Vastgesteld 9 juli 2014
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 10 april 2014 overleg gevoerd met Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 februari 2014 houdende een verslag van een schriftelijk overleg over de beleidsreactie op het advies van de NVAO over de accreditatie van de opleidingen Commerciële Economie en Media en Entertainment Management van Inholland (Kamerstuk 31 288, 363);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 28 november 2013 houdende een beleidsreactie op het advies van de NVAO over de accreditatie van de opleidingen Commerciële Economie en Media en Entertainment Management van Inholland (Kamerstuk 31 288, nr.355).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Wolbert
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Kler
Voorzitter: Tellegen
Griffier: Klapwijk
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Beertema, Duisenberg, Jasper van Dijk, Van Meenen, Mohandis, Rog en Tellegen,
en Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 11:03 uur.
De voorzitter: Ik heet de Minister, haar ambtenaren en de commissieleden van harte welkom, evenals de mensen die op de tribune, thuis of op een andere plek dit algemeen overleg volgen.
De heer Van Meenen (D66): Voorzitter. Het is goed dat wij over de situatie bij Inholland kunnen spreken. Ik wil niet te veel kijken naar het verleden, maar wel naar het heden en de toekomst. Om te beginnen feliciteer ik de instelling en de toekomstige studenten met de herstelde kwaliteit. De instelling heeft inspanningen geleverd om de studenten die opleidingen volgden alsnog te begeleiden naar een diploma. Er is de nodige kritiek op die inspanningen, in het bijzonder op de wisselende eisen in de examentrajecten. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Het is nogal wat als je elke keer op een andere manier en op grond van andere eisen en criteria beoordeeld wordt en telkens niet aan dat diploma komt. Daar heb ik zorgen over.
Veel grotere zorgen heb ik over het nemen van verantwoordelijkheid voor studenten die niet aan de nieuwe eis kunnen voldoen en die afhaken of stoppen. Noch de instelling, noch de overheid heeft haar verantwoordelijkheid genomen en ziet dat er sprake is van aansprakelijkheid. Het is nogal wat. Ons hoger onderwijs is zo ingericht dat je uiterlijk na een jaar moet weten of je op de goede plek zit, als je aan een studie begint. In dit geval is dat soms pas in het derde, vierde of vijfde jaar van de studie gebeurd. Dat is een enorme inbreuk in het leven van jonge mensen. Op die manier gaan jaren verloren. De instelling heeft hierin uiteraard een eerste verantwoordelijkheid gehad, maar ook de overheid heeft gefaald wat betreft het toezicht. Hoe ziet de Minister haar verantwoordelijkheid en die van de instelling? Wij weten dat er een commissie heeft gekeken naar schadeloosstelling, als dat überhaupt al mogelijk is in het leven van jonge mensen, maar in de verslaggeving die ik hierover gezien heb, wordt slechts af en toe gekomen tot een vergoeding van het collegegeld. Dat is in mijn ogen volstrekt onvoldoende.
Ik wil graag lessen voor de toekomst trekken. Deze situatie kan zich op elk moment opnieuw voordoen. Ook op dit moment zijn er opleidingen in het land die zich, weliswaar minder heftig en onverwacht, in een hersteltraject bevinden. De uitkomst van zo'n hersteltraject kan, hoe ongelukkig ook, uiteindelijk negatief zijn. Datgene wat ons bij Inholland is overkomen, moeten wij ons niet nogmaals laten overkomen. Wij moeten werkelijk nadenken over de betekenis die het heeft voor studenten die de opleiding volgen. Wat is de positie van de overheid hierin? Welke verantwoordelijkheden nemen wij? Hoe gaan wij er in de toekomst mee om als aan studenten tijdens hun studie nieuwe hogere eisen worden gesteld, of als de opleiding gewoon stopt? Hoe kijkt de Minister daarnaar? Is zij bereid om in samenwerking met de Kamer, het veld en de studenten beleid te formuleren?
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Wij spreken niet voor de eerste keer over Inholland en de problemen die daar zijn ontstaan. Laat ik vooropstellen dat voor de SP het eindniveau van een opleiding boven iedere twijfel verheven moet zijn. Nu zijn er studenten die jarenlang een opleiding onder het niveau hebben gevolgd. Zij hebben problemen met het afronden van de opleiding omdat de eisen zijn opgekrikt. Het is begrijpelijk dat die eisen zijn opgehoogd, maar je kunt het de studenten niet kwalijk nemen dat zij tussentijds met nieuwe eisen worden geconfronteerd. Het is voor hen nu zwaarder om het diploma te halen. Erkent de Minister dat de problemen zijn veroorzaakt door Inholland en niet door de studenten?
Ik geef een paar voorbeelden van studenten die in de problemen zijn gekomen. Eentje krijgt steeds te maken met nieuwe regels en heeft nu al € 40.000 schuld. Een ander is al zes maanden bezig om zijn scriptieopzet te laten goedkeuren. Hij krijgt steeds met nieuwe docenten te maken en moet steeds twee maanden wachten als zijn opzet is afgekeurd. Vandaag stond in De Telegraaf het verhaal van student Femke. Zij spreekt over een nachtmerrie en zegt dat de opleiding inmiddels zo onder vuur lag dat alle docenten bang waren om fouten te maken en uit angst niemand meer lieten afstuderen. Haar studieschuld bleef ondertussen groeien. Wil de Minister reageren op die studenten? Begrijpt zij dat die in een moeilijke situatie zitten?
Je kunt zeggen: ga maar naar de rechter. Maar dat is niet voor iedere student weggelegd, bijvoorbeeld vanwege de kosten. Vindt de Minister niet dat zij hierin een rol heeft? Zij is verantwoordelijk voor het onderwijs, dus ook voor Inholland. Moeten wij er niet voor zorgen dat deze studenten geholpen worden? Ook het Profileringsfonds vergoedt niet in voldoende mate de geleden schade. Bovendien moet de student het dan maar zelf opknappen. Ik vind dat het ministerie een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. Moet de Minister niet met de gedeputeerde studenten, de studentenvakbonden en het bestuur van Inholland aan tafel gaan zitten om hiervoor een nette fatsoenlijke oplossing te vinden, oftewel een schikking met een redelijke schadevergoeding?
Functioneert het toezicht naar behoren? Hoe kan het dat opleidingen die op meerdere terreinen een onvoldoende scoren, worden geaccrediteerd? De tekortkomingen zijn door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) gesignaleerd, maar de opleidingen krijgen toch een positief advies. Functioneert de NVAO dan wel naar behoren? Moet de Minister niet eens kijken naar het functioneren van zowel de NVAO als de inspectie? Nu wordt als een opleiding in een hersteltraject komt, alleen gekeken naar de standaarden waar de opleiding op gefaald heeft. In het geval van Inholland was dat het eindniveau. Tijdens de visitatie kwamen echter andere problemen aan het licht, zoals de gebrekkige studiebegeleiding. Dat is niet onbelangrijk. Deze problemen zijn echter niet meegenomen in het positieve oordeel over de opleidingen. Is het niet logisch dat het visitatiepanel, dat een oordeel vormt over tekortkomingen, alle belangrijke aspecten bekijkt en over alle aspecten een oordeel vormt? Als het visitatiepanel dan tekortkomingen tegenkomt op andere standaarden dan die zij aanvankelijk zou bekijken, moet het op deze tekortkomingen kunnen handelen.
De heer Mohandis (PvdA): Voorzitter. De Kamer heeft inderdaad vaker gesproken over dit onderwerp. Laat ik vooropstellen dat het goed is dat het eindniveau van de opleidingen bij Inholland voldoet. Na al het gedoe met de diplomafraude is er op aandringen van de Minister en haar ambtsvoorganger veel werk bij Inholland verricht. Niemand heeft iets aan een hbo-onwaardig diploma. Er mag niet worden getornd aan het eindniveau. Studenten moeten het eindniveau aankunnen. Het eindniveau mag nooit worden aangepast aan de studenten. Door het opkrikken van het niveau bij Inholland kan niet worden voorkomen dat studenten wellicht achterblijven. Voor mijn fractie is het van belang dat studenten deze sprong kunnen nemen en dat zij, als zij hiertoe in staat zijn, kunnen rekenen op de juiste begeleiding. Volgens het rapport laat deze te wensen over. Op dit punt ontvang ik graag een reactie van de Minister.
Het is goed dat er bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over het afstudeertraject en specifiek over de begeleiding van studenten. Is de Minister bereid de Kamer te informeren over de begeleiding tijdens het hersteltraject? Hoe ziet zij dat proces? Het is ook goed dat Inholland studenten persoonlijk heeft aangeschreven om ze te wijzen op de mogelijkheid voor compensatie. Van de 586 aangeschrevenen blijken er 77 te hebben aangegeven hiervan gebruik te willen maken. Ik verbaasde mij over het aantal. Kan de Minister dit verklaren? Het is goed dat de compensatie wordt behandeld door een onafhankelijk panel. Hoe beoordeelt de Minister de acties van Inholland om de jongeren te compenseren? Vindt zij die afdoende?
Het is onontkoombaar dat studenten in de knel komen als de eisen halsoverkop omhooggaan. Wij hopen dat de communicatie richting de studenten eenduidig is, dat leraren niet allemaal iets anders aan de studenten vragen en dat helder is waaraan voldaan moet worden. Ik wijs op een motie van mij en collega's die vorig jaar breed aangenomen is. Hierin wordt de Minister verzocht om in samenwerking met studentenorganisaties te komen tot een betere voorlichting en klachtenregeling, zodat studenten exact weten waar zij terechtkunnen binnen de eigen onderwijsinstellingen. Graag ontvang ik een reactie op dit punt.
Het is belangrijk dat de samenleving vertrouwen heeft in de waarde van diploma's. Het is onontkoombaar dat studenten tussen wal en schip raken. Daarom is de aanbevolen begeleiding essentieel. Ik hoop dat de Minister mijn fractie gerust kan stellen dat zij erop toeziet dat die begeleiding op orde is en komt.
De heer Jasper van Dijk (SP): De PvdA zegt al jarenlang, bijvoorbeeld in 2009, dat een student die schade ondervindt door het tekortschieten van het onderwijs, gecompenseerd moet worden. Dat is een heel helder standpunt. Nu is er een groep studenten die schade ondervindt van tekortschietend onderwijs, maar is het zeer onduidelijk of die studenten ook geholpen worden. Lees De Telegraaf van vandaag. De Minister zegt dat de opleidingen en studenten het onderling moeten oplossen. Heeft de Minister niet ook een taak hierin en moet zij er niet voor zorgen dat de studenten netjes worden behandeld?
De heer Mohandis (PvdA): Mijn fractie heeft eind vorig jaar een motie ingediend waarin wordt gevraagd om een heldere klachtenregeling en om alles zo veel mogelijk centraal te organiseren, opdat studenten weten waar ze terechtkunnen. Mijn fractie vindt dit nog steeds. Ik lees in de schriftelijke beantwoording dat Inholland zijn verantwoordelijkheid neemt en wijst op andere manieren om tot een schadevergoeding te komen. Ik kan niet ingaan op de vraag of het ene individu daar recht op heeft en het andere niet. Deze moet objectief worden beoordeeld. Die mogelijkheid wordt geboden. Ik vroeg zojuist aan de Minister of zij dit voldoende vindt. Het mag niet zo zijn dat studenten die een goed verhaal hebben en gedupeerd zijn, niet worden gehoord en geholpen. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de Minister op dit punt.
De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is heel helder. De heer Mohandis zegt dat de vraag wie er in zijn recht staat, objectief beoordeeld moet worden. Het is evident dat er nu conflicten zijn. De opleiding zegt: wij zijn bezig. De student zegt: ja maar, ik krijg slechte begeleiding, ik word elke keer teruggestuurd en mijn studieschuld loopt op. Is het dan niet evident voor de PvdA dat die student geholpen moet worden door een derde partij, naast Inholland en de student? Ligt het dan niet voor de hand om te zeggen: Minister, ga met Inholland en deze studenten aan tafel zitten?
De heer Mohandis (PvdA): Nogmaals, ik heb over dit punt eerder vragen aan de Minister gesteld. Studenten zijn aangeschreven en worden uitgenodigd, en een onafhankelijk panel bekijkt de geleden schade. De Minister heeft aangegeven dat zij in contact is met de NVAO en dat hierover wordt gerapporteerd. Ik heb verzocht om de Kamer mee te nemen in het hersteltraject en haar te informeren. Ik ben ook benieuwd naar datgene wat de Minister gaat zeggen.
De heer Van Meenen (D66): Daar ben ik natuurlijk ook benieuwd naar, maar ik ben ook benieuwd naar de mening van de PvdA. Je kunt wel vragen of de Minister vindt dat zij een verantwoordelijkheid heeft, maar je kunt er zelf ook iets van vinden. Vindt de PvdA dat de Minister, niet als persoon maar als orgaan, een verantwoordelijkheid hierin heeft, bijvoorbeeld vanwege het feit dat onder haar verantwoordelijkheid het toezicht niet adequaat is gebleken?
De heer Mohandis (PvdA): Wij hebben dit overleg omdat het toezicht in een eerdere periode heeft gefaald. De Kamer heeft de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs uitvoerig behandeld. Ik vind dat de Minister haar verantwoordelijkheid neemt. Ik ben ook benieuwd naar de wijze waarop zij gaat antwoorden op mijn vragen Ik ga echter niet mee in uw suggestie dat de Minister haar verantwoordelijkheid niet neemt. Daar ben ik het niet mee eens.
De heer Van Meenen (D66): Dus we zijn het erover eens dat de Minister of haar voorgangers een verantwoordelijkheid hebben voor het feit dat deze situatie is ontstaan en dat zij hierin ook een aansprakelijkheid hebben?
De heer Mohandis (PvdA): Volgens mij wordt het een herhaling van zetten. De Minister heeft een verantwoordelijkheid voor het hoger onderwijs, samen met andere partijen. Haar ambtsvoorganger heeft zaken in gang gezet en zij heeft dat ook gedaan. Wij hebben met elkaar heel uitvoering een wet behandeld die heel veel aspecten heeft. Ik vind dat deze Minister haar verantwoordelijkheid heeft en ook zeker neemt.
De heer Rog (CDA): Voorzitter. Het is niet de eerste keer dat wij over Inholland spreken. Er was veel mis en het is goed te constateren dat er nu veel goed is. De NVAO concludeert dat de opleidingen weer voldoen aan de maatstaven die wij van hbo-opleidingen verwachten, ook van de opleidingen waarover wij vandaag spreken. Dat is goed nieuws. Ik ben daar ontzettend blij mee, want wij mogen verwachten dat studenten aan hbo-opleidingen daadwerkelijk op dat niveau les krijgen.
Er is een begeleidingstraject aangeboden aan de studenten die de opleiding deden toen het niveau nog niet aan de maat was. Kan de Minister nog eens uitleggen hoe zo'n intensief traject van begeleiding eruitziet? Hoe verhoudt die begeleiding zich qua aard, omvang en duur tot de begeleiding op andere hbo-opleidingen? Hoe is het gesteld met het rendement op deze opleidingen ten opzichte van andere opleidingen? Ook op andere hbo-instellingen kunnen niet alle studenten hun opleiding afronden. In welke mate wordt er gebruikgemaakt van de aangeboden begeleiding? Kan de Minister een update geven van het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de aanbieding van het Profileringsfonds? Waarom maakt een aantal van die, vermoedelijk grote, groep studenten die een aanbod heeft gekregen daar geen gebruik van? Ziet de Minister voor de langstudeerders een mogelijkheid om een beroep te doen op de bijzondere omstandigheden op grond waarvan de prestatiebeurs kan worden omgezet in een gift voor de studenten, die ondanks al die extra begeleiding langer met hun studie bezig zijn dan normaal gesproken verwacht mag worden?
De heer Duisenberg (VVD): Voorzitter. Laten we wel wezen. Enerzijds is de toename van het aantal studenten aan universiteiten en hogescholen de afgelopen decennia – het betreft nagenoeg een verdubbeling van het aantal studenten – een geweldige ontwikkeling. Anderzijds heeft deze geleid tot een enorme toename aan discussies over de kwaliteit. Het ondanks die enorme toename handhaven van het kwaliteitsniveau is de grote uitdaging voor ons hoger onderwijs. De VVD steunt zeker de lijn van de NVAO en de Minister om geen concessies te doen aan de onderwijskwaliteit. Ik ben blij dat er zo veel verbeterd is bij Inholland en dat het voor al die studenten die nu hun bul bij Inholland halen, betekent dat ze iets hebben gepresteerd en iets meekrijgen in hun verdere leven in de samenleving. Het wordt niet afgedaan als: Inholland, dat is allemaal niks. Het is heel belangrijk dat de waarde van die bul buiten kijf staat en dat hierover geen discussie is. Die bul moet, zoals collega's eerder zeiden, hbo-waardig zijn.
Helaas betekenen de aangescherpte kwaliteitseisen ook dat sommige studenten, met name uit oudere jaren, een probleem hebben. Er is eigenlijk sprake van een overgangssituatie. Ik heb begrepen dat er gezamenlijk wordt ingezet op de begeleiding van die studenten. Men kan zich afvragen of deze begeleiding goed is of niet, maar de NVAO heeft gezegd dat deze naar behoren is en dat de kans wordt geboden om met die extra begeleiding de eindstreep te halen. Het is daarnaast belangrijk dat in de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs ook de positie van de student is verbeterd en dat het niet alleen maar om kwaliteitsborgingsregeltjes gaat. Deze wet stelt dat het onderwijs en het examenreglement specifiek omschreven moeten zijn, zodat een student om een schadevergoeding kan vragen als hij niet heeft gekregen wat hij verwachtte, en dat een hogeschool kan worden aangesproken op zijn verplichtingen jegens de student. Wij waren er groot voorstander van om dit in de wet mee te nemen en zo de stem van de student hierin beter te verankeren.
Het is belangrijk dat alles zorgvuldig verloopt voor de studenten die overblijven of het niet halen. Het is een betreurenswaardige situatie. De aanpak, met een onafhankelijke geschillencommissie en eventueel een schadevergoeding valt echter onder de kop «zorgvuldig». De NVAO onderstreept dit. Ik zal niet zeggen dat deze aanpak niet voldoende is.
Ik wil de Minister twee dingen meegeven. Ten eerste verneem ik graag op welke wijze zij bij de NVAO de vinger aan de pols gaat houden om ervoor te zorgen dat het hoge niveau dat is ingezet en de striktheid waarmee de NVAO werkt, wordt gehandhaafd. De stappen die wij de afgelopen paar jaar hebben gezet, zijn daarvoor heel belangrijk. Daarin mogen wij niet verslappen. Heeft de Minister daarbij specifieke dingen op het oog? Ten tweede neem ik een voorschot op de discussie over de prestatieafspraken, die wij ongetwijfeld de komende jaren gaan voeren. De factor kwaliteit is een enorme uitdaging. Ik weet dat mijn collega's deze opvatting delen. De huidige afspraken worden in 2016 herzien en dan moeten wij bekijken op welke wijze wij de factor kwaliteit nog veel belangrijker kunnen maken door minder te sturen op de aantallen en meer op de kwaliteit. Deelt de Minister die mening?
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik wil heel precies weten wat het standpunt van de VVD is. Er zijn studenten die een conflict hebben met hun opleiding, die slecht begeleid worden en vertraging oplopen. Dus ook een student die alsnog wil afstuderen, heeft jarenlang slecht onderwijs gekregen. Vindt de VVD dat die student daarvoor financieel gecompenseerd moet worden en dat bijvoorbeeld zijn studiefinanciering moet worden kwijtgescholden voor de jaren waarin hij slecht onderwijs heeft gekregen? Dat slechte onderwijs is door alle onderzoeken aangetoond.
De heer Duisenberg (VVD): Dat is een moeilijke vraag om zo te beantwoorden. Je moet goed naar de gehele situatie kijken en niet alleen naar één kant van de situatie, zoals die vanochtend in De Telegraaf stond beschreven. Er zitten altijd meerdere kanten aan een verhaal, dat weet u ook. Ik sprak dit weekend met een student die ik toevallig tegenkwam – het voordeel van op straat flyeren, is dat je ook mensen ontmoet – en die in deze groep studenten zit. Deze vertelde mij dat de begeleiding goed is, maar dat je er wel zelf wat voor moet doen en er vol voor moet gaan. Die actieve houding wordt van je verwacht. Dat beeld is er ook. Er zijn ook studenten die wel wat aan de begeleiding hebben. Deze student zei dat de begeleiding prima is. Volgens mij is die ook intensiever dan bij welke andere studie ook en is er heel veel specifieke aandacht aan gegeven. Ik ga geen uitspraak over schadevergoeding doen, maar er is een inspanning gedaan en die wordt nog steeds gedaan. De NVAO zegt er ook wat over en een onafhankelijke commissie kijkt ernaar. Als je het er dan nog steeds niet mee eens bent, kun je naar de rechter stappen. Die moet een uitspraak doen en niet ik in de Kamer.
De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is mij net iets te gemakkelijk. Volgens mij doet die onafhankelijke commissie helemaal geen uitspraken over geleden schade en studiefinanciering, collegegeld et cetera. Daarvoor is dit debat bedoeld. Ik ben het zeer met u eens dat beide partijen gehoord moeten worden. Vindt u echter niet dat het ministerie een rol heeft en dat een derde partij moet bekijken wat rechtvaardig is? In de huidige situatie gebeurt dat nog niet. U sprak zelf over een geschillencommissie. Vindt u niet dat de Minister moet zorgen voor een rechtvaardige, onafhankelijke beoordeling van de situatie tussen Inholland en de student en dat zo nodig een rechtvaardige schadevergoedingsregeling moet worden opgezet?
De heer Duisenberg (VVD): Ik denk niet dat dat aan de Minister is. De Minister zorgt ervoor dat in dit stelsel veel waarborgen zitten. Eerder noemde de heer Mohandis de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs. Het kader van de NVAO heeft ook kwaliteitszorg in zich. Ook is er een onafhankelijke commissie die hiernaar kijkt. Volgens mij zijn er heel veel waarborgen ingebakken. Je moet ervoor zorgen dat het stelsel werkt en dat het goed is, in plaats van vragen of iets rechtvaardig is. U moet uw vertrouwen in al die actoren in het stelsel vergroten en niet zeggen dat dit door de Minister moet worden bepaald.
De heer Van Meenen (D66): Er wordt in dit debat, en in het debat dat hieraan vooraf is gegaan, heel veel weggedraaid van het eigenlijke punt. Er is helemaal geen discussie over het feit dat studenten aan de kwaliteit moeten voldoen. Er is wel wat discussie over de vraag of die begeleiding goed is geweest of niet. Op tafel ligt dat studenten in het derde, vierde of vijfde jaar van hun studie geconfronteerd zijn met het feit dat niet eerder duidelijk was dat zij aan een studie bezig waren die ze niet konden halen. Op basis van het stelsel moet je na één jaar met een bindend studieadvies vaststellen of iemand wel of niet op zijn plek zit. Er zijn voor deze studenten gewoon jaren verloren gegaan. De kernvraag is of de overheid hierin een verantwoordelijkheid heeft. Wat vindt de VVD? Had de overheid destijds, los van de wet die erna gekomen is, moeten zorgen voor een adequaat toezicht dat had gesignaleerd of er onder de maat onderwijs gegeven werd?
De heer Duisenberg (VVD): De overheid neemt op tweeërlei wijze verantwoordelijkheid. Ten eerste heeft zij heel strak ingezet op een verbetering van het gehele kwaliteitskader door de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs die door dit kabinet is aangenomen. Er is gezegd: wij moeten hier wat aan doen. De overheid heeft daarin opgetreden en geconstateerd dat het accreditatiekader niet goed heeft gefunctioneerd, dat wij in het verleden te laconiek met dit soort kwesties zijn omgegaan en dat het dus allemaal een tand strakker moet. Ten tweede heeft de overheid alle ruimte gegeven om ervoor te zorgen dat studenten die geconfronteerd worden met aangescherpte eisen, alle kans krijgen door extra begeleiding en mentorgroepen. Die eisen zijn ook aan de betreffende hogeschool gesteld. Er zijn heel veel inspanningen geleverd om de studenten te begeleiden en het goed te maken. Dan heb je wat mij betreft het redelijke gedaan.
De heer Van Meenen (D66): Dat is geen antwoord op mijn vraag. De studenten die deze opleiding niet succesvol afronden, hebben niks aan een wet waarin staat dat het in de toekomst beter moet. Ze hebben ook niks aan het feit dat alle inspanningen geleverd zijn om de begeleiding goed te laten zijn, los van de vraag of dat zo is. De studenten hebben alleen maar iets aan de erkenning van de overheid dat zij medeverantwoordelijk is voor het falen. Er is gefaald door de instelling en door het toezicht. Ik begrijp heel goed waarom de overheid, de coalitiepartijen, dit niet willen erkennen, aangezien er een aansprakelijkheid achter vandaan komt.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
De heer Van Meenen (D66): Ik heb helemaal geen vraag. Dit is gewoon een stelling, tenzij de heer Duisenberg bereid is om alsnog na mijn betoog te erkennen dat de overheid wel degelijk een verantwoordelijkheid heeft gehad voor de feiten die ik zojuist heb aangedragen.
De heer Duisenberg (VVD): De heer Van Meenen stelt dat ik geen antwoord geef op de vraag. Ik geef niet het antwoord dat hij wil horen.
De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Excuus voor mijn late komst. Ik heb veel niet gevolgd, maar ik heb het idee dat ik toch iets kan bijdragen.
De diplomafraude bij Inholland werd door ons gekarakteriseerd als onderdeel van een systeemcrisis. Als het civiel effect van diploma's verloren gaat, is alles in het onderwijs verloren. Doekle Terpstra is geen vriend van de PVV, maar ik heb hem voluit geprezen toen hij die ontzettend ondankbare en zeer risicovolle taak op zich nam om de boel te redden op Inholland. Zijn acties hebben zuiverend gewerkt. Studenten worden weer aangesproken op kennis en individuele prestaties. Hij heeft het competentieonderwijs vrijwel onmiddellijk vaarwel gezegd en daarvoor prijs ik hem tot op de dag van vandaag. Het is niet alleen dat. Ook de lumpsumfinanciering, het governancemodel en het ontbreken van selectie aan de poort hebben een belangrijke rol gespeeld in de aanloop naar de systeemcrisis en de diplomafraude.
Inholland heeft inmiddels de exameneisen stevig opgeschroefd. Dat verdient zeker een compliment. Het is van het allergrootste belang dat het civiel effect hersteld wordt. Het levert alleen wel een gigantisch nieuw probleem op. Ik ben er persoonlijk nauw bij betrokken geweest, want ik ken een aantal van de mbo-leerlingen uit de cohorten die nu door de opgeschroefde eisen enorm in de problemen zitten. Ik heb hen indertijd in de klas gehad op niveau 2. Dat wil ik toch even vermeld hebben. Ze kwamen op niveau 2 binnen. Deze meiden en jongens hadden dus zelfs geen vmbo-tl-diploma, maar enkel iets wat nog daaronder zit. Toen wist ik al dat veel van die jongens en meiden niet verder zouden komen dan niveau 2 of maximaal 3. Ook op het roc waar ik toen werkte, waren de perverse prikkels doorgedrongen tot in het klaslokaal. De leerlingen over wie ik het heb, moesten en zouden uitstromen op niveau 4. En waarom ook niet? Het competentie gericht onderwijs (cgo) maakte dat immers mogelijk. Het zorgde ervoor dat elke leerling uiteindelijk werd gekwalificeerd, ongeacht de eigen kwaliteiten. Al die niveau 2-leerlingen heb ik supertrots de school zien verlaten met een niveau 4-diploma in de hand. Allemaal werden ze door een Inhollanddocent die speciaal bij ons kwam om te werven, zelfs in mijn lokaal, ervan overtuigd dat ze een MEM-opleiding op hbo-niveau uitstekend zouden aankunnen. Als een standwerker harkte hij ze binnen. De diplomakoek werd bewust heel laag opgehangen om ook de meest incompetente leerlingen te doen slagen. Nu hangt hij op een enorme hoogte. Iedereen begrijpt dat er nu niet alleen een groep studenten is die met veel moeite dat diploma zal halen en die begeleiding behoeft, maar dat er ook een groep is die dat zonder al die kunstgrepen gewoon niet zal lukken.
De Minister schermt in de beantwoording van de schriftelijke vragen met het Profileringsfonds. Ook al zouden de studenten daarvan gebruikmaken, dan kan dat fonds bij lange na de kosten niet dekken. Die studenten zijn door glanzende brochures en mooie praatjes naar opleidingen gelokt, die voor hen uiteindelijk eindigen in een doodlopende straat. Wij praten over gemaakte studiekosten, over gederfde inkomsten op het beloofde hbo-niveau en over eventuele kosten die de studenten in de toekomst nog zullen maken als ze alsnog voor een studie kiezen waarvoor ze wel geschikt zijn. Wat mij betreft kunnen wij spreken van misleiding. Die studenten zijn buiten hun schuld door een pervers wervingsbeleid in deze uitzichtloze situatie gebracht, dat alleen ten voordeel strekte aan de instelling en onnoemelijk veel schade heeft toegebracht aan al die individuele studenten.
Wat gaat de Minister ondernemen om ervoor te zorgen dat deze studenten gecompenseerd worden? Dat zouden wij graag zien. De overheid en wij als controleur van de overheid, hebben gefaald door het beleid goed te keuren dat de misstanden bij Inholland en andere onderwijsinstellingen mogelijk heeft gemaakt. Ik heb er een paar genoemd: de invoering van het competentieonderwijs, de lumpsumfinanciering, het governancemodel en de onwil om aan de poort te selecteren. Graag ontvang ik een reactie van de Minister daarop.
De NVAO is zeer kritisch over de begeleiding van de studenten. Deze zou aan alle kanten te wensen overlaten. De Minister doet er in de beantwoording van het schriftelijk overleg laconiek over. Inholland laat zien serieus aan de slag te gaan met aanbevelingen en adviezen, zegt de Minister. Waaruit blijkt dat nou precies? Ik heb andere berichten. Overtuig de Kamer, zou ik zeggen. Het is een schande dat de Minister zich zo gemakkelijk afmaakt van een zaak die zo diep ingrijpt in de levens van die individuele studenten. Ik heb op mijn kantoor een dik dossier liggen van een leerling die probeert om toch nog dat diploma te halen. Het is een papieren lijdensweg, maar voor die leerling is het echt verschrikkelijk. Zij vraagt om structuur en adequate begeleiding, maar krijgt deze niet. Zij is een van degenen die in de steek worden gelaten. Ik vraag de Minister om haar verantwoordelijkheid te nemen.
De vergadering wordt van 11.39 tot 11.51 uur geschorst.
Minister Bussemaker: Voorzitter. Het is helaas niet voor de eerste keer dat de Kamer over Inholland spreekt. In het verleden zijn er meerdere overleggen aan Inholland gewijd. Dat was nodig ook, omdat er sprake was van een ernstige situatie met grote gevolgen voor de studenten van Inholland maar ook voor het gehele bestaan van het hoger onderwijs, in het bijzonder de hbo-instellingen. De discussie verspreidde zich als een inktvlek over het land en de vraag luidde of een hbo-diploma nog wel diplomawaardig is. Verschillende leden hebben gememoreerd hoe belangrijk het is dat een hbo-diploma diplomawaardig is. Dat is van het allergrootste belang, niet alleen voor het hoger onderwijs maar ook voor alle studenten. Die moeten kunnen rekenen op een diploma dat het waard is en waarmee ze hun toekomst in kunnen. Het was al ernstig genoeg dat dit vier jaar geleden bij twee opleidingen van Inholland niet het geval was. Dit was dus niet bij alle opleidingen het geval en, zoals toen bleek, gelukkig ook niet bij alle hbo-instellingen.
De situatie bij Inholland vroeg van velen veel aandacht. In de eerste plaats van de instelling zelf, maar ook van de NVAO, van het departement, van mijn voorganger en van de inspectie. Iedereen heeft zich met de situatie bij deze opleiding beziggehouden. Gelukkig kunnen wij, met inachtneming van de ernstige gevolgen voor studenten, concluderen dat de situatie na vier jaar echt gewijzigd is. In 2013 is door de NVAO geconstateerd dat de opleidingen MEM en CE accreditatiewaardig zijn. In 2012 zijn al de opleidingen Bedrijfseconomie en Vrijetijdsmanagement accreditatiewaardig bevonden. De inspectie constateerde destijds dat er geen aanleiding meer was voor extra inspectieaandacht voor deze opleidingen. Ik zie dit algemeen overleg dan ook, net als het advies van de NVAO en de rapporten die daaraan ten grondslag liggen, als een sluitstuk van de algemene overleggen over de kwaliteit van deze opleidingen. Ik hoop, en eerlijk gezegd verwacht ik dat ook wel, dat dit het laatste overleg is dat wij onder de titel «Inholland» met elkaar voeren. De kwaliteit van de instellingen is immers geborgd. Het feit dat er een bestuurlijke afspraak is gemaakt, mag niet afdoen aan de conclusie van de NVAO en de panels. De opleidingen zijn aan de maat. Daarvoor hebben wij de NVAO en als die dat zegt, dan moeten wij daarvan kunnen uitgaan. Sommigen, de heer Van Dijk in het bijzonder, stellen daar weer allerlei nieuwe vragen over. Dan gaan wij weer terug naar af. Wij moeten met elkaar vaststellen dat er de afgelopen jaren substantiële stappen zijn gezet, ook bij deze opleidingen. Is er misschien nog wat te verbeteren? Vast wel, maar dat is bij heel veel opleidingen het geval. Het is mijn opdracht om samen met de NVAO en anderen ervoor te zorgen dat opleidingen altijd gestimuleerd worden om zich verder te verbeteren. De vraag was echter of de opleidingen accreditatiewaardig zijn. De NVAO zegt van wel en daar vertrouw ik op. Er is dus heel veel gebeurd, ook dankzij de inspanningen van Inholland. De heer Van Meenen feliciteerde Inholland en de toekomstige generaties studenten. Ik zeg hem dat na. Er is, ondanks alle problemen, een enorme krachtsinspanning geleverd om die opleidingen te verbeteren en de studenten goed te begeleiden. Op die begeleiding kom ik later terug.
Er heeft een echte verandering in de cultuur van de instelling plaatsgevonden. Docenten voelen zich meer eigenaar van het onderwijs. De interne en externe kwaliteitszorg is op orde gebracht en er wordt weer hbo-waardig onderwijs gegeven. Daarmee is Inholland gelukkig weer uit het dal gekomen. Ik ben blij dat een aantal leden duidelijk zei dat er maatregelen zijn genomen en dat wij nu vooral moeten sturen op kwaliteit in plaats van aantallen. De heer Duisenberg zei dat en ik ben dat zeer met hem eens. Wij moeten dat hbo-waardige diploma centraal blijven stellen. Wij moeten dus ook vermijden dat wij de slinger de andere kant opsturen. Wij hebben met elkaar geconstateerd dat bij enkele opleidingen van Inholland het veel te gemakkelijk was om een diploma te halen, dat deze niet voldeden aan de eisen die wij aan ons hoger onderwijs stellen en dat er forse inspanningen geleverd moesten worden om de kwaliteit te verbeteren. Dat is gebeurd. Als je de kwaliteit verbetert, leidt dat er ook toe dat niet alle studenten hun diploma zullen halen. Het gemiddelde ligt rond de 50%. Dat betekent dus dat ook bij Inholland niet alle studenten hun diploma zullen halen. Wij moeten erop letten dat wij, uit compassie met studenten voor wie dit heel vervelend is, de slinger niet weer de andere kant op laten gaan. Er mag wel van ons verwacht worden dat wij het maximale doen om die studenten goed te begeleiden. Voor zover ik als stelselverantwoordelijke kan zien, heeft Inholland het maximale eraan gedaan. Het is dus niet zo dat elke student een diploma moet halen, hoe graag wij hem of haar dat ook gunnen, omdat deze opleidingen in de belangstelling staan, terwijl hij of zij dat diploma bij andere instellingen niet zou kunnen halen. De heer Mohandis zei dat niet alle studenten zullen kunnen afstuderen. Wij kunnen noch garantie geven op studiesucces, noch op rendement.
De heer Van Meenen (D66): Ik heb echt moeite met de suggestie die wordt gewekt dat iemand aan deze tafel gezegd zou hebben dat er concessies aan de kwaliteit moeten worden gedaan om deze getroffen studenten tegemoet te komen. Dat is buiten de orde. Ik heb het in ieder geval niet gezegd en ook niet van anderen gehoord. Ik neem afstand van die suggestie. Wie heeft dan gezegd dat wij uit compassie met de studenten de andere kant op moeten denken?
Minister Bussemaker: Ik heb niet verwezen naar een van u als woordvoerder, maar signaleer dat hierover de afgelopen tijd een discussie heeft plaatsgevonden, ook in de media. Ik bevestig dat ik daarom zo blij ben dat enkelen van u benadrukten dat wij aan dat diplomawaardige karakter moeten blijven vasthouden. Wij, maar vooral de instellingen, kunnen studenten helpen. Wij moeten er echter voor waken dat wij de discussie vermengen met het idee dat studenten als gevolg van slechte begeleiding min of meer recht zouden hebben op een diploma. Dat bericht zie ik af en toe in de media langskomen en ik ben dus blij dat een aantal van u daar heel krachtig afstand van neemt. Ik ben het met diegenen eens.
De heer Van Meenen (D66): Ik denk dat het juist andersom is. Degenen die niet neigen naar een erkenning van de verantwoordelijkheid van de overheid, halen elke keer de discussie naar dit punt, alsof het iets te maken zou hebben met de eisen die wij stellen aan die studenten. Dat is mijn grote probleem. De Minister doet eigenlijk hetzelfde. Ik heb volstaan met mijn felicitatie aan Inholland over de kwaliteit, omdat het om een heel ander punt gaat. Het gaat om degenen die niet aan de hogere eisen kunnen voldoen of daarin worden gehinderd door wisselende eisen et cetera. Dat is het onderwerp. Wij moeten ervoor oppassen dat dat zich opnieuw vermengt met een vermeende discussie over de vraag of die studenten überhaupt aan die kwaliteit zouden moeten voldoen. Ik stel de Minister voor om hierover te stoppen en het gewoon te hebben over de mensen die het betreft, de gedupeerde studenten.
Minister Bussemaker: Ik wil proberen alle vragen te beantwoorden, ook die van andere woordvoerders. Ik heb al gezegd dat ik zo dadelijk kom op de studenten die zich gedupeerd voelen en de acties die Inholland heeft ondernomen om die studenten zo goed mogelijk tegemoet te komen. Er zijn echter ook vragen gesteld over de NVAO en het accreditatiestelsel. Deze wil ik ook graag beantwoorden. Ik ga dus eigenlijk van breed en groot naar specifiek, om het maar zo te zeggen.
De heer Jasper van Dijk (SP): De Minister zegt dat wij de NVAO moeten kunnen vertrouwen als die zegt dat de opleiding deugt. Het is heel mooi als dat zo is, maar er is toch niks mis mee om scherp en waakzaam te blijven en vast te stellen dat er punten zijn die nog niet goed gaan bij een opleiding? Zowel de accreditatie als de inspectie, de overheid en de politiek moeten het toezicht op het onderwijs altijd scherp in de gaten houden en er niet op vertrouwen als het toezicht zegt dat het goed is.
Minister Bussemaker: Dat is ook allerminst het geval. Ik weet niet of u zich nog kunt herinneren wat u een halfjaar geleden aan pakken papier hebt gekregen over het accreditatiestelsel. Dat was niet gering. Er zullen mensen zijn die vragen waarom dit zo'n stapel papier met zich mee moest brengen. Dat is omdat wij dat buitengewoon zorgvuldig doen en er een overkoepelende evaluatie van het gehele accreditatiestelsel is geweest. Daarin is geconcludeerd dat het gehele accreditatiestelsel naar behoren functioneert, dus ook de NVAO en de inspectie. Tegelijkertijd hebben wij in het najaar een aantal maatregelen genomen via de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs. Daarin draaien wij de duimschroeven in juridische zin nog eens aan om ervoor te zorgen dat als er ergens iets niet op orde is, wij daarmee aan de slag gaan.
Volgende week of de week daarop hebben wij een debat over governance. Ook met betrekking tot governance hebben wij een heleboel lessen geleerd – ik denk aan Amarantis – van de signalen die ons bereiken en die betrekking kunnen hebben op kwaliteit en soms op andere terreinen, en over de wijze waarop wij die bijtijds goed bij elkaar kunnen brengen. Ik heb dus geen reden om te concluderen dat het stelsel als zodanig niet werkt. Integendeel, wij hebben nog maar kort geleden met elkaar vastgesteld dat het wel werkt en dat al die instellingen, mijn departement, de inspectie, de NVAO, organisaties moeten zijn die in de toekomst blijven leren van nieuwe incidenten en lessen trekken uit de ervaringen in andere landen. Ik denk ook aan de motie-Rog over accreditaties en de manier waarop je de kwaliteit kunt waarborgen met zo min mogelijk bureaucratie en door docenten zo veel mogelijk eigenaar te maken van dat gehele proces. Er valt nog van alles in te verbeteren, maar ook dat moeten wij niet vermengen met de discussie over datgene wat er vier jaar geleden aan de hand was met twee opleidingen en wat er sindsdien is gebeurd.
De NVAO constateert over deze opleidingen dat van de zestien standaarden er vijftien goed zijn, waaronder de begeleiding. Zij zegt wel dat de begeleiding beter kan. De NVAO ziet dit vooral als een overgangsprobleem. Het betreft immers de zittende studenten, dat stuwmeer aan ouderejaarsstudenten. Een van de lessen is dat ons accreditatiestelsel ons stimuleert om, waar mogelijk, van een 6 een 8 te maken. Er is echter geen sprake van een 4. Ik constateer ook dat Inholland lessen heeft getrokken uit dat accreditatierapport. Men heeft de begeleiding opgeschroefd en meer maatwerk geleverd. Ik zal daar straks nader op ingaan.
De heer Van Meenen vroeg of wij het wel goed geregeld hebben en wat het betekent voor de student als de kwaliteit van de opleiding niet goed is. Als een opleiding moet stoppen omdat de kwaliteit niet op orde is, worden zittende studenten in beginsel elders ondergebracht om hun opleiding af te ronden. Dat is de hoofdregel. Dat is een belangrijke regel, omdat studenten anders te veel de dupe worden van de slechte kwaliteit van een opleiding. Pas als studenten nergens anders terechtkunnen, mag de opleiding worden voortgezet. Dat is echter een uitzondering. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat studenten van opleidingen in afbouw een volwaardig getuigschrift kunnen behalen en is die afbouwmogelijkheid ook in het belang van de student. De afbouwperiode van een opleiding is gemaximeerd tot de resterende studieduur van de zittende studenten plus een jaar. Studenten kunnen zich vanaf dat moment niet meer inschrijven voor een opleiding in afbouw. Gelukkig zijn de opleidingen bij Inholland waarover wij spreken opnieuw geaccrediteerd. Was dat niet het geval geweest, dan zouden deze maatregelen genomen zijn om ervoor te zorgen dat studenten zo goed mogelijk hun studie konden afmaken.
Alles bij elkaar is het goed om in het kader van de stelseldiscussie aan te geven dat de verschillende instellingen een gedeelde verantwoordelijkheid hebben. Er is nadrukkelijk gevraagd naar mijn eigen verantwoordelijkheid. Ja, ik ben verantwoordelijk, maar voor het stelsel. Natuurlijk betreur ik het dat een aantal studenten bij Inholland een studievertraging heeft opgelopen, maar dat is een gevolg van het verbeterproces. Dat is voor hen heel vervelend. Ik heb al gezegd dat ik niet verwacht dat alle studenten bij Inholland de eindstreep halen, omdat ook andere persoonlijke belemmeringen een rol kunnen spelen, zoals die ook bij andere studenten een rol spelen. Ik kan niet treden in die individuele gevallen. Ik kan wel nagaan of ik mijn stelselverantwoordelijkheid waarmaak. Al mijn eerdere opmerkingen bij elkaar genomen, kan ik zeggen dat ik die stelselverantwoordelijkheid neem. Deze verantwoordelijkheid kan ik alleen nemen als de instellingen ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Ik ga uit van de professionaliteit van instellingen en daarom is er een rol voor hen weggelegd. Zij kennen de studenten, weten wat de begeleidingsbehoefte is en kunnen maatwerk leveren. Als het niveau van een opleiding hbo of wo is, kun je, gelet op de vooropleidingseisen aan de student, ervan uitgaan dat de student het aankan. Ik constateer dat bij Inholland een aantal jaren geleden dingen niet goed zijn gegaan, maar dat de instelling wel de verantwoordelijkheid heeft genomen. Ook de NVAO heeft een verantwoordelijkheid waarover wij het net uitgebreid hebben gehad. Zij beoordeelt het onderwijsprogramma, het personeel en de vraag of de opleidingsvoorzieningen voor studenten aan de maat zijn. De NVAO constateerde dat deze in het verleden niet goed waren, dat dit nu wel het geval is, maar dat op het punt van begeleiding verdere verbetering mogelijk is. De NVAO heeft het afgelopen jaar geconstateerd dat de begeleiding nu goed functioneert.
Ook de individuele student heeft een verantwoordelijkheid. Als een student niet tevreden is over bijvoorbeeld de begeleiding, kan hij dit aankaarten bij de instelling en, in het uiterste geval, bij de rechter. Wij hebben door de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs de positie van de student versterkt, bijvoorbeeld door de verplichting voor instellingen om de feitelijke vormgeving van het onderwijs op te nemen in de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Alles bij elkaar denk ik dat het systeem goed functioneert. Hoewel er altijd verbeteringen mogelijk zijn, kunnen wij hierover tevreden zijn.
Ik ga over op de vragen die zijn gesteld over de groep studenten, in het bijzonder over de begeleiding van en de tegemoetkoming aan de studenten die de opleidingen MEM en CE volgden.
De heer Van Meenen (D66): Ik concentreer mij op de stelselverantwoordelijkheid van de Minister. Binnen die verantwoordelijkheid kon het gebeuren dat studenten pas na jaren tot de conclusie kwamen dat zij een opleiding gevolgd hadden die onder de maat was. Neemt de Minister niet alleen de verantwoordelijkheid voor het stelsel, maar ook die voor het falen van het stelsel op dit punt?
Minister Bussemaker: Ik heb net omstandig geprobeerd uit te leggen waarom het stelsel functioneert en er een verschil is tussen stelselverantwoordelijkheid en instellingsverantwoordelijkheid. Als er na de gesignaleerde tekortkomingen bij Inholland niks was gebeurd, er niet was ingegrepen en de NVAO er niet bovenop had gezeten, dan had u mij kunnen verwijten dat ik mijn stelselverantwoordelijkheid niet had genomen. Wij hebben in Nederland volwassen instellingen en je moet erop kunnen vertrouwen dat zij hun verantwoordelijkheid nemen. Als zij dat niet doen, dan is het een ander verhaal.
De heer Van Meenen (D66): Binnen die stelselverantwoordelijkheid – ik heb het nu meer over de voorgangers van de Minister dan over de Minister zelf – kon het gebeuren dat veel te laat werd vastgesteld dat studenten aan een opleiding begonnen die onder de maat was. Dat is de oorzaak van de ontstane problemen. Deze zijn een gevolg van het feit dat het stelsel op dat moment niet in staat was om tijdig boven tafel te halen dat een opleiding onder de maat was. Dat heeft ertoe geleid dat studenten pas na jaren wisten of zij wel of niet aan de vernieuwde eisen konden voldoen. Neemt de Minister achteraf, namens haar voorganger, verantwoordelijkheid voor de gevolgen die het falen van het stelsel voor deze studenten had?
Minister Bussemaker: De heer Van Meenen haalt nu twee dingen door elkaar. Natuurlijk zijn er studenten die schade hebben geleden, onder andere door studievertraging en alles wat daarmee te maken heeft. Dat is de verantwoordelijkheid van de opleidingen en de instellingen. Ik ga als stelselverantwoordelijke niet over alle individuele opleidingen en alle individuele studenten. Als dat wel zo was, zouden wij hier nog leuke debatten met elkaar tegemoet gaan. Volgens mij moet hij ook niet willen dat ik daarvoor de verantwoordelijkheid draag. Hij had het mij en mijn voorgangers kwalijk kunnen nemen als wij geen lessen getrokken zouden hebben uit deze situatie, of als die niet door de signalen of de accreditatie naar voren was gekomen. Er zijn verbeteringen mogelijk. Daarom hebben wij de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs aangenomen en een aanwijzingsbevoegdheid ingevoerd, en kijken wij kritisch naar het functioneren van de NVAO en datgene wat er te verbeteren valt. Dat is wat naar mijn idee een stelsel van verantwoordelijkheid behelst.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik ben echt verbijsterd. Er is jarenlang door een hbo-instelling slecht onderwijs gegeven. Dat is niet boven water gebracht door de inspectie of de NVAO, maar door een oplettende journalist. Als die journalist er niet was geweest, was deze opleiding mogelijk nog steeds op hetzelfde niveau. U zei zelf in uw inleiding dat de kwaliteit van het hbo-diploma ter discussie stond. Er is jarenlang een enorme discussie geweest over de schade die het hbo is aangedaan. Als de Minister nu nog niet kunt zeggen dat het stelsel heeft gefaald, op welke planeet woont zij dan?
Minister Bussemaker: De heer Van Dijk stelt een vraag over het stelsel. Ik geef aan dat daarin verschillende partijen hun verantwoordelijkheid hebben. Hij draait het om, alsof alles wat bij een, twee of drie opleidingen niet gezien is, onmiddellijk het gehele stelsel bedreigt. Natuurlijk was het beter geweest als dit niet door de media maar op een andere wijze naar voren was gebracht. Het gaat niet alleen om de NVAO, maar ook over de manier waarop wij studenten kunnen helpen om eventuele klachten zichtbaar te maken. Het is misschien wel het belangrijkste instrument om zorgen over opleidingen naar boven te halen. Deze zouden niet alleen door accreditatie naar voren moeten komen. Ik kom later hierop terug, omdat de heer Mohandis verwees naar de eerder door hem ingediende motie.
Natuurlijk constateren wij dat er dingen beter moeten. Ik wil niet om die verantwoordelijkheid heen draaien, maar er is expliciet gevraagd naar de stelselverantwoordelijkheid. Dat stelsel kent allerlei manieren om elkaar te controleren. Wij kunnen niet uit deze casus concluderen dat het gehele accreditatiestelsel niet deugt. Eerlijk gezegd zou dat ook niet bij dit algemeen overleg besproken moeten worden. Er zijn heel veel overleggen over Inholland geweest en naar aanleiding daarvan zijn er zelfs wetswijzigingen doorgevoerd. Bij al die thema's is deze vraag steeds aan de orde gekomen en is gezegd dat hieruit lessen getrokken kunnen worden waarmee het stelsel kan worden verbeterd, maar dat het niet zo is dat er helemaal niets deugt. Dan hadden wij geen wetten aangepast, maar hadden wij nieuwe wetten moeten maken, de NVAO weg moeten doen en een heel nieuw stelsel moeten opbouwen. Dat hebben wij allemaal niet geconstateerd, ook u niet.
De heer Jasper van Dijk (SP): Wij spreken hierover, omdat de Minister het zichzelf onnodig moeilijk maakt. Die wetten en maatregelen zijn allemaal achteraf ingesteld, omdat een journalist oplette. Zonder die journalist wisten we het niet eens. Het systeem faalde, de inspectie en de accreditatie zagen het niet. De Minister heeft de zaak op orde gebracht, en daar mogen wij blij om zijn, maar toen deugde het systeem niet. Waarom maakt de Minister het zichzelf zo moeilijk? Waarom zegt zij niet dat het stelsel toen gefaald heeft en dat het kabinet er alles aan doet om het op te lossen?
Minister Bussemaker: Omdat de heer Van Dijk een onderscheid maakt dat direct toegaat naar het stelsel. Ik zeg het nog maar een keer. natuurlijk was het beter geweest als het falen van de opleidingen van Inholland op een andere manier naar boven was gekomen dan via de krant. Daaruit kun je echter niet de conclusie trekken dat het stelsel als zodanig gefaald heeft. Je kunt ook zeggen dat het stelsel juist wel functioneert, want er komen met regelmaat dingen bij de inspectie en de NVAO naar voren die niet goed gaan. Die worden aangepast of hebben tot gevolg dat een opleiding moet stoppen. De algemene vraag is: functioneert het stelsel? Ja, in zijn algemeenheid functioneert het stelsel, want wij hebben een goed systeem van checks-and-balances tussen wat de inspectie doet, wat de NVAO doet, wat mijn departement doet en vooral wat de verantwoordelijkheid van de instelling zelf is. Dat is de vraag over het stelsel. Of er bij de opleidingen iets mis is gegaan, is iets anders. Ja, daar is veel misgegaan en daar is gelukkig ook veel hersteld.
De voorzitter: Ik stel voor dat de Minister haar betoog vervolgt.
Minister Bussemaker: Voorzitter. De meeste van de vragen hebben betrekking op de begeleiding en de gevolgen voor de studenten. Ik zei net al dat ik herken dat er studenten geleden hebben en dat dit buitengewoon vervelend voor hen is. Zij hebben studievertraging opgelopen en misschien zijn er andere gevolgen, ook financiële, die daarmee te maken hebben. Het gaat vooral om de studenten uit de oude cohorten, die zijn begonnen in een tijd dat de eisen lager waren dan de eisen die nu door de opleiding worden gesteld. Die groep studenten ervaart ook problemen in de afstudeerfase. Ik begrijp heel goed dat er bezorgdheid is over deze groep studenten. Wij willen niet dat studenten de dupe worden van problemen die zich in het verleden hebben voorgedaan. Je moet hen zo goed mogelijk helpen en begeleiden vanuit de aanname dat er geen concessies aan de kwaliteit gedaan worden. Op alle andere terreinen van begeleiding vraagt dat des te meer om ook deze groep studenten zo goed mogelijk naar de eindstreep te helpen.
Inholland heeft grote stappen gezet om de opleidingen accreditatiewaardig te maken, maar ook om studenten te begeleiden. De instelling is aan de slag gegaan met de aanbevelingen voor de begeleiding die de panels in de rapporten van november 2013 hebben gedaan. In de eerste plaats kiest Inholland voor meer individuele begeleiding en in de tweede plaats heeft Inholland compensatiemogelijkheden geregeld via het Profileringsfonds. Over beide onderdelen zijn veel vragen gesteld, dus het lijkt mij goed om er iets uitgebreider op in te gaan.
De heer Rog vroeg hoe de begeleiding eruitziet en hoe die is in vergelijking met andere instellingen. Inholland heeft verschillende maatregelen genomen om de begeleiding in de afstudeerfase te intensiveren. De begeleiding bij het maken van het startdocument is geïntensiveerd, er zijn meer werk- en hoorcolleges over onderzoeksvaardigheden, er zijn consulten voor taal en onderzoek en afstudeerkringen en er is individuele begeleiding, extra taalondersteuning, een individueel consult binnen afstudeerkringen en feedback op de scriptie. Bij de opleiding MEM ontvangt de student in de afstudeerfase ruim 32 uur begeleiding voor het gehele afstudeertraject. De ondersteuning in de afstudeerfase bij CE is uitgebreid van 18 uur naar 24 uur. Dat is behoorlijk fors. Ik kan dit niet een-op-een vergelijken met het landelijke gemiddelde, want wij hebben geen cijfers over uren voor ondersteuning in de afstudeerfase. Dat maakt vergelijken lastig. Wij weten wel dat de begeleiding in vergelijking met wat ik anekdotisch en exemplarisch over andere instellingen weet fors is en voldoende lijkt. Ik zeg «lijkt». Niet omdat ik daaraan twijfel, maar omdat er geen standaard is van het aantal uren gewenste begeleiding. De maatregelen richten zich niet alleen op studenten, maar ook op begeleiders en examinatoren die worden begeleid en gecertificeerd. Iedere student die niet slaagt voor zijn startdocument of afstudeerscriptie, wordt opnieuw begeleid. Het is dus niet: een keer mislukt, een onvoldoende en dus geen diploma. Er wordt opnieuw actie ondernomen.
Er is een aantal verschillen tussen de twee opleidingen. Bij MEM wordt meer aan maatwerk voor en begeleiding van de hogerejaarsstudenten gedaan. Er worden scriptieherkansingskringen ingevoerd, er is verplichte aanwezigheid voor colleges die over onderzoek gaan, er is meer begeleiding voor studenten van de oude naar de nieuwe stijl en er is verdere scholing en certificering van begeleiders en examinatoren. Daarnaast wordt het inzetten van kundige examinatoren van buiten de opleiding ook steeds vaker toegepast. Dat is overigens een gevolg van het algemene beleid dat vreemde ogen dwingen. Bij CE zijn er extra workshops onderzoeksvaardigheden en extra begeleiding in de plan van aanpak-fase bij de afstudeerwerken. De examinatoren en begeleiders hebben tweewekelijks gezamenlijke reviews waarbij de plannen van aanpak en/of de eindwerken worden besproken. Dat versnelt ook de gedeelde normering en vermindert de professionele kramp. Ook hier worden kundige examinatoren van buiten de opleiding steeds vaker ingezet. Aan inzet en beleid ontbreekt het dus niet. Tegen de heer Rog zeg ik dat ik niet precies de standaard kan aangeven, maar dat ik denk dat veel studenten bij andere opleidingen en instellingen blij zouden zijn als zij niet alleen deze intensiviteit, maar ook de variëteit aan vormen van begeleiding in de afstudeerfase zouden hebben.
Het volgende punt is de compensatiemogelijkheid via het Profileringsfonds. Inholland heeft de betreffende studenten uitgenodigd om afstudeersteun aan te vragen, indien zij buiten hun eigen schuld studievertraging hebben opgelopen. Dit betekent wel dat studenten zelf actie moeten ondernemen. Het lijkt mij dat je dat van studenten in het hbo kunt vragen. Zij kunnen een verzoek indienen als zij denken dat de studievertraging niet aan henzelf te wijten is maar aan externe factoren, in dit geval de kwaliteit van de opleiding. Een onafhankelijk panel bestaande uit Paul Rullmann, oud-collegelid van de TU Delft, een student die voorgedragen is vanuit de LSVB en iemand van Inholland die de opleidingen kent, beoordeelt de aanvragen. Ik constateer dat Inholland het merendeel van de aanvragen voor afstudeersteun heeft gehonoreerd. Er zijn 79 aanvragen ingediend en daarvan zijn 52 aanvragen gehonoreerd. Het gaat om aanvragen die te maken hebben met de kwaliteit van de opleidingen. Overigens zijn er ook voor afgestudeerden mogelijkheden tot compensatie. Het aantal klachten van studenten neemt sinds het najaar af. Toen heeft Inholland naar aanleiding van de opmerkingen van de NVAO extra maatregelen genomen om de begeleiding nog verder te verbeteren.
Het aantal ingeschreven studenten dat zesdejaars en hoger is, bedraagt in het huidige studiejaar 2013–2014 553. Inholland schat in dat uiteindelijk 80 van deze studenten geen diploma zullen halen. De vraag naar de vergelijking met andere opleidingen blijft. Daar zijn ook ouderejaarsstudenten die geen diploma halen. Dat kan met ander gedrag te maken hebben, want er zijn wel meer studenten die afhaken, ook bij andere opleidingen. Als ik alles overzie, zijn 52 van de 79 aanvragen gehonoreerd, nemen de klachten af en is de begeleiding zeer geïntensiveerd. Wij kunnen daaruit afleiden dat er in zijn algemeenheid van alles aan gedaan is om studenten te helpen. Als studenten vinden dat zij niet de begeleiding krijgen die zij nodig hebben of dat zij niet gecompenseerd worden door het Profileringsfonds, zijn dat dusdanige individuele gevallen dat er geen andere weg meer rest dan die naar de rechter. Ik zie vanuit mijn verantwoordelijkheid niet op welke wijze ik voor deze gevallen een structurele voorziening moet treffen. Dan zouden wij voor alle opleidingen waarbij iets mis is, moeten zeggen dat het collegegeld in een gift wordt omgezet. Dat is geen mogelijkheid. Ik ben verantwoordelijk voor het stelsel en de instelling is verantwoordelijk voor haar eigen beleid. Ik constateer dat zij haar verantwoordelijkheden heeft genomen door de eisen aan de opleiding te verhogen, de begeleiding te verbeteren en mogelijkheden te geven voor het Profileringsfonds, dat drieënhalve ton heeft weggegeven. Dat betreft ook collegegeld en kan een compensatie zijn voor opgelopen vertraging en daarmee dus een tegemoetkoming in de studiefinanciering. Als er daarnaast nog mensen zijn die zeggen dat zij niet gehoord zijn of die middelen niet hebben gekregen, rest maar één weg. Daar hebben wij de rechter voor. Dan is het geen beleidsbeoordeling meer, maar betreft het echt individuele gevallen.
De heer Jasper van Dijk (SP): We zijn bij de hamvraag. Dit is precies datgene wat ik in mijn eerste termijn vroeg. Gaat de Minister tegen deze studenten zeggen dat ze maar naar de rechter moeten gaan? Dat is niet zo eenvoudig. Dat kost ook weer geld en is een heel gebeuren. Hier komen wij bij de vraag van dit debat. De uitzonderlijke situatie waarin wij nu zitten, is niet vergelijkbaar met die van andere opleidingen waar problemen zijn. Dit is het drama Inholland. Moet de Minister niet zo moedig zijn om te zeggen: ja, er heeft hier een uitzonderlijk drama plaatsgevonden, ik ga wel degelijk de verantwoordelijkheid nemen om deze laatste groep, die niet eens zo heel groot is, fatsoenlijk te begeleiden naar een nette schadevergoeding of een net diploma en ik laat hen niet stikken? Op dat laatste komt het eigenlijk neer als zij zegt dat zij niks voor hen kan doen. Heeft de Minister geen bijzondere verantwoordelijkheid in dit drama?
Minister Bussemaker: Volgens mij heb ik, maar vooral de instelling, de verantwoordelijkheid genomen door er alles aan te doen om die studenten naar de eindstreep te helpen en als dat niet lukt, compensatie te geven via het Profileringsfonds. De groep studenten die dat om een of andere reden niet gedaan heeft en die zich niet herkend voelt, roep ik op om alsnog contact op te nemen met Inholland. Ik hoor geluiden dat niet alle studenten hun klachten bij Inholland hebben neergelegd. Ik raad hun aan om een aanvraag in te dienen als zij denken recht te hebben op het Profileringsfonds. Als je vervolgens om een of andere reden niet tot overeenstemming met de instelling komt, gaat het zoals het ook in andere gevallen gaat: dan ga je uiteindelijk naar een rechter. Ik kan vanuit mijn verantwoordelijkheid niet beoordelen wat er aan de hand is met de groep studenten die nu niet in aanmerking komt voor het Profileringsfonds en geen gebruik heeft gemaakt van de begeleiding. Zijn dat gewone afhakers, die wij overal hebben? Zijn dat studenten die zelf hun verantwoordelijkheid niet hebben genomen? Of zijn dat studenten die er alles aan gedaan hebben, maar uiteindelijk niet goed door Inholland zijn begeleid? Dat is een individuele afweging die de rechter moet maken.
De heer Jasper van Dijk (SP): De Minister zegt: ja, zo gaat het anders ook. Dit is echter geen gewoon geval maar uitzonderlijk. De Minister heeft nu eenmaal een bijzondere verantwoordelijkheid. Hierbij is het extreem misgegaan en moeten wij ervoor zorgen dat het netjes wordt opgelost. Ik sprak in de pauze een zevendejaarsstudent die van het Profileringsfonds een halfjaar prestatiebeurs heeft teruggekregen. Dat Profileringsfonds is volgens mij ook niet je van het. Heeft de Minister De Telegraaf van vandaag gelezen? Wat is haar reactie op het verhaal van de student die zegt dat het een nachtmerrie is en dat zijn studieschuld ondertussen blijft groeien? Wij willen dat de kosten die studenten buiten hun schuld om gemaakt hebben, worden kwijtgescholden. De Minister kan zeggen dat ze dit onderling maar moeten oplossen, maar soms komen ze er niet uit. Is het advies om dan maar naar de rechter te gaan niet te gemakkelijk? Als de Minister dit niet vindt, dien ik hierover zeker een motie in.
Minister Bussemaker: De heer Van Dijk doet er een beetje gemakkelijk over. Alsof wij gewoon tegen een student zeggen: ga maar naar de instelling en kom er dan maar uit. Ik heb net omslachtig uitgelegd dat de begeleiding enorm geïntensiveerd is, dat er diverse vormen zijn gevonden om studenten zo goed mogelijk tegemoet te komen, dat er een Profileringsfonds is en – dat vind ik zelf erg belangrijk – dat er een onafhankelijk panel, waarin ook een student zit, betrokken is bij de beoordeling van de aanvragen. Ik constateer dat er 586 studenten zijn aangeschreven en dat 79 hiervan hebben aangegeven gebruik te willen maken van het Profileringsfonds. Een heel groot deel doet dat uiteindelijk niet. Gelukkig maar. Deze studenten hebben al dan niet met begeleiding hun diploma gehaald of hebben zelf besloten om er om een andere reden mee te stoppen. 52 van die 79 studenten hebben steun gekregen. Feitelijk hebben we het over 27 studenten voor wie dat niet geldt. Voor die 27 studenten kunnen allerlei verschillende aspecten een rol spelen. Misschien heeft niet iedereen die zich gedupeerd voelt, zich gemeld bij het Profileringsfonds. Daarom zeg ik tegen studenten die zich gedupeerd voelen: zorg in ieder geval dat je je daar meldt en dat je begeleiding vraagt. Voor gevallen als de zevendejaarsstudent die een halfjaar compensatie van het Profileringsfonds krijgt, hebben wij het onafhankelijke panel ingesteld dat beoordeelt of het goed in elkaar zit. U moet niet van mij vragen om hierover een individuele uitspraak te doen. Als de student vindt dat om bepaalde redenen dat halve jaar compensatie te weinig is en dit wordt afgezet tegen het verhaal van de instelling, kan alleen de rechter het individuele verhaal beoordelen. Zover zijn wij al. Het is een individueel verhaal geworden, omdat we al die andere stappen al gezet hebben. Als wij en de instelling dat niet hadden gedaan, had u een ander verhaal gehad en een ander antwoord gekregen.
De heer Beertema (PVV): Ik voel toch wel erg mee met de SP. Ik begrijp dat 80 studenten dat diploma niet gaan halen. Ik begrijp ook waarom een aantal studenten zich niet wendt tot het Profileringsfonds. Het betreft studenten die de assertiviteit en het overzicht niet hebben omdat ze helemaal niet thuishoren in het hbo. Wij hebben toegestaan dat ze daar terechtkwamen. Ik voel die verantwoordelijkheid terdege en vind het teleurstellend dat de Minister die niet voelt. Laat ik een voorstel doen. Ik denk dat wij beter beslagen ten ijs komen als wij voor die 80 studenten een compleet dossier vanaf de vooropleiding en de basisschool aanleggen om te bekijken hoe het studeertraject van die jongeren is verlopen. Als het mbo'ers zijn die op niveau 2 zijn binnengekomen, is onze verantwoordelijkheid wel degelijk heel groot. Op het moment dat wij die 80 dossiers door een commissie van wijze mannen en vrouwen laten beoordelen en een echte analyse maken van wat er gebeurd is, weten wij wat de achtergrond is. Ik kijk een beetje naar de heer Van Meenen, die veel van onderwijs weet. Ik kan mij voorstellen dat hij hierin een rol kan spelen. Dit meen ik serieus en oprecht. Ik denk dat wij dan uitkomen op een punt waarop ook het ministerie en de Minister zullen zeggen dat zij wel degelijk steken hebben laten vallen en dat zij naar een ruimhartige compensatie gaan kijken, want dat is hard nodig.
Minister Bussemaker: Laat ik allereerst zeggen dat ik anders dan de heer Beertema alle studenten, ook degenen die van het mbo komen, zo hoog heb zitten dat ik denk dat zij assertief genoeg zijn. Als studenten van Inholland een brief krijgen waarin wordt gevraagd of zij denken dat zij schade hebben geleden als gevolg van de problemen bij Inholland, kan het, gezien alle berichten van de afgelopen vier jaar in alle media, hun niet ontgaan zijn dat er misschien iets aan de hand is. Ik kan mij niet voorstellen dat zij, eventueel samen met iemand anders, niet weten waarheen zij een e-mailtje moeten sturen om te zeggen dat zij menen in aanmerking te komen. Ik denk dat het niet behulpzaam is om voor de 80 studenten een dossier vanaf de basisschool aan te leggen. De heer Beertema zegt zelf weleens, en daarin heeft hij gelijk, dat wij de bureaucratie in het onderwijs moeten vermijden. Dat geldt hier ook en het is niet wenselijk om hierin terecht te komen. Dat neemt niet weg dat het interessant blijft om over school- en leerloopbanen na te denken – hiervoor hebben wij heel veel instellingen, zoals de Onderwijsraad – en met elkaar te spreken over de vraag of studenten die beginnen met een studie, ook het gewenste niveau hebben om die studie af te kunnen maken. Voor hen hebben wij vorig jaar de Wet kwaliteit in verscheidenheid gemaakt, waarmee op tal van punten de toegang tot het onderwijs wordt aangescherpt. Het moge duidelijk zijn dat als je aan een studie begint, je over voldoende voorkennis moet beschikken om die ook af te maken. Zeer onlangs hebben wij naar aanleiding van de lerarenopleidingen met elkaar gediscussieerd over de overgang van mbo naar hbo. Ik ben de heer Beertema graag ter wille, maar ik wil deze discussie niet vermengen met de specifieke problematiek bij twee opleidingen. Wij moeten wel een beetje leren onderscheiden.
De heer Beertema (PVV): Dan concludeer ik dat u niet de verantwoording neemt voor de niveau 2-leerlingen die via kunstgrepen naar niveau 4 gepraat zijn en op het hbo terechtgekomen zijn, waar zij gezien hun competenties niet thuishoren. Die zitten, nadat ze vier jaar lang alles met vlag en wimpel hebben gehaald, tegen het afstudeertraject aan waar ze nooit doorheen komen. U hebt daar een verantwoordelijkheid voor en wij ook. Het is koud en bureaucratisch – sorry dat ik het zo moet formuleren – om tegen 80 leerlingen te zeggen dat zij maar naar de rechter moeten gaan. Wij moeten de hand over het hart strijken en de leerlingen tegemoetkomen door die commissie van wijze mannen en vrouwen in te richten en te bekijken wat er mogelijk is.
Minister Bussemaker: Ik wil heel graag het mbo-debat met de heer Beertema voeren, aangezien ik de verantwoordelijkheid voor mbo-2-leerlingen graag neem. Wij zijn bezig met een enorme herziening van het mbo, juist om ervoor te zorgen dat wij het niveau opkrikken waar dit nodig is. Wij zijn bezig met de verbetering van de overgang van mbo naar hbo. De heer Beertema weet blijkbaar precies hoe deze groep van 79 studenten eruitziet en dat die helemaal uit mbo-2-studenten bestaat.
De heer Beertema (PVV): Daarom wil ik een onderzoek.
Minister Bussemaker: Daarom heeft Inholland een onafhankelijk panel ingezet. Als deze groep studenten naar de rechter gaat en daar blijkt dat de situaties van deze studenten precies op elkaar lijken, dan volgt de rest vanzelf. Ik wil liever inzetten op het leveren van maatwerk en bekijken hoe Inholland met de ingezette begeleiding, die het afgelopen halfjaar verder geïntensiveerd is, er alles aan doet om deze groep studenten naar de eindstreep te krijgen.
De heer Van Meenen (D66): Ik bedank voor de commissie-Beertema. Het idee is heel vriendelijk, maar dat ga ik niet doen. De Minister begon haar betoog met de hoop uit te spreken dat dit het laatste debat is dat wij over Inholland hebben. Zij wil graag een streep zetten onder de kwestie en in de richting van de toekomst denken. Daartoe zijn mogelijkheden, maar niet als de Minister deze houding blijft innemen. Hoe het ook zij, wij moeten erkennen dat er iets fout is gegaan. Er is een groep studenten die gewoon gedupeerd is door het falen van de instelling of de overheid en in ieder geval niet door falen van henzelf. Als deze studenten niet in staat zouden zijn geweest om deze opleiding te halen, hadden zij dat na één jaar moeten weten en niet na zes, zeven of acht jaar.
Hoe kan dat in mijn ogen eruitzien? Ik heb de hoop en de verwachting dat een aantal studenten alsnog de opleiding afrondt. Laten wij ervan uitgaan dat een stuk of 80 dat niet kan. Ik stel de Minister voor om voor die groep de studieschuld om te zetten in een gift. Natuurlijk zal dit voor een aantal studenten niet terecht zijn. Dat begrijp ik. Maar andersom is dat ook het geval. Ik probeer mij een voorstelling te maken van een rechtszaak waarin je moet aantonen dat de schuld niet bij jou ligt, terwijl er een oerwoud van verantwoordelijkheden is, en de manier waarop je je tijd en je leven de afgelopen jaren ingericht hebt, wordt beoordeeld. Dat wordt een oeverloos gedoe dat de schade voor deze studenten alleen nog maar verder zal verergeren. Laat de Minister een streep onder deze kwestie zetten door een genereus gebaar te maken en voor mogelijk 80 studenten de studieschuld om te zetten in een gift. Dat is mijn voorstel. Ik hoop dat de Minister hierop wil ingaan.
Minister Bussemaker: Ik kan dat echt niet zomaar doen. Wat zou dat voor al die andere studenten betekenen? Er zijn een heleboel studenten die iets uit het Profileringsfonds gekregen hebben, maar die dan misschien meer willen. Dan komen daarna de studenten die klachten hebben over andere opleidingen. Ik zou daarmee een precedent scheppen dat zijn weerga niet kent. Dat neemt niet weg dat ik het net als u buitengewoon vervelend vind als een groep studenten uiteindelijk niet kan afstuderen. Daarom roep ik alle studenten die het betreft op om zich toch vooral te melden. Ik wil ook Inholland vragen om ervoor te zorgen dat deze 79 studenten nog een keer benaderd worden. Ik ben ook graag bereid om zelf beter te bekijken waarop dat onafhankelijke panel zijn besluitvorming baseert. Maar om nu zomaar te zeggen dat wij die 79 studenten hun studieschuld gaan kwijtschelden? Volgens mij is dat niet de boodschap die wij willen afgeven.
De voorzitter: Met het oog op de tijd: ik geloof dat het standpunt van de Minister duidelijk is. Als de heer Van Meenen hier nog uitgebreid op wil terugkomen, moet hij dat in de tweede termijn doen. Anders zijn wij voor 13.30 uur nooit klaar.
De heer Van Meenen (D66): Dat zal ik doen.
Minister Bussemaker: Ik moet iets corrigeren. Ik had het net over drieënhalve ton. Dat bedrag klopt. Het is echter nog niet in zijn geheel uitgegeven maar gereserveerd voor de casuïstiek die door het afstudeerpanel is behandeld.
Voorzitter. Bovenop dit alles heeft Inholland zelf het initiatief genomen voor een bestuurlijke afspraak met de NVAO. Die afspraak is tot stand gekomen op 19 november 2013. Over drie jaar wordt door een onafhankelijk extern panel beoordeeld of de verbeteringen duurzaam zijn. Daarbij wordt bekeken of de problemen van studenten in het afstudeertraject zijn opgelost en wordt gekeken naar het studiesucces van studenten en naar de handhaving van de waarborging van het eindniveau van de opleidingen. Het panel moet aantonen dat Inholland de duurzaamheid van de verbeteringen echt wil waarborgen. Ik denk zelf dat Inholland hiervoor de ruimte en het vertrouwen moet krijgen en dat het van Inholland vraagt om nadere maatregelen te nemen. Het vraagt van de studenten om ook in de toekomst hun inzet te tonen om een diploma te halen.
De heer Mohandis vroeg of het rapport eerder kan verschijnen dan over drie jaar. Gezien de geluiden die ik vandaag hoor, ben ik bereid om te bekijken of een tussenrapportage mogelijk is. Het moet niet een heel gedetailleerd rapport zijn, maar wij moeten de thermometer erin steken. Een van de thema's die moet terugkomen, is de vraag of de problemen van de studenten in het afstudeertraject zijn opgelost. Dan kunnen wij bezien of er van studentenzijde klachten zijn en of de klachten afnemen. Wij ontvangen gelukkig signalen dat de klachten afnemen. Wij zouden eind 2015 een eerste rapportage kunnen sturen. Daarin kan ik ook meenemen welke berichten ik van Inholland krijg over het onafhankelijke panel dat nog met een aantal studenten bezig is. Ik hoop dat het de kant opgaat die wij nu signaleren: minder klachten van studenten en meer studenten die met extra begeleiding het einddiploma halen.
Er werd gevraagd of studenten voldoende op de hoogte zijn. Naar mijn idee is dat het geval. Er is regelmatig overleg tussen Inholland en studenten. Inholland heeft alle studenten in het collegejaar 2012–2013 die langer dan vijf jaar studeerden, een brief gestuurd en hen uitgenodigd om afstudeersteun aan te vragen, indien zij vertraging hadden buiten hun schuld om. In aanvulling hierop zal ik Inholland vragen om het onafhankelijk panel te laten berichten over de 27 studenten die een beroep hebben gedaan op het Profileringsfonds, maar die geen tegemoetkoming hebben gekregen. Is er alles aan gedaan om de studenten goed voor te lichten? Waarom hebben zij geen tegemoetkoming gekregen? Ik zal Inholland ook vragen om nogmaals in de breedte studenten te vragen zich vooral te melden als zij denken dat hun onrecht is aangedaan en zij onterecht studievertraging of financiële problemen hebben opgelopen.
De heer Mohandis vroeg naar de studentenorganisaties en de voorlichting. Bij de evaluatie van het wetsvoorstel inzake de versterking van de besturing en naar aanleiding van de motie-Mohandis c.s. hebben wij de laatste tijd met de studentenvakbonden, maar ook met de Vereniging Hogescholen en de vereniging van universiteiten (VSNU), gesproken over de manier waarop de klachtenregeling en met name de voorlichting over de faculteit en de klachtenprocedure verbeterd kunnen worden. Men heeft aangegeven hiermee aan de slag te gaan. De instellingen zullen ons hierover binnenkort rapporteren. Wellicht kan dit onderwerp in het notaoverleg terugkomen. Ook dat is een belangrijk instrument om in de toekomst ervoor te zorgen dat klachten van studenten over de kwaliteit van het onderwijs zo snel mogelijk naar voren komen.
De heer Mohandis (PvdA): Ik dank de Minister voor al haar toezeggingen. Zegt de Minister nu toe dat wij voor het notaoverleg een tussenrapportage krijgen?
Minister Bussemaker: Nee, in het notaoverleg kan ik wellicht iets meer zeggen over de stand van zaken van de voorlichting en de klachtenprocedure. Ik heb gezegd dat wij over anderhalf jaar een tussenrapportage krijgen in het kader van de bestuurlijke afspraak die Inholland zelf met de NVAO heeft gemaakt om tot verbetering en intensivering van de begeleiding te komen.
De voorzitter: Ik wil doorgaan met de tweede termijn en daarin alle Kamerleden twee minuten spreektijd geven.
De heer Van Meenen (D66): Voorzitter. In de eerste termijn is door alle interrupties voldoende duidelijk geworden dat mijn fractie vindt dat studenten ernstig gedupeerd zijn door het falen van een instelling en de overheid, die met name verantwoordelijk is voor het toezicht. Helaas vertaalt de Minister de verantwoordelijkheid voor het stelsel naar een verbetering van het stelsel. Dat is mooi en goed en daarvoor kunnen wij alle lof uiten. De Minister vertaalt die verantwoordelijkheid echter helaas niet naar een verantwoordelijkheid voor de gevolgen van dat falen voor een grote groep studenten. Ik heb in een interruptie het voorstel gedaan om in ieder geval de groep die dit traject zonder diploma zal afronden, te compenseren door een omzetting van de prestatiebeurs in een gift. Ik neem het feit in acht dat daarbij natuurlijk fouten gemaakt worden, maar dat zal andersom ook zeker het geval zijn. Ik wens het absoluut niet voor mijn verantwoordelijkheid te nemen dat wij deze studenten de gang naar de rechter aanbieden. Die staat iedereen vrij, dus dat hoeven wij niet te doen. Bovendien legt deze een extra druk op de studenten en zal dat hun leven niet aangenamer maken, los van de uitkomst. Ik herhaal mijn voorstel. Ik hoop dat er veel studenten alsnog een diploma kunnen halen, zonder toe te geven aan de kwaliteit. Ik kan mij voorstellen dat zij via het Profileringsfonds, als dat extra scherp kijkt, hun compensatie kunnen halen.
De Minister wil niet meegaan in het voorstel, omdat zij bang is voor precedentwerking. Volgens mij is Inholland echt zonder precedent en zijn alle maatregelen die daarna zijn getroffen, erop gericht om het bij deze eenmalige toestand te laten. In die zin kunnen wij er op vertrouwen dat het geen precedent zal zijn. Omdat ik niet zeker weet hoe de Minister op mijn voorstel zal reageren, vraag ik een VAO aan.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. De Minister weet ongetwijfeld dat er al studenten naar advocaten zijn gegaan. Die advocaten hebben ons weer een brief gestuurd. Het is opmerkelijk dat ook zij ten aanzien van de vergoeding van de door de studenten geleden schade graag de oproep van de LSVB ondersteunen om in onderling overleg een schaderegeling te treffen en niet te verwijzen naar het Profileringsfonds of de civiele rechter. Dat zeg ik eigenlijk ook. De diagnose is eenvoudig: de opleidingen en het ministerie hebben gefaald. Dat is evident. Er is grote schade aangebracht aan het imago van het hbo en die is nog steeds niet helemaal hersteld. Ik wil ook graag dat dit het laatste debat is, maar dan moet de Minister wel een stapje nemen, edelmoedig zijn en zeggen: ja, het ministerie heeft hierin een bijzondere verantwoordelijkheid, wij hebben gefaald, dus wij moeten het ook goedmaken. De studenten zitten met de problemen. Mijn voorstel is om met de studenten en Inholland om tafel te gaan zitten. De Minister hoeft dit uiteraard niet zelf te doen, maar kan een afvaardiging sturen. Neem de verantwoordelijkheid. Zorg ervoor dat er voor deze relatief kleine groep een nette oplossing komt. Dat is te overzien.
De heer Mohandis (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij dat de Kamer is toegezegd dat er een tussenrapportage komt waarin wordt gekeken naar de manier waarop de begeleiding zich ontwikkelt en dat die goed in de gaten wordt gehouden. Wij hebben eerder geconstateerd dat wij nooit mogen tornen aan het niveau van het diploma. Hierover hebben wij uitgebreide wetgeving besproken en aangenomen. Ik ben blij dat de Minister het proces strak in de gaten houdt. Wij doen dat ook.
De heer Jasper van Dijk (SP): De heer Mohandis verwees in zijn eerste termijn naar de Minister. Wij hebben de Minister uitgebreid kunnen horen. Is de heer Mohandis nu tevreden? De Minister zegt: als je er niet uitkomt, ga je maar naar de rechter. Is hij het hiermee eens of vindt hij dat de Minister ook een eigen verantwoordelijkheid heeft om dit op te lossen?
De heer Mohandis (PvdA): Wij hebben het uitvoerig gehad over de verantwoordelijkheid van Inholland voor de opleiding. Wij hebben ook een discussie gevoerd over de verantwoordelijkheid van de Minister voor het stelsel. Wij hebben besloten dat dit haakje in de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs is ingebouwd. De heer Van Dijk heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel niet gezegd dat het anders moest en wij hebben die wet aangenomen. De mogelijkheden zijn er en wij moeten waken voor precedentwerking. Voor studenten die zich niet gehoord voelen, is de gang naar de rechter een mogelijkheid. De Kamer kan de individuele aspecten van de aanvraag niet beoordelen. Kortom, de mogelijkheden en instrumenten zijn afdoende. Wij moeten de toekomst met vertrouwen tegemoetzien. Wij moeten ook een keer door.
De heer Jasper van Dijk (SP): Dan kan ik niet anders dan constateren dat de PvdA jarenlang grote woorden heeft gesproken over schadevergoedingen en studenten die geholpen moeten worden als de opleiding ondermaats is, maar dat heer Mohandis helaas net als de Minister zegt: als je er niet uitkomt, ga je maar naar de rechter; op ons kun je niet rekenen, zoek het zelf maar uit.
De heer Mohandis (PvdA): Laat ik vooropstellen dat de mogelijkheden er zijn. Die bieden wij ook, Inholland voorop. De mogelijkheid wordt geboden in de wet die wij hebben vastgesteld. Wij moeten die weg bewandelen en niet doen alsof wij vanuit de Kamer kunnen bepalen dat er iets generiek moet gebeuren. Dan staat de volgende opleiding aan de deur, wat mij geen goede richting lijkt.
De heer Van Meenen (D66): Een oud-collega-raadslid van mij vatte het altijd als volgt samen: de PvdA is goed voor het volk en slecht voor de mensen. Het is allemaal heel fijn wat hier gezegd wordt, maar uiteindelijk komt het erop neer dat de PvdA de studenten naar de rechter verwijst. Is de heer Mohandis het met mij eens dat het een oeverloos en eindeloos traject wordt om bij de rechter vast te stellen wie precies verantwoordelijk is voor de studievertraging, welke rol de student daar zelf in heeft gespeeld, hoe vaak hij of zij naar het café ging, et cetera, et cetera? Dat is toch een extra ramp voor deze studenten?
De heer Mohandis (PvdA): Ik ben het niet eens met de heer Van Meenen. Wij hebben het uitvoerig gehad over de rol van Inholland. Ook de verantwoordelijkheden hebben wij met elkaar besproken en vastgesteld. Inholland doet er veel aan om studenten tegemoet te komen. Als dat niet voldoende is, is een gang naar de rechter mogelijk. Als het aan de heer Van Meenen ligt, moet het eindniveau omlaag om al die studenten tegemoet te komen. Dat lijkt mij geen goede richting.
De heer Van Meenen (D66): Dit is echt zo vuil.
De heer Mohandis (PvdA): U begon, mijnheer Van Meenen.
De heer Van Meenen (D66): Ja, ik zei iets over de PvdA. De heer Mohandis zegt echter dat ik vind dat het niveau omlaag moet. Ik heb gezegd dat dat totaal niet aan de orde is. Ik heb de instellingen gefeliciteerd met het feit dat het niveau op orde is. Ik vind dat elke student aan het niveau moet voldoen. Ik heb destijds ook gezegd dat de instelling en de overheid verplicht zijn om de student die hieraan niet kan voldoen, daar tijdig op te wijzen. Dat is het falen van dit systeem, van dit stelsel en dus ook het falen van de Minister. Het is erg jammer dat de heer Mohandis dit samenvat alsof ik een concessie wil doen aan het niveau. Dat is absoluut niet het geval. Er moet echter wel recht worden gedaan aan de studenten die de dupe zijn geweest van het falen van het stelsel.
De heer Mohandis (PvdA): Dit wordt een herhaling van zetten. Het is voor mij helder dat Inholland de verantwoordelijkheid moet nemen en dat het dit ook in grote stappen heeft gedaan. De suggestie wordt gewekt dat er sindsdien niets gebeurd is, hetgeen niet waar is. Sindsdien hebben wij in de Kamer wetgeving besproken om deze situaties in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen.
De heer Beertema (PVV): Ik vind het echt een gotspe wat de PvdA hier doet. Niemand pleit voor een niveauverlaging. Wij hebben met z'n allen, inclusief de heer Terpstra, de gehele staf van de Inholland en de vaste Kamercommissie, kei- en keihard gewerkt om de systeemcrisis waarvan sprake was, te keren. Er is ontzettend hard gewerkt om het niveau weer omhoog te krijgen. Ik heb de heer Van Meenen niets anders horen zeggen. Ga nu ook eens in op de precedentwerking die er volgens de heer Van Meenen en mij niet is. Ik heb het vermoeden dat de heer Rog van het CDA ook zal beginnen over precedentwerking. Die precedentwerking is er niet, omdat het hier een uiterst zeldzame systeemcrisis betrof waaraan wij met man en macht gewerkt hebben. Waar haalt de heer Mohandis die precedentwerking vandaan?
De heer Mohandis (PvdA): Ik verval in herhaling. Er zijn fouten gemaakt. Inholland is er verantwoordelijk voor om die weer op orde te brengen en studenten aan te schrijven. Men heeft dit grotendeels gedaan. Er moet zo veel mogelijk gecompenseerd worden. Uiteindelijk is een gang naar de rechter mogelijk. U herhaalt steeds dat er niets gebeurt. Ik vind het afdoende. Er zijn altijd studenten die het eindniveau van een opleiding niet aankunnen. Kunt u scherp maken wat u precies vraagt?
De heer Beertema (PVV): Ik stel vast dat de PvdA heel hard wegkijkt en wegloopt voor de verantwoordelijkheid die wij hebben voor deze unieke studenten die het niveau niet kunnen halen. Wij hebben hun opleidingscarrière verwoest. De heer Mohandis gaat er niet in mee om hun ook maar iets tegemoet te komen, behalve met een gang naar de rechter die iedereen te allen tijde kan maken.
De heer Mohandis (PvdA): Ik ben het niet eens met de heer Beertema.
De heer Rog (CDA): Voorzitter. Het blijkt dat er in de afgelopen periode ontzettend veel gedaan is voor de groep studenten die de dupe was van slecht onderwijs bij Inholland. Ik ben blij te horen dat er zo veel gebeurd is. Ik constateer ook dat een beperkt aantal studenten de eindstreep niet lijkt te halen. Dat is treurig. Er zijn echter heel veel opleidingen en studenten en er is gelukkig maar een beperkt aantal studenten dat zijn diploma niet haalt. Ik geloof wat dat betreft niet in de maakbare samenleving van de SP en D66 en in de gedachte dat wij met een «one size fits all»-oplossing iedereen op een gelijke manier moeten compenseren. Na alle intensiveringen en alle begeleiding zal een aantal studenten ervaren dat zij op een onterechte manier of onvoldoende begeleid zijn. Wij hebben een prima manier om het via de rechter op te lossen. Ik geloof wat dat betreft niet in de «one size fits all»-oplossingen.
De heer Jasper van Dijk (SP): De buren maken ineens rare sprongen. Blijkbaar zijn ze onzeker over hun eigen standpunt. De heer Rog moet echter geen onwaarheden vertellen. Ik heb niet gepleit voor one size fits all. Ik heb ervoor gepleit dat de Minister samen met Inholland en de studenten bij elkaar gaat zitten en voor een nette oplossing zorgt. Het zou de heer Rog sieren als hij dit ook steunt. Het is een heel simpele oproep waartoe het ministerie verplicht is na alle aangerichte schade.
De heer Rog (CDA): Ik denk dat die commissie waarin ook studenten zitten een antwoord biedt. U wilt kennelijk ook de Minister daarbij betrekken. Ik zie geen noodzaak daartoe.
De heer Van Meenen (D66): Ik pleit altijd als geen ander voor maatwerk en aandacht voor het individu. In dit geval doe ik dat niet, omdat het maatwerk per geval bij de rechter bevochten moet worden. Als wij een streep hieronder willen zetten, moeten wij met inachtneming van het feit dat het niet voor iedereen terecht is, een genereus gebaar durven maken. Dat is echt iets anders dan one size fits all of de maakbaarheid van de samenleving, want daar geloof ik ook niet in. Dat laat ik me ook niet zeggen.
De heer Duisenberg (VVD): Voorzitter. Ik wil benadrukken dat het grote winstpunt is dat er een enorme slag is gemaakt door de kwaliteit van het hbo weer op een heel hoog niveau neer te zetten. Het is heel belangrijk voor alle studenten en met name voor de studenten aan Inholland, of je nu bij CE of MEM hebt gezeten of welke studie dan ook hebt gedaan, dat het Inhollandpapiertje echt wat waard is. Met betrekking tot deze twee studies en de studenten is door alle actoren zo adequaat en zorgvuldig mogelijk gehandeld. De verantwoordelijkheid ligt bij alle actoren: de instelling, de studenten en de onafhankelijke commissie. De lijst van dingen die gedaan worden, is lang. Gelukkig zijn er goede voorbeelden. Ik zei al dat ik dit weekend sprak met iemand die zei dat de begeleiding echt uitstekend werkt. Dat heeft mij over de streep getrokken.
Ik ben het eens met de lijn die gevolgd wordt ingeval iemand het er uiteindelijk niet mee eens is. Eerst is er de commissie, maar uiteindelijk is er de gang naar de rechter. Dat is het eindantwoord. Ik denk echter dat er zo veel stappen zijn, dat er heel veel borging in het stelsel is ingebouwd. Ik ben blij dat de Minister zegt dat kwaliteit het aandachtspunt is dat wordt vastgehouden. Ik zie uit naar de discussie hierover.
De heer Beertema (PVV): Voorzitter. We spreken hier echt over verloren cohorten waarvoor wij een verplichting hebben. Het verwijzen naar de rechter is koud en bureaucratisch. Het valt mij op dat de mensen in deze commissie met een onderwijsachtergrond heel veel steun aan die verloren cohorten willen geven. Misschien voelen de onderwijsmensen die verplichting wat meer dan anderen. Ik hoor partijen heel vreselijke dingen zeggen over het ontlopen van de verantwoordelijkheid, die zij wel degelijk hebben. Wij hebben hier te maken met slachtoffers van een geperverteerd wervingssysteem om volle klassen in het hbo te krijgen. Ik sluit mij aan bij de spreker die zegt: laten wij in godsnaam een streep zetten onder dit vervelende en taaie dossier en het niet eindeloos rekken. Wij hebben met elkaar heel hard gewerkt – daar kunnen wij trots op zijn – maar laten wij het grootmoedig afhandelen. Ik ben blij dat er een VAO is aangevraagd.
Minister Bussemaker: Voorzitter. Ik wil nog een keer gezegd hebben dat er geen systeemcrisis was, hoe naar de gebeurtenissen bij een aantal opleidingen van Inholland ook zijn. Toen deze naar voren kwamen, is er bij heel veel opleidingen extra gecontroleerd en bekeken of er ook allerlei gelijke problemen als bij Inholland waren. De conclusie was van niet. Gelukkig, het was dus geen systeemcrisis. Daarom horen er ook geen systeemmaatregelen bij. Er horen maatregelen bij op instellingsniveau en vooral op opleidingsniveau. Het gaat immers niet om alle opleidingen van Inholland, maar om een aantal. In die gevallen moet er maatwerk geleverd worden. Ik memoreer dat 79 van de 586 studenten die aangeschreven zijn, een beroep hebben gedaan op het Profileringsfonds. 52 van hen een tegemoetkoming hebben gekregen. Wij hebben het dus over 27 studenten die de tegemoetkoming niet hebben gehad. Ik zal Inholland vragen alle studenten die nu bezig zijn met de afstudeerfase nog een keer aan te schrijven en te wijzen op het bestaan van het Profileringsfonds. Dan weten wij zeker dat er alles maar dan ook alles aan gedaan is om studenten te bereiken en op het fonds te wijzen, en dat niemand om die reden iets niet krijgt terwijl iedereen vindt dat hij of zij er recht op heeft.
Ik vraag ook om een overzicht van de aanvragen die de commissie beoordeelt, van haar besluiten en van de afwegingen die daarbij gemaakt zijn. Ik ben immers zelf ook benieuwd hiernaar. Het kan natuurlijk geen individueel overzicht worden. Het wordt een geaggregeerd overzicht van de gronden waarop aanvragen geheel of deels toegekend of niet toegekend worden. Ik kan Inholland vragen om nogmaals in gesprek te gaan met de afgewezen studenten en zo een soort dubbelcheck doen bij de instelling zelf, die de eindverantwoordelijkheid draagt. Nogmaals, het is geen systeemcrisis maar een probleem bij de opleiding. De instelling moet hiervoor de verantwoordelijkheid nemen en met de afgewezen studenten het gesprek aangaan om zelf zeker te weten dat men er alles aan gedaan heeft om een zorgvuldig besluit te nemen. Ik ga er eigenlijk van uit dat het onafhankelijke panel dit ook zal doen, maar een dubbelcheck kan geen kwaad.
Vervolgens rest de rechter. Ik ben het niet eens met degenen die zeggen dat het allemaal zo ontzettend ingewikkeld is en dat niemand het zal doen. Er is een college van beroep voor studenten. Ik weet dat studenten over het algemeen redelijk goed de weg naar dat college van beroep weten te vinden. Dat zijn er ongeveer 100 per jaar. Dan zou je zeggen dat die 27 daarheen gaan, al dan niet georganiseerd en in gezamenlijkheid. Als zij dezelfde eisen hebben, wordt het ook gemakkelijker voor een college van beroep. Dat college moet een opleiding beoordelen. Als er overeenkomstige elementen zijn, gebeurt het wel vaker bij de rechter dat de uitspraak voor de een wordt meegenomen bij de uitspraak voor de ander. Het gaat hierbij echter steeds om individuele gevallen. Ik werp de suggestie verre van mij dat het gaat om een heel cohort en enorme groepen. Het gaat om een zeer beperkte groep.
Inholland is bezig met het intensiveren van de begeleiding volgens de zelfgemaakte afspraak met de NVAO. Ik hecht er zeer aan om te weten of Inholland de ingezette lijn doorzet, of het aantal klachten afneemt en of de tevredenheid over de begeleiding de komende tijd toeneemt. Daarom ben ik graag bereid om over anderhalf jaar in plaats van over drie jaar een tussenrapportage te sturen.
De heer Van Meenen (D66): Heel wat studenten hebben zich niet bij de onafhankelijke commissie gemeld, omdat deze heel beperkt is in haar mogelijkheden. Zij kan namelijk alleen een beroep doen op het Profileringsfonds. De groep zou veel groter kunnen zijn. Wij zullen dat zien als er opnieuw een oproep komt.
Ik waag toch nog een poging om eruit te komen. De Minister heeft veel vertrouwen in de onafhankelijke commissie. Is zij bereid die commissie de bevoegdheid te geven om, ingeval deze het van toepassing acht, bij de Minister aan te geven dat er sprake is van een situatie waarin besloten moet worden tot omzetting van de prestatiebeurs in een gift?
Minister Bussemaker: De heer Van Meenen doet alsof het Profileringsfonds heel beperkt is. Dat is aan het Profileringsfonds. Er kan breed gecompenseerd worden. Het gaat om geleden schade, studievertraging en mogelijke financiële consequenties. Het betreft dan collegegeld en studiefinanciering. Ik vraag Inholland – het is immers een commissie van Inholland – om die commissie op dusdanige wijze te laten rapporteren dat het naar mij gestuurd kan worden en dat ik het openbaar kan maken. De rapportage mag niet herkenbaar zijn op studentniveau. Het moet echter wel duidelijk zijn wat de afwegingen zijn geweest, hoe het proces is gegaan en op grond waarvan men besluiten heeft genomen. Als men vindt dat hiermee meer moet gebeuren, hoor ik het wel. Het lijkt mij dat in deze commissie mensen zitten met kennis van het onderwijs, die weten waarover het gaat, ook in het hoger onderwijs, en dat zij zich kunnen verplaatsen in de positie van studenten. De Kamer hecht hier zeer aan en Inholland heeft dat goed aangepakt. Ik ben zeer benieuwd wat de commissie aan Inholland en via Inholland weer aan mij rapporteert over haar bevindingen. Dat laat ik verder aan de commissie. Ik wil vooral weten op grond waarvan zij haar besluiten heeft genomen.
De heer Van Meenen (D66): Ik vind het moeilijk om het antwoord als een ja of een nee op mijn vraag op te vatten. Het Profileringsfonds kent een beperkte hoeveelheid middelen en het gaat om de middelen van de instelling. Als de commissie de bevoegdheid krijgt om te zeggen dat zij het terecht vindt dat de prestatiebeurs wordt omgezet in een gift, kunnen er heel wat rechtszaken voorkomen worden. Dan heeft de Minister nog altijd de mogelijkheid om er een besluit op te nemen, maar aanvaarden wij beiden de wijsheid van de commissie. Het mandaat van de commissie zou dan iets uitgebreid kunnen worden.
Minister Bussemaker: Ik vind drieënhalve ton niet gering. Ik heb gememoreerd dat die middelen in het Profileringsfonds van Inholland zitten. Ik wil u tegemoetkomen door de commissie te vragen om verslag uit te brengen. Afhankelijk van datgene waarmee zij komt, kunnen er verdere conclusies aan verbonden worden. De heer Van Meenen vraagt eigenlijk om een opdracht te geven aan een commissie die ik zelf niet heb ingesteld. Ik heb niet de opdracht gekregen om hierover een uitspraak te doen. Dan zou het een ingewikkelde figuur worden. De commissie en Inholland luisteren mee. Laat de commissie aan Inholland rapporteren, want Inholland is verantwoordelijk. Ik wil niet direct in contact treden met de commissie, aangezien ik dat bestuurlijk een rare figuur vind. Dan maak ik een soort U-bochtconstructie. Om gezien uw zorgen meer zicht te krijgen op de overwegingen van het onafhankelijke panel, dat ook onafhankelijk van Inholland is, wil ik de rapportage van het panel aan Inholland en het commentaar van Inholland ontvangen. Deze zouden kunnen leiden tot de conclusie die u naar voren bracht. Voor hetzelfde geld leiden deze echter tot de conclusie dat men zijn werk naar alle eer en geweten en in alle zorgvuldig heeft gedaan en goede besluiten heeft genomen. Om bestuurlijke en inhoudelijke overwegingen wil ik hier niet op vooruitlopen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Het is altijd opvallend dat er in eerste instantie weinig ruimte lijkt te zijn en dat in tweede instantie er toch opeens ruimte is om net even wat anders te doen. Dat is op zich mooi. Volgens mij erkent de Minister hiermee impliciet dat er iets vreemds aan de hand is en dat wij heel goed moeten bekijken wat wij doen. Wat stelt zij nou precies voor? Wij moeten er nog een keer goed naar kijken en de commissie moet verslag uitbrengen? Voor hetzelfde geld blijft alles hetzelfde. Wij kijken er nog een keer goed naar en nee, het was echt zoals wij het gezien hadden en het blijft zoals het is. Voor hetzelfde geld is geen van de studenten hiermee geholpen. Ik blijf van mening dat de Minister een bijzondere rol heeft. Ik ga even mee met het voorstel dat de commissie een verslag uitbrengt dat bekeken zal worden. Wanneer komt de commissie met dat verslag? Erkent de Minister dat er dan nog ruimte is om heel goed naar de conclusies van de commissie te kijken?
Minister Bussemaker: Ik heb die toezegging gedaan omdat ik merk dat niet ieder van u overtuigd is van de gezette stappen. Uit de gezette stappen van Inholland en het onafhankelijk panel moeten wij op een gegeven moment constateren, hoe pijnlijk het ook is voor individuen, dat sommigen terecht geen compensatie uit het Profileringsfonds krijgen, omdat ze studievertraging hebben opgelopen om redenen die niets te maken hebben met de kwaliteit van de opleiding. Enkele woordvoerders hebben terecht gewezen op andere studenten die ook uitvallen en collegegeld moeten terugbetalen. Het kan heel goed zijn dat die studenten ertussen zitten, net als bij andere opleidingen. Gezien de aantallen die een beroep hebben gedaan op het Profileringsfonds en die een tegemoetkoming hebben gekregen, en de manier waarop Inholland dit onafhankelijke panel heeft ingesteld, heb ik er vertrouwen in dat het op een zorgvuldige manier gebeurt. Voor de termijn waarop dit gebeurt, ben ik afhankelijk van de commissie en Inholland.
Ik wil heel duidelijk maken dat het niet om een systeemcrisis gaat, maar om de verantwoordelijkheid van de instelling en de opleiding. Ik wil niet vooruitlopen op de conclusies die u misschien wilt trekken. De conclusie kan zijn dat er toch een probleem is. De conclusie kan ook zijn dat alles wat tot nu toe gedaan is inderdaad klopt. Daarom wil ik ook andere dingen weten en het verzoek van de heer Mohandis inwilligen om eerder dan binnen drie jaar met een rapportage te komen. Hieruit kunnen wij afleiden of de lijn waarbij het aantal klachten afneemt en meer studenten hun diploma halen, zich voortzet. Over die totaliteit moet je het dan met elkaar hebben.
De heer Jasper van Dijk (SP): Dit sterkt mij in de gedachte dat de Minister er een rol in heeft. Dit is allemaal hartstikke mooi, maar voor hetzelfde geld komt er dezelfde conclusie uit en is er geen student geholpen. Het panel is door Inholland ingesteld, dus in die zin is het ook van Inholland. Mijn punt is juist dat een meer onafhankelijke derde partij vanuit het ministerie zou moeten meekijken. Hierover zal ik zeker een motie indienen.
De voorzitter: Wij zijn aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Verschillende leden hebben een VAO aangevraagd. De eerste spreker zal de heer Van Meenen zijn. De Minister heeft de volgende toezegging gedaan:
– Eind 2015 ontvangt de Kamer een tussenrapportage over de uitwerking van de bestuurlijke afspraken tussen Inholland en de NVAO. Hierin wordt het antwoord meegenomen op de vraag of de problemen met studenten in het afstudeertraject zijn opgelost, evenals de stand van zaken met betrekking tot het onafhankelijke panel.
Minister Bussemaker: Ik zal in overleg treden met Inholland over de vragen die de Kamer nog heeft. Hierin neem ik de vraag mee op welke termijn meer inzicht gegeven kan worden in de werkzaamheden van het onafhankelijke panel. Dit hoeft noodzakelijkerwijs niet tot die rapportage van 2015 te wachten. Ik wil dit met Inholland overleggen, net als het voorstel dat ik heb gedaan om nog een keer met studenten in overleg te treden. Ik zal de Kamer binnenkort hierover berichten. Ik zal proberen om dit voor het VAO te doen. Dan heeft de Kamer een totaaloverzicht van datgene wat Inholland doet en waarmee ik kom.
De voorzitter: Dat is de tweede toezegging. Wij zullen bekijken wanneer wij het VAO inplannen. Dit is afhankelijk van de Kameragenda. Ik dank iedereen hartelijk voor zijn komst.
Sluiting 13:27 uur.