Vastgesteld 6 juli 2006
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave | ||
1. | Inleiding | 1 |
2. | Vormgeving van het voorstel | 1 |
3. | Rechtsbescherming en het negatieve register | 2 |
4. | Situering en openingstijden van (mobiele) stembureaus | 2 |
5. | Oproepkaart, stempas en machtiging | 3 |
6. | Tijdstip van inwerkingtreding | 4 |
7. | Voortgaande ontwikkeling en uitbreiding | 4 |
Artikelsgewijs | 5 |
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende invoering van het stemmen met een stempas in een stembureau naar keuze binnen de eigen gemeente. Met de regering zijn de leden van deze fractie van mening dat waar mogelijk het voor kiezers eenvoudiger gemaakt moet worden om hun stem uit te brengen. Deze leden hebben waardering voor het feit dat er gekozen is voor een realistische aanpak; met name de beperking tot de eigen gemeente kan op hun instemming rekenen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennis genomen van dit wetsvoorstel. Het past bij hun opvatting dat het stemproces tijdens verkiezingen nieuwe ontwikkelingen moet volgen. Deze wijziging sluit aan bij de wijze waarop in het land omgegaan is met stemmen in een willekeurig stembureau bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2006. De evaluatie is hierover heel duidelijk. Deze leden willen dan ook graag hun medewerking verlenen aan de uitvoering van dit wetsvoorstel, maar hebben nog een paar opmerkingen.
Ook de leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij menen dat het wegnemen van organisatorische en technische obstakels om de betrokkenheid van burgers bij de politiek te vergroten wenselijk is. Het wetsvoorstel sluit bovendien aan bij de verhoogde mobiliteit van burgers, en vergemakkelijkt deelname aan de verkiezingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat het wetsvoorstel voldoende is toegelicht en hebben op dit moment geen behoefte tot het stellen van nadere vragen.
2. Vormgeving van het voorstel
Met de Raad van State zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat het vreemd is dat de Kieswet wel een gedetailleerde regeling geeft voor het stemmen met papieren stembiljetten, maar nauwelijks bepalingen bevat over het elektronisch stemmen. In het nader rapport geeft de regering aan dat op korte termijn een traject tot modernisering van de Kieswet zal worden gestart. Kan de regering aangeven waaruit dit traject tot modernisering van de Kieswet zal bestaan en op welke termijn zij verwacht dat dit is afgerond? Is de regering het met de leden van de CDA-fractie eens, dat het in het licht van eerder genoemde opmerkingen met betrekking tot de papieren procedure versus de elektronische procedure vreemd is dat in het thans voorliggende wetsvoorstel er in artikel J 4a wel een volledige procedure voor een mobiel stembureau met stembus is opgenomen maar met geen woord wordt gerept over een elektronische stemmachine? Is de regering voornemens om artikel J 4a ook aan te passen aan de elektronische wijze van stemmen? Zo niet, dan zouden de genoemde leden het waarderen wanneer de regering dit motiveert.
De leden van de PvdA-fractie stellen vragen over het woordgebruik in de Kieswet en aanverwante wetten. Het gebruik van woorden als «stembus» en «stembiljet» vinden zij echt niet meer van deze tijd. Voor zover deze leden weten wordt nu in heel Nederland met hulp van stemcomputers of stemmachines gestemd. Is het dan nog nodig om de oude terminologie te gebruiken, zo vragen deze leden? Kan de regering dit meteen ook goed regelen?
3. Rechtsbescherming en het negatieve register
De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het feit dat de Raad van State gewezen heeft op het rechtsgevolg dat voortvloeit uit de vaststelling van het negatieve register. Anders dan de Raad is de regering van mening dat geen versnelde procedure van rechtsbescherming dient te worden opengesteld. Een van de argumenten die de regering hiervoor geeft is, dat het «door handelingen van de kiezer zelf» is dat een verstrekte stempas in het negatieve register terechtkomt. Met de regering zijn de genoemde leden van mening dat het niet verstandig is om een versnelde procedure van rechtsbescherming open te stellen. Echter de analyse dat het slechts door fouten van de kiezer zelf zo zou kunnen zijn dat de stempas in een negatief register terechtkomt, delen deze leden niet. Het zou immers ook zo kunnen zijn dat er op het gemeentehuis een fout gemaakt wordt. Deze leden zouden het bijzonder op prijs stellen wanneer de regering haar creativiteit zou gebruiken om na te gaan op welke wijze er recht gedaan kan worden aan de mogelijkheid voor mensen om toch te kunnen stemmen wanneer er onverhoopt iets mis zou gaan in de ambtelijke voorbereiding van de verkiezingsdag. Met belangstelling zien deze leden uit naar het resultaat van deze creativiteit.
4. Situering en openingstijden van (mobiele) stembureaus
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de door de regering gevolgde redenering dat het wenselijk kan zijn om op een stembureau af te wijken van de gangbare openingstijden. Met de regering zijn deze leden van mening dat afwijkende openingstijden eerder uitzondering dan regel dienen te zijn. Deze leden vragen echter op welke wijze de communicatie rondom de openingstijden zal plaatshebben, te meer daar er in de toekomst ook gewerkt zal worden met mobiele stembureaus. Is de regering het met hen eens dat het verstandig is om, tegelijkertijd met de kieslijsten en de oproepingskaarten, ook een lijst te verspreiden met de locaties van de mobiele stembureaus en die locaties, die afwijkende openingstijden hebben? Dit om te voorkomen dat mensen niet op de hoogte zijn van de plaats van de mobiele stembureaus dan wel hun afwijkende openingstijden.
De leden van de PvdA-fractie zijn positief met de aanpassing van de wet voor het inrichten van stembureaus op andere plaatsen dan de «gebruikelijke». Ze zijn met de regering van mening dat op deze wijze de kiezer optimaal gefaciliteerd wordt in zijn mogelijkheden om te stemmen. In de ogen van deze leden biedt alleen stemmen via internet meer vrijheid dan de mogelijkheden die deze wetswijziging de kiezer gaat bieden.
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat het wetsvoorstel het mogelijk maakt dat het college van burgemeester en wethouders voor bepaalde aan te wijzen stembureaus en mobiele stembureaus andere dan de wettelijk vastgestelde openingstijden hanteert. Hoewel wordt gesteld dat een goede kenbaarheid van afwijkende openingstijden van groot belang is, is de vraag in hoeverre deze afwijkende tijden tot verwarring bij de kiezers zullen kunnen leiden, met alle negatieve gevolgen van dien voor het uitbrengen van de stem. Hoe beziet de regering dit nadeel? Zal voorlichting verwarring bij de burgers daadwerkelijk kunnen voorkomen? Kiezers zijn inmiddels immers gewend aan de bekende openingstijden van 7.30 tot 21.00 uur. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.
De leden van de D66-fractie constateren dat uit een Interview-NSS onderzoek blijkt dat een derde deel van de kiezers bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen niet op de hoogte was van de mogelijkheid om in een ander stembureau in de eigen gemeente te stemmen. Dit vinden deze leden een onwenselijk hoog percentage. Zij vragen naar de verklaring van de regering hiervoor. Tevens vernemen zij graag welke voornemens de regering heeft de mogelijkheid om in een willekeurig stembureau binnen de eigen gemeente te stemmen bij kiezers onder de aandacht te brengen.
5. Oproepkaart, stempas en machtiging
Op basis van het advies van de Raad van State zal de oproepingskaart worden aangepast. De leden van de CDA-fractie vragen de regering om aan te geven of zij van mening is dat er, binnen het op dit moment gehanteerde systeem van stemmen, ruimte voor verbetering is met betrekking tot het voorkomen van misbruik. Is de regering bereid om te kijken of de oproepingskaart op een dusdanige wijze aangepast kan worden dat er een nog betere aansluiting is tussen kiesgerechtigde en oproepingskaart?
Voorts vragen deze leden of de regering ook haar mening kan geven over het systeem van machtigen. Is het bij de regering bekend in welke van de ons omringende landen eveneens gebruik gemaakt wordt van een systeem van machtigen en wat de ervaringen van deze landen zijn? Deze leden vragen dit omdat zij de ervaring hebben dat in landen, waar het democratisch proces nog minder ver gevorderd is dan in Nederland, meestal gekozen wordt voor oproepingskaarten met bijvoorbeeld een foto en een systeem waarbij het niet mogelijk is om op basis van een machtiging een stem uit te brengen.
6. Tijdstip van inwerkingtreding
De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het feit dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft aangegeven – in de ogen van de aan het woord zijnde leden niet geheel ten onrechte – veel vertrouwen te hebben in de voortvarendheid waarmee de Kamer de behandeling van het thans voorliggende wetvoorstel ter hand heeft genomen en gaat op basis van deze analyse ervan uit dat voor november het wetgevingstraject afgerond zou kunnen zijn. Mocht dit vertrouwen in de spoedige voortgang van het wetgevingsproces ongerechtvaardigd blijken en dit proces pas na november 2006 zijn afgerond, is de regering dan bereid om conform het verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de inwerkingtreding uit te stellen tot na de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 2007, zo vragen deze leden.
7. Voortgaande ontwikkeling en uitbreiding
De leden van de CDA-fractie vinden de aanpak in dit wetsvoorstel realistisch maar wel vragen zij de regering of het niet verstandig is om in het thans voorliggende wetsvoorstel rekening te houden met eventuele technische ontwikkelingen zoals een landelijk kiezersregister, waardoor het stemmen op een stembureau buiten de eigen gemeente technisch, juridisch en financieel mogelijk wordt. Is de regering van mening dat een dergelijke wijziging een nieuw wetsvoorstel behoeft? Kan de regering aangeven op welk moment en onder welke voorwaarden zij het technisch, juridisch en financieel verantwoord acht om het voor kiezers mogelijk te maken om hun stem buiten de eigen gemeente uit te brengen?
Dit voorstel regelt uitsluitend het stemmen met een stempas in een stembureau naar keuze binnen de eigen gemeente. Op dit punt vragen de leden van de PvdA-fractie of er verder gezocht wordt naar mogelijkheden om tot een landelijk, dan wel provinciaal, negatief kiesregister te komen, zodat bij Kamerverkiezingen en provinciale verkiezingen kiezers stembureauonafhankelijk kunnen stemmen.
Hierbij zien deze leden dat de Kieswet de mogelijkheid biedt tot het instellen van verschillende kiesdistricten met verschillende lijstvolgordes per politieke groepering. Maar deze leden gaan er van uit dat de kiezer die gebruik maakt van dit recht daar rekening mee houdt.
De regering maakt voorts nog een opmerking over stemmen per internet. De aan het woord zijnde leden willen weten of de regering kan aangeven wanneer iedereen in Nederland via internet kan stemmen. Deze leden volgen de ontwikkelingen in dit dossier met belangstelling.
De leden van de VVD-fractie merken op dat zij een groot voorstander van het project Kiezen op Afstand (KOA) zijn. Een onderdeel daarvan is het project «Stemmen in een Willekeurig Stembureau» (SWS). Dit project bewerkstelligt dat kiezers in een stembureau naar keuze binnen de eigen gemeente hun stem kunnen uitbrengen. Dit maakt het voor burgers gemakkelijker om hun stem uit te brengen, wat weer leidt tot een grotere kans op een hogere opkomst bij verkiezingen. De leden van de VVD-fractie achten dat een goede zaak.
KOA is er op gericht om uiteindelijk elke kiezer in Nederland de mogelijkheid te bieden dat hij bij verkiezingen in elk stembureau naar keuze in Nederland zijn stem kan uitbrengen. De invoering van het stemmen in een stembureau van eigen keuze, zo wordt gesteld, wordt aan de hand van een groeipad beproefd. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie meer inzicht in dat groeipad.
Hoe zal het eindplaatje eruit zien, zo vragen deze leden. Voor welke verkiezingen zal het «Stemmen in een Willekeurig Stembureau» uiteindelijk gaan gelden? Zal het op termijn bijvoorbeeld de bedoeling zijn dat iemand, die ingeschreven staat in het GBA in Groningen, maar op de dag van de gemeenteraadsverkiezingen bijvoorbeeld in Maastricht is, aldaar zijn stem voor de gemeenteraad in Groningen kan uitbrengen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie.
Uit de memorie van Toelichting blijkt dat gemeente «Stemmen in een Willekeurig Stembureau» ook voor deelraadsverkiezingen mag invoeren. Gemeenten zijn daartoe evenwel niet verplicht. De aan het woord zijne leden zouden graag zien dat ook voor deelraadsverkiezingen optimaal gebruik kan worden gemaakt van het stemmen in een willekeurig stembureau. Anders zou een deel van het voordeel verloren kunnen gaan en dat zouden zij zeer betreuren. Zij hopen dat de regering met de desbetreffende gemeenten tot een bevredigende oplossing kan komen.
De leden van de D66-fractie informeren naar de streefdatum waarop kiesgerechtigden in het kader van het project KOA in elke stembureau in Nederland terecht zullen kunnen om te stemmen. Zij vernemen van de regering ook graag welke andere initiatieven daartoe zullen worden ontplooid om het stemproces laagdrempeliger te maken. Deze leden menen dat de evaluaties van experimenten met stemmen in een willekeurig stembureau suggereren dat een hogere opkomst na invoering van dit wetsvoorstel in de lijn der verwachting ligt. Zij vernemen graag of de regering deze indruk deelt.
In het derde lid van dit artikel wordt bepaald dat de burgemeester kan besluiten dat de aanvraag van een nieuwe stempas tot uiterlijk de eerste dag vóór de dag van stemming kan worden ingediend. De regering stelt echter dat de verlenging van deze termijn ter openbare kennis gebracht dient te worden.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering er niet voor kiest om de termijn op één werkdag voor de verkiezingen vast te stellen? Daarnaast vragen deze leden de regering of de beslissing van de burgemeester om te termijn al dan niet tot één dag terug te brengen beschouwd dient te worden als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Ook d leden van de PvdA-fractie maken nog een opmerking over de mogelijkheid en de termijn tot het aanvragen van een vervangende stempas. De onderhavige wetswijziging geeft de burgemeester de bevoegdheid om de termijn op eigen gezag te bekorten tot één dag voor de verkiezingen. Deze leden vragen zich af waarom dit niet uniform en ondubbelzinnig via de wet geregeld kan worden. Deze leden stellen voor op dit punt de termijn van één dag te kiezen. Dan bied je de kiezer de meeste kans om zijn stem toch uit te kunnen brengen, mocht zijn stempas in ongerede geraakt zijn of niet zijn aangekomen.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de leden van een stembureau gebruik dienen te maken van een kiezerspas, wanneer zij willen deelnemen aan de stemming in het stembureau waar zij zitting hebben. Kan de regering aangeven waarom er een uitzondering wordt gemaakt voor de leden van een stembureau om aan de stemming deel te nemen buiten de gemeente waar zij als kiesgerechtigd geregistreerd zijn?
In artikel J11 biedt een voorziening voor leden van het stembureau die in een andere gemeente geregistreerd staan als kiesgerechtigde, dan de gemeente waar ze zitting hebben in het betreffende stembureau. De leden van de PvdA-fractie vragen of deze bepaling noodzakelijk is. Met andere woorden, kunt u aangeven in hoe veel gevallen de afgelopen twee verkiezingsperiodes (zowel gemeentelijk, provinciaal als landelijk) stembureauleden gebruik hebben moeten maken van dit artikel. Ook willen de leden graag weten hoe dit gefaciliteerd wordt. Immers door het stemmen met stemmachines kan iemand uit gemeente Y die in gemeente Z op het stembureau zitting heeft niet stemmen op kandidaten uit gemeente Y.
In artikel J 25 wordt bepaald dat de controle van de echtheid van de stempas tevens of uitsluitend elektronisch kan plaatsvinden. De leden van de CDA-fractie stellen het op prijs wanneer de regering deze passage nader toelicht.
In artikel Z 14 legt de regering zichzelf de verplichting op om aan de Staten-Generaal elke vier jaar een verslag te zenden over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de bepalingen in deze wet. Hoewel de leden van de CDA-fractie waardering hebben voor het feit dat de regering vanuit zichzelf de verplichting voelt om aan hen zoveel mogelijk informatie te verstrekken, vragen deze leden zich wel af of het zinvol is om tot in lengte van jaren elke vier jaar een rapportage over deze op zichzelf buitengewoon interessante wetswijziging te ontvangen. Is de regering het met deze leden eens dat het waarschijnlijk zinvoller is om deze informatie niet bij herhaling elke vier jaar aan de Staten-Generaal te verstrekken, maar slechts over de eerste twee verkiezingen?
Samenstelling:
Leden: Kalsbeek (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Nijs (VVD), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP), Meijer (PvdA), Özütok (GL), Wagner (PvdA), Vacature (algemeen), Vacature (SP) en Vacature (VVD).
Plv. leden: De Vries (PvdA), Fierens (PvdA), Weekers (VVD), Slob (CU), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), De Vries (VVD) en De Wit (SP).