Vastgesteld 15 juli 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 12 juni 2019 overleg gevoerd met de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport, over:
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 april 2018 inzake rapport «Sport in transitieregio's» (Kamerstuk 30 234, nr. 180);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 18 december 2018 inzake rapportage 1-meting lichamelijke opvoeding en sport in het voortgezet onderwijs (Kamerstukken 30 234 en 31 289, nr. 204);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 6 maart 2019 inzake update implementatie Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 211);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 13 mei 2019 inzake beantwoording vragen commissie over de update implementatie Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 214);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 25 februari 2019 inzake reactie op gewijzigde motie van de leden Bruins Slot en Diertens over de tuchtrechtelijke vervolging van bij doping betrokken artsen (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 108) (Kamerstuk 34 543, nr. 19);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 22 februari 2019 inzake criteria en werkwijze beoordelingscommissie sportevenementen (Kamerstuk 30 234, nr. 210);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 5 februari 2019 inzake stand van zaken Formule 1 in Nederland (Kamerstuk 30 234, nr. 207);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 4 april 2019 inzake beantwoording vragen commissie over de stand van zaken Formule 1 in Nederland (Kamerstuk 30 234, nr. 212);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 19 april 2019 inzake advies «Nederland evenementenland?» van de Nederlandse Sportraad (Kamerstuk 30 234, nr. 213);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 29 mei 2019 inzake voortgangsbrief sportbeleid juni 2019 (Kamerstuk 30 234, nr. 215).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De griffier van de commissie, Post
Voorzitter: Lodders
Griffier: Clemens
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Diertens, Rudmer Heerema, Lodders, Van Nispen, De Pater-Postma en Westerveld,
en de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Goedemiddag Minister. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan de orde is het algemeen overleg over het sportbeleid. Een hartelijk welkom aan de Minister voor Medische Zorg en Sport. Uiteraard ook een zeer hartelijk welkom aan de ondersteuning van de Minister, de Kamerleden, de mensen hier in de zaal en de mensen die het debat op een andere manier volgen.
We hebben met elkaar afgesproken om een spreektijd van maximaal zes minuten per fractie te hanteren. Ik ga die tijd voor u in de gaten houden. Ik zou willen afspreken om in de eerste termijn een tweetal interrupties in tweeën toe te staan.
Dit is de eerste keer dat wij mevrouw De Pater van het CDA in ons midden hebben. Zij is plaatsvervangend lid van deze commissie, maar woordvoerder sport, denk ik. Hartelijk welkom. Wij wensen u uiteraard heel veel succes.
Ik ga nu graag over naar de eerste spreker, de heer Heerema. Hij spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. We zijn halverwege de regeerperiode en ik wil dit moment gebruiken om te kijken waar we staan. In het regeerakkoord hebben we met een reden de sportverenigingen en sportbonden specifiek genoemd. Zij hebben de centrale positie in ons sportlandschap en zijn de belangrijkste partners voor het Sportakkoord. Met dit in het achterhoofd wil ik naar het Sportakkoord kijken. Vorige week was er een bijeenkomst, waar 90% van de sportbonden aangaf ontevreden te zijn over het Sportakkoord. Hoe stelt de Minister nu al die sportbonden gerust? Snelheid lijkt boven kwaliteit te gaan. Dat zou ik dood- en doodzonde vinden.
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: het Sportakkoord is bedoeld om de kracht van met name sportverenigingen te gebruiken om de lokale sportakkoorden vorm te geven, en niet om een nieuwe structuur van sportformateurs en -adviseurs vanuit de gemeente op te tuigen. Daarom heb ik een paar vragen aan de Minister. Waarom wordt er nu al ingezet op lokale sportakkoorden terwijl het landelijke Sportakkoord nog niet klaar is? Nu de Minister ervoor gekozen heeft om lokale sportformateurs aan te stellen, wil ik graag weten wie dit zijn. Wat kunnen we van ze verwachten? Zijn er nog aanvullende voorwaarden te stellen aan de inzet van al die miljoenen die voor deze akkoorden ingezet worden? Ik dacht dat het regeerakkoord duidelijk genoeg was, maar als de Minister meer kader nodig heeft, zal ik dat graag inkleuren. Het kan simpelweg niet zo zijn dat we straks miljoenen in lokale sportakkoorden hebben geïnvesteerd, maar dat er geen badmuts extra in het zwembad ligt, geen gymschoen extra in de zaal en geen hockeystick extra op het veld. Ik hoor steeds vaker dat sportverenigingen en dus de sportbonden lokaal op de reservebank zitten, dat ze onvoldoende betrokken worden en dat juist gemeenten in the lead zijn. Als ik naar het regeerakkoord kijk, vind ik die keuze op zijn minst verwonderlijk.
Voorzitter. We hebben aangegeven dat we een subsidieregeling vanuit het ministerie willen zien voor de structurele 10 miljoen voor sportbonden. Dat bleek toen lastig te organiseren. Maar deze regeling is gewoon noodzakelijk voor de juiste verdeling van het geld. Ik pleit ervoor om deze regeling nu zo snel mogelijk op te zetten, zodat het geld direct bij de sportbonden en sportverenigingen terecht kan komen, zoals we beoogd hadden.
Voorzitter. Er wordt letterlijk nu gewerkt aan het onderdeel topsport en evenementen van het Sportakkoord. Een basisvraag: kan de Minister de ruimte geven om deze paragraaf zo ambitieus mogelijk te schrijven?
Voorzitter. Ik heb een idee. Nederland is waanzinnig goed in het organiseren van steeds mooiere en grotere sportevenementen. We hebben al een slag kunnen maken met de aanpassing van het evenementenkader. Maar we kunnen nog iets heel verstandigs doen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Van Aalst. Gaat uw gang.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik wil even terugkomen op het vorige punt, het Sportakkoord. De verduurzaming van sportaccommodaties komt daarin voor. Wat vindt mijn collega van de VVD ervan dat Europa zich inmiddels meer bemoeit met onze kunstgrasvelden? Die zijn essentieel voor onze amateurverenigingen om te kunnen blijven trainen, om mensen hun sport te laten beoefenen. Bent u niet bang dat het geld dat wij zo meteen beschikbaar stellen voor die sportaccommodaties door die Europese regelgeving wegebt?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Over de verduurzaming van sportverenigingen heb ik verderop in mijn tekst nog het een en ander staan, omdat ik daar ook schriftelijke vragen over heb gesteld. Ik ben niet helemaal tevreden met de antwoorden. Dat komt dus later in mijn tekst nog aan de orde. Volgens mij kan het nooit zo zijn dat Europese regelgeving straks bepaalt dat onze kindertjes onvoldoende kunnen sporten in het weekend en doordeweeks. Volgens mij moeten we dus alles in het werk stellen om te zorgen dat sportverenigingen gewoon door kunnen gaan met die mooie taak om in het weekend en doordeweeks sport te laten beoefenen.
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij is het wel Europa dat op dit moment bepaalt dat alle rubber van de kunstgrasvelden af moet en dat er verplicht kurk op moet. Dat leidt tot een gigantische kostenpost. Is de heer Heerema van de VVD het met me eens dat het niet de bedoeling kan zijn dat het geld dat we bedoeld hebben om die accommodaties aan te pakken, zo meteen gaat zitten in het geneuzel vanuit Brussel?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Elke vereniging maakt haar eigen afweging. Er zijn verenigingen die actief aan de slag gaan om dat kurk op die velden te krijgen. Dat is prima. Dat is hun eigen afweging. Als er lokaal geld gestopt wordt in het opwaarderen van velden zonder korrels, is dat ook uitstekend. Het lijkt mij niet de bedoeling dat wij vanuit Den Haag allerlei kunstgrasvelden gaan omzetten naar velden met kurkkorrels.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Elke keer dat er iets georganiseerd wordt, gaat na afloop van het evenement waardevolle kennis verloren, omdat we daar geen echte structuur voor hebben. Nu heb ik het idee dat een interdepartementaal evenementenloket heel waardevol zou kunnen zijn, waar organisatoren zich kunnen melden en waar hun evenementen getoetst worden op haalbaarheid, maatschappelijke, economische en sociale impact en de kansen voor infrastructuur. In dit loket is kennis vanuit verschillende ministeries aanwezig. Dan kan er snel gehandeld worden op het gebied van wet- en regelgeving, financiering en ontheffingen. Maar vooral, men kan dan snel terecht bij de juiste persoon om slagvaardig te kunnen handelen. Mijn concrete vraag aan de Minister is of hij zo'n klein, slagvaardig, interdepartementaal loket wil verkennen en opzetten, met in ieder geval de ministeries van VWS, EZ, Financiën en Infrastructuur en Waterstaat.
Voorzitter. Dan iets waar ik al een tijd mee bezig ben en wat ik in dit AO...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, een interruptie van mevrouw Diertens op het vorige punt. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik vind dat een prachtig initiatief. Het lijkt mij heel goed. Wil de heer Heerema van de VVD ook een soort kenniscentrum in dat loket hebben, waarin de organisatie van evenementen en dergelijke geëvalueerd wordt, zodat onze evenementen in de toekomst nog beter georganiseerd kunnen worden?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dat lijkt mij heel verstandig. Er zijn voorbeelden in het buitenland. In Australië hebben ze dit bijvoorbeeld ingesteld bij de Olympische Spelen. Dat heet Big Events, grote evenementen. Dat is een apart loket, dat valt onder verschillende ministeries. Daar leren ze van grote evenementen die naar het land gehaald worden, bijvoorbeeld op het gebied van sport. Het kan overigens ook over andere onderdelen gaan. Daar leren ze dus steeds meer hoe ze evenementen zo goed mogelijk kunnen organiseren. In Nederland is dat natuurlijk een taak voor de organisatoren, die dat veel beter kunnen dan de overheid, maar de overheid heeft natuurlijk wel een faciliterende rol. Hoe beter wij die faciliterende rol kunnen inzetten, hoe meer wij daarbij evenementen kunnen ondersteunen.
De voorzitter:
Is dat voldoende?
Mevrouw Diertens (D66):
Ja.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
... en wat ik in dit AO Sport graag aan wil kondigen. We hebben een groep in onze samenleving die een afstand tot de sport heeft en een steuntje in de rug kan gebruiken, om deel uit te kunnen maken van ons rijke verenigingsleven. De groep die de stap naar een sportvereniging niet durft te zetten, wordt steeds groter. Helaas zit deze groep vaak eenzaam thuis. En dit terwijl ouderen zo ontzettend veel kunnen hebben aan het lidmaatschap van een sportvereniging. Ze hebben maatschappelijke carrières gehad, kunnen vrijwilliger zijn en tellen mee voor contributie. Voor alle betrokkenen liggen hier dus gouden kansen. Daarom ben ik een initiatiefnota aan het schrijven om tot een ouderensportfonds te komen. Dit zal de effectiefste interventie zijn voor de ouderen zelf, voor een hogere kwaliteit van leven en tegen eenzaamheid, en ook ter ondersteuning van een sportvereniging, met alle uitdagingen die er voor een sportvereniging zijn.
Voorzitter. Dan de Green Deal. Die kwam vorige week in het AO...
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, een interruptie van de heer Van Nispen. Ik neem aan op het vorige punt. Ja. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Een interessant idee: een ouderensportfonds. Ik neem aan met de bedoeling om meer ouderen erbij betrokken te krijgen en in beweging te krijgen, met alle evidente voordelen die dat natuurlijk heeft. Kan de heer Heerema daar wat meer over vertellen? Werkt dat bijvoorbeeld zoals het jeugdsportfonds werkt? Denk aan een bepaald budget, met multipliers van gemeenten, et cetera en noem het allemaal maar op. Om hoeveel geld gaat het bijvoorbeeld? Kan de heer Heerema daar iets meer over vertellen?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik hoopte al op deze interruptie; dank daarvoor. Nu kan ik er iets meer over vertellen. Anders paste het niet meer in mijn spreektijd. We hebben inderdaad het jeugdsportfonds. Het jeugdsportfonds – tegenwoordig heet het het Jeugdfonds Sport & Cultuur – is met name bedoeld om kinderen die financieel gezien in een achterstandspositie zitten, te ondersteunen om naar een vereniging te gaan. Bij ouderen is het vaak niet een financiële component. Het gaat om een steuntje in de rug omdat ze de stap naar een vereniging vaak niet durven zetten. Verenigingen hebben ook onvoldoende aanbod specifiek voor de oudere deelnemer. Ik zou het heel mooi vinden als wij een ouderensportfonds op kunnen zetten waar mankracht in zit om die ouderen dat steuntje in de rug te kunnen geven naar die vereniging toe. Daar kunnen CIOS'en en alo's bij helpen. Daar kunnen gemeenten bij helpen. Het is heel moeilijk om daar nu nog een financiële component aan te hangen, om de simpele reden dat de groep ouderen verschillende wensen heeft. Er zijn budgetten gereserveerd voor allerlei verschillende onderdelen, die allemaal wat gesegmenteerd ingezet worden. Ik hoop dat ik de nota voor de zomer af heb. Maar het gaat dus niet om financiële steun, maar om het inzetten van mankracht om deze groep te kunnen begeleiden. Nu hebben we bijvoorbeeld...
De voorzitter:
Dank, dank, dank. De bedoeling van een interruptie is een korte vraag, met een kort antwoord. U werd uitgedaagd, dus ik heb u even wat extra ruimte gegeven. Maar u heeft aangekondigd een nota te schrijven, dus ik hoop dat dit in eerste aanleg voldoende is. Meneer Van Nispen, gaat uw gang voor een vervolgvraag.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ben altijd bereid om een collega in nood wat extra spreektijd te gunnen. Heel kort: het gaat dus niet om geld, maar het gaat om mensen die een bepaalde taak hebben om behoeftes te inventariseren en daaraan te voldoen. Heb ik het dan zo goed samengevat, of moet ik echt de uitwerking van de nota afwachten?
De voorzitter:
Dat zou ik zeker doen. De heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik zal het kort houden, voorzitter. Dat is in grote lijnen inderdaad zo. Een voorbeeld is dat we hebben besloten om meer buurtsportcoaches in te zetten. Zij hebben nog geen kader meegekregen. In Nederland zijn er 300. Dat zou er bijvoorbeeld al één per gemeente kunnen zijn.
De voorzitter:
Dan is er nog een vraag van de heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik ben toch even benieuwd naar de initiatiefnota. Ik constateer toch vaak het volgende. Vroeger stond er een biljart in verzorgingshuizen en waren er gymfaciliteiten. Volgens mij is het juist de VVD geweest die dat heeft afgebroken. Wilt u dat nu weer een beetje in ere herstellen?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Dan denk ik dat de heer Van Aalst onvoldoende op de hoogte is van wat er bij de sportverenigingen leeft en wat voor rijk verenigingsleven je daar kunt hebben, juist door het contact met de verschillende leeftijdsgroepen en juist ook door wat je met wederkerigheid voor zo'n vereniging kan betekenen. Jij betekent iets voor die vereniging. Ze hebben een rijke maatschappelijke carrière gehad en kunnen iets toevoegen aan een vereniging, ook als vrijwilliger. Het is een prachtige gouden kans voor de ouderen om hun eenzaamheid en de afstand tot de vereniging te verkleinen. Voor de vereniging is het een gouden kans om iets extra's binnen te krijgen.
De heer Van Aalst (PVV):
Absoluut. Ik was even op zoek naar dat deel van het antwoord. Het verzorgingstehuis laat u dus voor wat het is. Dan komen we direct bij het volgende probleem waarvoor de VVD verantwoordelijk is: het zorgvervoer. Want hoe komen die mensen dan bij die vereniging? Inderdaad is het een fantastische optie om ouderen aan het sporten te krijgen bij vitale sportverenigingen, maar juist het zorgvervoer dat het mogelijk maakt om deze mensen van A naar B te brengen, is weer een item waar de VVD met de sloophamer voor stond. Ik begrijp het dus niet zo goed. Gaat u nu met de initiatiefnota repareren wat u kapot heeft gemaakt?
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Als sportwoordvoerder is de heer Van Aalst uiteraard op de hoogte van bijvoorbeeld het initiatief van de Bridge Bond, Een tegen Eenzaamheid, waarbij bridgers elkaar ophalen om samen naar de vereniging te gaan om wedstrijden te spelen. Dat is nou juist het mooie van deze groep: ze hebben allemaal rijbewijzen, ze kunnen vervoeren en ze helpen elkaar om naar de vereniging te gaan. Ik zie het voor mij dat iemand niet in z'n eentje op zijn tachtigste nog naar een vereniging gaat, maar dat men elkaar helpt, juist in die mooie samenwerking die binnen een vereniging plaats kan vinden, in die mooie maatschappij die we daar hebben, om te zorgen dat ook ouderen aan het sporten kunnen komen.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Ik was bij het AO Gewasbescherming, dat over het terugdringen van chemische bestrijdingsmiddelen ging. Het kan niet zo zijn dat straks honderdduizenden kinderen niet meer mogen sporten omdat de Staatssecretaris van IenW zich zo koppig gedraagt en geen idee heeft wat er binnen een sportvereniging leeft en welke mogelijkheden daar zijn. De sportsector werkt zo goed mogelijk mee, maar kan niet aan het onmogelijke of onbetaalbare gehouden worden. Ik vraag de Minister of hij samen met de Staatssecretaris van IenW in overleg met de sportsector en lokale overheden tot een realistisch implementatieplan wil komen, waarbij chemievrij uiteraard het einddoel is, maar wel zo dat onze sportertjes in Nederland gewoon elke week kunnen blijven hockeyen, voetballen en atletieken.
Voorzitter. Enigszins in lijn hiermee heeft de VVD schriftelijke vragen gesteld over de ondoenlijke administratie van verduurzaming van sportverenigingen. Per 1 juli moeten zij verplicht aantonen wat zij aan energiebesparing doen. We hebben het hier over goedwillende vrijwilligers die met moeite de vereniging draaiende kunnen houden, en dan komt de overheid langs en maakt het ze weer een stukje lastiger. Laten we hier nu eens mee ophouden en laten we onze sportverenigingen gewoon koesteren. Ik vraag de Minister om met de gemeenten in overleg te gaan om dwangsommen te voorkomen. Daar gaan verenigingen aan ten onder, daar stoppen vrijwilligers door en daardoor zal ons sportlandschap verschralen.
Voorzitter, mijn laatste onderwerp. Ik heb me verbaasd over wat topsporters moeten doen en vooral moeten investeren om hun onschuld te bewijzen als ze onterecht van doping zijn beschuldigd. Onlangs twee van onze sporters: geen winstpremie, sponsorproblemen, onterechte imagoschade. Het is echt idioot als je hoort wat ze zelf hebben moeten betalen om aan te tonen dat ze onschuldig waren. Wat kan deze Minister op dit vlak voor onze topsporters betekenen? Op dit soort momenten moeten we voor, achter en vooral naast onze topsporters gaan staan, want we hebben iedereen nodig in de sport: bij de vereniging, waar miljoenen sporten, en onze topsporters, naar wie miljoenen kijken. Sport laat kinderen dromen, geeft vrienden voor het leven en laat iedereen meedoen. Dat moeten we koesteren.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee bent u aan het einde van uw betoog. Ik geef graag mevrouw De Pater het woord. Zij spreekt namens de fractie van het CDA.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Dank u wel. Vorige week ben ik beëdigd in deze Kamer en nu al mag ik het woord voeren over volgens mij een van de mooiste onderwerpen van dit huis, namelijk sport. Waarom vind ik dit zo mooi? Gewoon omdat sport genieten is. Het is mooi om met z'n allen naar een wedstrijd van de Oranjeleeuwinnen te kijken. Het is leuk om je eigen kinderen te zien groeien in de sport die ze doen. Sport leert je samenwerken, doorzetten, drempels overgaan; sport leert je discipline. Het leert je gasgeven wanneer dat nodig is en rustig aan doen wanneer dat moet. En sport is ook gewoon gezellig, zeker op een vereniging waar veel vrijwilligers zich week in, week uit inzetten voor ontmoeting en verbinding.
Voorzitter. Volgens mij was dit mijn warmlooprondje; ik ga beginnen. Laat ik eerst even de punten memoreren waar het CDA trots op is. Het CDA is er trots op dat we met dit kabinet al veel hebben kunnen betekenen voor de sport en vrijwilligers. Zo kunnen clubs hun vrijwilligers nu een hogere belastingvrije onkostenvergoeding geven. Zo is de verklaring omtrent het gedrag voor meer vrijwilligers gratis geworden. En dankzij een amendement van het CDA kunnen gemeenten nu makkelijk een laag btw-tarief aanbieden aan buurthuizen en sportverenigingen. Dat zijn stuk voor stuk stappen die we de afgelopen jaren hebben kunnen zetten waaraan verenigingen en vrijwilligers echt iets hebben.
Voorzitter. Wat het CDA betreft betekent dit niet dat we er al zijn. Ik heb drie punten die ik graag wil inbrengen en waarin volgens het CDA de sport vooruit geholpen moet worden. Ten eerste blijven er bedreigingen voor de sportvereniging waar de sport zich niet zonder hulp van de overheid tegen kan verweren. Een schokkend voorbeeld kwam afgelopen maandag naar buiten. Uit onderzoek van de Taskforce Brabant-Zeeland blijkt dat criminelen zich melden bij de sportclub met grote sponsorbedragen. De intentie lijkt goed: een mooi sponsorbedrag dat zeer welkom is voor de club en een charmant persoon die vervolgens ook nog graag in het bestuur wil. Kortom, te mooi om waar te zijn, en dat is het ook. Maar ik kan me zo goed voorstellen dat de vrijwilligers van de sportclub de ware intenties van zo'n persoon niet meteen zien. Is deze crimineel binnen, dan is het leed voor de club niet meer te overzien. Wij moeten achter onze vrijwilligers gaan staan. Het CDA vindt het belangrijk dat de vrijwilligers worden geholpen hoe ze deze mensen kunnen herkennen en vervolgens hoe ze kunnen handelen. Is de Minister bereid om samen met zijn collega van Justitie een breder onderzoek te doen naar de aard en omvang van dit probleem? Kan het verspreiden van een richtlijn en advies om verenigingen te helpen, hetgeen ook in het onderzoek van de taskforce staat, onderdeel worden van de lokale sportakkoorden?
Voorzitter. Mijn tweede punt. Het CDA heeft de afgelopen jaren diverse keren vragen gesteld over verkeersbegeleiding van evenementen op de weg. De politie trekt zich daar langzaam van terug met een doelstelling van 50% minder motorbegeleiding in 2020, maar dat is volgend jaar al. Dit is op zich begrijpelijk, maar tegelijkertijd betekent het wel dat het voortbestaan van vele wielerwedstrijden, triatlons et cetera in gevaar komt. Ook fantastische evenementen zoals de truckruns, waarbij gehandicapten een onvergetelijke dag beleven doordat ze in colonne in een vrachtwagen mogen meerijden, worden bedreigd. Dat laatste is geen sport – dat weet ik ook – maar het is wel belangrijk. Het mooie is dat er een grote groep vrijwilligers wil opstaan om hierbij te helpen, de motards. Ik begin de urgentie hier te voelen. Via deze weg wil ik er wat druk op zetten, zodat er naast gepraat ook daadwerkelijk resultaat komt. Wat het CDA betreft worden twee oplossingen uitgewerkt: het Belgische model, waarin de wielertocht of het evenement een andere juridische status krijgt, en een toevoeging van een extra categorie in het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer. Wil de Minister zijn collega's van IenW en van JenV op vriendelijke doch met veel urgentie doordrongen wijze aanspreken op het belang van het vinden van een goede oplossing?
Voorzitter, tot slot. De Minister is de afgelopen jaren hard aan de slag gegaan met het Sportakkoord. Wat het CDA betreft ziet het er allemaal zeer veelbelovend uit. Er is echter een punt waarover het CDA zich nog zorgen maakt. In het regeerakkoord is afgesproken dat er structureel geïnvesteerd wordt in het versterken van de positie van sportbonden. De Minister kiest ervoor om deze middelen via NOC*NSF uit te zetten. Waarom heeft de Minister hiervoor gekozen? Klopt het dat het loket bij NOC*NSF direct ondersteuning aan verenigingen geeft en daarmee de sportbonden dus feitelijk overslaat? Klopt het dat erover gesproken wordt dat men hiermee in feite af wil van de zogenaamde sportspecifieke verzuiling? Dat lijkt me een verkeerde invulling van de afspraak dat we sportbonden zouden ondersteunen. Ik krijg daarop graag een reactie van de Minister.
Voorzitter, ik sluit af. We zijn de goede weg ingeslagen met het Sportakkoord. Er is veel enthousiasme in gemeenten en bij diverse sportaanbieders. Laten we ons ervoor inzetten om dat enthousiasme vast te houden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was een hele mooie eerste bijdrage aan deze commissie. Hopelijk volgen er nog vele op dit onderwerp. Ik geef nu graag het woord aan de heer Van Aalst, die spreekt namens de fractie van de PVV.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb mezelf zojuist moeten verontschuldigen in een ander commissieoverleg, het AO MIRT. Ik zal zo meteen na het leveren van mijn bijdrage weer aansluiten bij de infrastructuurcommissie.
De voorzitter:
U bent bij dezen verontschuldigd.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. De PVV vindt sport geweldig. Kijk alleen al hoe heel Nederland inmiddels achter onze Oranjeleeuwinnen staat. Dat is prachtig en zeer verdiend. Sport is veel meer dan alleen het beoefenen van de sport zelf. Ook de sociale binding van de club, het fantastische werk van de vele vrijwilligers en het gezonde bewegen maken de sportwereld natuurlijk uniek. Zoals het terechte gezegde luidt: zonder breedtesport geen topsport. Daarom zet de PVV zich met hart en ziel in voor een Nederland waarin sport voor iedereen toegankelijk is en waarin de volle potentie wordt benut. Wij vinden het dan ook jammer dat het huidige sportbeleid niet naadloos aansluit op schoolonderwijs en volksgezondheid. Want krijgen we de jonge garde aan het sporten, dan is dat niet alleen goed voor hun sociale ontwikkeling. Voldoende beweging zorgt namelijk ook gewoon voor een lagere zorgvraag en lagere zorgkosten. Hier valt nog een wereld te winnen. Kan de Minister vertellen of hij met zijn collega-ministers van Onderwijs en Volksgezondheid hier al bovenop zit? Is er voldoende aandacht – het kwam net al even voorbij – voor de aansluiting van de lokale sportakkoorden, om het beleid tot een groot succes te maken?
Voorzitter. Er bereiken de PVV toch wat zorgelijke berichten rondom het Sportakkoord en sportaccommodaties. Ik heb die net in een interruptie al kort benoemd. Dankzij Europese regels wordt het dadelijk erg moeilijk om nog op kunstgrasmatten te kunnen voetballen; althans, je moet ze in ieder geval aanpassen aan Europese regels. De KNVB geeft inmiddels ook aan dat dit onnodig is. Het gevolg is dat vooral kleinere amateurclubs in de problemen zullen raken als ze hun velden moeten gaan vervangen. De PVV is daarom ook sterk gekant tegen deze absurde Europese maatregel. Laat Europa vooral van onze voetbalvelden afblijven.
Voorzitter. De overheid trekt van leer, ook vanuit het preventieakkoord, tegen het gebruik van alcohol en tabak bij de sportvelden. De PVV wil geen betutteling en ziet hier dan ook zeker geen rol weggelegd voor de KNVB. Ontmoediging begrijpen wij, maar als je straks in sportkantines alcohol en de verkoop daarvan gaat verbieden, dan verliezen clubs gewoon hun grootste inkomstenbron. Volgens mij ondermijnt dat de sociale gezelligheid, bijvoorbeeld van het drinken van een pilsje na het voetballen. Mensen die ervoor kiezen om sport te beoefenen zullen daardoor de sportkantines gaan mijden. De PVV ziet dit als een grote aderlating voor de clubs. Kan de Minister beloven dat er geen sprake kan zijn van dit beleid, dat er juist voor gaat zorgen dat mensen niet meer hun sport gaan uitoefenen?
De voorzitter:
Voordat u overgaat tot een ander onderwerp, is er een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Een korte vraag. Volgens mij komen deze initiatieven gewoon uit de sport zelf. U noemt het zelf ook dat de KNVB met het voorstel komt om dit te doen. Dat zie je ook bij tientallen andere sportbonden gebeuren. Wat is dan precies uw vraag aan de Minister? Ik probeer het even te begrijpen. De sportbonden willen het, leden staan erachter en u bent dan degene die zegt dat de Minister het moet gaan verbieden? Moet ik het zo zien?
De heer Van Aalst (PVV):
Nee, dan heeft u mij niet helemaal goed begrepen. Ik constateer dat sportbonden een ontmoedigingsbeleid hebben – je kunt je afvragen of dat aan de bonden is of niet – maar zeer zeker geen verbod willen op alcohol. Ze kunnen er prima mee leven en begrijpen ook heel goed dat een amateurclub daar een hele grote inkomstenbron aan heeft. Ik constateer alleen dat het preventieakkoord van de Minister afkomstig is en dat hij eigenlijk een verbod op alcohol in voetbalkantines wil opleggen. Wij constateren dat het wat ons betreft totaal niet nodig is om je daar als overheid mee te bemoeien.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Van Aalst om zijn betoog te vervolgen.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Dan ander mooi sportnieuws: de Formule 1 komt naar Zandvoort in 2020. Dat is een sport die in Nederland alleen maar populairder wordt. De PVV wil de Formule 1 dan ook zien als kans voor de regionale economie en bereikbaarheid, en natuurlijk als kans voor een mooi feest. De PVV vindt het belangrijk dat de Formule 1 dan geen duur bobofeest wordt. Wij zetten ons er dus voor in om ook voor betaalbare kaarten te zorgen. Ook Henk en Ingrid hebben het recht om Max Verstappen in actie te kunnen zien. Wij vragen de Minister daarom of hij al stappen heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat deze mensen zo meteen niet buitenspel staan bij het bezoeken van de Formule 1.
Voorzitter. De PVV is erg blij om te horen dat bij het EK Wielrennen in Alkmaar een prachtige kasseienstrook aan de Munnikenweg is opgenomen in het parcours van de wedstrijd. We hebben hart voor de wielersport en streden daarom eerder al om deze Nederlandse kasseienstrook een monumentale status te geven. Het is namelijk een prachtig stukje historie dat behouden moet blijven en belangrijk is voor het Nederlandse wielertalent.
Voorzitter. Als we het dan toch over tradities hebben: een belangrijke sporttraditie die de PVV wil beschermen – iedereen zit hier waarschijnlijk op te wachten – is de pitspoes oftewel de grid girl.
De voorzitter:
Ik moet dit even laten bezinken. Mevrouw Diertens heeft een vraag, ik neem aan over het vorige punt.
Mevrouw Diertens (D66):
Dit is natuurlijk niet helemaal een verrassing. Maar daar waar de PVV opkomt voor verenigingen die vrij zijn om al dan niet alcohol te schenken, is dit ook een besluit geweest van een sportbond, die zelf zegt dat dit niet meer in hun progressieve beleid past. Mijn vraag is dan ook: vindt u het niet seksistisch om vrouwen op deze manier bij de autosport te betrekken? Dat is toch niet meer van deze tijd?
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij is mijn collega al bij het onderwerp waar ik net aan begonnen was. Een pitspoes of grid girl vergelijken met seksisme vind ik echt absurd. Ik had juist van D66 heel veel steun verwacht. Wij laten vrouwen aan het werk in plaats van te kiezen voor een SGP-benadering en te zeggen «nou, die hoort aan het aanrecht». Dan verwacht ik van D66 juist heel veel steun. Wij benoemen vandaag dat het erom gaat dat de pitspoes, de grid girl, de rondemiss bij het wielrennen gewoon fantastisch mooie banen zijn. Die dames zijn er trots op om die banen uit te voeren. Het zijn gewoon modellen. Ik vraag me eigenlijk af wat u zo meteen nog meer wilt gaan verbieden als dit allemaal seksistisch bedoeld is.
De voorzitter:
Mevrouw Diertens, ik dacht eerst dat uw interruptie op het vorige punt was, want volgens mij was de heer Van Aalst nog niet klaar met het onderwerp.
De heer Van Aalst (PVV):
Nee.
De voorzitter:
Het is misschien handig om dat eerst even af te ronden. Dan kijken we dadelijk of mevrouw Diertens nog een vraag heeft.
De heer Van Aalst (PVV):
Ja, voorzitter. Ik was net begonnen met de sporttraditie, de pitspoes. De FIA en de FOM hebben namelijk besloten geen pitspoezen meer toe te laten bij de Formule 1. Wij vinden dat een belachelijke betutteling van de bovenste plank. We vinden het dieptriest dat deze hardwerkende vrouwen hun baan zijn kwijtgeraakt omdat de organisatie heeft toegegeven aan het feministische gedram. Pitspoezen horen net zozeer bij de Formule 1 als de auto's en de coureurs. Alleen enorme zeikerds en jaloerse social-justicefeministen zien een mooie vrouw die gewoon haar werk doet als iets slechts. De rest van Nederland vindt het gewoon een prachtige traditie. Daarom wil de PVV graag de koninginnen van de Formule 1 in ere herstellen bij Zandvoort 2020. Is de Minister bereid dit in de organisatie mee te nemen? Zo niet, dan zal de PVV niet schromen om dit alsnog te regelen in een motie.
Voorzitter. Ik sluit af met een punt dat net al kort is ingebracht.
De voorzitter:
Excuus, ik kijk eerst nog even naar mevrouw Diertens. Heeft u nog een aanvullende vraag op dit onderwerp?
Mevrouw Diertens (D66):
Nou, de aanvullende vraag is ook gebaseerd op onderzoek. Ziet u het risico niet dat jonge meisjes en jongeren die hiernaar komen kijken, op een verkeerde manier worden beïnvloed door een stigmatisering van vrouwen?
De heer Van Aalst (PVV):
Ik begrijp de vraag eigenlijk niet zo goed. Ik heb heel veel grid girls, pitspoezen, rondemissen et cetera gesproken. Het is gewoon je reinste broodroof wat hier gebeurt. Die mensen hebben gewoon een hartstikke leuke baan hieraan en vinden het fantastisch om te doen. Ik begrijp niet dat wij als Nederland zo betuttelend moeten zijn. We kunnen hier een daad stellen. Juist van D66 verwacht ik dat u vooroploopt en ons steunt in deze opvatting om deze dames hun baan weer terug te geven en een uithangbord te laten zijn voor wat er zich in Nederland in de Formule 1 afspeelt. We zijn hier potverdorie in Nederland en niet in het Midden-Oosten.
De voorzitter:
U gaat verder met uw betoog.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Tot slot nog even over de criminele ondermijning van amateurclubs, een punt dat net al door mijn collega van het CDA werd ingebracht. Een korte vraag aan de Minister is wat hij eraan gaat doen om dit te voorkomen. Ik zie dat hij allerlei beleid maakt rondom doping et cetera, maar ik vind dit ook een belangrijk punt, dat misschien wel onderdeel moet zijn van het Sportakkoord.
Tot zover, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent zo meteen verontschuldigd. Uw medewerker luistert vast mee en anders leest u de antwoorden van de Minister terug in het verslag. Ik geef nu graag het woord aan mevrouw Diertens. Zij spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het is duidelijk dat er nog veel werk aan de winkel is, ondanks het feit dat er hartstikke goede dingen gebeuren. We willen er graag voor zorgen dat iedereen in de sport, en zeker in het voetbal, zichtbaar zichzelf kan zijn. Natuurlijk worden er goede stappen gezet, maar nog steeds blijkt dat we een lange weg te gaan hebben. De Minister gaf aan dat hij aandringt op een gesprek, binnen en buiten de sportclubs, om vrijheid te prediken. Waar gaat de Minister dat doen? Welke opties ziet hij om het beleid gericht op het aanpakken van discriminatie in de sport verder te versterken?
Voorzitter. Ik wil het graag hebben over de arbeidsmarkt. De Arbeidsmonitor Sport, waar ik ook de vorige keer op inging, geeft aan dat er steeds meer werkgelegenheid komt in de sport. Echter, werknemers in de sport moeten verschillende banen combineren om tot een volwaardige werkweek te komen. Werkgevers vinden het moeilijk om vacatures in te vullen. Welke maatregelen neemt de Minister om deze versnippering aan te pakken? Zou de Minister met professionals en werkgevers in de sport, en bijvoorbeeld ook met de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in gesprek willen om te kijken hoe de problemen van versnippering kunnen worden aangepakt?
Voorzitter. Topsporters kunnen sinds 2015 bij inkomensverlies aanspraak maken op een WW-uitkering. Dit geeft sporters de ruimte om terug te keren naar de topsport, bijvoorbeeld na een periode van mindere prestaties. Nu werken trainingsstages en trainingskampen in het buitenland als een soort sollicitatieactiviteit om op het hoogste niveau te komen en bijvoorbeeld in aanmerking te komen voor een A-status. Maar klopt het dat de beleidsmaatregels ten aanzien van de WW-uitkering voor topsporters nu de ruimte geven voor trainingskampen binnen de EU, maar niet daarbuiten? Kan de beleidsmaatregel voor topsporters hier worden verruimd? Bij sommige sporten is er in de voorbereiding of op een trainingskamp nu eenmaal een ander klimaat en een andere omgeving nodig dan wat wij in Europa kunnen bieden.
Voorzitter. Wij ontvangen signalen van sommige Paralympiërs met WIA- of Wajong-uitkeringsrechten. Zij kunnen die kwijtraken door het gebruik van het stipendium en kunnen die na een sportcarrière niet meer op dezelfde manier gebruiken. Nu is het niet gek dat je tijdens je werk met goede inkomsten geen of een minder hoge uitkering ontvangt, maar D66 vraagt zich af wat dit voor deze groep betekent na hun topsportcarrière. Wij horen dat dit niet altijd goed geregeld is. Kan de Minister naar zulke voorbeelden kijken? Is het in bepaalde gevallen niet logisch dat deze Paralympische topsporters rechten voor WIA en Wajong kunnen behouden na hun topsportcarrière?
Voorzitter. De eerste voortgangsrapportage van het Sportakkoord laat zien dat veel gemeenten een start maken met lokale of regionale sportakkoorden, ook op Caribisch Nederland. Zo kunnen nu 155 gemeenten geld aanvragen voor een sportformateur. Daar staat tegenover dat de andere 200 gemeenten er blijkbaar nog niet mee aan de slag zijn gegaan, nog maar 19 gemeenten een uitvoeringsbudget hebben aangevraagd en maar 4 gemeenten het akkoord hebben gedeeld met het Mulier Instituut. D66 vraagt zich af of de sportakkoorden zo wel genoeg van de grond komen. Daarom een aantal vragen. Heeft de Minister al een goed beeld van de gemeenten die met de volgende ronde, die van november 2019, mee willen doen? Hoe komt het dat vooral de kleine gemeenten achterblijven? Sport en bewegen speelt ook in het preventieakkoord een belangrijke rol. Hoe dragen deze Minister en Staatssecretaris Blokhuis eraan bij dat het Sportakkoord én het preventieakkoord ook lokaal geen gescheiden werelden worden, maar juist elkaar versterken? Denk daarbij aan ouderen, ambulantisering in de zorg en de scholen.
Ik heb ook nog drie meer specifieke aandachtspunten ten aanzien van lokale sportakkoorden. 1. Hoe gaat het met de invulling van de vorig jaar aangenomen motie om in het kader van het Sportakkoord en lokale akkoorden met gemeenten te werken aan voldoende beschikbare sportprotheses voor kinderen? We krijgen signalen dat sportverenigingen in beperkte mate door gemeenten worden betrokken bij de sportakkoorden. Herkent u dit beeld? Zou u er bij de gemeenten of bij de sportformateurs op kunnen aandringen dat zij ook sportverenigingen zelf meenemen bij de sportakkoorden? Het is vandaag de officiële Buitenspeeldag, maar het aantal buitenspelers daalt al jaren. Een op de zeven Nederlandse kinderen blijkt anno 2019 zelfs helemaal niet meer buiten te spelen. Doodzonde. Herkent de Minister deze signalen? Wil hij in overleg met de gemeenten zorgen dat ook ouders en kinderen goed worden betrokken bij de lokale sportakkoorden?
Ten slotte rondom vrouwen in de sport. D66 en GroenLinks hebben samen een motie ingediend over beleid omtrent zwangerschap in de sport. De Minister geeft aan dat er in principe voldoende beleid is, maar dat de voorlichting achterblijft. Is dit beleid enkel gericht op ondersteuning tijdens zwangerschap of ook op behoud en terugkeer van topsporters rond zwangerschap? Welke verbeterpunten zijn nu concreet doorgevoerd bij het beleid omtrent zwangerschappen en topsport? Op welke wijze is de voorlichting het afgelopen halfjaar verbeterd?
Voorzitter. Steeds meer vrouwen zijn actief binnen het voetbal, op het veld en daarbuiten. Toch blijft het aantal vrouwelijke trainers, bestuurders en scheidsrechters erg achter. Graag roep ik de Minister op om de motie die ik samen met collega's Bruins Slot en Heerema heb ingediend, uit te voeren en de komende jaren extra te investeren in goede, adequate opleidingen en gelijke voetbalfaciliteiten voor vrouwen. Graag een reactie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Nispen, die spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Mijn buurvrouw zei het al: het is vandaag Nationale Buitenspeeldag. Eigenlijk hadden we dit debat buiten moeten voeren met regenjassen en laarzen aan, ergens in een speeltuin. Maar het is toch mooi dat wij hier vandaag mogen praten over dit mooiste onderwerp: sport en bewegen. Daar zijn we elke dag van doordrongen. De maatschappelijke kracht van sport is natuurlijk heel erg groot. Sport is goed voor de gezondheid, sport brengt mensen samen, sport en bewegen helpt mensen om gezond oud te worden of juist om jong te leren hoe je gezond kunt leven.
Op een werkbezoek in Arnhem heb ik recent een fantastische buurtspeeltuin bezocht. Die heeft een sociale functie in de wijk. Ik heb een gymles van een vakleerkracht bezocht en ik heb gesproken met een bevlogen sportschoolhouder, een fysiotherapeut en gemeenteambtenaren met passie voor sport. Alles stond met elkaar in verbinding. Iedereen werkt er samen, met als doel de samenleving in beweging te krijgen. Dat soort bezoeken en gesprekken zijn ontzettend inspirerend. Ik heb de indruk dat er de afgelopen jaren steeds meer erkenning is voor het idee dat sport op veel beleidsterreinen een mooie rol kan spelen, al gaan de ontwikkelingen soms allemaal wat langzamer dan ik graag zou willen.
Maar ik heb ook nog zorgen. We hebben het bijvoorbeeld eerder gehad over de verruiming van de btw-sportvrijstelling, waardoor sportaccommodaties hun belastingvoordeel kwijtraakten. De sport zou gecompenseerd worden. Dat is ook gebeurd, maar er is een overschrijding van het budget. Je ziet in sommige gemeentes negatieve gevolgen voor de sport, bijvoorbeeld doorbelasting en hogere contributies. Dat is precies wat we niet wilden. Heeft de Minister dit soort gevolgen in beeld? Wat gaan we daaraan doen? Zijn alle gemeentes wel bereikt met deze compensatieregeling? Gaan er dingen fout in de gemeentes? Is er ook voor de langere termijn voldoende geld om dit nadeel te compenseren? Kan de Minister garanderen dat er structureel en voldoende geld voor komt?
