Kamerstuk 31213-21

Verslag van een algemeen overleg

Belastingheffing overheidsbedrijven


Nr. 21 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 augustus 2013

De vaste commissie voor Financiën heeft op 25 juni 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Weekers van Financiën over:

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 21 mei 2013 inzake Belastingplicht overheidsbedrijven, dienstige maatregelen (Kamerstuk 31 213, nr. 11);

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 22 mei 2013 inzake Voortgang van de ontwikkeling van de VAR (Verklaring arbeidsrelatie) webmodule (Kamerstuk 31 311, nr. 99)

  • de btw-heffing voor zelfstandigen in de zorg; Bbz-regeling (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen) Zie:

    • de antwoorden d.d. 5 april 2013 op de schriftelijke vragen van de leden Mei Li Vos, Groot en Wolbert (allen PvdA) over btw-heffing bij zelfstandigen in de zorg (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 1879);

    • de antwoorden d.d. 24 mei 2013 op de schriftelijke vragen van de leden Omtzigt en Bruins Slot (beiden CDA) over de btw-heffing bij zelfstandigen in de zorg (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2384);

    • de antwoorden d.d. 5 juni 2013 op de schriftelijke vragen van de leden Mei Li Vos, Groot en Kerstens (allen PvdA) over zzp’ers die door de Bbz-regeling in de knel raken (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2532).

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 28 mei 2013 inzake toelichting op voorgenomen fiscale maatregelen ANBI's (Kamerstuk 32 740, nr. 15).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Berck

Voorzitter: Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

Griffier: Maas

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bashir, Dijkgraaf, Koolmees, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Omtzigt, Van Vliet en Mei Li Vos,

en staatssecretaris Weekers van Financiën, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 16.09 uur

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over diverse fiscale onderwerpen. De Kamerleden hebben in eerste termijn een spreektijd van maximaal vijf minuten met twee onderlinge interrupties, in tweeën.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Er zitten meer geïnteresseerden op de publieke tribune dan bij het Belastingplan. Dat doet mij deugd. Bij het Belastingplan hebben we het toch over wat meer miljardjes dan bij dit debatje.

We hebben vier agendapunten, waarvan het eerste de belastingplicht voor overheidsbedrijven is. Wij hebben onlangs al daarover gesproken in een AO en in een VAO. Ik heb toen namens mijn fractie aangegeven positief te staan tegenover deze aanpak; niet zozeer omdat Brussel dat loopt te roeptoeteren maar wel omdat wij het zelf een goede zaak vinden dat overheidsbedrijven niet aan concurrentievervalsing mogen doen. Daar waar zij in concurrentie treden met marktpartijen, moeten ze gewoon belasting betalen: kassa, tsjakka! Het is dus nog steeds een prima voorstel.

De contouren waarlangs de staatssecretaris deze belastingplicht wil invullen, worden langzamerhand duidelijk. Het is natuurlijk een prima zaak dat er via belastingheffing op deze activiteiten rechtstreeks geld in de staatskas vloeit en dat des te minder aan de strijkstok blijft kleven om te besteden aan marmeren wc's met gouden toiletpotten of aan dure leaseauto's. Op zich is het dus prima. In het VAO van laatst werd een motie van ondergetekende met algemene stemmen aangenomen. Toen dacht ik nog even: met algemene stemmen; waarschijnlijk heb ik dan een prutsmotie opgesteld! Toch denk ik dat het een goede motie was, want daarin roep ik het kabinet op om te bekijken hoe men straks constructiebestrijding kan toepassen, waar ik nu al voorzie dat Big Four-kantoren constructies gaan verzinnen voor klanten, nota bene kapitaalkrachtige publieke klanten die wel weer zullen proberen om onder de belastingplicht uit te komen. Ik vraag de staatssecretaris dus hoe hij deze motie wil uitvoeren. Ik heb er nadien namelijk niets meer over gehoord.

De heer Bashir (SP): Ik ben wel verrast dat de PVV-fractie dit steunt, juist omdat het van Europa moet. Ik heb echter een andere vraag. Er wordt gesproken over ongeoorloofde staatssteun. Kan de heer Van Vliet een aantal voorbeelden noemen van overheidsbedrijven of -takken waarom het zou gaan? Het is mij namelijk totaal onduidelijk waarom sprake zou zijn van ongeoorloofde staatssteun.

De heer Van Vliet (PVV): Mijn insteek is een andere. Ten eerste heb ik net gezegd dat wij dit niet willen omdat Brussel het roeptoetert. Wij vinden het zelf een principieel punt dat overheidsbedrijven die worden gefinancierd door de belastingbetaler maar wel in concurrentie treden met marktpartijen, gewoon belasting moeten betalen. Dat vind ik een zeer goed uitgangspunt. Ik heb het dus niet over ongeoorloofde staatssteun; dat is een discussie die op de achtergrond speelt. Mijn insteek is de concurrentievervalsing en de marktverstoring. Het gaat hier om publiek geld, dus mogen we er via de achterdeur ook weer een deel van terugvangen via de Vpb-heffing.

De heer Bashir (SP): Maar dan blijft bij mij nog de vraag hangen: waar doen we het voor? Tijdens het vorige algemeen overleg heb ik dit ook aan de staatssecretaris gevraagd. Hij heeft toen ook geen voorbeelden kunnen noemen. We gaan zo een hele bureaucratie optuigen, allemaal mensen die aangifte moeten doen en Vpb-aangiften moeten invullen. Wij gaan hier weer aan het werk om wetten te maken. Waar doen we het voor?

De heer Van Vliet (PVV): Ik heb het ultieme voorbeeld voor de heer Bashir. Per 1 januari 1998 werden de energiedistributiebedrijven in Nederland vennootschapsbelastingplichtig en moesten zij een openingsbalans presenteren aan Financiën. Daarover is vier jaar onderhandeld. Uiteindelijk is er een positie uitgekomen waarbij energiebedrijven die deels of volledig in publieke handen zijn, gewoon vennootschapsbelasting zijn gaan afdragen. Een heel concreet voorbeeld is wat toen nog heette N.V. DELTA Nutsbedrijven, tegenwoordig Delta Nv. Dat bedrijf heeft een fiscaal positieve positie en betaalt dus rechtstreeks aan de staatskas, waar dat eerst niet het geval was. Delta is nog steeds 100% in publieke handen. Ik vind het een uitstekende zaak dat ze moeten lappen. Geloof mij, die bedrijven zijn zeer wel in staat om goede fiscalisten in huis te halen, zoals ondergetekende, om de aangifte in elkaar te sleutelen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ben benieuwd hoe de heer Van Vliet aankijkt tegen waterschappen en drinkwaterbedrijven. Dat zijn bij uitstek twee soorten organisaties die alleen op de publieke markt actief zijn. Die moeten we toch niet belasten met dit soort dingen? We moeten daar toch geen geld gaan rondpompen? We gaan ze dan namelijk weer compenseren, omdat het anders slechts leidt tot hogere lasten voor de burger. De heer Van Vliet heeft het toch niet over dit soort dingen, mag ik hopen?

De heer Van Vliet (PVV): Dat is een terechte vraag. De waterleidingbedrijven die zich hoofdzakelijk – dan heb ik het over 90% of meer – bezighouden met de levering van drinkwater aan consumenten en bedrijven, hebben nu in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 als enige een objectieve en een subjectieve vrijstelling voor de Vpb. Wat mijn fractie betreft moet dat zo blijven. Dat is dus de enige uitzondering die ik maak. Dat kan ik gewoon hardop zeggen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Nu ben ik voor de helft tevreden, want dat is mooi, maar de waterschappen horen daar volgens mij ook bij. Die gaan bijvoorbeeld over afvalwaterzuivering, wat ze volledig publiek doen. Volgens mij hebben zij geen uitzondering, want ze hoeven geen uitzonderingspositie te hebben omdat het een overheid betreft. Zij moeten er toch niet onder gaan vallen? Ik weet niet of dat de bedoeling is, maar er gaan geruchten rond. Ik neem aan dat zij volgens de lijn van de heer Van Vliet dan ook vallen onder de organisaties die het niet hoeven.

De heer Van Vliet (PVV): Gezien ons uitgangspunt dat er sprake is van het in concurrentie treden met marktpartijen die hetzelfde aanbieden, zou ik pleiten voor belastingheffing van waterschappen. Ik zeg daarbij dat mijn fractie nog steeds onverkort voor het opheffen van waterschappen is. Wat mij betreft is dit dan een overgangssituatie, waarin we het maar even laten voor wat het is, omdat we ze toch willen opheffen.

Voorzitter. Over de openingsbalans bij het invoeren van de Vpb-plicht heb ik nog een vraag in de uitvoeringssfeer. Je moet straks alle activa waarderen op je openingsbalans, evenals trouwens alle passiva. Waarschijnlijk moeten er dan allerlei taxaties plaatsvinden voor de waarde in het economische verkeer. Dat is het uitgangspunt bij zo'n openingsbalans. Heeft de staatssecretaris een beeld van wat dit bij alle overheidsbedrijven gaat kosten? Ik kom daarmee een klein beetje terug op de eerdere vraag van de heer Bashir over bureaucratie. Wat gaat dit kosten? Weet de staatssecretaris of de bedrijven dit goed op het netvlies hebben staan? Het vergt nogal wat taxatiewerk, alsmede advieskosten. Wat gaat het grosso modo kosten? Is er de eerste jaren de facto niet sprake van een verliespositie van deze bedrijven, als ze hun activa toch zo hoog mogelijk gaan waarderen? Hoe ziet de staatssecretaris dat? Is daartoe al wat rekenwerk gedaan op het departement?

Ik ga snel door naar de andere agendapunten. De webmodule voor de VAR vindt mijn fractie nog steeds een goed instrument, omdat je zo sneller duidelijkheid krijgt of je aan de criteria voldoet voor het ondernemerschap in de ib. Die duidelijkheid zal er in mijn ogen dan sneller zijn dan na alle stroperige formulieren die ik tot nu toe in de praktijk heb gezien. We blijven dit instrument dus steunen, ook nu de staatssecretaris om wat meer tijd vraagt om de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever er mogelijk beter in te bouwen en om te bekijken of de vraagstelling voor de VAR-webmodule nog verder kan worden gefinetuned. Ik geef de staatssecretaris hier dus groen licht namens mijn fractie.

Het volgende agendapunt is het uitvloeisel van de vragen over zelfstandigen in de zorg. Wordt op het departement wel eens nagedacht over de vraag of het verschil in ondernemerschap tussen enerzijds de btw en anderzijds de ib meer naar elkaar toe zou moeten bewegen? Ik weet wel dat het ondernemerschap in de btw geharmoniseerd is in de EU en dat je daar vastzit aan allerlei randvoorwaarden. Dat zou dus kunnen betekenen dat je een ondernemerschap vanuit de ib wat meer zou kunnen laten bewegen naar dat in de btw, met als doelstelling om een heleboel onduidelijkheid bij toekomstige belastingplichtigen op te heffen.

Mijn laatste vragen betreffen de anbi's. Die zijn natuurlijk altijd vooral het feestje van collega Omtzigt geweest, maar ik heb op dat feestje destijds ook op een trommel meegeslagen. De heer Omtzigt en ik zagen elkaar toen nog wat vaker dan nu. Ik betreur dat, mijnheer Omtzigt! Kan ik in een of twee zinnen van de staatssecretaris horen dat alle maatregelen die we nu zien rondom de fiscale status van en de fiscale faciliteiten voor anbi's, met zich meebrengen dat wij straks over de hele lijn zullen kunnen concluderen dat sprake moet zijn van meer transparantie? Hebben wij voor anbi's waarvan directieleden zich schuldig maken aan misdrijven of die statuten opstellen waarin allerlei lelijke zaken worden gemeld, uiteindelijk een middel om de anbi-status in te trekken? Kan de staatssecretaris daar toch nog een keer op terugkomen? Destijds was er de motie-Huizing/Van Vliet (33 003, nr. 67). Ik vond dat een prima stuk, maar we hebben het toen in de kracht van het debat ingetrokken. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij in de geest van die ingetrokken motie wil handelen. Anders kunnen we de motie misschien uit een of andere diepe la trekken.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik begin met de overheidsbedrijven. We hebben erover gesproken om toch aan belastingheffing te denken als overheidsbedrijven zaken gaan doen die ook in het private veld gebeuren. Je kunt dan niet uitleggen waarom de een belasting betaalt en de ander niet. Inmiddels is er ook een brief uit Brussel gekomen van de Europese Commissie. Als ik de brief van de staatssecretaris goed begrijp, moet ik daaruit afleiden dat we nu meer algemeen overheidsbedrijven moeten gaan belasten. Dat zou mij toch verbazen. Voor de VVD is het juist van belang dat het gaat om de groep die zit op terreinen waarop ook private bedrijven zitten, maar waar eigenlijk geen andere zijn. Als waterleidingbedrijf kun je bijvoorbeeld niet privaat opereren. Laat dat gewoon zoals het is. Ik hoorde ook dat havens zouden worden belast. Het gaat dan ook om de Rotterdamse haven. Ik ben het nagegaan. Het schijnt dat de haven in IJmuiden privaat is. Hoe zit dat dus? Ik las in een ander dossier een brief van de Europese Commissie waarin stond dat de havens in Zuid-Europa moesten worden gestimuleerd. Ik ga altijd uit van het goede in mensen, maar soms vraag ik me wel af hoe ik zaken met elkaar in verband moet brengen. Waar je zowel publiek en privaat hebt, moet je heffen, maar in andere gevallen denk ik echt dat alertheid geboden is. Ik krijg hierover graag helderheid van de staatssecretaris.

De VAR is ooit begonnen om sneller duidelijkheid te krijgen of het om een dienstbetrekking gaat of om ondernemerschap. In de praktijk komt die snelheid er niet altijd uit. Het heeft onze steun om te bekijken of dit beter kan met een webmodule. Ook heeft het onze steun dat de staatssecretaris nog wat tijd neemt om een commissie er verder naar te laten kijken. Ik vraag me wel af hoeveel tijd dat nog kost.

Dan de btw en de zelfstandigen in de zorg. Ook hier speelt de vraag wie ondernemer is en wie niet. De inkomensbelasting is voor eigen rekening en risico, zo heb ik ooit op college geleerd. Je ziet dat dit altijd discussie geeft. Met de VAR hopen we dit beter te doen. Je ziet het nu ook bij de btw, waarover Europese afspraken zijn, die echter niet kraakhelder zijn. Ik kijk dan toch weer naar rekening en risico. Wij moeten in dit land ondernemers steunen, maar wij moeten daarbij wel kijken of er geen schijnconstructie is. We weten ook dat ondernemers minder snel in de inkomstenbelasting vallen dan een gewone werknemer. Echte ondernemers moet je altijd steunen. We zien nu een hardere aanpak. Ook in de bouw worden mensen vaak gedwongen tot het zzp-schap. Ook zie je dat zaken harder worden aangepakt. Als daar geen ondernemerschap meer is, waarom dan opeens een wisseling van standpunt ten opzichte van wat er eerder gebeurde? Ik krijg daar toch graag een toelichting op. Als je ineens een heel ander standpunt inneemt, moet je ook bekijken of er een overgangsregeling bij moet. Eerst moet er echter een principiële uitleg komen. Hoe zit het? Wanneer vinden wij iemand een ondernemer en wanneer niet?

Ik kom te spreken over de anbi's. Toen het Belastingplan 2012 werd besproken, hield ik mij vooral bezig met de parlementaire enquête naar banken. Ik kon mij toen dus wat minder met de anbi's bemoeien, maar de heer Huizing nam mij vol verve waar. Ik denk dat er inzake transparantie nu echt stappen voorwaarts zijn gezet. Dat vind ik een goede zaak. Het is een fiscale aftrekpost van een behoorlijke omvang. Je mag dan best helderheid eisen als belangrijke mensen in deze organisaties de fout in gaan. Het stenen gooien van Greenpeace was destijds een voorbeeld. De gedachte toen was dat als beeldbepalende figuren worden veroordeeld, de anbi-status kan worden ingetrokken. Ik heb de brief hierover inmiddels gelezen. Daarin worden voorbeelden gegeven: dat is mogelijk als ik een explosie veroorzaak en als ik een dijk doorbreek. Ik zie collega's al bezorgd kijken, maar ik ben niet van plan om dat te doen! Ik zeg wel dat ik dit toch wat mager vind. Het betekent dat allerlei andere zaken zoals hinderen er niet onder vallen. Waarom heeft de staatssecretaris gekozen voor dit soort heel zware delicten? Wat de VVD-fractie betreft mag hij bekijken of het ietsje ruimer kan. Het is goed dat er anbi's zijn, maar het is niet goed als ze de wet overtreden.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA): Voorzitter. Ik begin mijn inbreng met een aantal onderwerpen die zzp'ers betreffen, te beginnen met de VAR-webmodule. De staatssecretaris is ermee bekend dat Bulgaren bureaucratisch zeer competent zijn. Mijn grote vraag bij de VAR-webmodule is de volgende. Stel dat een Bulgaars meisje zich als schoonmaakster meldt en daarbij wat hulp heeft van een getatoeëerde vriend. De ervaring tot nog toe met de VAR – en naar ik vrees zal dat ook met de VAR-webmodule zo zijn – is dat als er geen ogen bij zitten en er een flink vermoeden kan bestaan dat ze geen zelfstandig schoonmaakster zal zijn maar iets anders, dat er ook tussen zal vallen. Dat lees ik tussen de regels door in de brief van de staatssecretaris over de vertraging van de VAR-webmodule. Een werkgroep heeft ernaar gekeken. Ik ben wel benieuwd wie er in die werkgroep zitten. Deze werkgroep constateert dat er meer vragen moeten worden gesteld aan en meer verantwoordelijkheid moet worden gelegd bij de opdrachtgever. Ik ben het daar wel mee eens. Als ik echter zie welke situaties er allemaal kunnen zijn – of iemand zelfstandige is of misschien toch een beetje in een schijnconstructie zit of toch een ondernemer is die geen gebruik zou mogen maken van de faciliteiten – dan zouden er, als je het een beetje ruim rekent, 10 tot de macht 2 variabelen zijn voordat je kunt vaststellen of iemand zelfstandige is. Volgens mij kan geen enkel computersysteem dat goed doen. Onze ervaring met ICT en het Rijk is dat het meestal wat langer duurt en wat duurder is en dat het het eerste jaar van invoering meestal ook niet helemaal werkt. Ik maak me dus best wat zorgen over de invoering van de VAR-webmodule. Ik ben het eens met het principe dat de verantwoordelijkheid weer wat meer bij de opdrachtgever moet worden gelegd, maar mijn fractie hoort toch graag van de staatssecretaris of hij er nog heel hard in gelooft dat hij dit in 2015 gaat halen. Kan hij enigszins garanderen dat het een systeem is dat gelijk gaat werken?

Ik kom dan bij het alternatief dat is gepresenteerd door de vier zelfstandigenorganisaties. De staatssecretaris heeft met mooie woorden gezegd dat hij het eens is met de doelstelling. Dat zijn we allemaal: schijnconstructies aanpakken zodat de echte zelfstandige geen last heeft van overbodige regels. Dat is nog een ander punt dan de VAR-webmodule. Is de staatssecretaris niet bang dat dit uiteindelijk tot nog meer administratieve lasten leidt voor de zelfstandige en de opdrachtgever en dat, omdat het zoveel extra handelingen vergt, het principe van de Belastingdienst «leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker» daardoor niet zal worden gevolgd? Het mooie van het voorstel van de vier zelfstandigenorganisaties is dat ze het menselijk contact weer introduceren. Vorige week is er een wetgevingsoverleg geweest over de Kamer van Koophandel. Dat gesprek blijft bestaan. Ziet de staatssecretaris niet veel meer in het geven van een grotere rol aan de Kamers van Koophandel, in ieder geval bij starters, om een gesprek te hebben met zelfstandigen? Kunnen zij meer doen om ondoordacht ondernemerschap of schijnondernemerschap te voorkomen? Ik roep de staatssecretaris op om vaker met de zelfstandigenorganisaties hierover te praten, omdat zij goed weten wat zelfstandigen beweegt. Zij weten ook veel beter waar het probleem van de schijnzelfstandigheid zit en om wie het gaat.

Dan de btw-heffing voor zelfstandigen die in de zorg werken. Het leek zo duidelijk: als je BIG-geregistreerd was, verleende je zorg en was je volgens de richtlijn vrijgesteld van btw. Nu is er toch nog veel onduidelijkheid aan het ontstaan. In de brieven van de staatssecretaris lezen we dat hij het wil laten afhangen van de jurisprudentie. Dat vindt mijn fractie toch een beetje onbevredigend. Ik weet dat het heel lastig is om een juridische definitie van «zelfstandige» te maken. Ze vallen hier echter weer in een gat. Er is weer onduidelijkheid of zij nu wel of geen btw moeten betalen. Als het kwartje – of de € 0,21 – uiteindelijk toch de andere kant op valt, zal een van de gevolgen zijn dat de kosten van de zorg veel hoger worden. Als ik de antwoorden op de vragen van de heer Omtzigt lees, rijst bij mij de vraag of het niet beter is dat we, hangende het hoger beroep, de zelfstandigen gewoon vrijstellen van btw. Het is nu te onduidelijk of het wel of niet moet.

Wat de Vpb betreft sluit ik me aan bij de vragen van de vorige sprekers, vooral die van mevrouw Neppérus.

Over de anbi's heb ik nog een vraag. Er zijn wat brieven binnengekomen van vooral kleinere anbi's die het toch vervelend vinden om de salarisgegevens van medewerkers bekend te moeten maken. Wat is de reactie van de staatssecretaris op dat commentaar?

Tot slot is 1 januari 2014 nogal snel om al deze zaken ingevoerd te krijgen. Hoe ziet de staatssecretaris dat voor zich?

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ook ik ga het rijtje af: de belastingplicht voor overheidsbedrijven, zzp'ers/de VAR en het anbi-register. Ook heb ik nog twee actuele punten, namelijk de btw-heffing op stroom van zonnepanelen en een rapport over de grenseffecten van alcoholaccijnzen.

Over de belastingplicht voor overheidsbedrijven is al veel gezegd, met name door de heer Van Vliet. Ik kan mij vinden in de pragmatische houding van de staatssecretaris. De Europese Commissie zet hem nu onder druk om snel met een wet te komen. Binnen achttien maanden moet het zijn geregeld. Gaat hij dat redden? Krijgt het parlement genoeg tijd om het wetsvoorstel te beoordelen? Kan de staatssecretaris ons een planning toesturen? Inhoudelijk sluit ik me op grote lijnen aan bij de opmerkingen van de heer Van Vliet. Dat gebeurt niet vaak, maar het is dan wel leuk om het te zeggen!

Ik kom te spreken over de VAR. De staatssecretaris heeft in het vorige debat toegezegd dat de zzp-organisaties uiteraard worden betrokken bij de totstandkoming van de webmodule. Hij zal begrijpen dat ik verbaasd was dat de zzp-organisaties vorige week lieten weten dat zij niet betrokken zijn bij de uitvoering. Ze mogen pas meepraten als de webmodule technisch functioneert. Het lijkt mij, net zoals mevrouw Vos, logisch om ze er in een vroeg stadium bij te betrekken. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris hierop, alsmede een toezegging dat hij dit zal doen.

De staatssecretaris komt met een voorstel voor een anbi-register. Mijn fractie vindt het een goede zaak dat dit register er komt. Zij heeft destijds ook de motie-Omtzigt/Van Vliet (33 000, nr. 52) gesteund. Mijn vraag ligt in het verlengde van de vraag van mevrouw Vos. Om de anbi-status te behouden, is het een voorwaarde om het anbi-register in te vullen. Ik kreeg inderdaad wat vragen en kritiekpunten over een beloning die herleidbaar is naar één persoon. De vraag is natuurlijk of dat de bedoeling is. In de motie-Omtzigt/Van Vliet is een dg-grens gehanteerd voor hoge inkomens. Nu lijkt het generiek te gaan. Kan de staatssecretaris reageren op de stelling dat de herleidbaarheid tot één persoon een stap te ver gaat? Bovendien ligt er ook een verantwoordelijkheid bij de schenkers zelf bij het beoordelen van het register. Ik zie de staatssecretaris een beetje verbaasd kijken. Als mensen geld willen schenken, kunnen ze natuurlijk zelf bepalen aan wie ze het geven. Nu wordt als harde voorwaarde gesteld dat de anbi's transparant moeten zijn over het beloningsbeleid. Dat is natuurlijk volgens de motie-Omtzigt/Van Vliet, maar daarin stond wel een bepaalde grens. Nu lijkt het generieker te worden toegepast. Misschien heb ik de staatssecretaris verkeerd begrepen, dus ik ben benieuwd naar zijn reactie.

Vervolgens heb ik een vraag over de actualiteit. Afgelopen week heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld dat mensen met een zonnepaneel btw moeten betalen over de elektriciteit die zij zelf opwekken. Dat vindt mijn fractie absurd, want particulieren zijn geen energieleveranciers. Wat betekent deze uitspraak voor Nederland? Wat kan de staatssecretaris doen om de gevolgen voor mensen met zonnepanelen te beperken?

Tot slot verscheen er gisteren een onderzoek over de verhoging van de accijns op alcohol. Dat is natuurlijk uitgebreid aan de orde geweest bij het Lenteakkoord, een jaar geleden. Toen hebben we het ook over grenseffecten gehad en over het wegstromen naar België en Duitsland. Er valt het een en ander op dit onderzoek af te dingen, maar als deze conclusie klopt dan doen we iets niet goed. Ik ben dus benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op dit rapport.

De heer Van Vliet (PVV): Gemakshalve sluit ik me per interruptie aan bij de laatste vraag van collega Koolmees.

De voorzitter: Daarvan nemen we kennis.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik begin met het onderwerp dat ik zonet aansneed in een interruptiedebat met de heer Van Vliet. De Europese Commissie wil dat wij een belastingplicht invoeren voor overheidsbedrijven, omdat er zogenaamd concurrentievoordeel zou zijn ten opzichte van reguliere bedrijven. Bovendien zou sprake zijn van ongeoorloofde staatssteun. Nu begrijp ik dat er een voordeel voor overheidsbedrijven kan bestaan, maar ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag tijdens het algemeen overleg belastingplicht welke activiteiten zo meteen dan zullen worden belast. Kan de staatssecretaris concreet antwoorden op de vraag bij welke activiteiten sprake is van concurrentieverstoring of staatssteun? Als hij dat antwoord niet kan geven, kan hij het wellicht aan de Europese Commissie vragen. Het is mij namelijk totaal onduidelijk om welke activiteiten het gaat en waarom we straks een hele bureaucratie moeten optuigen. Als het gaat om administratieve lasten, moet je eens zien hoeveel extra mensen er zo meteen in dienst moeten worden genomen om al die bureaucratie af te handelen.

Ik kom te spreken over de btw-heffing op zelfstandigen in de zorg, een onderwerp waarbij zeker sprake is van concurrentieverstoring. De SP is geen voorstander van btw-heffing op zorgpersoneel en al helemaal geen voorstander van btw-verhogingen voor het mkb, dus ook niet voor deze mensen. Wanneer er dan toch een verplichting is tot het afdragen van btw over deze diensten, moet er ook duidelijkheid zijn over de tarieven en over de diensten en mensen die eronder vallen. Het gevolg van de onduidelijkheid is namelijk dat veel zorgpersoneel wel verplicht is om btw te rekenen over zijn facturen, maar dat niet doet. Wat is volgens de staatssecretaris de oorzaak van dit probleem? Deze onduidelijkheid is geen nieuw verschijnsel, maar speelt al jaren. Toch is er blijkbaar weinig ondernomen om de communicatie te verbeteren. Volgens mij is een stukje op de website onvoldoende om de mensen hierop te wijzen. Daarnaast zijn er veel signalen die hierop wijzen. Waarom heeft de Belastingdienst onvoldoende hierop gecontroleerd? Dit kan toch niet worden genegeerd.

Ik kom te spreken over de VAR. De belangenorganisaties voor zzp'ers zijn nogal teleurgesteld over het afwijzen van het alternatief voor de VAR. Dat kan ik mij ook wel voorstellen, want als ik de brief van de staatssecretaris lees, lijkt het een beetje alsof hij zegt: wij maken de plannen en wij hopen dat jullie je erbij aansluiten. Wil de staatssecretaris daarop reageren, liefst met de toezegging dat de zzp-organisaties wel degelijk serieus worden genomen en erbij zullen worden betrokken? Verder heeft de staatssecretaris het over een webmodule, maar vlak daarna geeft hij aan dat nog moet worden bezien of dit in de webmodule wel kan worden gemaakt. Begrijp ik dus goed dat er eigenlijk nog niets vaststaat over een webmodule? Zo ja, wat gaat de staatssecretaris dan doen? Hoe wil hij voorkomen dat iedereen zich zo maar als zzp'er kan registreren? Wat dat betreft sluit ik me aan bij de vragen van mevrouw Vos. Het gevolg kan zijn dat we straks wel een VAR hebben, maar er in de praktijk niets van terechtkomt en er misbruik van wordt gemaakt. Ook kunnen mensen die eigenlijk in loondienst zijn, hun baan opzeggen en als ondernemer verdergaan, terwijl er in de praktijk niets gebeurt maar er wel allerlei risico's bijkomen, zoals een gebrek aan sociale verzekeringen.

Mijn laatste punt betreft de commissie-Van Dijkhuizen. Ik zal er niet te uitgebreid op ingaan, want binnenkort houden we er misschien een hoorzitting over. Dan komen we er natuurlijk op terug. Overigens heb ik samen met mijn fractievoorzitter een heel mooi opinieartikel geschreven over dit onderwerp, dat in de Volkskrant staat. Ik vraag de staatssecretaris wel om duidelijkheid te scheppen over de status van dit rapport. Kunnen we het zo meteen terugvinden in de kabinetsplannen of belandt het in een la, waar het geen schade kan aanrichten? Ik hoop uiteraard op dat laatste.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Laat ik dan beginnen met de vraag aan de staatssecretaris of hij bereid is om het rapport niet in de la te laten liggen. Dan kan hij uit alle smaken kiezen. Het lijkt me sowieso goed om stevig met elkaar van gedachten te wisselen vanuit onze verschillende politieke houdingen, ook die van de SP, over de voor- en nadelen van de diverse maatregelen. Wij willen ook niet dat alle maatregelen zo maar een-op-een worden vertaald, maar wel dat wij een efficiënter belastingstelsel krijgen.

Over de anbi's is al het nodige gezegd. Mijn fractie heeft de motie-Omtzigt/Van Vliet niet gesteund, evenmin als de fracties van de VVD en de Partij voor de Dieren; een bijzondere combinatie! Mijn fractie deed dat niet omdat zij dacht dat er een enorme administratieve lastendruk op de anbi's af zou komen, hetgeen niet in verhouding zou staan tot de beperkte toegevoegde waarde die wij zagen. De motie is echter aangenomen en aangenomen moties moeten worden uitgevoerd. Wij gaan hier dus niet lopen kissebissen dat de staatssecretaris dat alsjeblieft niet moet doen. Nee, het is gewoon een aangenomen motie. De vraag is wel hoe precies met de uitwerking moet worden omgegaan. Daarover heb ik een paar vragen, die overigens aansluiten op vragen van anderen.

Als ik de opsomming in de conceptuitwerking zie, krijg ik de indruk dat de publicatieverplichting voor anbi's verdergaat dan in de motie is verwoord. Het is een uitvoeriger omschrijving. Daar zal de staatssecretaris over hebben nagedacht. Kan hij aangeven waarom hij voor een uitvoeriger uitwerking heeft gekozen, temeer daar wij ons bij de motie al zorgen maakten over de administratieve lasten? Als je het lijstje langer maakt, worden die hoger. Daarnaast rijst de vraag of het wel haalbaar is voor kleine anbi's. De heer Koolmees en mevrouw Vos vroegen daar ook naar. In de motie staat bij punt 4 niet voor niets «de beloningen van bestuurders en tevens de beloningen van medewerkers, voor zover deze de dg-norm overschrijden». Dat is een belangrijke beperking. De heer Omtzigt kennende, heeft hij daar zeer uitvoerig over nagedacht. Anders had de heer Van Vliet ook nooit meegetekend, dus als we naar de letter van deze motie willen handelen, zal er toch een beperking moeten komen in de uitwerking. Mij zou het goed lijken als we een onderscheid maken tussen grote en kleine anbi's. Ik maak me namelijk wel zorgen over de kleine anbi's, waarvoor deze hele regeling volgens mij ook niet echt is bedoeld. Je moet dan natuurlijk altijd nadenken of je een objectief criterium kunt hanteren waardoor je dat onderscheid maakt. Dat kan bij het ministerie wel worden bedacht, volgens mij.

Zal de handhaving inderdaad keihard een-op-een plaatsvinden vanaf 2014? Zeker bij de kleinere anbi's kan ik me voorstellen dat er wel wat startproblemen zijn, dat men denkt het goed te doen terwijl dat niet zo blijkt te zijn. Ik mag toch aannemen dat het handhavingsbeleid van het ministerie niet zodanig is dat je gelijk hangt als je één administratieve fout maakt, maar dat je mogelijkheden krijgt om te laten zien dat je goede bedoelingen hebt en dat je er goed mee wilt omgaan.

Ik kom bij de belastingplicht voor overheidsbedrijven. Als publieke bedrijven concurreren met private bedrijven, kan ik me voorstellen dat ze ook onder een vergelijkbaar belastingregime moeten vallen. Er zijn wel twee problemen mee. Ten eerste: als de bedrijven ook in het buitenland actief zijn, hebben ze daar dan wel een level playing field? Ja, als dat in het buitenland ook zo is. Nee, als daar soepeler met de regels wordt omgegaan. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat er een gelijk speelveld is, zowel binnen Nederland als met het buitenland? Ten tweede: soms vormen de private activiteiten maar een heel klein percentage van de daadwerkelijke activiteiten. Ik denk dan aan drinkwaterbedrijven. Ik denk dat je bij elk drinkwaterbedrijf wel minieme activiteiten kunt zien die zich eigenlijk op een private markt afspelen. Als dat 0,1% is, zou het wel heel gek zijn om voor het gehele bedrijf zo'n plicht op te tuigen. Je zou een bedrijf bijvoorbeeld administratief kunnen splitsen om daar weer onderuit te komen. Ik neem in ieder geval aan dat voor het publieke deel waarop bedrijven actief zijn, zeker als dat een wettelijke taak is – zoals de drinkwatervoorziening of de afvalwaterzuivering door waterschappen – er geen btw-heffing komt. Dit geldt temeer daar er in het Bestuursakkoord Water staat dat waterschappen en drinkwaterbedrijven ervoor zullen zorgen dat de tarieven niet te veel omhooggaan om de lasten van de burger te beperken. Als we ze nu een Vpb-heffing opleggen, is het voor waterschappen en drinkwaterbedrijven geen kunst om te zeggen dat de rekening dan omhoog gaat, dus dat ze de rekening bij de huishoudens neerleggen. Geen van de partijen achter deze tafel wil volgens mij dat de klanten worden geconfronteerd met hogere drinkwaterrekeningen of hogere afvalwaterzuiveringsrekeningen. Normaal hebben we daar een compensatie voor. De lastenverzwaringen voor decentrale overheden worden namelijk gecompenseerd vanuit de Financiële-verhoudingswet, maar deze vallen daar niet onder. Hoe gaat de staatssecretaris daarmee om?

Er wordt een inventarisatie van de activiteiten gemaakt. VNG en IPO zijn daarbij betrokken, maar de waterschappen niet. Kan bij dat proces ook de Unie van Waterschappen aansluiten?

De heer Van Vliet (PVV): Volgens mij heeft zelfs de EU gezegd dat de waterleidingbedrijven helemaal niet Vpb-plichtig hoeven te worden. Ook in de huidige wet staat dat bedrijven die hoofdzakelijk water leveren aan particuliere consumenten, vrijgesteld blijven. Volgens mij zijn al die bezwaren ondervangen. Ik ben wel benieuwd naar de mening van de SGP-fractie over het volgende. Vindt zij het in principe een goede zaak dat Vpb wordt geheven van publieke ondernemingen/staatsbedrijven die in concurrentie treden met marktpartijen?

De heer Dijkgraaf (SGP): Daar begon ik mijn stukje mee. Ik kan me voorstellen dat dit een goed uitgangspunt is. Dat is een politieke formulering. Laat ik het maar sterker zeggen; daar houdt de heer Van Vliet ook wel van. Stel dat bedrijven echt bedrijfsmatig actief zijn. 50% van de bedrijven zijn publieke bedrijven en 50% zijn private bedrijven. Dan moeten ze wel onder dezelfde belastingregels vallen. Ten aanzien van de drinkwaterbedrijven ken ik de beperkingen in de huidige wet. Ik heb echter wel eens meegemaakt dat bij dit type operaties dit soort bedrijven er ineens wel onder vallen. Ik wil in ieder geval voorkomen dat we dat soort fouten maken en hoor graag van de staatssecretaris dat hij dat ook van plan blijft.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ook ik zal me vandaag beperken in het aantal onderwerpen. Voor mij was het hoofdonderwerp inderdaad, zoals een aantal collega's al gokte, het anbi-register. Mijn fractie vindt het belangrijk dat de staatssecretaris daar een aantal stappen vooruitzet en we het conceptbesluit netjes en tijdig voorgelegd krijgen, zodat we erover kunnen spreken. Er zitten heel goede zaken in. Ik sluit me wel aan bij het commentaar van de heer Dijkgraaf. In het Register of Charities in Groot-Brittannië wordt een onderscheid gemaakt naar vier categorieën van grootte. Ik kan me inderdaad voorstellen dat je de allergrootste anbi's, dus de anbi's die ofwel mensen in dienst hebben ofwel een omzet boven een paar ton hebben – dan ben je 90% van de anbi's allang kwijt – eerder een verplichting oplegt en dat je tegen de andere anbi's zegt dat ze een ingroeimodel hebben en aan bepaalde eisen iets minder hoeven te voldoen. Sommige eisen, zoals het rapporteren van salarissen, zullen overigens ook niet aan de orde zijn voor dat soort anbi's. Die zijn natuurlijk alleen aan de orde als je iemand in dienst hebt.

Ook wat het salaris betreft sluit ik mij aan. Wij wilden inderdaad een publicatieplicht voor salarissen boven de dg-norm. Als een anbi een of twee mensen in dienst heeft, hoeven wij niet te neuzen in het precieze salaris van de persoon die daar zit op het moment dat men een normaal salaris uitbetaalt. Salarissen zijn in Nederland niet publiek, behalve als je ervoor kiest om Tweede Kamerlid te worden of zo, want dan mag de rest weten wat je verdient. Wij missen echter wel een portaalfunctie. Er wordt gezegd dat het op het internet moet worden gepubliceerd, terwijl wij heel duidelijk om een register vroegen. Er is een lange discussie geweest over de vraag of dit bij de Kamer van Koophandel dan wel bij de Belastingdienst moest worden ondergebracht. Wij pleiten ervoor dat de staatssecretaris voor een van deze opties kiest.

Als hij eerst een tussenoplossing moet hebben, kan hij ervoor kiezen om elke anbi een uniek anbi-registratienummer te geven, dat in het register te zetten en het in ieder geval te koppelen aan de website waar de informatie te vinden is. Dat lijkt ons het minimale: dat een donateur onmiddellijk kan vinden waar deze informatie beschikbaar is. Is het dat niet, dan is het nog niet centraal zoekbaar ergens. Wij vinden het eigenlijk ook wel triest dat de bestuursleden niet gewoon met naam kunnen worden genoemd. Wij vragen de staatssecretaris met klem om het conceptbesluit zo aan te passen dat de namen van de bestuursleden erin moeten staan.

Over het validatiestelsel hebben we op 25 april een buitengewoon interessant rapport ontvangen. In de brief van de staatssecretaris van anderhalf jaar geleden stond ook duidelijk dat het validatiestelsel is gericht op het publieksbelang. Dat is een aanbeveling. Wat zegt de staatssecretaris? Wij leggen het in handen van de SBF (Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie). Dat is de club die dit zelf doet. SBF zegt vervolgens dat het validatiestelselrapport op onderdelen aanknopingspunten biedt. De slager mag dus zijn eigen vlees keuren en mag dus gewoon zeggen: we kijken wel een beetje wat we ermee doen. Wil de staatssecretaris ervoor zorgen dat het hele validatiestelsel wordt overgenomen in plaats van dat er «op onderdelen aanknopingspunten» zijn? Hoe ziet hij het voor de organisaties die geen lid zijn van de SBF? Als ik het zo bekijk, is volgens mij 2% tot 3% van de anbi's op dit moment lid van de SBF. De andere 98% valt er dus niet onder. Hoe representatief is dit eigenlijk?

Ik heb nog twee andere vragen over de anbi's die niet strikt in dit besluit staan. Ten eerste gaat de staatssecretaris onderzoeken welke gevolgen het heeft als een organisatie de anbi-status wordt ontnomen. Hoezo? Geen anbi-status betekent toch gewoon niet de voordelen van de anbi-status, klaar? Of die status nu ontnomen wordt vanwege de reden die mevrouw Neppérus gaf, namelijk omdat je de verkeerde bestuursleden hebt, of omdat je je totaal niet houdt aan welke publicatieplicht dan ook, doet niet ter zake. Volgens mij vervallen op dat moment gewoon de fiscale faciliteiten voor de anbi. Als je de namen van je bestuursleden niet wilt publiceren en je stukken niet openbaar wilt maken, zie ik ook niet in waarom de belastingbetaler geen inzicht mag hebben aan wie de meer dan 1 miljard euro wordt gegeven die Van Dijkhuizen terecht aanmerkt als een forse publieke subsidie. Die willen wij overigens handhaven, voor alle duidelijkheid. Ik maak geen enkele uitzondering voor bepaalde categorieën in dezen. Ten tweede lag er in 2011 in het kabinet een wetsvoorstel publicatieplicht stichtingen. Wanneer komt dit wetsvoorstel terug?

Inzake de btw-heffing sluit ik me aan bij de woorden van mevrouw Vos van de Partij van de Arbeid. Ook wij zien echt niet in waarom zelfstandigen nu btw zouden moeten betalen, na wat er bij de rechtbank in Breda is gebeurd. De beantwoording van de vragen was buitengewoon treurig, want de staatssecretaris zei dat er vooraftrek was. Ja, als je werkt als zelfstandige in de zorg dan heb je niet al te veel vooraftrek, voor zover wij kunnen zien. Vijf jaar terugwerkende kracht tegen 21% betekent gewoon dreigen met een persoonlijk faillissement tegen deze personen. Als de staatssecretaris dit doet, is straks ook de hele bouw btw-plichtig. De Hoge Raad heeft dat nog bevestigd in het arrest van 19 april 2013. In dat arrest is ook bepaald dat het niet van belang is dat de overeenkomst tot stand komt tussen de zorgverlener en het ziekenhuis. De gevolgen van laatstgenoemd arrest mis ik dus volledig in het antwoord.

Kortheidshalve sluit ik mij inzake de webmodule aan bij de vragen van mevrouw Vos en inzake het bier en de grenseffecten bij die van de heer Koolmees. Dat geldt dan vooral voor de Twentse grenseffecten; de Limburgse grenseffecten laat ik aan de staatssecretaris!

De voorzitter: Dank u wel. De staatssecretaris heeft laten weten zo'n tien minuten nodig te hebben voor het ordenen van de antwoorden.

De vergadering wordt geschorst van 16.53 uur tot 17.05 uur.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Ik begin met de belastingplicht voor overheidsbedrijven. Dat is een project dat loopt. De heer Van Vliet heeft gevraagd hoe uitvoering wordt gegeven aan zijn motie om taxplanning te voorkomen. Ik heb eerder gezegd dat ik deze motie zie als ondersteuning van beleid. We zijn bezig met overleggen en maken inventarisaties bij decentrale overheden, departementen, academische ziekenhuizen, universiteiten, havenbedrijven et cetera. Dat duurt naar verwachting tot het najaar. Na afronding van de inventarisatie zal ik komen tot nadere besluitvorming. Ik zal dan ook een wettelijke maatregel ontwerpen. De uitwerking van de motie zal deel uitmaken van deze wettelijke maatregel. Concreter kan ik er op dit moment niet over zijn.

Er zijn ook vragen gesteld over de gevolgen van de invoering van de belastingplicht voor overheidsbedrijven. De heer Van Vliet heeft gevraagd naar de openingsbalans en de administratieve lasten. Ook anderen hebben over dat laatste gesproken. Eigenlijk heeft de heer Van Vliet heel goed geduid hoe ik met dit dossier omga. Daar waar echt concurrentieverstoring plaatsvindt met het private bedrijfsleven, zullen we ervoor moeten zorgen dat er een level playing field ontstaat. Ook mevrouw Neppérus heeft dit aangekaart. Het is niet bedoeld om allerlei bagatels nu in de belastingheffing te betrekken, want dan leidt het meer tot bureaucratie dan tot belastingopbrengst of een level playing field. We zullen dat in de maatvoering betrekken. Daarom is het goed dat er nu een grondige inventarisatie plaatsvindt samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de provincies en de organisaties die ik zojuist heb genoemd. Ik heb begrepen dat er bij de Unie van Waterschappen geen probleem is. Om die reden zal zij wat minder actief worden betrokken. Mocht zij wel op een of andere manier worden geraakt, dan zal ik me uiteraard ook met haar verstaan. Dat zeg ik de heer Dijkgraaf toe. Op heel specifieke kwesties, ook rondom openingsbalansen, zal ik na de inventarisatie terugkomen. Pas dan hebben we meer beeld van datgene waarover we het hebben.

Mevrouw Neppérus en mevrouw Vos hebben gevraagd of alle overheden worden belast, ook als ze publieke taken uitoefenen. Hoe zit het met havenbedrijven? Zoals gezegd staat een gelijk speelveld voorop. Als het gaat om havens, zijn er particuliere havens en publiekrechtelijke havens. Vervolgens moet worden gekeken met wie zij in concurrentie treden. De haven van Rotterdam treedt niet in concurrentie met een particuliere plezierhaven bij een of andere plas; dat mag duidelijk zijn. De haven van Rotterdam zul je moeten vergelijken met grote zeehavens elders in Europa. We kunnen dan natuurlijk niet de haven van Rotterdam gaan belasten als zeehavens elders in Europa niet worden belast. Havenbedrijf Rotterdam heeft dit ook aangekaart in een studie, die ik ken. Ik heb het ook laten aankaarten bij de Europese Commissie, die er naar verwachting een horizontaal onderzoek op zal uitvoeren. Met andere woorden, als wij een level playing field binnen Nederland nastreven, zal dat ook voor Europa hebben te gelden.

Hoe zit het proces eruit, zo vraagt de heer Koolmees, en lukt het om in achttien maanden met een wetsvoorstel te komen? Het proces heb ik net al even geschetst. We zijn bezig met de inventarisaties. Uiteraard zijn ook andere departementen daarbij betrokken. Mijn bedoeling is om met Prinsjesdag 2014, dus in het kader van de belastingplancyclus 2015, met een wetsvoorstel te komen. Dan hebben we nog ruim een jaar voor de inwerkingtreding. In de aanwijzing van de Europese Commissie staat namelijk dat we daar vervolgens nog een jaar voor kunnen gebruiken. Al met al lijkt me dat voldoende tijd.

De heer Van Vliet heeft gevraagd naar btw-ondernemerschap versus ib-ondernemerschap. Bewegen wij van ib naar btw? Ik zou zeggen: alsjeblieft niet! Ik hoef dan maar te verwijzen naar het punt dat de heer Koolmees maakte over de uitspraak van het Europees Hof over zonnepanelen. Die houdt in dat een particulier die zonnepanelen op zijn dak heeft staan en een stukje van de daar opgewekte energie teruglevert aan het net, moet worden gezien als een ondernemer voor de btw. Ik zal mij hier onthouden van kwalificaties, maar ik voel zeer mee met de heer Koolmees. Ik moet er niet aan denken dat we een dergelijke benadering van «ondernemer» ook voor de ib-ondernemer zouden laten gelden, want dan hebben we ineens heel veel meer ib-ondernemers. We trekken dan heel veel mensen het ib-ondernemerschap in. Dat zouden we echt niet moeten willen.

De heer Van Vliet (PVV): Het is niet mijn bedoeling om de ib richting het btw-ondernemerschap te laten bewegen; integendeel. Ik zeg alleen dat als je het andersom zou willen proberen, je waarschijnlijk eerder aan een blokkade zit omdat de btw is geharmoniseerd in de EU. Laat ik de vraag anders formuleren. Het feit dat je in de ib nu wel ondernemer bent en in de btw niet, of juist andersom, kan bijvoorbeeld bij de medische zelfstandigen – als ik ze even zo mag noemen – tot grote onduidelijkheid leiden. Wordt er op het departement wel eens nagedacht over de vraag of op enigerlei wijze die twee niet een beetje naar elkaar toe kunnen groeien of dat de onduidelijkheid eerder kan worden weggenomen?

Staatssecretaris Weekers: Er wordt voortdurend nagedacht. Daar waar discoördinatie kan worden weggenomen en begrippen op elkaar kunnen worden afgestemd, zullen we dat zeker doen. De heer Van Vliet heeft echter al terecht aangegeven dat de invulling van het btw-ondernemerschap door Europeesrechtelijke regelgeving wordt bepaald. Dat is ook uitgelegd door de Europese rechter. Als wij daarop kunnen aanhaken en ook een goed gevoel hebben bij bepaalde onderdelen op andere fiscale terreinen, zullen we dat zeker niet nalaten. Ik gaf zojuist echter al even een voorbeeld waarbij dat zeker niet in de rede ligt. Op de zorg kom ik straks in een apart blokje terug.

De heer Omtzigt (CDA): De CDA-fractie heeft afgelopen vrijdag Kamervragen gesteld over de zonnepanelen. Wij betreuren met de staatssecretaris dat je in dit land ineens een ondernemer bent als je een zonnepaneel op je huis zet. Dat is echt niet de bedoeling. Het levert een hoop rotzooi op en we moeten dat met zijn allen gewoon niet willen. Welke actie gaat de staatssecretaris nu ondernemen? Ik geef hem een paar hints. Ten eerste kan hij pleiten voor een wijziging van de definitie van «economische activiteit». Tenslotte is de btw-richtlijn ervoor om concurrentievervalsing bij grensoverschrijdende activiteiten tegen te gaan. Sorry, maar met één zonnepaneel zitten we niet met grensoverschrijdende activiteiten. Ten tweede kan hij zichzelf, net zoals Duitsland, wat vaker partij stellen bij het Hof. Als er iets is wat Nederland ten diepste raakt en de Belastingdienst heel veel werk bezorgt, let u dan wat attenter op voordat de uitspraak er is, staatssecretaris, en niet daarna.

Staatssecretaris Weekers: In een aantal zaken stelt Nederland zich partij. Daarvan zijn diverse voorbeelden die we in het afgelopen jaar ook met elkaar hebben besproken. Inzake deze specifieke zaak deel ik het chagrijn dat in de Kamer leeft. Ik kan de Kamer melden dat ik mij beraad op wat nu wijsheid is. Het Hof heeft uitspraken gedaan. Ik moet nu bekijken of het opportuun is om het bij de Commissie aan de kaak te stellen. Ik kan wel alvast melden dat diverse lidstaten hier verschillend tegenaan kijken. Duitsland heeft in dit soort gevallen bijvoorbeeld al eerder mensen als ondernemer aangemerkt. Er wordt dus verschillend tegenaan gekeken. Uiteindelijk is er overeenstemming binnen de Europese Unie nodig om de btw-richtlijn en de begrippen daarin aan te passen. Ik laat nu goed bekijken welke mogelijkheden we hebben, welke mogelijkheden opportuun zijn en wat voor Nederland de verstandigste weg is om hiermee om te gaan. Daarvoor moet je de uitspraak van de rechter bijzonder goed bestuderen. Mijn lijn is om zo weinig mogelijk in het btw-ondernemerschap te betrekken. Dat wordt dramatisch voor de uitvoering. Bovendien zitten er ook nog budgettaire aspecten aan vast. Ik zal de Kamervragen van de heer Omtzigt uiteraard zorgvuldig beantwoorden.

De heer Omtzigt (CDA): Dank voor het laatste. Krijgen we dan ergens in de zomer, op een zonnige dag – als die er is – een brief waarin staat hoe hiermee wordt omgegaan? De budgettaire gevolgen kunnen inderdaad vrij groot zijn. Het is prima dat Duitsland ze wel als ondernemer wil aanmerken. Het gaat erom of het verplicht moet worden vanuit de Europese regelgeving. Op die vraag zegt de CDA-fractie samen met de staatssecretaris «nee». Wij zouden het wat stelliger willen. Bij de volgende herziening van de btw-richtlijn is Nederland nodig, omdat dit bij unanimiteit gebeurt. Maak hier een topprioriteit van en zorg ervoor dat dit wordt ingeperkt in de btw-richtlijn.

Staatssecretaris Weekers: Wanneer ik precies zal reageren op de vragen, hangt ervan af. We moeten de zaken goed bestuderen. We moeten de budgettaire schade goed uitrekenen en bekijken op welke wijze we, in elk geval al nationaal, zo veel mogelijk een dam kunnen opwerpen tegen deze problematiek. Vervolgens zal ik bezien of ik dit in de Ecofin ter bespreking zal agenderen, want we zijn het op een paar punten zeer met elkaar eens. Op het vlak van btw is er behoorlijk wat aan fraudebestrijding te doen. Daarin zul je gezamenlijk moeten optrekken. Ook voor het vermijden van bureaucratie zul je samen moeten optrekken. Als landen in zekere mate een eigen koers willen varen, vind ik dat dit op zichzelf mogelijk moet zijn, zeker ten aanzien van dit soort klein grut, zoals ik het zou willen noemen, want dit heeft echt geen grensoverschrijdende aspecten. Nogmaals, daarvoor is het zaak om de uitspraak bijzonder zorgvuldig te bestuderen.

Voorzitter. Dit was wat mij betreft het blok overheidsbedrijven. Nu we het toch over btw hebben, kom ik te spreken over de btw zorg. Daarover zijn ook wat vragen, wat ik heel goed snap. De heer Bashir heeft gevraagd naar de oorzaak van dit probleem. Ligt die bij de onduidelijkheid en het gebrek aan controle door de Belastingdienst? In antwoord op eerdere Kamervragen heb ik al aangegeven dat het standpunt dat zzp'ers in de zorg voor hun werkzaamheden voor ziekenhuizen btw moeten betalen, actief door Financiën en de Belastingdienst wordt uitgedragen. Dat wordt niet alleen via de website uitgedragen, maar ook naar allerlei koepelorganisaties. Daarnaast worden bedrijven die zich op dit punt niet aan de wet houden, natuurlijk aangesproken en waar nodig aangepakt.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA): Het punt is juist dat de staatssecretaris het wel uitdraagt, maar dat hierover nog onduidelijkheid bestaat omdat er nog een rechtszaak loopt. In West-Brabant is er een rechtszaak met het uitgangspunt dat BIG-geregistreerden niet btw-plichtig zouden zijn. Ook de heer Omtzigt heeft hieraan gerefereerd.

Staatssecretaris Weekers: De zaak is wat mij betreft niet onduidelijk. Het is een bestendige gedragslijn van Financiën dat hier gewoon een btw-plicht geldt. Niet voor niets treedt de Belastingdienst op en worden er rechtszaken over gevoerd. Niet iedereen is het daarmee eens. In dit land hebben we het dan zo geregeld dat de rechter zich er in laatste instantie over uitlaat. Nu vraagt zowel de heer Omtzigt als mevrouw Vos of mensen in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad kunnen worden vrijgesteld van de btw-plicht. Nee, dat ga ik niet doen. Als de hoogste rechter uiteindelijk zegt dat het anders moet, zal ik me daarbij moeten neerleggen. Tot die tijd houd ik vast aan de bestendige gedragslijn die Financiën altijd hanteert. Ziekenhuizen kunnen op een paar manieren verpleegkundigen inhuren. De meest voor de hand liggende manier is dat mensen gewoon in loondienst komen van het ziekenhuis; laat ik daar helder over zijn. Dan worden er gewoon belastingen en premies afgedragen. Dat is de standaardsituatie. Als het ziekenhuis tijdelijk of flexibel personeel wil inhuren, loopt dat via uitzendorganisaties. Het uitzenden van personeel is gewoon met btw belast. Als verpleegkundigen zich dan hetzij als zzp'er, hetzij in maatschapsverband verhuren aan het ziekenhuis, zullen ze toch gelijk moeten worden behandeld aan de uitzendbureaus en zal er toch btw in rekening moeten worden gebracht. Voor het ziekenhuis is het natuurlijk lucratief om dat op een andere manier te proberen, zeker omdat een ziekenhuis zelf vrijgesteld is van btw en daarom geen vooraftrek kan krijgen. Ik heb echter te kijken naar het level playing field. Het kan niet zo zijn dat er geen premieheffing plaatsvindt, dat er niet op de normale manier belastingheffing plaatsvindt en dat er, ten aanzien van een klein stukje, ook geen btw-heffing plaatsvindt.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA): Het punt is dat de staatssecretaris hieraan vasthoudt, terwijl volgens mij in de btw-richtlijn is afgesproken dat zorg vrijgesteld is van btw. BIG-geregistreerden, de groep waartoe ook deze zelfstandigen behoren, vallen daar ook onder. Het blijft dus onduidelijk. Het is heel raar om te zeggen dat hier zekerheid over is, want die is er niet.

Staatssecretaris Weekers: Datgene wat ik net heb gezegd over de verpleegkundigen, is een bestendige gedragslijn. Er loopt nu een zaak bij de Hoge Raad. De advocaat-generaal heeft zijn conclusie geschreven en de Hoge Raad doet naar verwachting over een paar maanden uitspraak. Het lijkt me logisch dat we die uitspraak afwachten en er niet op vooruitlopen. Het kan zijn dat mevrouw Vos dit verward met de uitspraak die er inmiddels is geweest over een medisch tatoeëerder. Dit betreft echter een andere opdracht van werkzaamheden, een andersoortige verrichting, hetgeen volgens de btw ook anders moet worden gekwalificeerd.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik kom terug op de bestendige gedragslijn. Na het lezen van de stukken kreeg ik toch wel het gevoel dat er eerst lange tijd geen actie is ondernomen. Dat was mijn eerste punt. Mijn tweede punt betreft de uitspraak dat iemand die zich zelfstandig laat inhuren, vergelijkbaar zou zijn met een uitzendbureau. Ik wacht rustig het oordeel van de rechter af, maar dat lijkt me toch niet altijd hetzelfde; graag een reactie.

Staatssecretaris Weekers: Met betrekking tot de btw-plichtigheid gaat het uiteindelijk om de kwalificatie van de aard van de prestatie. Als het gaat om de bestendige gedragslijn die ik aangaf, verwijs ik naar een brief van 2 oktober 2009 aan de Tweede Kamer, waarin dit is uiteengezet door mijn ambtsvoorganger De Jager. Dit is dus echt de bestendige gedragslijn. In de praktijk zijn er wellicht gevallen doorheen geglipt; dat wil ik best geloven. Ook in de Kamervragen die vlak na de jaarwisseling zijn beantwoord, heb ik echter aangegeven dat de Belastingdienst extra actie heeft ondernomen om te voorkomen dat zulke ongelijke gevallen zich in de praktijk manifesteren. Daarin staat ook dat er wordt opgetreden in zaken waarin men hieraan misschien probeert te ontkomen. Op de vraag hoe het verder moet in de toekomst, zeg ik dat ik vasthoud aan de bestendige lijn. Spreekt de Hoge Raad een ander oordeel uit, dan kom ik daarop bij de Kamer terug. Dat zal ik ook wel moeten, want als de Hoge Raad zegt dat hier geen btw-plichtigheid geldt, hangt daar ook een prijskaartje aan. Dat zal ik hebben te dekken in het Belastingplan. Het is dus mooi om te zeggen dat je van alles wilt vrijstellen, maar dan zou ik andere mensen vervolgens extra moeten belasten. Zo simpel is het.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik vraag mij dan af of dit destijds als extra inkomsten is geboekt door staatssecretaris De Jager, maar dat even terzijde. We wachten het oordeel van de Hoge Raad af, maar ik blijf er toch mee zitten dat de staatssecretaris zegt dat als iemand zichzelf verhuurt als verpleegkundige, dit vergelijkbaar is met een situatie waarin iemand voor een uitzendbureau werkt. Of zegt de staatssecretaris dat dit allemaal hetzelfde is? Dat lijkt me ook weer lastig. Ik krijg hierop dus graag een toelichting.

Staatssecretaris Weekers: Om het tot de kern terug te brengen: het gaat om de aard van de prestatie. Als er een heel specifieke medische prestatie wordt verricht waarvoor een rekening wordt opgemaakt, en deze prestatie valt binnen de BIG-registratie of is daaraan gelijkgesteld, geldt een btw-vrijstelling. Als mensen zich verhuren voor algemeen verpleegkundig werk, of dat nu via een uitzendbureau gaat, via een maatschap of als zelfstandig ondernemer, zal dat vergezeld dienen te gaan van een btw-factuur.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA): Ik denk altijd graag in Venndiagrammen. We hebben een collectie BIG-geregistreerden, die afhankelijk van de aard van hun werkzaamheden wel of niet btw-plichtig kunnen zijn. Binnen het Venndiagram krijgen we dan een ovaaltje. Als de staatssecretaris zo stellig is over de helderheid, hoe komt het dan dat al die zelfstandigen het niet weten? Moet er dan toch niet een wat helderder lijstje zijn?

Staatssecretaris Weekers: Ik heb bij herhaling aangegeven hoe het zit. Mijn ambtsvoorganger heeft dat ook gedaan. Het wordt via de Belastingdienst aangegeven, ook aan de diverse koepelorganisaties en de ziekenhuizen. Sommige mensen willen niet weten hoe het zit, omdat ze simpelweg liefst geen btw-factuur sturen of ontvangen. Laat ik de Kamer het volgende toezeggen. Er loopt nu een zaak bij de Hoge Raad, waarin over een paar maanden uitspraak wordt gedaan. Zodra die uitspraak is gedaan, informeer ik de Kamer daarover. In dezelfde brief zal ik de zaak voor de Kamer nog eens goed op een rijtje zetten.

De heer Omtzigt (CDA): Ik wacht deze brief met belangstelling af. Samen met mevrouw Neppérus teken ik wel aan dat de bestendige gedragslijn is om het eerst toe te laten en dat daarna niet meer te doen. In het verleden was er voor maatschappen inderdaad een bestendige gedragslijn. Maatschappen zitten dus inderdaad onder de btw-heffing. Een maatschap begint in een bepaalde vorm namelijk wel erg op een uitzendbureau te lijken. Voor zelfstandigen als zodanig was dit niet het geval. Ik merk op dat de staatssecretaris de zelfstandigen er nu ook onder trekt, terwijl de uitspraken van de Hoge Raad die ik heb gezien – ik heb ze niet allemaal gezien – juist over maatschappen gingen. Is de staatssecretaris bereid, in ieder geval hangende wat er gebeurt, op te houden met de btw-heffing voor zelfstandigen? Begrijp ik het goed dat mensen een btw-heffing hebben ontvangen van vier of vijf jaar terug, terwijl ze het in de tussentijd allemaal gewoon netjes hebben opgegeven? Beseft de staatssecretaris welke gewekte verwachtingen daarmee ongedaan worden gemaakt? Wordt dus in ieder geval tot 2012 de btw niet met terugwerkende kracht in rekening gebracht?

Staatssecretaris Weekers: Ik wijs andermaal op de brief die mijn ambtsvoorganger op 2 oktober 2009 naar de Kamer heeft gestuurd. Die is duidelijk. Verder wijs ik erop dat volgens het Europees Hof van Justitie geen onderscheid mag worden gemaakt in de wijze van organiseren, dus tussen een zelfstandige, een maatschap en een rechtspersoon. Ik heb eerder in mijn antwoord al gezegd dat het moet gaan om de prestatie. De prestatie maakt uit of sprake is van btw-plichtigheid. In al deze gevallen moet de prestatie dus worden belast met btw. Daarmee heb ik het antwoord gegeven. Ik ga geen generaal pardon afkondigen.

Voorzitter. Dat waren de zzp'ers en de zorg. Nu we het toch over zzp'ers hebben, is dat een mooi bruggetje om naar de VAR over te stappen. Mevrouw Neppérus heeft gevraagd hoe lang het nog duurt voordat de webmodule klaar is. In mijn brief van 22 mei heb ik aangegeven dat ik verwacht dat deze per 1 januari 2015 operationeel zal zijn. Ik heb vanochtend gecheckt of dit nog steeds haalbaar wordt geacht. Dat is het geval. Op dit moment wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling ervan. Samen met Sociale Zaken en Werkgelegenheid en met Economische Zaken werken we aan de ontwikkeling van de vraagstelling en de opbouw van de beslisstructuur, dus de beslisboom die in de webmodule zit. Die is bijna af. We staan nu aan de vooravond van het aanbesteden. We liggen wat dat betreft dus op koers.

Mevrouw Vos heeft gevraagd of ik de zelfstandigenorganisaties daarbij wat beter kan betrekken. De zzp-organisaties worden wel degelijk betrokken bij de ontwikkeling van de webmodule, namelijk bij de testversie. Op dit moment zijn we nog niet zover dat de testversie gereed is. Du moment dat de testversie gereed is, worden deze organisaties erbij betrokken. Zij kunnen dus snel een uitnodiging verwachten.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA): Het lijkt me inderdaad heel nuttig om de zelfstandigen te betrekken bij de testversie. Als je dat niet deed, zou dat echt heel raar zijn. Het gaat mij echter juist om de vragenlijst over wat iemand tot een zelfstandige maakt. Dat lijkt me juist bij de inhoudelijke beoordeling wel van belang. Ik hoorde net dat de vragenlijst bijna af is. Dat lijkt me best lastig, omdat er zo veel variabelen zijn. Dat zou toch het minste zijn?

Staatssecretaris Weekers: Dat komt allemaal aan de orde bij de testversie. Je moet eerst iets hebben waarover je vervolgens kunt praten. Daarna test je en wissel je uit of iedereen zich er goed in herkent. Dat lijkt mij het meest geëigende tijdstip. Er zullen ongetwijfeld hiaten en manco's uit de testversie naar voren komen. Die kunnen dan samen met de organisaties worden gedicht.

Voorzitter. Mevrouw Vos heeft gevraagd hoe de Belastingdienst voorkomt dat straks met de nieuwe webmodule toch te gemakkelijk een VAR wordt afgegeven. We bespreken na het reces natuurlijk nog een aantal maatregelen met elkaar. Naar aanleiding van de Bulgarentoeslagfraude heeft het kabinet de Kamer een brief gestuurd. Daarin staat dat een van de te nemen maatregelen inhoudt dat mensen die de Belastingdienst nog niet kent, aan een grondige analyse worden onderworpen voordat ze iets krijgen van de overheid, bijvoorbeeld een VAR. Ik zal er in elk geval voor zorgen dat dit een punt van aandacht is bij de webmodule. Bij de VAR-aanvraag is er meer aandacht vooraf voor de risicogroepen. Dat kan natuurlijk niet bij alle aanvragers, dus we moeten ons focussen op de risicogroepen. Dit zal ook een punt van aandacht zijn bij de webmodule.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA): Mijn vraag was of er nu volledig wordt vertrouwd op het compleet digitaliseren van dit soort aanvragen of dat de menselijke factor er nog bij komt, dus de twee ogen die het toch anders kunnen zien dan een computermodel. Komt dat laatste er ook nog bij? Dat is namelijk het grote verschil tussen de VAR-webmodule en het voorstel van de zelfstandigenorganisaties.

Staatssecretaris Weekers: Je kunt jammer genoeg niet met elke nieuwe aanvrager menselijk contact hebben. Er zijn namelijk zo'n 100.000 nieuwe aanvragen per jaar. Het is onmogelijk om daar allemaal menselijk contact mee te hebben. Je zult een zodanig systeem moeten hebben dat risicogevallen erin naar boven komen, zodat aan hen niet zomaar een verklaring met uitgebreide rechtsgevolgen wordt gegeven. Dat doen we nu al met de VAR ten aanzien van bepaalde risicogroepen. Ook in deze webmodule zullen we dat moeten inrichten. Daar waar sprake is van een verhoogd risico, zullen er wel degelijk ogen en oren bij komen kijken. Mogelijkerwijs zullen er ook bestandsvergelijkingen plaatsvinden. Het is echter onmogelijk om iedereen aan deze ogen te onderwerpen, want dan kunnen we de grote massa niet aan.

Voorzitter. Mevrouw Vos heeft gevraagd of de Kamer van Koophandel een grotere rol kan worden gegeven. In het kader van voorlichting aan de voorkant kan dat zeker helpen. Een ondernemerstoets op feiten en omstandigheden zal uiteindelijk echter altijd door de Belastingdienst moeten gebeuren, wil iemand zich kwalificeren voor ondernemerschap in de inkomstenbelasting. Het aardige van de webmodule ten opzichte van de huidige VAR is dat met de webmodule veel meer en veel specifiekere vragen worden gesteld aan mensen. Je kunt er dus veel meer feiten en omstandigheden uitfilteren. Bij de VAR is de beslisboom een stuk simpeler. Als je de beslisboom kent, kun je de aanvraag als het ware vooraf invullen met een verzekerd resultaat. Dat wil nog niet zeggen dat de feiten en omstandigheden zich in de praktijk ook zo manifesteren als mensen ze hebben opgegeven. Om die reden heb ik met de collega's in het kabinet afgesproken dat er een grotere verantwoordelijkheid moet komen voor de inlener, zeker als het gaat om de voorgespiegelde feiten en omstandigheden. Nu wordt de inlener volledig gevrijwaard. Als er sprake is van samenspanning en er is een VAR, wordt de inlener toch gevrijwaard. Dat is niet eerlijk; dat is niet fair. Ik ben blij dat Kamer en kabinet het daarover eens zijn. Collega Asscher zal wetgeving voorbereiden om deze verantwoordelijkheid beter in te richten. Ik ben ervan overtuigd dat we hierover nog een aantal keer komen te spreken. Zoals ik al zei, wil ik straks heel graag de input van de zzp-organisaties op de testversie. Zowel de zzp-organisaties als de Kamer als het kabinet hebben er baat bij dat we de echte ondernemer zo veel mogelijk laten ondernemen en hem zo min mogelijk hinderen met bureaucratie. Tegelijkertijd hebben we met elkaar de verantwoordelijkheid en het belang om schijnondernemerschap er uit te filteren en social dumping te voorkomen. Dat is in elk geval de insteek.

Ik waardeer het dus dat de organisaties meedenken. De heer Koolmees heeft specifiek gevraagd wat ik vind van hun gezamenlijke alternatief. Ik denk dat ik zojuist impliciet al het nodige daarover heb gezegd. Van tevoren kan zeker niet in alle gevallen worden vastgesteld of iemand ondernemer is. Dat is afhankelijk van feiten en omstandigheden. Een ambtenaar bij de Kamer van Koophandel kan dat ook niet met zekerheid van tevoren vaststellen. Verder denk ik dat ik hierover al het nodige heb gezegd. Tot de heer Bashir zeg ik dat ik de zzp-organisaties zeker serieus neem. Ik meen dat ik dit onderwerp hiermee heb behandeld.

De heer Bashir (SP): De staatssecretaris zegt wel dat hij de organisaties serieus neemt, maar zeggen is natuurlijk niet voldoende; je moet het ook laten blijken. In zijn brief schrijft de staatssecretaris eigenlijk dat hij een plan heeft en dat als de organisaties willen meedoen, zij zich daarbij kunnen aansluiten, terwijl de organisaties zelf best een goed voorstel op tafel hebben gelegd. Op welke manier zijn ze er dan echt bij betrokken? Welke delen van hun plannen zijn bijvoorbeeld meegenomen in het plan van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Weekers: Ik denk dat het te ver zou voeren om nu in te gaan op alle overeenkomsten en daarnaast ook nog de verschillen te belichten. Ik heb op 15 april jl. een brief gekregen van de samenwerkende zzp-organisaties, waarin zij verwezen naar hun eigen voorstel van 14 maart. In deze brief hebben ze mij aangegeven dat uit het overleg met de ministeries is gebleken dat de overeenkomsten groter zijn dan de verschillen. Zoals gezegd zijn we bezig om een testversie te ontwerpen. Zodra die klaar is, komen de mensen weer aan tafel. Mochten wij straks naar hun oordeel te weinig naar hun ideeën hebben geluisterd, dan zal dat weer in de Kamer aan de orde komen. Ik zal dan kunnen aangeven waarom ik bepaalde ideeën niet heb overgenomen. Mogelijk neem ik bij nader inzien bepaalde ideeën wel over. Ik heb zonet gezegd dat ik er niets in zie dat de Kamer van Koophandel bij voorbaat zegt wie een ondernemer is en wie niet. Dat is een heel subjectieve benadering. De webmodule is een veel objectievere benadering. Uiteindelijk is het aan de belastinginspecteur om vast te stellen dat de feiten en omstandigheden zodanig zijn dat iemand ondernemer is.

De heer Bashir (SP): Mag ik het antwoord van de staatssecretaris dan zo opvatten dat hij de belangenorganisaties in het vervolgproces nog nadrukkelijker betrekt bij het vormgeven van de module?

Staatssecretaris Weekers: Ik kan in herhaling vallen, maar ik verwijs naar mijn eerdere antwoord.

De heer Koolmees (D66): In het vorige debat heb ik gevraagd of kon worden gereageerd op het alternatief dat is ontwikkeld. Het is positief dat de staatssecretaris aangeeft dat er snel een uitnodiging volgt. Het lijkt mij echter verstandig als bij de ontwikkeling van de module, bij de uitwerking van het alternatief, al in een vroegtijdig stadium wordt overlegd. Er zijn toch overeenkomsten tussen het voorstel van de staatssecretaris en het voorstel van de samenwerkende zzp-organisaties. Waarom wordt niet voor die constructieve weg gekozen? Er wordt nu elke keer een voorstel gedaan, dat hier terugkomt, waarna wij weer vragen of de zzp-organisaties erbij kunnen worden betrokken. Waarom slaat de staatssecretaris niet gewoon twee vliegen in een klap?

Staatssecretaris Weekers: Er zijn overleggen geweest en er zullen overleggen volgen. Ik heb in mijn brief aan de Kamer aangegeven wat ik van de voorstellen vond. Vervolgens heb ik aangegeven waarmee het kabinet bezig is. Ik vraag de Kamer, het kabinet in elk geval in de gelegenheid te stellen om de zaken nader uit te werken. We komen dan tot een testfase, die uitvoerig met de organisaties zal worden besproken. Als je bezig bent om iets te ontwerpen met een uiterst ingewikkelde beslisboom, heeft het toch geen zin om voortdurend allerlei organisaties aan tafel uit te nodigen? Ik heb gezegd dat ik de organisaties serieus neem. Dat wil dus zeggen dat ik ze serieus wil betrekken du moment dat de testversie er is. Daarop kan de Kamer mij ook aanspreken.

De heer Koolmees (D66): Laat ik constructief blijven. Ik heb er alle vertrouwen in dat de organisaties hierbij worden betrokken. Het lijkt mij verstandiger om de organisaties in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de ontwikkeling van deze module. Dat betekent niet dat er iedere week twee keer een afspraak wordt gemaakt om de organisaties uit te nodigen, maar dat er over de ontwikkeling van de beslismodule een keer een verkennend gesprek wordt gevoerd, juist om de overeenkomsten te zoeken. Het vorige debat over dit punt had een aantal maanden geleden plaats. Toen is het alternatief op tafel geweest. Over een aantal maanden zitten we hier weer en voeren we weer dezelfde discussie. Waarom gaat de staatssecretaris nu niet gewoon proactief in overleg om vervolgens na een paar maanden met de testfase te beginnen?

Staatssecretaris Weekers: Ik heb goed naar de Kamer geluisterd. Het gevoel bestaat dat de organisaties onvoldoende worden betrokken. Ik zal de organisaties op korte termijn laten uitnodigen. Ze zullen dan worden bijgepraat over de stand van zaken van de testversie. Ik wil niet dat de zaak vervolgens te veel gaat uitlopen in de tijd, maar het zou misschien kunnen helpen om de organisaties inderdaad nu al eens om tafel te vragen. Ik wil wel voortgang in het proces houden. Ik zeg dit dus graag toe.

De voorzitter: Wij komen aan het volgende blokje.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Ik kom bij het blokje over de anbi's. De heer Van Vliet en mevrouw Neppérus hebben gevraagd naar de uitvoering van de motie-Huizing/Van Vliet (33 003, nr. 67). We hebben straks een middel om de anbi-status in te trekken als beeldbepalende leden van een organisatie zich aan lelijke zaken schuldig maken. Mevrouw Neppérus heeft gevraagd of dit niet alleen voor zware delicten kan gelden en of de uitbreiding ruimer kan. De discussie met de heren Huizing en Van Vliet staat mij nog scherp voor de geest. Er hebben destijds indringende interruptiedebatjes plaatsgevonden tussen de Kamerleden onderling. Ik heb daarvan opgepikt dat de indieners van de motie het niet acceptabel vinden als er bijvoorbeeld een spoorlijn wordt gesaboteerd of een poging daartoe wordt gedaan, waardoor een trein kan ontsporen, bijvoorbeeld een trein met gevaarlijk afval, of als er sprake is van het dumpen van rotsblokken in zee, waardoor een boot op de klippen zou kunnen lopen. Ik noem maar een paar willekeurige voorbeelden. Wanneer een algemeen nut beogende instelling zich bezighoudt met dit soort acties, die gevaar opleveren voor mens en dier, zou de anbi-status moeten worden ingetrokken. Als de anbi zegt hieraan part noch deel te hebben omdat het een eenmansactie is van iemand die zich met de desbetreffende instelling afficheert, terwijl de instelling er afstand van neemt, kun je het de organisatie echter niet verwijten. In die geest heb ik de zaak met de collega's van Veiligheid en Justitie doorgesproken. Dat wordt geregeld. Voor het vervolgens uitbreiden daarvan naar allerlei andere acties heb ik in het eerdere debat geen meerderheid geproefd. Ik denk ook dat je je dan op een hellend vlak begeeft. Er is toen een hele discussie gevoerd over zaken die er wel of niet onder zouden moeten vallen. Opzettelijk brandstichten, ontploffingen teweegbrengen, opzettelijk vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken ...

De voorzitter: Voordat u verdergaat, staatssecretaris, heeft mevrouw Neppérus hier een vraag over.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik heb het lijstje gelezen dat de staatssecretaris noemt. Daarin staan de genoemde dijkdoorbraken – iets wat ik niet van plan ben – en ontploffingen. Het stenengooien is natuurlijk een van de concrete aanleidingen geweest, maar dat vind ik er niet in terug. Dat mag wel wat duidelijker zijn. Het kan best gebeuren dat iemand eens iets bozigs roept, maar ik vind dat dit soort zaken er wel in moeten. Dit komt op de VVD-fractie echt over als heel beperkt. Het mag dus wel een stukje worden opgerekt. Zo werd het destijds bedoeld in de motie-Huizing/Van Vliet.

Staatssecretaris Weekers: Ik lees in elk geval hierin dat het een instelling is aan te rekenen dat de algemene veiligheid van mensen of goederen bewust, opzettelijk, in gevaar wordt gebracht. Dat vind ik voldoende ernstig om de anbi-status te ontnemen. Het gooien van een kiezelsteentje is dat niet. Het gooien van een steen tegen een trein waardoor je echt schade aanricht – zeker als je ook nog risico loopt op het verwonden van mensen – valt gewoon onder datgene wat ik beoog te regelen. Ik denk dus dat mevrouw Neppérus en ik qua uitleg heel dicht bij elkaar zitten.

Mevrouw Neppérus (VVD): Dan denk ik dat die uitleg er wel wat duidelijker bij mag, hoewel de woorden van de staatssecretaris een stuk helpen. Als iemand een grote steen, dus niet een kiezeltje, gooit naar een boot of wat anders, lijkt het mij toch dat dit eronder kan vallen. Ik neem aan dat de toelichting wat wordt uitgebreid.

Staatssecretaris Weekers: Bij het Belastingplan zullen we daarop terugkomen. Rotsblokken in zee vallen er in ieder geval onder, daar waar vissers worden bemoeilijkt in hun activiteiten.

De heer Bashir (SP): Bij het Belastingplan heb ik samen met de heer Van Bommel een amendement ingediend over organisaties die handelen in strijd met de internationale rechtsorde. In de Grondwet staat daarover een bepaling, namelijk het bevorderen van de internationale rechtsorde. We hebben dat amendement toen ingetrokken, omdat de staatssecretaris toezegde er nog op terug te komen. Ik vraag hem hoe hij is omgegaan met dit amendement, want dat zie ik niet terug in het lijstje.

Staatssecretaris Weekers: Ik heb naar aanleiding van het debat een aantal toezeggingen gedaan, die ik heb uitgewerkt. Op grond daarvan is in elk geval de motie-Huizing/Van Vliet ingetrokken. Het staat me even niet bij wat er precies is gebeurd met het amendement van de heren Bashir en Van Bommel. Ik heb in elk geval gemeend met deze uitwerking invulling te geven aan mijn toezeggingen aan de Kamer. Als de heer Bashir meent dat dit onvoldoende is, verwacht ik een amendement bij het Belastingplan.

De heer Bashir (SP): Dat amendement hadden wij dus al bij het vorige Belastingplan. De staatssecretaris heeft toen gezegd dat hij zou kijken naar het geheel. Dat was de reden dat wij het amendement hebben ingetrokken. Je kunt een amendement niet aanhouden; daarom is het ingetrokken. Ik ben dan wel een beetje verbaasd dat er helemaal niet op is teruggekomen. Ik verwacht dan in ieder geval dat de staatssecretaris nog een keer naar het amendement kijkt en het betrekt bij de Grondwetbepalingen. Als we wel allerlei bepalingen gaan opnemen over een kiezelsteentje maar niet over de internationale rechtsorde, terwijl dat wel in de Grondwet staat, zou ik het waarderen als de staatssecretaris er nog een keer naar kijkt.

Staatssecretaris Weekers: Volgens mij ben ik daar toen op ingegaan. We hebben een aantal goede doelen in de wet gezet. We zijn neutraal als het gaat om de landen waarin de activiteiten van deze goede doelen vervolgens worden uitgevoerd. Volgens mij was het om die reden voor het kabinet niet mogelijk om de bedoelingen van het genoemde amendement over te nemen. Volgens mij hebben we die discussie dus goed gevoerd. Ik wil het verslag van het debat van toen er nog wel eens op nalezen. Als ik toen een toezegging heb gedaan die ik niet blijk te hebben nagekomen, kom ik daar in het kader van het Belastingplan op terug. Als ik er niet op terugkom, meen ik in elk geval aan mijn toezegging te hebben voldaan op de wijze die ik zojuist aan de heer Van Vliet en mevrouw Neppérus heb aangegeven.

Voorzitter. Ik ga door naar de salarisgegevens van bestuurders van de kleine anbi's et cetera. Mevrouw Vos, de heer Koolmees, de heer Dijkgraaf en de heer Omtzigt hebben hierover vragen gesteld. Er worden gegevens gevraagd die anbi's al beschikbaar hebben. Ook voor kleine anbi's is dat dus geen probleem. Doel en resultaat van een anbi lijken mij belangrijke informatie. Dat lijkt me belangrijke informatie voor mensen die aan een anbi willen geven, maar ook voor de overheid en voor de Belastingdienst, omdat aan de anbi-status fiscale voordelen hangen. Bij de salarissen, waarover heel specifieke vragen zijn gesteld, gaat het om beloningsbeleid. Dat kan in algemene termen. Men kan dus verwijzen naar de cao. Volgens de code-Wijffels is het bij fondsenwervers gebruikelijk om het salaris van de directeur apart te vermelden in de jaarstukken. Als dat salaris te hoog is, roept dat weerstand op bij het publiek. Om die reden heeft de heer Omtzigt aandacht gevraagd voor dit thema in zijn motie. De uitvoeringsregeling wordt binnenkort gepubliceerd. Anbi's hebben een halfjaar om zich voor te bereiden. Brancheorganisaties bieden hulp bij het rubriceren en publiceren.

De heer Omtzigt heeft gezegd de portaalfunctie te missen en heeft minimaal naar een hyperlink gevraagd. Die hyperlink komt er in elk geval. Hij heeft ook gevraagd waarom het validatiestelsel aan de SBF wordt overgelaten. Binnenkort zal samen met de collega van Veiligheid en Justitie nader worden bezien hoe aan het validatiestelsel vorm kan worden gegeven. Dat moet inderdaad voor alle anbi's gelden. Voor het validatiestelsel en de keurmerken ligt de primaire verantwoordelijkheid bij staatssecretaris Teeven. Ik wil het niet van me afschuiven: ik spreek samen met collega Teeven met alle filantropische instellingen en van tijd tot tijd hebben wij bestuurlijk overleg. Ik ga de verantwoordelijkheid echter niet van hem overnemen. Als ik het goed heb, zou het validatiestelsel tegen het einde van het jaar verder ontwikkeld moeten zijn. De Kamer zal er ongetwijfeld van op de hoogte worden gesteld.

De heer Omtzigt (CDA): Dank dat de regering zelfstandig zegt dat zij verantwoordelijk is voor het validatiestelsel en niet de sector zelf. Is de staatssecretaris bereid om samen met zijn collega aan het einde van het jaar te laten weten hoe dit wordt uitgewerkt? Als wordt afgeweken van het voorstel van de commissie onder voorzitterschap van de heer De Jong, dat 25 april verscheen, willen zij dan aangeven op welke wijze dat gebeurt? Wij vonden dat een prima voorstel.

Ik heb in de snelheid misschien gemist of de staatssecretaris vindt dat de namen van de bestuursleden ook moeten worden gepubliceerd. Tot nu toe geldt dat alleen voor de functies. Dat lijkt me net te weinig.

Staatssecretaris Weekers: Er is inderdaad een aantal voorstellen ontwikkeld onder leiding van het oud-lid van de Rekenkamer de heer De Jong. We hadden afgelopen week al een bestuurlijk overleg willen houden, maar vanwege Kamerverplichtingen van collega Teeven en mijzelf hebben we dat niet kunnen laten doorgaan. We zullen dat bestuurlijk overleg waarschijnlijk spoedig hebben. Ik zal de Kamer informeren wanneer er een specifieke reactie hierop komt. Ik ga ervan uit dat dit nog dit jaar zal gebeuren en dat we er bijvoorbeeld in het kader van het Belastingplan nog over kunnen spreken. Ik weet dat dit onderwerp de warme belangstelling heeft van een deel van de commissie. Mocht er tegen die tijd nog geen kabinetsreactie zijn, dan zal ik wel aangeven wanneer die komt. Ik zal dan ook aangeven waarom het nog even zal duren.

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de namen van de bestuurders. Dat is een buitengewoon gevoelig punt, met name bij de vermogensfondsen en bij de kerken, in het bijzonder bij de joodse organisaties, om begrijpelijke redenen. Er is een aantal keer overleg over gevoerd met de SBF en de heer Deetman, die het interkerkelijk beraad voorzit. In het verleden zijn afspraken gemaakt met een vorig kabinet, die we op deze wijze hebben gerespecteerd. Als de Kamer vindt dat dit anders moet dan hoe het nu is voorgelegd, zal zij mij dit bij motie moeten vragen. Pas dan weet ik of een Kamermeerderheid dit verlangt. Ik zal dan samen met collega Teeven weer terug moeten naar de organisaties.

De heer Omtzigt (CDA): Ik wil best een motie indienen, maar ik vraag eigenlijk het volgende. Is de staatssecretaris bereid om het principe op te nemen dat anbi's de namen van hun bestuursleden openbaar moeten maken, waarbij hij zichzelf de bevoegdheid toekent om in zeer specifieke gevallen daarop een uitzondering te maken? Bij een aantal joodse organisaties kan ik me dat voorstellen, maar bij vermogensfondsen niet, zeg ik er maar meteen bij.

Staatssecretaris Weekers: De heer Omtzigt kent mij als constructief, denk ik. Ik ga graag in op bepaalde constructieve voorstellen die de Kamer doet of die leden van de Kamer doen. De wijze waarop de heer Omtzigt dit formuleert, vind ik ook constructief. Gelet op de gevoeligheid bij de vermogensfondsen, die vrezen voor kidnapping en dat soort zaken, en de gevoeligheid bij joodse en andere kerkelijke organisaties, zou ik de bal echter bij de Kamer willen leggen, ook gelet op de afspraken die ik zelf heb gemaakt. Ik heb de andere leden van de Kamer hier ook niet expliciet over gehoord. Als de Kamer in meerderheid vindt dat ik de regeling daarop moet aanpassen en verder in overleg moet met de organisaties, en mij daarbij guidance geeft over de escapes die zij acceptabel vindt, zal ik uiteraard met een dergelijke motie aan de slag gaan. Een enkele vraag van de heer Omtzigt is evenwel, gelet op de gevoeligheid, onvoldoende voor mij om terug te gaan naar alle organisaties.

De heer Dijkgraaf (SGP): Als ik de uitwerking in het concept lees, moet je bijvoorbeeld ook je postadres, bezoekadres, telefoonnummer en e-mailadres geven, zodat volledig zichtbaar is waar je bent. Als we daar namen aan toevoegen, ben ik bang dat dit soort informatie juist weer achter rookgordijnen verdwijnt. Dan weet ik het wel: dan wordt er in het kader van de veiligheid ergens een kantoortje ingericht, zodat je daar in ieder geval niet bent. Wij willen juist echte transparantie. Als we van veiligheidissues uitgaan, moeten we voorzichtig zijn in dit soort regelgeving.

Staatssecretaris Weekers: Volgens mij was dit eerder een statement dan een vraag. Ik heb geprobeerd om de motie van de Kamer waarin wordt gevraagd om transparantie – wat ik zelf ook hoog in het vaandel heb staan – zo goed mogelijk uit te werken, met inachtneming van enkele gevoeligheden die er liggen. De Kamer moet weten dat ik op een aantal punten behoorlijk zwaar heb moeten doordrukken bij bepaalde organisaties die daar eigenlijk liever helemaal geen transparantie wilden geven. Ik denk dat er uiteindelijk een mooi resultaat op tafel ligt, waarmee we wat mij betreft maar eens aan de slag moeten. Vervolgens kunnen we kijken waartoe deze transparantie leidt. Uiteindelijk moet het leiden tot een nog bredere acceptatie in de samenleving van anbi's en tot een groter vertrouwen daarin. Het kaf moet van het koren worden gescheiden. Het is verstandig om eerst daarmee aan de slag te gaan. Als er nog hiaten zitten in de transparantie, zullen wij die gaandeweg onderkennen en van een reactie voorzien.

De voorzitter: Daarmee was u aan het einde van uw beantwoording gekomen, staatssecretaris?

Staatssecretaris Weekers: Bijna. De heer Omtzigt heeft nog gevraagd naar een concreet nummer voor de anbi's. De anbi's krijgen een uniek nummer. In de toekomst zullen bestanden moeten kunnen worden gekoppeld, om te checken of correct van de giftenaftrek wordt gebruikgemaakt. De heer Omtzigt heeft tevens gevraagd naar de gevolgen van het ontnemen van de anbi-status. Ik kijk daar zorgvuldig naar en kom erop terug.

Gevraagd is wanneer het wetsvoorstel publicatieplicht instellingen er komt. Ik verwijs naar de collega's van Veiligheid en Justitie, die penvoerder zijn van dit wetsvoorstel. Ik ben dat niet.

Er zijn vragen gesteld over de commissie-Van Dijkhuizen. Wat is de status van het rapport? Verdwijnt het in een la? Wat mij betreft verdwijnt het niet in een la. Over de status zeg ik het volgende. De commissie-Van Dijkhuizen is ingesteld op verzoek van de Kamer. Daarom heb ik het advies zonder begeleidend schrijven naar de Kamer doorgestuurd. Ik vind het een belangwekkend advies. Omdat het een commissie is die op verzoek van de Kamer is ingesteld, kan ik me voorstellen dat de Kamer zelf kijkt welke procedure zij wil volgen. Ik kan me voorstellen dat de Kamer met de commissie in conclaaf wil en wellicht nog een hoorzitting wil met anderen die hierover ideeën hebben. Daar neem ik graag kennis van. Uiteindelijk kan ik daarna met een kabinetsreactie komen.

De heer Bashir (SP): De Kamer kan er ook voor kiezen om het in een la te laten liggen.

De voorzitter: Laten we de onderlinge beraadslaging van de Kamer in de procedurevergadering doen; dat lijkt me verstandig.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. De laatste vraag betreft de accijnzen op alcohol en de grenseffecten. In het algemeen overleg van 27 maart heb ik toegezegd een onderzoek te doen naar de grenseffecten, zeker ook omdat er in het regeerakkoord een nadere verhoging van de accijnzen op alcohol en tabak is aangekondigd. Anders krijg ik deze vragen weer terug bij het Belastingplan. Ik hoop de Kamer zo snel mogelijk na het reces te informeren. Ik stel mij voor dat dit uiterlijk ten tijde van de behandeling van het Belastingplan zal zijn.

De voorzitter: Dank u wel. Mij is gebleken dat er behoefte is aan een tweede termijn.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Over de commissie-Van Dijkhuizen heb ik via de vaste commissie voor Financiën al een voorstel gedaan, namelijk om het advies te verspreiden voor een openbaar gesprek. De Kamer gaat dat gesprek aan met de commissie-Van Dijkhuizen, dus ik denk niet dat de heer Bashir bang hoeft te zijn dat wij het meteen in een la stoppen. Je kunt het best een slecht rapport vinden, maar dat zullen we straks zien.

Ik ben erg benieuwd om in de loop van de zomer of bij de behandeling van het Belastingplan te vernemen hoe het zit met de precieze contouren van de invoering van de belastingplicht voor overheidsbedrijven, voor zover ze in concurrentie treden met marktpartijen. Ik ben ook benieuwd naar de praktische uitvoering inzake de openingsbalans. Ik kan me voorstellen dat ik daar de vinger aan de pols ga houden.

Zoals bekend ben ik moment druk met de woningcorporaties. Maar liefst drie leden van onze enquêtecommissie – dat is de helft – zijn ook fiscale woordvoerders. Ik heb het voor elkaar weten te krijgen dat we ruimte maken in onze agenda voor de behandeling van het Belastingplan. Ik kan de staatssecretaris dus verblijden met mijn aanwezigheid na de zomer! Voor de rest bedank ik hem nu alvast voor de antwoorden.

De voorzitter: Daar zijn wij allemaal heel blij mee.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik ben blij met zijn antwoord over de overheidsbedrijven. Ik ben vooral blij dat er inzake de havens ook internationaal wordt gekeken, dus dat er bij het vaststellen van de concurrentie van de Rotterdamse haven niet alleen naar een jachthaven wordt gekeken. Dat lijkt me heel verstandig.

Het is essentieel dat we allemaal het gevoel hebben dat de echte ondernemers worden gesteund en dat er voor hen wat wordt gedaan, en dat de schijnsituaties er uit worden gehaald. Daar gaat het natuurlijk om. Dat zul je nooit alleen aan de hand van een webmodule kunnen doen. Het is goed dat er meer mensen bij worden betrokken in een vroege fase.

Wat de btw-plicht betreft, wachten we af wat er bij Hoge Raad gebeurt. Er komt dan hoe dan ook een brief.

Inzake de anbi-status ben ik blij dat de staatssecretaris heeft verhelderd dat het niet alleen gaat om dijkdoorbraken, maar dat ook stenen gooien moet kunnen worden aangepakt als het echt grote stenen zijn. De Kamer, inclusief de VVD, heeft jarenlang gevraagd om transparantie. Ik zou dus zeggen: laat het gewoon beginnen zoals het er nu ligt.

Mevrouw Mei Li Vos: Voorzitter. Ik ben een beetje blij maar ook nog steeds een beetje onzeker en binnenkort misschien ook wel heel verdrietig. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij de zelfstandigenorganisaties erbij gaat betrekken. Waarom is dat zo belangrijk? Zoals gezegd is er een hele lijst met vragen die tot onmogelijke combinaties kunnen leiden. Je wilt niet eerst die vragenlijst in een testversie hebben, om er vervolgens met de zelfstandigen achter te komen dat het niet werkt. Dat zou heel veel kostbare menskracht bij Financiën kosten. Wij willen volgens mij sneller een oplossing dan nu het geval lijkt te zijn. Ondertussen werkt de huidige VAR niet en kunnen we heel lang op de VAR-webmodule wachten. Betrek de mensen die er verstand van hebben, er gewoon bij. Ik ben dus heel blij dat de staatssecretaris dit heeft toegezegd, maar het moet wel inhoudelijk gebeuren en niet alleen in de testfase.

Over de antwoorden over de btw-plicht ben ik nog steeds niet helemaal tevreden. Er blijft gewoon onduidelijkheid over de vraag wie wel, wie niet en waarom. Als wij straks een brief krijgen na de uitspraak van de Hoge Raad, ben ik bang dat een flink aantal zelfstandigen in de zorg ineens enorme naheffingen krijgt omdat de overheid onduidelijk was in haar regels. Dat moet gewoon niet gebeuren. We hebben vaker meegemaakt, ook met het UWV en de startersregelingen, dat we nog twee, drie jaar bezig waren met het opruimen van problemen die waren veroorzaakt doordat de overheid onduidelijk was. Ik heb bij dezen mijn zorg geuit.

Mijn laatste punt betreft de Vpb-heffing bij overheidsbedrijven. Begrijp ik de staatssecretaris nu goed dat als overheidsbedrijven niet concurreren met private bedrijven, het zijn inzet is om hen geen Vpb-plicht op te leggen?

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden en voor zijn toezegging om de organisaties erbij te betrekken.

Over de anbi's ben ik redelijk gerustgesteld. Ik wil het debat van een jaar geleden over de strafbare feiten niet herhalen, maar wat mij betreft gaat dit al heel ver. Als er strafbare feiten worden gepleegd, hebben we het strafrecht. Dan is er een rechter die iemand kan veroordelen. Ik vind het op het randje om dit te vermengen met de anbi-status. Ik heb dat een jaar geleden al gezegd en daar blijf ik bij. Dat wilde ik nog even gezegd hebben.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik ben blij met zijn toezegging over de zzp-organisaties en de VAR, want daar valt heel wat te winnen.

Ik blijf nog zitten met het punt over de btw voor zelfstandigen in de zorg. Het blijft natuurlijk wrang wat er nu wellicht gaat gebeuren, namelijk dat mensen een naheffing krijgen. Wil de staatssecretaris hierover toch wat duidelijkheid geven? Is er een risico? Het lijkt er nu namelijk wel op dat mensen zo'n naheffing zullen krijgen. Hoe gaat hij voorkomen dat zij ineens worden geconfronteerd met het moeten terugbetalen van tienduizenden euro's, hetgeen zal leiden tot faillissementen? De staatssecretaris zegt wel dat er een heel traject is opgezet om de informatievoorziening goed op orde te krijgen, maar toch zien we dat dit niet het geval blijkt te zijn. Heel veel mensen weten niet wat ze al dan niet aan btw moeten afdragen en wat ze al dan niet moesten factureren. Daar valt dus wel wat te leren, denk ik.

De voorzitter: De heer Dijkgraaf moest helaas vertrekken vanwege andere verplichtingen, dus we gaan door naar de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Wat de anbi's betreft, wil ik toch dat de staatssecretaris met een voorstel komt waarin de bestuursleden bekend zijn. Ik vind zijn argument wat gezocht. Als je een stichting registreert bij de Kamer van Koophandel, moet je de bestuursleden gewoon vermelden. Daar worden ze dus wel vermeld, hoewel je euro's moet betalen om te zien wie erachter zit. Dat je ze dan niet in het publieke register zet, kan ik niet helemaal duiden. Het hele idee achter het publieke register was nu juist dat het enigszins publiek moest zijn en dat men niet meer naar de Kamer van Koophandel hoefde te hollen. Het is niet bedoeld om de bezuiniging op de Kamers van Koophandel ongedaan te maken. Bij heel specifieke vraagstukken, die waarschijnlijk minder dan tien organisaties in Nederland betreffen, moet de staatssecretaris gewoon de vrijheid hebben om te bepalen dat het niet hoeft.

De CDA-fractie is wel tevreden met de uitwerking van de strafbaarheidstelling. Ik zie heel interessante discussies ontstaan. Ik kan die steen hebben gegooid als lid van Greenpeace, als lid van het CDA en als zelfstandige zonder personeel met een btw-nummer. Het kan allemaal, maar dit wordt echt juridische haarkloverij. Houd het dus inderdaad beperkt tot de wat grotere dingen die kunnen misgaan. Die moeten dus ook worden gelinkt aan de desbetreffende organisatie. Ook dat lijkt me nog best heel lastig. Stel dat ik lid ben van de stichting Bont voor Dieren en 's nachts dingen doe die echt niet mogen, zoals dieren bevrijden. Heb ik dat als lid gedaan of heb ik dat niet als lid gedaan? Dit gaat rechtszaken opleveren waar we niet uitkomen. Het is dus prima om tot hier te gaan, maar laten we de gerechtelijke keten niet helemaal overbelasten. Overigens zijn er ook geen plekken in de gevangenissen meer en dat soort dingen meer. Er zijn wel enkelbandjes.

Mevrouw Neppérus (VVD): Even los van het enkelbandje stel ik vast dat het CDA hier vroeger anders over dacht. Toen maakte het CDA zich ook altijd grote zorgen over Greenpeace en het stenengooien. Wij hebben het natuurlijk niet over een kiezeltje. Het gaat de VVD erom dat je het doet als mensen echt dingen in gevaar brengen. We hebben het dan niet over een kiezeltje of even wat lelijks roepen, maar we hebben het over situaties waarin echt wat gebeurt. Het gaat ons erom dat er dan eindelijk meer gaat gebeuren.

De heer Omtzigt (CDA): Mijn eerste zin was ook dat ik mij goed kan vinden in het voorstel van de staatssecretaris. Om heel eerlijk te zijn, voorzie ik een heel rare juridische uitwerking. Als je nu een steen gooit, word je met de huidige overbelaste gerechtelijke keten pas over twee jaar daarvoor veroordeeld. Wat gebeurt er in de tussenliggende twee jaar? Wordt dan met terugwerkende kracht al de anbi-status ontnomen? Ik ga er voor het gemak maar even aan voorbij. Ik zeg wel dat dit tot heel interessante discussies kan leiden. Als de anbi als zodanig of als het bestuur van de anbi als geheel gekke dingen gaat doen, moet het natuurlijk gebeuren. Daar zorgt de staatssecretaris nu voor. Dat bedoelden we hier ook mee. Als het bestuur van de anbi oproept tot geweld en ook stenen gaat gooien, gaat het over de grens heen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Het is tweeledig wat de heer Omtzigt zegt. Hij zegt dat hij het voorstel van de staatssecretaris steunt, ik neem dus aan ook de uitleg ervan, en vervolgens is hij het aan het afkalven totdat ongeveer alleen overblijft dat het bestuur ergens toe aanzet.

Steunt de heer Omtzigt nu het voorstel of overheersen alle kanttekeningen die hij maakt? Dan steunt hij het feitelijk niet.

De heer Omtzigt (CDA): Ja, de CDA-fractie en de heer Omtzigt steunen dit voorstel. Het moet echter ook praktisch uitvoerbaar zijn. Daarom zeg ik dat het in specifieke gevallen nog een hele klus zal worden om te besluiten of het gebeurt. Daarom vinden wij dat het niet voor allerlei kleine overtredingen moet gelden. Ik noem een voorbeeld. Demonstreren terwijl een demonstratie niet is toegestaan is voor ons geen reden om de anbi-status te ontnemen, terwijl dit wel kan leiden tot een straf bij de rechter. Voor de helderheid: er moet echt een drempel in liggen. Anders kan ik ook niet meer internationaal protesteren over Pussy Riot; dat vind ik ook weer vervelend!

Dank voor de toezegging dat we voor het einde van het jaar een brief krijgen over het validatiestelsel. Die zien wij graag tegemoet. Wij hechten er zeer aan dat dit dicht bij het voorstel van de commissie-De Jong blijft en dat er ook een publieke borging in zit. Het mag dus niet helemaal aan de sector worden overgelaten.

Met mevrouw Vos zijn wij niet tevreden met de antwoorden over de zzp'ers en de btw-heffing. Wij denken echt dat hier grote onzekerheid wordt geschapen voor heel veel mensen die geen belastingvoordeel hebben. De andere mensen die in de zorg werken, hoeven ook geen btw te betalen over hun loon. Wij zien dus echt geen reden dat hier btw-heffing zou moeten ontstaan en vragen de staatssecretaris met klem om hiervan af te zien.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Om met dat laatste te beginnen: dat ga ik niet doen. Ik ga geen generaal pardon afkondigen als het gaat om de btw-kwestie van verpleegkundigen die zich als ondernemer verhuren aan een ziekenhuis. De heer Omtzigt heeft gezegd dat niemand btw hoeft af te dragen over zijn loon. Het punt is dat deze mensen niet in loondienst zijn. Als ze in loondienst zijn, worden er keurig premies inhouden, wordt er keurig loonheffing ingehouden en wordt er natuurlijk geen btw in rekening gebracht. Als mensen worden ingehuurd en bepaalde diensten verrichten, geldt er een btw-plicht. Mocht de Hoge Raad er uiteindelijk anders tegenaan kijken, dan horen we dat wel. Dan zal ik de Kamer daarover informeren. Tot die tijd blijft Financiën bij de bestendige gedragslijn.

De heer Bashir heeft gevraagd wat dit concreet betekent voor mensen. Krijgen ze misschien nog met naheffingen te maken? Dat is niet aan mij; dat is uiteindelijk aan de inspecteur. Daar wil ik het graag bij laten ten aanzien van dit thema.

Ik ben blij dat de heer Van Vliet de enquêtecommissie zover heeft kunnen krijgen dat hij wordt vrijgesteld om het Belastingplan te bespreken. Daar verheug ik mij nu al op.

Mevrouw Vos heeft gevraagd of ze blij, onzeker of verdrietig moet zijn. Uiteindelijk zullen we dat achteraf pas weten. Als ik zeg dat de zzp-organisaties op korte termijn worden uitgenodigd in verband met de webmodule, betekent dit dat ik ze serieus neem. Het betekent niet dat ik de zzp-organisaties vraag om in de hele ontwikkeling en alle duizenden beslisregels het werk van de ambtenaren te doen. Dat ga ik echt niet doen. Het gaat erom dat de mensen die de praktijk van het zelfstandig ondernemerschap goed kennen, het gevoel hebben dat de webmodule reflecteert wat zij dagelijks als echte ondernemers meemaken. Daarom is het alleen maar goed dat deze mensen erbij betrokken worden. Dat ga ik dus doen.

Mevrouw Vos heeft gevraagd hoe het zit met de belastingplicht voor overheidsbedrijven. Worden zij niet in de belastingheffing betrokken als zij niet concurreren? Dat is te kort door de bocht. Als ze feitelijk niet concurreren maar in algemene zin wel «in concurrentie treden met», vallen ze er mogelijkerwijs wel onder. In de dienstige maatregel staat dat voor overheidsbedrijven die economische activiteiten uitoefenen in de zin van het EU-recht, inzake de vennootschapsbelasting dezelfde regeling moet gelden als voor private ondernemingen. Dat gaan we uitwerken. Ik heb daarbij aangegeven dat ik zowel nationaal als internationaal een level playing field wil, maar dat ik geen heksenjacht wil op bagatels. Ik zal dat zorgvuldig uitwerken. Vele organisaties zijn hierbij betrokken. Het is een heel traject. Uiteraard neem ik de Kamer graag mee in verdere stappen, want ik begrijp dat de Kamer betrokken wil worden.

Mevrouw Mei Li Vos: Ik had nog gevraagd naar de naheffing. We wachten op de uitspraak van de rechter. De grote vrees bestaat dat een aantal mensen een flinke naheffing moet betalen door onduidelijkheid in de regelgeving.

Staatssecretaris Weekers: Daar ben ik net op ingegaan. Ik heb gezegd dat ik geen generaal pardon wil en dus geen regeling daartoe zal maken. Als een inspecteur vindt dat hij moet naheffen, is dat zijn bevoegdheid. Mooier kan ik het niet maken.

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar het validatiestelsel. Hij hecht aan publieke borging. Daar hecht ik ook aan. De heer De Jong is niet voor niets aangezocht om met voorstellen te komen, dus die zullen bijzonder zwaar worden gewogen. Ik hoop dat dit de heer Omtzigt voldoende comfort biedt.

Ik kan hem geen nader comfort bieden als het gaat om het verplicht stellen van het bekendmaken van de namen van bestuursleden. Ik heb daarvoor mijn argumentatie

gegeven. Uiteindelijk heeft de Kamer hierover het laatste woord. Ik heb gehoord dat de Kamer op dit moment verschillend hierover denkt. Ik heb mevrouw Neppérus horen zeggen dat we nu moeten beginnen met deze vorm van transparantie en dat we de zaak kunnen bijstellen als we ergens tekortkomingen zien. Zo zit ik er zelf ook in. Nogmaals, als de Kamer in meerderheid wat anders wil, ga ik uiteraard op pad.

Voorzitter. Volgens mij waren dit de punten die nog openstonden.

De voorzitter: Ik zie geen bezwaar aan de zijde van de Kamer. Ik dank iedereen voor de inbreng. Ik dank de mensen op de tribune en wellicht ook thuis voor hun interesse. Graag tot een volgende keer.

Sluiting 18.24 uur.