Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2013
Hierbij zend ik u de reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken naar aanleiding van de procedurevergadering van 23 april jongstleden.
De vaste commissie van Economische Zaken vraagt een reactie op de berichtgeving van het ANP van 19 april jongstleden van de Nederlandse Federatie van Edelpelsdierenhouders (NFE). Tevens verzoekt de commissie aan te geven op welke wijze ik om ga met compensatie voor de pelsdierhouderij als gevolg van de Wet verbod pelsdierhouderij en hoe eventuele schadevergoeding wordt gecompenseerd in de begroting van het ministerie van Economische Zaken.
De bij de NFE aangesloten pelsdierhouders zijn van mening dat zij recht hebben op compensatie als gevolg van de Wet verbod pelsdierhouderij. Ik heb de NFE bericht dat de wet onverkort van toepassing blijft, dat ik de wet zal moeten uitvoeren en handhaven en dat ik iedere vorm van aansprakelijkheid voor de gestelde schade afwijs. Ik heb de dagvaarding ontvangen waarmee een bodemprocedure is gestart.
Compensatie als gevolg van de Wet verbod pelsdierhouderij
De Wet verbod pelsdierhouderij biedt pelsdierhouders een overgangstermijn tot 1 januari 2024 waarin zij hun investeringen kunnen terugverdienen, de productie kunnen staken en andere inkomsten kunnen gaan genereren. Daarnaast bevat deze wet een tegemoetkoming in de kosten voor sloop of ombouw van gebouwen waarin nertsen beroepsmatig worden gehouden en die als gevolg van het verbod hun functie verliezen. Om deze tegemoetkoming te financieren, reserveert het Ministerie van Economische Zaken per amendement in de periode van 2011 tot en met 2024 jaarlijks € 2 mln. Totaal gaat dit derhalve om een reservering van € 28 mln.
Uit deze reservering worden ook de eventuele kosten gefinancierd, die voortvloeien uit artikel 11 van de wet. Op grond van dit artikel kan aan degene die op het moment van inwerkingtreding van deze wet nertsen als pelsdier houdt en op 1 januari 2014 55 jaar of ouder is, een tegemoetkoming worden verleend bij onbillijkheden van overwegende aard die zich als gevolg van het verbod ten aanzien van zijn pensioenvoorziening voordoen. Dit betreft individuele gevallen waarvan de beoordeling uiteindelijk door de rechter wordt getoetst.
De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma