Kamerstuk 30825-48

Verslag van een algemeen overleg

Ecologische hoofdstructuur

Gepubliceerd: 27 juli 2009
Indiener(s): Joop Atsma (CDA), Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA)
Onderwerpen: landbouw natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu organisatie en beleid ruimte en infrastructuur
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30825-48.html
ID: 30825-48

30 825
Ecologische hoofdstructuur

nr. 48
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 juli 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 25 juni 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 december 2008 over uitvoering motie-Cramer/Jacobi (31 038, nr. 24) Natuurbeschermingswet (31 038, nr. 29);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 december 2008 houdende verslag van een schriftelijk overleg over de uitvoering motie-Cramer/Jacobi die strekt tot een meldingsplicht voor verstorende activiteiten (31 038, nr. 30);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 23 februari 2009 inzake nieuw provinciaal stelsel voor subsidiëring natuurbeheer (30 825, nr. 25);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 juni 2009 inzake reactie op twee ingediende moties inzake inrichting EHS (30 825, nr. 32);

– Rapport/brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 26 maart 2009 inzake Aanbieding rapport Ecologische hoofdstructuur; Terugblik 2009 (30 825, nr. 27);

– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 25 mei 2009 inzake beantwoording vragen commissie over het rapport Ecologische hoofdstructuur; Terugblik 2009 (30 825, nr. 29);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 5 juni 2009 inzake antwoorden op feitelijke vragen over het rapport van de Algemene Rekenkamer ecologische hoofdstructuur, Terugblik 2009. (30 825, nr. 27) (30 825, nr. 30);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 12 juni 2009 inzake stimuleren particulier natuurbeheer (30 825, nr. 31);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 juni 2009 inzake particuliere historische buitenplaatsen (31 253, nr. 18).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans

Voorzitter: Schreijer-Pierik Griffier: Peen

Aanwezig zijn 9 leden der Kamer, te weten: Jacobi, Snijder-Hazelhoff, Pieper, Van der Ham, Peters, Ouwehand, Van der Vlies, Polderman en Schreijer-Pierik.

en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik heet eenieder hartelijk welkom, natuurlijk het publiek en de pers, maar in ieder geval de minister, de ambtenaren en verschillende Kamerleden. Het gaat over natuurbeheer. U hebt in de procedurevergadering daarvoor twee uur gereserveerd. Wij moeten dus om 12.00 uur klaar zijn. Ik hoop dat u daar een beetje rekening mee houdt. U weet inmiddels dat de spreektijd vier à vijf minuten is.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Het zijn veel agendapunten. Ik loop er een beetje puntsgewijs doorheen. Dat betekent wat minder verhaal en wat meer punten.

Ik begin met de Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen, die de noodklok luidt. Volgens mij luidt die terecht de noodklok. Het zijn allemaal heel nette mensen en zij zitten ook nog op de tribune, die zes miljoen bezoekers per jaar krijgen. Zij protesteren niet gauw, dus dan is er echt wat aan de hand. De buitenplaatsen zijn de parels van ons landschap. Wij hebben er enkele maanden geleden ook over gesproken. Toen heeft de minister toegezegd om met de stichting om de tafel te gaan zitten en te zoeken naar een constructieve oplossing. Die constructieve oplossing is er niet gekomen. Erger nog, er is één gesprek geweest. Volgens mij moet er nog een komen, maar het is geen overleg geweest om een constructieve oplossing te zoeken. Het is gewoon een opdracht geweest om de zaak te gaan saneren. Ik verzoek de minister ernstig om die opdracht weer ongedaan te maken. De stichting krijgt jaarlijks 2,25 mln. van het ministerie om haar landgoederen – de parels van ons land, meer dan 300 – goed te kunnen onderhouden. 25 jaar geleden lagen die landgoederen er nog verwaarloosd bij.

Wij – niet alleen vanuit LNV, maar ook vanuit Financiën en OCW – hebben een stelsel gemaakt met daarin meerdere regelingen, waarop wij als lidstaat van Europa trots kunnen zijn, want alle andere Europese lidstaten hebben dat overgenomen. Nu schijnt datzelfde Europa de reden te zijn dat wij het moeten wijzigen. Velen van ons hebben met de stichting gesproken. Ik weet dat zij constructief van aard is en van mening is dat het stelsel zo nodig weer heringericht kan worden. Dat moet je dan wel samen doen. Daar moeten wij de tijd voor krijgen. Het gaat ook om een constructieve rol van LNV. Nu wordt een bouwsteen uit het stelsel gehaald, waardoor 60 mensen op straat komen te staan die anders de landgoederen verzorgen. Dat is onverantwoord.

Ik doe dus een dringend beroep op de minister om opnieuw om de tafel te gaan zitten met de Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen, om in goed overleg te komen tot een herziening van het stelsel en om tot die tijd geen onomkeerbare besluiten te nemen. Er moet dus ook een garantie zijn dat het geld op de begroting staat, zolang er geen verantwoorde wijzigingen zijn.

Mijn volgende punt is de uitvoering van de motie-Cramer/Jacobi. Cramer is er nog niet, maar Jacobi doet het woord graag. Het gaat over de zekerheid. Wij hebben in de motie bepleit dat de bewijslast bij de overheid moet liggen, of de activiteiten in relatie tot de Natuurbeschermingswet nu wel of niet significant nadelige effecten hebben voor de natuurdoelen in dat gebied. Daarvoor hadden wij bedacht, niet bureaucratisch – intussen worden VNO-NCW en vele anderen het zo langzamerhand gelukkig toch met ons eens – dat de overheid veel meer duidelijkheid moet geven. De minister doet het voorkomen alsof het allemaal maar niets is met die meldingsplicht, dat iedereen gaat melden en dat het een bureaucratische bende wordt. Daar zitten wij echter niet op te wachten. Ik denk dat er sowieso al duidelijkheid is via internet. Het gaat vaak om de cumulatieve effecten. Daarvan is lang niet bij alles sprake. Je zou dus eens een proef moeten doen of je de duidelijkheid voor de burger kunt verbeteren, door op onderdelen waarbij dat cumulatieve effect zich voordoet, te kijken of de bewijslast van de overheid versterkt kan worden en de onzekerheid voor de burger kan afnemen. Ik wil dat de minister er alles aan doet om de meldingsplicht van de grond te krijgen, juist om de bewijslast verder vorm te geven.

Bij de ecologische hoofdstructuur hebben wij zorgen over de temporisering die het kabinet heeft voorgesteld. De PvdA-fractie vindt dat de ecologische hoofdstructuur gerealiseerd moet worden. De temporisering hoeft niet te betekenen dat wij tempo verliezen. Het is een temporisering in geld. Als het aan ons ligt, wordt er versneld ingericht. Daarmee kom ik bij de motie-van der Ham, maar die laat ik graag aan hem over. Wij hebben een aantal maanden geleden al perspublicaties laten uitgaan. Wij willen wat de extra ruilgronden betreft – dat is ook in het rapport van de Algemene Rekenkamer aan de orde – dat heel goed wordt gekeken welke gebieden wij kunnen afronden. Wij hebben een zoektocht door Nederland gehouden. In elke provincie zijn er goede gebieden die op een paar hectares na kunnen worden ingericht, zodat mensen het ook een keer kunnen zien. Mensen noemen het verwaarloosde natuur, maar het is natuur die nog niet is ingericht of niet aan de doelstellingen voldoet. Kan de minister met een plan van aanpak komen waarin versneld wordt ingericht, minder ruilgronden ter beschikking zijn en er vanuit LNV sturing richting provincies? Ik vind dat het Rijk zelf een verantwoordelijkheid heeft om dat vorm te laten krijgen. Ik verzoek de minister om een reactie op mijn idee om met een programma en, zo nodig, met een taskforce te komen. Ik verzoek om een goede sturing, zodat versneld wordt ingericht en temporiseren eigenlijk betekent extra werkgelegenheid op dit moment en de handen uit de mouwen voor goede natuur, zodat wij een mooie natuur krijgen die ook zichtbaar is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb een vraag aan de groenste politicus van het jaar.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Het is de derde keer dat u mij feliciteert. Dat is wel wat overdreven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb u niet gefeliciteerd. Ik heb een vraag aan u.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Volgens mij hebt u mij de vorige week zelfs nog de hand gegeven, gezoend!

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voor alle duidelijkheid: ik heb u van harte gefeliciteerd. Vandaag wil ik u een vraag stellen. Die zorg over de temporisering is er natuurlijk bij iedereen. U behoort ook tot deze coalitie en hebt ermee ingestemd. De Algemene Rekenkamer heeft, voordat dit plan van het kabinet kwam, gezegd dat het realisatietempo zorgen baart. De minister heeft dat erkend en u hebt dat erkend. Ik stel het op prijs dat u probeert te redden wat er te redden valt. Mag ik echter aan uw verzoek toevoegen dat wij bij de midterm review in 2010, als u nog in die verantwoordelijke positie zit, ook afrekenbare doelstellingen krijgen voor dat plan van u?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat lijkt mij een heel goed idee. Mevrouw Ouwehand tikt nu even op de gevoeligheden van het duale stelsel. De fractie van de PvdA staat echt voor het halen van het doel ehs en het afrekenbaar maken daarvan. Ik wil graag een programma om versneld in te richten, zodat de schade van het temporiseren minimaal is. Geld hoeft geen probleem te zijn. De provincies kunnen zo nodig bij het Groenfonds terecht of hebben zelf nog voldoende geld.

Ik heb nog een kritische opmerking over de Verklaring van Linschoten. Die lijkt veel meer te gaan over de methode dan over het doel. Ik vind dat het doel ehs gehaald moet worden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik begin met de bedreigde buitenplaatsen. De subsidiestop bedreigt het behoud van de buitenplaatsen. Het is onbegrijpelijk, als een duveltje uit een doosje komt het. Wij hebben dit voorjaar een goed overleg gehad. Wij zeiden zo’n beetje Kamerbreed dat de parels behouden moeten worden en goed beheerd moeten kunnen worden en dat de minister met de stichting aan het werk moet gaan met de beschermde historische buitenplaatsen. Het is dan vreemd dat wij moeten constateren dat deze minister gewoon dit onderwerp van haar bordje schuift naar een ander ministerie, de zaak op zijn beloop laat en constateert dat de particulieren zich uiteindelijk maar zelf moeten redden. Dat is des te verbazingwekkender, omdat wij vorig jaar hebben moeten constateren dat met veel overheidsgeld buitenplaatsen worden opgekocht. De stichting Geldersch Landschap kocht voor vele miljoenen Biljoen bij Arnhem. Natuurmonumenten kocht Beeckestijn bij Velsen, ook voor vele miljoenen. Dat geeft al aan dat wij met elkaar vinden dat die buitenplaatsen heel waardevol zijn. Laat ik kort zijn: het is een onbegrijpelijke stap die deze minister zet. Ik verzoek de minister om op haar schreden terug te keren, weer met de stichting om de tafel te gaan zitten en ervoor te zorgen dat dit cultuurhistorisch erfgoed goed kan worden onderhouden.

Het uitgangspunt bij de aanleg van de ecologische hoofdstructuur was: op basis van vrijwilligheid. Wij hebben al heel veel discussies gehad over de vraag hoe ver wij moeten gaan met onteigening. De VVD-fractie was daar altijd helder in: alleen de laatste restjes, eventueel, in het uiterste geval, tot 10%. Ook de minister deelt die opvatting. Ik weet dat er discussie is over een andere «minnelijke» manier van onteigenen. Ik heb gehoord dat gisterenavond de staten van Zuid-Holland bij meerderheid hebben besloten – gelukkig waren er een paar verstandige fracties – dat zij eventueel willen gaan tot 75% onteigening en dat zij daar de komende maanden stappen voor gaan zetten. Wat gaat de minister daaraan doen? Zij kan niet nu pas op de plaats maken en zeggen dat zij er bij de midterm review op terugkomt. Graag helderheid daarover.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De VVD staat altijd aan de kant van: onteigenen, beslist niet, tenzij, sint-juttemis en nog een keer die 10%. Het is in 1989 of zo afgesproken. Je moet ook staan voor wat goed is voor boer en natuur of voor ondernemer en natuur. In veel gevallen kan het heel interessant voor de ondernemer zijn. Het hoeft niet altijd een juridische onteigening te zijn, het kan een soort van minnelijke schikking zijn met een goede schadeloosstelling, wat goed is voor natuur. Is de VVD daar dan ook tegen? Aan de ene kant wordt geklaagd dat alles op slot zit en aan de andere kant wordt het afgebrand als een goede oplossing wordt gezocht. Wat wil de VVD eigenlijk?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Wat de VVD wil, is vasthouden aan de principes die wij hebben afgesproken. Het basisprincipe bij de ecologische hoofdstructuur, waarmee iedereen akkoord is gegaan, was vrijwilligheid. Dat was in 1989. Pas begin 2000, toen wij de discussie voerden over de Nota Ruimte en breder, hebben wij gezegd dat wij een aantal hectares moeilijk zouden kunnen verwerven en dat wij voor dat laatste restje, tot 10%, de stap van onteigening zouden nemen. Mevrouw Jacobi doelt op de minnelijke wijze. De minister is daar heel duidelijk over geweest: ook de minnelijke wijze valt officieel onder onteigening. Daarover moeten wij nu wel duidelijkheid krijgen. De VVD-fractie zegt dat wij dat alles niet gaan doen. Mevrouw Jacobi heeft net ook betoogd dat wij moéten inrichten. Zij weet hoeveel hectares er op de plank liggen. Laten wij nu die stappen zetten en laat de minister nu alsjeblieft helder zijn.

Ik kom vervolgens bij het natuurbeheer breed. De VVD-fractie is blij dat er een «afspraak» is, de Verklaring van Linschoten, over gelijke berechtiging van natuurorganisaties en particulieren. Dat is een heel goed uitgangspunt. Dat had al jaren geleden moeten gebeuren. Wat is het traject voor de uitwerking van de Verklaring van Linschoten? Naar ons gevoel moet er uiterlijk voor 1 december 2009 duidelijkheid zijn. De minister zal de stukken pas in december naar Brussel sturen. Dat is echt te laat. Hoe gaat dat dus lopen?

Het Programma Beheer hebben wij nog niet. Er komt een heel nieuwe opzet. Wij hebben inmiddels in de wandelgangen mogen begrijpen dat het nieuwe stelsel zeer overzichtelijk en beter afrekenbaar is en dat men het er met elkaar over eens is dat het goede stappen zijn. Dat zit nu in het nieuwe Programma Beheer, dat ligt bij de provincies. Hoe wordt alles gefinancierd? Ik heb begrepen dat er nogal wat stappen worden gezet. Daar zal ook geld bij moeten. Heeft de minister hiervoor een plan en mogen wij dat bij de begroting tegemoet zien? Het moet wel snel duidelijk zijn hoe het precies gaat verlopen. Als wij het programma pas na het zomerreces ter fiattering krijgen voorgelegd, is het de vraag of het voor 1 januari 2010 ingevoerd zal kunnen worden. Ook hierbij geldt: hoe ziet de procedure er verder uit en acht de minister het voor 1 januari 2010 te realiseren? De beheerders vragen namelijk om duidelijkheid.

Ik kom vervolgens bij de ruilgronden en bij de uitvoering van de ecologische hoofdstructuur. De VVD-fractie heeft vele keren, ik wil niet zeggen: een aantal jaren, gevraagd hoeveel hectares die wij nu zouden moeten kunnen inrichten, eigenlijk in bezit zijn. U weet ook dat ik bij de begrotingsbehandeling het cijfermatige plaatje heb gemaakt. Gelukkig krijgt ook de PvdA nu...

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ho, ho, ho.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik daag u ook uit.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Volgens mij leest u de kranten niet.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik ben in elk geval blij dat ook de PvdA nu vindt dat wij de ruilgronden sneller moeten inzetten en inrichten.

Ten slotte een vraag over de ruilgronden die niet kunnen worden ingezet. Die zijn er ook. De cijfers wijzen uit dat het zeker meer dan 5000 hectare is. Waarom verkopen wij die niet? Dat levert geld op. Dat geld kan de minister inzetten voor andere aankopen en, opnieuw, het inrichten van de ecologische hoofdstructuur.

De heer Pieper (CDA): Voorzitter. Mag ik als nieuwkomer even stilstaan bij de drukke agenda? Ik heb mij verbaasd over het feit dat wij in zo’n kort tijdsbestek zoveel punten moeten afhandelen.

De voorzitter: Een korte opmerking voor u als nieuwkomer: daar gaat u zelf over. Dat bepaalt u allen zelf in de procedurevergadering. U kunt van alles van de agenda halen of erop zetten.

De heer Pieper (CDA): Dank voor het advies, voorzitter.

Ik ben benieuwd of de minister het boek Lelystad kent. In dit onthutsende boek, dat verleden jaar verscheen, van de schrijver Van Casteren, beschrijft hij zijn jeugd in Lelystad. Die nieuw te bouwen stad werd in de jaren zestig vanaf de tekentafel gerealiseerd. Er werd met van alles geëxperimenteerd, omdat Lelystad volgens de idealisten een voorbeeldstad moest worden, volgens plannen die mensen achter de tekentafels ontwierpen. Lelystad werd een van de meest ongewenste plekken in Nederland, geteisterd door leegstand en criminaliteit. Tegen beter weten in proberen pioniers met goede bedoelingen het ideaal van een nieuwe samenleving, van nieuwe plannen overeind te houden. Lelystad is een dramatisch getuige daarvan geweest.

Mijn fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat ook bij de huidige aanpak rond natuurbeheer sommige mensen vanaf de tekentafel denken. Wij moeten bij beleid – dat heeft mevrouw Jacobi de vorige keer uitstekend verwoord – uitgaan van de kracht van de samenleving. De CDA-fractie spreekt in dit verband van gebruikmaken van het zelflerend en zelforganiserend vermogen van de samenleving. Hoe beter beleid aansluit bij de dragers in een gebied, hoe meer er gebruik wordt gemaakt van de creativiteit en het ondernemerschap van mensen. Zij zijn het die het maatwerk leveren om de leefbaarheid en de toekomstbestendigheid te garanderen. Wat de CDA-fractie betreft dus geen onteigening. Het probleem met de 10%-regeling is dat het veel meer wil zijn dan die 10%. Die keuze leidt tot problemen als vertraging en frustratie.

De heer Van der Ham (D66): U zegt absoluut geen onteigening, want daarmee doe je eigenlijk aan een soort van luchtfietsen. Uw partij doet in de Tweede Kamer wel hartgrondig mee aan het onteigenen van groene gebieden voor bijvoorbeeld de landbouw of voor intensieve veehouderij. Dat is ook een vorm van onteigening van mooie groene gebieden. U bent dus heel selectief in scherp zijn naar degenen die iets willen opeisen voor het groen, want u wilt vooral alles wel overlaten aan degenen die het voor iets anders willen bestemmen, namelijk steden.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Collega Pieper, u bent er heel stellig in: niet onteigenen, uitgaan van de kracht van de samenleving, draagvlak. Nederland is zo’n beetje een groot cultuurlandschap, met een mix van planvorming en draagvlak en vanuit de samenleving aan het werk. Wat hier heel erg speelt, ook als je versneld wilt inrichten, is dat je het op slot zijn oplost. Het CDA zegt altijd dat de zaak op slot zit en dat dat heel erg is. Dat is ook heel erg; je moet mensen perspectief bieden. Wat is er dan op tegen – het hoeven niet altijd juridische procedures te zijn – om zodanig te onteigenen, liefst met een minnelijke schikking en goede schadeloosstelling, dat je naast het inrichten van goede natuur ook voor bedrijven een oplossing en perspectief biedt? Dat is beter dan de hele tijd klagen dat het op slot zit.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De CDA-fractie zegt: niet dit, niet dat, niet onteigenen. Mag ik van de CDA-fractie ook een positieve uitlating horen? Kan zij klip-en-klaar onderschrijven dat wij de doelstellingen van de ecologische hoofdstructuur moeten halen, dat wij zien dat er problemen zijn, zoals de Algemene Rekenkamer heeft uitgerekend, en dat wij dus versneld een oplossing moeten vinden voor het realiseren ervan? Misschien is onteigenen een van de middelen daarvoor.

De voorzitter: Voordat ik weer het woord geef aan de heer Pieper, ik denk dat twee, hooguit drie interrupties per persoon voldoende is.

De heer Pieper (CDA): In de CDA-fractie gaan wij uit van het principe dat de overheid, als zij het middel van onteigening inzet, alleen maar de schade afkoopt en tegen de ondernemer, de boer, zegt dat die het verder maar moet uitzoeken. Als je in overleg, met een volledige schadeloosstelling, voortdurend in gesprek bent met elkaar, kom je ook samen tot een oplossing. Wij willen vanuit dat principe blijven handelen en denken. Onteigening lijkt – dat zal uit mijn mond misschien verbazen – een soort van aflaatprincipe. Je koopt af en laat het daarbij. Volgens mij moet je juist altijd met elkaar proberen tot nieuwe verbindingen en nieuwe inzichten te komen. Dat is goed bestuur. Dat versterkt het draagvlak, ook voor natuurbeheer.

Ik deel de mening van de collega’s dat de ecologische hoofdstructuur een prima uitgangspunt is om naar te streven, alleen niet met absolute cijfers. Het gaat om de doelstelling. Wij moeten kijken hoe wij die met elkaar gaan behalen. Wij moeten niet vanaf een tekentafel een stelling innemen waaronder iedereen dan maar moet lijden. Wij moeten vanuit het gebied denken, vanuit de mensen denken. Draagvlak verliezen bij de grondeigenaren van Nederland, de boeren die 70% van de grond beheren en die zorgen voor een goed en gevarieerd voedselaanbod in Nederland, gezien alle problemen die wij wereldwijd op dit terrein hebben... Ik vind dat nogal star denken van u.

De heer Van der Ham (D66): Het is interessant dat u zegt dat de ecologische hoofdstructuur een mooi principe is, maar dat wij niet star moeten zijn en niet vanaf de tekentafel moeten denken. U hebt uw handtekening gezet onder het regeerakkoord waarin staat dat deze in 2018 gerealiseerd moet zijn. Ik wil uit uw mond horen dat u daar nog steeds achter staat en niet denkt: het is een leuk streven, maar geen resultaatverplichting.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Daar sluit ik mij van harte bij aan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vraag mij af wat de heer Pieper bedoelt met «niet star denken». Het is juist de provincie Zuid-Holland die probeert de doelstellingen van het kabinet, het realiseren van de ehs in 2018, rond te krijgen. Zij denkt dus vanuit het gebied. Dat lukt niet zonder het instrument van onteigening, als men zich aan die 10% houdt. Wie is hier dan rigide?

De heer Pieper (CDA): Allereerst: het is nog steeds geen 2018. De inspanningsverplichting is er gewoon. Wij blijven erop inzetten om de ehs met elkaar te realiseren. Het principe van onteigening – daar blijf ik bij – is dat je daarmee zaken afkoopt en geen nieuwe verbindingen probeert te leggen, met alle respect voor mevrouw Ouwehand.

Het Programma Beheer is het belangrijkste subsidiestelsel voor het realiseren van de ehs. Gezien de moeite die het thans kost om de realisering van de ehs op gang te houden, is het van het grootste belang dat het Programma Beheer goed en soepel functioneert en een aantrekkelijk en toegankelijk instrument is voor de beheerder. Dat is in de afgelopen jaren helaas onvoldoende het geval geweest. Daarom wil de CDA-fractie zwaarder inzetten op particulier en dus op onder andere agrarisch natuurbeheer. Geef particulieren eenzelfde vergoeding bij het verwerven van grond voor natuur als de TBO’s. Geen rechtsongelijkheid in dezen. Juist de creativiteit van deze ondernemers kan het beheer van natuur een verbreding en een stimulans geven in het denken, ook binnen de TBO’s zelf.

Ook een betere overgangsregeling voor de subsidie voor onderhoud van tuinen van historische buitenplaatsen, zoals door de twee vorige sprekers al aangekaart, is voor het CDA van groot belang. Wij geloven dat de nieuwe regeling die de minister voorstaat waarbij alles onder het Brim wordt gebracht en dus overgeheveld naar het ministerie van OCW, een goede zaak is. Op die manier breng je een aantal regelingen bij elkaar. Het lijkt ons alleen van belang, gezien de kwestie die op dit moment speelt en de onzekerheid in het veld, dat de minister zoekt naar een betere overgangsregeling in dezen.

Gezien de tijd zal ik mijn betoog inkorten. Namens het CDA benadruk ik dat wij het agrarisch natuurbeheer sterker onder de aandacht van de minister willen brengen. Te vaak haken boeren af omdat het een te bureaucratisch geheel is. Er zijn te veel regelingen en te veel eisen. De regels voor natuurbeheer zijn zo gedetailleerd en ingewikkeld en soms zelfs zo onlogisch, dat zij vaak niet meer uitvoerbaar zijn. Daarom haken veel boeren af. Nodig is allereerst een goed uitgangspunt. Dat is en blijft voor ons: zonder boeren geen natuurbeheer. Zij zijn de dragers van een gebied. Verder zijn nodig kennisbevordering en voorlichting voor beheerders, een gebiedsgerichte benadering, een betere samenwerking tussen beheerders onderling en tussen beheerders en provincie, een duidelijker en eenvoudiger en minder bureaucratisch stelsel met een eenvoudige aanvraagprocedure en een betere controle op het resultaat. Ook zijn nodig een beter gecoördineerd beleid voor gebiedsgericht beheer zodat niet plan op plan wordt gestapeld en wij door de mooie bomen van het natuurbeheer het bos niet meer kunnen zien, concentratie op kansrijke gebieden, grotere gerichtheid van boeren op landschapsonderhoud en vooral minder administratieve lasten voor de deelnemers. Hoe gaat de minister het nieuwe door de provincies gepresenteerde stelsel op deze punten beoordelen? Welke mogelijkheden ziet zij om het stelsel verder te stimuleren in de gewenste richting?

De voorzitter: Afsluitend.

De heer Pieper (CDA): Wij zouden graag het nieuwe stelsel verder onderzocht zien door Actal, om te kijken hoe de lastenverzwaring uitvalt. Wat betreft de taskforce financiering landschap van Rinnooy Kan denken wij dat in de nieuwe fiscale vergroeningsbrief aanknopingspunten. Wij willen daar graag op een ander moment op terugkomen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De heer Pieper wil ook Actal ernaar laten kijken. Alles kost tijd. Het stelsel heeft heel veel haast, omdat alle beheerders in januari een nieuw contract moeten hebben. Het is nog lang niet klaar. Heeft de heer Pieper nog een idee hoe wij dit kunnen versnellen? Alles wat hij zegt, vereenvoudiging enzovoorts, is juist het doel van het stelsel.

De heer Pieper (CDA): Het is goed om van tevoren nog even te kijken welke administratieve lastenverzwaring het oplevert. Dat kan volgens mij heel snel.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik weet niet of ik het goed vind om te horen dat het nieuwe CDA-geluid door dit nieuwe Kamerlid weer zo onderstreept wordt. Vermindering van administratieve lasten vind ik natuurlijk prachtig; dat moet ook wel. Zo inzetten op alleen agrarisch natuurbeheer, terwijl uit onderzoek blijkt dat daarvan niet het heil voor natuurbeheer in Nederland te verwachten valt – dat zijn gewoon de feiten – maakt mij niet blij met dit oude geluid van het nieuwe Kamerlid.

En dan mijn bijdrage. Volgend jaar gaan wij de ecologische hoofdstructuur evalueren in de midterm review. In de tussentijd heeft het kabinet besloten om een aantal bedragen die moeten worden geïnvesteerd in de ecologische hoofdstructuur, naar achter te schuiven. Wat zal er gebeuren als blijkt dat de resultaten erg tegenvallen? Zal die maatregel van het kabinet dan worden teruggedraaid of gaat de minister zich dit jaar ook nog inspannen om zo veel mogelijk achterstand in te halen, zodat er een zo goed mogelijk resultaat uitkomt bij de midterm review?

Met de moties die ik eerder bij een VAO heb ingediend, wilde ik het beleid van de minister voor een deel ondersteunen, maar ook versnellen. Helaas moet ik constateren dat de minister een aantal moties niet heeft uitgevoerd. In de motie-Van der Ham wordt verzocht om een plan van aanpak om zo snel mogelijk ruilgronden in te zetten binnen de ehs. Dat plan van aanpak is niet gemaakt. Ook aan de motie-Van der Ham/Jacobi wordt geen duidelijke invulling gegeven. In de brief over de moties wordt het staande beleid fantastisch omschreven. Het is goed beleid, maar er is dus geen verdere inspanning. Dat valt ons erg tegen. Is de minister bereid deze extra inspanning alsnog te doen? Is zij bereid om alsnog de problemen aan te pakken? Hoe wil zij dat dan gaan invullen? Alle verantwoordelijkheid wordt nu doorgeschoven naar de provincies, maar zij is eindverantwoordelijke. Welke afspraken zijn er met de provincies om het beleid tussentijd te evalueren? Op welke manier kan de minister afdwingen dat provincies zich aan de gemaakte afspraken houden? Wat gaat zij doen als de provincies dat uiteindelijk niet doen?

Voor het versnellen van de inrichting worden verschillende mogelijke maatregelen opgesomd. Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat er daadwerkelijk iets mee wordt gedaan? Bij het vaststellen van het crisispakket is besloten om 100 mln. minder in het ILG te stoppen. Waarom gaat dit volgens de minister niet ten koste van de inrichting? Hoe garandeert de minister dat de 200 mln. in 2011 daadwerkelijk wordt teruggestort? Dat wordt wel beloofd, maar 2011 is een jaar waar zij bijna al niet meer over gaat. Is de minister bereid de motie alsnog uit te voeren door bijvoorbeeld een taskforce in te stellen om de knelpunten bij de verwerving en inrichting aan te pakken en om een tempoversnelling te bereiken? Op dat punt krijg ik graag een reactie.

