Vastgesteld 22 juni 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 15 april 2016 over de hernieuwde voorhang van het ontwerpbesluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij (Kamerstuk 30 826, nr. 44).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 mei 2016 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 21 juni 2016 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
Adjunct-griffier van de commissie, De Vos
Inhoudsopgave |
||
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie |
3 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie |
4 |
|
II |
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris |
5 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het aangepaste ontwerpbesluit subsidiering sloop- en ombouwkosten. Deze leden constateren dat het ontwerpbesluit op een aantal punten is aangepast naar aanleiding van de notificatie bij Europese Commissie. Naar aanleiding van deze aanpassingen hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen.
De notificatie bij de Europese Commissie heeft tot een aantal wijzigingen van het ontwerpbesluit geleid. Eén van de aanpassingen is dat bij de aanvraag door een zogenoemde grote onderneming het subsidiebedrag kan worden beperkt. Er wordt hierbij verwezen naar Bijlage I bij Verordening (EU) 702/2014. Hoewel de Staatssecretaris verwacht dat geen enkele nertsenhouder een «grote onderneming» zoals hierboven bedoeld is, willen de leden van de VVD-fractie wel vragen wat de kenmerken van een grote onderneming in de zin van de pelsdierhouderij zou zijn. Bestaat hier een definitie voor?
Een andere aanpassing is de looptijd van de regeling. De looptijd is naar aanleiding van de notificatie beperkt tot 31 december 2022. Dit betekent dat de regelgeving opnieuw aan de Europese Commissie zal moeten worden voorgelegd voor 31 december 2022. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen wat dit betekent voor het in stand houden van de overgangstermijn, inclusief subsidieregeling voor sloop en ombouw tot 1 januari 2024, zoals opgenomen in de nota van toelichting?
De leden van de VVD-fractie zijn altijd zeer kritisch geweest ten aanzien van de Wet verbod pelsdierhouderij. Vanaf 15 januari 2013 geldt een regulering van de Nederlandse pelsdierhouderij met een overgangstermijn tot 2024. Vanaf dat moment zal een algeheel verbod op het houden van dieren voor de pels van kracht zijn. Deze leden constateren dat een economisch sterke sector, met in verhouding tot andere landen grote aandacht voor dierenwelzijn, wordt stopgezet. Al bij eerdere gelegenheden hebben de leden van de VVD-fractie de zorgen uitgesproken over de gevolgen van deze Wet, onder meer dat de economische activiteiten zich zullen verleggen naar ander landen waar er minder aandacht zal zijn voor dierenwelzijn. Sinds de inwerkingtreding is er veel juridisch getouwtrek tussen de pelsdierhouderij enerzijds en het Ministerie van Economische Zaken anderzijds. Op 21 mei 2014 en 18 juni 2014 is de pelsdierhouderij in het gelijk gesteld door de Rechtbank Den Haag waarmee de Wet verbod pelsdierhouderij buiten werking werd gesteld. Het Gerechtshof Den Haag heeft deze uitspraak op 10 november 2015 weer teniet gedaan. De Nederlandse Federatie van Edelpelsdierenhouders (NFE) is hierop in cassatieberoep gegaan tegen de uitspraak van het Haagse Hof. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de verwachting is dat de Hoge Raad arrest zal wijzen in het cassatieberoep?
Gedurende het cassatieberoep blijft de Wet verbod pelsdierhouderij van kracht, zoals de Staatssecretaris aangeeft (Kamerstuk 30 826, nr. 43). Er zal nauwkeurig worden gemonitord op de dieraantallen om zaken klaar te hebben na het wijzen van arrest in het cassatieberoep door de Hoge Raad. De Staatssecretaris wil hiertoe de Wet verbod pelsdierhouderij uitbreiden met bestuursrechtelijke herstelsancties. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen wanneer dit voorstel naar de Kamer zal komen. De zaken die het Openbaar Ministerie na het wijzen van arrest bij de rechter aanhangig gaat maken zijn nu in voorbereiding. Hiervoor is overleg geweest tussen Economische Zaken en het OM ten aanzien van de handhaving naar aanleiding van het arrest van 11 november 2015. Deze leden hebben onlangs hun zorgen geuit over de intensieve controles door een team van tien man van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (schriftelijke vragen over de berichten «Wijziging NVWA-tarieven per 1 mei 2016» en «NVWA zet nertsenhouders en hun gezinnen mes op de keel», Aanhangsel Handelingen II 2015/16 nr. 2676). Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de handhaving binnen de pelsdierhouderij door de NVWA past binnen de opmerkingen in de brief van 12 juli 2013 voor een passend risico gestuurde handhaving (Kamerstuk 30 826, nr. 30)? Past het huidige aantal fysieke controles op bedrijven door de NVWA binnen de kaders van een passend risicogestuurde handhaving?
Met de Wet verbod pelsdierhouderij is een bedrag gereserveerd van 28 miljoen euro (Kamerstuk 30 826, nr. 30) voor de periode van 2011 tot en met 2024. Dit komt neer op 2 miljoen euro per jaar. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen wat er met deze gereserveerde middelen nu gaat gebeuren. Blijven deze middelen gereserveerd voor de regeling kosten sloop en ombouw pelsdierhouderij?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het gewijzigde ontwerpbesluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. Hierover hebben deze leden nog vragen.
Het is bekend dat de leden van de CDA-fractie tegen de Wet verbod pelsdierhouderij zijn. Het doorzetten van de wetgeving heeft grote negatieve gevolgen voor bestaande familie- en gezinsbedrijven. De leden constateren dat het kabinet bestaande uit VVD en PvdA de sloop en ombouw van nertsenhouderijen maar zeer beperkt wil gaan vergoeden. Het lijkt er daarnaast op dat gaandeweg het proces de regeling steeds verder uitgekleed dreigt te worden. De leden van de CDA-fractie vinden het voorliggende ontwerpbesluit het voorschrijven «van een enkel aspirientje, terwijl de patiënt aan het overlijden is.» Graag een inhoudelijke reactie hierop.
Kunt u inzicht geven in de verschillende reacties bij de notificatieprocedure, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Wat was de reactie van de Europese Commissie op de vorige versie van het voorgenomen besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij?
Deze leden zijn van mening dat de regeling van 50% vergoeding bij sloop en 40% subsidie bij ombouw tekortschiet. Met name bij gedwongen sloop pak je ondernemers hun broodwinning af en laat ze er nog voor opdraaien ook. Welk deel van de reële kosten, inclusief bodem, omheining en inventaris, voor sloop van een pelsdierhouderij worden nu daadwerkelijk vergoed? Waarom wordt de verwijdering van de inventaris en een eventuele sanering van de bodem niet vergoed? Gezien het verbod dat dit kabinet doorvoert zou er een dekkende regeling moeten komen bij sloop. Bent u hiertoe bereid? Zijn er ondernemingen die naar verwachting een beperkte vergoeding krijgen omdat ze een «grote onderneming» zijn? Zo ja, kunt u dit inzichtelijk maken? Hoe is het maximumbedrag per locatie van 95.000 euro of 120.000 euro met asbestverwijdering vastgesteld? Het lijkt erop dat het VVD/PVDA-kabinet met de beoogde regeling geen eerlijke vergoeding voor het ontnemen van de broodwinning van nertsenhouders wil geven. Kunt u de totstandkoming van de te vergoeden bedragen en normbedragen aan de Kamer toelichten? Waarom worden de sloopkosten maar voor 50% vergoed? En 40% bij ombouw? Waar zijn de maximale bedragen op gestoeld? En waarom zijn er maximale bedragen? Het is toch de bedoeling om een reële prijs voor het ontnemen te geven? Kan het kabinet een inschatting geven van het totaalbedrag waar de Tweede Kamer aan moet denken waarvoor de nertsenhouders zelf aan de lat staan bij het eventueel slopen of ombouwen?
Wanneer nu een bedrijf enige tijd leeg staat vanwege slechte prijzen, zou dat bedrijf dan niet recht moeten krijgen op subsidie op sloop of ombouw? Wat betekent onafgebroken in uw ogen? Is het redelijk om een onafgebroken bedrijfsvoering als voorwaarde voor tegemoetkoming te stellen? Zo ja, waarom?
Waarom wordt de regeling pas opengesteld nadat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, en niet op een eerder moment zodat meer bedrijven hier gebruik van kunnen maken en voordat het verbod ingaat een tegemoetkoming kunnen krijgen om hun bedrijfsvoering te wijzigen? Als de openstelling mogelijk is voor 7 jaar, betekent dat niet dat de regeling opgesteld kan worden voor de periode van 2017 tot en met 2023 of 2018 tot en met 2024, als de regeling opnieuw wordt genotificeerd voordat deze in werking treedt? Moet het gewijzigde besluit opnieuw genotificeerd worden bij de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet?
Waarom heeft het kabinet ervoor gekozen dat aanvragen uiterlijk op 1 maart 2022 ingediend moeten zijn? Gaat het kabinet de sloop- en ombouwplannen extra faciliteren? Bijvoorbeeld met het oog op doorlooptijden van vergunningverlening? Waarom kiest het kabinet er niet voor om de regeling een aantal jaren door te laten lopen nadat het eventuele verbod is ingegaan?
Gaat het kabinet extra faciliteiten in het leven roepen bijvoorbeeld bij de belastingdienst om de ondernemers snel en vakkundig te helpen? Hoe is de fiscaliteit exact geregeld rondom dit besluit? Blijft de huidige fiscale wetgeving van kracht voor de betreffende bedrijven?
De leden van de CDA-fractie vragen of de herhaaldelijke controles en onaangekondigde inspecties van de NVWA in de pelsdierhouderij voortkomen uit de prioritering bij de NVWA die de Staatssecretaris heeft aangebracht en op basis waarvan tot deze prioritering is besloten. Komt deze controle en inspectie voort uit risicogericht werken zoals aangekondigd in het plan van aanpak? Zo ja, hoe is dit risico dan bepaald?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. Zij willen hier graag nog enkele vragen over stellen.
De leden van de PvdD-fractie vinden het van groot belang dat er zo spoedig mogelijk een einde komt aan de nertsenfokkerij in Nederland. Deze leden waarderen de inzet van de Staatssecretaris ten tijde van de gerechtelijke procedure en zijn standpunt om nieuwe nertsenhouderijen en uitbreiding van bestaande nertsenhouderijen te handhaven en strafrechtelijk te vervolgen.
De leden van de PvdD-fractie kunnen instemmen met de beperking die de Staatssecretaris in het Ontwerpbesluit stelt aan een grote onderneming. De Staatssecretaris geeft daarbij aan dat hij verwacht dat geen enkele nertsenhouder aangemerkt kan worden als «grote onderneming». Kan de Staatssecretaris aangeven waarop hij deze verwachting baseert en welke criteria hiervoor gelden?
In de brief van 18 mei jl. stelt de vaste commissie voor Economische Zaken vragen naar aanleiding van de hernieuwde voorhang van het ontwerpbesluit subsidiering sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. Dit ontwerpbesluit is bij uw Kamer voorgehangen bij brief van 15 april 2016 (Kamerstuk 30 826, nr. 44).
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het aangepaste ontwerpbesluit subsidiering sloop- en ombouwkosten. Deze leden constateren dat het ontwerpbesluit op een aantal punten is aangepast naar aanleiding van de notificatie bij Europese Commissie. Naar aanleiding van deze aanpassingen hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen.
De notificatie bij de Europese Commissie heeft tot een aantal wijzigingen van het ontwerpbesluit geleid. Eén van de aanpassingen is dat bij de aanvraag door een zogenoemde grote onderneming het subsidiebedrag kan worden beperkt. Er wordt hierbij verwezen naar Bijlage I bij Verordening (EU) 702/2014. Hoewel de Staatssecretaris verwacht dat geen enkele nertsenhouder een «grote onderneming» zoals hierboven bedoeld is, willen de leden van de VVD-fractie wel vragen wat de kenmerken van een grote onderneming in de zin van de pelsdierhouderij zou zijn. Bestaat hier een definitie voor?
In bijlage I van Verordening (EU) 702/2014 wordt gedefinieerd wat kleine, middelgrote en micro-ondernemingen („kmo's») zijn. Dat zijn ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 mln of het jaarlijkse balanstotaal € 43 mln niet overschrijdt. Elke onderneming die niet aan deze voorwaarden voldoet is een grote onderneming. Een grote onderneming is daarmee een onderneming waar meer dan 250 personen werkzaam zijn of waarvan de jaaromzet € 50 mln of het jaarlijkse balanstotaal € 43 mln overschrijdt.
Een andere aanpassing is de looptijd van de regeling. De looptijd is naar aanleiding van de notificatie beperkt tot 31 december 2022. Dit betekent dat de regelgeving opnieuw aan de Europese Commissie zal moeten worden voorgelegd voor 31 december 2022. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen wat dit betekent voor het in stand houden van de overgangstermijn, inclusief subsidieregeling voor sloop en ombouw tot 1 januari 2024, zoals opgenomen in de nota van toelichting?
De overgangstermijn van de wet blijft ongewijzigd. Tot 1 januari 2024 mogen bestaande nertsenhouders nog nertsen houden.
Zoals vermeld in de nota van toelichting mag de looptijd van een steunmaatregel op grond van de richtsnoeren maximaal zeven jaar bedragen. Beoogd wordt dat gedurende de gehele overgangstermijn van de wet tot 1 januari 2024 de nertsenhouders subsidie kunnen ontvangen. Voor de periode na 2022 is een nieuwe goedkeuring door de Europese Commissie nodig. Ik heb de intentie dat tijdig een nieuw notificatietraject wordt gestart voor de periode na 2022.
De leden van de VVD-fractie zijn altijd zeer kritisch geweest ten aanzien van de Wet verbod pelsdierhouderij. Vanaf 15 januari 2013 geldt een regulering van de Nederlandse pelsdierhouderij met een overgangstermijn tot 2024. Vanaf dat moment zal een algeheel verbod op het houden van dieren voor de pels van kracht zijn. Deze leden constateren dat een economisch sterke sector, met in verhouding tot andere landen grote aandacht voor dierenwelzijn, wordt stopgezet. Al bij eerdere gelegenheden hebben de leden van de VVD-fractie de zorgen uitgesproken over de gevolgen van deze Wet, onder meer dat de economische activiteiten zich zullen verleggen naar ander landen waar er minder aandacht zal zijn voor dierenwelzijn. Sinds de inwerkingtreding is er veel juridisch getouwtrek tussen de pelsdierhouderij enerzijds en het Ministerie van Economische Zaken anderzijds. Op 21 mei 2014 en 18 juni 2014 is de pelsdierhouderij in het gelijk gesteld door de Rechtbank Den Haag waarmee de Wet verbod pelsdierhouderij buiten werking werd gesteld. Het Gerechtshof Den Haag heeft deze uitspraak op 10 november 2015 weer teniet gedaan. De Nederlandse Federatie van Edelpelsdierenhouders (NFE) is hierop in cassatieberoep gegaan tegen de uitspraak van het Haagse Hof. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de verwachting is dat de Hoge Raad arrest zal wijzen in het cassatieberoep?
Tijdens de mondelinge behandeling van het cassatieberoep op 27 mei jl. heeft de advocaat-generaal aangegeven dat hij verwacht in september 2016 een zogenoemde conclusie te kunnen nemen. Het is mogelijk dat de Hoge Raad aan het einde van dit jaar arrest zal wijzen.
Gedurende het cassatieberoep blijft de Wet verbod pelsdierhouderij van kracht, zoals de Staatssecretaris aangeeft (Kamerstuk 30 826, nr. 43). Er zal nauwkeurig worden gemonitord op de dieraantallen om zaken klaar te hebben na het wijzen van arrest in het cassatieberoep door de Hoge Raad. De Staatssecretaris wil hiertoe de Wet verbod pelsdierhouderij uitbreiden met bestuursrechtelijke herstelsancties. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen wanneer dit voorstel naar de Kamer zal komen.
In het Algemeen Overleg dierenwelzijn en zeezoogdieren van 28 april jongstleden (Kamerstuk 28 286, nr. 880) heb ik aangegeven dat ik verwacht het wetsvoorstel begin 2017 aan uw Kamer aan te bieden.
De zaken die het Openbaar Ministerie na het wijzen van arrest bij de rechter aanhangig gaat maken zijn nu in voorbereiding. Hiervoor is overleg geweest tussen Economische Zaken en het OM ten aanzien van de handhaving naar aanleiding van het arrest van 11 november 2015. Deze leden hebben onlangs hun zorgen geuit over de intensieve controles door een team van tien man van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (schriftelijke vragen over de berichten «Wijziging NVWA-tarieven per 1 mei 2016» en «NVWA zet nertsenhouders en hun gezinnen mes op de keel», Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2676). Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de handhaving binnen de pelsdierhouderij door de NVWA past binnen de opmerkingen in de brief van 12 juli 2013 voor een passend risico gestuurde handhaving (Kamerstuk 30 826, nr. 30)? Past het huidige aantal fysieke controles op bedrijven door de NVWA binnen de kaders van een passend risicogestuurde handhaving?
Antwoord
Deze wet is sinds 15 januari 2013 van kracht en daar hoort toezicht bij. Deze handhaving is risicogestuurd ingezet. Bij een deel van de bedrijven beschikte de NVWA over aanwijzingen van mogelijke overtreding van de Wet verbod pelsdierhouderij. Verder waren meldingen door gemeenten van vergunningen voor uitbreiding in aantal dieren en handhavingsverzoeken aanleiding om op een aantal bedrijven te controleren. Sinds 2015 komt NVWA vanwege de welzijnscontroles vaker op de bedrijven, maar de inspectiefrequentie is niet hoger dan onder verantwoordelijkheid van het productschap PPE.
Ik verwijs u verder naar de antwoorden op de vragen over de berichten «Wijziging NVWA-tarieven per 1 mei 2016» en «NVWA zet nertsenhouders en hun gezinnen mes op de keel» d.d. 30 mei 2016 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 2676).
