Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 oktober 2017
In de brief van 2 juni 2017 is aangegeven het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij (hierna: het besluit) verder in procedure te brengen (Kamerstuk 30 826, nr. 47). Uw vaste commissie voor Economische Zaken heeft bij brief van 14 juni 2017 verzocht toe te lichten wat de gevolgen zouden zijn van een besluit de brief van 2 juni jl. controversieel te verklaren. In de brief van 21 juni 2017 zijn deze gevolgen toegelicht (Kamerstuk 30 826, nr. 48). Deze brief is ter kennisgeving aangenomen. Uw Kamer heeft de brief van 2 juni 2017 vervolgens controversieel verklaard.
In voorliggende brief informeer ik u over mijn besluit tot voortzetting van de procedure tot vaststelling en inwerkingtreding van het besluit. Het doel en de rechtmatigheid van de Wet verbod pelsdierhouderij is gediend met het op korte termijn kunnen subsidiëren van nertsenhouders die stoppen.
Op basis van het besluit kunnen nertsenhouders subsidie aanvragen voor het slopen van voormalige nertsenhouderijen of voor het ombouwen ervan naar een nieuwe onderneming. Het besluit maakt deel uit van de flankerende maatregelen in het kader van de Wet verbod pelsdierhouderij. In december 2016 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Wet verbod pelsdierhouderij rechtmatig is. Eén van de redenen voor dit oordeel was het bestaan van flankerende maatregelen, waaronder de subsidiëring van pelsdierhouders die willen stoppen vóór het einde van de overgangstermijn van de wet (1 januari 2024). Gezien het arrest van de Hoge Raad is het van belang het besluit zo snel mogelijk vast te stellen.
Het thans niet vaststellen van het besluit zou leiden tot uitstel van de openstelling van de subsidieregeling voor een onbekende tijdsduur. Dit acht ik niet gewenst in het licht van een adequate uitvoering van de Wet verbod pelsdierhouderij en het arrest van de Hoge Raad. Een pelsdierhouder, die stopt vóórdat de subsidieregeling is opengesteld, kan hier namelijk geen gebruik van maken.
Inmiddels heeft de Afdeling advisering van de Raad van State op 2 augustus 2017 een positief advies uitgebracht op het besluit. Gelet op het voorgaande heb ik besloten de procedure tot vaststelling en inwerkingtreding van het besluit voort te zetten.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp