. Ik zal de Kamer daar in de volgende voortgangsrapportage van op de hoogte stellen. Op deze manier kunnen wij jaar na jaar de vinger aan de pols houden om te bekijken op welke wijze de verschuiving precies verloopt.
Er zijn veel vragen gesteld over specifieke casuïstiek. Die over individuele kinderen pak ik onmiddellijk op. Ik vind het onbestaanbaar als kinderen door wat voor stelselwijziging dan ook tussen wal en schip vallen. Dat gaan wij voorkomen. Over de casuïstiek over instellingen ben ik wat kritischer. Er is gevraagd naar de Sint Jorisschool in Nijmegen en De Parachute in Zoetermeer. Dat zijn instellingen met een apart verhaal. Wij moeten ons realiseren dat als samenwerkingsverbanden dingen anders doen en bijvoorbeeld meer kinderen in de richting van het regulier onderwijs brengen, sommige voorzieningen ophouden te bestaan. Het is niet aan ons om voorzieningen in de lucht te houden, maar om ervoor te zorgen dat de kinderen het beste en meest passende onderwijs krijgen.
De heer Van Meenen (D66): Ik bedank de Staatssecretaris voor de informatie over de verschuivingen. Als meer leerlingen naar het regulier onderwijs gaan, moet daar ambulante begeleiding plaatsvinden. Bij cluster 1 en 2, waarin slechthorende en slechtziende kinderen zitten, bestaan de nodige zorgen over de bijna monopoliepositie van de leverancier van de zorg. Herkent de Staatssecretaris dit signaal?
Staatssecretaris Dekker: Niet in deze vorm. Wij hebben ouders uitgenodigd voor een bijeenkomst om te horen of ze zich voldoende bij de scholen betrokken voelen, of ze tevreden zijn over de zorg en of ze het gevoel hebben dat ze voldoende inspraak hebben. Als dit soort signalen zich manifesteert, pak ik die onmiddellijk op.
Voorzitter. Ik ga met betrekking tot de voorzieningen niet alle voorbeelden aflopen.
Mevrouw Siderius (SP): Ik heb een punt van orde. De Staatssecretaris wil niet alle voorbeelden aflopen. Dat is wel de bedoeling, want daarover zijn vragen gesteld. Het zou mooi zijn als hij inhoudelijk op de geschetste situaties reageert.
Staatssecretaris Dekker: Ik heb niet de situatie van iedere individuele school paraat. Ik zei al dat de Sint Jorisschool een tussenvoorziening is. Die kan ophouden te bestaan, maar ik weet niet of dat het geval is. Ik moet dat nagaan. Het kan inderdaad zo zijn dat binnen sommige samenwerkingsverbanden tussenvoorzieningen verdwijnen of op een andere manier vorm krijgen. De Parachute in Zoetermeer staat al langer bij ons en de inspectie op het netvlies. Ik wil er niet te veel over zeggen, maar de inspectie zit er naar aanleiding van signalen bovenop. Er spelen daar dingen die volgens mij niet in een openbaar debat besproken moeten worden.
De heer Van Meenen refereerde aan een landelijke voorziening voor hoogbegaafden, die hij niet bij naam noemde. Ik vermoed dat dit Feniks Talent is.
De heer Van Meenen (D66): Er zijn er meer.
Staatssecretaris Dekker: Je kunt je afvragen of er voor hoogbegaafden een landelijke voorziening moet bestaan. Er zijn heel veel kinderen die hoogbegaafd zijn. Die kun je doorgaans regionaal en lokaal heel goed opvangen. Het is niet onze taak om deze instellingen in stand te houden, maar om ervoor te zorgen dat kinderen die passend onderwijs nodig hebben, een aanbod zo dicht mogelijk bij huis krijgen.
Mevrouw Siderius (SP): Ik begrijp dat de Sint Jorisschool, ondanks het feit dat de school meedoet in de race voor excellente scholen, niet op het netvlies van de Staatssecretaris staat. Dat is bijzonder. Kan de Staatssecretaris deze situatie onderzoeken en ons daarover informeren? De Parachute is vanwege het onveilige klimaat onderwerp van onderzoek van de inspectie. De dagbesteding van deze school stopt per 1 januari. Op de dagbesteding krijgen de kinderen begeleiding maar ook onderwijs. Het zou mooi zijn als de Staatssecretaris en de SP het er vandaag over eens worden dat deze leerlingen niet thuis moeten komen te zitten en als de Staatssecretaris toezegt dat hij hier de komende week bovenop zit en ervoor zorgt dat deze kinderen per 2 januari onderwijs krijgen.
Staatssecretaris Dekker: Over dat laatste zijn wij het snel eens. Je moet zorgen voor passend onderwijs. Ik wil voorkomen dat kinderen thuis komen te zitten. Dat is wat anders dan dat je tot in lengte van dagen bepaalde instellingen of voorzieningen overeind houdt. Het is wenselijk dat er wat verandert in samenwerkingsverbanden en dat passend onderwijs vorm krijgt, maar kinderen mogen daar niet de dupe van worden. Ze moeten passend onderwijs en een zorgaanbod krijgen en daarop mag de Kamer mij aanspreken.
Mevrouw Siderius (SP): Dit gaat niet over het in stand houden van een voorziening, maar over de gemeente die per 1 januari de financiering van de dagbesteding waar onderwijs wordt gegeven, stopt. Daardoor komen die kinderen thuis te zitten. Dit is een alarmerende situatie. Ik wil een toezegging van de Staatssecretaris dat hij de komende week bekijkt hoe hij dit kan oplossen en ervoor kan zorgen dat deze kinderen per 2 januari 2015 gewoon onderwijs krijgen en naar school gaan.
Staatssecretaris Dekker: Ik ga af op ieder signaal waaruit blijkt dat kinderen tussen wal en schip dreigen te vallen, dus ook in dit geval. Ik ga er serieus naar kijken.
Voorzitter. Ik ga door met de vragen van mevrouw Straus over de geschillencommissie, de klachten en de gevallen waarin kinderen tussen wal en schip dreigden te raken en er een conflict tussen ouders en samenwerkingsverband ontstond. Bij de overgang van het ene naar het andere schooljaar spelen er altijd dingen. Dat was ook in het oude systeem het geval. Sterker nog, toen werden ouders vaak van het kastje naar de muur gestuurd. Nu kunnen ouders tegen een school zeggen dat zij willen dat hun kind onderwijs krijgt. Ik heb de indruk dat zij dat steeds beter weten en steeds meer doen. De school heeft een zorgplicht en de school of het samenwerkingsverband moet met een passend aanbod komen. In een aantal gevallen heeft dit geleid tot een patstelling. Gelukkig hebben wij het overgrote deel in der minne kunnen schikken en voor die gevallen een oplossing gevonden. In vier gevallen heeft het tot een uitspraak van de geschillencommissie geleid. Vijf geschillen zijn nog in behandeling. Ik zeg straks wat over de bindendheid van de uitspraak van de geschillencommissie en de mogelijkheden van ouders om iets met de uitspraak te doen.
Mevrouw Ypma vroeg naar het IBBO, een erkende onderwijsinstelling voor niet-bekostigd onderwijs. Als het IBBO in aanmerking wil komen voor bekostiging, moet het daarvoor de normale planprocedure volgen. Die is volgens mij bij de instelling bekend.
Mevrouw Ypma (PvdA): Daar heeft de Staatssecretaris natuurlijk gelijk in. Deze instelling is echter heel bijzonder, omdat zij alleen met vrijwilligers werkt. Kinderen die een afwijkend leertempo hebben, worden naar een diploma begeleid. Is de Staatssecretaris bereid om daarin te duiken en te bekijken op welke manier instellingen die maatwerk bieden, in aanmerking kunnen komen voor normale bekostiging, zodat zij die kinderen verder kunnen helpen? Ik vraag niet om enorme bedragen.
Staatssecretaris Dekker: Ik wil best naar dit specifieke geval kijken. Ik ben terughoudend in het wekken van allerlei verwachtingen. De grote particuliere onderwijssector in Nederland wordt ook niet bekostigd. Als de ene school reguliere bekostiging krijgt, zullen heel veel andere onderwijsinstellingen dat ook willen. Er is een goed werkende planprocedure die aangeeft of men in aanmerking komt voor bekostiging of niet. Ik wil erin duiken zonder de deur wagenwijd open te zetten.
Voorzitter. Ik ben blij dat wij het allemaal eens zijn over een breed aanbod dat geldt voor alle kinderen, dus ook voor kinderen die hoogbegaafd zijn. In veel discussies over het passend onderwijs is hoogbegaafdheid een blinde vlek geweest. Het ging vaak om kinderen met een beperking die zorg nodig hadden, terwijl ook hoogbegaafde kinderen soms moeite hebben om een plek in het regulier onderwijs te vinden. Ik ben blij dat hierover een uitspraak is gedaan en dat er volgend jaar extra middelen ter beschikking van de samenwerkingsverbanden komen. Dat is nu nog niet het geval. Ik krijg de indruk dat steeds meer samenwerkingsverbanden inzien dat zij op dit punt wat moeten doen. Er zijn in het najaar twee conferenties georganiseerd, die binnen no time overtekend waren. Dat geeft aan dat er veel belangstelling is. Op basis van de uitkomst van die conferentie maakt het Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling (SLO) voor de samenwerkingsverbanden een plan van aanpak voor een ondersteuningsaanbod. Concreet gaat het erom waar samenwerkingsverbanden terechtkunnen als zij dit soort dingen willen opzetten. In het plan van aanpak staan ook best practices uit bepaalde delen van het land. Ook de informatievoorziening aan ouders is belangrijk. Wij moeten laten weten dat ouders van een hoogbegaafd kind de school om een passend aanbod kunnen vragen.
De heer Rog vroeg naar de hoogbegaafden in het speciaal onderwijs en het vso. Het vso valt door een wat aparte constructie in de wet- en regelgeving onder het basisonderwijs en dit betekent het een en ander voor de bevoegdheid van docenten. Wij zijn bezig met het ontvlechten van het so en het vso, met de bedoeling om het vso meer onder de wet- en regelgeving van het voortgezet onderwijs te plaatsen. Hierdoor zullen de eisen aan bevoegdheden veranderen. Het is een geleidelijk traject, want het betekent wat voor de mensen die daarin werken. Wij moeten redelijke overgangstermijnen hanteren. Het is een logische stap. Wij hebben hierover in de sectorakkoorden met de koepelorganisaties afspraken gemaakt.
Met passend onderwijs beogen wij het terugdringen van het enorme aantal thuiszitters in het oude systeem. Wij willen dat kinderen die een bijzonder aanbod nodig hebben, daar niet heel lang op hoeven te wachten. De heer Voordewind vroeg of ik de berichtgeving van de NOS over negentien of vijftig kinderen die nog een geschil hebben, herken. Ik herken die niet helemaal. Er zijn formeel nog vijf zaken aanhangig bij de geschillencommissie. Veel van de zaken die aanvankelijk waren aangemeld bij de geschillencommissie, kwamen al voor de zitting tot een oplossing. Ik vind dat vele malen fijner dan dat er stellingen worden betrokken en dat het op scherp komt te staan. Van de 50 signalen die mevrouw Ypma doorgaf, wordt in 3 gevallen nog gewerkt aan een oplossing. Aan de rest is inmiddels een passend aanbod gedaan. Als ouders vinden dat het aanbod niet strookt met hun idee, staat hun de weg naar de geschillencommissie open. Dat is geen loze belofte. In de paar uitspraken die de geschillencommissie heeft gedaan, worden scholen erop gewezen dat ze hun verantwoordelijkheid moeten oppakken en invullen.
Ook bij de thuiszitters willen wij de vinger aan de pols houden. De heer Bisschop vroeg hoe het staat met de registratie. Daar moet eerst een verbeterslag plaatsvinden, om te komen tot een gelijk gebruik van definities. Dan kunnen wij het ene samenwerkingsverband vergelijken met het andere, en de ene gemeente met de andere. Ik ben het helemaal met de heer Bisschop eens dat je je niet moet blindstaren op een teldatum. Als je dat doet, worden teldata en aantallen leidend, terwijl er kinderen met een verhaal achter zitten. Sommige kinderen worden na een teldatum thuiszitter, maar gelukkig zijn er ook heel veel kinderen die voor een teldatum op weg zijn geholpen. Teldata helpen wel enorm om scholen en samenwerkingsverbanden een indicatie te geven hoe zij het doen, ook ten opzichte van de rest. Een aantal gemeenten is er heel handig in geworden. Zij hebben minder thuiszitters dan andere gemeenten. Je kunt hen daar dan op aanspreken. Ik hoop dat hierdoor iets ontstaat wat je bij het voortijdig schoolverlaten ook zag. Het gevoel van eigenaarschap en het erkennen van een probleem neemt toe en het is een stimulans om er nog meer aan te trekken dan nu al gebeurt.
De heer Bisschop (SGP): Ik ben het eens met de Staatssecretaris. Het delen van good practices is een heel efficiënte manier om een verbeterslag te maken. De onderliggende vraag is of er niet te veel verschillen zijn in de manieren waarop wordt geteld. Heeft dit invloed op de aantallen die naar buiten worden gebracht en die een eigen leven gaan leiden? Ligt hier ook een taak?
Staatssecretaris Dekker: Dat klopt. Wij willen naar standaardisering, zodat wij betrouwbaardere uitspraken kunnen doen over de aantallen en de samenwerkingsverbanden beter vergeleken kunnen worden. Bij alle cijfers die de Kamer in het verleden heeft ontvangen, moet voorzichtigheid worden betracht. Sommige gemeenten die heel goed werk doen en de aantallen beter bijhouden dan andere, lijken het dan slechter te doen in de tellingen. Dit vraagt om voorzichtigheid. Wij maken de stap naar een stevigere en betere onderlinge vergelijkbaarheid. Ik zeg er echter nadrukkelijk bij dat de cijfers als indicatie dienen. Je moet uitkijken dat het geen cijferwerk wordt. Het gaat om namen en rugnummers.
De heer Bisschop (SGP): Wordt dit onderdeel van de standaardrapportage van het passend onderwijs?
Staatssecretaris Dekker: Ik kan dat onmiddellijk toezeggen. Wij hebben een traject opgezet, vergelijkbaar met dat voor het vsv (voortijdig schoolverlaten), om de aanpak van thuiszitters systematischer uit te rollen door goede vergelijkingen en benchmarks tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden en gestandaardiseerdere tellingen. Als wij die hebben, kunnen wij de getallen beter in kaart brengen. Die nemen wij mee in de voortgangsrapportages. De Kamer en ik spreken ieder jaar over de leerplicht en daarbij krijgt dit een plek.
Voorzitter. De heer Van Meenen vroeg of de uitspraken van de geschillencommissie worden opgevolgd en of ze niet bindend moeten zijn. Die discussie is eerder gevoerd. De juridische bezwaren tegen het juridisch bindend maken zijn toen over tafel gegaan. De geschillencommissie wordt dan een rechtsprekend orgaan waardoor heel wat drempels worden opgeworpen. De reguliere gang naar de rechter staat ook open en er moet bekeken worden hoe die twee elkaar aanvullen. De motie die aandacht vraagt voor het opvolgen van het oordeel van de geschillencommissie, neem ik heel serieus. Ik volg wat er gebeurt met de uitspraken. In één geval is de school niet met de uitspraak meegegaan en daar heeft de inspectie onmiddellijk op geacteerd. Onze lijn is dan dat de school geen uitvoering geeft aan passend onderwijs en daarop kan en moet worden aangesproken. Mocht zo'n conflict niet worden opgelost, dan staat de gang naar de rechter open. Wij weten dat de rechter altijd heel serieus naar de uitspraak van de geschillencommissie kijkt. De uitspraken zijn dan wel niet formeel bindend, maar wegen in de praktijk erg zwaar.
De heer Rog (CDA): In een aantal zaken heeft de geschillencommissie geoordeeld dat een leerling op een school toegelaten had moeten worden. Dit gebeurt in de praktijk niet en het kind zit thuis. Wat is volgens de Staatssecretaris dan de positie van de ouders? Kunnen die alleen via de rechter toelating afdwingen of heeft de overheid een actieve rol om het kind het recht op onderwijs te laten genieten?
Staatssecretaris Dekker: In het voortraject moet überhaupt worden voorkomen dat je naar de geschillencommissie moet. Dat lukt voor 99,9% van de kinderen. De geschillencommissie geeft in het overgrote deel van de uitspraken – het zijn er nog niet zo heel veel – aan dat de school zijn zorgplicht beter moet invullen. De school geeft daaraan gehoor. Daarmee is het probleem opgelost. De jurisprudentie op dit vlak zal scholen en ouders in de toekomst helpen om de wetgeving, die voor interpretatie vatbaar is, scherper te krijgen en duidelijk te maken op welke manier hieraan vormgegeven moet worden. De uitspraken van de geschillencommissie hebben dus ook werking voor de toekomst en voor andere gevallen. Als een school geen gehoor geeft aan de uitspraak van de geschillencommissie, heeft zij een probleem. Het gaat om een enkel geval. Ik heb begrepen dat het betreffende kind niet thuiszit, maar ik moet een slag om de arm houden. Het kan ook zijn dat het kind naar school gaat, maar dat het geen passend aanbod heeft gekregen. Dit moeten wij opvangen, want het is zeer onwenselijk dat kinderen in afwachting van procedures thuiszitten. Daarvoor moet een oplossing worden gevonden. De school moet zijn zorgplicht oppakken.
Voorzitter. Mevrouw Ypma stelde vragen over de thuiszitters. De samenwerking met de jeugdgezondheidszorg vind ik een goed punt. Ik ga in gesprek met het Ministerie van VWS om te bekijken of signalen van consultatiebureaus of de jeugdgezondheidszorg kunnen worden meegenomen om ervoor te zorgen dat kinderen niet uitvallen. Dit vraagt om samenwerking tussen de jeugdgezondheidszorg en de leerplichtambtenaren. Het helpt dat dit straks allemaal in het domein van de gemeente zit.
Mevrouw Ypma heeft gevraagd hoe het zit met de toezegging om Ingrado aan te spreken op de mogelijkheid van de Leerplichtwet om meer maatwerk te bieden. Die toezegging is uitgevoerd. Op ambtelijk niveau is met Ingrado, de beroepsvereniging van leerplichtambtenaren, gesproken. Het afgelopen jaar heeft een aantal bijeenkomsten plaatsgevonden waarop de mogelijkheden van artikel 11, lid g zijn benadrukt. Ook is er via een krant specifieke informatie over de mogelijkheden gegeven. Het vraagt veel van leerplichtambtenaren om mee te gaan in maatwerk. Het vraagt ook een nieuwe manier van denken van scholen. Het is niet meer alles of niets, maar het moet soms met stapjes. Daaraan wordt gewerkt.
Wij zijn aan de slag met de motie van mevrouw Ypma. Het budget en de eventuele verdeling daarvan in relatie tot thuisonderwijs lopen mee in het onderzoek naar artikel 23 en de voorwaarden waaronder thuisonderwijs toegestaan zou kunnen worden.
De positie van ouders is heel belangrijk. Hun betrokkenheid is van belang om het passend onderwijs te laten slagen. De tevredenheid en het draagvlak onder ouders moeten wij continu in de gaten houden. Dat gebeurt ook. Het NRO doet daar middels enquêtes onderzoek naar. Ouders hebben een uitnodiging ontvangen om vragenlijsten in te vullen. In de richting van mevrouw Straus geef ik aan dat in de volgende voortgangsrapportage een eerste meting staat.
Het gaat ook om betrokkenheid van ouders op de scholen zelf. Verschillende leden hebben gevraagd wat ik vind van het voorstel van de Landelijke Ouderraad voor een aanspreekpunt op school. Dat lijkt mij heel zinnig. De scholen zijn vrij om dit te regelen. Van de mate waarin ouders geïnformeerd zijn, bestaat een tweeledig beeld. Als je vraagt of zij alle wet- en regelgeving over het passend onderwijs kennen, is het antwoord meestal nee. Overigens denk ik dat het antwoord ook nee was geweest als je hun voor de invoering van het passend onderwijs had gevraagd of ze alle wet- en regelgeving over de toelatingsprocedures van scholen kenden. Het is heel positief dat het overgrote deel van de ouders, 80% tot 90%, aangeeft dat als het kind extra zorg nodig heeft, men weet waar men op school terechtkan. Dat is belangrijk. Het is voor scholen goed om aan te geven of er een IB'er of een gespecialiseerde leraar is bij wie men kan aankloppen. Daarnaast er is veel online beschikbaar. Als je «passend onderwijs» googelt, komt de goede en duidelijke website tevoorschijn. Als je er dan nog niet uitkomt of heel specifieke vragen hebt, is er de Landelijke Ouderraad met het ouderinformatiepunt 5010, waar ouders terechtkunnen voor ondersteuning.
Mevrouw Ypma vroeg hoe het zit met de uitvoering van de motie over het instemmingsrecht. Daaraan wordt hard gewerkt, maar het duurt nog wel even. De internetconsultatie en de uitvoeringstoets zijn inmiddels afgerond en het wetsvoorstel wordt nu gereedgemaakt voor de gang naar de ministerraad. Daarna gaat het nog naar de Raad van State; men kent het traject. Als de procedure door de beide Kamers is doorlopen, moet het mogelijk zijn om de wet per 1 januari 2016 formeel in te laten gaan.
Mevrouw Ypma (PvdA): Wat gebeurt er in de tussentijd om ouders meer te betrekken bij het passend onderwijs voor hun kind?
Staatssecretaris Dekker: Het komt van twee kanten. Wij zeggen tegen scholen en samenwerkingsverbanden dat ze daaraan moeten werken, stellen daarvoor materiaal ter beschikking en outilleren de Landelijke Ouderraad om voor die belangen op te komen. Het moet natuurlijk ook vanuit de scholen en samenwerkingsverbanden zelf komen. Een groot deel van de ouders weet waar men op de school terechtkan.
Mevrouw Ypma (PvdA): Ik moet het overleg verlaten, want ik heb een ander debat over de decentralisatie van de jeugdzorg. Ik zal het verslag goed lezen.
Staatssecretaris Dekker: Dat is een belangrijk onderwerp, dat hiermee samenhangt.
Voorzitter. Er zijn vragen gesteld over ouders in relatie tot de clusters 1 en 2, met name over kinderen die ambulante hulp of begeleiding krijgen. Ik heb de signalen hierover de vorige keer opgepikt. Er werd in een motie gevraagd op welke manier het formeel geregeld kan worden. Wij hebben alle ouders aangeschreven om naar bijeenkomsten te komen en hierover met ons te praten. De opkomst was niet zo hoog: van enkele duizenden ouders kwamen er 140. Onder de ouders bestaan heel verschillende ideeën over de manier waarop je dit moet vormgeven. De hoofdmoot was dat de meeste ouders niet staan te springen om het formeel te regelen, maar er wel graag bij betrokken willen worden. Wij hebben in januari een vervolgbijeenkomst gepland om hierover door te praten, ook met de instellingen van cluster 1 en 2. Als je het wel formeel wilt regelen, zijn er een aantal varianten. Een van de varianten is een soort medezeggenschapsraad, maar dan versmal je het tot één ouder die daarin zit en tot één school, terwijl niet alle kinderen op die school zitten. Dat lijkt mij niet de juiste plek. Dan moet het meer op het niveau van een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Een andere variant is om te werken met een soort cliëntenraad waarin een breder palet aan ouders een plek kan krijgen. Deze twee smaken liggen op tafel.
Er zijn door vrijwel alle woordvoerders vragen gesteld over cluster 3. Ik neem dit punt serieus en wil er twee dingen over zeggen. Experts geven aan dat het heel moeilijk is om helder onderscheid te maken tussen ernstig meervoudig gehandicapt en gewoon meervoudig gehandicapt. Bij dove en blinde kinderen is het beter en duidelijker indiceerbaar. Ik aarzel daarom om er een hekje om heen te zetten en er een apart cluster van te maken. Je loopt daarbij het risico van verschuivingseffecten. Als er een grijs gebied is, wordt het voor samenwerkingsverbanden aantrekkelijk om van een kind te zeggen dat het op het snijvlak van ernstig meervoudig en eenvoudig meervoudig gehandicapt zit. Als ze het dan naar het aparte cluster sturen, hoeven ze niet voor het kind te betalen. Ik zeg niet dat het bewust zo gebeurt, maar dit zijn de perverse prikkels uit het oude systeem waarnaar ik niet terug wil.
Ik ben heel gevoelig voor de aangekaarte uitvoeringsproblematiek. Er zijn landelijke en bovenregionale instellingen die te maken hebben met heel veel verschillende samenwerkingsverbanden. Deze situatie is heel moeilijk werkbaar. Ik lees dit in de oproep van de VO-raad en PO-Raad. Ik wil graag in overleg met de raden bekijken of we hiervoor met behoud van het systeem van passend onderwijs een praktische en goede oplossing kunnen vinden. Dat heeft mijn voorkeur boven het teruggrijpen op de wet en het inzetten op een stelselwijziging.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Dank voor de opening om te kijken naar de financiering. De Staatssecretaris verwijst naar de VO-raad en de PO-Raad, die wel degelijk verwijzen naar het vereenvoudigen van de financiering van de afgebakende doelgroep in lijn met cluster 1 en 2. Wanneer kan de Staatssecretaris een uitwerking van deze vereenvoudiging realiseren en de Kamer daarover informeren? De gaten in de budgetten van de scholen worden ondertussen groter.
Staatssecretaris Dekker: Dat hoeft niet al te lang te duren. Ik wil de Kamer hierover bij de volgende voortgangrapportage in het voorjaar informeren. De VO-raad en PO-Raad houden een pleidooi om het weer apart te bekostigen. Zoals ik aangaf, heb ik hierbij mijn bedenkingen. Je krijgt dan onmiddellijk verdringings- en afschuifeffecten. Er zijn ook andere vormen om dit te doen, maar daarover wil ik met hen spreken. Er gaan dingen veranderen die zullen helpen. Per 1 januari treedt de Wet langdurige zorg (Wlz) in werking. Op grond van die wet wordt onderwijs niet langer beschouwd als een voorliggende zorgvoorziening. Daardoor vindt niet langer aftrek van de zorgbekostiging plaats. Hierdoor wordt de integratie van zorg en onderwijs, die voor deze doelgroep zo belangrijk is, eenvoudiger. Ik wil bekijken wat wij na 1 januari kunnen doen en hoe wij dit praktisch kunnen oplossen, voordat wij kijken naar een stelselwijziging.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Dank voor deze opening. Ook als je naar vereenvoudiging kijkt, moet je een onderscheid maken tussen ernstig meervoudig beperkte leerlingen en meervoudig beperkte leerlingen. Het betreft wel degelijk een afgebakende groep met lichamelijke en geestelijke beperkingen. Ik ben benieuwd naar het voorstel van de Staatssecretaris. Ik dring aan op spoed, want de scholen zitten in het nauw met de financiering. De SP en ik hebben daarover een motie ingediend die wij in afwachting van dit debat hebben aangehouden, omdat wij hoopten dat de Staatssecretaris hierop zou terugkomen. Nu moeten wij de motie waarschijnlijk weer aanhouden. Kan de Staatssecretaris de Kamer binnen de kortste keren informeren?
Staatssecretaris Dekker: Dat kan en wil ik doen. Ik pak de gesprekken hierover onmiddellijk op. Het is een ingewikkelde problematiek, dus geen kwestie van een uurtje. Ik streef ernaar om de Kamer in het voorjaar te informeren over de te bewandelen route.
De voorzitter: «Het voorjaar» is een ruim begrip. Kan de Staatssecretaris iets specifieker zijn?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Kunnen we als deadline 1 maart 2015 afspreken?
Staatssecretaris Dekker: Dat is mogelijk.
De heer Van Meenen (D66): Ik begrijp best dat de mogelijkheid voor perverse prikkels kan ontstaan die wij juist met de invoering van passend onderwijs willen voorkomen. Ik denk echter dat die hier nauwelijks aan de orde zijn. Bovendien heeft het kabinet de mogelijkheid om te kijken naar de onderbouwing als er rechtstreekse bekostiging plaatsvindt en om de bekostiging in te trekken als er sprake is van oneigenlijk gebruik. Ik wil de Staatssecretaris meegeven om met een positieve blik naar directe bekostiging te kijken. Dat is de enige manier om de kinderen het onderwijs te bieden dat ze nodig hebben en niet te verdrinken in een mêlee van administratief gedoe.
Staatssecretaris Dekker: Ik ben minder optimistisch dan de heer Van Meenen over een helder af te bakenen groep. In het verleden hebben wij gezien dat een regeling voor een specifieke groep kinderen een enorm aanzuigend effect kan hebben. De indicatie voor deze groep kinderen is ingewikkelder dan die voor kinderen in cluster 1. Ik ga het gesprek met de VO-raad en PO-Raad aan en wil er experts bij betrekken die kunnen vertellen of een helder onderscheid kan worden gemaakt of niet. Bij de invoering van het passend onderwijs hebben wij deze discussie gevoerd. We moeten ervoor oppassen om steeds voor deelgroepen de budgetten te verschotten en aparte regelingen te treffen. Voor je het weet, zijn wij terug bij af.
De heer Van Meenen (D66): Het is de bedoeling dat schotten verdwijnen, maar tegelijkertijd ontstaan er tussen de 78 samenwerkingsverbanden nieuwe schotten. Er worden verschillende definities gebruikt en verschillende ondersteuningsprofielen gehanteerd. Er zijn dus wel degelijk schotten in het nieuwe systeem. Wil de Staatssecretaris in de verkenning eerder ouders en scholen betrekken dan de PO-Raad en VO-raad? Die vertegenwoordigen algemene belangen en dit vraagt specifieke kennis. Het betreft een beperkt aantal scholen. Is hij bereid om met die scholen te spreken?
Staatssecretaris Dekker: Uiteraard betrekken we die er ook bij, maar bij stelselwijzigingen kunnen we niet alleen met scholen praten. De heer Van Meenen somt heel veel praktische hobbels op. Ik erken die. De vele samenwerkingsverbanden vragen echt om aandacht. De vraag is of de praktische bezwaren met een praktische oplossing opgepakt kunnen worden of dat je moet teruggrijpen op een fundamentelere. Ik wil daarvan eerst een beter beeld krijgen, alvorens ik een definitief standpunt inneem.
De heer Van Meenen (D66): Hoe praktischer, hoe beter.
Staatssecretaris Dekker: Voorzitter Een ander praktisch punt, dat is aangekaart door de heer Van Meenen en mevrouw Siderius, is op welke manier omgegaan moet worden met kinderen met diabetes. Bij het vorige debat is een motie ingediend. Naar aanleiding daarvan zijn wij gesprekken met het Ministerie van VWS aangegaan en heeft het NJi (Nederlands Jeugdinstituut) een rapport gemaakt over de manier waarop dit in andere landen wordt opgepakt. Er zijn veel partijen, zoals leraren, onderwijsassistenten, conciërges, schooldirecteuren en diabetesorganisaties, bij betrokken om te bekijken hoe dit in zijn werk gaat en elders vorm krijgt.
Er zijn twee trajecten. Het juridische traject gaat om vragen als wie voorbehouden handelingen mag toepassen. Wie mag bijvoorbeeld prikken? Dat is in Nederland met allerlei wet- en regelgeving omgeven, omdat daaraan verantwoordelijkheden vastzitten. Iemand die dat doet, is ook aansprakelijk. De vakbonden roeren zich bij dit thema. De commissie vroeg of wij meer ruimte kunnen bieden in de voorbehouden handelingen. In de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid loopt echter een discussie over de kwaliteit van zorg, waarin wordt gezegd dat wij juist strenger moeten zijn bij de toepassing van voorbehouden handelingen. Kunnen de fracties om de tafel gaan om dit recht te trekken? Je kunt niet alle twee doen. Het juridische traject vraagt om wetswijzigingen en de Kamer weet dat die lang duren. In het tussentraject kunnen wij wat doen door een en ander praktisch vorm te geven. Het overgrote deel van de kinderen met diabetes heeft binnen het reguliere onderwijs een goede plek. Er zijn in samenwerking met wijkverpleegkundigen, de gemeenten en onderwijsinstellingen goede oplossingen gevonden.
Concreet voeren wij een aantal acties uit. Er komt een helder overzicht van de rechten en plichten voor ouders en onderwijzend personeel. Het protocol voor medisch handelen in het voortgezet en primair onderwijs wordt verbeterd en krijgt een update. Dat helpt scholen om betere keuzes te maken. Ook laat ik voorbeelden zien van hoe scholen invulling geven aan goede zorg voor kinderen met diabetes. Dat doe ik in samenwerking met de sectororganisaties, de vakbonden, die hier een stellige mening over hebben, de diabetesorganisaties, ouderorganisaties, zorgverleners, zorgverzekeraars en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit komt begin 2015 tot een afronding, zodat ik de Kamer daarover in de volgende voortgangsrapportage kan informeren.
Ik kom bij de laatste punten. Mevrouw Siderius stelde vragen over het leerlingenvervoer en de wijze waarop dat uitpakt. Een gemeente bepaalt niet wat het passend onderwijsaanbod voor kinderen is. Dat doen de samenwerkingsverbanden. Ouders hebben aanspraak op vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Daaronder wordt verstaan dat de toegankelijkheid samenhangt met de passendheid van het aanbod voor de betreffende leerling. Als het samenwerkingsverband zegt dat het kind naar een bepaalde school voor passend onderwijs moet, kan de gemeente niet zeggen dat zij het vervoer niet regelt.
De heer Rog vroeg naar de verevening. De verevening is inderdaad wat verlicht. Dit leidt niet tot andere verhoudingen tussen samenwerkingsverbanden. Wel is het tempo waarin de verevening verloopt veranderd voor regio's met een negatieve verevening, waardoor deze in de jaren 2016–2017 en 2017–2018 niet met stappen van 10% en 25% naar beneden gaat, maar met veel geleidelijkere stappen van 5% en 20%. Dat kost extra geld. Dit is vrijgekomen naar aanleiding van de discussie over het herfstakkoord en de motie-Voordewind/Ypma.
De voorzitter: Wij gaan naar de tweede termijn van de Kamer. De spreektijd is maximaal twee minuten.
Mevrouw Siderius (SP): Voorzitter. Ik geloof niet dat de Staatssecretaris en de SP op één lijn over passend onderwijs komen. De Staatssecretaris zegt dat het doel van passend onderwijs minder thuiszitters is, terwijl per 1 januari meer kinderen naar huis worden gestuurd. Het voorbeeld van De Parachute is gemeld aan mevrouw Ypma, die het een aantal weken geleden heeft doorgestuurd aan het ministerie. De ouders zouden binnen een paar dagen wat horen, maar er is nooit meer wat vernomen. Wat blijkt? Tijdens dit debat worden de ouders door het ministerie gebeld. Dat is wel erg toevallig. Dat kan niet. Het mag niet zo zijn dat je geholpen wordt als je je meldt en dat je het zelf mag uitzoeken als je je niet meldt. Ik wil de garantie van de Staatssecretaris dat deze kinderen op 2 januari onderwijs krijgen. Kan hij daar duidelijk ja of nee op zeggen?
Kan de Staatssecretaris de Kamer schriftelijk informeren over de Sint Jorisschool en de tussenvoorziening? Hoe moet die, met de kleine klassen en de zorgleerlingen, worden gefinancierd?
Over cluster 3 is het nodige gezegd. Wij zijn blij dat wij voor 1 maart duidelijkheid krijgen. Als die niet naar wens is, zullen wij politieke stappen ondernemen.
De Staatssecretaris zegt dat een gemeente het leerlingenvervoer naar het passend onderwijs moet bekostigen. Wat doet de Staatssecretaris als gemeenten het te duur vinden, het niet doen en kinderen naar een school moeten waar het onderwijs niet passend is?
Mijn fractie wil een uitspraak van de Kamer over het passend onderwijs. Er zijn veel dingen niet goed geregeld. Ik vraag hierbij een VAO aan.
De voorzitter: Dat is genoteerd.
De heer Van Meenen (D66): Voorzitter. Ik zal zien wat mijn fractie in dat VAO nog in te brengen heeft. Er liggen al heel veel Kameruitspraken, die soms moeilijk tot uitvoering komen. Ik heb daar alle begrip voor, maar ouders en kinderen hebben geen tijd om daarop te wachten. Dit geldt bijvoorbeeld voor cluster 1 en 2, de medezeggenschap en invloed op de indicatiestelling. Er is ook zorg over de ambulante begeleiding. Ik ben overtuigd van de goede intenties van de Staatssecretaris, maar hierbij wordt weinig voortgang geboekt. De ambulante begeleiding dreigt te verdampen. Ik roep de Staatssecretaris op om dit op te lossen en zijn oren niet te veel te laten hangen naar de monopolisten in dit cluster.
Er zijn veel schotten weg, maar er zijn nieuwe schotten voor in de plaats gekomen. Het is goed dat de Staatssecretaris daar aandacht voor heeft. In de komende rapportage moeten wij bekijken wat daarvan de betekenis is, ook van de verschillende definities die de samenwerkingsverbanden hanteren. Wat betekent dit voor het grensverkeer van de bekostiging van de instelling en de zorg die kinderen nodig hebben?
Gisteren hadden wij een mooi debat over de verruiming van onderwijstijd. Hiermee kunnen nieuwe onderwijsvormen onder auspiciën van een docent plaatsvinden. Hoe ziet de Staatssecretaris het wetsvoorstel in combinatie met het geheel of gedeeltelijk volgen van thuisonderwijs?
Er liggen een paar glasheldere uitspraken van de Kamer over kinderen met diabetes. Ik begrijp dat er elders in de Kamer ook mensen zijn die er iets van vinden. Dat is dan allemaal maar zo. De Kamer heeft deze uitspraak gedaan, ook de Kamerleden die de zorg voor hun rekening nemen. We moeten echt naar de situatie dat kinderen zonder voorbehoud tot het onderwijs toegelaten worden.
Mevrouw Straus (VVD): Voorzitter. Allereerst dank ik de Staatsecretaris dat hij voor maart kijkt naar een oplossing voor de scholen voor meervoudig gehandicapte kinderen. Dat is dringend noodzakelijk. Ik dank hem ook voor de toezegging dat hij gaat bevorderen dat meer scholen een aanspreekpunt voor passend onderwijs krijgen. Dat is heel belangrijk voor ouders. Natuurlijk is er een heel goede website, maar niet iedereen weet hoe die heet en waar die te vinden is. In de Kamer praten wij er veel over, maar je moet wel weten dat de zorg voor jouw kind onder passend onderwijs valt. Het is goed als elke school een aanspreekpunt heeft en als een docent of ondersteuner mensen naar de juiste informatie kan leiden.
Ik ben benieuwd naar de uitslagen van de eerste ouderenquête. Het is interessant om te zien in hoeverre ouders een goed gevoel hebben bij passend onderwijs. Er zijn nog steeds ouders die het gevoel hebben dat zij van het kastje naar de muur worden gestuurd. Dat was juist een van de dingen die wij met passend onderwijs wilden oplossen. Waar kunnen deze ouders terecht? Er zijn via politieke partijen casussen aangedragen. De Staatssecretaris gaat daar werk van maken, maar het via Kamerleden en voortgangsrapportages bij de Staatssecretaris persoonlijk onder de aandacht brengen van allerlei individuele casussen is geen structurele oplossing. Waar kunnen ouders terecht met hun vragen?
Mijn laatste punt gaat over de ouders van hoogbegaafde kinderen. In de voortgangsrapportage staat dat ongeveer 50% van de samenwerkingsverbanden een aanbod voor onderwijs voor hoogbegaafden heeft. Hoe zorgen wij ervoor dat wij van 50% naar 100% komen?
De heer Rog (CDA): Voorzitter. Ik ben blij met de toezeggingen van de Staatssecretaris over de bekostiging van ernstig meervoudig gehandicapte kinderen, de informatievoorziening aan de ouders en de ontwikkelingen rond de hoogbegaafde leerlingen met autisme. Gaat de Staatssecretaris kwesties waarbij de uitspraak van de geschillencommissie niet wordt gevolgd, bekijken? Of zet hij de inspectie daarop?
Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris voor kinderen die onvrijwillig thuiszitten en gedeeltelijk onderwijs zouden kunnen volgen? Ziet hij mogelijkheden voor een arrangement in het reguliere onderwijs?
De heer Bisschop (SGP): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn reactie op de verschillende vragen en de verhelderende toelichtingen. Ik heb een punt gemaakt van de onduidelijkheden tussen de gemeenten die per 1 januari verantwoordelijk zijn voor de Jeugdwet, en het passend onderwijs. Het snijvlak geeft soms onhelderheid. Je loopt het risico dat men elkaar de bal toespeelt. Op welke manier schept de Staatssecretaris daar meer duidelijkheid in, zodat er geen vaagheid blijft bestaan?
Ik heb waardering voor de zorg die de SP over zorgleerlingen heeft. Daar vinden wij elkaar in. Ik heb gekeken naar de aanbevelingen van de SP om het passend onderwijs passender te maken. Er staat als aanbeveling dat er gezorgd moet worden voor een openeindefinanciering, maar dat kun je als bestuurder nauwelijks serieus nemen. Er staat ook dat de ervaringen van ouders en professionals bij verbetervoorstellen voor het zogenaamd passend onderwijs meer serieus genomen moeten worden. Ik stel voor dat de SP die verbetervoorstellen doet, zodat er stappen om het stelsel nog meer te perfectioneren gezet worden. Dat was de achtergrond van mijn opmerking in de interruptie.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording, met name over de ernstig meervoudig gehandicapte kinderen. Wij zien de brieven tegemoet. Ik ben blij dat hij de scholen erbij betrekt.
Ik ondersteun de opmerking van mevrouw Straus over het aanspreekpunt per school. Er moet één aanspreekpunt voor passend onderwijs zijn, zodat ouders niet van het kastje naar de muur worden gestuurd.
De Staatssecretaris verwees in zijn antwoord op de vraag van het CDA naar de motie-Voordewind/Ypma. Vorig jaar is de verevening als uitvloeisel van het herfstakkoord geregeld. Van de 50 miljoen is 4,6 miljoen gebruikt om de verevening zachter te laten landen. Gaat het hier om extra geld of om de uitvoering van die motie?
Staatssecretaris Dekker: Voorzitter. Mevrouw Siderius vroeg of de Kamer nog wat hoort over specifieke gevallen. Ik wil dat doen op dezelfde manier als bij deze voortgangsrapportage. In het vorige debat zijn casussen aan de orde geweest waarop geacteerd is en waarover teruggerapporteerd is. Dat gaan wij nu ook doen.
Mevrouw Straus vroeg of het de bedoeling is dat wij dit soort casussen via Kamerdebatten behandelen. Ik hoop van niet. Ik raad iedereen aan om bij de school te beginnen. Als men er daar niet uitkomt, kan men terecht bij het samenwerkingsverband, dat een overzicht heeft van de voorzieningen die op andere scholen geboden worden. Als men er dan niet uitkomt, zijn er de onderwijsconsulenten. Die zijn er niet voor niets. Ze zijn benaderbaar via de website passendonderwijs.nl. Ik vind het raar om te zeggen dat wij er niet over gaan, als hier aandachtspunten over tafel gaan. Wij hanteren daarvoor het motto van de heer Bisschop: zorg moet je doen.
Mevrouw Siderius (SP): Het duurt nog minimaal drie maanden voordat de volgende voortgangsrapportage er is. Het moet voor de kinderen van De Parachute voor 1 januari geregeld zijn. Is de Staatssecretaris bereid om de Kamer voor de kerst een brief te sturen over de manier waarop hij de situatie oplost? Voor de Sint Jorisschool gun ik hem wat meer tijd. Voor 1 maart moet daar duidelijkheid over komen. Anders vallen kinderen tussen wal en schip. Kom met een brief over de oplossing voor de kinderen van De Parachute die per 1 januari thuiszitten.
Staatssecretaris Dekker: We kunnen heel veel papier verschuiven en op onze strepen staan over een brief die er voor een bepaalde datum moet zijn, maar we moeten ermee aan de slag. Dat hebben we de vorige keer ook met succes gedaan. Mevrouw Siderius heeft kunnen zien dat de individuele problemen die toen in de Kamer zijn besproken, op een enkele na zijn opgelost. Als iets nog niet is opgelost, zitten wij er bovenop. Ik wil nu datzelfde doen.
Mevrouw Siderius (SP): Papier verschuiven? Deze kinderen zitten per 1 januari thuis en krijgen geen onderwijs. De Staatssecretaris is de bedenker van de propagandamachine van passend onderwijs. Dit is geen passend onderwijs. Gaat de Staatssecretaris die situatie voor 1 januari oplossen of niet?
Staatssecretaris Dekker: Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. We gaan hier op korte termijn mee aan de slag. Mevrouw Siderius beweert allerlei dingen die voor mij helemaal niet evident zijn. Kinderen mogen niet thuis komen te zitten, om wat voor reden dan ook. We doen er alles aan om dit te voorkomen.
Mevrouw Siderius stelde ook een vraag over het vervoer. In mijn ogen is de wet- en regelgeving klip-en-klaar en moeten gemeenten zorgen voor vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school met een passend aanbod. Als dit niet goed wordt uitgevoerd, kunnen ouders met hun klachten terecht bij het betreffende loket, in dit geval dat van de gemeente. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het vervoer en daar kun je terecht. Er is een gemeenteraad en er zijn allerlei procedures voor het geval dat je het gevoel hebt dat je niet krijgt waar je recht op hebt.
Mevrouw Siderius (SP): Dit is een probleem. Deze ouders zijn al bij de gemeente geweest. De gemeente zegt dat het vervoer naar de school te duur is en niet wordt betaald. De Staatssecretaris zegt dat dit niet de bedoeling is. Gaat hij ingrijpen bij gemeenten, zodat kinderen naar het meest passende onderwijs gaan? Kinderen komen anders op scholen terecht die niet passend zijn, omdat het leerlingenvervoer onvoldoende is georganiseerd.
Staatssecretaris Dekker: «Te duur» is geen argument om het vervoer niet te regelen. De gemeenten hebben de verplichting en de verantwoordelijkheid om dit te doen. Ik ken de gemeenten waar dit speelt niet. Als het speelt, hebben ouders met de wet in de hand een prima middel om dit recht af te dwingen, als het al niet opgelost wordt door een debat in de gemeenteraad. Ik neem aan dat daarin ook actieve SP'ers zitten die dit alert oppakken en hun wethouder aanspreken.
Voorzitter. De heer Van Meenen sprak de urgentie uit dat een aantal dingen wordt opgepakt, zoals cluster 1 en 2. Wij zitten daar met de bijeenkomsten bovenop en betrekken de instellingen hierbij. De heer Meenen noemt een aantal dingen die heel erg spelen onder ouders, zoals de ambulante begeleiding in cluster 1 en 2. Ik heb die zaken niet uit de bijeenkomsten gehaald. Het punt van onafhankelijke indicatiestelling is bijvoorbeeld expliciet aan de orde geweest. Er was een enkeling die het heeft aangekaart, maar het werd door een groot aantal ouders in mindere mate herkend. Er is behoefte om met de instellingen in gesprek te komen. Er is behoefte aan een bepaalde vorm van inspraak of medezeggenschap, zodat ouders kunnen meepraten over wat er gebeurt. Laten wij de dingen niet buiten proporties opblazen.
De heer Van Meenen (D66): Ik spreek ook veel mensen. Ik wil geen meldpunt openen – dat wil de Staatssecretaris ook niet, denk ik – maar ik hoor andere geluiden. Ik denk dat veel ouders zich niet realiseren wat er voor hen mogelijk is. Het woord «indicatiestelling» is geen woord dat de gemiddelde ouder in zijn mond neemt. Laten wij het doen zoals de Kamer het wil. Dat lijkt mij het verstandigste.
Staatssecretaris Dekker: Daar zijn wij mee bezig. Als je met veel ouders praat, komen er verschillende dingen naar voren. Ik probeer daar een beeld uit te distilleren. De vraag is bijvoorbeeld of je de beste inspraakvorm voor alle ouders hebt geregeld, als je met een medezeggenschapsraad komt waarin één ouder zit.
De heer Bisschop vroeg terecht aandacht voor het snijvlak van onderwijs en zorg. Na 1 januari verandert er het een en ander. Wij houden de vinger aan de pols, zorgen ervoor dat dingen niet fout gaan en kijken waar mogelijkheden ontstaan. Als ik spreek met mensen in het veld, op scholen en in gemeenten, proef ik dat zij heel veel kansen zien om dingen beter te organiseren. Je moet heel snel laten zien waar het gebeurt en hoe het kan, zodat gemeenten daar onderling van leren.
De heer Bisschop (SGP): Neemt de Staatssecretaris het mee in de rapportage in het voorjaar?
Staatssecretaris Dekker: Ja, dit wordt absoluut een belangrijk thema in de volgende voortgangsrapportage.
De heer Voordewind vroeg naar de verevening en of er extra geld is. Dat is niet het geval. Het gaat om het geld dat al beschikbaar was om de verevening te verzachten. Oud of nieuw geld, het is natuurlijk wel een verzachting van de verevening voor alle samenwerkingsverbanden.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Destijds was er wel nieuw geld. De bezuiniging van 50 miljoen is door D66 en SGP ongedaan gemaakt en uit die 50 miljoen is 4,7 miljoen gekomen om de zachte landing mogelijk te maken. Zeg ik dit goed?
Staatssecretaris Dekker: Ja, met die middelen is een zachte landing mogelijk gemaakt.
Ik heb een nabrander. Mevrouw Siderius heeft helemaal gelijk dat tijdens dit debat de ouders van de leerlingen van De Parachute zijn benaderd. Dit komt omdat wij vanochtend het bericht kregen waarover zij sprak. Het geeft aan hoe snel onze raderen draaien.
Mevrouw Straus (VVD): Een van mijn vragen is niet beantwoord. Hoe maken wij van 50% van de samenwerkingsverbanden die passend onderwijs voor hoogbegaafden aanbieden, 100%?
Staatssecretaris Dekker: Daar wordt druk aan gewerkt met het plan van aanpak en de bijeenkomsten die georganiseerd worden. 15% heeft een aanbod in ontwikkeling, een eerste stapje, en 20% tot 25% heeft de verantwoordelijkheid hiervoor bij scholen gelegd. Dat is ook een manier om het te doen. Het deel dat nog niets doet, is 10% en dat moet naar 0%. De stok achter de deur is dat de inspectie toeziet op een dekkend aanbod, niet alleen voor kinderen die zorg nodig hebben, maar ook voor deze doelgroep.
De voorzitter: De volgende toezeggingen zijn gedaan:
− De Staatssecretaris zegt toe dat in de volgende voortgangsrapportage over het passend onderwijs aandacht wordt besteed aan de leerlingentelling inzake de verschuiving van leerlingen van het speciaal naar het regulier onderwijs, de uitrol van de thuiszittersaanpak, de ouderenquête naar de betrokkenheid van ouders, de update van protocollen voor opvang van leerlingen met diabetes in het onderwijs, good practices en de raakvlakken van jeugdzorg en passend onderwijs.
− Voor 1 maart 2015 ontvangt de Kamer een verkenning van mogelijkheden voor de bekostiging van ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen.
Mevrouw Siderius heeft een VAO aangevraagd. Dit zal worden ingepland met mevrouw Siderius als eerste spreker. Ik dank de aanwezigen.
Sluiting 12.41 uur.