Met de Wet verbod pelsdierhouderij is een bedrag gereserveerd van 28 miljoen euro (TK 30 826, nr. 30) voor de periode van 2011 tot en met 2024. Dit komt neer op 2 miljoen euro per jaar. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen wat er met deze gereserveerde middelen nu gaat gebeuren. Blijven deze middelen gereserveerd voor de regeling kosten sloop en ombouw pelsdierhouderij?
Naar aanleiding van het amendement van de leden Van Gerven en Dijsselbloem (Kamerstuk 32 609 XIII, nr. 4) reserveert EZ in de periode 2011 tot en met 2024 in totaal € 28 miljoen voor de uitvoering van het flankerend beleid van de Wet verbod op de pelsdierhouderij.
Dit bedrag blijft gereserveerd ten behoeve van flankerend beleid van de Wet verbod pelsdierhouderij, waaronder het Besluit en Regeling subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. De reserve is bij artikel 16 van de EZ-begroting opgenomen.
Van de € 28,4 miljoen die op dit moment in totaal beschikbaar is in reserve Landbouw, is € 22 miljoen gereserveerd voor het flankerend beleid voor het verbod op de pelsdierhouderij. In de jaren 2022 tot en met 2024 zal jaarlijks nog € 2 miljoen vanuit de EZ begroting aanvullend in de reserve Landbouw worden gestort, zodat uiteindelijk € 28 miljoen (€ 22 miljoen + (3 x € 2 miljoen) = € 28 miljoen) kan worden aangewend ten behoeve van flankerend beleid pelsdierhouderij.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het gewijzigde ontwerpbesluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. Hierover hebben deze leden nog vragen.
Het is bekend dat de leden van de CDA-fractie tegen de Wet verbod pelsdierhouderij zijn. Het doorzetten van de wetgeving heeft grote negatieve gevolgen voor bestaande familie- en gezinsbedrijven. De leden constateren dat het kabinet bestaande uit VVD en PvdA de sloop en ombouw van nertsenhouderijen maar zeer beperkt wil gaan vergoeden. Het lijkt er daarnaast op dat gaandeweg het proces de regeling steeds verder uitgekleed dreigt te worden. De leden van de CDA-fractie vinden het voorliggende ontwerpbesluit het voorschrijven «van een enkel aspirientje, terwijl de patiënt aan het overlijden is.» Graag een inhoudelijke reactie hierop.
De Wet verbod pelsdierhouderij bevat een verbod op het houden, doden en doen doden van pelsdieren. Voor bestaande nertsenhouders geldt een overgangstermijn. Het verbod heeft voor bestaande nertsenhouders geen onmiddellijke werking. Zij mogen hun bedrijf na invoering van het verbod nog tot 1 januari 2024 uitoefenen. De nertsenhouders zijn daardoor in de gelegenheid de tot 1 januari 2014 gepleegde (welzijns)investeringen terug te verdienen, een redelijke vergoeding voor arbeid en geïnvesteerd kapitaal te genereren en zelf het optimale moment voor beëindiging, omschakeling of verplaatsing van de bedrijfsactiviteit te kiezen.
Er zijn daarnaast drie flankerende maatregelen, waarvan dit besluit er één is. Het flankerend beleid is opgesteld in lijn met hetgeen hierover in het parlementaire debat over de Wet verbod pelsdierhouderij is besproken.
Zo beoogt deze subsidieregeling te stimuleren dat vanuit landschappelijk oogpunt ongebruikte of verouderde opstallen verdwijnen in het geval er geen zicht of mogelijkheid is op hergebruik van die stal, percelen waarop de nertsenhouderijen gevestigd waren een nuttige bestemming krijgen en dat bijgedragen wordt aan het maken van een snelle doorstart in de uitoefening van nieuwe bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van dit laatste doel wordt met het voorliggende ontwerpbesluit eveneens het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 gewijzigd. De wijzigingen die zijn aangebracht ten opzichte van de versie die uw Kamer eerder heeft beoordeeld, waren noodzakelijk om de goedkeuring van de Europese Commissie te verkrijgen, omdat dit besluit staatsteun betreft.
Kunt u inzicht geven in de verschillende reacties bij de notificatieprocedure, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Wat was de reactie van de Europese Commissie op de vorige versie van het voorgenomen besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij?
De Europese Commissie heeft het besluit goedgekeurd. Alleen de Europese Commissie beoordeelt de staatssteunmaatregel. Het besluit is openbaar.1
De versie zoals die eerder bij uw Kamer was voorgehangen (Kamerstuk 30 826, nr. 38) kon niet worden goedgekeurd door de Europese Commissie. Daartoe moesten wijzigingen worden aangebracht. Welke wijzigingen dat zijn, heb ik toegelicht in de nota van toelichting en in de begeleidende brief waarbij het besluit opnieuw bij uw Kamer is voorgehangen (Kamerstuk 30 826, nr. 44).
Deze leden zijn van mening dat de regeling van 50% vergoeding bij sloop en 40% subsidie bij ombouw tekortschiet. Met name bij gedwongen sloop pak je ondernemers hun broodwinning af en laat ze er nog voor opdraaien ook.
Welk deel van de reële kosten, inclusief bodem, omheining en inventaris, voor sloop van een pelsdierhouderij worden nu daadwerkelijk vergoed?
Waarom wordt de verwijdering van de inventaris en een eventuele sanering van de bodem niet vergoed?
De subsidie voor sloop bedraagt maximaal 50% van de gemaakte subsidiabele sloopkosten, met een maximum bedrag per vierkante meter, waarbij het bedrag voor verschillende omstandigheden verschillend is vastgesteld en een maximum van 95.000 EUR per locatie. Indien er asbest wordt aangetroffen dan wordt dat bedrag opgehoogd tot 120.000 EUR per locatie.
De sloopsubsidie bedraagt maximaal 50% van de sloopkosten en het gestelde maximum per locatie. Er is zoveel mogelijk rekening gehouden met verschillende situaties ter plaatse. Zo is rekening gehouden met verschillende typen stallen en met eventuele aanwezigheid van asbest. De omvang van de locatie speelt daarbij ook een rol. Bij zeer grote locaties kan het maximum per locatie er toe leiden dat er minder dan 50% wordt vergoed.
De subsidie wordt verstrekt per locatie. Indien een pelsdierhouder meerdere locaties heeft, dan kan voor alle locaties afzonderlijk subsidie worden aangevraagd.
Sanering van bodemverontreiniging (asbest of anderszins) komt, in lijn met het beleid van Ministerie van Infrastructuur en Milieu ten laste van de vervuiler en zaken zoals inventaris, waar ook een opbrengst mee te genereren is, vallen niet onder de subsidiabele kosten in deze sloopregeling.
Gezien het verbod dat dit kabinet doorvoert zou er een dekkende regeling moeten komen bij sloop. Bent u hiertoe bereid? Waarom worden de sloopkosten maar voor 50% vergoed? En 40% bij ombouw?
Ik ben hiertoe niet bereid. De overgangstermijn is de belangrijkste compensatiemaatregel, ik verwijs u naar mijn antwoord hiervoor.
In artikel 7 van de wet wordt nadrukkelijk gesproken over een tegemoetkoming in de sloopkosten. In de memorie van toelichting van de wet wordt over de maximale tegemoetkoming aangegeven: niet een volledige tegemoetkoming in alle gevallen maar een substantiële tegemoetkoming. (Kamerstuk 33 076 nr. 6).
In het parlementaire debat over de Wet verbod pelsdierhouderij is niet aangestuurd op een dekkende subsidieregeling.
Het percentage van 40% voor ombouw is gekozen omdat de Richtsnoeren van 1 juli 2014 van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (PbEU C 204) ten aanzien van investeringskosten een maximum vergoeding van 40% toestaan. Ten aanzien van de sloopkosten wordt een percentage vergoed van 50% van de gemaakte subsidiabele sloopkosten omdat er geen aanleiding is om een groot verschil te maken tussen de subsidiepercentages voor sloop en ombouw.
Zijn er ondernemingen die naar verwachting een beperkte vergoeding krijgen omdat ze een «grote onderneming» zijn? Zo ja, kunt u dit inzichtelijk maken?
Zoals aangegeven is een grote onderneming een onderneming waar meer dan 250 personen werkzaam zijn of waarvan de jaaromzet € 50 mln of het jaarlijkse balanstotaal € 43 mln overschrijdt. Op grond van het LEI rapport «sanering nertsenhouderij in Nederland: een actualisatie» uit november 2008 ga ik er vanuit dat er geen enkel nertsenbedrijf is dat zoveel personeel in dienst heeft. Op basis van het aantal nertsen per bedrijf is het de verwachting dat de genoemde omzet niet gehaald wordt.
Hoe is het maximumbedrag per locatie van 95.000 euro of 120.000 euro met asbestverwijdering vastgesteld? Het lijkt erop dat het VVD/PVDA-kabinet met de beoogde regeling geen eerlijke vergoeding voor het ontnemen van de broodwinning van nertsenhouders wil geven. Kunt u de totstandkoming van de te vergoeden bedragen en normbedragen aan de Kamer toelichten? Waar zijn de maximale bedragen op gestoeld? En waarom zijn er maximale bedragen?
Voor het doel van de regeling verwijs ik u naar antwoorden op eerdere vragen.
Er zijn maxima per locatie vastgesteld omdat het wenselijk is dat iedere locatie sloop en ombouwsubsidie kan krijgen.
Totaal wordt € 28 mln gereserveerd voor de uitvoering van het flankerend beleid van de Wet verbod pelsdierhouderij. Het uitgangspunt is dat € 5 miljoen beschikbaar is voor de uitvoering van de hardheidsclausule pensioen (artikel 11 van de wet) en € 23 miljoen ten behoeve van het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. Aan de hand van het aantal locaties genoemd in de LEI-rapportage «Naar een sloop- en ombouwregeling»2, is het maximum per locatie bepaald. Dit LEI-onderzoek is in de internetconsultatie beschikbaar gesteld.
Er is gekozen voor een systematiek met een maximumbedrag per vierkante meter omdat de sloopoffertes nogal uiteen kunnen lopen. Op deze manier wordt gestimuleerd dat de goedkoopste offerte wordt gekozen. Aan de hand van de genoemde rapportage is ook de hoogte van de bedragen per vierkante meter vastgesteld.
Het bedrag per vierkante meter voor het slopen van betonnen of geasfalteerde erfverharding is vastgesteld aan de hand van andere decentrale sloopregelingen3. Het gaat om 50% van de normbedragen voor de sloopkosten die het LEI noemt.
Bij de hoogte van de bedragen per vierkante meter voor asbestverwijdering is rekening gehouden met de bedragen die daarvoor in andere asbestverwijderingsregelingen worden gebruikt.
Het is toch de bedoeling om een reële prijs voor het ontnemen te geven?
Het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij kent een ander doel (zie eerdere vragen).
Kan het kabinet een inschatting geven van het totaalbedrag waar de Tweede Kamer aan moet denken waarvoor de nertsenhouders zelf aan de lat staan bij het eventueel slopen of ombouwen?
In de rapportage van het Landbouw Economisch Instituut («Naar een sloop- en ombouwregeling nertsenhouderij, d.d. 21 november 2014), schat het LEI een bedrag in van € 10 mln (moderne gebouwen met staalconstructie) tot € 40 mln (gebouw zonder staalconstructie).
Voor ombouwen is geen inschatting te geven omdat de kosten van de ombouw afhangen van de nieuwe functie.
Uit de memorie van toelichting van de wet volgt dat de wetgever de sloop van de gebouwen het belangrijkste doel vond, met daarnaast een subsidie voor omschakeling naar een andere onderneming. Daarom wordt het subsidiebedrag voor ombouw afhankelijk gemaakt van het bedrag dat reeds is toegekend voor sloop.
Wanneer nu een bedrijf enige tijd leeg staat vanwege slechte prijzen, zou dat bedrijf dan niet recht moeten krijgen op subsidie op sloop of ombouw? Wat betekent onafgebroken in uw ogen? Is het redelijk om een onafgebroken bedrijfsvoering als voorwaarde voor tegemoetkoming te stellen? Zo ja, waarom?
De steunmaatregel is goedgekeurd op grond van de Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (2014/C 204/01). In punt 426 is het volgende bepaald: «Uitsluitend ondernemingen die daadwerkelijk hebben geproduceerd, en uitsluitend productiecapaciteit die in de laatste vijf jaar vóór de sluiting van de capaciteit onafgebroken is gebruikt, komen voor steun in aanmerking. In gevallen waarin de productiecapaciteit al definitief is gesloten of waarin een dergelijke sluiting onvermijdelijk lijkt, is er geen tegenprestatie van de begunstigde en mag geen steun worden verleend.»
Waarom wordt de regeling pas opengesteld nadat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, en niet op een eerder moment zodat meer bedrijven hier gebruik van kunnen maken en voordat het verbod ingaat een tegemoetkoming kunnen krijgen om hun bedrijfsvoering te wijzigen?
Als de openstelling mogelijk is voor 7 jaar, betekent dat niet dat de regeling opgesteld kan worden voor de periode van 2017 tot en met 2023 of 2018 tot en met 2024, als de regeling opnieuw wordt genotificeerd voordat deze in werking treedt? Moet het gewijzigde besluit opnieuw genotificeerd worden bij de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet?
De goedkeuring is verleend vanaf het moment van de datum van goedkeuring door de Europese Commissie tot 31 december 2022. Een wijziging in deze datum zal opnieuw genotificeerd moeten worden. Ik zal besluiten over de inwerkingtreding van de subsidieregelgeving nadat er een uitspraak door de Hoge Raad is gedaan. Het is mogelijk dat de Hoge Raad aan het einde van dit jaar arrest zal wijzen. Indien uit het arrest van de Hoge Raad zou volgen dat de wet onrechtmatig is, dan is er onvoldoende reden om nertsenhouders subsidie te verstrekken voor de sloop of ombouw van nertsenhouderijen.
Waarom heeft het kabinet ervoor gekozen dat aanvragen uiterlijk op 1 maart 2022 ingediend moeten zijn?
In het goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie is de steunmaatregel goedgekeurd tot en met 31 december 2022. Dit betekent dat de subsidie uiterlijk per die datum moet zijn verleend. Voor een zorgvuldige behandeling van de aanvraag en verlening is tijd nodig. Daarom is in artikel 11, onderdeel c, van het besluit bepaald dat een aanvraag uiterlijk 1 maart 2022 moet zijn ingediend.
Gaat het kabinet de sloop- en ombouwplannen extra faciliteren? Bijvoorbeeld met het oog op doorlooptijden van vergunningverlening?
Het is zaak dat de ondernemer op tijd een sloop-en ombouwsubsidie aanvraagt. Na toekenning van de subsidie moet binnen 1 jaar gesloopt worden. Een ondernemer moet zelf de sloopvergunning aanvragen, dan wel de sloopmelding doen. Indien ombouwsubsidie aangevraagd wordt dan dient ondernemer zelf tijdig met de gemeente contact op te nemen over de ombouwplannen en de eventueel benodigde vergunningen.
Waarom kiest het kabinet er niet voor om de regeling een aantal jaren door te laten lopen nadat het eventuele verbod is ingegaan?
Dat is op grond van de (huidige) staatssteunrichtsnoeren niet mogelijk. Er zal namelijk alleen subsidie kunnen worden verstrekt aan degenen die nertsen houden op het moment van aanvragen van de subsidie. Na afloop van de overgangstermijn uit de wet zal een nertsenhouder geen nertsen meer mogen houden en dus geen subsidie meer kunnen aanvragen. Het oorspronkelijke idee was dat een aanvraag voor een subsidie uiterlijk tot 1 januari 2025 kon worden ingediend. Naar aanleiding van de goedkeuringsprocedure is gebleken dat dit op grond van de huidige richtsnoeren niet mogelijk is. De daadwerkelijke sloop of ombouw moet plaatsvinden binnen 1 jaar na de verleningsbeschikking, dus de sloop of ombouw mag wel plaatsvinden na 1 januari 2024.
Gaat het kabinet extra faciliteiten in het leven roepen bijvoorbeeld bij de belastingdienst om de ondernemers snel en vakkundig te helpen? Hoe is de fiscaliteit exact geregeld rondom dit besluit? Blijft de huidige fiscale wetgeving van kracht voor de betreffende bedrijven?
Er komen geen extra faciliteiten om de ondernemingen snel en vakkundig te helpen. De ondernemingen kunnen voor vragen terecht bij hun belasting-inspecteur, net als overigens alle belastingplichtigen, voor overleg over hun specifieke situatie en toepassing van de faciliteiten in hun situatie.
De leden van de CDA-fractie vragen of de herhaaldelijke controles en onaangekondigde inspecties van de NVWA in de pelsdierhouderij voortkomen uit de prioritering bij de NVWA die de Staatssecretaris heeft aangebracht en op basis waarvan tot deze prioritering is besloten. Komt deze controle en inspectie voort uit risicogericht werken zoals aangekondigd in het plan van aanpak? Zo ja, hoe is dit risico dan bepaald?
Zie hiervoor de antwoorden op eerdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij. Zij willen hier graag nog enkele vragen over stellen.
De leden van de PvdD-fractie vinden het van groot belang dat er zo spoedig mogelijk een einde komt aan de nertsenfokkerij in Nederland. Deze leden waarderen de inzet van de Staatssecretaris ten tijde van de gerechtelijke procedure en zijn standpunt om nieuwe nertsenhouderijen en uitbreiding van bestaande nertsenhouderijen te handhaven en strafrechtelijk te vervolgen.
De leden van de PvdD-fractie kunnen instemmen met de beperking die de Staatssecretaris in het Ontwerpbesluit stelt aan een grote onderneming. De Staatssecretaris geeft daarbij aan dat hij verwacht dat geen enkele nertsenhouder aangemerkt kan worden als «grote onderneming». Kan de Staatssecretaris aangeven waarop hij deze verwachting baseert en welke criteria hiervoor gelden?
Zie hiervoor het antwoord op eerdere vragen.