Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat een ieder toegang heeft tot een laagdrempelige gemeentelijke voorziening ter behandeling van klachten over discriminatie;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.
1. Een antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 heeft tot taak:
a. onafhankelijke bijstand te verlenen aan personen bij de afwikkeling van hun klachten betreffende onderscheid als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, en de artikelen 646 tot en met 649 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of discriminatie als bedoeld in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht;
b. de klachten, bedoeld in onderdeel a, te registreren.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inrichting van de antidiscriminatievoorziening, bedoeld in artikel 1, en de uitvoering door die voorziening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.
3. Bij regeling van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie kunnen regels worden gesteld omtrent de taak, bedoeld in het eerste lid, onder b.
1. Het college van burgemeester en wethouders brengt jaarlijks vóór 1 april verslag uit aan Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie over de door de antidiscriminatievoorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud en de inrichting van het verslag, bedoeld in het eerste lid.
Uiterlijk zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geeft het college van burgemeester en wethouders uitvoering aan artikel 1.
Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie zendt in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,