Kamerstuk 31239-90

Verslag van een algemeen overleg

Stimulering duurzame energieproductie

Gepubliceerd: 26 januari 2010
Indiener(s): Anja Timmer (PvdA)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31239-90.html
ID: 31239-90

31 239
Stimulering duurzame energieproductie

nr. 90
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 januari 2010

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 2 december 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

– de brief van de vaste commissie voor Economische Zaken d.d. 15 oktober ter aanbieding van het rapport Rentabiliteit van WKK (31 239, nr. 73);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 16 oktober 2009 met nadere informatie over de uitwerking van een vangnet voor WKK (31 239, nr. 74);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 23 november 2009 over openstelling van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) (31 239, nr. 76);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 28 oktober 2009 met een reactie op het verzoek van de heer Vendrik inzake het kabinetsbeleid ten aanzien van kolencentrales (28 240, nr. 104);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 9 november 2009 over zelfregeling voor stimulering duurzame energie (31 209, nr. 101);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 17 november 2009 over financiering windpark Noordoostpolder (31 239, nr. 75);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 26 november 2009 over nieuwe financiering van de SDE (31 239, nr. 77).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De griffier van de vaste commissie voor naam commissie,

Franke

Voorzitter: Timmer Griffier: Franke

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van der Ham, Jansen, Samsom, Spies, Timmer, Vendrik, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Zijlstra,

en minister Verhoeven, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Wij hebben vandaag een algemeen overleg in het kader van de SDE-regeling. Ik verwelkom de minister en haar ambtelijke ondersteuning, de belangstellenden op de publieke tribune en mijn collega’s. De heren Van der Ham en Van der Vlies komen beiden later in verband met de begrotingsbehandeling van Landbouw. Ik stel voor de spreektijd te bepalen op zes minuten en geef als eerste het woord aan de heer Jansen van de SP-fractie.

De heer Jansen (SP): Voorzitter. Dit kabinet en deze minister van Economische Zaken hebben bij de stimulering van duurzame energie gekozen voor een mix die vooral bestaat uit heel veel extra windvermogen op land en wat minder op zee. Daarna komt er een hele tijd niets en dan komt de rest. Voor wind op land staat veel budget van de SDE klaar, maar dit schiet niet op door verzet van omwonenden. Voor wind op zee is er juist voldoende interesse bij ontwikkelaars, maar is het beschikbare budget de bottleneck. De SP voorspelde in 2007, toen wij spraken over de invoering van de SDE, dat de duurzaamheidsdoelstellingen op deze manier niet gehaald zullen worden. De minister koos echter toch voor deze aanpak, waarmee ze politiek verantwoordelijk is voor de realisatie van de doelstellingen. In 2008 is ongeveer een derde van de doelstellingen gerealiseerd. Dat was dus een gele kaart voor de minister. Kan zij aangeven welk percentage van het beoogde vermogen volgens de SDE in 2009 wordt weggezet? Subsidie op duurzaam moet slechts gebruikt worden als smeerolie voor de invoering van nieuwe technieken. Die moeten zo snel mogelijk op eigen benen kunnen staan. Daar kom ik dadelijk nog op terug als ik het heb over het windpark bij de Noordoostpolder. Technieken die al redelijk volwassen zijn, moeten simpelweg verplicht worden. Het nuttig gebruik van de opgewekte warmte van afvalverbrandingen, waar de minister van plan is een budget voor beschikbaar te stellen, zou wat ons betreft verplicht moeten zijn. Hetzelfde geldt voor het grootste deel van de restwarmte bij de elektriciteitsproductie. Er bestaat namelijk allang een goede techniek om de restwarmte van de elektriciteitsproductie te benutten voor gebouwverwarming, de glastuinbouw, of de procesindustrie. Dit is de techniek van de warmtekrachtkoppeling. Die techniek heeft ook al een mooi rendement, maar de bedrijven willen geen mooi rendement want ze willen de hoofdprijs, zoals blijkt uit het rapport van CE Delft. Dat werkt dus voor geen meter. Waarom wordt er niet via de Warmtewet of via andere wetgeving voorgeschreven dat elektriciteitsproducenten en procesindustrieën jaarlijks een oplopend percentage van hun restwarmte nuttig moeten gebruiken? Dan krijgt de wkk in deze sectoren de wind automatisch in de zeilen. Hetzelfde geldt voor de grootschalige bijstook van biomassa. Wat ons betreft, moet er alleen duurzame biomassa in elektriciteitscentrales zijn. Dat is geen innovatieve techniek; dat is een variant op business as usual. In dat soort situaties ligt het voor de hand om marktpartijen te dwingen om te verduurzamen. De SP-fractie constateert dat er ook bij elektriciteitsproducenten zoals de VME geluiden in die richting klinken. Wat gaat de minister doen aan het verplichtstellen van redelijk volwassen technieken?

Ik heb naar aanleiding van het rapport van CE Delft een specifieke vraag. Wat vindt de minister van de suggestie voor een aparte positie voor warmtekrachtkoppeling geïntegreerd met het procesfornuis? Is dit naar haar mening ook een volwassen techniek, of heeft dit nog een vorm van stimulering nodig?

Daarmee kom ik op de technieken waarvoor er op dit moment nog wel financiële steun nodig is omdat het gat met de marktprijzen te groot is. Zeker nu de minister de financiering gaat veranderen in de richting van het Duitse model – zij het halfslachtig – zou zij ook duidelijk moeten maken welk innovatietempo zij rekent voor de afbouw van de subsidie. Hoeveel procent per jaar moet Zon-PV efficiënter worden? Hoeveel wind op land en hoeveel wind op zee? Het is een zeer slecht teken dat de minister voor het grootste windpark op land dat in de Noordoostpolder gebouwd moet worden de subsidie nog wil oprekken, zij het deels met natte voeten. Hoe is dat mogelijk? Groter zou toch juist efficiënter moeten zijn? Er komt nu zelfs een aparte categorie zeer grote molens. Maar het gaat toch niet om grotere, duurdere molens? Het gaat om kostenefficiëntere, duurzame energieproductie. Waarom wordt er bij megaprojecten op land niet getenderd nu blijkt dat in gebonden situaties de subsidiehoofdprijs gevraagd wordt. Kan de minister aangeven hoe de kostprijs van wind op land in de afgelopen jaren gedaald is en of deze daling in overeenstemming is met de gedachte prijsdaling per kWh?

Vorige week stond er in de krant dat huishoudens honderden euro’s extra gaan betalen voor duurzame stroom door de systeemverandering van de SDE. Waarom heeft de minister van Economische Zaken niet direct op dit bericht gereageerd om aan te geven hoe het wel zit? Drie kwart van de Nederlandse elektriciteit wordt gebruikt door de industrie en de dienstverleners. Die betalen toch ook drie kwart van de rekening? Kan de minister de Kamer voorrekenen hoe de energielasten van de huishoudens zich ontwikkelen bij de autonome ontwikkeling zonder duurzame energie en met haar nieuwe SDE-regeling? Ik neem toch aan dat haar aanpak effectiever is dan het plan Green4Sure van de milieubeweging en de vakbond. Dat kwam uit bij een budgettair neutraal effect van 30% duurzaam in 2030 voor zuinige huishoudens. Als de minister met haar aanpak slechter presteert, heeft ze wat ons betreft een gigantisch probleem.

Kan de minister aangeven wat het effect op de SDE-verplichtingen is als de prijzen voor fossiele energie in het komende decennium stijgen met twee keer de inflatie? Dat zal volgens mij namelijk het geval zijn.

Mijn laatste opmerking betreft de kleine producent achter de meter, de mensen met een paar zonnepanelen op het dak. Wat ons betreft blijft de bureaucratie van de SDE voor deze groep nog steeds hemeltergend. Voor hen zou het Duitse systeem, waarbij je geen subsidie hoeft aan te vragen, een grote verbetering zijn. Mogen wij ervan uitgaan dat we zonne-energie in 2011 naar een feed-intarief toehalen? Zelfopwekkers die terugleveren aan het net, krijgen steeds een magere prijs van het energiebedrijf, terwijl het bedrijf daar niets voor hoeft te doen. Vervolgens wordt het voor de volle mep doorgeleverd aan de buren. Het zou schelen als het eenvoudiger wordt om de overtollige stroom aan je buren of de buren van je buren, te leveren, bijvoorbeeld binnen een coöperatieve vereniging. Is de minister dat met mij van mening?

Deze minister heeft met deze SDE voor een eigenzinnige aanpak gekozen. De SP-fractie zal haar houden aan de realisatie van de doelstellingen.

De heer Samsom (PvdA): De vorige week stond in NRC Handelsblad dat het kabinet een inhaalslag lijkt te maken met duurzame energie. Dat is precies het gevoel dat ik ook langzamerhand gelukkig begin te krijgen. Nadat de vorige regering duurzame energie onder de bezielende leiding van D66-minister Brinkhorst dood op straat had achtergelaten, stond deze coalitie voor de taak om duurzame investeringen weer te reanimeren. Dat bleek niet eenvoudig. Ik wil er meteen bij zeggen dat dit sneller had gekund. Het gaat mij wat dat betreft nooit snel genoeg. Ik ben nog voorzichtig in mijn juichstemming, maar langzaam maar zeker begint er nu toch echt wel vaart in te komen.

De heer Zijlstra (VVD): D66-minister Brinkhorst werd zojuist aangehaald, maar dat was toch CDA-minister Joop Wijn als ik het goed heb?

De heer Samsom (PvdA): Het is intrigerend wie het precies was, maar u hebt gelijk. Ik wil heus de hele coalitie erbij halen als u dat wilt. Ook onder de enthousiaste toejuichingen van VVD-ministers werd die subsidie de nek omgedraaid. Dan hebben we nu het hele historische plaatje weer compleet.

Ik had het echter over wat er wel goed gaat, ook in samenwerking met het CDA en met de VVD in de oppositie. Dan hebben we die geschiedenis ook weer even rechtgezet. Vorige maand bespraken wij al de tender voor maar liefst 950 MW wind op zee. Vandaag bespreken we de toekenning van bijna 750 MW aan andere energiebronnen voor 2010. Daarmee kennen we in 2010 dus een hoeveelheid duurzame energie toe van 5 miljard kWh. Dat is in een jaar een groei van meer dan 50% ten opzichte van wat we tot nu toe in 30 bij elkaar hebben geploeterd. Daar kunnen de veelgeroemde Duitsers een puntje aan zuigen. We spreken vandaag over de nieuwe financiering van de SDE voor de lange termijn, een systeem dat veel lijkt op het succesvolle Duitse model. Daar kom ik later op terug. Ik wil eerst het betere moeren- en boutenwerk doen op de subsidieregeling voor 2010. Die ziet er goed uit. Ik heb daar in de media al op gereageerd. Zij bevat heel veel kleine verbeteringen en dat is alleen maar toe te juichen. Er kunnen nog een paar kleine verbeteringen bij, groen en rijp door elkaar.

Ik begin met waterkracht. Daar hebben we vorig jaar over gesproken en de minister heeft toen toegezegd om met de sector in gesprek te zullen treden om voor 2009 een oplossing te zoeken voor vrije-stromingsenergie, oftewel getijdenenergie. Goed beschouwd, is dat de enige vorm van duurzame energie die niet van de zon komt. Het komt namelijk van de maan. Dat is ook leuk om een keer uit te nutten. Maar wat is daarmee gebeurd? De toezegging zal heus oprecht zijn gedaan, maar we zien daar verder geen resultaat uit voortkomen. Wij zien ook enige scepsis in de sector over de vraag of wat er wel staat aan categorieën, ook wordt opgemaakt. Kan de minister aangeven of de wel gereserveerde categorieën helemaal uitgenut zullen worden en, zo nee, is het dan mogelijk om toch nog een deel vrij te maken voor de vrije-stromingsenergie? Die kost wel iets meer per kWh, maar je krijgt ook wat terug. Daar kunnen we zeker in de toekomst erg veel plezier van beleven. Ik zou graag een antwoord van de minister daarop willen hebben.

Met biogas zijn er forse problemen in de nu heersende praktijk. Die zullen veel te maken hebben met de kredietcrisis. Niettemin, er zijn problemen en die wil ik liever oplossen dan laten bestaan. Over het basisbedrag wordt een eindeloze discussie gevoerd. Die laat ik aan de verantwoordelijkheid van de minister over. Er zijn echter nog een paar andere oplossingen mogelijk, zonder meteen met geldbuidels te hoeven zwaaien. Ik loop ze even langs en vraag de minister om specifiek aan te geven of ze mijn suggesties over zou willen nemen en, zo nee, waarom niet.

Laat ik aan de voorkant beginnen met de brandstof. Er is veel onvrede in de sector over de toelating daarvan. De sector heeft vier suggesties gedaan om dat te verbeteren. Die suggesties lijken mij alleszins redelijk en mogelijk. Bijvoorbeeld: de door LNV gehanteerde berekeningsmethode aanpakken, zodat broodkruimels, waarvan iedereen toch wel weet dat het schoon spul is, ook worden toegelaten. Op dit moment is dat door een of andere bizarre kafkaiaanse rekenmethode niet toegestaan. Ook het instellen van een werkgroep die actief spullen op de groene lijst – de positieve lijst – zet zodat ondernemers dat niet zelf hoeven te doen met alle administratie van dien, zou een verbetering zijn. Uiteraard moet het beleid vervolgens ook worden afgestemd op Duitsland en België, want daar loopt het nu ook spaak en zie je allerlei brandstoftoerisme de grenzen over gaan.

Aan de achterkant zijn er ook nog verbeteringen mogelijk. Die kosten ook niets, maar helpen de sector wel enorm vooruit. We zouden graag de warmte die benut wordt voor het drogen van het digestaat, willen belonen. Dat is warmte die nuttig wordt gebruikt, want als je het digestaat droogt, hoef je er vervolgens minder mee te rijden, is het minder zwaar en kun je het beter gebruiken. Het digestaat wordt nog steeds gezien als zware categorie chemisch afval, terwijl het inmiddels mest is, maar je zou het ook de categorie kunstmestvervanger kunnen geven en dan zou de sector er veel meer mee kunnen doen, met alle kostenvoordelen van dien.

Als laatste wil ik iets zeggen over de speciale aandacht voor biogas in het noorden. Dat is een prachtig project. Het heeft onze volle aandacht en onze volle steun. Daar vindt de innovatie voor de toekomst plaats, maar die willen we eigenlijk nu al laten beginnen. Om dat mogelijk te maken hebben minimaal twee vergisters daar nu een beschikking nodig. In het huidige systeem weten ze niet of ze daarop kunnen rekenen, waarmee het hele systeem dus onzeker wordt. Dat is lastig. Wij erkennen dat het systeem dit risico met zich meebrengt, maar als het niet zou lukken, zou het toch echt dramatisch zijn. De minister heeft bijvoorbeeld bij het Noordoostpolderproject innovatieve methodes gevonden om toch een specifiek project binnen de subsidie te brengen. Wat kan zij doen om dat bij biogas in het noorden te laten plaatsvinden? Ook loop ik alvast even vooruit naar 2011. Daar moet de AMvB echt zodanig gewijzigd worden dat deze krachtige, grote projecten een plek krijgen in de regeling, die ze verdienen.

De heer Jansen (SP): De SP-fractie staat eveneens heel sympathiek tegenover dat project. Ik zou zeggen dat zo’n collectieve aanpak met een aantal boeren die in dit geval gezamenlijk gas leveren, een economisch voordeel heeft. Het is niet alleen een energetisch, maar ook een economisch voordeel. De concurrentiepositie van zo’n gezamenlijk voorstel is toch sowieso al beter dan dat van ieder wedervoorstel.

De heer Samsom (PvdA): Het punt is dat een gezamenlijk voorstel in deze regeling niet wordt gehonoreerd. Het gezamenlijke voorstel bestaat uit losse voorstellen, die los van elkaar op verschillende tijdstippen starten en pas later een geheel vormen. Daar is deze regeling niet op toegesneden, want ze moeten een aanvraag voor subsidie indienen. Als de subsidie voor het voorste deel wegvalt, is het tweede ook ineens onzeker, want het draait om gezamenlijke efficiëntie, zoals de heer Jansen aangeeft. Dat zou ik op de een of andere manier beloond willen zien. Ik erken dat dit voor 2010 wat kunst- en vliegwerk vereist, maar deze minister is de afgelopen tijd bij uitstek geslaagd in kunst- en vliegwerk, bijvoorbeeld wat betreft het Noordoostpolder-plan en allerlei andere prachtige ideeën. Laten we dat hier dan ook nog even doen.

De heer Jansen (SP): Een week of twee, drie geleden bij een algemeen overleg over wind op zee zei de minister dat het mogelijk was om bij het tenderen van wind op zee een gezamenlijke variant aan te bieden die goedkoper is. Zou dat in dit geval voor u ook de oplossing kunnen zijn?

De heer Samsom (PvdA): Dat zou zomaar kunnen, maar dit luistert juridisch gezien vrij nauw. Zo nauw, dat ik niet helemaal precies de beste oplossing kan verzinnen. Daarom vraag ik de minister dus om dat voor ons te regelen. Het doel zal duidelijk zijn. Dit type biogasprojecten die gezamenlijk gas leveren voor auto’s maar ook voor het gasnet, is het doel waar we uiteindelijk naartoe moeten als de bel in Slochteren straks leeg is. Daar moeten we nu echt vaart mee maken en daarin kunnen we geen jaren verliezen.

Dan kom ik op het punt van de wind op land. De vollasturensystematiek blijft knellen en blijft lastig. Voor 2010 is het wellicht niet aan te passen, maar voor 2011 moet dat echt beter, in de AMvB of anderszins. Het is nu toch enigszins onbevredigend.

Ik wil nu graag ingaan op Zon-PV. Het is intrigerend dat we daar elke keer tegen die eerstedagaanmeldingen aanlopen. Op een dag is alles vol. Dat heeft iets zorgwekkends en ook eigenlijk iets heel teleurstellends, vooral voor de mensen die achter het net vissen. We moeten echt toe naar een systeem dat minder te lijden heeft van hyperventilatie. Dat kan bereikt worden door het Duitse systeem over te nemen. Iedereen denkt altijd dat het Duitse systeem volstrekt ongelimiteerd is, maar dat is het niet. Het bestaat uit doelcorridors. Ik zou het kunnen uitleggen als ik meer spreektijd zou hebben, maar de minister weet wel ongeveer waar ik het over heb, want haar ministerie kijkt er al een tijdje naar. Daar worden alle systemen gewoon gesubsidieerd, maakt niet uit welk, maar als er te veel zijn, gaat het jaar daarna het basisbedrag omlaag zodat het zelfsturend is. Als je dus het eerste jaar een te hoog basisbedrag vaststelt waardoor te veel systemen zich aanmelden volgens jouw eigen doelstelling, kan je het het jaar daarop een beetje bijsturen. Het is een zelfregelend systeem dat, als het goed is afgesteld, geleidelijke groei mogelijk maakt. Mijn vraag aan de minister is om dat systeem te bekijken en het zo mogelijk al in te voeren. Dat kan niet in 2010, maar in 2011 moet dat toch echt gebeuren.

Ik ga nog even kort in op twee andere punten. Het eerste is de zelflevering. We hebben begrip voor de standpunten van de minister, vooral wat betreft de overstimulering. Als je zelflevering hebt, krijg je meer dan je nu met de SDE zou krijgen. Dat zou wel nodig zijn. Maar dat geldt niet voor zonne-energiesystemen. Ik houd nog steeds vast aan de wens om zonne-energiesystemen via een vorm van zelflevering mogelijk te laten blijven. Als je het op je eigen dak hebt, is het natuurlijk vanzelf een vorm van zelflevering. Dat is al mogelijk gemaakt en ook als je voor honderden huishoudens op een heel groot bedrijf een groot zonnesysteem neerzet waar je samen eigenaar van bent. Ik hoor graag van de minister of zij daar ook nog steeds zo tegenaan kijkt.

Tot slot ga ik in op het feestnummer van de langjarige financiering. Ik hoef er eigenlijk weinig meer aan toe te voegen. Volgens de Volkskrant kost het geld. Dat is inderdaad waar. Volgens ons levert zij vooral voordelen op: milieu, banen, onafhankelijkheid van het buitenland. Niets doen kost bovendien veel meer. Of het heel veel geld gaat kosten, hangt af van de manier waarop je het bekijkt. Niets doen is namelijk ook een keuze en die is uiteindelijk duurder. De plafonnering in het systeem blijft bestaan, maar we schuiven dat plafond wel naar 35% duurzame elektriciteit in 2020. Ik wil de ondernemers nog wel eens zien die daaraan weten te tippen. Dat is bijna het technisch maximaal haalbare dat we in dit land kunnen uitrollen. Ik maak me dan ook niet zo veel zorgen meer over de plafons als we dit soort doelstellingen hebben. Wat ons betreft kan het op die manier gaan. Maar we kunnen het niet slechts laten bij alleen maar financieren: het systeem moet ook zelf beter worden. Wat ik al beschreef bij zonne-energie, waarbij je dus meerjarige doelen kunt vaststellen waardoor je niet elk jaar opnieuw met een vastgelopen systeembeleid zit, kunnen we nu toepassen als we de langjarige financiering op orde hebben. Dan hebben we echt een toekomst waarin 20% duurzame energie en 35% duurzame elektriciteit haalbare doelstellingen worden, en dat al in 2009. Dat is toch mooi?

De heer Zijlstra (VVD): Ik begin dit soort overleggen altijd traditioneel met de zin die ik nu ook weer uitspreek: de Kamer weet dat wij tegen de SDE-regeling zijn omdat wij vinden dat het geld beter gespendeerd kan worden aan innovatie. Maar ja, als het ding er dan toch is en de democratische meerderheid ervoor is, ga ik kijken hoe we dat binnen de realiteit nog bijsturen. We moeten het maar weer in dat licht bekijken.

De motie van de heer Vendrik over wkk is aangenomen, wat heeft geleid tot een onderzoek naar de voortdurende discussie op het gebied van wkk tussen het ministerie – dat zegt dat het allemaal prima loopt en het allemaal goed komt – en de branche zelf, die zegt dat ze geld tekortkomt en dat het terugloopt. Ik kan niet voor de heer Vendrik spreken maar voor ons is de kern dat we moeten voorkomen dat ondanks alle goede bedoelingen de wkk-capaciteit in dit land terugloopt. De wkk-capaciteit is namelijk een belangrijke pijler van Schoon en Zuinig. In het rapport wordt gesteld dat de ECN-modelberekeningen voor de periode 2009–2020 niet geschikt zijn om vast te stellen of de diverse opties rendabel zijn. Daarbij geven ze een te gunstig beeld van de marktpositie van wkk, omdat weerstanden voor realisatie niet zijn meegenomen of omdat wkk-categorieën zijn samengevoegd, waardoor de gunstigste wkk-installatie bepalend is voor de categorie, terwijl ze onderling niet uitwisselbaar zijn. Dat leidt tot een vertekening van het beeld. De conclusie van het ministerie is echter dat alle vormen van wkk kunnen concurreren met andere vormen van energieopwekking. Dat geeft een veel rooskleuriger beeld dan in de praktijk het geval is. Je zou denken dat er een reactie van de minister komt waaruit blijkt dat we moeten bijspijkeren. Maar die is er dus niet. De minister meent in dit rapport namelijk te lezen dat alles wat zij doet, ongeveer conform het rapport is, dat het allemaal goed gaat komen en dat de wkk in dit land prima gaat lopen. Volgens mij zijn we echter op hetzelfde punt als voor het onderzoek, namelijk in een welles-nietesdiscussie. De VVD vreest dat de minister op een aantal punten best een verhaal heeft – 7% bijvoorbeeld is voor heel veel zaken een prima rendement – maar dat het, zoals in het onderzoek naar mijn mening terecht wordt geconstateerd, wel afwegingen zijn tussen industriële processen en grootschalige investeringen. Daar gelden natuurlijk bepaalde risicocalculaties. Wij zouden toch wel iets meer van de minister verwachten dan de opmerking dat zij er nog wel eens naar wil kijken. Geen enkele partij in deze Kamer zal subsidie willen geven als dat niet nodig is. De kern van deze discussie is natuurlijk steeds geweest dat het aantal grootschalige wkk-investeringen terugloopt. Er komt niets bij en van de bestaande installaties wordt duidelijk dat ze aan het einde van hun levenscyclus zullen worden «afgeschakeld». Daar worden echter geen beleidsconsequenties aan verbonden. Hoe haalt de minister Schoon en Zuinig overeind, waar wkk een belangrijke rol in speelt en wat denkt zij van de kritiek op het vangnet? Het is op zichzelf prima dat er een vangnet is, maar het is te complex, heeft te lage rendementen en is, kortom, niet werkbaar.

De heer Jansen (SP): Wij delen met de VVD – en ongetwijfeld met anderen – de zorg over de terugval van de wkk. De VVD houdt niet van het uitdelen van subsidie. In welke richting zou zij de oplossing dan willen zoeken? Zou je voor de wkk als een volwassen techniek niet gewoon toe moeten naar een verplicht ophogingspercentage voor het nuttig gebruik van restwarmte? Wij hebben dat al eerder gezegd. Dan krijgt wkk de wind in de zeilen. Is dat ook wat de heer Zijlstra betreft een goede richting?

De heer Zijlstra (VVD): Daar kom ik misschien zo nog op en dan geef ik daar impliciet een antwoord op. Aan de ene kant hebben we de hele wkk-discussie. Daar zie je de ballon eigenlijk al leeglopen. Aan de andere kant investeren we heel veel miljarden om windenergie op zee, op land, et cetera, mogelijk te maken. Je moet wel heel veel windenergie op zee en op land bouwen om deze leeglopende ballon te compenseren, laat staan dat je al die plusfactoren krijgt. De kernvraag die hierbij naar voren komt, is wat nu feitelijk de rol van de overheid in deze discussie is. Wij hebben in Europa met elkaar een Emissions Trading System (ETS) afgesproken, waarbij de CO2-prijs neutraal is. De prijs van CO2 moet bepalen welke keuzes in de markt gemaakt moeten worden. Daar kiest de markt soms – en daarom ben ik dus ook niet voor een verplichting, zo zeg ik aan het adres van de heer Jansen – om meer met de restwarmte te doen, omdat dat dit economisch het meest rendabel is. Soms zal men ervoor kiezen om bijvoorbeeld in CCS te investeren omdat uitstoten veel te duur is, maar ook kan een elektriciteitsproducent voor windmolens kiezen, omdat de kolencentrale hem nu zoveel geld kost dat de volgende investering niet een kolencentrale zal zijn, maar een windmolenpark. Ook kernenergie moet dan mogelijk worden.

Wat is de rol van de overheid op dit moment? We geven miljarden aan subsidie. Een meerderheid van de Kamer – wij niet – heeft voorgestemd om ervoor te zorgen dat de minister met een ETS-verplichting komt. De Kamer heeft gezegd geen kolencentrales en dergelijke meer te willen, maar de overheid is op dit moment voortdurend bezig om het ETS zoals het zou moeten worden, te ondergraven. Wat gaat het nu worden, beste minister? Gaan wij het ETS zijn werk laten doen, laten wij de keuze aan de markt en werken we dus niet met miljarden aan subsidies – bijvoorbeeld feed-insubsidie of ETS-subsidie – regelingen of blokkades, of gaan we terug naar de oude manieren van de overheid omdat we helemaal niet op de markt vertrouwen dat het helemaal goed komt? Dat zou de heer Jansen erg aanspreken, maar dan moeten we ook daadwerkelijk het heft in handen nemen en de marktpartijen zeggen dat het helemaal aan de overheid is. Dat zou een politieke keuze zijn en dan weet iedereen waar hij aan toe is. Maar op dit moment zitten we in deze diffuse situatie. Onze oproep is om die heldere keuze te maken en onze keuze is om de markt en het innovatieve vermogen van de markt in de bedrijven zelf hun werk te laten doen. Dan zal ook vanzelf blijken welke keuzes rendabel zijn.

In de Noordoostpolder komt een windmolenpark met 429 MW. Daar wordt meteen een cadeaubon van 1 mld. bij geleverd. Dat geeft wel aan hoe het zit met de verstoring van de markt. Wij vragen ons af hoe het zit met de motie-Zijlstra op stuk nr. 75 (28 982) over de inpassing van een windpark in de omgeving van Urk. Ik heb ernaar gezocht in de brief van de minister, maar ik kon er niets over vinden. Hoe gaat zij dat inpassen? Overigens kwam ik vandaag op de valreep een fantastisch berichtje tegen op het internet. Ik begrijp dat het CDA niet meer voor dit soort parken is, want de heer Atsma is van mening dat windmolens in grote natuurgebieden moeten worden geplaatst, die worden beheerd door Monumenten- en Staatsbosbeheer. Ik ga er altijd maar van uit dat dit de lijn is, want voor je het weet, word je teruggefloten. Dit is ook een vraag aan mijn buurvrouw, die hier ongetwijfeld op zal ingaan. Eerst moesten ze op boorplatforms worden geplaatst en nu in natuurgebieden. Gebeurt het nu wel of niet bij Urk en hoe zit het met de inpassing?

Ten slotte wil ik ingaan op de opslag van het elektriciteitstarief. De afspraak daarover in het regeerakkoord is helder en staat ook keurig in de brief van de minister. Met name de laatste zin hierover is interessant, namelijk dat dit zal leiden tot lastenverlichting. Toch heb ik de brief nog eens extra nagelezen, omdat ik me afvroeg waar nu precies de invulling van de lastenverlichting stond. Die staat er echter niet. Er staat wel dat de vrijvallende middelen aan lastenverlichting zullen worden besteed, maar hoe, blijft hoogst onduidelijk. We hebben 35 mld. aan begrotingstekort. Die wordt echter niet gegeven en ik vind dat behoorlijk vreemd. We hebben miljarden tekort en de prachtigste ambtelijke werkgroepen worden ingesteld, maar hier zie ik de miljarden links en rechts de zaal uit vliegen. Dat tekort is hier kennelijk geen issue. Ik heb grote vrees over de restitutie van deze gelden. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat dit geld terugkomt? In welke vorm gebeurt dat en hoe zit het dan qua koopkracht? We zullen in dit land toch wel even voorkomen dat we ook het energiegebruik nivelleren, omdat de mensen met lage inkomens die 350 euro per jaar niet kunnen opbrengen? Gaan we dat ook weer rechtbreien? Dat is niet de lijn van de VVD. Wat ons betreft, beginnen we hier helemaal niet aan. Het is aan de markt. Die zal op basis van het ETS de keuzes bepalen. Daar moet de overheid zo veel mogelijk uit blijven. Dan gaan we bijvoorbeeld naar kernenergie. Dat is een stuk goedkoper en dan zijn al die miljarden niet nodig. Dan is de burger in dit land een stuk goedkoper uit en de CO2-uitstoot een stuk minder. Alle doelen bereikt, geen ideologisch gezwam, maar wel resultaat.

Mevrouw Spies (CDA): Volgens mij was dit een redelijk ideologisch betoog. Mijn complimenten daarvoor. Het is in ieder geval wel consequent, maar het is niet mijn verhaal.

De heer Zijlstra (VVD): Ik had mijn hoop wel een beetje op u gevestigd.

Mevrouw Spies (CDA): Nee, die hoop zal gedurende dit debat vervliegen, vrees ik, mijnheer Zijlstra.

Voorzitter. De minister stelt dat we gestaag vorderen op de weg van het verduurzamen van onze energievoorziening. Ze erkent tegelijkertijd dat we nog een enorme slag te maken hebben en geeft eerlijk aan dat we in 2009 een enorme overtekening bij zon- en biomassa hebben gehad en nogal wat uitvoeringsproblemen die bepaald niet goed zijn voor het vertrouwen en het investeringsklimaat. In dat beeld herkent de CDA-fractie zich. Er is dus geen enkele reden om tevreden achterover te leunen. 2010 moet beter worden dan 2009. De eerste stappen die in de brief voor de SDE 2010 worden gezet, stemmen ons dan ook positief. Ook een eerdere en langere openstelling – door velen gevraagd – wordt door de minister gerealiseerd. We willen ook af van de loterij van het afgelopen jaar. Dat is bij de begrotingsbehandeling op ons verzoek ook toegezegd door de minister, maar dan verwachten we natuurlijk ook wel dat zij levert. Alleen een extra criterium van financierbaarheid van de aanvraag lijkt ons mager. De termijn waarop met zekerheid duurzame kilowatturen gerealiseerd worden, moet wat ons betreft echt een zwaarwegend criterium bij de beoordeling van aanvragen zijn. Bij zon kan die termijn naar mijn idee korter zijn dan bij een aantal vergistingsinstallaties, maar de termijn waarop die duurzame kilowatturen daadwerkelijk geleverd kunnen worden, moet zwaar wegen bij het beoordelen van de aanvragen. Ik kan me ook voorstellen dat offertes moeten worden overgelegd of dat desnoods een drempelbedrag bij een aanvraag wordt gevraagd dat mensen later weer terugkrijgen. Het lijkt mij ook het overwegen waard om ontvankelijke aanvragen uit 2009 die zijn uitgeloot, nu voorrang te geven. Ik zou op dat punt graag een nadere verklaring willen hebben.

Ik heb mij ook laten vertellen dat een aanvrager voor Zon-PV 560 projectaanvragen gedaan zou hebben en daarmee 44% van het beschikbare budget heeft weten te scoren. Mijn complimenten voor die aanvragers, maar de vraag is of dat wenselijk is in het bestaande systeem. Terecht volgt de minister grosso modo de adviezen van ECM bij het vaststellen van de hoogte van het subsidiebedrag, maar we begrijpen niet waarom ze net als vorig jaar bij koolvergisting en kleinschalige verbranding afwijkt van het advies. De ervaring van het afgelopen jaar laat zien, zoals ook door diverse partijen bevestigd wordt, dat het risico heel groot is dat er dan daadwerkelijk uiteindelijk niets geïnvesteerd en gerealiseerd wordt. Wat ons betreft, zou het echt het overwegen waard zijn om op dit punt de norm aan te passen, anders lopen we in de valkuil van de gapende kloof tussen papier en praktijk. We praten dan over het overbruggen van een verschil tussen 15,8 en bijna 21 en volgens mij moeten we toch ergens in het midden uit kunnen komen.

Er wordt ook vrij veel gespeculeerd over de vrijvallende MEP-middelen per 1 april 2010. Zo zou er een fors budget vrijkomen van subsidies die wel zijn toegekend maar uiteindelijk niet gebruikt worden. Zouden die voor diezelfde categorie beschikbaar kunnen komen en wellicht ook voor die wachtlijstprojecten ingezet kunnen worden?

Een volgende discussie die woedt, is die over de vollasturen. Voor biovergisting is er een vrij stevig pleidooi om het maximumaantal vollasturen voor een aantal installaties te verhogen. Dat zou je kunnen doen via een uitbreiding van de aanvraag voor 2010. Dat kan budgettair neutraal, waarmee een heel goede daad in de richting van een aantal ondernemers kan worden gedaan.

De groene lijst is inmiddels de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet gaan heten. Wat mag erin en wat komt er aan het einde uit? Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de suggesties die door de branche zijn gedaan en door collega Samsom ook zijn verwoord. Ik denk dat we heel snel met elkaar en met de ministeries van LNV en van VROM om de tafel moeten gaan zitten, zodat we dat punt kunnen versnellen.

Groen gas heeft wat ons betreft veel potentie. Het groengashubproject in het noorden heeft onze volle steun en sympathie. Net als mijn collega’s vraag ik me echter af of we daarvoor binnen de SDE 2010 een aparte categorie moeten creëren dan wel of we daarvoor op een andere manier een haakje kunnen vinden. Klopt het dat er binnen de categorie waterkracht geen ruimte is gemaakt voor vrije-getijdenstromingsenergie? Kunnen projecten onder de categorie waterkracht vallen? Op dat punt bereiken ons namelijk wel concrete voorstellen en concrete initiatieven. Wat waterkracht zelf betreft, geloof ik echter niet dat er erg veel in de pijplijn zit.

Ten aanzien van wkk is het mij echt onduidelijk waar nu de vangnetregeling van 168 mln. is gebleven die door de minister is toegezegd. Die zie ik niet terug in de SDE-brief 2010.

Dan kom ik op de nieuwe grondslag voor de SDE. We weten allemaal dat er een extra impuls nodig is om de ambities op het gebied van duurzame energie te realiseren. We hebben om die reden in het voorjaar al besloten om tot een andere en meer robuuste financiering via opslag op de energiebelasting te komen. De brief van afgelopen donderdag bevat wat ons betreft echter een vrij minimale uitwerking van die afspraken en roept daarnaast heel veel vragen op. Positief is dat we de doelstellingen op deze manier een heel stuk dichterbij brengen. Ook is het helder dat mensen, door nu te investeren in de isolatie van hun huis of in de aanschaf van energiebesparende apparaten, al een hele hoop ellende in de toekomst kunnen voorkomen. Dit kan dus ook een impuls tegen de spookbeelden, waarbij de een zegt dat de energierekening met honderden euro’s per jaar omhoog zal gaan en de ander dat dit hooguit met enkele tientallen euro’s zal zijn. Het zal helder zijn dat we niet tekenen bij het kruisje van een lastenverzwaring van 2,5 mld.

Het is duidelijk dat de lastenverzwaring in 2010 niet aan de orde is en dat er in 2011 een lastenneutrale schuif zal plaatsvinden, maar evenals de heer Zijlstra heb ik wel vragen bij de invulling daarvan.

Tot slot heb ik een tweetal opmerkingen. Wij steunen de reservering voor de financiering van het project in de Noordoostpolder, maar dat betekent niet dat we ons nu committeren aan het rijksinpassingsplan. Dat komt dit voorjaar onze kant op als ik het goed heb begrepen, en daar zullen we dan echt nog heel precies naar moeten kijken.

Ten aanzien van de zelflevering hebben wij de indruk dat dit sympathieke idee van een verschil tussen voor en achter de meter wel heel erg makkelijk wordt afgeserveerd. Ik begrijp dat er heel veel juridische haken en ogen aan zitten. Ook de ervaringen uit het verleden stemmen ons niet direct heel positief. Er zitten echter ook zo veel positieve elementen in een dergelijk voorstel dat we het de moeite waard zouden vinden om er een lokale of regionale pilot mee uit te voeren. Daarvoor moeten vanzelfsprekend randvoorwaarden worden uitgewerkt. Ik kan me goed voorstellen dat we dat idee eerst in de praktijk testen voordat we er definitief ja of nee tegen zeggen.

De heer Zijlstra (VVD): Ik heb goed geluisterd naar de woorden van mevrouw Spies over de mogelijke lastenverzwaring. Het CDA wil dat niet. Mag ik daaruit concluderen dat het CDA niet akkoord zal gaan met een definitieve wettelijke regeling van de lastenverzwaring via de feed-in als niet tegelijkertijd duidelijk is op welke wijze de lastenverlichting wordt vormgegeven? De lastenverzwaring mag niet vooruitlopen op de lastenverlichting met als mogelijke uitkomst dat we wel een lastenverzwaring hebben en geen lastenverlichting.

Mevrouw Spies (CDA): Ik dacht bijna dat de heer Zijlstra het aanvullend beleidsakkoord uit zijn hoofd had geleerd, want daarin wordt heel nadrukkelijk aandacht besteed aan koopkracht en lastenverzwaring. Zou het geen goed plan zijn als we het wetsvoorstel gewoon afwachten? Die discussie krijgen we namelijk voluit in de eerste helft van 2010. De heer Zijlstra heeft er volstrekt gelijk in dat lastenverzwaring voor de CDA-fractie een belangrijk aandachtspunt is en ook een belangrijk ijkpunt zal zijn, aan de hand waarvan we dat wetsvoorstel beoordelen. Naar mijn mening is het zaak om vandaag een aantal indianenverhalen over de omvang van de potentiële lastenverzwaring te ontkrachten.

De heer Zijlstra (VVD): Wij horen dit dadelijk van de minister. Overigens kom je met de 2,5 mld. die in de brief van de minister staat, gedeeld door zo’n 16 miljoen inwoners op zo’n € 150 per jaar. Echte indianenverhalen zijn het volgens mij dan ook niet. In het beleidsakkoord staat toch klip-en-klaar de koppeling tussen lastenverlichting en het nieuwe systeem. We wachten natuurlijk allemaal het wetsvoorstel af, maar voor de CDA-fractie is het toch een politiek punt dat mevrouw Spies vandaag toch rustig kan uitspreken? Zij kan aangeven of zij de koppeling blijft leggen dan wel of de fractie daarin een voorbehoud maakt. In haar antwoord van zojuist klonk een voorbehoud en dat vind ik wel verontrustend.

Mevrouw Spies (CDA): U hoeft zich geen zorgen te maken, mijnheer Zijlstra. Laat ik het daar maar bij houden.

De heer Vendrik (GroenLinks): Is mevrouw Spies het met mij eens dat het haar zaak zou versterken om straks aan deze minister te vragen wanneer de definitieve vormgeving van de nieuwe financieringssystematiek van de SDE in de Kamer wordt besproken? Zij presenteert net zoals de heer Samsom een scenario waarin ze vraagt hoeveel het ons kost als we niets doen, als we niet doorgaan met duurzame energie en afhankelijk blijven van grote leveranciers uit het buitenland door de zakken te spekken van de heer Poetin en wat sjeiks in Saoedi-Arabië. Dat is het VVD-scenario. Er wordt gevraagd wat het de samenleving allemaal kost aan banen die je niet creëert, innovatie die je misloopt, exportkansen die je kwijt bent, een bedrijfsleven dat niet tot ontplooiing komt en gigantische prijsstijgingen die in de jaren twintig van deze eeuw over ons heen zullen komen. Met andere woorden: wordt er gevraagd hoe duur de strategie van de heer Zijlstra eigenlijk is? Ik zou graag willen dat de minister dat uitrekent.

Mevrouw Spies (CDA): Volgens mij was dat geen vraag aan mij, maar ik kan wel reageren. Ik heb niet voor niets al aangegeven dat er voor heel veel mensen kansen zijn als ze nu investeren in energiebesparing. Die 2,5 mld. is berekend op een CO2-prijs van € 20 per ton. Als Kopenhagen een beetje wil lukken, wordt die prijs echt een heel stuk hoger en zakt die 2,5 mld. meteen. Ik ben het overigens van harte met de heer Vendrik eens dat we niet alleen de kosten maar ook de baten van deze maatregelen scherp in zicht moeten hebben.

MevrouwWiegman-van Meppelen Scheppink (CU): In de energietransitie naar een duurzame energiehuishouding staat voor de ChristenUnie de volgende gedachte centraal: think long term but act short term. De opkomende en veelbelovende duurzame opwekking kunnen we door middel van de SDE-regeling versneld laten groeien. In het crisisakkoord is al afgesproken om op de korte termijn – in deze kabinetsperiode – een inhaalslag te maken. Daar zijn we blij mee. Ieder jaar krijgen we als Kamerleden een hele stapel brieven vanuit ongeveer elke SDE-categorie, waarin staat wat er allemaal nog mogelijk is of wellicht anders zou kunnen. Daarbij is het natuurlijk wel zaak om een en ander goed af te wegen. Op een aantal van deze categorieën zou ik specifiek willen ingaan.

In de SDE zie ik mooie, grote investeringen in wind op land. De minister heeft toegezegd in gesprek te gaan over de huidige systematiek. Dat lijkt ons ook voor de langere termijn goed. Ook waterkracht maakt weer onderdeel uit van de SDE. Dat is goed nieuws. Ik heb hier wel een vraag over. Hoe zit het precies met de vrije-getijdenstromingsenergie? Ik kom die namelijk niet als een aparte subcategorie tegen. Ik zou daar graag een nadere toelichting van de minister op willen hebben.

De productie van groen gas kan onder hoog rendement plaatsvinden en draagt bij aan de gasrotonde en de CO2-reductie. De afgelopen jaren waren de SDE-gelden voor mestvergisting en groen gas al snel overvraagd. De ChristenUnie zou graag zien dat daar ook voor het komende jaar rekening mee werd gehouden, omdat vergisting en groen gas grote voordelen kennen en er ook op kleine schaal mooie resultaten worden geboekt.

De minister had het bij de beantwoording van de begroting van EZ over een combinatie van een aantal grote projecten die kunnen leiden tot een lagere subsidiebehoefte. Wellicht kan zij hier vandaag wat meer over zeggen. Ik zou ook graag willen weten hoe het met de kansen voor de groengashubs in het noorden van het land zit, die ook de ChristenUnie bijzonder aanspreken. Ik krijg nog wel eens te horen dat bedrijven hun subsidiebeschikking voor Zon-PV in 2008 hebben gekregen, maar deze niet kunnen inzetten omdat de economische crisis af en toe wat roet in het eten gooit. Het aantal te verwachten woningen is niet op tijd gebouwd. Deze bedrijven hebben dan nog wel eens andere plannen waarbij ook Zon-PV op een andere plek kan worden gerealiseerd en dan komt het vaak voor dat aanvragers niet kunnen voldoen aan de realisatie. Dat is natuurlijk ontzettend jammer, zeker in tijden van crisis. Daarom is mijn vraag of zij de ruimte krijgen om de middelen alsnog voor hetzelfde doel maar wellicht op een andere plaats in te zetten.

Het is goed dat de minister inzet op de verkorting van de aanvraagtermijnen van SenterNovem. Ik wil vandaag graag nog wel aandacht vragen voor de beoordeling van projecten en de transparantie ervan. Ik kreeg een voorbeeld onder ogen van een afgewezen vergistingsproject waarbij SenterNovem aangaf onvoldoende vertrouwen in de haalbaarheid te hebben. De betrokken bank was verbaasd omdat twee andere aanvragers wel subsidie kregen, maar de financiering niet rond kregen. Worden er financiële haalbaarheidcriteria gesteld door middel van het stellen van eisen aan een degelijke business case? Ik zou ook willen weten hoe er geoordeeld wordt. Het is ontzettend jammer als een kansrijk en groot project uiteindelijk geen subsidie krijgt toegewezen.

Het windpark in de Noordoostpolder is een groot en belangrijk project. We moeten alleen niet met zevenmijlslaarzen over de vragen heen lopen. De vragen vanuit Urk rondom het rijksinpassingsplan moeten serieus genomen worden. Ik denk dat het sowieso belangrijk is dat er volkomen helderheid en zekerheid bestaat over de cijfers – het aantal MW en het aantal huishoudens dat van stroom wordt voorzien – want ik merk dat daar nog wel eens wat twijfel over bestaat. Ik lees in de brief dat de minister in Urk is geweest – ik heb geleerd dat het «op Urk» is – en dat zij daar met de mensen heeft gesproken, maar ik heb verder geen inhoudelijke reactie daarop of op de bezwaren gezien. Ik heb wel begrepen dat er gesproken is over eventuele compensatie voor Urk, wat mooie kansen kan bieden. Ik kan me voorstellen dat er met bepaalde infrastructuur die tijdelijk aangelegd zou moeten worden om dat molenpark te realiseren, voor de toekomst economische kansen gecreëerd kunnen worden.

De ervaringen met zelflevering door te participeren in een project blijken goed te zijn. De vereniging de Windvogel en vooral Eneco laten mooie resultaten zien. Het is feitelijk geen thuisopwekking, maar deelnemers zijn enthousiast over duurzame energieopwekking en willen graag meedoen. Ik zou graag willen weten of er toch saldering kan worden toegepast. De minister noemt om verschillende redenen saldering bij opwekking voor de meter onwenselijk, maar ik zou willen weten of er geen andere variant mogelijk is waarbij het uitgesloten is dat er van de SDE gebruik wordt gemaakt.

Ik heb ook nog een aantal vragen over het vangnet wkk. Na het uitkomen van het CE Delft-rapport blijven er namelijk nog wat vragen liggen. Deze vragen zijn bijvoorbeeld door de VVD gesteld. Daar kan ik me bij aansluiten. De centrale vraag is eigenlijk: heeft de investeerder voldoende zekerheid voor de toekomst, dus ook in 2011 en verder, of laten we kansen liggen omdat investeerders afzien van de wkk door te grote investeringsrisico’s?

Dan wil ik iets zeggen over de nieuwe SDE-regeling. Het is heel goed dat het kabinet de nieuwe financiering van de SDE voorstelt als gevolg van het aanvullend beleidsakkoord. Hiermee zullen we echt grote stappen zetten om de duurzaamheidsdoelen te halen. Ik denk dat er ook een heel mooie prikkel van uitgaat om ervoor te zorgen dat mensen energiezuinige apparaten zullen aanschaffen en dat er nog meer duurzame energie kan worden gestimuleerd. We kijken met gretigheid uit naar het aangekondigde wetsvoorstel.

De banken hebben gezamenlijk gevraagd of de overheid randvoorwaarden wil scheppen voor duurzaamheid. Pas dan kunnen ze investeren in klimaatbeleid, zo geven zij aan. Natuurlijk is het ontzettend mooi om deze wil vanuit de gezamenlijke banken te horen, maar aan de andere kant moeten banken vooral ook naar zichzelf kijken. Als ik alleen al naar de Eerlijke Bankwijzer kijk, zie ik dat er nog heel wat valt te verbeteren. Misschien is het aardig als de minister op deze oproep van de banken wil ingaan en deze handschoen weet op te pakken.

De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Het laatst punt van mevrouw Wiegman is ook al aan de orde geweest in het algemeen overleg maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat overleg zetten we over twee weken voort en in januari is er een reprise. Dan gaan de banken aan het spit als het gaat over de duurzaamheid, want daar valt inderdaad nog een wereld te winnen.

Ik heb begrepen dat de minister gisteravond met haar collega van VROM een uitje had en een pittig gesprek heeft gevoerd. Mijn fractie begrijpt wel dat je het draagvlak voor CCS niet heel erg vergroot als je in dit land ruim baan geeft aan vier nieuwe kolencentrales. Hoezeer wij ook voor de stimulering van duurzame energie zijn – we zijn er als GroenLinks zo onderhand voor opgericht – het is natuurlijk toch tamelijk onhandig dat in deze kabinetsperiode het grootste vermogen wat neergezet wordt zo’n 5000 MW klassiek kolengestookt wordt.

Hoe staat het met de kolencentrales? Die staan in de brief en op de agenda. Ik heb het kabinet een tijd geleden – eerst de minister-president en daarna de minister van EZ – gevraagd wat de energiescenario’s voor de komende tien jaar zijn zodra de kolencentrales die gebouwd worden, volledig worden geëxploiteerd. Het doemscenario voor mijn fractie is dat we straks in een markt zitten met een gigantische overproductie en sterk dalende prijzen. De elektriciteitsmarkt wordt dan echt een vechtmarkt. Probeer dan nog maar eens de moeizaam opgezette hoeveelheid duurzaam vermogen in de markt te houden. Een wetsvoorstel voor verduurzaming helpt daar niet aan mee en het levert een enorme rekening op voor de overheid. De SDE ontploft dan namelijk. Dat lijkt mij een heel principiële vraag. Ik blijf mij verbazen over het feit dat de minister ook in deze brief vertelt – ik wist het al, maar ik spreek opnieuw mijn grote teleurstelling erover uit – dat we hier pas ergens in het voorjaar iets over vernemen. Dan zijn de vier de kolencentrales volgens mij al door de vergunningsprocedure heen en vragen we ons achteraf weer af of we het niet anders hadden moeten doen. Maar dan hebben de heren hun juridische positie alweer zeker gesteld.

De heer Samsom (PvdA): De heer Vendrik en ik delen de zorgen over de kolencentrales. Ik wil hem vragen of hij het volgende ook heeft gelezen. De vorige week kregen we een brief, waarin staat dat er een verplichting voor CO2-opslag zal komen voor de kolencentrales. Vandaag bespreken we de brief waarin staat dat er een biomassaverplichting komt, omdat ze het in convenantverband niet redden. Wat zouden die twee maatregelen doen voor de rendabiliteit van kolencentrales, die de heer Vendrik en ik vrezen?

De heer Vendrik (GroenLinks): Wat betreft kolencentrales is de positie van mijn fractie er een van eerst zien en dan geloven. De bouw is al begonnen en de bijstookverplichting voor biomassa heb ik nog niet gezien. De vraag is overigens of je het precies op die manier moet organiseren. Wij organiseren hier onze eigen achterstand en daarom blijf ik het onbegrijpelijk vinden dat het kabinet niet gewoon rechtstreeks ingrijpt en de kolencentrales niet de voet dwars zet. Dat kan natuurlijk ook niet. Er ligt gewoon een deal aan ten grondslag met Laurens Jan Brinkhorst uit 2005 om de grootverbruikers een dienst te bewijzen. Daar zit je dan met de gebakken peren.

Ik wil ingaan op mijn aangenomen motie die betrekking heeft op CO2-reductie. Ik zie tot mijn vreugde dat de minister van VROM in haar brief van gisteren die als eerste optie heeft benoemd ten aanzien van het intensiveringsprogramma Schoon en Zuinig. Dat is alweer winst. Het kabinet zet dit bovenaan en dat kon slechter. Deze minister heeft de motie in het debat ter zake ontraden, omdat zij daar geen behoefte aan had. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Ik wil even een bruggetje maken naar de vraag van de heer Samsom. Met een sterke CO2-norm, die we ook snel in Nederland invoeren en niet alleen Europees bepleiten, hebben we eigenlijk al een meestookverplichting georganiseerd. Dan is het vervolgens aan de centrales zelf om te kiezen tussen stoppen – dat zou ook nog kunnen – meestoken of CO2-opslag. Dan heb je een mooi kader voor alle foute centrales in dit land om ervoor te zorgen dat ze nog enigszins een bijdrage leveren aan duurzaamheid.

Dan wil ik ingaan op het punt van biomassa. Een aantal MEP-beschikkingen op dat terrein loopt af. De minister schrijft dat ook in de brief en geeft aan dat zij een interimsubsidieregeling overweegt. Hier word ik al een tikje nerveus. Gaan wij kolencentrales subsidiëren om de biomassa nog een beetje bij te stoken? Laat de minister dan meteen de motie uitvoeren en die van toepassing verklaren op het hele bestaande energiepark. Dan hebben we de interimsubsidieregeling niet nodig en wordt het overheidsgeld ook niet slecht besteed, want dat kunnen we dan besteden aan de echt goede doelen. Ik zou op dat punt ook graag snelheid, spoed en een toezegging willen hebben.

Dan kom ik op het punt van de SDE. Ik heb mij met mijn collega’s verbaasd over de inrichting van de gunning van het park bij Urk in de Noordoostpolder, met een ondergrens van 6 MW. Ik had toch echt goed begrepen dat juist in deze gunningsprocedure innovatie een centrale rol speelt. Zie ik het goed dat er door deze normering van de tender eigenlijk nog maar een of twee spelers overblijven? Dan is het innovatieve effect wat mij betreft weg. Innovatie bereik je namelijk alleen door massa aan de poort te organiseren en juist niet door dat soort eisen te stellen. Zie ik het ook goed – een tikje nationalisme is mij af en toe ook niet vreemd – dat we hier vooral bezig zijn om de buitenlandse windindustrie een kans te geven? Dat gun ik ze op zich wel, want we zijn uiteindelijk allemaal groene bondgenoten, maar we zitten natuurlijk ook te wachten op het vliegwieleffect dat je via dit soort programma’s richting de Nederlandse duurzame industrie wil genereren. Hoe zit dat?

Wat biogas betreft hebben mijn collega’s behartigenswaardige woorden uitgesproken. Daar sluit ik mij bij aan.

Dan kom ik op het punt van de vrije-stromingsenergie. Vorig jaar heb ik een motie daarover aangehouden, want er zou overleg komen en er zou gekeken worden. Ik ben positief en ik dacht dat dit geregeld zou worden. Het is echter niet geregeld. Volgens mij is het nu A of B. A is dat de minister toezegt dat ze het nu gaat regelen en dat er een subcategorie vrije-stromingsenergie in de SDE wordt opgenomen en B is dat wij als Kamer voor de kerst de motie daarover aannemen.

Wat betreft wind op land constateer ik dat er nog steeds problemen zijn met de precieze inrichting van de subsidiesystematiek, vollasturen enz. Wil de minister op dat dossier niet parallel lopen met de minister van VROM? Zij komt al vrij snel met, in mijn woorden, een rijksplan voor wind op land. Het zou logisch zijn om de SDE nogmaals een-op-een breder en preciezer ten aanzien van wind op land te bespreken en alle problemen te regelen die elke keer maar niet worden opgelost.

Dan kom ik op het punt van zelfopwekking. Met mijn collega’s ben ik van mening dat de minister zich er hier te gemakkelijk van af maakt. Het gaat om op te stellen vermogen en niet om gigantische bedragen. Maar het is zo belangrijk voor het draagvlak dat mensen zelf aan de slag kunnen met klimaatbeleid, dat ze zelf het dak opgaan, dat ze met groepen burgers coöperaties vormen, dat ze kleine parkjes ontwikkelen en zelf hun energie opwekken. Dit moet echt een maximale stimulans krijgen van deze minister. Dat betekent dat minimaal de salderingstechniek bij opwekking voor de meter opengesteld moet worden voor zon in de buurt. Ik ga nog een stap verder: ik vind dat dit ook voor kleine parken moet gelden, mits in Nederland opgewekt en geplaatst. Juist vanwege het draagvlak is het zo belangrijk om dat te doen.

Mijn laatste punt betreft de toekomstbrief. Mevrouw Spies noemde het een zuinige, een dunne brief. Als je die afzet tegen het scenario-Zijlstra, zijn we hier echt heel goedkoop uit, zo zeg ik tegen de minister. Maak de burgers straks maar duidelijk wat ze betalen als we niets doen. Dat is namelijk de eerlijke vergelijking. Ik zie eigenlijk nog nergens een hard commitment van dit kabinet voor een langetermijnbeschikbaarheid van het budget. Ik begrijp de redenering dat de directe concurrentie met andere begrotingsgefinancierde uitgaven wegvalt als je de financiering van de SDE weghaalt uit de begroting, maar daar komt in deze systematiek een andere concurrentie voor terug, namelijk die met andere lasten en premies die weer in het koopkrachtbeeld tot uitdrukking komen. Zo verplaats je de concurrentie, maar schaf je haar niet af. Dat is echter precies waar investeerders op zitten te wachten. Zij kunnen alleen maar zekerheid ontlenen aan een overheid die de concurrentie opheft. Daarom zal ik bij het wetsvoorstel voor verduurzaming komen met een amendement voor het feed-insysteem. Dat is de enig mogelijke manier waarop je de volledige garantie en volledige zekerheid kunt geven. Ik zou de minister willen vragen daarop te reageren.

De heer Zijlstra (VVD): De heer Vendrik heeft het steeds over niets doen en wat dat kost. De doelstelling van de heer Vendrik was toch echter gewoon CO2-reductie? Hij voorspelt de grootst mogelijke rampen als we dat niet doen, wat enorm veel geld zal kosten. Hoe kan hij vanuit die redenatie zeggen dat de VVD niets doet? Wij stellen een alternatieve productiemethode voor, namelijk kernenergie. Kan de heer Vendrik aangeven hoe hij zich de luxe kan veroorloven om die oplossingsrichting uit te sluiten?

De heer Vendrik (GroenLinks): Ik hoor de VVD in alle debatten over duurzame energie en een duurzame toekomst vooral nee verkopen. Ze zegt nee tegen de subsidiering van duurzame energie, tegen verplichtingen, bijvoorbeeld de verplichting van duurzaam, of het feed-insysteem. Het is allemaal «nee, dat willen we allemaal niet» en «de oplossing is kernenergie». Volgens mij komt die kerncentrale er niet, vooral ook omdat deze minister overproductie op de Nederlandse markt zou organiseren waardoor de prijzen kelderen. Dat zullen de jongens en meisjes van Delta echt heel goed snappen. Als die straks realiteit worden of de kans daarop groot is, sterft kernenergie in grote schoonheid, want dan is er op geen enkele manier een centrale in Nederland rendabel te exploiteren. Bovendien is de VVD dan ineens wel voor subsidie, want het afdekken van het verzekeringsrisico van een kerncentrale donderen we natuurlijk op het bureau van de overheid. Ik ben in voor alle opties en ben zelfs, onder kritische condities en met veel tegenzin, voor CCS, maar voor één optie zie ik echt liever geen toekomst en dat is kernenergie. Dat is om een heel praktische reden en wel omdat we straks een energiegrid nodig hebben dat slim, smart is. Dan moeten we de basislasten heel goed in de gaten houden. De technici weten waar dat debat over gaat. Een kerncentrale vergroot de basislast en dat betekent dat je ook langs die kant duurzame energie wegdrukt. Het gaat om een wetsvoorstel voor verduurzaming; niet doen dus.

De heer Zijlstra (VVD): Het is dus niet een kwestie van niets doen, maar een kwestie van verschillende visies op de wijze waarop het probleem te lijf moet worden gegaan. Het is goed om dat te constateren. Er is echter nog iets meer en ik heb geprobeerd dat ook in mijn betoog aan te geven. In Europa hebben wij vastgesteld dat we meer met een Emissions Trading System gaan werken. De redenering van de heer Vendrik zorgt ervoor dat dit systeem nooit gaat werken. Het wordt vervuild door zo’n enorme stroom aan subsidie dat een fatsoenlijke afweging in het kader van CO2-uitstoot en bedrijfsmatige keuzes nooit van de grond komt. Door al deze subsidies wordt valse concurrentie en eigenlijk het failliet van het ETS georganiseerd, terwijl de heer Vendrik dat juist zo’n goed systeem vindt. Hoe wil hij dat nu regelen? Eigenlijk zegt hij hiermee dat het niet zal werken en dat het zal leiden tot enorme problemen. Het leidt tot een enorme subsidiestroom, waardoor de burger steeds meer moet betalen.

De heer Vendrik (GroenLinks): Wat zou ik graag zien dat het ETS echt gaat werken. In het afgelopen jaar heeft het echter nauwelijks gewerkt, afgezien van een korte piekperiode waarin de CO2-prijs wat voorstelde. Als ik zie wat er in het Europees Parlement en nota bene in de milieucommissie allemaal gebeurt en hoe daar gestreden en gevochten wordt voor gratis uitgifte van emissierechten, word ik heel treurig. Het Europese klimaatpakket staat via een achterdeur toch weer allerlei vervuiling in het ETS toe door het massaal toestaan van het gebruik van CDM. Daar word ik erg treurig van. Ik hoop dat het systeem leidend wordt en dat de CO2-prijs in de orde van € 50, € 60 tot € 70 per ton komt te staan. Ik heb het gisteren nog aan PBL gevraagd en die zei dat het zeker niet meer dan € 20 wordt. Dan werkt de markt dus niet. Dan betaalt de vervuiler niet, maar wordt hij gesubsidieerd met voorrang voor kolencentrales. Op dat moment moet je inderdaad nationaal ingrijpen. Hoe spijtig ik het ook vind, maar Europa helpt ons niet. Europa zit met het ETS en ik vrees de nieuwe periode vanaf 2013 met een grootschalige uitgifte van gratis emissierechten. Ik ben benieuwd of er überhaupt nog eentje verkocht wordt, want ik vrees dat ongeveer 90% daarvan gratis wordt. Gaan we dus weer tien jaar verknoeien met een niet-functionerend systeem? Daar ga ik niet op wachten, want die tijd hebben we niet. We moeten in 2020 al flink op koers zijn met het klimaatneutraal maken van de economie.

Ten slotte merk ik op het helemaal eens te zijn met de heer Zijlstra over de wkk. Die is nog niet goed geregeld en de minister lijkt open te staan voor een soort verplichting in plaats van subsidie. Dat zou mij ook een lief ding waard zijn, zodat wkk in de markt geborgd kan worden. Ik zou daar graag meer over horen.

De heer Samsom (PvdA): De heer Vendrik kondigt wederom een amendement aan voor een feed-insysteem, maar wij zijn nu al bezig met het organiseren van een dergelijk systeem. Kan de heer Vendrik mij uitleggen wat het verschil is tussen deze twee systemen en vooral hoe hij in zijn feed-insysteem de koopkrachteffecten wegtovert? Ik ben het ermee eens dat de keuzes die wij maken, afgezet moeten worden tegen niets doen of tegen het scenario-Zijlstra, maar je mag de mensen ook geen waandenkbeelden voorspiegelen. Investeren kost geld. Het kost geld als je het uit de belastingmiddelen haalt en het kost geld als je het ergens anders vandaan haalt. De interessantste vraag in Den Haag is altijd wie het betaalt. Het antwoord is alleen altijd hetzelfde: wij allemaal. Hoe zorgt de heer Vendrik er met zijn systeem voor dat de koopkrachteffecten wegblijven?

De heer Vendrik (GroenLinks): Natuurlijk ga ik er niet voor zorgen dat in dat feed-insysteem de koopkrachteffecten wegblijven. Dat kan helemaal niet, ook niet met een geplafonneerd systeem. Het geeft koopkrachteffecten. De vraag is wel hoeveel budget we ter beschikking stellen, hoe hoog de opslag wordt en wie er precies betaalt en wie niet. Is dat groot- of kleinverbruik, groen of grijs? Daar heb ik wel een paar voorkeuren voor. Ik vrees dat die het niet gaan worden, maar de verdeling van de prijs is een andere discussie. Als je de investeringszekerheid voor burgers en bedrijven zo belangrijk vindt – en dat vinden wij – moet je bereid zijn om elk jaar uit te leggen dat het inderdaad in termen van koopkracht iets kan betekenen. Dat gebeurt overigens ook bijvoorbeeld bij de zorgpremie. Daar weet het kabinet dat verzekeraars aankomen met een aanbod voor de basisverzekering. Vervolgens wordt een gemiddelde inschatting gemaakt en die wordt als het ware in het koopkrachtbeeld gemonteerd. Het kabinet heeft de zorgpremie ook niet aan een touwtje en dat is in mijn systeem niet anders. Er zal een schatting gemaakt moeten worden van wat mijn systeem – een garantie voor groene energie – kost en vervolgens zal het kabinet per jaar moeten bekijken hoe je dat inbouwt in het koopkrachtbeeld. Dat is niets nieuws; dat doen we op andere terreinen dus ook. Ik zal echt de laatste zijn om te beweren dat het gratis is.

De heer Samsom (PvdA): Nu zegt u dus dat het kabinet elk jaar moet bekijken hoe dit past in het koopkrachtbeeld. Dat is ook precies wat wij zeggen. Wij doen het overigens in één keer. Dat scheelt een heel stuk zekerheid, want dan heb je het aan het begin van tien jaar al geregeld. In uw systeem is dat elk jaar. Ik zie niet zo goed waarom uw systeem superieur is. Wat is er beter aan het systeem dat u voorstelt – waarvan ik overigens weinig heb gezien, maar ik kan me er een beeld van maken – ten opzichte van het systeem dat nu in deze brief wordt uitgelegd?

De heer Vendrik (GroenLinks): Ik weet nog niet precies waar het kabinet mee komt. Er wordt wel een financieringswijziging aangekondigd, maar ook ik zie daarbij nog geen enkel hard commitment. Dat is voor mij onduidelijk. Het budget dat je nodig hebt om die 35% duurzame elektriciteit in 2020 ook werkelijk te financieren, moet meegeleverd worden. Dat zie ik echter nog helemaal niet en dat staat er ook niet. Het kabinet kondigt aan langs welke lijnen het grosso modo het aanvullend akkoord van dit voorjaar wil uitvoeren. Dat gaat puur over het veranderen van de financieringssystematiek. Ik zie echter nog geen enkel commitment voor een bepaald budget en een keuze tot welke opslag dat leidt, wie dat gaat betalen, of over welk type groene of grijze stroom dat allemaal geheven wordt. Dat is allemaal nog onduidelijk. Mijn systeem maakt het mogelijk om investeerders die zekerheid te geven. Al het opgesteld vermogen in een jaar kan in principe in aanmerking komen voor een SDE voor feed-in. Dat is de doorbraak die we willen. Dat is de essentie van het Duitse systeem. Als je als bedrijf of burger inderdaad actie onderneemt en duurzaam vermogen opstelt – groot of klein – moet je kunnen rekenen op de overheid. Die is per definitie je partner in plaats van dat je elk jaar maar moet afwachten of je kunt meedoen of niet. Dat is het grote verschil. Ik snap de nieuwsgierigheid van de heer Samsom naar mijn amendement. Ik had het graag willen presenteren bij het wetsvoorstel Voorrang voor duurzaam, maar de behandeling is uitgesteld naar januari. Wij houden de spanning er dus nog even in.

De heer Samsom (PvdA): Nu zegt u toch iets wat niet helemaal klopt. U zegt dat u hier geen enkel budget voor ziet, maar dat staat er gewoon in. Er wordt ook verwezen naar de brief van 17 april 2009, die wij al een tijdje in ons bezit hebben. Daarin wordt een staatje miljarden gegeven, precies het staatje waarvan de heer Zijlstra zegt dat het niet zo zuinig is, omdat het met 77 mln. begin en met additioneel 2,5 mld. extra in 2020 eindigt. Wij zijn het met elkaar eens over de wijze waarop het precies door wie betaald moet worden, maar dat zullen we bij het wetsvoorstel wel zien. De heer Vendrik moet echter niet zeggen dat er niets uit voortvloeit. Dan doet hijzelf mee aan verspreiden van fabels, waar de duurzame energiewereld in Nederland al genoeg last van heeft.

De heer Vendrik (GroenLinks): Volgens mij is dit een fabeltje dat echt bestreden moet worden. Dat heb ik de heer Samsom regelmatig horen bepleiten. Het fabeltje is dat het kabinet het Duitse systeem hanteert. Maar dat is het niet. Ik heb dat ook regelmatig aan de minister gevraagd en de minister antwoordde mij elke keer dat dit niet het Duitse systeem is.

De heer Samsom (PvdA): Ik heb dat nooit gezegd. Ik wil niet verkeerd geciteerd worden.

De heer Vendrik (GroenLinks): Mijnheer Samsom, de budgettaire beperking blijft in stand en daarom is blijft een investeringsonzekerheid. Investeerders vragen zich af of ze inderdaad krijgen wat ze nodig hebben om hun duurzaam vermogen op te stellen. Dat zal tot in lengte van jaren zo blijven. Dat is de kracht van het Duitse systeem. Dat is inmiddels ook de kracht van het Engelse systeem. Spanje heeft dat ook ontdekt. Je moet niet spelen met die onzekerheid.

De voorzitter: Het lijkt me verstandig als we straks eerst even naar de minister luisteren en anders heeft u nog een tweede termijn. Het woord is nu aan de heer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter, mijn excuses, maar ik moest er bij een uitlopende CDA-aanval op de natuur toch even bij blijven. Mevrouw Spies, zorgt u ervoor dat de heer Atsma weer aan de leiband komt?

Mevrouw Spies (CDA): Ik verbaas mij toch zeer over het feit dat collega’s zo veel belangstelling hebben voor het CDA. De heer Van der Ham is toch mans genoeg om de heer Atsma in de begroting van repliek te dienen. Daar heeft hij mij toch niet voor nodig?

De heer Van der Ham (D66): Nee, maar het kan wel helpen.

Voorzitter. Het blijft natuurlijk altijd hannesen met de schone energie. Juist omdat de markt voortdurend wordt geconfronteerd met een stop-and-gobeleid, hapert de markt in Nederland. Wat we eigenlijk allemaal het liefste willen, is een stabiele stroom van investeringen richting schone energie. De vraag is of de SDE-financieringssystematiek die nu bij ons voorligt – althans, waarover de eerste gedachten zijn geformuleerd – in de juiste richting werkt. Voor D66 geldt een aantal uitgangspunten. Schone energie kost geld. Wij accepteren dat er niet aan te ontkomen is dat burgers via de energieprijs of op een andere manier extra geld moeten betalen. Iedereen die daar op de rem stapt en schande roept, is niet echt consequent, want het kost nu eenmaal geld. Wat dat betreft, steun ik de openhartigheid van de minister als zij zegt dat dit gewoon geld gaat kosten. De vraag is overigens of het voldoende is. Tegelijkertijd is het de vraag of deze subsidieregelingen echt duurzaam zijn voor de verre en misschien al nabije toekomst. Men kent ons pleidooi voor een verplicht aantal duurzame regelingen. Daar worden steeds meer energiemaatschappijen overigens voorstander van, omdat ze het beleid zat zijn. Ze willen een wet die zegt wat ze moeten doen binnen twintig of dertig jaar en dan voldoen ze daar wel aan. De subsidies zijn zo onzeker, dat ze er niets mee kunnen.

Over het huidige SDE-beleid heb ik een aantal vragen, te beginnen bij de waterkracht. Waterkracht is ook in 2010 onderdeel van de SDE-regeling. Het budget en het verwachte opgestelde vermogen zijn verhoogd naar 20 MW, oplopend na 2010. Energie uit vrije stroming, zoals getijdenstroming, hebben echter geen aparte subcategorie gekregen. Een voorbeeld van vrije stroming is de stroming van waterwerken zoals de Oosterscheldekering, maar ook een open zee als het Marsdiep bij Texel. Waarom heeft de minister dit niet meegenomen? Deelt zij de mening dat zonder de SDE in 2010 de industrie het momentum verliest om van start te kunnen gaan? Het vrijmaken van het SDE-budget voor vrije-stromingsenergie is conform het aanvullend advies van het ECN in oktober 2009 aan EZ. Wat vindt de minister van dat advies en kan zij dat overnemen?

Voor biomassa is in 2010 een daling voorzien in het subsidieplafond. Kan de minister deze keuze onderbouwen? De heer Vendrik heeft in zijn motie gepleit voor een CO2-norm op energiecentrales van 350 gram CO2 per MW. Die motie is door de Kamer aangenomen. Energiebedrijven kunnen onder andere aan deze norm voldoen door biomassa bij te stoken in kolencentrales. Dat leidt ertoe dat de vervuiler betaalt en het SDE-budget nuttig kan worden aangewend voor andere technieken waar nog wel grote leereffecten kunnen worden behaald. Op welke termijn en op welke manier geeft de minister uitvoering aan de motie van de heer Vendrik? Ik hoorde in de interruptie al dat het niet zo goed gaat met de vrijwillige akkoorden. Is de minister van plan om die uiteindelijk per wet om te zetten?

De minister is voorstander van het opnemen van vloeibare biomassastromen, zoals Jatropha, zodra een certificering voor deze stromen is opgesteld. Is zij ook bereid een categorie voor vloeibare biomassastromen in de SDE 2011 op te nemen?

De minister stelt dat het aantal aanvragen wat betreft wind op land in 2009 is tegengevallen. Hoe komt dat? Heeft dit te maken met trage vergunningsverlening of komt het door de profielkosten in de SDE? Kloppen die overigens – wij hebben hierover geluiden uit de markt opgevangen – en, zo nee, worden de profielkosten dan meegenomen in de SDE of heeft de minister een andere insteek?

De minister heeft maatregelen genomen om de vergunningsprocedures te verkorten. Ze verwijst naar de voorstellen in het kader van de Crisis- en herstelwet en de mogelijkheden voor provincies om voor de windmolenparken een inpassingsplan op te stellen in het kader van de Wro. Het is nog niet duidelijk hoeveel windvermogen door deze maatregel versneld tot stand kan komen en op welke manier de Crisis- en herstelwet helpt om de beschikbare ruimte voor kleine- en middenschalige windprojecten te versnellen.

Uit de brief van de minister blijkt dat wind op zee een relatief grote bijdrage kan en moet leveren om de klimaatdoelstellingen te kunnen behalen. Daarom vind ik dat behalve de beschikbaarstelling van de middelen voor de korte termijn ook de uitrol via de tender zou moeten plaatsvinden. De minister vindt dat ook, maar heeft nog geen stappenplan voor 2020 gepresenteerd. Wij vragen haar om die verdere doelstellingen aan de Kamer mee te delen.

Er is onduidelijkheid over het moment waarop nieuwe emissie-eisen voor bio-energie-installaties kleiner dan 50 MW in werking treden. Wordt deze regeling binnenkort gepubliceerd?

De belangstelling voor de toepassing van zonnestroom lijkt bij publieke bedrijven in de agrarische sector enorm groot. Dat het huidige budget voor de PV-systemen is verhoogd, is natuurlijk prachtig, maar het ligt in de lijn der verwachting dat de grote vraag niet snel zal afnemen. De regeling heeft nog steeds een hard plafond en aanvragers kunnen niet 100% rekenen op de SDE als ze plannen hebben om PV te installeren. Er zijn natuurlijk allerlei suggesties gedaan voor een verdere vergroting van het feed-intarief. De heer Vendrik had het daar al over. Holland Solar en de Nederlandse branchevereniging voor zonne-energie hebben dat ook bepleit. Is het in het kader van de evaluatie van Schoon en Zuinig toch nog wel een optie om het in die richting op te laten schuiven?

De bereidheid van de minister om een vangnet te vormen voor industriële warmtekrachtkoppeling juichen wij toe. Zo’n vangnet kan potentiële investeerders de betrouwbare, bewezen en kosteneffectieve besparing van wkk geven die nodig is om te investeren. Bij het concrete voorstel van de minister kunnen echter wel enkele kanttekeningen worden gezet. Het effect van de warmtekorting is niet in de berekening meegenomen. De regeling wordt opengesteld voor wkk type grote STEG, boven de 150 MW. Daarvan zijn er niet veel gebouwd, een handjevol in de laatste 25 jaar. Kan de minister het vangnet niet voor meer of voor alle installaties laten gelden?

Ten slotte zou ik willen weten hoeveel projecten waaraan subsidies toegekend worden uiteindelijk niet uitgevoerd worden. Over hoeveel niet besteed geld gaat het precies en wat kan gedaan worden om te voorkomen dat projecten met subsidie uiteindelijk niet worden uitgevoerd? De heer Vendrik had het over drempels zoals inschrijfgeld en Holland Solar opperde een verkorting van de uitvoeringstermijnen. Ik zou graag een reactie daarop willen van de minister.

Categorieën zoals elektriciteit, biomassa en zonnecellen zullen waarschijnlijk worden overvraagd, net als dit jaar. Nu werd het budget van wind op land verschoven naar deze categorieën en dat was een eenmalige verschuiving. Verwacht de minister dat die in 2010 weer nodig zal blijken te zijn?

Mevrouw Spies (CDA): Ik was op zoek naar het antwoord op een aantal vragen die de heer Van der Ham zelf stelt. Ik hoor hem bijvoorbeeld over Zon-PV zeggen dat het toch mogelijk zou moeten zijn om alle aanvragen te honoreren, maar ten laste van welk budget wil hij die laten komen? Hoe kan hij op voorhand garanderen dat alle aanvragen worden gehonoreerd?

De heer Van der Ham (D66): Er zijn wat suggesties gedaan door Holland Solar om daar enige kanalisering in aan te brengen. D66 heeft ook het amendement aan de Crisis- en herstelwet van de heer Vendrik gesteund voor een feed-intarief dat iets meer lijkt op het Duitse model. Het plafond begrijpen wij wel, maar wij zouden toch, zeker in het kader van Schoon en Zuinig, willen onderzoeken of een plafondloze vorm toch niet veel meer te prefereren is om alle doelstellingen die we met elkaar hebben afgesproken te kunnen halen. Het is jammer dat veel bedrijven problemen ondervinden door het stop-and-gobeleid. Dat remt namelijk investeringen en allerlei initiatieven die met veel enthousiasme worden ontplooid. Elk jaar stoten we weer tegen dat plafond aan en dat vinden we een slechte zaak. Daarom staan wij open voor een open regeling.

Mevrouw Spies (CDA): Met alle respect zou ik willen zeggen dat dit iets te makkelijk is. We hebben het over de SDE van 2010. Er ligt ook een alternatief van het kabinet voor om de doelstellingen te borgen door een nieuw systeem. De heer Van der Ham weet net zo goed als ik dat we het systeem niet van vandaag op morgen gerealiseerd hebben. Als hij echter nu voorstelt om voor 2010 voor Zon-PV geen plafond meer te hebben, moet hij ook een voorstel indienen van welke categorieën hij dat ten laste wil laten komen. Dan kunnen we zijn voorstellen ook op waarde schatten.

De heer Van der Ham (D66): Ik heb zojuist in mijn eerste reactie al gezegd dat dit uitdrukkelijk moet worden meegenomen bij de evaluatie van Schoon en Zuinig. Voor dit jaar vinden we deze SDE-regeling een goede stap in de juiste richting, maar we zien dat dit beleid uiteindelijk nog steeds op hetzelfde neerkomt op: als je tegen het plafond aanzit, heb je pech. Dat begrijp ik wel vanuit de gedachte dat uiteindelijk de boeken moeten kloppen en omdat je natuurlijk zit met problemen en vraagstukken rond koopkracht, maar de vraag is wat het zwaarst moet wegen. Ik wil die weging zeker bij Schoon en Zuinig volgend jaar opnieuw maken.

Mevrouw Spies (CDA): Dat betekent dus dat de heer Van der Ham zijn stelling nuanceert, namelijk door te zeggen dat we voor 2010 nog blijven werken met het systeem zoals het nu voorligt en dat we in de loop van 2010 kijken hoe we al die belemmeringen weg kunnen nemen. Hij mag hier echter niet de indruk wekken dat er naar zijn mening voor 2010 geen beperking aan het plafond mag worden gesteld. Dan moet hij een ander voorstel voor 2010 indienen.

De heer Van der Ham (D66): Dan hebt u het waarschijnlijk verkeerd begrepen. Ik stel niet voor om het hele tarief open te breken. Ik kan daar de dekking in onze tegenbegroting namelijk niet voor vinden. Daar staat ook niets in de brief over.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik wil eerst iets zeggen over de SDE tot en met 2009, dan over het windpark in de Noordoostpolder, dan de SDE 2010 – biomassa, groen gas en wkk – vervolgens de zelflevering en tot slot de nieuwe financiering voor de SDE. Daarna heb ik nog wat overige punten die ik niet kon vangen onder een van de blokjes.

Ik begin met terug te kijken op de eerste twee jaar van de SDE. Ik kan niet anders dan constateren dat we in ieder geval een stap vooruit hebben gezet. Het staat als een paal boven water dat we in 2009 een inhaalslag nodig hadden. Er zijn nu toch in zijn totaliteit meer dan 10 000 projecten die dankzij de SDE-subsidie van start kunnen gaan. Vorig jaar heeft de Kamer mij erop aangesproken dat tweederde deel van het budget niet was benut. Dat was terecht. Zoals het er nu echter voorstaat, is in 2009 het hele budget benut en is ongeveer twee derde van het aantal MW benut van wat wij in het begin van 2009 in de richting van de heer Jansen hebben gecommuniceerd. Het is lager en de Kamer wist dat, want we hebben die budgetschuif gedaan naar aanleiding van de motie van de heer Samsom en we hebben de extra openstelling van grote windmolens en nearshorewindmolens gehad. Hoe je het ook wendt of keert, het betekent wel dat er ook privaat miljarden geïnvesteerd zijn in duurzame energie. Dat is zonder meer positief.

Er zijn in de regeling van 2009 een aantal verbeteringen doorgevoerd, deels ook op verzoek van de Kamer. Ik wijs in dit verband op de warmtestaffel in 2009. Op verzoek van de heer Van der Vlies zijn verschillende biomassacategorieën met een eigen tarief benoemd en is de reststroom van de voedings- en genotmiddelenindustrie bij biomassa als stroom toegevoegd. Er is op verzoek van de heer Samsom ook gekozen voor een langere openstelling van de SDE en voor meer budget voor groen gas om de ontwikkeling te stimuleren. Ook dat was succesvol. Het budget is in ieder geval uitgeput.

Na het besluit van de SDE zijn er nog twee belangrijke besluiten genomen, namelijk de extra SDE voor twee nieuwe categorieën onder wind op land – grote windmolens en windmolens near shore – en de uitvoering van de motie van de heer Samsom. Er is eenmalig, zo zeg ik aan het adres van de heer Van der Ham, 254 mln. uit de onderputting van het budget van wind op land aan de budgetten van Zon-PV en biomassa toegevoegd. Dat betekent dat er van de Zon-PV projecten naar verwachting nog in totaal 900 een beschikking zullen krijgen. Die schuif heeft wel tot gevolg dat er in deze kabinetsperiode bij gelijkblijvende middelen zo’n 112 tot 160 MW minder gecommitteerd kan worden, maar dat wisten we.

Dan wil ik graag ingaan op de extra openstelling van wind op land in het windpark in de Noordoostpolder. Hoe wij het ook wenden of keren, de realisatie van het windpark in de Noordoostpolder is een stuk dichterbij gekomen. Dit is 429 MW, verreweg het grootste windpark in Nederland en een van de grootste in Europa, goed voor de stroomvoorziening van zo’n 400 000 huishoudens. Het is uniek, want het is een nieuw soort molens. Het zijn molens op land van 7,5 MW per stuk. Er zijn pas enkele prototypes van gebouwd. Ook gaat het om molens buitendijks, dus inderdaad met de voeten in ondiep zoet water. Dat komt op deze schaal nog nergens voor. We lopen daarmee dus vooruit. Dat is ook de reden dat ik twee extra categorieën heb geopend: een voor grote windmolens op land en een voor nearshoremolens buitendijks. Ik baseer de SDE voor deze nieuwe categorieën op een advies van ECN en KEMA. Ook de initiatiefnemers steken hun nek uit door te willen investeren in molens van dit type. Dat is een extra ondernemingsrisico en vandaar ook een eenmalige subsidie.

Ik weet heel goed dat er heel veel voorstanders zijn van de bouw van het park en ik besef ook heel wel dat er bezwaren zijn. Er is al verschillende malen contact geweest met Urk en ook met anderen, die bezwaren hebben tegen het park. Ik ben daar op 8 april geweest en heb met verschillende mensen gesproken, onder meer met de burgemeester die ik daarnet op de tribune zag. Op dat moment wilde men absoluut niets weten van welke vorm van compensatie dan ook. Uiteindelijk heb ik samen met de minister van VROM het rijksinpassingsplan vastgesteld en daarin geven wij aan hoeveel er uiteindelijk mogen worden gebouwd en waar. Ik heb een concept van dat voorstel gestuurd naar de diverse betrokken overheden. De reacties worden in februari verwerkt en daarna kan het plan op 1 april ter inzage worden gelegd. Ik begrijp de bezwaren van de gemeente Urk. In haar ogen krijgt zij wel de lasten maar niet de lusten. De vraag is vervolgens hoe wij ervoor kunnen zorgen dat er ook enkele van die lusten in Urk terechtkomen. Om die reden heb ik bij de windkoepel Noordoostpolder erop aangedrongen om Urk ook wat voordelen van het park te laten krijgen, zoals de mogelijkheid tot participatie en werkgelegenheid. Ik heb begrepen dat dit op dit moment serieus wordt opgepakt.

Natuurlijk weeg ik de bezwaren mee bij het vaststellen van het rijksinpassingsplan, maar laten we niet denken dat het park elders beter kan worden ingepast. Met elke nieuwe infrastructuur, of het nu om windmolens, hoogspanningsverbindingen of wegen gaat, is het woekeren met de ruimte. Een onderdeel van dit project is ook dat er elders in de Noordoostpolder molens worden weggehaald, wat de verrommeling tegengaat. Er is een vraag gesteld over iets wat de heer Atsma schijnt te doen met betrekking tot natuurparken. Ik laat dat aan de wijsheid van de CDA-fractie in de Kamer over.

Mevrouw Spies heeft gevraagd waar het geld hiervoor vandaan komt. Ik heb aangegeven dat er een eenmalige subsidie van 116 mln. komt. Zowel bij het MEP als bij de wkk is er sprake van vrijval van middelen en een deel van de vrijval zet ik in voor de eenmalige subsidie.

De heer Jansen van de SP vroeg of ik daar niet voor getenderd heb. Hier is geen sprake van meerdere aanvragers en onderlinge concurrentie. Het is een uniek project. Het is een initiatief van verschillende groepen die zich in de windkoepel van de Noordoostpolder verenigd hebben. Zij zijn al jaren bezig om dit initiatief van de grond te trekken. Ik heb er natuurlijk voor geprobeerd te zorgen dat je op een zo scherp mogelijke prijs uitkomt. De heer Jansen heeft gevraagd hoeveel de prijzen voor windmolens op land zijn gedaald. Marktpartijen geven echter aan dat de prijzen van de windturbines nog steeds stijgen, zij het minder dan eerst. Dat hangt samen met de wereldmarkt voor windturbines. Die is gespannen en de productiecapaciteit is ingeboekt tot eind 2010. Je ziet ook dat de staalprijzen de laatste jaren een prijsopdrijvend effect hebben gehad. De marktprijs voor stroom daalt echter weer, waardoor de onrendabele top van wind op land toeneemt. Ik hoop dat dit allemaal van tijdelijke aard is en dat het er uiteindelijk toe leidt dat de investeringskosten in de loop van de tijd zullen dalen. Je ziet dat de leereffecten wel invloed hebben gehad op de productiekosten van de turbines, maar dat dit vooralsnog niet tot uiting komt in de verkoopprijs.

De heer Samsom vroeg waarom er niet is gekozen voor molens van één type, welk dat ook is. Ik kan niet bepalen met welke fabrikanten van windmolens de initiatiefnemers in zee willen gaan. Ik denk ook niet dat we op de stoel van de ondernemer moeten gaan zitten. Dat mag ik ook niet. Ik kan geen subsidie geven, waaraan ik de voorwaarde verbind dat alleen de molens van fabrikant X mogen worden gebruikt. Dan heb ik onmiddellijk de Europese Commissie op mijn dak en dat zou ook terecht zijn. Dat waren mijn opmerkingen over de Noordoostpolder.

Mevrouw Spies (CDA): Ik begrijp volledig dat de minister niet op de stoel van de initiatiefnemer wil gaan zitten wat betreft de verdere realisatie van het project. Ik denk dat zij met ons de ambitie deelt dat ze dit project uiteindelijk zo innovatief mogelijk vormgegeven wil hebben. Het zou daarom heel jammer zijn als een aantal Nederlandse initiatieven op voorhand niet kan meedoen of niet door de initiatiefnemers gehoord worden. Er zijn in potentie Nederlandse aanbieders die in ieder geval een kans moeten krijgen bij de verdere aanbesteding. Is de minister bereid om met de initiatiefnemers rond de tafel te gaan zitten en hen op deze mogelijkheid te attenderen? Dat is iets heel anders dan het verplicht voorschrijven van een bepaald type turbine.

Minister Van der Hoeven: Ik heb begrepen dat de initiatiefnemers zeer aandachtig meeluisteren over wat er vandaag over hun initiatief wordt gezegd. We kunnen ze met de neus aanwijzen. Ik zou zeggen dat zij er bij de aanbesteding voor moeten zorgen dat fabrikanten niet op voorhand worden uitgesloten. Ik kan me voorstellen dat er op voorhand wat fabrikanten afvallen, omdat ze niet kunnen leveren wat de initiatiefnemers willen, maar het is in de aanbesteding wel noodzakelijk dat ruimte wordt gelaten voor verschillende alternatieven. Of ik daarvoor met de initiatiefnemers rond de tafel moet gaan zitten vind ik een beetje te veel gevraagd. De oproep van de Kamer is echter helder en ik roep op mijn beurt de initiatiefnemers op om niet op voorhand geschikte fabrikanten uit te sluiten. Uiteindelijk is de aanbesteding echter aan hen.

De heer Zijlstra (VVD): De minister wil niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten. Dat doet zij natuurlijk wel, want zij subsidieert. Dat is sowieso een interventie in de markt, maar dat terzijde. De prijs van windmolens gaat nog steeds omhoog. Dat zegt de minister ook. Het klopt toch dat ons budget op dat gebied voor de SDE dit jaar met een derde verhoogd is vanwege de stijging van de kostprijs van windmolens en dat het rendabel exploiteren van windmolenparken verder weg is dan ooit? Zou zij daarop kunnen reageren?

Minister Van der Hoeven: Ik zou niet willen zeggen dat het verder weg is dan ooit want, zoals ik daarnet namelijk ook heb aangegeven, ga ik ervan uit dat de leereffecten uiteindelijk wel degelijk in de verkoopprijs tot uiting komen. Ik ben het met de heer Zijlstra eens dat subsidie nog steeds noodzakelijk is om windenergie van de grond te trekken en verder te realiseren. Dat is ook de reden dat het in de SDE zit. Ik weet ook dat de heer Zijlstra daar niets voor voelt en hij hoeft mij daar niet verder van te overtuigen. Ik vind dat we voor het geld in wat we op dit moment realiseren, ook innovatief bezig zijn. Die innovatie wilde de heer Zijlstra juist wel altijd. Ik kan me dus niet voorstellen dat hij daarop tegen is.

De heer Zijlstra (VVD): Wij zijn zeer voor innovatie en wij zijn gericht op het creëren van duurzame energiemethodes die op de lange termijn rendabel kunnen draaien. Dat is het punt dat wij hier steeds aansnijden, namelijk dat daar de grote twijfel zit. De minister kent het onderzoek uit 2005 van de Rekenkamer dat door de Kamer is aangevraagd. Daarin is gekeken naar de rentabiliteit van windmolenparken op land en op zee. Erkent zij dat de plaatjes die daarin staan met de structurele olieprijzen en de afnameprijzen inmiddels volledig achterhaald zijn door de ontwikkeling van de kostprijs van windmolens? Erkent zij ook dat daarmee het beeld van vandaag geschetst is, namelijk dat wordt gezegd dat het bijna onmogelijk is geworden om wind op zee rendabel te krijgen?

Minister Van der Hoeven: Als ik daar op dit moment ja of nee op zou zeggen, zou ik een momentopname bepalend laten zijn voor wat je in de toekomst van belang vindt. Ik vind dat dit niet juist is. Ik erken wel dat investeringen in wind op land dan wel wind op zee op dit moment nog lang niet rendabel zijn en het is natuurlijk een politieke keuze van dit kabinet om in verschillende vormen van duurzame energie te investeren. We hebben voor wind op land en voor wind op zee die keuze gemaakt. We hebben op dit moment al zo’n 2000 MW wind op land staan en wij willen graag dat dit meer wordt. Overigens helpen de geschiedenis en de financiële situatie rondom de kredietcrisis en de financieringskosten niet echt mee op dit moment. We hebben ervoor te zorgen dat een en ander rendabel is. Daar komt de krappe markt voor turbines nog eens bij. Dat helpt allemaal niet mee. Kortom, ik zie al die problemen ook, maar dat neemt niet weg dat ik het wel van belang vind dat we ook met betrekking tot wind op land en wind op zee verdere stappen zetten.

De heer Samsom (PvdA): Juist vanwege het krappe aanbod van turbines zouden we elke nieuwe fabrikant moeten toejuichen, zeker als die in Nederland staat en ook al luisteren ze inmiddels in Peking ook mee. Maar goed, de minister heeft zojuist gezegd dat zij de initiatiefnemers niets voorschrijft. Met haar omschrijving van categorieën loopt zij echter het risico juist daarvan beticht te worden, want groter dan 6 MW zijn maar heel weinig fabrikanten. Mijn simpele voorstel zou zijn om zes in vijf te veranderen en om «groter dan» in «gelijk aan» te veranderen. Dan kunnen opeens heel veel meer fabrikanten meedingen naar subsidie in die categorie. Het enige wat de minister in deze categorie namelijk doet, is het aantal vollasturen verhogen en dat heeft vooral met de ashoogte te maken. Daarmee wordt anderen opeens de kans geboden om een offerte uit te brengen aan de initiatiefnemers. Ik weet niet of die beter zal zijn dat wat ze nu in handen hebben, want ze zijn inmiddels al heel ver, maar ik zou in ieder geval die kans niet willen mislopen. De minister hoeft maar een heel klein dingetje te verschuiven. Budgettair gezien, is dat geen enkel probleem voor de minister en het zou de concurrentie verbeteren en vergroten. Dat kan het project toch alleen maar ten goede komen.

Minister Van der Hoeven: Dat lijkt vrij simpel, maar als we van zes naar vijf zouden gaan, zou vijf de optie worden. Dat zou betekenen dat je naar een kleiner park zou gaan en dat je minder MW realiseert. Ik zou de heer Samsom willen vragen hierover eens na te denken. Gelijk aan in plaats van groter dan betekent dat gelijk aan voldoende is. Maar dan heb ik een probleem.

De heer Samsom (PvdA): Dat hangt er maar vanaf hoeveel palen je neerzet.

Minister Van der Hoeven: Maar dan krijgen we nog meer problemen op Urk!

De heer Samsom (PvdA): Ik heb er alle begrip voor dat dit een probleem zou kunnen zijn, hoewel deze palen misschien lager zouden zijn en er mooier uitzien, maar het mag in principe niets uitmaken voor wat de minister hier neerzet. Het probleem is dat wat zij nu heeft opgeschreven, alleen maar om REpower gaat. Dat is een interessante fabrikant, maar niet de enige die geschikt is om te leveren in deze categorie. Waarom maken we er niet 5 MW van? Dan hebben we vijf fabrikanten die in die categorie kunnen leveren en kan de initiatiefnemer het besluit nemen.

Minister Van der Hoeven: Zoals ik daarnet al zei, betekent dat meer palen en de heer Samsom weet hoe de problemen in de Noordoostpolder zijn. Ik denk dat we op dit moment een goed concept hebben, waarbij er sowieso mogelijkheden voor innovatie zijn. Het is echter waar dat niet alle fabrikanten kunnen leveren.

De heer Jansen (SP): Op een van mijn vragen heeft de minister geen antwoord gegeven en over de twee andere antwoorden heb ik een nadere vraag. Ik had gevraagd waarom de minister op groter in plaats van op efficiënter schiet. Het ging om er toch om dat we juist proberen efficiënte productie, goedkoop en duurzaam te promoten? Waarom kiest zij voor de aparte categorie «erg groot»? Ik zou daar graag een reactie op willen krijgen.

Mijn tweede punt betreft het tenderen. De minister zegt dat die partij er allang mee bezig was, maar dit heeft natuurlijk heel veel overeenkomsten met de situatie van de projectontwikkelaar die een grondpositie heeft en op grond daarvan een bijzondere behandeling creëert. Daarom trekt de minister de portemonnee open. Dat is een heel ongewenste ontwikkeling. Is zij niet met mij van mening dat je bij dit soort grote projecten ook zou moeten tenderen en niet omdat het toevallig een grote partij is, mag afwijken van de standaardregels?

Ten slotte wil ik ingaan op de daling van de kostprijs. Daarover zegt de minister dat de prijzen van turbines zijn gestegen en dat de elektriciteitsprijzen zijn gedaald. Het ging mij om de kostprijs per kWh. Ik constateer dat wat betreft het Duitse feed-insysteem voor zonne-energie gerekend wordt met een efficiencywinst van 5% per jaar. Die curve zit in de subsidie en dat moet je gewoon realiseren. Anders heb je zelf een probleem en niet wij. Waarom doet de minister dat niet?

Minister Van der Hoeven: Laat ik beginnen met de tender. Ik heb aangegeven dat er van een tender sprake kan zijn als meerdere aanvragers en onderlinge concurrentie een gelijk speelveld kunnen betreden. Dat is hier niet aan de orde, want het windpark Noordoostpolder is een initiatief van verschillende groepen. Er is niet een partij in concurrentie met andere; een aantal groepen trekt dat project gezamenlijk van de grond binnen de windkoepel van de Noordoostpolder. Daar zitten grote en kleine partijen bij. Dat betekent dat je een heel andere situatie hebt dan elders, waarbij je dat inderdaad via een tender kunt uitzoeken.

Ik weet dat de heer Jansen een voorstander is van het feed-insysteem als zodanig. Wij willen geen soort feed-insysteem à la Duitsland met een openeinderegeling, zonder plafond en dat soort zaken meer. Dat betekent namelijk dat je andere eisen kunt stellen en dat gaan wij niet doen. Wij maken onze eigen keuzes en het resultaat is wat met betrekking tot het windpark in de Noordoostpolder hier voorligt.

De heer Jansen (SP): De minister geeft geen antwoord op mijn echte vraag over het feed-insysteem. Die had namelijk betrekking op de efficiencykorting. Ook de tweede vraag heeft zij nog niet beantwoord, namelijk waarom zij op grotere molens stuurt in plaats van op efficiëntere.

Minister Van der Hoeven: Ik heb aangegeven dat we kiezen voor een zodanige molenconstructie en een zodanige parkconstructie dat we onze MW-doelstellingen kunnen halen. Dat betekent dat je naar grotere molens toe moet. Dat betekent ook dat je ze op een andere plek moet neerzetten, namelijk met de voeten in het water. Dat staat in het conceptplan. De effectiviteit is een onderdeel van het Duitse feed-insysteem, maar we kiezen niet voor het Duitse feed-insysteem. Ik weet wel dat de heer Jansen dat wil, maar ik kan niet anders dan het ene doen en het andere laten. Wat de heer Jansen voorstelt, kan niet worden gekoppeld aan de systematiek waarvoor wij voor gekozen hebben. Hoe je het ook wendt of keert, de hoeveelheid vollasturen geeft natuurlijk wel aan dat de grotere molens efficiënter zijn. Dat is wat er uit de onderhandelingen met de koepel is gekomen. Het is niet iets wat we zomaar bedacht hebben. We hebben het besloten om ervoor te zorgen dat je vanuit de hoeveelheid vollasturen tot grotere en efficiëntere molens komt. Zo simpel is het.

De heer Vendrik (GroenLinks): De ondergrens van 6 MW voor de aparte categorie van grote molens snap ik eerlijk gezegd ook niet goed. Als ik het goed zie, is er maar een zeer beperkt aantal fabrikanten dat molens kan leveren die met deze definiëring subsidiabel zijn. Dat heeft met innovatie niet zoveel te maken, maar wel met beperking van de concurrentie. Dat lijkt me allebei onwenselijk. De minister zegt dat ze het meest efficiënt zijn, maar dat klopt volgens mij niet. Als ik het bredere palet aan windmolentechnologie begrijp, zijn de 2 tot 3 MW molens door de bank genomen nog efficiënter met een lagere cost of energy, dan de grote molens van 6 MW. Ik snap de ondergrens niet goed vanuit de doelstelling van de SDE, namelijk het bevorderen van innovatie, het bevorderen van de concurrentie tussen verschillende partijen. Waar komt de ondergrens van 6 MW vandaan?

Minister Van der Hoeven: Ik heb het gevoel alsof ik de hele tijd in herhaling val. Ik heb daar niet zo veel moeite mee, maar ik heb ook nog een ander pakket vragen dat ik moet beantwoorden, dus ik zal het gewoon opnieuw herhalen. Op het moment dat we toe zouden gaan naar wat de heer Vendrik wenst – molens van 2 tot 3 MW – zouden er veel meer molens moeten komen om dezelfde hoeveelheid MW te realiseren. Zo simpel is het. Dan ga je bekijken op welke manier je daarmee omgaat. Dan verhoog je het aantal vollasturen. Als je het aantal vollasturen verhoogt, kom je op grotere molens en dat is efficiënter. De heer Vendrik heeft liever meer molens, maar dat geef ik hem te doen in dat gebied. Of we willen dat park daar hebben, wat betekent dat we naar grotere molens toegaan, of we willen veel meer kleinere molens, maar dan krijgen we het park niet. Zo simpel is het. Dat is gebleken uit de onderhandelingen die er geweest zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks): De minister wil een zo beperkt aantal molens. Ik begrijp dat dit het leidmotief is achter de hoge ondergrens. Daardoor wordt de innovatie beperkt die van de SDE moet uitgaan. Ook het aantal spelers dat voor die categorie in aanmerking komt, wordt beperkt. Dat vind ik een hoge prijs, zeker omdat grote molens niet per definitie efficiënter zijn. Misschien wil de minister daar nog op in gaan. Het wordt gesuggereerd dat dit het geval is, maar dat is het niet. Dan betalen we toch een heel hoge prijs voor een verlangen, namelijk voor het beperken van het aantal palen?

Minister Van der Hoeven: Het zit een beetje anders. We wilden zowel een beperkt aantal molens als een groot park hebben, omdat we veel MW willen realiseren. Als we doen wat de heer Vendrik zegt, moeten we op het een of op het andere inleveren. Als je veel molens hebt, is de vraag of je het park wel krijgt. Zo simpel is het. We hebben inderdaad gekozen voor veel vollasturen en veel MW met grote molens. De heer Vendrik kan wel zeggen dat ik een andere keuze moet maken, maar dat is wat anders. Dan moet hij dat tegen mij zeggen. Dit is de keuze die ik heb gemaakt. Daarbij heb ik heel goed gekeken naar de effectieve benutting van de ruimte die we in ons kleine land hebben.

Ik zal beginnen met de openstelling voor 2010. Ik bouw voort op datgene wat er eerder is afgesproken en de basis die eerder is gelegd. We hebben in 2010 budget voor 554 MW tot 738 MW aan duurzame energie. Dat is exclusief de 950 MW die erbij kunnen komen voor wind op zee. Dat is in een aparte regeling ondergebracht die inmiddels gepubliceerd is. Dat betekent dat er in totaal jaarlijks zo’n 6000 GWh duurzame energie extra kan worden geproduceerd. Eind 2010 komen we op 80% van de kabinetsdoelstelling tot en met 2011. Er zijn verbeteringen aangebracht, zoals versnelling en vervroeging van de openstelling. We hebben gekozen voor openstelling eind januari. Dat betekent dat de regeling zo’n tien maanden openblijft. Aanvragers moeten minimaal vier weken de tijd hebben om een aanvraag in te dienen en de publicatie geschiedt in december.

Ik heb een kleine Zon-PV-categorie tot 15 kWp aangepast zodat particuliere aanvragers beter bediend kunnen worden. Ze krijgen nog steeds volledig subsidie, maar de subsidie voor de veelal bedrijfsmatige aanvragers voor de grote installaties wordt afgetopt, zo zeg ik in de richting van mevrouw Spies, want die aanvragers hebben fiscale kostenvoordelen ten opzichte van particulieren. Daardoor kun je meer aanvragers bedienen. De afhandeling van de Zon-PV-aanvragen wordt verder verbeterd. Zij hoeven niet langer dan dertien weken te wachten totdat zij het resultaat van de subsidieaanvraag binnen hebben gekregen. Dat gebeurt door middel van een digitaal aanvraagformulier. Dat komt eerder beschikbaar, zodat het percentage digitale aanvragen hoger kan zijn dan de 40% in 2009.

Bij de GFT-vergisting is sprake van toepassing van andere biomassastromen. Dat is ook conform de afspraken en conform de verzoeken. Ik heb tijdens het debat over de begroting van EZ toegezegd dat ik in overleg met de sector de mogelijkheid van een financiële toets zal onderzoeken. Dat betekent dat ik in 2010 bij aanvragen voor biomassa expliciet zal kijken naar de financiële positie van het project. Met de SDE 2010 hebben we ons ook gecommitteerd de SDE-vermogens in deze kabinetsperiode te actualiseren. Zoals het er nu uit komt te zien, leggen we een solide basis voor de volgende kabinetten, zodat uitgebouwd kan worden naar 20% duurzame energie in 2020.

Mevrouw Spies (CDA): Was dit ook het blokje procedureaanvragen?

Minister Van der Hoeven: Dat komt later. Dat heb ik bij de verschillende onderdelen ondergebracht.

Ik kom nu eerst op het punt van de biomassa en koolvergisting. Mevrouw Spies vroeg waarom ik afwijk van het advies van ECN. Ik houd vast aan wat ik vorige keer in de SDE-regeling heb aangegeven. Er is gekeken naar de kosteneffectiviteit van de verschillende categorieën productie-installaties in relatie tot toekomstig potentieel en de te realiseren kostendalingen van die categorieën. Daarbij is geconstateerd dat de inzet van biomassa in een aantal gevallen te kostbaar is in relatie tot die aspecten om een volledige afdekking van de kosten via de SDE-regeling te rechtvaardigen. Op grond van die afweging is het advies van ECN ten aanzien van de opwekking van de energie door middel van koolvergisting en kleinschalige verbranding niet overgenomen en is het basisbedrag lager vastgesteld. Het basisbedrag voor de opwekking van elektriciteit en warmte met koolvergisting loopt overigens op van 15,2 cent per kWh tot 17,7 cent per kWh. Dat zijn dezelfde basisbedragen als in 2009. In 2009 zijn er ook heel veel subsidieaanvragen gedaan terwijl er ook toen al een hoger bedrag werd geadviseerd. Die aanvragen zijn dus gewoon gedaan.

Mevrouw Wiegman heeft gevraagd of het vaak voorkomt in deze tijd van crisis dat aanvragers niet kunnen voldoen aan realisatie en, zo ja, of ze dan de ruimte krijgen om die middelen in te zetten voor hetzelfde doel op een andere plaats. Die beschikkingen worden aan aanvragers afgegeven voor een installatie op een specifieke locatie. Dat wordt aangegeven door de aanvrager en de aanvraag. Wil hij dat wijzigen, dan moet hij conform de voorschriften van de ontheffingsregeling een verzoek indienen bij SenterNovem. Een verzoek tot wijziging van locatie komt voor, maar daar kunnen we echt niet aan beginnen, want dat betekent dat je het project eigenlijk helemaal wijzigt en dat zodanig doet dat er feitelijk sprake is van een ander project. Ik geef op een briefje dat we daarmee de deur zouden openzetten naar de handel in beschikkingen en andere speculatieve vormen van handel. Dat betekent dat andere aanvragers met concrete, realistische projecten benadeeld worden. In zijn algemeenheid geldt dat in zo’n geval de gelden van de projecten terugvallen in het SDE-budget en in de toekomstige rondes opnieuw kunnen worden ingezet. Ik zou daar niet van willen afwijken.

De vraag is gesteld hoe het mogelijk is dat een kansrijk en groot project van 20 mln. in Zwolle geen subsidie krijgt. In de categorie biomassa zijn er in 2009 op de openingsdag al meer aanvragen ontvangen dan waarvoor er budget was. Als gevolg daarvan heeft een loting plaatsgevonden onder de aanvragen die op die dag volledig waren. Het project waaraan wordt gerefereerd, is bij de loting op een positie terechtgekomen die buiten de budgetgrenzen valt, ook na het extra budget dat ik recent heb toegewezen. Het is dus afgewezen vanwege budgetuitputting en niet vanwege onvoldoende vertrouwen in de haalbaarheid. De projecten die wel een positieve beschikking hebben gekregen, zijn getoetst op de economische haalbaarheid binnen de kaders van de regeling en ik heb gezegd dat ik op verzoek van mevrouw Spies ook een toets op de financieringsmogelijkheden van het project zal toevoegen aan de regeling.

Mevrouw Spies vroeg overigens of het niet mogelijk was om aanvankelijke aanvragen uit 2009 die toen waren uitgeloot, nu voorrang te geven. Je hebt een realisatietermijn van vier jaar waarbinnen het project gerealiseerd moet worden. Die wil ik echt aanhouden voor die projecten die een vergunning hebben gekregen. Met die financiële toets heb ik op verzoek van de Kamer al een extra check aangebracht tegen onrealistische projecten. Die haal je er dus al uit. Wat mevrouw Spies nu vraagt, is om de ontvankelijke aanvragen voorrang te geven of om een wachtlijst in te stellen, maar dat betekent dat je nieuwkomers veel minder kans geeft. Ik vind dat jammer, omdat juist de nieuwe projecten vaak inspelen op nieuwe technologische ontwikkelingen. Ik ben er geen voorstander van om dat te doen.

De vraag is ook gesteld of ik het aantal vollasturen van vergisters met terugwerkende kracht zou verhogen. Daarvoor is een aantal verzoeken binnengekomen, met name van ondernemers met een MEP- of OVMEP-beschikking. Men vraagt om het aantal vollasturen uit te breiden met terugwerkende kracht dan wel om de tijdsduur van de beschikking te verlengen. Wij hebben die verzoeken in behandeling genomen en hebben daarbij niet gereageerd in de richting van de indieners. De oorzaken zijn vaak een lage elektriciteitsprijs en opslagproblemen. Het vergistingsproces moet opstarten en je moet het proces onder de knie krijgen. Dat begrijp ik wel. Het is normaal dat je in de eerste periode een lager aantal vollasturen draait. De opstartproblemen en de fluctuaties in de energieprijs kunnen echter echt geen reden zijn om de bestaande subsidiebeschikkingen aan te passen. Dat behoort tot het ondernemersrisico. Overigens bestaat de mogelijkheid binnen de MEP en de OVMEP om zelf te bepalen wanneer de subsidieperiode ingaat. Men kon de subsidie dus laten ingaan als de installatie goed draaide. Er is bepaald dat je voor een en hetzelfde project niet twee keer subsidie kan krijgen. Collega Verburg en ik bezien wel hoe we ervoor kunnen zorgen dat de kosten van de koolvergisting omlaaggaan. Minister Verburg laat een studie uitvoeren naar de huidige systematiek van de positieve lijst. Daarbij kijken we ook uitdrukkelijk naar ervaringen in het buitenland. Zij zal de Kamer daarover informeren. Overigens speelt het bedrijfsleven daar zelf een belangrijke rol in, omdat men bij LNV ook een verzoek in kan dienen voor het plaatsen van de koolmaterialen – als ik die zo mag noemen – op de positieve lijst. Dat kan ertoe leiden dat je meer biomassastromen kunt toestaan, waardoor de kosten van koolvergisting verlaagd kunnen worden. Hiervoor ligt het voortouw dus bij mijn collega van Landbouw.

Het verhaal gaat dat een bedrag voor de MEP zal vrijvallen. Er wordt gesproken over 1 mld. in 2010, maar dat zal echt niet het geval zijn. Er zal wel iets vrijvallen, maar dat zullen enkele tientallen miljoenen zijn, voor zover ik dat nu kan bekijken. Zoals afgesproken, nemen wij dat mee in de SDE-regeling. Voor een deel is dat herbesteed in verband met eenmalige subsidie voor het windpark in de Noordoostpolder en daarnaast heb ik al aangegeven, dat ik de mogelijkheid voor een tijdelijke subsidie voor grootschalige- en middenschalige bijstook onderzoek, waarvoor deze middelen gebruikt zouden kunnen worden. Als er nog meer is of komt zal ik bezien hoe we daarmee om kunnen gaan en zal ik kijken naar de realisatie van de SDE 2010, nieuwe ontwikkelingen, zoals de biogashub waar ik dadelijk nog op terugkom, en naar 2011. Wat er vrijvalt, blijft binnen de SDE beschikbaar en hoeft niet meteen ingezet te worden.

De heer Samsom vroeg naar de door LNV gehanteerde berekeningsmethode voor producten waarvan, zoals hij zei ieder weldenkend mens begrijpt dat het schone producten zijn, die worden toegelaten op de positieve lijst. Hij wilde dat op korte termijn afstemmen met Duitsland of met België. Ik ben het met hem eens dat het vergroten van het aantal stromen meer keuze zou betekenen bij het inkopen van die stromen. Ik heb al aangegeven waar collega Verburg mee bezig is. Zij kijkt ook naar de situatie in de ons omringende landen, want dat heeft natuurlijk ook zijn effect op die stromen, omdat de markt voor biomassa een internationale markt is. Ik zal haar vragen om de Kamer daar zo snel mogelijk over te informeren.

LNV doet op dit moment onderzoek naar hoeveelheid digestaat dat niet van mest afkomstig is, met name met betrekking tot het opwerken, na de koolvergisting, van dierlijke mest en digestaat tot een mineralenconcentraat. Dat mineralenconcentraat moet na de opwerking dezelfde eigenschappen hebben als kunstmest. Dat betekent dat mest dan kunstmest kan vervangen. Dit geeft een hogere waarde aan de mest. Het is van belang dat ook de koolvergistingsprojecten meelopen in die onderzoeken en dat gebeurt ook. Kunstmest vervangen is overigens niet een term die uit de Meststoffenwet komt; het is een term die in de praktijk is ontstaan voor een meststof die dezelfde eigenschappen heeft als kunstmest. Ik ben het met de Kamer eens dat de kosten voor de input van de vergisting omlaag moeten en dat de opbrengst van de reststromen na vergisting omhoog moeten. Dat verbetert de rentabiliteit van de vergisters. Zoals ik al zei, is mijn collega van Landbouw daarmee bezig. Ik zal haar vragen om zo snel mogelijk de resultaten naar de Kamer te zenden.

De heer Samsom zei ook dat warmte die benut wordt voor het drogen van het digestaat beloond moet worden. Het uitgangspunt van de SDE is dat ze de productie van hernieuwbare energie wil uitbreiden en fossiele energie wil vervangen. Daarbij gaat het dus om additionaliteit: er wordt pas energie bespaard als de energie die de installatie zelf nodig heeft van de productie wordt afgetrokken. In de warmtestaffel wordt dat uitgangspunt dan ook gehanteerd. Nuttig aangewende warmte is warmte die de inzet van de primaire energie bespaart. Bij het opstellen van de warmtestaffel is ervan uitgegaan dat de warmte anders met aardgas zou zijn opgewekt. Het drogen van het digestaat past niet binnen dat uitgangspunt. Het digestaat komt namelijk uit het productieproces voort. De warmte die je wilt gebruiken om het digestaat te drogen, is een energievraag die voortkomt uit het productieproces. Ik kan het niet anders formuleren. Ik ben het overigens wel met de Kamer eens dat het inzetten van restwarmte voor het drogen van het digestaat heel nuttig zou zijn voor sommige ondernemers. Die moeten dat zeker doen. Het bespaart echter geen primaire energie en past niet binnen de SDE-systematiek.

De heer Van der Ham vroeg of vloeibare biomassa als categorie in de SDE-regeling van 2011 wordt opgenomen. Verbranding van vloeibare biomassa in de huidige SDE is al mogelijk in de categorieën grootschalige en kleinschalige verbranding. Op dit moment zijn echter alleen vloeibare stromen toegestaan waaraan geen duurzaamheidsrisico is verbonden. Daarbij gaat het inderdaad om reststromen. Ik wil echter best bezien in hoeverre zich daar nieuwe ontwikkelingen voordoen die we in 2011 zouden kunnen meenemen.

De nieuwe emissie-eisen worden deze maand gepubliceerd in het Staatsblad. Omdat er een zogenaamde nahang geldt, wordt het tijdstip van hun inwerkingtreding bij Koninklijk Besluit vastgesteld op 1 april 2010. De Kamer krijgt daar een dezer dagen een brief over. De nieuwe installaties moeten daaraan voldoen. Voor bestaande installaties geldt een overgangsperiode.

Mevrouw Spies (CDA): Dit roept een aantal vragen op. Ik zal ze kort opsommen. Ik wil allereerst terug naar het basisbedrag. De reactie van de minister is dat het budget overtekend was. Dat was ook mijn eerste reactie, maar inmiddels heb ik me laten overtuigen van het feit dat het doen van aanvragen en overtekening van het budget echt nog iets anders is dan het feitelijk realiseren van productievermogen. Ik blijf dus bij mijn pleidooi om voor 2010 een hoger basisbedrag vast te stellen. Ik zou hier graag een reactie op willen van de minister.

In de tweede plaats wil ik een voorbehoud maken als de minister nu zegt dat ze de vrijvallende MEP eventueel wil gebruiken voor de eenmalige subsidie van grootschalige bijstook voor biomassa. Ze heeft al aangegeven dat ze een deel wil gebruiken voor de eenmalige subsidie van het windpark in de Noordoostpolder. Echter, ze geeft nu al aan dat we zullen zien wat er met de rest van de vrijval gebeurt, die veel kleiner is dan het gerucht aangeeft. Als ze dat echter voor de grootschalige bijstook voor biomassa beschikbaar wil stellen, maak ik op dat punt echt een voorbehoud. Ik vind niet dat we op dat punt nu al de kogel door de kerk moeten jagen, om het maar even zo te zeggen.

Begrijp ik goed dat de minister ook uitsluit dat een bestaande installatie bij de aanvraag 2010 uitbreiding van het aantal vollasturen aanvraagt? Betekent dit dat iedere aanvraag ook automatisch op het aantal vollasturen van 8000 wordt gehonoreerd?

De minister geeft aan dat ze bij de aanvraag naar de financiële haalbaarheid en de houdbaarheid van het project kijkt. Mag ik daarbij veronderstellen dat ook de aanwezigheid van vergunningen, dan wel het een heel eind gevorderd zijn bij de aanvraag van vergunningen – of het nu bestemmingsplannen of milieuvergunningen zijn – een criterium is bij de aanvraag, omdat dat ook een manier is om de hardheid van de aanvraag te helpen toetsen?

Minister Van der Hoeven: Dat zijn heel wat additionele vragen en ik zal proberen ze te beantwoorden. Laat ik eerst iets over het hogere basisbedrag zeggen. Ik voel daar niets voor, dat mag mevrouw Spies gerust weten. Men vraagt niet aan als het basisbedrag onvoldoende is en, nogmaals, ik voel er bijzonder weinig voor om op dat punt de basisbedragen te verhogen.

De tweede opmerking van mevrouw Spies had betrekking op de vrijvallende MEP-gelden. Als ik dat niet zou doen, zouden we wellicht installaties moeten sluiten. Dat wil zij niet, neem ik aan. Dat is de reden dat ik ervoor wil kies om datgene wat verder nog vrijvalt, daarvoor in te zetten.

Haar derde opmerking ging over de realisatie. We hebben deze in ieder geval vergroot door de gewenste financiële toets die zij wenst.

Met betrekking tot haar vierde vraag over de vergunningen kan ik zeggen dat wij bezien in hoeverre we iets extra’s aan de vergunningen kunnen doen. Er moet een milieuvergunning zijn. Heb je die niet, dan kan je sowieso geen aanvraag doen. Je kunt wel een aanvraag doen, maar die wordt afgewezen en niet ontvankelijk verklaard. Ik zal bekijken in hoeverre daar nog sprake kan zijn van andere vergunningen die daarbij een rol kunnen spelen. We zouden daarbij bijvoorbeeld kunnen denken aan bouwvergunningen en dat soort zaken. Dat speelt in een aantal gevallen een rol en ik wil bezien in hoeverre dat een beoordelingscriterium kan zijn.

Ik kom dadelijk terug op de vraag over de vollasturen. Dat moet ik even laten uitzoeken.

Mevrouw Spies (CDA): Ik wil graag nog een aanvullende vraag stellen. Komt er een moment waarop de Kamer door de minister wordt geïnformeerd over de besteding van vrijvallende MEP-middelen? Het gaat mij echt te kort door de bocht als we vanavond het laatste woord moeten spreken over de vrijvallende MEP-gelden en deze laten besteden aan grootschalige bijstook. Het kan best zijn dat dit uiteindelijk de uitkomst van een discussie is, maar dat nu al als conclusie formuleren, is voor mij echt te kort door de bocht.

Minister Van der Hoeven: Ik kan mij dat voorstellen. Ik denk dat het verstandig is dat ik in de loop van volgend jaar daarop terugkom. Dat zal in het voorjaar zijn, want dan speelt dat punt en dan heb ik ook wat meer inzicht in welk risico de grootschalige bijstook loopt. Dan kom ik op het andere punt over de Noordoostpolder. Mevrouw Spies heeft al aangegeven dat zij het daar mee eens is.

De heer Samsom (PvdA): Nu dit punt op deze manier naar voren komt, wil ik daar iets aan toevoegen. Wat ons betreft, hoeft er geen geld naar de overgang van grootschalige bijstook te gaan en schakelen we meteen door naar de verplichting, voor zover dat mogelijk is. Dat kan het probleem op die manier namelijk vanzelf oplossen en hebben we geld over om andere dingen mee te doen.

De voorzitter: Volgens mij was dit niet een echte vraag, dus ik ga toch maar naar de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks): Hoe sneller je de CO2-norm oplegt aan centrales, hoe sneller we ook van dit probleem af zijn. Ik ben het op dit punt helemaal eens met mevrouw Spies en deel haar grote reserves met betrekking tot een tijdelijke regeling voor bij- of meestook. De minister schrijft in haar brief dat zo’n tijdelijk regime de huidige capaciteit op peil zou kunnen houden en desinvesteringen zou kunnen voorkomen. Bij wie zijn die desinvesteringen dan een probleem? Gaan we nu een tijdelijke regeling voor grootschalige bijstook in de markt zetten om problemen met kolencentrales op te lossen?

Minister Van der Hoeven: Ik heb zojuist een toezegging gedaan aan mevrouw Spies en die wil ik gestand doen. Eventuele problemen kunnen zich voordoen bijvoorbeeld bij de Amercentrale. De Kamer heeft daar een andere opvatting over en ik heb aangegeven wat ik wil doen met de vrijvallende MEP-gelden. Ik heb mevrouw Spies aangegeven dat ik de Kamer, voordat ik dat doe, daarover zal informeren.

Wat betreft de verplichtende elementen rondom de bijstook zijn we op dit moment nog niet zover. De heer Samsom heeft echter gelijk: op het moment dat je daaraan toekomt, verandert de situatie, maar – nogmaals – daar zijn we op dit moment nog niet aan toe.

De heer Vendrik (GroenLinks): De Kamer is daar al wel aan toe. Die is er al uit met een meerderheid. De minister stuurt ons een brief. Ik vind het allemaal prima dat de minister zegt dat we hier in het voorjaar op terugkomen, maar ik neem de brief van de minister serieus. Er wordt gezegd dat een tijdelijk regime nuttig en wellicht dus ook nodig is om desinvesteringen te voorkomen. Ik neem aan dat men weet wat er is opgeschreven en ik neem ook aan dat de minister mij kan vertellen waarover dit gaat. Over welke desinvesteringen hebben we het?

Minister Van der Hoeven: Het zal wel aan mij liggen, maar ik dacht dat ik daar net een heel duidelijk antwoord op heb gegeven. Wat betreft de kolencentrales en de bij- en meestook: ik weet dat de heer Vendrik dat niet wil.

De heer Vendrik (GroenLinks): Het gaat even niet om wat ik wel of niet wil; ik vraag om duidelijkheid over wat er in de brief staat.

Minister Van der Hoeven: Die duidelijkheid heb ik gegeven.

De voorzitter: De minister heeft de vraag van mevrouw Spies daarover beantwoord en een brief over de MEP toegezegd.

De heer Jansen (SP): Naar mijn mening moet de minister meer ingaan op de mening van de meerderheid in de Kamer. De meerderheid is van mening dat we nu moeten overgaan op een systeem van verplichtingen. Ik heb daar een meerderheid voor geteld en voor mij is dat een politiek feit waar de minister op in moet gaan. Dat kan ze niet voor zich uit schuiven.

Mevrouw Spies (CDA): Om de hoop bij de collega’s niet al te groot te laten worden: ik heb net uitdrukkelijk aangegeven dat ik niet de formele positie van de Kamer wilde markeren en dat ik niet uitsluit dat we uiteindelijk bij het voorstel van de minister uitkomen. Ik wil echter nu niet akkoord gaan met een eventuele vrijval van MEP-middelen in een bepaalde richting.

De voorzitter: Dat was mij helder. Ik kijk even op de klok. Het is 17.25 uur. We hebben voor dit overleg tot 18.00 uur. De minister heeft nog een heel pakketje met vragen die beantwoord moeten worden, dus ik sta vanaf nu geen interrupties meer toe.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik heb aangegeven dat ik dit jaar wat betreft de grootschalige bij- en meestook de route van de meerjarige afspraak in de sector wilde onderzoeken. Dat heeft geen bevredigend resultaat opgeleverd. De sector kwam op het einde van de zomer met een voorstel dat vooral op subsidie neerkwam en ik wil bij- en meestook niet structureel subsidiëren. Ik zie op dit moment inderdaad dezelfde beweging die de Kamer heeft geconstateerd om na te denken over verplichtingen. De VME is ronduit voorstander van een leveranciersverplichting. Het is de vraag of een oplossing een leveranciersverplichting is, of dat het een productieverplichting moet zijn. Dat zijn allemaal zaken die wij nog met elkaar moeten bespreken. Ik zie ook dat er een ontwikkeling is in de sector om alternatieven voor de bij- en meestook van biomassa te ontwikkelen. Daar moeten wij voor de zomer van 2010 uitkomen. Daarnaast hebben we te maken met de afloop van MEP-subsidies. Dat is hetgeen ik daarnet heel kort door de bocht heb gezegd. Ik heb aangegeven dat als er al iets moet gebeuren, ik eerst bij de Kamer terugkom. Op het moment dat je iets wilt realiseren in de noodzakelijke groei van bij- en meestook, zul je dat moeten combineren met een nieuw structureel regime. Verder kan ik daarop op dit moment echt geen aanvullingen geven.

Ik heb ook aangegeven dat ik in het voorjaar terugkom op de energiemix, de positie van kolen, kernenergie en alles wat daar nog meer bij hoort. Daarover worden nog scenario’s ontwikkeld. We hebben daar vorige week met elkaar over gesproken en in dat overleg heb ik aangegeven dat dit in die scenario’s wordt meegenomen. Dit kabinet gaat alleen geen kerncentrale bouwen. Dat weet de heer Zijlstra ook.

Er zijn twaalf ondernemers met een SDE-beschikking bezig om plannen te realiseren rondom groen gas. Ze willen biogas produceren, opwaarderen en dan als groen gas invoeren op het net. Dat is prima. In het noorden zijn verdere plannen in ontwikkeling. Ik heb in de gesprekken met het noorden geconstateerd dat de SDE de groengashubs eigenlijk lastig kan faciliteren. Voor de geleidelijke opbouw van een netwerk mist de SDE bijvoorbeeld flexibiliteit. De regeling gaat namelijk uit van een project dat direct gerealiseerd wordt. Ook ruw gas kan niet worden gesubsidieerd. We starten in 2010 met de evaluatie van de SDE-regeling en ik zal dit daarbij meenemen, samen met de mensen achter de biogashubs, zodat we kunnen bezien hoe wij daarvoor in de toekomst wel ruimte voor kunnen vinden. Het is inderdaad een zeer interessante ontwikkeling, die we wel mogelijk moeten kunnen maken. Als het nu misschien nog niet kan, moet het in de toekomst gebeuren. Op die manier wil ik daarmee omgaan.

Dan kom ik op het punt van de wkk. Ik heb daar een aparte brief over gestuurd, zeg ik in de richting van mevrouw Spies. Het is natuurlijk wel het geval dat dit onderdeel vormt van de SDE in zijn totaliteit. Dat had ik anders moeten zeggen. Ik heb het nu in twee brieven gestuurd, maar ik had het beter in één brief kunnen zeggen. Dan was er meer helderheid over geweest. Overigens is mijn uitgangspunt niet om alle wkk te compenseren voor alle belemmeringen die eventueel zouden kunnen optreden. Ik heb aangegeven dat we bij de evaluatie van Schoon en Zuinig kijken naar een vangnet dat ondersteund wordt door het rendement van 15% op eigen vermogen. Daarbij wil ik wel aangeven dat 15% op eigen vermogen wel veel is. Dat betekent dat je met een termijn van zes jaar hebt te maken. Dit zijn toch echt installaties die langer meegaan dan zes jaar. Ik wil dat in zijn totaliteit bekijken. Ik zie overigens dat er wel degelijk is geïnvesteerd in wkk in de afgelopen jaren en ik heb al aangegeven dat ik niet vooruitloop op de evaluatie en daarop zal terugkomen.

De heer Samsom had een opmerking over de warmtekorting en de 15%. Hij wilde dat er een betere regeling gemaakt zou worden met hetzelfde geld. Er is ongelofelijk veel overleg met Cogen geweest over alle aspecten. Ik heb al die aspecten besproken in de aparte brief over de vangnetregeling. Laten we wel wezen, een hoge ondersteuning betekent gewoon meer geld en dat betekent dat je minder vermogen kunt ondersteunen. Het is maar wat je wilt. Cogen vraagt gewoon om aanzienlijk meer. Dan is toch de vraag of dat nu wel moet. In de markt komt er al veel wkk tot stand. Het is toch geen inkomenssubsidie? Ik neem het punt van de 15% rendement wel mee bij de evaluatie.

Mevrouw Wiegman vroeg met betrekking tot de relatie tussen wkk en de glastuinbouw wanneer ik verwacht dat de marktomstandigheden verslechteren. Ik kan evenmin in de toekomst kijken. Ik heb aangegeven dat we bij de evaluatie van Schoon en Zuinig goed moeten kijken naar het langetermijnbeeld van de wkk. Ik signaleer nu in ieder geval dat glastuinbouwbedrijven de toekomstige marktomstandigheden best gunstig inschatten. De laatste paar jaar hebben ze er vele honderden wkk’s bijgezet. Daarbij gaat het om ongeveer 2000 MW extra vermogen.

De heer Jansen vroeg of ik procesgeïntegreerde wkk zie als een nieuwe technologie die een tijdje steun nodig heeft. We bekijken of innovatieve technologieën die op termijn concurrerend kunnen zijn een duwtje in de rug nodig hebben. Ik heb toegezegd dat ik bij de evaluatie zal kijken of dit zo’n innovatieve technologie is die een tijdje die steun in de rug nodig heeft. Ik zal daar in 2010 op terugkomen.

Dat brengt mij bij de zelflevering. Dit is een onderwerp dat door velen aan de orde is gesteld. Ik heb aangegeven dat partijen gebruik moeten maken van de SDE-regeling. Het is prima als burgers gezamenlijk een duurzame energieopwekking willen realiseren. Daar is de SDE-subsidie voor bedoeld. Ik heb in de brief aangegeven waarom belastingontheffing bij opwekking voor de meter onwenselijk is. De SDE is een effectiever middel om de duurzame energieprojecten te stimuleren. Er is gezegd dat we nu zitten met de saldering. Ik denk dat dit heel lastig is. Ik wil wel iets anders doen. De heer Vendrik, de heer Jansen en mevrouw Spies vroegen of we niet in de vorm van een pilot kunnen kijken of het werkt en wat het voorstelt. Dat wil ik graag doen. Ik zal kijken op welke manier we dat met Zon-PV kunnen doen. Laten we het daartoe beperken. Daar hebben particulieren het meest aan. We zullen een pilot voor Zon-PV ontwikkelen om te kijken hoe dat gaat werken. Dat geeft ons wat meer informatie over op welke manier we tot een goede regeling zouden kunnen komen, als we dat zouden willen. Ik wil dat graag op die manier doen en ik zal de Kamer informeren over op welke manier en wanneer ik dat zal doen. Ik geloof dat ik dit onderwerp nu heel kort heb samengevat. Ik doe het dus met name voor Zon-PV, want daar maken particulieren het meeste gebruik van.

Dan wil ik ingaan op de nieuwe financieringswijze van de SDE. Als we een hoger percentage duurzaam willen, hebben we extra geld nodig. Dat is niets nieuws. Voor deze kabinetsperiode, tot en met 2011, hebben we het geld geregeld. Tot en met 2011 kunnen we nieuwe beschikkingen afgeven en is er niets aan de hand. Daarna zal het echter anders moeten en hebben we een nieuwe systematiek nodig. Dat betekent dat we het op een andere manier zullen doen. Dat hebben we aangegeven in het aanvullende beleidsakkoord, want we willen de financiering van de SDE ook voor de langere termijn regelen. Het komt of uit de lengte of uit de breedte, maar het kost altijd geld. Niets is voor niets. Of het komt uit de belastingsopbrengsten, wat betekent dat we het allemaal met elkaar betalen, of het komt uit een opslag en dan betalen we het ook allemaal.

Ik heb aangegeven dat we kiezen voor een opslag. We kiezen dat voor zowel de elektriciteits- als de gasprijs. Dat moet uitgewerkt worden. De bedoeling is dat ook na 2011 de duurzame energieproductie actief gestimuleerd kan worden. Op die manier kun je als burger zelf kiezen wat je in je huis wilt hebben. Dat is door de Kamer aangegeven. Je kunt kiezen voor energiezuinige apparaten of niet. Overigens is de vraag terecht waar dat toe leidt. Dat is niet zo ingewikkeld. De opslag leidt tot stijgende lasten voor burgers en bedrijven. Daar zijn geen misverstanden over en dat is precies de reden dat we in het aanvullende beleidsakkoord hebben afgesproken dat de vrijvallende middelen voor de SDE en de MEP gebruikt zullen worden voor lastenverlichting. Voor de eerste jaren na de invoering heeft dit kabinet er dus voor gezorgd dat de lastenstijging wordt opgevangen door een lastenverlichting. Ik heb aangegeven dat ik voor de zomer duidelijk zal maken waar de heffing terechtkomt en hoe daarvoor wordt gecompenseerd bij de burgers en de bedrijven. Natuurlijk hebben we te maken met het koopkrachtplaatje, maar in de nieuwe systematiek kunnen de kosten – de energierekening – niet zomaar ongelimiteerd of onverwacht oplopen. Dat zou wel gebeuren als we overgaan naar het Duitse systeem, want daar zit geen plafond op. De uitgavenkant van de SDE blijft ongewijzigd. We houden de budgetplafonds. Dat hebben we nodig om in de eerste plaats sturing te geven aan de ontwikkeling van de duurzame energie en in de tweede plaats om de effecten op de energierekening te beperken. Wat dit kabinet gaat doen met de nieuwe financiering, wordt dus gecompenseerd omdat uitgaven elders niet meer hoeven te worden gedaan. Wat een volgend kabinet gaat doen aan extra zaken, is aan dat volgende kabinet. Dit kabinet heeft er echter voor gezorgd dat deze zaken glad verlopen. Hoe de opslag uitpakt in termen van lasten voor individuele burgers en bedrijven, zal ik, zoals door de Kamer is gevraagd, voor de zomer laten weten. We kijken daarbij ook naar de mogelijkheid om te differentiëren tussen grijze en groene stroom. Natuurlijk wordt er dan ook gekeken naar de energie-intensieve sector.

Dan kom ik op de vraag over hoe de energielasten tot 2020 zich ontwikkelen zonder of met de SDE-opslag. Dat zal natuurlijk afhangen van de ontwikkeling van de fossiele brandstof en CO2-prijzen, zo zeg ik in de richting van de heer Jansen. De CO2-prijs is een heel wezenlijk element in het hele verhaal. Ik kan niet zeggen wat dat exact betekent, dat weet de Kamer ook. We zullen dus moeten werken met scenario’s. Ik ben het overigens wel eens met de heer Vendrik dat je een veel te grote afhankelijkheid krijgt van eenzijdige en schaars wordende fossiele brandstoffen als je niet kiest voor duurzame energie, ook al is het in de volgens hem beperkte vorm waarin dit kabinet dat doet. Dat willen we met elkaar niet. Ik onderschrijf dat dus en zeg dit ook in de richting van de heer Zijlstra. We beginnen nu niet opnieuw over de kernenergie, want dat weten we al.

De heer Vendrik vroeg om een aanpassing van de SDE. Hij wil geen plafonds. Ik heb al aangegeven dat we niet kiezen voor het Duitse feed-insysteem en een openeinderegeling. Ik ben benieuwd naar zijn amendement, waarover wij op een later moment zullen spreken.

Dan wil ik graag ingaan op een aantal overige vragen die gesteld zijn. De heer Jansen vroeg hoeveel procent Zon-PV, wind op land en wind op zee we in de doelstelling voor 2020 hebben. We hebben gekozen voor 20% duurzame energie. Ik heb in de brief over de openstelling van de SDE in 2010 aangegeven wat wij in deze kabinetsperiode doen. Het is echter aan een volgend kabinet om de verdere groei voor de kabinetsperiode tot 2016 te realiseren. Ik heb de Kamer in mijn brief van 17 april wel aangegeven wat voor mij een scenario zou kunnen zijn. Mijn uitgangspunten daarbij zijn 6000 MW wind op land, 6000 MW wind op zee, het stimuleren van de zelfstandige decentrale biomassa – waarbij het uitgangspunt is dat lokale biomassa beschikbaar is – en de inzet van de grootschalige bij- en meestook. Daarbij heb ik aangegeven dat we moeten kiezen voor een manier waarop we tot een wettelijke verplichting kunnen komen.

Medio 2010 wordt het National Renewable Energy Action Plan aan de Europese Commissie aangeboden met daarin een tentatief groeipad. Het is echter echt aan een volgend kabinet om daar een definitieve invulling aan te geven.

De heer Van der Ham heeft naar het stappenplan voor Wind op zee 2020 gevraagd. Ik heb dat voor het begin van het komende jaar beloofd en ben van plan om die belofte na te komen.

Wat betreft de vrije-getijdenenergie heb ik een probleem. Laat ik daar heel simpel in zijn. We hebben met de sector over de initiatieven op het terrein van de vrije-getijdenstromingsenergie gesproken. Dat zijn demonstratieprojecten en die kan ik niet kwijt in de SDE, omdat die bedoeld is voor het stimuleren van duurzame energieopties die dicht bij een kosteneffectieve toepassing in de markt zitten, met een doorkijkje naar de toekomst. Met ruim 34 cent per kWh, zoals berekend is, is dit wel erg duur. Het potentieel is in 2020 beperkt en ik vind dat we dat dus niet moeten doen. Aan de andere kant vind ik het wel van belang. Ik vind het een innovatieve ontwikkeling die wat mij betreft een steuntje een rug moet krijgen. Ik wil wel bekijken of ik via een innovatiesubsidie iets kan doen om de kosten omlaag te brengen, zodat we in ieder geval op die manier aangeven dat het voor ons wel van belang is. Dan zal ik het uit een ander potje halen, om zo de getijdenstroom een kans te geven.

Mevrouw Wiegman vroeg hoe het zit met de banken die hebben gevraagd of de overheid randvoorwaarden wil scheppen aan duurzaamheid, omdat zij pas dan kunnen zeggen of ze willen investeren in klimaatbeleid. Ik begrijp het wel. Duidelijkheid over toekomstig beleid betekent ook weer duidelijkheid over de omvang en stabiliteit van de duurzame energiemarkt en daarmee verbeter je het investeringscircuit. Dat is inderdaad waar. Kopenhagen moet dan ook meer duidelijkheid creëren over bijvoorbeeld de toekomstige markt voor CO2. De SDE-regeling biedt voor vijftien jaar zekerheid aan producenten voor de duurzame energiemarkt in Nederland. In overleg met banken bekijken we in hoeverre de SDE-regeling verbeterd kan worden om meer zekerheid te genereren. Ik neem dit mee in de evaluatie. Met de nieuwe financieringswijze bieden we de zekerheid dat we ook na 2011 voldoende middelen ter beschikking hebben.

Aan het adres van mevrouw Wiegman merk ik op dat inderdaad al vorig jaar veel aan Zon-PV werd gevraagd en er in 2010 ook weer veel wordt verwacht. Volgens het groeipad is er in 2010 budget voor 33% meer vermogen voor de kleine Zon-PV dan in eerste instantie in 2009 het geval was. Het is niet het doel van de SDE-regeling om iedere aanvraag te honoreren. Het doel is om een realistisch groeipad uit te zetten naar 20% duurzame energie in 2020. Daarom kiezen we telkens voor categorieën met een plafond. Ik heb aangegeven dat we niet voor het feed-insysteem kiezen.

De heer Jansen vroeg in welk tempo van afbouw de subsidie per kWh in de SDE-regeling kan vanwege een goedkoper wordende techniek. Dat verschilt per techniek. We houden de onrendabele toppen via de jaarlijkse berekeningen van ECN in de gaten. Zij zullen ook de basis voor de nieuwe plafondstelling zijn. Op die manier kun je via de budgetplafonds het groeipad van diverse categorieën sturen. Ik kijk uiteraard ook naar de kosten en naar de toekomstige kostendaling van een categorie.

De heer Jansen heeft gevraagd naar de mogelijkheden van een inspanningsverplichting voor restwarmtebenutting. Dat wordt op dit moment interdepartementaal verkend tussen VROM, LNV en EZ. Volgende week is de begrotingsbehandeling van VROM en de mogelijkheid bestaat dat mijn collega van VROM daar tijdens de behandeling van haar begroting op terugkomt. Een echte verplichting tot daadwerkelijke benutting van de restwarmte vind ik op dit moment echter veel te fors ingrijpen in de markt, ook omdat niet overal waar restwarmte is ook sprake is van een warmtevraag. Kortom, de mogelijkheid van de inspanningsverplichting voor de restwarmtebenutting wordt interdepartementaal verkend. Nu ben ik echt aan het einde van mijn verhaal.

De voorzitter: Ik geef u allemaal de ruimte voor een zin die binnen een minuut eindigt met een punt. Dan kan de minister daarop antwoorden.

De heer Jansen (SP): Ik zal me in deze ene zin beperken tot twee punten. Allereerst zegt de minister dat er verschillende scenario’s mogelijk zijn. Door mij en door collega’s is gevraagd om deze scenario’s uit te werken, want we willen weten wat het voor de huishoudens betekent als we niets doen en als we dit plan uitvoeren. Dan kunnen we dat naast andere opties leggen. Daar ben ik toe bereid. Op welke termijn zou dat mogelijk zijn?

Ik heb nog een vraag over het tabelletje dat bij de brief van november zat. Daarop is te zien dat de ontwikkeling die de minister aanhoudt voor Zon-PV, heel anders is dan voor wind. Zon-PV is volgend jaar min 10% rendement voor de verbetering van het kleinverbruik en min 7% voor de grotere installaties. Bij wind loopt de normatieve kostprijs op. Met andere woorden, de minister is bezig met het sponsoren van de windturbinefabrikanten en daar houden wij niet van bij de SP. Daar wringt iets. Dat zou de minister van Economische Zaken toch ook niet moeten willen?

De heer Samsom (PvdA): Ik heb twee belangrijke vragen. De minister zegt dat ze de biogashub voor de regeling van 2011 goed geregeld wilt zien. Wij hadden gevraagd om in 2010 in ieder geval de start van het project te kunnen meemaken. Dat betekent dat twee installaties die nu klaarstaan, toch echt subsidiabel moeten worden. Linksom of rechtsom moet dat in het systeem gepropt kunnen worden. Ik gebruik letterlijk die woorden, omdat ik denk dat het daarop gaat neerkomen. Als het maar gebeurt. Er is zware politieke steun voor, dus volgens mij zouden we dat moeten kunnen regelen.

Ik had voor Zon-PV een voorstel gedaan dat gericht was op 2011. De minister hoeft daar niet vandaag meteen op te antwoorden, maar ik wil deze discussie ook niet pas later hoeven voeren. Mijn voorstel was om met een soort bandbreedte te werken, met sturingsparameters, zodat we niet op de eerste dag met uitgelote en teleurgestelde mensen zitten. Dat is een verbetering die voor de lange termijn voor andere opties kan gelden. Ik wijs ook mijn collega’s erop dat we al die scenario’s op 17 april gewoon hebben gezien. Daar zit ook 20% grootschalige bij- en meestookbiomassa bij. Nu komt het goede verhaal: als we die via een verplichting regelen, kan er 20% af van het gehele, enorme bedrag van 2,5 mld. in 2020 dat de heer Zijlstra altijd zo graag gebruikt. Men zal begrijpen dat ik het een beetje over de duim doe, maar daar komt het wel op neer. Er is in die scenario’s dus nog heel veel moois mogelijk. Dit wilde ik zeggen om te benadrukken hoe snel een biomassa-bijstookverplichting voor de producenten gewenst is door de PvdA-fractie.

De heer Zijlstra (VVD): De toezegging van de minister over de getijdenstroom is nu precies waar het fundamentele verschil met de VVD zit. We zijn het eens met die toezegging en vinden het heel goed dat zij die heeft gedaan, maar zij gaf aan daarin te investeren om een innovatieve ontwikkeling te triggeren, om daarmee de kostprijs naar beneden te krijgen. Daar ligt het fundamentele probleem. De VVD is helemaal niet tegen duurzame energie. Sterker nog, wij zien in energieschaarste een misschien nog wel groter probleem dat ons tegemoetkomt, waardoor je naar duurzame energie toe moet. De vraag is alleen of je dat met verbruikssubsidies doet – waar op dit moment bijvoorbeeld windmolens mee te maken hebben – of met innovatiesubsidies. Daar ligt, wat ons betreft, het fundamentele probleem met het beleid dat is ingezet. Het zijn verbruikssubsidies en over tien of vijftien jaar moet je weer opnieuw subsidie geven, want anders valt in een keer de hele capaciteit weg. De conclusie is dus dat wkk in 2010 niet gaat gebeuren, ondanks het CE Delft-rapport. We moeten afwachten tot het voorjaar. Ik roep de partijen op om een motie in te dienen voor 5 MW bij Urk. Daarmee valt volgens mij namelijk de 116 mln. innovatiesubsidie weg. De minister heeft dat geld volgens mij namelijk gegeven omdat het iets nieuws is voor die grootte. Daarmee valt voor mij ook het hele windpark bij Urk weg.

Ten slotte merk ik op dat de minister niet geantwoord heeft op mijn vraag hoe het zit met de inpasbaarheid van Urk en de rol van de overheid. De minister zegt geen warmteverplichting te willen, omdat dat een te fors ingrijpen van de overheid in de markt zou zijn. De overheid grijpt echter op vele manieren in deze markt in en wij hebben gevraagd wanneer zij weer de markt het werk laat doen in plaats van als overheid overal op te sturen met verplichtingen, subsidies en dat soort zaken. Dat was ongeveer mijn hele eerste termijn en als de minister dat niet heeft meegekregen, is er iets misgegaan.

Mevrouw Spies (CDA): Ik dank de minister voor haar antwoorden en voor een aantal toezeggingen die ik vanwege de tijd niet zal herhalen. Ik ben wel benieuwd naar het andere potje waar de vrije-getijdenstromingsenergie wel uit geput kan worden. Ik sluit mij bij collega Samsom aan dat de groengashub in 2010 moet starten. Daar zullen we nu dus al een haakje voor moeten hebben.

Ik ben niet tevreden met de beantwoording van de minister rondom biomassa, elektriciteit, gas en het basisbedrag wat zij daarvoor in gedachten heeft. Ik doe nu een ultieme poging om op dat punt alsnog tot een heroverweging bij de minister te komen. Ik was benieuwd of zij ten aanzien van de positieve lijst en alles wat daarmee samenhangt een termijn kan noemen waarmee dat gerealiseerd wordt, omdat ook hier tijdsdruk helpt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU): Van mijn kant ook dank voor de antwoorden en de verschillende toezeggingen. Ik ga een paar dingen langs. Ik kan me vrij gemakkelijk aansluiten bij het CDA wat betreft het basisbedrag van groen gas. Ik sluit mij aan bij de woorden van collega Samsom wat betreft de groengashubs. Ik zou de minister nogmaals mijn dank willen betuigen voor de uitleg over hoe het is gegaan bij het vergistingsproject, waar het zo belangrijk is dat SenterNovem maximaal transparant communiceert over de reden waarom projecten worden toegewezen of afgewezen.

Wat betreft het windpark in de Noordoostpolder ben ik blij van de minister te horen dat Urk niet alleen met de lasten maar ook met de lusten te maken moet hebben. Ik hoop dat de minister op dat terrein tot hele goede resultaten zal komen met het rijksinpassingsplan.

Wat betreft het vangnet voor wkk zegt de minister dat zij 15% rendement mee zal nemen in de evaluatie. Waar het mij echter vandaag vooral om gaat, is niet zozeer de vraag hoeveel geld er uiteindelijk naartoe moet, maar vooral dat we met elkaar duidelijkheid hebben over de gegevens die we daarin gebruiken. Dat helpt het communiceren over dat punt wat beter op weg. Ik vind het ook goed om te horen dat de minister de rol van de banken meeneemt in de evaluatie.

De heer Vendrik (GroenLinks): Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik zet het debat over kolencentrales, CO2-normeringen en mee- en bijstook volgende week graag met de minister van VROM voort. We zullen het volgende week over Schoon en Zuinig hebben en over wat er allemaal aan verbeterd moet worden. Dat zal geen herhaling zijn; het wordt volgende week beter dan deze week in Nederland. Met die verwachting ga ik het debat in met mevrouw Cramer.

Dan kom ik op de beantwoording van de minister ten aanzien van wkk. Het blijft allemaal ploeteren. We krijgen in het voorjaar nog een rondje om te kijken of de vangnetregeling verbreed wordt. Dat is wel heel mager allemaal. We hebben natuurlijk niet voor niets dit voorjaar het Centrum voor Energiebesparing gevraagd om een onderzoek uit te voeren. Ik blijf deze minister dus oproepen om dat belang hoog te houden. Wkk is namelijk een belangrijke transitie-energievorm.

De geschiedenis van wind op land in 2010 en de aparte categorie voor Urk van 6 MW vreet bijna het hele budget op. Ik vind dat een vreemde gang van zaken. Ik mis een gezaghebbende uitleg van de minister over waar dat nu precies voor nodig is en ik vraag me af of dit in lijn is met de grondslag van de SDE. We stimuleren duurzaam vermogen in de hoop dat we leercurves bereiken, dat het innovatief is en dat er voldoende spelers aan de poort mee kunnen doen. Dat is hier allemaal niet het geval. Ik vind dit een vreemde gang van zaken die zich, wat mijn fractie betreft, niet voor herhaling leent. Wat wind op land betreft loopt er nog een lange discussie over de normering van de betreffende subsidie. Ik heb de minister gevraagd om daar in het voorjaar gelijktijdig met mevrouw Cramer in de Kamer op terug te komen. Het is natuurlijk wel vreemd dat in het kader van Urk allerlei nieuwe vergoedingssystemen ineens wel mogelijk zijn, terwijl de oude discussie van wind op land in de oude gebieden en rendementsverplichtingen zo moeizaam gaat.

Ik vind het aangenaam dat de minister de vrije-stroomenergie in een innovatietraject parkeert. Mag ik er dan ook van uitgaan dat dit meteen goed is? We hebben het over een budget van een miljoen of twee en dat moet dan ook meteen geregeld worden.

Mijn laatste punt betreft de zelfopwekking. De bereidheid om toch een stap te zetten klinkt goed, maar het risico bestaat dat het nog wel eens jaren kan duren voordat we het structureel regelen. Ik zou de minister dus willen vragen om haar uiterste best te doen om op heel korte termijn de Kamer een voorstel te doen inzake zelflevering en zelfopwekking. Ik krijg hierover graag een toezegging.

De heer Van der Ham (D66): Ik moet het even heel kort houden, want ik ben voor een deel naar buiten geweest om een brandje te blussen. Over de toezegging over de vloeibare biomassa ben ik in ieder geval erg blij. Wat de rest betreft, zal ik de beantwoording nalezen. Mijn excuses daarvoor.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Laat ik eerst iets zeggen over de zelflevering. We doen niet voor niets een onderzoek. Dat kan mislukken, maar er kan ook iets uitkomen wat we nu niet weten. Je moet dat dus behapbaar houden. Dat betekent dan ook dat er één pilot komt en geen vijftien of vijftig. Op basis van de uitkomst bekijken we wat we er verder mee gaan doen. Anders hoef je geen onderzoek te doen. Ik kan geen garantie geven dat de uitkomsten van de zodanig zijn dat we over een jaar wetgeving hebben voor zelflevering. We moeten eerst kijken hoe het uitgevoerd kan worden. Ik kom zo spoedig mogelijk daarop terug, want er moet natuurlijk wel overlegd worden met de sector over waar we dat doen, hoe groot we het maken en hoe we ervoor kunnen zorgen dat de vragen van de Kamer aan bod komen, zodat we er iets van kunnen leren. Anders heeft het geen zin.

In antwoord op de vraag van de heer Jansen over de scenario’s merk ik op dat de lasten voor de energie bepaalde uitkomsten in de oude systematiek van de SDE geven die anders worden in de nieuwe systematiek. Ik heb aangegeven dat ik met dat inzicht in de zomer terug bij de Kamer kom. Dan zal ik aangeven op welke manier de basisenergielasten zich zullen ontwikkelen en op welke manier we dat in de periode die daarvoor staat, zullen compenseren aan de hand van de vrijval van het MEP en de SDE-regeling. Ik kan niet over het graf van dit kabinet heen regeren. Als de Kamer dingen van mij vraagt die verder reiken, gaat dat niet om de doodeenvoudige reden dat een nieuw kabinet zijn eigen besluiten zal moeten nemen over extra maatregelen. Het zal ook moeten aangeven op welke manier het wil compenseren. Ik ben voor de uitvoering van een aanvullend beleidsakkoord en dat is ook datgene wat ik ga doen.

De heer Jansen (SP): We hadden echter gevraagd om extrapolatie. Dat kan toch wel? De minister kan toch aangeven wat er gebeurt als de scenario’s worden doorgezet?

Minister Van der Hoeven: Nee, dat kan ik niet. Ik kan alleen aangeven wat de consequenties zijn van datgene wat er gebeurt op het moment dat we het aanvullend beleidsakkoord uitvoeren. Dat is het enige. Alles wat daar door een nieuw kabinet aan toegevoegd wordt kan ik niet aangeven, want ik weet niet wat een nieuw kabinet gaat doen. Ik kan alleen aangeven wat de consequenties op de langere duur zijn van het beleid van dit kabinet. Daar houdt het echter ook mee op. Ik heb aangegeven dat ik dat ook zal doen. Ik zal niet meer en ook niet minder doen.

Ik ben het met de Kamer eens dat je moet kijken naar de effecten van de ontwikkeling van Zon-PV en wind. Bij Zon-PV is er meer mogelijk. Dat klopt, zoals ook blijkt uit de tabel bij mijn brief van 23 november. Ik verwacht overigens dat er nog wel een aantal winstmogelijkheden te realiseren zijn op het gebied van de ontwikkeling van Zon-PV.

Ik wil, voordat nog inga op de biogashub, ingaan op de Zon-PV bandbreedte. Ik wil daar best naar kijken. Ik zal dit meenemen in de evaluatie en kijken of daar iets in zit. Ik kan daar geen resultaattoezegging over doen, maar ik wil er zeker naar kijken.

Dan kom ik op het punt van de verplichting van de mee- en bijstook van de biomassa. Wat is gezegd, is inderdaad waar, maar of je dat zo snel geregeld hebt, is maar de vraag. Ik heb aangegeven dat ik met de sector in overleg ben over op welke manier we dat zouden kunnen realiseren. Ik weet dat de Kamer eraan hecht en ik denk dat het een goed signaal is, omdat je daarmee aangeeft waar je naartoe wilt. Mijnheer Zijlstra, ik wil ook een stabiel investeringsklimaat en ik wil ook dat de kosten van het verhaal uiteindelijk omlaaggaan. Dat klopt.

Overigens heb ik één ding in mijn eerste termijn niet genoemd dat ik toch graag kwijt wil in relatie tot alles wat we nu aan de orde stellen. Het heeft te maken met de heroverwegingen van volgend jaar. Rondom de heroverweging zullen we ons moeten realiseren dat de bomen niet meer tot in de hemel groeien. Integendeel, de bomen zullen een stuk lager groeien. Dat zal ook zijn consequenties hebben voor een aantal andere sectoren. Dat is een kanttekening die ik wil maken bij alle wensen die zijn aangegeven.

Dan kom ik op de inpasbaarheid van de motie-Zijlstra. Ik heb aangegeven dat het rijksinpassingsplan komt na wat nu voor consultatie voorligt. Ik zal dan rekening houden met de commentaren, de kritieken en de voorstellen die zullen komen. Op basis daarvan zal ik kijken hoe ik de motie-Zijlstra kan uitvoeren. Ik wil even afwachten wat er aan suggesties komt, maar dat was eigenlijk precies wat ik bedoelde te zeggen met wat ook wordt aangegeven over de tussenliggende termijn.

Ik heb aangegeven hoe we met de positieve lijst omgaan. Het onderzoek van collega Verburg loopt. Ik heb begrepen dat de conclusies daarvan begin volgend jaar aan de Kamer kunnen worden aangegeven. Ik ga echter niet over de planning daarvan. Ik zal in ieder geval hetgeen wat we hier met elkaar gewisseld hebben aan mijn collega overbrengen.

Ik ben het eens met mevrouw Wiegman dat maximale transparantie over de activiteiten en het afwijzen bij SenterNovem goed is. Als er daar onduidelijkheid over bestaat, weten mensen niet meer waar ze aan toe zijn. Dat schiet natuurlijk niet op.

Mevrouw Spies vroeg waar we de getijdenstroom van betalen. Ik geef aan dat ik dat wil doen, maar uit de innovatieagenda zullen meerdere dingen betaald moeten worden. Ik denk dat als we iets doen, het goed zou zijn om het daaruit te halen. Het past daarbij en het geeft de sector een stimulans om hiermee door te gaan, zodat het op wat langere termijn misschien wel onder de SDE-regeling kan vallen.

Ik heb aangegeven dat ik niets voel voor een basisbedrag. Ik kan dat nog wel een keertje opnieuw uitleggen, maar ik geloof dat ik dan ruzie met de voorzitter krijg.

Er resteert nog een vraag over de groengashub, zoals de Kamer die zou willen zien in het noorden des lands. Ik begrijp dat de Kamer dat zegt, maar op dit moment heb ik eerlijk gezegd nog geen mogelijkheid gevonden om aan haar wensen te voldoen. Ik wil best nog een weekje nadenken om te kijken of ik iets vind, maar op dit moment heb ik dat niet. Zo simpel ligt het. Ik wil best nog een keer kijken of ik een haakje kan vinden, zoals dat zo treffend werd geformuleerd, maar nu heb ik het nog niet.

Mevrouw Spies (CDA): Mag ik u vragen of u na die week nadenken de Kamer informeert over de uitkomst? Anders heeft het geen zin.

Minister Van der Hoeven: Uiteraard.

De voorzitter: U krijgt dat over een week. Ik zal nu geen vragen meer toestaan. Een punt van orde mag.

Mevrouw Spies (CDA): Wij naderen het einde van het jaar en voor iedereen achter deze tafel eindigt dat jaar ongeveer in Kopenhagen. Dat betekent dat het heel praktisch zou zijn als we die brief van de minister dinsdag of woensdag zouden kunnen krijgen, zodat we uiterlijk volgende week donderdag een VAO zouden kunnen hebben.

De voorzitter: Dat lijkt mij een goed voorstel. We hebben ook andere overleggen naar eerder in de week verplaatst om dat volgende week ook allemaal af te kunnen ronden. Ik heb de minister al bevestigend horen antwoorden, dus dan is dat daarmee een toezegging.

Ik zal de toezeggingen nog even samenvatten zodat de minister kan luisteren of wij ze goed genoteerd hebben.

Toezeggingen

– De minister zal de Kamer in het voorjaar van 2010 informeren over de besteding van de vrijvallende MEP-gelden.

– De minister zal de Kamer in 2010 informeren over de uitkomst van de evaluatie van de SDE, waarbij tevens wordt ingegaan op een mogelijke plaats voor groen gas, wkk, alsmede de mogelijkheid van Zon-PV bandbreedte. In het kader van zelfregeling zal de minister een pilot ontwikkelen voor Zon-PV en de Kamer informeren op welke wijze en op welke termijn dit gaat gebeuren.

– Voor de zomer van 2010 zal de minister de Kamer nader informeren over de uitwerking van de basis energielasten als gevolg van de nieuwe financiering van de SDE en de compensatie daarvan in deze kabinetsperiode.

– De minister zal de mogelijkheid bezien van de innovatiesubsidie voor de vrije getijdenstroom.

– De minister zal de Kamer uiterlijk woensdag aanstaande informeren over de mogelijke plek voor de groengashub in de SDE-regeling voor 2010.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Algra (CDA) en Weekers (VVD).