Verwerven of aankopen van gebieden is vaak de meest effectieve strategie. Dat vinden wij niet alleen, dat vinden ook Alterra, het Planbureau voor de Leefomgeving en de Algemene Rekenkamer. Nu blijkt de verwerving van ontbrekende schakels heel erg achterop te raken. Veel gebieden zijn bijna compleet, maar er moeten nog enkele percelen worden aangekocht om ze compleet te maken. Is de minister bereid om deze afrondingsaankopen prioriteit te geven? Dan kan niet alleen snel worden begonnen met de inrichting, zoals verzocht in de motie-Van der Ham/Jacobi, maar het levert ook werkgelegenheid op. Dat is ook nuttig in deze tijd. Natuurlijk gaan de investeringen van de overheid pas echt renderen voor de natuur en de maatschappij. Mevrouw Jacobi sprak al over wat gebieden. Ik denk aan de Buurserzand en het Witte Veen in Overijssel, Tienhoven, Het Hol in Utrecht en De Meije in Zuid-Holland. Dat is vlak bij de plaats waar de minister is opgegroeid. En ik ook trouwens. Kan de minister het initiatief nemen om met de TBO en de provincies te inventariseren waaraan de komende jaren prioriteit moet worden gegeven?

Hoe staat het in dat kader met de verwervingstaakstelling? Zal deze nog steeds volgens de planning worden gerealiseerd? De nulmeting is toegezegd in het voorjaar, maar deze nulmeting is nodig om inzicht te krijgen in alles wat nog moet gebeuren, in de omvang van de taakstelling. Wanneer kunnen wij die verwachten? Provincies hebben verschillende mogelijkheden om middelen in te zetten voor de verwerving. Is de minister bereid om het instrumentarium voor verwerving te verbeteren en actiever in te zetten? De voorraad ruilgronden, waarover wij het ook vaak gehad hebben, is groter dan nodig, namelijk 5000 hectare. Die gronden kunnen ook worden verkocht. Is de minister bereid om deze gronden te verkopen en het geld dat dit oplevert, in te zetten voor de versnelling van het realiseren van de ecologische hoofdstructuur?

Andere woordvoerders hebben al gesproken over de Verklaring van Linschoten, over het particulier natuurbeheer. De voortgang van inrichting door particulieren blijft achter. Kan de minister de oorzaken hiervan aangeven? Wat zijn de consequenties als het natuurbeheer door particulieren achterblijft bij de doelstellingen? Wordt de taakstelling dan overgeheveld om zo toch de ehs tijdig te kunnen afronden? Particulier beheer krijgt nu veel aandacht. Heeft dat gevolgen voor andere vormen van beheer? Krijgen particulieren voorrang ten opzichte van de TBO’s? Hoe wordt omgegaan met stukken natuur die moeten worden afgerond?

Om tijd te besparen sluit ik mij wat de buitenplaatsen betreft van harte aan bij alles wat mevrouw Jacobi daarover heeft gezegd. Wij vinden het geen goede zaak. Met de samenwerking tussen ministeries, met het ministerie van OCW, hebben wij over het algemeen niet heel veel goede ervaringen. Wij vinden het van groot belang dat de minister ons op die punten geruststelt.

In februari heeft de minister aangekondigd dat zij met een nieuwe subsidieregeling zou komen onder het Programma Beheer voor het beheer van de ehs. Ik heb begrepen dat druk over deze regeling is gesproken. Ik hoor ook positieve reacties. Wanneer komt deze regeling naar de Kamer? Kan de minister ook aangeven hoe deze regeling zal worden gefinancierd? Natuur is van grote waarde voor de samenleving en levert veel baten op, maar kost natuurlijk ook gewoon geld. Het Rijk is samen met de provincies verantwoordelijk voor een adequate financiële regeling, waarbij alle natuurbeheerders transparant en gelijkwaardig worden ondersteund voor hun inspanningen. Waar gaat het geld vandaan komen of wordt overwogen om de doelstellingen van bijvoorbeeld verwerving te verlagen?

Op deze stortvloed van vragen krijg ik graag een antwoord.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik vervang mijn collega Dibi namens de fractie van GroenLinks. Ik ben hier gekomen voor een algemeen overleg over natuurbeheer. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het een beetje ervaar als een cultuurschok, als ik de inbreng van de VVD- en de CDA-fractie hoor. Ik hoor de woordvoerders van die fracties helemaal geen warm pleidooi houden, zoals je verwacht bij natuurbeheer, voor het belang van natuurbeheer. Ik hoor alleen maar over niet dit, niet dat en alleen maar over boeren. Waar het over zou moeten gaan, is hoe de grote terreinbeheerders, de particuliere grootgrondbezitters en de boeren samen ingezet kunnen worden voor het natuurbeheer, voor een mooi, groen Nederland in plaats van dit verrommelde, vergrijsde asfalt-Nederland.

De ecologische hoofdstructuur is hartstikke belangrijk. Daar bestaat een breed draagvlak voor, zowel in de maatschappij als in de politiek. Het tempo van de realisatie van de plannen blijft achter. De Algemene Rekenkamer heeft er een verontrustend rapport over geschreven. Je krijgt een beeld van stroop, moeras en drassige polders waar je diep in wegzinkt. Er is nog geen nulmeting. Precieze getallen over de hoeveelheden verworven ruilgrond zijn er niet. Definities zijn er nog niet. Opnames in bestemmingsplannen zijn nog niet vast te stellen. Niet alle provincies zetten hun beste beentje voor. Het is moeilijk voor het Rijk om goed te controleren en af te dwingen. Er is een spanningsveld met decentralisatie. Wij wachten op nog van alles, op de voortgangsrapportage over verleden jaar, onderzoeken naar mogelijkheden voor integratie met wetgeving voor beschermde natuurmonumenten, het IBO-rapport natuur, de nulmeting, de digitale kaart en plannen van aanpak voor inrichting en inzet van ruilgronden. Als het woord «tempo» in dit debat gebruikt wordt, is het wat ons betreft maar voor één doel: dat het tempo omhoog moet. De doelstellingen dienen overeind te blijven.

De heer Pieper (CDA): Ik wil graag van collega Peters weten wie uiteindelijk moeten leven in dat landschap. Vogels of ook nog mensen?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Wat mij betreft behoren de mensen tot de biodiversiteit. Alle toekomstige generaties, dieren, planten, mensen, hebben er belang bij dat Nederland een leefbaar klimaat heeft, waarin stadsomgeving, agrarische omgeving, infrastructurele omgeving en groene omgeving netjes geordend naast elkaar bestaan. Daar hebben knappe mensen over nagedacht. Er is een ecologische hoofdstructuur in elkaar gezet. Er zijn lang geleden handtekeningen onder geplaatst. Daar dient u zich, samen met mij, de gehele Kamer en de maatschappij, aan te houden.

De heer Pieper (CDA): Vindt mevrouw Peters niet dat beleid door mensen gedragen moet worden en niet door vogels? Ik hoor haar alleen maar over plannen, plannen, plannen en afdwingen, afdwingen, afdwingen. Zij creëert een nieuw Lelystad, een nieuwe planeconomie op het gebied van natuur. Ik leg mijn collega graag de vraag voor wie uiteindelijk het beleid draagt.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Volgens mij is het onderwerp van dit debat geen nieuw plan, maar een heel oud plan dat wij elke keer weer moeten afstoffen. Wij moeten ervoor zorgen dat het wordt uitgevoerd. De handtekening van uw partij staat daaronder, mijnheer Pieper. Tempo dus!

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik vind dit verhaal wat overdone. Ik roep mevrouw Peters op om wat vaker de heer Dibi te vervangen, want dan weet zij waar wij hier herhaaldelijk over spreken en welke stappen wij zetten. Dan behoort zij niet meer een dergelijk verhaal te houden.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik heb van de VVD-fractie geen stappen gehoord die wij moeten nemen om de opgelopen achterstand in te halen. Ik hoor alleen maar wat wij niet mogen doen. Wij moeten het hebben over wat wij wel gaan doen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Weet u, mevrouw Peters, hoe lang de VVD-fractie over dit onderwerp spreekt en hoe vaak wij over dit onderwerp spreken? Weet u dat het de VVD-fractie was die bij monde van mij een aantal stappen heeft gezet en een aantal verzoeken heeft gedaan om versneld in te richten? Nee, dat weet u niet. Dat hebt u waarschijnlijk niet gelezen, maar knoop het in uw oren!

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voor zover de VVD groene initiatieven neemt en groene stappen zet, trekken wij uiteraard graag met die fractie op. Maar er moet een stapje bij. Daar zijn wij vandaag naar op zoek.

Ik krijg graag van de minister een bevestiging dat de doelstellingen van de ecologische hoofdstructuur onverkort overeind blijven, dat er geen millimetertje van afgaat. Dat is een. En dan twee. De Kamer heeft een tijdje geleden van het plan voor de ecologische hoofdstructuur een groot project gemaakt. Daarmee wordt aangegeven dat wij dat van het allergrootste belang vinden. Wij gaan dat heel nauwlettend volgen. Als je dan in het rapport van de Algemene Rekenkamer leest dat ernstige vertraging wordt opgelopen, kun je niet anders dan constateren dat er versneld moet worden. Daarmee is het een rijksbelang en een rijksverantwoordelijkheid geworden. Hoe kan de minister er dan genoegen mee nemen, zoals zij schrijft in haar reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer, dat wij met dezelfde energie doorgaan? Dezelfde energie – dat moeten wij constateren – is niet genoeg. Graag meer actie van de minister. Kan de minister bijvoorbeeld de precieze omvang van de resterende taakstelling voor verwerving van grond op korte termijn bekendmaken? Voor de inrichting van verworven gronden krijg ik graag een plan van aanpak. Daar is al eerder om gevraagd. Het is niet goed voor het draagvlak als verworven gronden braak blijven liggen en als daar niets mee gedaan wordt.

Het principe van vrijwilligheid is lange tijd een belangrijk uitgangspunt geweest bij het verwerven van gronden. Dat is op zich prima, zolang je daar de ruimte voor hebt. En dat is vandaag het probleem. Die ruimte krimpt. De tijd dringt, wij lopen achterstand op. De Algemene Rekenkamer plaatst vraagtekens bij de wijsheid van het handhaven van het principe van vrijwilligheid. Zij zegt dat wij ons dat niet langer kunnen permitteren, omdat wij de doelstellingen niet gaan halen. Is de minister bereid om het principe van vrijwilligheid zo langzamerhand te laten varen? Wat zijn haar gedachten daarover als zij daartegen is? Wat zijn dan haar redenen daarvoor, gelet op het feit dat wij haast hebben?

Waar komt de 10% – het percentage dat maximaal onteigend mag worden – vandaan? Is dat wetenschappelijk onderbouwd? Is dat het resultaat van uitgebreide onderhandelingen met belanghebbenden, de grote terreinbeheerders, de particulieren en de boeren? Zijn ook andere percentages overwogen? Is die 10% nog realistisch? Moet het percentage niet omhoog nu wij met de doelstellingen niet op tempo liggen? Ik neem aan, naar ik hoop terecht, dat het percentage van 10 nergens wettelijk vastligt en dat het ook onderwerp van onderhandeling kan zijn.

Kunnen wat de afrondingsaankopen betreft de provincies beter toegerust worden teneinde restgronden die leiden tot vertraging bij de vorming van aangesloten gebieden en dus bij de inrichting, beter en makkelijker te kunnen verwerven? Wil de minister misschien een taskforce instellen die hierop toeziet? Graag krijg ik een concrete toezegging.

Voor hoeveel procent van de uiteindelijke doelstelling is de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur inmiddels vastgesteld?

Ik heb ook nog een opmerking over de controle en monitoring. Ik heb begrepen dat de aanwijzing als groot project door de Kamer gedeeltelijk op gespannen voet staat met het besluit om de uitvoering van de ecologische hoofdstructuur te decentraliseren. Door dezelfde decentralisatie krijgen wij geen jaarlijkse rapportages op basis waarvan wij de voortgang goed kunnen controleren en verantwoording van de provincies geëist kan worden. Wat kan daaraan verbeterd worden? Er is wel een probleem. Door de decentralisatie en de daarbij behorende rapportagetechniek mogen wij geen vertraging oplopen. De decentralisatie moet wel ten dienste staan aan het realiseren van de doelstellingen die een rijksbelang zijn. De regering ziet bijvoorbeeld het verzamelen van informatie uit de bestemmingsplannen niet als een verantwoordelijkheid van het Rijk, terwijl de bestemmingsplannen van gemeenten een hartstikke belangrijk instrument zijn, en ook juridisch afdwingbaar zijn, om de ecologische hoofdstructuur te realiseren. Het lijkt mij onvoldoende om te constateren dat de provincies dit maar moeten doen. Welke rol kan het Rijk hier nog spelen?

Ten slotte heb ik nog een vraag over de midterm review die voor 2010 is gepland. Dat wordt een hartstikke belangrijk document om de voortgang en de stand van zaken op te meten terwijl de tijd dringt. Kan de minister toezeggen dat wij die in 2010 voor Prinsjesdag kunnen ontvangen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Tegen mevrouw Peters zou ik willen zeggen: welkom in de vechtcommissie. Dit is de allergezelligste commissie van het huis.

De voorzitter: Dit is wel een commissie waarin men open met elkaar en netjes discussieert.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): En de heer Van der Ham vermoedt wat ironie, hoor ik. Ik laat dat vermoeden gewoon lekker boven dit debat hangen.

Ik hecht eraan te beginnen met de reactie van de minister en het rapport van de Algemene Rekenkamer. De conclusies ervan zijn heel belangrijk. Ik lees voor: «De minister deelt de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat het tempo van realisatie nog niet hoog genoeg is om de doelen voor 2018 te bereiken en dat een aanzienlijke versnelling nodig is. Of het nu gaat om verwerving, inrichting of de groei van het agrarisch en particulier natuurbeheer, een stagnerende realisatie acht de minister een ongewenste ontwikkeling». Na het rapport en de reactie van de minister hebben wij echter een aanvullend beleidsakkoord gekregen, waarin de realisering van de ecologische hoofdstructuur is getemporiseerd. Dat is een mooi woord om geen argwaan te wekken bij niet-oplettende burgers, maar het betekent gewoon dat wij het rustiger aan gaan doen.

Tijdens de debatten erover was wel te merken dat de PvdA en de ChristenUnie er zichtbaar mee in hun maag zaten, maar ergens mee in je maag zitten en het toch goedkeuren is niet goed genoeg. Ik waardeer dus wel de inspanningen van mevrouw Jacobi om nu toch nog een poging te wagen om de ehs te redden. Ik steun die ook van harte, gezien het dichtgetimmerde aanvullende beleidsakkoord. Ik wil echter wel afrekenmomenten. In het interruptiedebatje met mevrouw Jacobi heb ik daarop ook al gewezen. Er moeten duidelijke doelstellingen zijn, zodat wij weten waar wij staan.

Het ehs-dossier is op meer dan een punt hangen en wurgen. De Kamer heeft in 2005 de zaak gedelegeerd aan de provincies. Dat is een prachtige manier voor een zittend minister om een langetermijndoel als 2018 weg te schuiven. De Kamer wordt de hele tijd afgescheept met opmerkingen als «ik praat eens met de provincies, wij gaan dit en wij gaan dat». Dan is het niet zo irreëel om de minister te vragen, zoals ik heb gedaan, om voor de midterm review van tevoren op papier te zetten waar wij willen staan in 2010, wat wij bereikt moeten hebben en waar wij de minister op mogen afrekenen, al dan niet geformuleerd in termen van inspanningsverplichtingen voor wat zij met de provincies kan bereiken. Ik hoop dat de minister daar nu een toezegging over doet. Ik meen dat mevrouw Jacobi dit zal steunen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De vraag is: wie steunt wie? Er ligt een motie van mij met de strekking om versneld in te richten. Dank overigens voor de steun, mevrouw Ouwehand. Wij vragen om een plan van aanpak, een programma en dergelijke. Wat zijn voor u de afrekenbare punten? De minister heeft dan meteen een goed aanknopingspunt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Wat ik wil en waarover ik eerder een motie heb ingediend, zijn afrekenbare doelstellingen. Dan denk ik aan hectares. Dat zijn tot nu toe de belangrijkste taakstellingen die wij hebben. Daarbij zouden wij ook kunnen afspreken in hoeverre de inrichting gerealiseerd moet zijn. Daar denk ik concreet aan.

