Kamerstuk 31412-7

Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005; Nota van Wijziging

Dossier: Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005

Gepubliceerd: 5 december 2008
Indiener(s):
Onderwerpen: cultuur en recreatie economie ict media
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31412-7.html
ID: 31412-7
Origineel: 31412-2

31 412
Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 5 december 2008

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

In het in artikel I, onderdeel A, voorgestelde artikel 3.1 wordt in het tweede lid, onder d, «artikel 3.9, eerste lid, onder b,» vervangen door: artikel 3.9, onder b, en al dan niet met een meldingsplicht,.

B

In het in artikel I, onderdeel A, voorgestelde artikel 3.9 komt onderdeel d te luiden:

d. een meldingsplicht voor gebruikers, en.

C

Het in artikel I, onderdeel A, voorgestelde artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid, tot derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. De procedures, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met f, worden niet toegepast indien het redelijkerwijs te verwachten is dat de voor verdeling beschikbare frequentieruimte voldoende is om aan de vraag te voldoen.

2. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Hij stelt beide Kamers der Staten-Generaal in kennis van de door hem gemaakte keuze.

3. In het vierde, vijfde en zesde lid wordt «tweede lid» telkens vervangen door: derde lid.

4. In het zevende en achtste lid, wordt «vijfde lid» telkens vervangen door: zesde lid.

D

Het in artikel I, onderdeel A, voorgestelde artikel 3.23 komt te luiden:

Artikel 3.23

1. Onze Minister houdt een openbaar antenneregister met gegevens betreffende antenne-opstelpunten, antennesystemen en antennes.

2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de soorten gegevens die in het register worden opgenomen en degenen die worden verplicht tot het verstrekken van gegevens ten behoeve van het register.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de inrichting van het register, het tijdstip en de wijze waarop de gegevens voor opneming in het register dienen te worden aangeleverd, alsmede de wijze waarop van de gegevens kan worden kennis genomen.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan voorts worden bepaald dat bepaalde gegevens niet in het register worden opgenomen, indien opneming daarvan de veiligheid van de staat zou kunnen schaden, dan wel de opsporing en vervolging van strafbare feiten zou kunnen bemoeilijken.

E

In artikel I wordt na onderdeel B een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 12.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. «de Minister van Justitie» wordt vervangen door: Onze Minister van Justitie.

2. Na «opgelegd» wordt ingevoegd: dan wel betrekking heeft op krachtens artikel 4.4 aangewezen gedragingen voor zover het een nummer betreft waarvoor die aanwijzing geldt.

F

In het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 20.2a, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, wordt « artikel 3.3 van de wet» vervangen door: artikel 3.3 van deze wet.

2. In het derde lid, wordt «Artikel 3.3a van de wet» vervangen door: Artikel 3.3a van deze wet.

3. In het eerste tot en met vierde lid, wordt «(Stb 2008)» telkens vervangen door: (Stb. 20..).

4. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het gebruik van frequentieruimte dat voor de daarin bedoelde taken was toegestaan op grond van artikel 3.4, eerste lid, onder b, en tweede lid, van deze wet en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A van de wet van ....... houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 20..,), blijft, onder de op grond van bovenbedoelde bepalingen aan het gebruik verbonden voorschriften en beperkingen, toegestaan tot het tijdstip waarop op grond van artikel 3.5 opnieuw door Onze Minister frequentieruimte wordt toegewezen.

5. Er worden drie nieuwe leden toegevoegd, luidende:

5. Op aanvragen om vergunningen, die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de wet van ....... houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 20, ...), wordt beslist met toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals die luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel.

6. In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid, wordt op aanvragen om vergunningen die zijn ingediend in het kader van een procedure die is gestart met een keuze als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van deze wet zoals dat artikel luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de wet van ....... houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 20, ...), die is bekend gemaakt vóór het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel, beslist met toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals die luidden vóór dat tijdstip, ongeacht of die aanvragen zijn ingediend vóór of na dat tijdstip.

7. Op een bezwaar of een beroep dat is gemaakt, onderscheidenlijk is ingesteld, tegen een besluit dat is genomen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals die luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de wet van ....... houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de Nota frequentiebeleid 2005 (Stb. 20, ...), blijven, ongeacht of dat bezwaar of dat beroep is gemaakt, onderscheidenlijk is ingesteld, vóór of na het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel, deze wet en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals die luidden vóór dat tijdstip.

G

Artikel II, onderdeel B komt te luiden:

B

Aan onderdeel J, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

5. De artikelen 3.5, 3.22 en 18.9, eerste en tweede lid, van de Telecommunicatiewet.

H

In artikel V wordt «artikel 5.17 van de Wet luchtvaart» vervangen door: artikel 2.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart.

Toelichting

Algemeen

In deze nota van wijziging wordt een aantal wijzigingen op het in april 2008 ingediende wetsvoorstel voorgesteld. Er is een aantal inhoudelijke wijzigingen aangebracht, waaronder een bepaling die er in voorziet dat de Kamers in kennis worden gesteld van de verdeelprocedures voor schaarse vergunningen, waarop in de nota naar aanleiding van het verslag reeds is ingegaan. Voorts is er een aantal technische verbeteringen in het wetsvoorstel aangebracht, bijvoorbeeld het herstel van foutieve verwijzingen en het aanbrengen van verduidelijkingen.

De benodigde wijzigingen als gevolg van het voorstel van wet houdende vaststelling van een nieuwe Mediawet (Mediawet 20..), kamerstukken I, 2007/08, 31 356, nr. A) zullen, naast een aantal andere wijzigingen, in een binnenkort uit te brengen tweede nota van wijziging worden opgenomen. De mondelinge behandeling van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer vindt naar verwachting medio december 2008 plaats.

Onderdeel A

De in dit onderdeel opgenomen wijziging herstelt een foutieve verwijzing en maakt het mogelijk om in het frequentieplan onderscheid te maken tussen vergunningvrij gebruik van frequentieruimte met en vergunningvrij frequentiegebruik zonder meldingsplicht.

Onderdeel B

De in dit onderdeel voorgestelde wijziging brengt duidelijker tot uitdrukking dat bij het vergunningvrij gebruik van frequentieruimte bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan gebruikers de eis gesteld kan worden dat zij zich bij de minister dienen te melden alvorens zij de frequentieruimte in gebruik nemen. De oorspronkelijke tekst, die sprak over een meldings- en registratieplicht, is bij nader inzien minder adequaat, omdat de verplichting die tot de gebruiker is gericht uitsluitend ziet op de melding, en niet op de daarop volgende registratie door de minister.

Onderdeel C

Een op de in het eerste lid van dit onderdeel opgenomen gelijkende bepaling is op dit moment nog in artikel 2, derde lid, van het Frequentiebesluit opgenomen. In de wet zijn in artikel 3.10 alle verdeelprocedures opgesomd. De vraag welke verdeelprocedure wordt toegepast is afhankelijk van de vraag of bepaalde frequentieruimte schaars is of juist niet. Bij verwachte schaarste wordt gekozen voor een veiling of vergelijkende toets, indien er geen schaarste wordt verwacht zal er verdeeld worden op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Bij nader inzien past het daarom beter om ook op wetsniveau en niet in een algemene maatregel van bestuur te bepalen dat voor de gevallen waarin redelijkerwijze verwacht kan worden dat er voldoende frequentieruimte beschikbaar is, de veiling of de vergelijkende toets niet zal worden toegepast.

In het tweede lid van dit onderdeel is nu naar aanleiding van in het verslag gestelde vragen om grotere betrokkenheid van de Tweede Kamer bij verdeelprocedures geregeld dat de minister de beide Kamers der Staten-Generaal in kennis stelt van de verdeelprocedure die hij voor een specifieke vergunninguitgifte zal toepassen. Op deze wijze is verzekerd dat de Kamers daar tijdig over geïnformeerd zijn.

Onderdeel D

Met de in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 3.23 wordt geen materiële wijziging ten opzichte van het in het wetsvoorstel opgenomen artikel 3.23 beoogd. Door de voorgestelde wijziging dienen de regels met betrekking tot de soorten gegevens die in het register worden opgenomen en de regels die bepalen wie worden verplicht tot het verstrekken van gegevens ten behoeve van het register, in de algemene maatregel van bestuur gesteld te worden en niet langer bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Onderdeel E

In de wet van 17 februari 2007 tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met het vaststellen van nadere bepalingen over het gebruik van nummers ter bescherming van de consument (Stb. 2007, 158) is een wijziging van artikel 12.1 van de Telecommunicatiewet opgenomen die erin voorziet dat nader aan te wijzen nummergebruikers zich moeten aansluiten bij een geschillencommissie welke geschillen behandelt over de levering van een dienst door de nummergebruiker voor zover het geschil verplichtingen betreft die bij of krachtens de Telecommunicatiewet zijn opgelegd. In de wet van 17 februari 2007 is tevens voorzien in een bepaling op grond waarvan gedragingen van een nummergebruiker kunnen worden aangewezen die betrekking hebben op het kennelijk misbruik maken van de tarifering van een nummer (artikel 4.4). Dit is inmiddels geschied in artikel 3.6b van het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen. Dit artikel is van toepassing op 0900 en 18 nummers. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat tot de genoemde wet heeft geleid, is er van uitgegaan dat een krachtens artikel 12.1 van de Telecommunicatiewet aan te wijzen geschillencommissie tevens geschillen zou gaan behandelen die voortvloeien uit dergelijke gedragingen (Handelingen II 2006/2007, blz. 1998). Bij nadere overweging verdient het aanbeveling dit ook expliciet in artikel 12.1, tweede lid, van de wet te bepalen. De voorgestelde wijziging voorziet daarin.

Onderdeel F

Met de onder 2 opgenomen wijziging wordt enerzijds een foutieve verwijzing hersteld en anderzijds buiten twijfel gesteld dat het gebruik van frequentieruimte door aangewezen overheidsorganen dat was toegestaan op grond van de oude wet onder het nieuwe wettelijk kader slechts mag worden voortgezet met de daaraan oorspronkelijk verbonden voorschriften en beperkingen.

Met de wijziging onder 5 worden drie overgangsbepalingen toegevoegd.

In het nieuw voorgestelde vijfde lid van artikel 20.2a is bepaald dat op aanvragen om vergunningen die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wordt beslist volgens de wet en de daarop berustende bepalingen zoals die golden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Hier is dus gekozen voor de zogenaamde eerbiedigende werking van het bestaande recht. Bepalend bij de vraag welk recht van toepassing is, is hier het tijdstip van indiening van de aanvraag. Is de aanvraag ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel dan wordt de aanvraag beoordeeld op grond van het oude recht, is de aanvraag ingediend ná dat tijdstip, dan is het nieuwe recht van toepassing.

In het nieuwe zesde lid is voor aanvragen om vergunningen die worden verdeeld volgens een veiling of vergelijkende toets voor een van het vijfde lid afwijkende overgangsbepaling gekozen. Voor deze aanvragen geldt dat, indien zij zijn ingediend in het kader van een veilingprocedure of een procedure van een vergelijkende toets, die is gestart met een bekendmakingsbesluit dat is gepubliceerd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, op deze aanvragen wordt beslist volgens de wet en de daarop berustende bepalingen zoals die golden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Hier is dus niet het moment van indiening van de aanvraag beslissend voor de vraag welk recht van toepassing is, maar het moment waarop het bekendmakingsbesluit is gepubliceerd. Dat betekent dat voor deze aanvragen geldt dat zowel in het geval de aanvraag is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel als in het geval de aanvraag, pas is ingediend nadat dit wetsvoorstel in werking is getreden, op grond van het oude recht een beslissing op de aanvraag genomen wordt, zolang die aanvraag maar is ingediend in het kader van een procedure waarbij het bekendmakingsbesluit is gepubliceerd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

Hiervoor is gekozen omdat er bijna altijd specifieke uitvoeringsregelgeving voor deze verdeelprocedures wordt gemaakt waarin eisen gesteld worden aan de aanvrager, aan de in te dienen aanvraag, en regels worden gesteld over de uitvoering van de procedure. Met al deze eisen moeten aanvragers rekening houden bij het indienen van hun aanvraag. Voorts worden in deze uitvoeringsregelgeving regels gesteld over de termijn waarbinnen aanvragen moeten worden ingediend en over beslistermijnen die in acht genomen moeten worden. Dat betekent dat het geruime tijd kan duren alvorens een aanvraag wordt ingediend en er een beslissing op die aanvraag kan worden genomen.

Het is dus niet ondenkbaar dat een aanvraag in het kader van een procedure waarbij het bekendmakingsbesluit is gepubliceerd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, pas wordt ingediend op een tijdstip dat is gelegen ná dat tijdstip. Zonder een bepaling als bedoeld in het zesde lid, zou als gevolg van de onmiddellijke werking van dit wetsvoorstel voor deze aanvragen gelden dat hierop de nieuwe wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregels van kracht worden. De op basis van de «oude wet» geldende uitvoeringsregels vervallen immers van rechtswege bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, omdat de delegatiebepalingen in de wet waarop deze gebaseerd zijn, vervallen. Dat is ongewenst.

Tenslotte is in het zevende lid geregeld dat op een bezwaar of beroep dat is ingesteld tegen een besluit dat is gebaseerd op het «oude recht» ook dat «oude recht» van toepassing blijft.

Onderdeel G

De in dit onderdeel voorgestelde wijziging van de bijlage van de Algemene wet bestuursrecht is nodig omdat er inmiddels een aantal voorafgaande wijzigingen van deze bijlage in werking zijn getreden, waardoor de tekst van het wetsvoorstel niet meer adequaat is.

Onderdeel H

De Wet luchtvaart is onlangs gewijzigd waardoor het nodig is de verwijzing naar artikel 5.17 van die wet aan te passen.

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk