Ontvangen 3 juli 2008
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I, onderdeel A, onderdeel f, wordt «en waarnemende» vervangen door: en de waarnemende.
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel 5, vierde lid, wordt «door hem» vervangen door «het door hem» en wordt «Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s dan wel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen» vervangen door: Algemene wet erkenning beroepskwalificaties.
b. In artikel 5a, tweede lid, wordt «vrijwilllig» vervangen door: vrijwillig.
In artikel I, onderdeel M, onderdeel b, wordt «dit ambt» vervangen door «indien dit ambt» en wordt «deze functie» vervangen door: indien deze functie.
In artikel I, onderdeel N, wordt na «Ziektewet» ingevoegd: , een uitkering op grond van artikel 74 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In artikel I, onderdeel W, wordt «derde lid,» vervangen door: derde lid.
Artikel I, onderdeel CC, komt te luiden:
Artikel 46i wordt gewijzigd als volgt:
a. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt telkens «als bedoeld in artikel 46k, eerste lid,».
b. Het vijfde lid komt te luiden:
5. In afwijking van het eerste lid kan de rechterlijk ambtenaar, indien de in dat lid bedoelde voorwaarden zijn vervuld en hij hierom verzoekt, worden ontslagen bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister. Voor de rechtsgevolgen wordt dit ontslag gelijkgesteld met een ontslag door de Hoge Raad overeenkomstig het eerste lid.
Artikel I, onderdeel EE, wordt gewijzigd als volgt:
a. Onderdeel b wordt geletterd c.
b. Na onderdeel a wordt een onderdeel b ingevoegd, luidende:
b. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid wordt de rechterlijk ambtenaar in geval van ongeschiktheid voor het vervullen van zijn ambt anders dan wegens ziekte, indien hij hierom verzoekt, ontslagen bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister. Voor de rechtsgevolgen wordt dit ontslag gelijkgesteld met een ontslag door de Hoge Raad overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a.
c. In onderdeel c (nieuw) vervalt «tweede en».
In artikel I, onderdeel JJ, onder b, wordt de punt na «rechtverkrijgenden» vervangen door een puntkomma.
In artikel II worden na onderdeel K twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Artikel 48a, vijfde lid, komt te luiden:
5. De deskundige leden leggen alvorens zij met hun werkzaamheden aanvangen de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de tweede bijlage bij deze wet. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over hun beëdiging.
In artikel 48b, eerste lid, vervalt «46g, eerste en tweede lid,», wordt «46p, eerste tot en met vijfde lid» vervangen door «46p» en wordt na «plaatsvervangers» ingevoegd: , met dien verstande dat voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46j onderscheidenlijk 46o, tweede lid, onder functionele autoriteit wordt verstaan: bestuur onderscheidenlijk president van het gerecht.
In artikel II, onderdeel AA, komt onderdeel d te luiden:
d. In het vierde lid (nieuw) wordt «en het functioneel parket» vervangen door: , het functioneel parket en het parket-generaal.
In artikel II, onderdeel BB, komt onderdeel d te luiden:
d. In het vierde lid (nieuw) wordt «en het landelijk parket» vervangen door: , het landelijk parket en het parket-generaal.
In artikel II, onderdeel FF, wordt «66, vijfde lid, en 67, vijfde lid,» vervangen door: 48a, vijfde lid, 66, vijfde lid, en 67, vijfde lid,.
Na artikel IV worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
In de artikelen 46b, veertiende lid, en 54, eerste lid, van de Advocatenwet, 36, derde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, 32 van de Loodsenwet en 60 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg vervalt telkens «46g, eerste en tweede lid,» en wordt «46p, eerste tot en met vijfde lid,» telkens vervangen door: 46p.
In de artikelen 16, tweede lid, van de Algemene wet gelijke behandeling, 12, derde lid, van de Uitvoeringswet grondkamers, 53, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, 7.60, vijfde lid, en 7.65, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, 8.1, tweede lid, van de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur, 12, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000 en 9, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 wordt «1d» telkens vervangen door: 5.
In artikel VII wordt «de militaire leden, bedoeld in artikel 54, derde lid, van diezelfde wet» vervangen door: de militaire leden, bedoeld in de artikelen 54, derde lid, 55, tweede lid, en 68, tweede lid, van diezelfde wet.
Na artikel VII worden twaalf artikelen ingevoegd, luidende:
In artikel 74, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt «46i, vierde lid» vervangen door «46i, vijfde lid» en wordt «46p, vijfde en zesde lid» vervangen door: artikel 46p, vijfde lid.
De Militaire Ambtenarenwet 1931 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5, zesde lid, wordt «46g, eerste tot en met het vierde lid» vervangen door «46g» en wordt na «overeenkomstige toepassing» ingevoegd: , met dien verstande dat voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46j onderscheidenlijk artikel 46o, tweede lid, onder functionele autoriteit wordt verstaan: bestuur onderscheidenlijk president van het gerecht.
Artikel 5a komt te luiden:
Artikel 66, vijfde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een militair lid.
In artikel 33, derde lid, van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst wordt «1c» vervangen door: 4.
De Wet op de Raad van State wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3a wordt gewijzigd als volgt:
a. In het eerste lid wordt «beslissingen, bedoeld in artikel 46p, vijfde en zesde lid» vervangen door: een beslissing als bedoeld in artikel 46p, vijfde lid.
b. In het tweede lid wordt «46i, vierde lid» vervangen door: 46i, vijfde lid.
In de artikelen 12, eerste lid, en 29, tweede lid, wordt «1d» telkens vervangen door: 5.
In artikel 22 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 vervalt «46g, eerste en tweede lid,» en wordt «46p, eerste tot en met vijfde lid» vervangen door: 46p.
In artikel XIII, vijfde lid, van de Wet organisatie en bestuur gerechten wordt «47, derde lid» vervangen door: 47, eerste lid.
De Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 79 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel 66, vijfde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden en de plaatsvervangende leden onderscheidenlijk de raden en de plaatsvervangende raden.
In artikel 80 vervalt «46g, eerste en tweede lid,», wordt «46p, eerste tot en met vijfde lid,» vervangen door «46p» en wordt na «toepassing» ingevoegd: , met dien verstande dat voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46j onderscheidenlijk 46o, tweede lid, onder functionele autoriteit wordt verstaan: bestuur onderscheidenlijk president van het gerecht.
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt of is getreden voordat of op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, vervalt artikel VIID van deze wet en wordt de Wet op de Raad van State gewijzigd als volgt:
In de artikelen 2, vierde lid, onderdeel b, en 12, eerste lid, wordt «1d» telkens vervangen door: 5.
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
a. In het tweede lid wordt «beslissingen, bedoeld in artikel 46p, vijfde en zesde lid» vervangen door: een beslissing als bedoeld in artikel 46p, vijfde lid.
b. In het derde lid wordt «46i, vierde lid» vervangen door: 46i, vijfde lid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt nadat deze wet in werking is getreden, wordt de Wet op de Raad van State gewijzigd als volgt:
In de artikelen 2, vierde lid, onderdeel b, en 12, eerste lid, wordt «1d» telkens vervangen door: 5.
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
a. In het tweede lid wordt «beslissingen, bedoeld in artikel 46p, vijfde en zesde lid» vervangen door: een beslissing als bedoeld in artikel 46p, vijfde lid.
b. In het derde lid wordt «46i, vierde lid» vervangen door: 46i, vijfde lid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt nadat deze wet in werking is getreden, vervalt artikel XIIIA, onderdeel B, van die wet en wordt in artikel 84, zesde lid, onderdeel d, van de Wet op de rechterlijke organisatie «van de Raad van State of staatsraad» vervangen door: of lid van de Raad van State.
Indien de artikelen van hoofdstuk 8, paragraaf 5, van het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (31 389) nadat het tot wet is verheven, in werking treden of zijn getreden voordat of op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, vervalt artikel VIIE van deze wet en wordt de Wet dieren gewijzigd als volgt:
In artikel 8.18, vijfde lid, wordt «1d, eerste lid, onderdeel a of b, of vierde lid,» vervangen door: 5.
In artikel 8.21 vervalt «46g, eerste en tweede lid» en wordt «46p, eerste tot en met vijfde lid,» vervangen door: 46p.
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 december 2003 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag (29 353) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 253c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek «kantonrechter» telkens vervangen door: rechtbank.
Na artikel VIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De benoemingsbesluiten van degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet het ambt vervullen van coördinerend vice-president van, vice-president van, raadsheer in, raadsheer-plaatsvervanger in of gerechtsauditeur bij een gerechtshof onderscheidenlijk coördinerend vice-president van, vice-president van, rechter in, rechter-plaatsvervanger in of gerechtsauditeur bij een rechtbank, worden mede aangemerkt als besluiten tot vaststelling bij welk gerechtshof onderscheidenlijk welke rechtbank zij hun ambt vervullen, bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
2. De benoemingsbesluiten van degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet bij een tot het openbaar ministerie behorend parket het ambt vervullen van hoofdadvocaat-generaal, plaatsvervangend hoofdadvocaat-generaal, advocaat-generaal, plaatsvervangend advocaat-generaal, hoofdofficier, fungerend hoofdofficier, plaatsvervangend hoofdofficier, officier eerste klasse, officier, substituut-officier, plaatsvervangend officier van justitie, officier enkelvoudige zittingen of plaatsvervangend officier enkelvoudige zittingen, worden mede aangemerkt als besluiten tot vaststelling bij welk parket zij hun ambt vervullen, bedoeld in artikel 5b, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
Deze nota van wijziging bevat enkele aanpassingen van de in het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) en de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO). Deze aanpassingen worden hieronder, voor zover zij niet slechts redactioneel van aard zijn, toegelicht. Daarnaast behelst deze nota van wijziging een aanvulling van het wetsvoorstel met de aanpassing van diverse wetten waarin verwijzingen zijn opgenomen naar artikelen in de Wrra die met dit wetsvoorstel worden gewijzigd. Ook deze aanpassingen worden hieronder toegelicht.
Vanwege de vervanging van de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma’s en de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen door de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is de verwijzing in het huidige artikel 1d, vierde lid, van de Wrra naar de twee eerstgenoemde wetten omgezet in een verwijzing naar laatstgenoemde wet (Stb. 2007, 530). Dit onderdeel strekt ertoe dezelfde aanpassing door te voeren in het nieuwe artikel 5 van de Wrra, waarvan de inhoud is ontleend aan die van het huidige artikel 1d.
Dit onderdeel strekt ertoe te verduidelijken dat ook een overlijdensuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in mindering wordt gebracht op de overlijdensuitkering op grond van artikel 18 van de Wrra.
Zie voor een toelichting op de in deze onderdelen vervatte aanpassingen van de artikelen 46i, vijfde lid, en 46l, tweede lid, van de Wrra de nota naar aanleiding van het verslag (artikel I, onderdeel AA).
Deze onderdelen strekken ertoe de bepalingen over de rechtspositie van de deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbanken, die inmiddels zijn opgenomen in de artikelen 48a en 48b van de Wet RO, aan te passen overeenkomstig de in dit wetsvoorstel al opgenomen aanpassing van de bepalingen over de rechtspositie van de deskundige leden van de bijzondere kamers, bedoeld in de artikelen 66 en 67 van de Wet RO (artikel II, onderdelen L en M). Daarnaast wordt in artikel 48b de verwijzing naar artikel 46p van de Wrra aangepast in verband met de in dit wetsvoorstel opgenomen overheveling van de (resterende) inhoud van het zesde lid van artikel 46p naar het vijfde lid van datzelfde artikel. Vanwege het bepaalde in artikel 69a van de Wet RO vinden voormelde aanpassingen van de artikelen 48a en 48b eveneens toepassing ten aanzien van de deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem.
Deze onderdelen behelzen een aanpassing van de wijzigingen van de artikelen 137, vierde lid, en 137a, vierde lid (en niet het vijfde lid, zoals abusievelijk in het wetsvoorstel was vermeld), van de Wet RO in verband met de wijziging van de tekst van die artikelleden vanwege de Reparatiewet III Justitie (Stb. 2008, 85).
Dit onderdeel betreft de invoeging van een tweetal artikelen, die ertoe strekken de in verschillende wetten opgenomen verwijzingen naar artikelen in de Wrra aan te passen in verband met de in dit wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van die Wrra-artikelen. Voor de in artikel IVA opgenomen aanpassingen is de reden gelegen in de voorgestelde overheveling van de inhoud van artikel 46g, eerste en tweede lid, van de Wrra naar artikel 46f van die wet alsmede de voorgestelde overheveling van de (resterende) inhoud van artikel 46p, zesde lid, van de Wrra naar het vijfde lid van datzelfde artikel. Voor de in artikel IVB opgenomen aanpassingen is er reden vanwege het voorstel om de in het huidige artikel 1d van de Wrra opgenomen regeling van de beroepsvereisten op te nemen in een nieuw artikel 5 van de Wrra.
Dit onderdeel strekt ertoe de opsomming van (plaatsvervangende) deskundige leden van de bijzondere kamers van de rechtbanken en gerechtshoven in artikel 2 van de Ambtenarenwet te vervolledigen. Hierin ontbraken abusievelijk namelijk nog de militaire leden van de bijzondere kamers, bedoeld in de artikelen 55, tweede lid, en 68, tweede lid, van de Wet RO.
Dit artikel behelst een tweetal aanpassingen van de verwijzingen naar de Wrra in artikel 74, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001. Hiervoor is ten eerste reden vanwege de hierboven vermelde overheveling van de inhoud van artikel 46p, zesde lid, van de Wrra naar het vijfde lid van dat artikel. Ten tweede wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de verwijzing naar artikel 46i van de Wrra alsnog aan te passen in verband met de bij een eerdere wetswijziging (Stb. 2006, 548) al doorgevoerde vernummering van het vierde lid van dat artikel tot vijfde lid.
Deze artikelen strekken ertoe de bepalingen in de Militaire Ambtenarenwet 1931 en de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 over de rechtspositie van de militaire leden en de deskundige leden van de bijzondere kamers van de rechtbank te ’s-Gravenhage, bedoeld in de artikelen 54 en 55a van de Wet RO, en van de deskundige leden van de bijzondere kamer van het gerechtshof te ’s-Gravenhage, bedoeld in artikel 70 van de Wet RO, aan te passen overeenkomstig de in dit wetsvoorstel al opgenomen aanpassing van de bepalingen over de rechtspositie van de deskundige leden van de bijzondere kamers, bedoeld in de artikelen 66 en 67 van de Wet RO. Daarnaast wordt in artikel 80 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 de verwijzing naar artikel 46p van de Wrra aangepast in verband met de hierboven vermelde overheveling van de inhoud van het zesde lid van artikel 46p naar het vijfde lid van dat artikel.
Vanwege het onderhavige wetsvoorstel wordt de inhoud van het huidige artikel 1c van de Wrra opgenomen in een nieuw artikel 4 van de Wrra. Dit artikel strekt ertoe de verwijzing in artikel 33 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst naar artikel 1c in verband hiermee om te zetten in een verwijzing naar artikel 4 van de Wrra.
O (artikelen VIID, VIIH en VIII)
Met de in artikel VIID opgenomen aanpassingen wordt erin voorzien dat de in de artikelen 3a, 12, eerste lid, en 29, tweede lid, van de Wet op de Raad van State opgenomen verwijzingen naar de Wrra worden aangepast in verband met de in dit wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van de Wrra, meer in het bijzonder de overheveling van de inhoud van artikel 46p, zesde lid, naar het vijfde lid van datzelfde artikel en de overheveling van de inhoud van het huidige artikel 1d van de Wrra naar een nieuw artikel 5 van die wet, alsmede de hierboven in de toelichting op onderdeel O (artikel VIIA) bedoelde vernummering van het vierde lid van artikel 46i van de Wrra tot vijfde lid. De artikelen VIIH en VIII hebben betrekking op de samenloop tussen dit wetsvoorstel en het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585) en voorzien erin dat de in artikel VIID bedoelde aanpassingen ook worden doorgevoerd in de Wet op de Raad van State, zoals die komt te luiden indien laatstbedoeld wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt.
Artikel VIIE behelst een aanpassing van de in artikel 22 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 met betrekking tot de rechtspositie van de leden van het veterinair tuchtcollege opgenomen verwijzingen naar de Wrra. Reden daarvoor is de in dit wetsvoorstel vervatte overheveling van de inhoud van artikel 46g, eerste en tweede lid, onderscheidenlijk 46p, zesde lid, van de Wrra naar artikel 46f onderscheidenlijk artikel 46p, vijfde lid, van die wet. Momenteel is bij de Tweede Kamer aanhangig een voorstel van wet houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (31 389), dat mede strekt tot intrekking van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 en voorziet in de wettelijke bepalingen over bovenbedoeld tuchtcollege. Dat wetsvoorstel bevat reeds een bepaling die ertoe strekt dat de in artikel VIIE van dit wetsvoorstel bedoelde aanpassingen ook worden doorgevoerd in de Wet dieren, en dat daarin bovendien de verwijzing naar artikel 1d van de Wrra wordt omgezet in een verwijzing naar het nieuwe artikel 5 van de Wrra, in geval het onderhavige wetsvoorstel eerder in werking treedt dan het voorstel voor de Wet dieren. Met het thans voorgestelde artikel VIIK wordt erin voorzien dat de Wet dieren in diezelfde zin wordt aangepast, indien het voorstel daartoe eerder dan of tegelijk met het onderhavige wetsvoorstel in werking treedt.
Dit artikel behelst een aanpassing van de verwijzing in artikel XIII, vijfde lid, van de Wet organisatie en bestuur gerechten naar artikel 47, derde lid, van de Wrra in een verwijzing naar het eerste lid van datzelfde artikel, dit in verband met de in dit wetsvoorstel opgenomen wijziging van artikel 47 van de Wrra die ertoe strekt dat het in het huidige eerste en derde lid van dat artikel gehanteerde onderscheid komt te vervallen.
Ook dit artikel regelt de samenloop van het onderhavige wetsvoorstel en het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585), maar dan met betrekking tot de in dat wetsvoorstel opgenomen wijziging van artikel 84, zevende lid, van de Wet RO en de in dit wetsvoorstel opgenomen vernummering van dat zevende lid tot zesde lid.
Sinds 1 mei 2007 wijst artikel 253c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek voor de daarin bedoelde verzoeken de rechtbank aan als de bevoegde rechter, dit vanwege de op die datum in werking getreden Wet van 22 november 2006 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herschikking van de bevoegdheidsverdeling tussen rechtbank en kantonrechter (Stb. 589). Tevoren was de kantonrechter bevoegd. Ingevolge het thans bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag (29 253) wordt de tekst van artikel 253c opnieuw vastgesteld, evenwel abusievelijk met aanwijzing van de kantonrechter als de bevoegde rechter. Deze vergissing wordt met dit artikel hersteld.
Met name met het oog op de flexibilisering van de horizontale overgang van het ene naar het andere rechterlijke ambt strekt dit wetsvoorstel ertoe met betrekking tot het vervullen van een rechterlijk ambt bij een gerechtshof, rechtbank of tot het openbaar ministerie behorend parket voortaan onderscheid te maken tussen de benoeming daarin (bv. rechter in een rechtbank; zie de artikelen 2 en 3 van de Wrra) en het vaststellen van het gerecht of parket waarbij dat ambt wordt vervuld (bv. rechtbank te Amsterdam; zie artikel 5b van de Wrra). Met dit onderdeel wordt voorzien in de invoeging in het wetsvoorstel van een overgangsrechtelijke bepaling die ertoe strekt dat de benoemingsbesluiten van degenen die direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet een rechterlijk ambt vervullen bij een gerechtshof, rechtbank of tot het openbaar ministerie behorend parket, mede worden aangemerkt als een in artikel 5b, eerste of tweede lid, bedoeld plaatsingsbesluit. Hierdoor wordt buiten twijfel gelaten dat ook ten aanzien van deze rechterlijke ambtenaren in geval van horizontale overgang na inwerkingtreding van deze wet, op basis van artikel 5b, vierde lid, van de Wrra, kan worden volstaan met een (wijzigings)besluit van de Raad voor de rechtspraak of de minister.