Even terug naar het punt dat het een heel vervelend afsprakendossier is gebleken. De Algemene Rekenkamer heeft daar ook iets over gezegd. Die heeft gezegd dat het heel erg onverstandig was van de Kamer om het stuur uit handen te geven aan de provincies. Wij zien wat daarvan komt: de midterm review en de minister wil geen doelstellingen vaststellen. Het afrekenmoment met de provincies ligt in 2013. De gesprekken kunnen dus prachtig zijn, maar wij kunnen deze minister niet afrekenen op de resultaten ervan. Ik wil dat naar voren halen.

Ik wil dat de minister concreet aangeeft hoe zij haar aansluiting bij de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat een versnelling nodig is, gezien het aanvullende beleidsakkoord, concreet vorm gaat geven. Ik breng ook in herinnering dat de eurocommissaris voor natuur alle lidstaten al heeft opgeroepen om de inspanningen die gericht zijn op het behoud van biodiversiteit te verdubbelen. Daar heb ik ook nog niets van gezien.

Wat de kwestie van de onteigening betreft was ik eigenlijk wel verbaasd, hoewel het obligaat is om te zeggen want het verbaast mij natuurlijk helemaal niet, hoe het CDA in dit debat staat. Als je het feitelijk bekijkt, is het toch gek dat een fractie als die van het CDA zegt dat wij de afspraken moeten handhaven en dat 10% onteigenen het maximum is, maar tegelijkertijd zegt dat het niet te rigide mag – waar komt dat dan vandaan? – en een pleidooi houdt om het omzetten van landbouwgronden in natuur maar een tijdje op een lager pitje te zetten. Dat hoor ik tussen de regels door. Agrarisch natuurbeheer zou de redding van de ehs zijn. Ik herinner de heer Pieper eraan dat wij daarover afspraken hebben. Er zijn taakstellingen. Wij moeten een bepaald aantal hectares verwerven, een bepaald aantal hectares agrarisch natuurbeheer en een bepaald aantal hectares particulier natuurbeheer. Begrijp ik nu goed dat de CDA-fractie aan die afspraken wel wil rommelen, maar niet aan de afspraak over maximaal 10%, terwijl uiteindelijk het doel dat het in 2018 klaar moet zijn, wel bovenaan moet staan?

Ik wil die vraag eigenlijk vooral aan de minister voorleggen, want ik ben echt ernstig in de war. De provincie Zuid-Holland heeft gezegd dat zij de doelstellingen niet gaat halen en dus flexibeler omgaat met het instrument onteigening. Het wordt dus meer dan 10%. Minister Verburg zegt eerst heel stoer in Boerderij dat wij dat zo niet gaan doen, dat dat te gemakkelijk is. Zij zegt ook weer dat het dan maar met boerenbeheer moet, terwijl er een motie ligt waarin de minister wordt opgedragen om onverkort vast te houden aan de bestaande taakstellingen. Dus niet meer agrarisch natuurbeheer ten koste van de verwerving. Dat mag zij gewoon niet doen. Vervolgens komt er een brief, waarin de minister schrijft dat met de provincies maar eens overlegd moet worden. Wat mag ik nu van de minister verwachten? Gaat zij tegen de provincies zeggen dat wij het zo niet gaan doen, dat dat te gemakkelijk is, of gaat zij het doel, het realiseren van de ehs in 2018, vooropstellen? Als provincies aangeven dat zij dat niet halen als zij zich moeten houden aan die 10%, is de minister dan bereid om de provincies daarin tegemoet te komen? Het is het een of het ander. Die stoere praat in het boerentijdschrift bevalt mij helemaal niet gezien de motie die er ligt.

De moties van de heer Van der Ham over de ruilgronden en de taskforce versnelling afronding natuurgebieden heb ik medeondertekend of in elk geval van harte ondersteund. Ik sluit mij aan bij de vragen die hij daarover heeft gesteld.

Een zorgpunt is nog de natuurdoeltypen. Die zijn wel vastgesteld. De provincies moeten ze verder uitwerken in natuurgebiedsplannen, maar ons bereiken signalen dat nog wel eens getracht wordt om die doeltypen te verlagen. Kan de minister daar iets over zeggen? Wat mij ook zorgen baart, is dat bijvoorbeeld de provincie Noord-Brabant zegt dat maar eens opnieuw moet worden gekeken naar de begrenzing. Welke harde grenzen mogen wij met elkaar afspreken? Kan de minister daarop ingaan?

Ik steun ten slotte de oproep van mevrouw Jacobi om de buitenplaatsen vooral te behouden. Als het om de centen gaat, raad ik de minister aan om te putten uit de potjes die bestemd zijn voor de sector die de natuur juist onder druk zet. Daar is nog wel wat geld te halen. Wij moeten overigens niet veel geld vrijmaken voor buitenplaatsen omdat toevallig mensen hiervoor op de publieke tribune zitten. Natuur met een stem is prachtig, maar er is ook heel veel natuur zonder stem. Die natuur ligt vooral in de buurt van boerenbedrijven en wordt structureel belast met ammoniak; en dat subsidiëren wij ook nog. Het moet dus wel allebei. De belasting op de natuur moet omlaag en het behoud van de buitenplaatsen gaan wij onderstrepen.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Enkele fracties zeiden het al tegen de relatief jonge woordvoerders in dit overleg: wij zijn hier al heel erg lang mee bezig. Mijn fractie is altijd present geweest in het debat in de achterliggende decennia. Als een dossier zich leent voor de toets van wel of geen betrouwbare overheid zijn, is het dit dossier. Natuurlijk, het ambitieniveau is geformuleerd. Daarbij was er al discussie over de vraag of wij er 30 jaar of 20 jaar of 15 jaar over gaan doen. Iedereen beseft dat naarmate die periode korter wordt, de realiseerbaarheid spannender wordt én financieel én planologisch én bestuurlijk. Ambities zijn prima, maar de haalbaarheid en de betaalbaarheid zijn ook relevante issues. Als je niet helder bent over de ambities in het licht van de beschikbare budgetten en zo, creëer je onzekerheid op het boerenerf, in het landschap en in de regio. Ik vind dat die onzekerheid minimaal moet zijn. Natuurlijk zijn er ambities en moet je die niet al te gemakkelijk opgeven, maar ik vind het politiek-bestuurlijk een rechtmatig issue, als je zegt dat je in tijden van schaarste inderdaad iets moet temporiseren. Dat is niet anders. Wij hebben heel veel doelstellingen op gebied van werkloosheid enzovoorts, maar die worden ook niet gehaald. Het is overmacht. Als er inderdaad een crisis is en als de beschikbare budgetten krap zijn, moet je daaraan consequenties willen en kunnen verbinden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Als je alles doet wat in je mogelijkheden ligt en het niet haalt en wanneer er crises zijn en je andere afwegingen moet maken, kan ik het betoog van de heer Van der Vlies wel volgen. Mag ik van de heer Van der Vlies ook een reflectie op de voorgaande jaren en de opmerking van de Algemene Rekenkamer dat wij er tot het moment dat de crisis uitbrak, nog niet alles aan hadden gedaan? Waar ligt dan de verantwoordelijkheid? Hoe ziet de heer Van der Vlies dat dan?

De heer Van der Vlies (SGP): Daar ben ik zelf helemaal bij geweest. Er moest inderdaad een tandje bij. Wij hebben dat ook met de rechtsvoorganger van deze minister, de heer Veerman, uitdrukkelijk besproken. Het werd toen al in beeld gebracht, maar daarna is er wel iets gebeurd.

De provincies zijn druk bezig met definitief vorm te geven aan een herzien stelsel voor het Programma Beheer. Onze verwachtingen zijn daarbij vooralsnog positief. Eenvoudiger aanvraagprocedures, hogere vergoedingen, afrekening op gevoerd beleid, beheer enzovoorts. Een belangrijk knelpunt in het systeem blijft de contractduur van zes jaar voor het agrarisch natuurbeheer. Voor veel ondernemers geeft deze termijn onvoldoende zekerheid. Het is jammer dat dit knelpunt niet aangepakt wordt. Ik erken dat Brussel hier een vinger in de pap heeft, maar ik vraag de minister toch om alles uit de kast te trekken om dit knelpunt aan te pakken.

De minister geeft aan dat gerichter kan worden gezocht en gestuurd op kansen om de ehs te realiseren door particulier natuurbeheer. De Verklaring van Linschoten is een goede aftrap. De minister wijst op de subsidie voor functiewijziging van grond. Ik zie hier mogelijkheden voor agrarische gezinsbedrijven die door de crisis moeilijk het hoofd boven water kunnen houden en naar uitwegen zoeken. Ziet de minister die ook? Het zijn win-winsituaties. Is zij bereid hier meer in te zetten? Wat gaat de minister doen om ook planologische belemmeringen voor functiewijziging weg te nemen? Klopt het signaal dat de normen die binnen het ILG gehanteerd worden voor de kosten van inrichting van de ehs, onvoldoende aansluiten op de praktijk? Is de minister bereid deze normkosten aan te passen? Mijn fractie vindt dat verwerving en inrichting van ehs-gronden hand in hand moeten gaan. Het mag niet zo zijn dat het beschikbare en inmiddels getemporiseerde budget eerst opgesoupeerd wordt door het op tijd bereiken van het verwervingsdoel en dat de inrichting het ondergeschoven kindje wordt. De provincie Zuid-Holland is bijvoorbeeld gestopt met de bebossing van aangekochte agrarische gronden, terwijl zij doorgaat met plannen voor verwerving van gronden in de Zuiderdiep- of Zuidoordpolder. Dat vindt mijn fractie een verkeerde afweging. Kan de minister een krachtig signaal richting provincies afgeven?

De minister wil in 2010 bezien of het nodig is om de grens van 10% onteigenen te verruimen. Mijn fractie is daartegen. Gedeputeerde Evertse van de provincie Zuid-Holland rept al over 75% onteigenen. Het is voor mijn fractie glashelder dat het uitgangspunt vrijwillige verwerving dan niet meer gehanteerd wordt. Mijn fractie heeft naast agrarisch en particulier natuurbeheer iets anders voor ogen. Is de minister bereid om actief steun te geven aan de provincie Groningen, die van de Europese Commissie gedaan wil krijgen dat voor grondaankopen ten behoeve van de ehs meer geboden mag worden dan de marktprijs? Mijn fractie vraagt de minister wat zij kan doen om de inzet van wettelijke kavelruil in plaats van onteigening te stimuleren.

Mijn fractie is zeer ontevreden over de brief van de minister inzake de subsidieregeling voor particuliere historische buitenplaatsen. Uit deze brief maak ik op dat de subsidie voor onderhoud van de groene elementen op buitenplaatsen per 1 januari aanstaande geschrapt wordt en niet één op één in het Brim terugkomt, en dat er geen adequate overgangsregeling komt voor 2010. Daar gaat mijn fractie niet mee akkoord. Hoe kan de minister garanderen dat de gelden die nodig zijn voor structureel onderhoud van historische tuinen, uit de markt kunnen worden gehaald? Zij weet toch dat deze tuinen een beschermde status hebben en dat een commerciële aanpak maar zeer beperkt mogelijk is? Ik wijs de minister erop dat de subsidieregeling voor particuliere historische buitenplaatsen al in 1973 is ingevoerd, omdat eigenaren door stijgende onderhoudskosten niet meer in staat waren om hun tuinen en parken te onderhouden. Tot op de dag van vandaag is deze regeling succesvol en is aan de noodzaak niets afgedaan. Ook krijg ik graag een reactie van de minister op het signaal dat de Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen heeft afgegeven. Zij constateert dat de tent maar gesloten moet worden als er niet werkelijk iets goed verandert. Er gaat dan heel veel specifieke kennis verloren. Is de minister bereid om de subsidieregeling vooralsnog overeind te houden?

Ten slotte ben ik het met de minister eens dat de meldingsplicht er niet moet komen, omdat die te veel onduidelijkheid schept bij de instrumenten die er al zijn in de Wabo en de Natuurbeschermingswet.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Met de vakantie voor de deur en de oproep van staatssecretaris Heemskerk in gedachte om die vooral in eigen land door te brengen, is het goed om te beseffen dat de natuur in ons land dan ook wel de moeite waard moet zijn. Als het niet is voor de Nederlanders zelf, dan toch voor de vele buitenlandse toeristen die naar ons land komen. De economische meerwaarde van een aantrekkelijke natuur moeten wij niet onderschatten. Ik wil daarmee maar zeggen: laten wij natuurbeleid vooral van de positieve kant bekijken en dat niet te zeer aanzetten als een moeilijk dossier met veel problemen en ellende. Nederland is een mooi land met verschillende landschappen. Dat moeten wij vooral zo houden en hier en daar moeten wij de boel verbeteren.

Ik bladerde laatst door de Bosatlas voor Nederland. Daarin staan twee kaarten naast elkaar afgedrukt van het grondgebruik in Nederland, een over 1900 en een over 2004. Om iets van de waan van de dag af te komen, is het voor een politicus wel eens goed om af en toe naar zo’n vergelijking te kijken. Wat het eerst opvalt, is de enorme teruggang van heide- en hoogveengebieden. Die gebieden domineren nog in het beeld over 1900 en zijn nu slechts enkele onbeduidende vlekjes. Daarnaast valt de grote verstedelijking op. Wij leven ook met aanzienlijk meer mensen in het land. Er is sprake van een verdrievoudiging van vijf miljoen in 1900 naar zeventien miljoen nu. Juist dat maakt de noodzaak om zuinig te zijn met de natuur die nog rest in dit drukke en overbevolkte land, alleen maar groter.

Wij kennen inmiddels ook de jaarlijks terugkerende boodschap van het milieuplanbureau over de biodiversiteit. De teruggang die wij hadden afgesproken, is niet gerealiseerd. Ook de boodschap van de Rekenkamer over de ehs zet de seinen op rood.

De achteruitgang van de biodiversiteit lijkt nog niet gestopt. De Nederlandse overheid zag in 1990 dat er iets aan de verbetering van de natuur gedaan moest worden en bedacht het project ehs. In ruim een kwart eeuw moest die klus geklaard worden. Natuurbeheer en natuurbehoud zijn een kwestie van lange termijn en lange adem. Daarom is af en toe terugkijken over een periode van 100 jaar wel zinvol.

Juist de laatste tijd staat het natuurbeleid weer onder druk. De geluiden dat het nu wel weer genoeg is geweest, bereiken ook de Kamer. Er is ronduit weerstand tegen nog meer aanleg van zogenaamde nieuwe natuur. In het perspectief van de achteruitgang die je met één blik op de twee zojuist door mij genoemde kaarten kan waarnemen, is dat wat lachwekkend. Maar toch begrijp ik het verzet tegen die nieuwe natuur wel. De discussie over de wenselijkheid en de noodzaak van natuurherstel wordt ook vertroebeld door er stedenbouwkundige projecten met een groen sausje mee te vermengen, bijvoorbeeld het Wieringerrandmeer, of een al dan niet gewenste economische ontwikkeling als verdieping van een vaargeul of de aanleg van een nieuwe haven of een nieuwe autoweg te compenseren door landbouwgrond om te vormen tot natuur. Dat doet het draagvlak voor de noodzakelijke ehs geen goed.

Ik kom bij de onmogelijke spagaat waarin de overheid zich heeft gewerkt bij het verwervingsbeleid. Het vasthouden aan het dogma van vrijwilligheid bij de verwerving brengt iedereen, de boeren, natuurbeherende organisaties en de overheid, in de problemen. Wanneer komt de minister tot het inzicht dat het zo niet werkt, sterker nog: dat het contraproductief werkt? In de brief van 15 juni en in de reactie op de positie van Zuid-Holland houdt de minister nog steeds vast aan het maximum van 10% verwerving. Volgend jaar wil zij het landelijk beleid bespreken en bekijken wat nodig is. Ik leid daaruit heel voorzichtig af dat het inzicht bij de minister begint door te breken. Kan zij dat bevestigen?

De daadwerkelijk inrichting stagneert omdat er nog kleine percelen niet verworven zijn, de zogenaamde afrondingsverwervingen. Als een gebied door een betrekkelijk geringe ontbrekende schakel niet ingericht kan worden als totaal, schaadt dat de waardering en vervalt het draagvlak. Wil de minister stimuleren dat de verwerving prioriteit krijgt en dat de inzet van ruilgronden daarvoor het instrument is? Dit conform de motie-Van der Ham. Met andere woorden: waar legt deze minister de prioriteit, bij het vasthouden aan de 10%-norm of bij de afronding en behoud van draagvlak?

Bij de planologische verankering wreekt zich direct de nadrukkelijke keuze voor de decentrale aanpak. Hoewel de ehs tot speerpunt van het ministeriële beleid is verklaard, is de totstandkoming ervan overgelaten aan provincies en gemeenten. Dat dit niet met elkaar te rijmen is, blijkt nu al geruime tijd. Het kost heel veel overleg en energie om er ondanks dat toch nog iets van te maken, maar efficiënt is anders. Het kernpunt is dat de ehs in de bestemmingsplannen moet worden vastgelegd. Dat proces verloopt uiterst traag en moeizaam. Er komt nu een algemene maatregel van bestuur. Wanneer denkt de minister die gereed te hebben? Kan de Kamer geïnformeerd worden over de stand van zaken bij de bestemmingsplannen buitengebied van de gemeenten? Hoeveel gemeenten hebben de zaak inmiddels op orde, hoeveel en welke nog niet en kan die informatie naar de Kamer worden gestuurd? Wat mij betreft kan dat tegelijk met de informatie over de nulmeting op kaart, die ons al is toegezegd.

Onder regie van het IPO is een nieuw stelsel van subsidies voor natuurbeheer tot stand gebracht. De SP is daar in grote lijnen blij mee. Neemt de minister de conclusies en aanbevelingen van de commissie-Verheijen daarover over? Ik doel op de aanbevelingen omtrent de kostprijzen. Over een aspect hebben wij nog een vraag. Die betreft de pachters die grond pachten van de grote natuurbeherende organisaties. De contracten beslaan een periode van vijf jaar, men kan voor vijf jaar pachten, maar het natuurcontract is zes jaar. Degenen die het daadwerkelijke beheer voor een natuurbeherende of terreinbeherende organisatie uitvoeren, de individuele boeren, zitten daardoor in de problemen, omdat zij niet die beheertoeslagen krijgen. Wil de gemeenten de contracten met de gemeenten of de verordening van de provincies nog eens bekijken? Daar wringt namelijk ergens iets. Dit heeft ook te maken met het feit dat zij wel toeslagen kunnen krijgen. Op die manier stimuleren wij dat iets wat eigenlijk natuurgebied moet zijn, gewoon agrarisch wordt beheerd omdat het op die manier kan meetellen voor de toeslagen. Wil de minister daarnaar laten kijken?

Vervolgens kom ik bij de vraag naar de financiële zekerheid van het beleid. Bij de herziening van het beleidsakkoord van het kabinet is 200 mln. geparkeerd. Kan de minister garanderen dat die 200 mln. daadwerkelijk voor haar natuurbeleid beschikbaar blijft in 2011? Ik krijg graag een concrete toezegging.

Over de historische buitenplaatsen hebben vele sprekers al iets gezegd. Ik heb ze niet allemaal gehoord, maar ik sluit mij kortheidshalve aan bij de opmerkingen van de heer Van der Vlies daarover. Ons punt is natuurlijk dat zolang de toegankelijkheid van deze gebieden gegarandeerd is, wij het als openbaar gebied ervaren. Het is op zich geen probleem dat OCW dat gaat doen, maar als de overheveling van het ene ministerie naar het andere eigenlijk een bezuinigingsslag is, hebben wij daar grote moeite mee. Ik hoop dat de minister ons op dat punt kan geruststellen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik ben blij dat ook de SP signaleert dat de feitelijke beheerders, dus de boeren, voor een groot deel niet de vergoedingen krijgen als zij gronden van natuurorganisaties beheren. Vindt de heer Polderman met mij het niet vreemd dat natuurgronden nog steeds voor de mestwetgeving mogen worden meegeteld?

De heer Polderman (SP): Dat is wat ik ook zeg. Door deze gang van zaken stimuleer je agrarisch gebruik in plaats van natuurbeheer. Dat wringt. Daar moeten wij naar kijken. Ik heb het dus over de pachters die het daadwerkelijke beheer doen.

De voorzitter: De minister zal in één blok antwoorden. Daarna krijgt de Kamer de gelegenheid voor de tweede termijn. Twee uur was heel weinig gezien de gigantische brievenlijst die men in de procedurevergadering op de agenda heeft laten zetten. Voor mij is het dan niet te doen om het kort af te handelen. Ik wil deze vergadering met zeker een kwartier tot een klein half uur verlengen. Wij hebben de zaal tot onze beschikking.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Naast het feit dat zij heel veel brieven op de agenda heeft gezet, zijn de leden ook in staat gebleken om heel veel vragen te stellen. Ik zal proberen om op al die vragen in te gaan. Ik heb ze ook min of meer gegroepeerd.

De eerste vragenserie gaat over de ecologische hoofdstructuur. Met die ecologische hoofdstructuur zijn wij natuurlijk al een heel lange periode bezig. De heer Van der Vlies heeft dat terecht aangehaald. Wij hebben die niet gisteren verzonnen en wij hebben het ook niet voor het eerst geschreven in een regeerakkoord, maar wij zijn er al een aantal jaren mee bezig, om precies te zijn vanaf 1990. Dat betekent dat wij inzetten op de ambitie om in 2018 728 500 hectare gerealiseerd te hebben, bestaande en nieuwe natuur, en dat wij daar voluit mee bezig zijn. Als de vraag wordt gesteld – verschillende leden hebben dat gedaan, overigens op verschillende toonhoogte – of wij die ambitie gaan halen, is mijn antwoord ja. Ik vind dat het een ambitie is die wij moeten halen, zowel via verwerving als langs de lijn van beheer, zowel particulier natuurbeheer als agrarisch natuurbeheer. Dat zijn allemaal mogelijkheden om de ambitie te realiseren. De vraag is of wij op schema liggen. Ik kan daarop niet tot op de laatste vierkante centimeter antwoorden, zoals mevrouw Peters van mij eiste, omdat de exacte informatie niet beschikbaar is.

En daarmee kom ik op mijn tweede punt. Wij hebben bij de start van de Wet inrichting landelijk gebied, die van kracht is geworden in 2007, afgesproken dat de provincies verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan. De redenering was dat de inrichting van het landelijk gebied, dus inclusief de ecologische hoofdstructuur, zo dicht mogelijk bij de mensen zou moeten plaatsvinden. Dat is dus bij de provincies. Daartoe is toen weloverwogen besloten. Wij hebben met de provincies afspraken gemaakt over de taken die zij gaan realiseren, over de verantwoordelijkheden die zij hebben en gaan waarmaken en over de budgetten die wij gaan overmaken naar de provincies. Tot en met 2013 is dat een substantieel bedrag van 3,2 mld. Dat is niet gering. Provincies cofinancieren daarnaast ook nog in meer of mindere mate daarin.

Wij hebben tegelijkertijd afgesproken dat wij optimale ruimte willen geven om zaken zo praktisch mogelijk vorm te geven. Dat betekent dat wij niet ieder jaar exact kunnen aangeven hoeveel hectares zijn verworven en hoeveel hectares zijn ingericht. In sommige provincies komt namelijk in het ene jaar meer grond beschikbaar die verworven kan worden of waarover beheerafspraken kunnen worden gemaakt, dan in het andere jaar. Het verschil in temporisering of in kansen moet je erkennen. Dat is vanaf het begin ook erkend. Dat neemt niet weg dat er wel gemeten moet worden. Ik vind dat van groot belang. Daarom vind ik het ook van groot belang dat wij voor 2010 de midterm review hebben afgesproken. Dat is midden in de periode. Dan moeten wij op een rijtje hebben wat gerealiseerd is, waar wij staan, waar wij op tempo liggen en waar het tempo omhoog moet.

De temporisering in de financiering van twee keer 100 mln. die wij naar voren schuiven en 200 mln. extra in 2011 is een afspraak die wij in het crisisoverleg hebben gemaakt. Daarover hebben wij met de Kamer ook uitvoerig van gedachten gewisseld. Die afspraak is ook door de Kamer bekrachtigd. Dat betekent dus dat wij het zo gaan doen: een kasschuif van twee keer 100 mln. eraf in 2009 en 2010 en in 2011 200 mln. erbij. Ik bevestig dat hier, ik zet daar hier een streep onder. Wat betekent dit nu? Heeft dit grote consequenties voor het gehele pakket van de provincies? Dat hoeft niet. Ik heb al eerder in de Kamer gezegd dat in het Groenfonds vooralsnog voldoende budget beschikbaar is. Aan het eind van het jaar heeft het Groenfonds tot nu toe een vrij stevig positief saldo gehad, zodanig dat de voorzitter, de heer Van Vollenhoven, op enig moment heeft gezegd dat het tijd wordt dat de provincies op gang komen.

Mevrouw Ouwehand heeft gerefereerd aan het rapport van de Algemene Rekenkamer en mijn reactie daarop. Achter die reactie van mij zet ik absoluut een uitroepteken. De Algemene Rekenkamer – men kan dat zien in het rapport van de Algemene Rekenkamer – heeft de gegevens bij elkaar gezet en opgeteld en beoordeeld tot eind 2007. Wij hebben inmiddels ook het jaar 2008 achter de rug. Wij zijn voluit bezig voor 2009. De signalen die wij nu uit het Groenfonds krijgen, is dat de provincies inderdaad tot een zodanige versnelling komen of zijn gekomen dat heel fors een beroep wordt gedaan op het Groenfonds. Dat hebben wij ook bedoeld.

De heer Van der Ham vroeg naar de versnelling van de inrichting. Dat verzoek is nadrukkelijk aan de orde geweest bij de begroting, waarop ik ook heb gezegd dat ik het inderdaad zie als een kans. Ik zie het als een kans om een been erbij te trekken in de inrichting. Ik heb wel gewezen op de kritische massa. Je moet wel een robuust gebied hebben om in te richten. Als nog niet alles is verworven of als nog niet alles beschikbaar is, moet je soms om een gedeelte van het gebied heen werken. Het moet dus ook wel een beetje schaal hebben.

De provincies zijn er voluit mee bezig. En vanmorgen is hier ook al gezegd dat wij de werkgelegenheidseffecten daarvan niet mogen onderschatten. Wij hebben het zelf opgepakt en met de provincies besproken, afgelopen december direct na de begrotingsbehandeling, zoals ik heb toegezegd. Ik heb het ook in mei met de provincies besproken, toen wij het reguliere overleg over het ILG hadden. Ook toen hebben de provincies aangegeven dat het hun volledige aandacht heeft, dat zij volop voor de ambitie staan om hun verantwoordelijkheid waar te maken. Ik zie dat nu ook gebeuren. Overigens zal de rapportage van de provincies over 2008 in de loop van de zomer verschijnen. Zodra die er is, zal ik die aan de Kamer doen toekomen met mijn beoordeling van de resultaten tot dan toe. Wij komen hier dus opnieuw over te spreken.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd of het wenselijk is om een taskforce in te stellen. Ik vind dat op dit moment niet wenselijk. De provincies zijn namelijk zelf verantwoordelijk. Zij houden elkaar van tijd tot tijd ook scherp. Ik houd hen ook scherp, doodgewoon omdat de Kamer heeft aangegeven van de ecologische hoofdstructuur een groot project te willen maken en daarmee het belang ervan te willen onderstrepen. Wij zijn er nu mee bezig. De provincies hebben geweldig goed in de gaten hoeveel belangstelling de Kamer ervoor heeft en hoeveel belang de Kamer met mij hecht aan het realiseren van de ecologische hoofdstructuur in 2018. Het nu opzetten van een taskforce zal niet productief werken.

Mevrouw Snijder en de heren Van der Vlies en Pieper hebben gevraagd naar mijn reactie op de onteigeningsvoornemens van de provincie Zuid-Holland. Ik heb daarover gedeputeerde Evertse aangesproken en tegen hem gezegd dat wij dat zo niet gaan doen. Wat ik in een interview in de Boerderij heb gezegd, heb ik ook tegen de heer Evertse gezegd. Ik heb wel gezegd dat ik de mogelijkheid wil bieden, als hij merkt dat het moeilijker is in Zuid-Holland, om via een vorm van verevening met andere provincies iets uit te ruilen. Die mogelijkheid heb ik echter het vorige jaar al geboden. Lang niet alle provincies komen aan 10% onteigening. Ik heb gezegd dat het ook mogelijk is dat een provincie die in een jaar het totale beschikbare budget niet nodig heeft, dat ter beschikking stelt aan een andere provincie die wellicht dat jaar meer kan verwerven of meer kan doen, en dat het andere jaar weer van die provincie terugkrijgt. Dat alles is mogelijk langs de lijnen van verevening, maar de doelen moeten wel gerealiseerd worden. De mogelijkheid om te verevenen op het gebied van onteigenen heb ik dus aan de provincie Zuid-Holland geboden. Ook andere provincies kunnen daar gebruik van maken. Ik heb van de heer Evertse nog niets teruggehoord. Ik heb ook kennis genomen van de uitspraak gisterenavond van de provinciale staten van Zuid-Holland. Ik heb op 18 juni het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland daarover een brief geschreven. Ik ga er zonder meer van uit dat ook de provincie Zuid-Holland zich houdt aan de spelregels die wij daarover hebben afgesproken.

De heer Van der Ham heeft gevraagd wanneer de nulmeting op kaart komt. Laat ik dit zeggen: ik heb zelf een gevoel van ongeduld bij het realiseren van de nulmeting op kaart. Die biedt namelijk de mogelijkheid, voor de provincies en ook voor de Kamer en de belanghebbenden in de gebieden, om inzicht te krijgen en een scherp beeld te krijgen hoe het precies zit. Die nulmeting op kaart is deksels ingewikkeld in de vormgeving en uitvoering. De verwachting is dat de nulmeting er dit najaar is. Ik zet in ieder geval in op een tijdstip voor de begrotingsbehandeling. Ik vind dat een uiterste datum. Ik ga ook tegen de provincies zeggen dat die er voor de begrotingsbehandeling moet zijn, omdat ik het zo’n belangrijk document vind. Ik ben dat zeer met de heer Van der Ham eens.

De heer Van der Ham heeft ook gevraagd of de temporisering van de ecologische hoofdstructuur wordt meegewogen in de midterm review. Wij wegen op dat moment alles af.

Mevrouw Peters heeft gevraagd of de uitkomsten van de midterm review er kunnen zijn voor de begrotingsbehandeling in 2010. Dat ga ik niet toezeggen. Ik hecht aan een zorgvuldig proces bij de midterm review. Ik zeg wel toe dat die er voor het eind van 2010 is. Ik vind dat de midterm review zorgvuldig moet plaatsvinden. Ik laat mij daarom liever niet binden aan een datum, waardoor plotseling haast zou kunnen ontstaan die weer ten koste gaat van de zorgvuldigheid.

Mevrouw Snijder en de heer Van der Ham hebben gesproken over de ruilgronden en gevraagd waarom die ruilgronden niet verkocht worden en het geld opnieuw wordt gebruikt voor investeringen. Die ruilgronden worden niet lukraak aangekocht, maar gebruikt voor strategische doelen zoals bedrijfsverplaatsing. Dat komt zowel de boer als de natuur ten goede. Wij kijken naar de voorraad ruilgronden. Dat punt komt ook aan de orde in de nulmeting op kaart. Ik wijs erop dat het eenzijdig verkopen van de ruilgronden het realiseren van de doelen van de ecologische hoofdstructuur niet dichterbij brengt.

Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd waarop zij mij mag afrekenen. Zij mag mij iedere dag afrekenen en dat doet zij ook ongeveer. Zo hoort het ook in de volksvertegenwoordiging.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is wel waar.

Minister Verburg: Ja, wij beamen het beiden.

In 2010 wordt zichtbaar hoe het ervoor staat. In de midterm review zullen wij ook afwegen of wij het goede instrumentarium hebben, of wij hier en daar moeten remmen en ergens anders moeten schakelen. Kortom: de midterm review geeft toch een sterke indruk waar wij staan en hoe wij ervoor staan.

Mevrouw Ouwehand heeft ook gevraagd naar de flexibeler inzet van het instrument van onteigening. Ik heb al aangegeven dat er een verschil is tussen de provincies.

De heer Polderman vroeg wat ik belangrijk vind, het realiseren van het doel of draagvlak. Ik vind beide belangrijk. De tegenstelling die hij formuleert, zie ik niet en wil ik ook niet creëren. Het is een valse tegenstelling. Ik onderstreep dat wij de ecologische hoofdstructuur in 2018 hebben gerealiseerd, kwantitatief en ook verregaand kwalitatief. Ik vind dat dit moet gebeuren met behoud van draagvlak. Wij hebben in uiterste situaties ook het onteigeningsinstrument daarvoor nodig. Daar zijn afspraken over gemaakt, zeg ik tegen mevrouw Peters, omdat het onteigeningsinstrument een sluitstuk zou kunnen zijn. Op het moment dat de provincie een groot gebied heeft verworven of afspraken erover heeft gemaakt omtrent beheer en het vast zou blijven zitten op één eigenaar die pertinent niet wil verkopen, ondanks het feit dat een goed bod wordt gedaan en er een goed begeleidingspakket is, dan moet het onteigeningsinstrument er kunnen zijn. Wij zien dat ook bij andere grote projecten. Dat houden wij wel beperkt. Daarom hebben wij die 10% afgesproken.

Mevrouw Peters heeft ook gevraagd welk deel precies begrensd is. Dat is ongeveer 95%. De nulmeting moet hierover duidelijkheid verschaffen.

Er zijn ook vragen gesteld over het nieuwe Programma Beheer. De provincies zijn er volop mee bezig. Mevrouw Snijder heeft ook aangegeven dat provincies daarvoor verantwoordelijk zijn. Er lijkt veel steun voor te zijn. Wij hebben wel gezegd dat het nieuwe programma efficiënter, effectiever, transparant, goed uitvoerbaar, dus eenvoudiger en betaalbaar zou moeten zijn, in de zin dat het goedkoper is dan wat wij nu hebben. Dat zijn allemaal belangrijke doelen die wij met elkaar nastreven. Op dit moment leggen de provincies de zaken voor aan provinciale staten en spreken provinciale staten hun oordeel erover uit. Ik spreek volgende week dinsdag hierover opnieuw met de provincies. Ik weet dat zij graag willen dat in 2010 het nieuwe Programma Beheer van start gaat.

Ik ben het eens met degenen die hebben gevraagd of wij er genoeg tijd voor hebben. Volgens de berekeningen die nu op tafel liggen, zou het kunnen. Ik wil echter in deze Kamer niet verhullen dat ik er zorgen over heb. Ik heb zorgen op twee punten. Ik heb ten eerste zorgen over de Europese toestemming. Het nieuwe stelsel moet namelijk door Brussel worden goedgekeurd. Wij zijn ermee bezig, maar het is wel verstandig om in Brussel groen licht te hebben voor die nieuwe aanpak. Ik heb ten tweede zorgen over de financiering van een en ander. Er zijn namelijk nog een aantal open einden. Ik wil van de provincies weten of zij die zorgen niet zien en niet hebben, omdat zij zelf voldoende financiering hebben. Als die open einden gaan betekenen dat een extra beroep wordt gedaan op mijn budget, moet ik bekennen dat ik dat niet heb. In deze tijden van crisis kan ik niet zomaar zeggen dat ik voor enkele tientallen miljoenen extra kan bijspringen. Ik zou dat onzorgvuldig vinden. Ik zou dat onduidelijk en onzeker vinden, onzeker ook voor de uitvoerders van de pakketten. Ik zou het jammer vinden als wij die duidelijkheid niet kunnen geven. Ik kan dus die open einden niet zonder meer laten bestaan. Ik zal er volgende week met de provincies over spreken. Ik stuur de provincies vandaag ook een brief daarover, dat er volstrekt helderheid moet zijn over de financiering, dat de financiering afgehecht moet worden enzovoorts en dat dat voor mij een voorwaarde is om mee te tekenen. Sommige sprekers hebben daarnaar ook gevraagd.

De heer Pieper heeft gevraagd of Actal naar het nieuwe stelsel heeft gekeken. Het antwoord is ja. Actal heeft ernaar gekeken en het oordeel van Actal is positief. Als het gaat om de vraag of het eenvoudiger is, voldoet het nieuwe stelsel daaraan. Het is ook één van de criteria voor het nieuwe stelsel.

De heer Polderman heeft gevraagd naar het advies van de commissie-Verheijen over de standaardkostprijzen. De standaardkostprijzen van de commissie-Verheijen maken deel uit van het nieuwe stelsel.

De heer Pieper heeft nog gezegd: zonder boeren geen natuurbeheer. Ik onderschrijf dat boeren belangrijk zijn voor natuurbeheer. Dat zijn Terreinbeherende Organisaties echter ook. Dus boeren, Terreinbeherende Organisaties en particuliere natuurbeheerders zijn alle belangrijk voor natuurbeheer.

De heer Polderman heeft een probleem omtrent de pacht aan de orde gesteld en een knelpunt aangegeven. Hij heeft gezegd dat de financiering van het Programma Beheer naar de verpachter gaat en dat de pachter eventueel een beroep kan doen op bedrijfstoeslagregelingen. Dat is inderdaad een knelpunt in het huidige Programma Beheer, in de subsidieregeling agrarisch natuurbeheer. In het nieuwe stelsel wordt het door de provincies opgelost, want de pachter kan dan voor zes jaar een beheerovereenkomst sluiten en eventueel de beheerverplichting overdragen aan de nieuwe pachter. Dit knelpunt is dus erkend en wordt ook meegenomen.

Alle woordvoerders hebben gesproken over de particuliere historische buitenplaatsen. Ik zal er het volgende over zeggen, omdat sommige woordvoerders hebben gezegd dat zij voorstander zijn van samenvoeging van een aantal regelingen. Op dit moment zijn er drie regelingen voor buitenplaatsen. Die worden geïntegreerd. Die gaan naar het Brim. Dat is een vereenvoudiging van het stelsel van instandhouding. De groene en de rode subsidies voor de buitenplaatsen komen dan samen in één ministerie in één regeling. Dat is een belangrijke vereenvoudiging, want die biedt aan de eigenaren het voordeel dat zij nog maar met één loket te maken hebben. Dit sluit bovendien aan bij belangrijke pijlers van modernisering van de monumentenzorg, die mijn collega van OCW ook voorstaat: de eigenaar centraal en omgevingsgericht. Die uitgangspunten onderstrepen wij kabinetsbreed. Ik heb dat van verschillende sprekers ook teruggehoord.

Er zijn vragen gesteld over de overgangsregeling. Hoe doen wij het op een zorgvuldige manier? Hoe dragen wij een en ander, ook de activiteiten, zorgvuldig over? Ik ga toezeggen dat ik bereid ben om nogmaals met de stichting, waarmee wij verschillende overleggen hebben gehad, te bekijken hoe de betrokken mensen zorgvuldig van de huidige situatie naar een nieuwe kunnen toegroeien. Met betrekking tot de overgangsregeling zeg ik dus toe dat ik daar nog over ga spreken met de Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen. Voor de begrotingsbehandeling zal ik de Kamer de uitkomsten ervan laten weten.

Dan resten nog wat overige zaken. Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de pilot meldingsplicht. Ik heb nog niet zo lang geleden gezegd dat wij die pilot gaan uitvoeren. Ik schrijf de Kamer een dezer dagen een brief naar aanleiding van mijn toezeggingen rek en ruimte in Natura 2000. Daarin zal ik ook op de meldingsplicht ingaan. Binnen een week krijgt de Kamer daar meer duidelijkheid over.

Mevrouw Snijder heeft gevraagd naar het vervolg op de Verklaring van Linschoten. Zij heeft daarover terecht haar vreugde uitgesproken. Dat is echter stap één. Vervolgens moet dit vertaald worden in heel concrete regelingen. Ik ben in overleg met de provincies bezig om de regelingen aan te passen. Dat valt nog niet mee, het moet zorgvuldig gebeuren. De ambitie om het voor 1 december in Europa voor te leggen, is een heel ambitieuze. Wat wij in Europa voorleggen, moet namelijk ook nog deugen. Een aantal particuliere grondeigenaren heeft ook in Brussel iets voorgelegd. Brussel zal dus ook heel zorgvuldig willen kijken naar deze regeling. Deze maatregelen worden overigens samen met de provincies uitgewerkt. Er zitten ook nog fiscale voorstellen in. Daarover wordt overleg gevoerd met Financiën.

De heer Van der Ham heeft gevraagd waardoor de particuliere realisatie achterblijft, wat de consequenties zijn en of er zicht is op de overdracht van de taakstelling aan de TBO’s. Op het laatste weet hij het antwoord wel. Op het moment dat er een achterstand is, vind ik dat die achterstand moet worden ingehaald. Dan denk ik niet in eerste instantie aan overdracht. De taakstelling voor particulieren komt voort uit de omslag van verwerving naar beheer, uit 2004/2005. In 2008 is geconstateerd dat impulsen nodig zijn. Die zitten in de Verklaring van Linschoten. Ik wil dit in de uitwerking graag een succes laten worden.

De heer Van der Ham heeft nog heel specifieke vragen gesteld. Dat zijn allemaal vragen over zaken waarvoor de provincies in eerste instantie verantwoordelijk zijn.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Dank voor de antwoorden. De minister is in elk geval consistent in haar antwoorden. Wij horen steeds dat verhaal. Het komt neer op: maakt u zich maar niet ongerust, de ambities voor de ecologische hoofdstructuur in 2018 staan en het komt allemaal dik in orde.

In het vervolg van haar verhaal, als zij praat over de subsidies voor het Programma Beheer, hoor ik de minister echter zeggen dat zij toch wel grote zorgen heeft of het allemaal gaat lukken. Zij heeft zorgen of de beheervergoeding wel Europa-proof is en over de financiën. Zij zegt dat de provincies er niet op moeten rekenen dat zij bij LNV kunnen aankloppen als zij geld tekortkomen. Het past dus niet op elkaar, als zij enerzijds zegt dat alles in orde komt, dat 2018 staat en dat de ambities blijven bestaan en anderzijds zegt dat zij wel zorgen heeft of alles wel wordt uitgevoerd. Ik begrijp dat dus niet goed. Haar zorgen over de concrete situatie op het moment zijn terecht. Als haar boodschap aan de provincies is dat zij er niet op moeten rekenen dat de minister gaat bijspringen, is dat een helder signaal. Dat neemt echter de zorgen of alles wel gerealiseerd wordt in 2018, niet weg.

Ik ben blij met de toezegging over de historische buitenplaatsen dat wij daar voor de begrotingsbehandeling aan toekomen. Verleden jaar hadden wij precies dezelfde situatie. Toen zei de minister dat zij het ging veranderen, maar dat zij er in goed overleg met de stichting wel uit zou komen. Eigenlijk zitten wij na een jaar nog in dezelfde situatie. Ik vraag mij dus af waartoe dat overleg heeft geleid. Kennelijk niet tot een goede oplossing. Maar wie weet, misschien komt het onder druk van de tijd nog goed.

De minister zegt dat het punt van de pachters die voor natuurorganisaties daadwerkelijk het beheer doen en geen vergoeding krijgen, een probleem is en dat het in de nieuwe overeenkomst is gerepareerd. Het klemmende punt is het verschil tussen de contracten. Voor natuurbeheer zijn het contracten van zes jaar, maar pachtcontracten lopen vijf jaar. Ik hoor van boeren die dit werk doen, dat dit niet past en dat zij ermee in de problemen komen. Ik zal nagaan of het optimisme van de minister gerechtvaardigd is. Mocht dit niet zo zijn, dan moeten wij er via schriftelijke vragen maar helderheid over krijgen.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik zeg de minister dank voor haar beantwoording. Als ik haar goed heb begrepen – en dat kan niet anders, want zij was duidelijk – wordt het doel van 2018 gehandhaafd, maar moeten wij het draagvlak daarbij wel behouden, wat dwingt tot een praktische aanpak. Ik vat het zo maar even samen. En dat is precies de lijn van de SGP-fractie.

Een paar vragen zijn nog blijven liggen. Over het agrarisch natuurbeheer en de contractduur van zes jaar heb ik gevraagd of dat in Brussel aangekaart kan worden. Ook moet in Brussel aangekaart worden de verwerving boven de marktprijs. De verevening over de provincies is op zichzelf een «escape», maar die luistert natuurlijk wel nauw. Op een gegeven moment wordt in de ene provincie iets gerealiseerd met een lening van een andere provincie, die daar op een gegeven op moeten weten in te spelen. Dat moet wel in balans blijven. Dus graag wat dat betreft een toezichthoudende rol.

Bij de historische buitenplaatsen is het een herhaling van zetten. Vorig jaar was het ook een beetje zo. Ik ben blij dat een overgangsregeling wordt overwogen, maar die moet er dan wel echt komen. Men moet niet in onzekerheid blijven, want dan verdwijnt de deskundigheid. De voorbeeldfunctie van Nederland in Europa staat op het spel. Die moeten wij niet opofferen. Wij moeten er juist trots op zijn. Dat mag best een klein beetje kosten. Ik ben nog steeds niet overtuigd wat het Brim betreft. Ik erken dat het een versterkend effect kan hebben als regelingen bij elkaar worden gebracht. Het Brim heeft echter zo zijn eigen regime en discipline. Het is een prima regeling, maar daarin kan ook niet alles. Ik wil echt de garantie hebben dat het een op een rondloopt.

(Applaus op de publieke tribune)

De voorzitter: Ik denk dat dit applaus toch is bedoeld voor eenieder hier. Eigenlijk mag men niet klappen en moet ik iedereen de zaal uit sturen. Maar goed, wij gaan verder.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): En boe roepen mag ook niet, wat mij nogal eens is overkomen.

Voorzitter. Ik moet concluderen dat de minister de Kamer echt met lege handen laat staan. Zij zet een uitroepteken achter haar uitspraken, maar op uitroeptekens kunnen wij de regering niet controleren. Nadat de minister heeft gezegd dat zij zich kan vinden in de conclusies van de Algemene Rekenkamer, dat een versnelling nodig is en dat zij het heel belangrijk vindt dat wij 2018 gaan halen, zegt de Rekenkamer dat het prachtig is dat de minister dat doet, maar dat zij niet aangeeft hoe zij die versnelling tot stand wil brengen. Uit de reactie wordt niet duidelijk welke concrete maatregelen de minister wil nemen om de voortgang te bespoedigen en welk tijdpad zij daarbij voor ogen heeft. Het is toch heel redelijk om dat wel te doen? De minister heeft gezegd dat wij al in 1990 zijn begonnen. Dat is mooi. Dan kan je toch twintig jaar later in een midterm review van tevoren even op papier zetten waar je wilt staan. Wat mij betreft mag de minister dat met een marge doen, omdat zij zelf aangeeft dat het lastig is en dat er het ene jaar meer kansen zijn dan het andere. Het gaat mij echter veel te ver om de minister op eigen houtje te laten beoordelen of het voldoende is waar wij in 2010 staan. De Kamer moet iets hebben op basis waarvan zij deze minister kan afrekenen. Het probleem bij dit dossier is dat iedereen zegt dat het natuurlijk belangrijk is en dat wij ervoor gaan, maar wie zit hier in 2018 om de klappen op te vangen als het niet gelukt is? Ik hoop eigenlijk dat het niet deze minister is. Mocht zij het wel zijn, dan hoop ik dat ik erbij ben. «Als minister» hoor ik hier suggereren, maar dat laat ik nog maar even in het midden.

Ik ben blij dat ik naar de onteigeningskwestie heb gevraagd, want ik heb gerefereerd aan enerzijds de stoere uitspraken in de Boerderij en anderzijds de brief die wij hebben gekregen. Uit de brief sprak toch het beeld dat de minister openstaat voor discussie over de onteigening. Nu hoor ik haar zeggen dat wij het sowieso niet gaan doen. Hoe moeten de provincies dan hun taakstellingen gaan halen? Daarover moet de minister duidelijk zijn.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. Dit is winst: er is een goed en krachtig signaal gekomen van de regering. Wij moeten en gaan de doelstellingen voor de ecologische hoofdstructuur halen. Daar is geen woord Spaans bij.

Het debat is echter niet gegaan over het heldere signaal van de Rekenkamer dat wij een probleem hebben, dat het te langzaam gaat. Dit debat had moeten gaan over de vraag hoe wij een versnelling kunnen aanbrengen. Het lijkt mij te weinig. Ik maak mij zorgen als de minister alleen maar verwijst naar een midterm review die wij eind 2010 krijgen. Zal dat dan pas het eerste moment zijn waarop duidelijk wordt waar versneld moet worden? Zal dat dan pas het eerste moment worden waarop helderheid wordt gegeven over de resterende taakstelling voor verwerving van gronden? Het moet allemaal eerder. Kan de minister nog een keer naar de deadline kijken?

Het is jammer dat er geen taskforce kan komen om de provincies te helpen bij het oplossen van de problemen die zij ondervinden bij het verwerven van de laatste restgronden en het inrichten van de verworven terreinen. Wat is de reden van de minister om de provincies niet een handje te willen helpen? Er is toch duidelijk een probleem?

Ik dank de minister voor haar toezegging over de historische buitenplaatsen. Wil zij in de brief die zij de Kamer daarover stuurt voor de begrotingsbehandeling, ook voorrekenen wat de budgettaire consequenties zijn van het samenvoegen van de subsidieregelingen? Is het alleen een soort van efficiencyslag, zoals het wordt gepresenteerd in de brief, of is het ook een verkapte bezuinigingsmaatregel? Als dat zo is, moet de overgangsregeling ook daarop toezien.

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. 2010 wordt een fantastisch jaar wat betreft het groene beleid van dit kabinet, want dan gaan wij pas kijken of de drie jaar dat het kabinet heeft geregeerd nuttig is geweest voor Schoon en Zuinig. Ook moeten wij dan kijken of men met de ecologische hoofdstructuur echt is opgeschoten. Wij hebben natuurlijk allemaal onze vermoedens. Er zijn tussenrapportages waaruit blijkt dat het hartstikke slecht gaat op een aantal onderdelen daarvan. In 2010 mogen wij pas echt conclusies trekken, maar dan zijn er al weer bijna verkiezingen. Dan moeten wij maar weer opnieuw een partijtje gaan vechten om er geld uit te halen voor dit soort projecten.

Ik ben helemaal niet tevreden. Het is goed dat er een toezegging is gekomen over de buitenplaatsen, maar de minister mag echter geen klem leggen op de ruimte voor de provincies om te verwerven. Daarvoor moeten de provincies echt zelf beleid kunnen voeren. Die taskforce lijkt mij echter heel nuttig, het is heel nuttig om ervaringen uit wisselen. Het lijkt mij allemaal prima om te doen. Als wij dat straks in de Kamer voorstellen, voor mijn part met een motie, zou dat de minister heel erg kunnen helpen in haar ambities.

En dan de uitvoering van de motie-Van der Ham. Die is van mijn hand. Daarom hecht ik zo, ook inhoudelijk, aan die motie. Daarin wordt een plan van aanpak gevraagd voor de afrondingsaankopen. Ik vind dat dit plan van aanpak er gewoon moet komen. De motie werd zeer breed gesteund in de Kamer. Het ligt ook voor de hand, het kan gecombineerd worden met de bezuinigingsoperaties van het kabinet of het kasschuifsysteem. Het kan een quick win zijn. Als de minister daar nu eens goed op inzet, zijn wij allemaal blij. Ik vind echt dat de motie moet worden uitgevoerd. Ik hoop dat de Kamerleden die de motie vorig jaar hebben gesteund, er nog steeds achter staan en dat wij geen nieuwe motie nodig hebben. Ik hoop dat de motie gewoon wordt uitgevoerd. Ik hoop echt op een toezegging op dit punt.

De nulmeting komt eraan. Dank voor de toezegging daarvoor.

Ik hoop dat wij in tweede termijn een krachtiger en in ieder geval bevredigender antwoord krijgen op de vragen die ik heb gesteld in eerste termijn.

De heer Pieper (CDA): Voorzitter. Dank aan de minister voor de vele toezeggingen. Zij heeft heel duidelijk aangegeven dat voor haar achter 2018 een uitroepteken staat. Zij heeft tegelijkertijd erkend dat de problemen in het veld voor een groot gedeelte in het veld moeten worden opgelost. Geen beleid over de hoofden van de mensen heen, geen cijferfetisjisme door vast te houden aan aantallen hectares agrarisch natuurbeheer of door Terreinbeherende Organisaties. Het doel van de ehs moet bereikt worden. De CDA-fractie ziet ook graag de Perdix en hoort ook graag de Crex crex terug in het veld. Laten wij duidelijk zijn: het subliem mooie is natuurlijk om de Alauda Arvensis te horen. Dan word je helemaal happy.

De heer Van der Ham (D66): Ik ken geen Latijns.

De heer Pieper (CDA): Het is Latijn en nooit Latijns. De eerste is de patrijs, de tweede de kwartel en de derde de veldleeuwerik, mocht u die wel kennen.

Draagvlak is van belang, draagvlak onder mensen. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat dit draagvlak bij alle organisaties bereikt moet worden, zowel bij de TBO’s als de boeren als de particuliere natuurbeheerders. Daartussen moet geen verschil zijn, ook niet in beloning, en geen rechtsongelijkheid.

Wat Actal betreft krijg ik de informatie graag meegestuurd met het nieuwe stelsel, als dat kan.

De heren Polderman en Van der Vlies spraken al over het agrarisch natuurbeheer en de termijnen van vijf en zes jaar. Uiteindelijk biedt zes jaar ook geen continuïteit. Dan zit het ook vast en heb je geen goede visie over 20 of 30 jaar.

Over de historische buitenplaatsen heeft de minister een duidelijke toezegging gedaan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Dank aan de minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Pas in 2010 krijgen wij een midterm review. Als ik het goed heb begrepen, krijgen wij ook dan pas de nulmeting. Dat kan er bij de VVD-fractie niet in. Wij moeten eerder weten waar wij staan. Het kan niet zijn dat provincies geen zicht hebben op wat zij hebben aangekocht en of dat wel ergens in de ecologische hoofdstructuur ligt. Je kunt toch niet zomaar, willekeurig, iets aankopen? Waarom steeds zo’n vaagheid over die hectares? Ik begrijp dat niet. Met een aantal ambtenaren aan het bureau moet er toch snel een nulmeting uit kunnen komen? Dan weten wij ten minste waar wij staan.

Wat de onteigening betreft heeft de minister gezegd dat zij gedeputeerde Evertse heeft aangesproken. Verevening mag. Dat weten wij ook, dat heeft de minister eerder geschreven. De minister heeft niets gehoord en gaat ervan uit dat de provincie Zuid-Holland zich houdt aan de afspraken. Ik ben dan geschokt – en ik ga ervan uit dat de minister dat ook is – als GS een voorstel naar de staten sturen waarin wordt aangestuurd op 75% onteigening. De minister kan het toch niet menen dat zij helemaal niets doet met wat zij hier heeft gezegd? Dat kan naar mijn gevoel niet. Gaat de minister de provincie Zuid-Holland hierop aanspreken? Verevening is prima, maar ik heb hier een staatje waarin ik lees dat de provincie Zuid-Holland inmiddels inzet op 79%. Er zijn nog een paar provincies die er fors overheen gaan. Wij kunnen dus niet wachten tot volgend jaar. Uiterst 10% is uiterst 10%.

Zowel de Kamer als de minister heeft zorgen over de invoering van het nieuwe Programma Beheer per 1 januari 2010. De minister heeft ook zorgen over de financiering. Wachten wij nu rustig af tot het plaatje er ligt na de zomer, waarna wij moeten constateren dat er een prachtig plan ligt maar dat wij het niet kunnen financieren, of gaat de minister nu kijken waar wij staan en ook de Tweede Kamer daarover inlichten? Misschien is er nog ruimte in de POP-gelden. Ik weet niet of die een rol kunnen spelen bij het beheer van onze natuur.

Wat de particuliere historische buitenplaatsen betreft mag het duidelijk zijn dat de VVD-fractie niet blij is met de toezegging, die de minister nu lijkt te doen, om het allemaal naar het Brim te schuiven. Het is groen beheer. Dat behoort naar ons gevoel bij het groene beheer van het ministerie van LNV. Het hoort niet onder het Brim, het hoort niet onder OCW. Ik vind dat ook vreemd. Alle landgoederen die ik heb genoemd, die of door Geldersch Landschap of een ander Landschap of door Natuurmonumenten zijn aangekocht, worden beheerd met middelen van LNV. Waarom dan niet de tuinen van deze erfgoederen, van deze landgoederen, die wij allen een warm hart toedragen? De VVD-fractie begrijpt dat niet. Wij gaan daar dan ook niet mee akkoord. Wij zullen dan ook steun geven aan de motie die de PvdA in een volgend debatje zal indienen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik sluit voor het gemak van de vergadering daar maar even bij aan.

De minister heeft eigenlijk dezelfde toezegging gedaan als de vorige keer. Zij heeft ook de vorige keer de toezegging gedaan dat zij met de stichting om de tafel zou gaan zitten, dat zij het stelsel tegen het licht zou houden en dat zij met een constructieve oplossing aan de slag zou gaan. In die zin is de toezegging nu niet anders. Ik ga uit van de goede intentie, maar wij staan nu op het moment dat indachtig de besluiten die de minister al genomen heeft over samenvoeging van de regelingen – voor ons is het nog maar zeer de vraag of dat moet – het stelsel tegen het licht wordt gehouden. Als je dat doet, ga je toch ook kijken wat de beste manier is om de gelden goed te verdelen, zonder er bezuinigingen van te maken. Zoals het nu is, moet de stichting per 1 juli 60 mensen ontslaan omdat het bedrag voor volgend jaar op nul komt te staan. Dat kan dus niet. Daarom wil ik een wat hardere lijn. Overigens met respect voor de toezegging, maar die is niet hard genoeg. Op dit moment moet worden afgesproken dat de minister opnieuw met de stichting om de tafel gaat zitten en het stelsel tegen het licht gaat houden, indachtig het feit dat al die landgoederen natuur en landschap zijn en dat het heel erg voor de hand ligt dat je daarvoor LNV-gelden gebruikt, dat de minister nogmaals bekijkt wat dat betekent voor volgende jaren en dat zij nu geen onomkeerbare besluiten neemt. De mensen hebben wel duidelijkheid nodig. Dit is het wat de particuliere historische buitenplaatsen betreft. De heer Van der Vlies heeft al een applausje gehad, maar dat is denk ik voor ons allemaal. Het zij hem overigens gegund.

Wat de ecologische hoofdstructuur betreft vindt de minister een taskforce niet wenselijk. Het is wel wenselijk dat wij een harde programmatische aanpak krijgen. Daarbij kan je dan werken als een taskforce, maar je doet het dan zelf. Kan de minister over die harde programmatische aanpak toezeggen dat als de nulmeting op kaart er is en als bij de provincies is geïnventariseerd in welke volgorde zij aan de slag kunnen met de inrichting, de Kamer daarvan een beeld krijgt op het moment dat de nulmeting wordt geleverd? Ik ben dus heel erg voor een harde programmatische aanpak.

Ik ben blij met de pilot meldingsplicht.

Over de Verklaring van Linschoten heb ik nog een paar kritische vragen. Ik heb de minister aangesproken op de dreiging van versnippering. Elke aankoop zou nu door de gedeputeerde met instemming van de minister eerst moeten worden voorgelegd aan particulieren. Het lijkt mij dat je het doel steeds voor ogen houdt en voor een effectief natuurbeleid gaat en dat je de ehs wilt realiseren. Het is een middel, maar geen doel. De Verklaring van Linschoten lijkt nu een doel op zich te worden. Kan de minister daar nog op reageren?

Ik sluit mij ten slotte aan bij de verstandige opmerkingen van de fractie van D66 over de inrichting.

Minister Verburg: Voorzitter. Dank voor de inbreng in tweede termijn van de zijde van de Kamer. Dank voor de woorden over de ecologische hoofdstructuur, dat 2018 een gezamenlijk ambitie is. De Kamer is daarover ongeduldig. Ik herken dat ongeduld. Ik zeg met de heer Van der Ham dat ik zelf ook wil zien hoe in 2008 is geopereerd. Ik heb al gezegd dat de indicatie op dit moment is dat een heel stevig beroep wordt gedaan op het Groenfonds. Dat kan alleen maar betekenen dat de provincies meters maken. Ik heb overleg gehad met de provincies in december, na afloop van de begrotingsbehandeling, waarbij wij volstrekt op één lijn zaten: inrichting is van groot belang, ook met het oog op werkgelegenheid. Inrichting en beheer betekenen werkgelegenheid. Ik heb de indruk dat eraan gewerkt wordt. De Kamer heeft besloten om van de ecologische hoofdstructuur vanwege het belang een groot project te maken. De Kamer weet dat zij in september, op Prinsjesdag, het verslag daarvan krijgt en dus ook een overzicht van de realisatie in het afgelopen jaar. Wellicht zit daarin ook een doorkijk naar wat in 2009 staat te gebeuren of reeds is gebeurd. Ik ben ervan overtuigd dat er een stevige versnelling is geweest en dat het voluit in beweging is. Ik deel echter het ongeduld.

Hetzelfde geldt voor de nulmeting; ook die wil ik zo snel mogelijk op kaart. Het moet echter wel een nulmeting zijn waarmee wij uit de voeten kunnen, waarvan wij zeggen dat die het is en dat wij op basis daarvan kunnen tellen, doortellen en verder organiseren.

Ik heb mevrouw Peters gehoord over de taskforce. Ik denk echt dat wij dat niet moeten doen. Dan hebben wij binnenkort meer adviesorganen dan dat er gewerkt wordt. Een taskforce houdt in dat er minder mensen in de uitvoering zitten. Laten wij dat alsjeblieft niet doen. Wij zullen er opnieuw over spreken -en dan zal ik daar graag over spreken – als wij het verslag over de realisatie van de ecologische hoofdstructuur hebben. Dan hebben wij het ook over het grote project. Daar zullen wij ongetwijfeld een debat aan wijden. Laten wij het dan opnieuw beoordelen, maar doe het de provincies op dit moment niet aan. Er moet gewerkt worden in plaats van vergaderd en ingericht in plaats van rapporten geschreven.

Iedereen heeft het nodige gezegd over de particuliere historische buitenplaatsen. Wij moeten misverstanden voorkomen. Er is een regeling particuliere historische buitenplaatsen. Daarover heb ik het, als ik het heb over samenvoegen in het Brim. Dat is een vereenvoudiging. Er is ook gesproken over de Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen. Dat is niet hetzelfde. Het ene is de regeling en het andere is de stichting. Niet alle eigenaren van historische buitenplaatsen zijn aangesloten bij de stichting. Dat onderscheid moeten wij maken. Ik herhaal mijn toezegging uit de eerste termijn. Ik ga met de stichting bekijken welke afspraken wij kunnen maken over de overgangssituatie. Ik heb namelijk ook oog voor de werkgelegenheid. Als wij zoeken naar een oplossing, moet de oplossingsbereidheid echter wel van twee kanten komen. Ik heb van tijd tot tijd overleg en ik heb regelmatig overleg gehad met de stichting. Wij kunnen er alleen uit komen als wij er zorgvuldig naar kijken. Dat is ook in het belang van alle mensen die nu op de tribune zitten, die zich afvragen hoe het verdergaat met hun positie en hun werkgelegenheid. Ik vraag hier om mij daar even de tijd voor te geven. Ik heb al toegezegd dat ik voor de begroting met een voorstel naar de Kamer kom. Ik ben buitengewoon serieus, maar oplossingsgerichtheid moet er aan alle kanten van de tafel zijn. Ik reken daarop en ik ga mij er voluit voor inzetten.

De heren Van der Vlies en Polderman hebben vragen gesteld over de pacht. Ik zeg toe dat ik zal vragen of de provincies bij het toezenden van het Programma Beheer op dit punt specifiek willen aangeven wat zij als oplossing zien.

De heer Van der Vlies heeft gevraagd naar de termijn van zes jaar en Europa. Ik wil het voorleggen aan Europa. Dit is geen toezegging, maar een inspanningsverplichting. Wij moeten ons realiseren dat dit geen eenvoudige zaken zijn in Europa.

Wees er verder van overtuigd dat ik bij de onteigening de vinger aan de pols zal houden. Wij hebben willens en wetens de afspraak over maximaal 10% gemaakt. Ik laat de verevening toe, maar dat betekent niet dat de deur opengezet kan worden. Ik zeg dat ook tegen mevrouw Snijder. De provincie Zuid-Holland zal opnieuw van mij horen.

Ik heb in eerste termijn gezegd dat een fors beroep is en wordt gedaan op het Groenfonds, maar mevrouw Ouwehand wil zich blijkbaar niet laten overtuigen door wat wij in de praktijk zien. Een groter beroep op het Groenfonds betekent een versnelling en betekent dat provincies harder aan de slag gaan. Het Groenfonds kent namelijk eigen criteria voor het toekennen van budgetten. Laat zij heel even wachten op het verslag. De uitputting van het Groenfonds gaat veel sneller dan in eerdere jaren. Die versnelling krijgt nu handen en voeten. Ik zou zeggen: kijk naar het verslag over 2008 en laten wij er dan verder over spreken.

De heer Van der Ham sprak over meer onteigenen. Ik ben dat vooralsnog niet voornemens. Het lijkt mij op dit moment niet nodig. Op dit moment zijn de cijfers nog zodanig dat wij niet op het gemiddelde van 10% komen. Wij zitten nog onder het gemiddelde van 10% onteigening. Ik ben niet van plan om op dat punt de deur open te zetten. Ik hecht aan minnelijke verwerving. Ik hecht ook aan voldoende draagvlak. Het een hangt wel met het ander samen. Wat het meer inrichten betreft zitten wij volstrekt op één lijn. Ik ben het zeer met het eens. Ik ben ervan overtuigd dat dit gebeurt. Dat wordt zichtbaar in het verslag.

De heer Pieper vraagt of het Actalrapport kan worden meegezonden. Ik zal dat aan de provincies vragen. Hij weet dat het een stuk van de provincies is.

Ik deel het ongeduld van mevrouw Snijder wat de nulmeting betreft. Ik wijs op het belang ervan. Die nulmeting is nodig.

Mevrouw Jacobi vraagt zich af of de Verklaring van Linschoten versnippering van natuur teweegbrengt. Het antwoord is nee. De terreinen liggen binnen de vastgestelde begrensde ecologische hoofdstructuur. Het betreft geen individuele boeren, maar vooral grote terreinen in handen van particulieren.

Gevraagd is of ik mijn zorgen omtrent de financiering van het Programma Beheer met de Kamer wil delen. Ik heb op 30 juni een overleg met de provincies daarover. Ik heb de Kamer inmiddels op de hoogte gesteld van mijn zorgen, wij gaan erover spreken. Ik zeg toe dat ik over de uitkomsten van dat gesprek de Kamer een brief zal sturen. Daarin zal ik zo concreet mogelijk zijn.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik ben absoluut niet tevreden met de insteek van de minister bij de historische buitenplaatsen. Ik vind dat dat niet kan. De minister zegt dat de oplossingsbereidheid aan twee kanten moet bestaan. Neem mij niet kwalijk, maar die moet er dan zeker ook van LNV-kant zijn. Voor zover ik het kan waarnemen, is van die kant alleen maar verordonneerd. Voor mij is nog niet eens zeker of er wel een overgangsperiode moet komen. Als het stelsel tegen het licht wordt gehouden, moet je eerst kijken hoever je daarin komt. Op dit moment moet het ministerie zekerheid geven dat er volgend jaar geen financieringsproblemen ontstaan. Deze mensen moet niet al worden weggestuurd voordat de regelingen goed zijn doorgelicht en is gekeken naar de effecten van de veranderingen. Er moet bereidheid van twee kanten zijn, maar er moeten ook garanties komen dat wij niet al opstomen naar een Brim dat meer rood is dan groen. Ik zal zeker met een motie komen, waar andere partijen volgens mij ook steun aan geven.

De voorzitter: Maar de minister zal nog reageren op uw opmerkingen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Het prangende punt is toch de particuliere historische buitenplaatsen. Als wij een motie indienen, gaat de stemming over de datum van 1 juli heen. Ik vind dat dat niet kan. Als een Kamerbrede meerderheid vindt dat de regeling voorlopig zo moet doorgaan, hoop ik dat de minister die toezegging wil doen. Dit ook in het verlengde van wat mevrouw Jacobi al heeft gezegd.

De heer Van der Ham (D66): Bedoelde de minister te zeggen dat in het stuk dat wij in september krijgen, ook het plan van aanpak voor de afrondingsaankopen staat, mocht dit nodig zijn? De motie is namelijk aangenomen. Hoe wordt aan de uitvoering van de motie-Van der Ham vormgegeven? Ik begreep dat de minister dit zei, maar ik krijg graag een bevestiging daarvan.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik wil graag nog een verheldering wat er in het verslag over 2008 komt te staan. Kan ik daaruit ook opmaken wat de resterende taakstelling zal zijn voor het verwerven van grond?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Wanneer komt dat verslag? Als duidelijk is wat de resterende taakstelling is, mogen wij dan misschien een plan van aanpak verwachten hoe dat gerealiseerd gaat worden, met concrete maatregelen en een tijdpad, zoals aanbevolen door de Algemene Rekenkamer?

De minister lost de onteigening alleen maar boekhoudkundig op met de provincies. In haar brief schrijft zij echter dat zij wil kijken hoe wij ervoor staan en hoe wij dat vervolgens moeten oplossen. Ik vraag de minister om een toezegging dat zij erin meegaat, als de provincies inschatten dat een hoger onteigeningspercentage nodig is. Het doel is namelijk belangrijker dan het instrument. Anders dien ik daarover een motie in.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik concentreer mij op het meest springende en dringende punt, de historische buitenplaatsen. De minister vraagt om haar even de tijd te geven. Zij gaat overleg voeren en wil er bij de begrotingsbehandeling op terugkomen. Zij zegt dat de werkgelegenheid ook bij haar in beeld is. Daar zit het punt. Wat het voeren van een fatsoenlijk personeelsbeleid betreft is er die deadline van 1 juli a.s. Moet die brief van de stichting aan het personeel nu wel weg, als vooraankondiging van een mogelijk ontslag, of niet? Ik vind dat de minister de toezegging moet doen dat de brief niet weg hoeft. Met andere woorden: linksom of rechtsom, de werkgelegenheid is vooralsnog veiliggesteld. Dat is de kern van wat ons op dit moment bezig moet houden.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Wij gaan geen derde termijn meer doen, want wij kunnen uitvoerig met elkaar praten over met name die 10%. Ik stel vast dat aan de ene kant wordt gezegd dat de provincies de ruimte moeten krijgen en dat wij aan de andere kant in Zuid-Limburg zien dat men misschien over die grens gaat. Een volgende keer dat wij erover spreken, zullen wij hier wel wat uitvoeriger op terugkomen.

Wat nu moet worden geregeld is het punt van de particuliere historische buitenplaatsen, omdat daar ontslag dreigt. De heer Van der Vlies heeft het net gezegd. Mensen willen weten of zij na de vakantie aan de slag kunnen blijven of dat er ontslag dreigt. Daarover moeten wij duidelijkheid geven, dat moeten wij niet over het reces heen tillen.

Minister Verburg: Voorzitter. Mevrouw Peters en mevrouw Ouwehand gevraagd wanneer de rapportage over de ecologische hoofdstructuur komt. Die komt op Prinsjesdag. In het kader van het groot project hebben wij een aantal zaken afgesproken waarover de provincies gaan rapporteren. Die zullen de stand van zaken aangeven en ingaan op de vragen.

Mevrouw Ouwehand vroeg of wij wel de timing en planning aangeven. Dat doen wij niet in het verslag in het kader van het groot project. Wij hebben afgesproken dat wij dit soort zaken meenemen in de midterm review en dat wij dan kijken waar wij staan. Tot dat moment houd ik vast aan de afspraken die wij met de provincies hebben gemaakt. Wat dat betreft moeten wij verantwoordelijke besturen zijn. Als je afspraken maakt, kun je niet tweeënhalf jaar erna zeggen dat wij het totaal anders gaan doen. Dan creëer je eerst weer veel onduidelijkheid, waarna je vervolgens niet iets beters ervoor in de plaats hebt.

Wat de motie-Van der Ham betreft is er een versnelling op de inrichting. De afrondingsaankopen zijn een zaak van de provincies zelf. Ik wil toezeggen dat ik het IPO zal verzoeken om aan de provincies te vragen een overzicht te geven waar sprake is van knelpunten bij afrondingsaankopen, die belemmeren dat voluit met de inrichting aan de slag wordt gegaan, en wat de provincies daaraan doen.

De heer Van der Ham (D66): Dat is prettig, maar het plan van aanpak voor de inrichting is nog niet toegezegd. Ik dacht dat de minister zei dat zij dat zou meenemen in de brief die wij sowieso in september krijgen.

Minister Verburg: Ik verwacht dat dit in het jaarverslag 2008 zal staan. Wij hebben de begrotingsbehandeling in 2008 gehad. De provincies maken voor het volgende jaar ook weer een verslag. Ik zal het aangeven. Ik zal de provincies vragen of zij bij de beantwoording van de vragen ook kunnen aangeven hoe zij de uitvoering van de motie-Van der Ham ter hand nemen.

Wat de brief van de stichting Particuliere Historische Buitenplaatsen betreft wijs ik nogmaals op het onderscheid tussen de stichting en de regeling voor particuliere historische buitenplaatsen. De zorgvuldigheid vereist dat wij dit onderscheid blijven maken. Ik ken geen brief van 1 juli, maar als er een brief zou zijn met een vooraankondiging zeg ik daarover tegen de Kamer dat ik de stichting adviseer om die brief niet te versturen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik zal graag een VAO aanvragen.

De voorzitter: Ik zal als voorzitter een VAO aanvragen.

Toezeggingen

– De midterm review wordt toegezegd vóór eind 2010.

– De minister zet erop in om de nulmeting op de kaart vóór de begrotingsbehandeling dit jaar aan de Tweede Kamer te doen toekomen.

– De minister zegt toe met de Stichting PHB te kijken naar een overgangsregeling en de Tweede Kamer te informeren vóór de begrotingsbehandeling dit jaar.

– In de toegezegde brief «rek en ruimte» voor 1 juli 2009 zal tevens worden ingegaan op de meldplicht.

– De minister zal de provincies verzoeken om bij de toezending van het Programma Beheer aan te geven wat zij als oplossing ziet met betrekking tot pacht.

– De minister zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van het gesprek met de provincies over de financiering van het Programma Beheer.

– De minister zal het IPO verzoeken een overzicht te geven van de afrondingsaankopen en de inrichting ehs, en hoe men de uitvoering van de motie-Van de Ham gaan aanpakken.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).