De motorische vaardigheden van kinderen nemen af. Dat is echt zorgelijk. Het gaat niet de goede kant op met gym op school. Scholen maken minder tijd voor bewegingsonderwijs. Buiten schooltijd wordt minder bewogen. Veel kinderen spelen nauwelijks nog buiten. Dat is een hele slechte ontwikkeling. Dat de SP groot voorstander is van voldoende sport op school, is duidelijk. Jong geleerd is immers oud gedaan. Onze initiatiefwet voor drie uur gym van een vakleerkracht in het primair onderwijs ligt nog in de Kamer. Dat blijft een goed en noodzakelijk idee, al zeg ik het zelf, maar het is spijtig om te zien dat hier weliswaar heel veel steun voor is, maar dat het puur vastzit op het financiële gedeelte. Waarom zou er nou geen geld voor zijn om al onze kinderen goed te leren bewegen? Dat kan toch niet? We willen toch geen generatie die slecht heeft leren bewegen? Waar zit nou de urgentie om bewegingsarmoede aan te pakken, zo vraag ik hier toch nog een keer aan de Minister.
Ook over het voortgezet onderwijs kunnen we niet tevreden zijn. De ingeroosterde lestijd blijft achter in het vmbo, en ook in het havo en het vwo is de lestijd afgenomen. Het is heel zorgelijk dat een grote groep jeugdigen minder gemotiveerd is voor lichamelijke opvoeding. Het gaat juist om plezier in bewegen. Dan is de kans het grootst op een gezonde leefstijl en een sportief leven. Hoe ziet de Minister daarin zijn rol? Welke mogelijkheden zijn er om dit te verbeteren? Los nog van de klassieke, maar belangrijke gymles: eigenlijk zouden we ervoor moeten zorgen dat basisschoolleerlingen tijdens hun schooltijd kennismaken met minimaal drie verschillende vormen van sport. NOC*NSF roept de Minister volgens mij terecht op hiervoor te pleiten bij zijn collega die over het onderwijs gaat. Wat gaat de Minister daarmee doen?
Het vergt misschien een andere benadering, een bredere visie. Een samenwerking tussen de sport, het onderwijs en misschien ook nog wel de zorg. Een andere oproep van NOC*NSF is om eens te kijken naar de arbeidsmarkt sport: de knelpunten, de mogelijkheden en de verbindingen die gelegd kunnen worden met de andere sectoren. Nu hebben professionals en vrijwilligers misschien meerdere aanstellingen, waarvoor verschillende opleidingen vereist zijn, terwijl er misschien juist door samenwerking versterking plaats kan vinden. Is de Minister bereid hier een onderzoek naar te laten verrichten?
Voor de kortere termijn zijn er ook wel simpelere mogelijkheden om jongeren meer te laten bewegen. Denk aan bijvoorbeeld The Daily Mile. Dat is een heel eenvoudig concept: dagelijks vijftien minuten bewegen rondom de school. Hup, naar buiten! Of laat kinderen bijvoorbeeld springend sommen maken. Mijn volledige steun voor de oproep die Erik Scherder vandaag doet in de NRC: de klas is rustiger na het bewegen, waardoor beter geleerd kan worden. Dit is natuurlijk gewoon een win-winsituatie. Kan de Minister niet een handreiking doen aan scholen en gemeentes, dit aanmoedigen of iets anders? Dit is echt mijn oproep aan de Minister vandaag. Nederlanders zijn Europees kampioen zitten. Hoe keren wij die trend?
Jongeren denken zelf ook na over hoe er meer en beter bewogen kan worden. In het Nationaal Jeugddebat, waarin betrokken jongeren aan het woord kwamen in de Tweede Kamer, kreeg ik samen met collega's Heerema en mevrouw Westerveld een voorstel gepresenteerd, namelijk een beloningssysteem voor jongeren die meer willen bewegen. Dat werkt via een app, analoog aan het Cultureel Jongerenpaspoort. Die beloning zou bijvoorbeeld korting kunnen zijn op sportartikelen of leuke uitjes. Aldus deze jongeren. Is de Minister bereid om de mogelijkheden te bekijken om relevante partijen bij elkaar te zetten en te kijken wat hij vanuit zijn positie hieraan bij kan dragen en om de Kamer, en vooral deze jongeren, die zelf met dat idee zijn gekomen, hierover te informeren?
Dan kom ik op het thema zwemveiligheid, waar ik vaker aandacht voor vraag omdat we in een waterrijk land leven terwijl niet iedereen kan zwemmen. Iedere zomer worden we weer opgeschrikt door verdrinkingen. Ook hier kan ik vaststellen dat er heel erg veel gebeurt en heel veel in gang is gezet. Er lopen allerlei onderzoeken. De zwemwereld doet van alles. Maar er blijven wel grote zorgen, want het heeft bijvoorbeeld geen consequenties als de zwemschool niet voldoet aan de regels voor de kwaliteit en veiligheid van de zwemles. Er is geen toezicht door de overheid op de kwaliteit van zwemdiploma's. In de helft van de gemeentes is niets geregeld voor zwemlessen voor kinderen in armoede. Moeten wij bijvoorbeeld niet overwegen om het verplicht te maken dat aangesloten wordt bij het nationale zwemdiploma? Moet het geven van zwemles wel een vrij beroep blijven? Waarom geen minimale opleidingseisen en een vog-verplichting? Dat zou toch heel erg logisch zijn? Heel veel zwemscholen doen prima werk; dat is het punt niet. Maar als je kijkt naar hoe het geregeld is, vind ik echt dat het beter kan. Graag een reactie van de Minister hierop. Hoe ziet hij dit en wat gaat hij doen?
We vinden allemaal dat iedereen mee moet kunnen doen met sport en bewegen, misschien wel juist mensen met een beperking. Zou het niet goed zijn als we een overzicht hebben welke aandacht en financiële middelen per gemeente of provincie beschikbaar zijn voor gehandicaptensport? Is het mogelijk extra financiële steun voor het platform Uniek Sporten vrij te maken, zodat vraag en aanbod beter bij elkaar worden gebracht?
Ten slotte, voorzitter. Ik sluit mij aan – ik moet kort zijn – bij de vragen van mevrouw De Pater over de wielersport en over het probleem van de reductie van de politie-inzet op de motor. Ik begrijp hoe druk de politie het heeft – daar heb ik begrip voor – maar ik vind wel dat de Minister samen met zijn collega van IenW zou moeten kijken hoe we op een zorgvuldige manier kunnen regelen dat sportwedstrijden op de openbare weg behouden blijven.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb nog een vraag over het zwemgedeelte. We hebben de zwemveiligheid hier natuurlijk al enkele jaren op de agenda staan, overigens dankzij u, want u agendeert dat elke keer. U heeft nu een nieuwe invalshoek, namelijk de kwaliteit van zwemscholen. Ik vraag mij af of u tot dat inzicht bent gekomen omdat u een link kunt leggen tussen de kinderen die niet zwemmen of onvoldoende goed zwemmen en de kwaliteit van scholen, waar u het over heeft. Ziet u daar een verband en is dat de reden waarom u dit hier op deze wijze agendeert? Of is het idee meer dat u daar een omissie ziet en dat alle scholen hier volgens u gewoon aan moeten voldoen? Want dan zouden we desnoods gerichte interventies kunnen doen.
De heer Van Nispen (SP):
Op dit moment is het meer het laatste. De heer Heerema constateert terecht dat mijn aanvankelijke invalshoek het feit was dat we elk jaar worden opgeschrikt door verdrinkingen. Ik kan dat niet een-op-een linken aan het feit dat een minder gekwalificeerde zwemdocent de zwemles geeft. Nee, het gaat er meer om dat we ook nieuwkomers hebben in dit land, maar ook kinderen die niet hebben leren zwemmen. Dat zijn dus eigenlijk verschillende problemen. Ook vanwege de spreektijd heb ik die problemen hier misschien iets te snel achter elkaar benoemd, maar het zijn meerdere problemen. Eerst had ik het altijd over het schoolzwemmen. Daar ben ik trouwens ook nog steeds hartstochtelijk voorstander van, maar je kunt niet elk jaar dezelfde inbreng hebben, ook al zijn mijn plannen nog niet allemaal ingevoerd. Ik heb me met mijn vragen nu vooral gericht op de kwaliteit van de zwemdiploma's. Als je kijkt welke regels er gelden en of die worden nagekomen, dan kom je er gewoon achter dat er wel heel veel regels zijn maar dat het geen enkele consequentie heeft als die niet worden nagekomen. Daar maak ik op dit moment dus een punt van.
De voorzitter:
Dank u wel. Afrondend, de heer Heerema. Nee, dat was voldoende. U was aan het einde van uw betoog. Dan geef ik tot slot het woord graag aan mevrouw Westerveld, die spreekt namens de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het blijft vrijwel onmogelijk om in sportdebatten keuzes te maken over wat we wel of niet ter sprake brengen. Ik zit met die worsteling, maar ik meen dit eigenlijk ook in de inbreng van vrijwel alle collega's te bespeuren. Want sporten en bewegen zijn ontzettend belangrijk voor het welzijn van mensen en voor de motorische ontwikkeling van kinderen en hun gezondheid, maar sporten heeft ook een sociale en verbindende betekenis die we niet kunnen onderschatten. Op het sportveld komen mensen elkaar tegen. Ik merk dat zelf ook in de kantine van mijn eigen voetbalclub, waar ik verhalen hoor van mensen over hun zorgen. Ze vragen zich af of ze het einde van de maand wel of niet kunnen halen. Dat zijn ook verhalen die ik hier rondom het Binnenhof niet hoor. Op het sportveld kom je elkaar dus tegen.
Voorzitter. We hebben natuurlijk allemaal meegekregen dat de Nederlandse vrouwen gisteren een hele mooie eerste overwinning hebben behaald. Het is ook geweldig om te zien hoe zij met een onvoorstelbaar doorzettingsvermogen hun achterstand in het voetbal steeds maar aan het inlopen zijn. De Kamer stemde in november nog tegen mijn motie om faciliteiten en beloningen steeds meer gelijk te trekken, maar inmiddels heeft ook de KNVB nu besloten om vrouwen beter te gaan belonen. Ik ben daar heel erg blij mee. Nog beter is natuurlijk dat de speelsters daar zelf erg blij mee zijn. Maar helaas blijft de gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen in de sport ver te zoeken, helemaal in het voetbal. Als er bezuinigd moet worden, is de vrouwentak vaak de eerste die sneuvelt, terwijl er relatief weinig geld omgaat in het vrouwenvoetbal. Ter vergelijking: ik heb begrepen dat een vrouwenteam in de eredivisie rond de drie ton zou kosten, misschien wat meer, terwijl het gemiddelde salaris van een speler in de eredivisie – met flinke uitschieters naar beneden en naar boven; dat weet ik ook wel – ook rond de drie ton ligt. Dat laat gewoon zien wat die forse ongelijkheid is.
Voorzitter. Ik ben telkens zoekende naar wat we kunnen doen om er toch voor te kunnen zorgen dat er in alle sporten maar vooral ook in het voetbal steeds meer gelijkwaardigheid komt. Ik zou de Minister willen vragen of het een optie is om vrouwenvoetbal meer op tv te laten komen en bijvoorbeeld de eredivisie toe te voegen aan de evenementenlijst van de publieke omroep. Zou hij dat eens met zijn Minister voor Media willen bespreken?
Voorzitter. Ik vind het ook niet te verkopen dat gemeenten vaak moeten bijspringen als voetbalclubs in financieel zwaar weer zitten. Onlangs was FC Twente in het nieuws, maar we weten dat bijna iedere stad met een betaaldvoetbalorganisatie daarmee worstelt. Ik zou de Minister willen vragen of hij het wenselijk vindt dat gemeenten soms steun moeten verlenen aan betaaldvoetbalclubs die financiële schulden hebben. En is de Minister het met GroenLinks eens dat het niet houdbaar maar ook principieel onjuist is dat we op clubs heel veel mensen hebben rondlopen die flinke bedragen verdienen, terwijl tegelijkertijd heel vaak naar de gemeenten wordt gekeken als er schulden zijn, bijvoorbeeld als de lasten van het stadion niet meer te betalen zijn? Wat vindt de Minister daarvan en wat kan de Minister doen? Is hij het met GroenLinks eens dat we bijvoorbeeld meer eisen kunnen stellen aan de vermogens van voetbalclubs? En zou hij eens met zijn collega's in Europa hierover willen praten? Want dit is zeker geen Nederlands probleem. Sterker nog, het probleem is in veel Europese landen nog veel groter. Er worden grote bedragen verdiend, maar we zien ook dat heel veel topclubs vaak honderden miljoenen euro's schuld hebben. Dat loopt gewoon uit de hand. Daarom kunnen we dit probleem niet alleen in Nederland oplossen. Dit probleem moet echt in Europees verband bekeken worden. Ik wil de Minister vragen of hij daarin iets kan betekenen.
Voorzitter. Eerder maakte ik een punt van de prestatiedruk en de vroegselectie in het sporten. De Minister herkende onze zorgen over het feit dat jonge sporters steeds meer prestatiedruk ervaren, wat soms ook ten koste gaat van het plezier. Kan de Minister vertellen wat de stand van zaken is, ook op het punt van het scouten van hele jonge spelertjes? Ik ben daar ook zoekende in. Ik vind dat we dat moeten ontmoedigen. Ik snap tegelijkertijd ook wel tegen welke belemmeringen we aanlopen, maar zou de Minister hier verder op in kunnen gaan?
Voorzitter. Ik zou ook graag een paar vragen willen stellen over de veiligheid in de sport, want veiligheid in brede zin is heel belangrijk. We hebben vorig jaar natuurlijk al een debat gehad over de commissie-De Vries en over de aanbevelingen in het rapport van die commissie over grensoverschrijdend gedrag en grensoverschrijdende seksuele intimidatie. We hebben toen ook een punt gemaakt van de vertrouwenscontactpersoon. In november antwoordde de Minister dat het aantal vertrouwenscontactpersonen is gestegen. Toen waren dat er 1.510. Kan de Minister vertellen hoe dat er nu mee staat? Stijgt dat aantal nog steeds en hoe staat het met het Centrum Veilige Sport van NOC*NSF?
Bij veiligheid moeten we ook denken aan hoe geweldsincidenten voorkomen kunnen worden, voornamelijk in het voetbal, maar zij kunnen ook bij andere sporten voorkomen. Daarvoor is ook professionalisering nodig, onder anderen van trainers en bestuurders. De Minister heeft dat al op het netvlies, maar zou hij ons een update kunnen geven?
Soms is het ook nodig om veiligheid op te nemen in regelgeving. In dat kader heb ik een vraag over trampolineparken. Volgens mij hebben we het daar in deze Kamer niet eerder over gehad; tenminste, ik heb het daar niet eerder over gehad. Onlangs bleek uit een uitzending van Kassa dat daar heel veel problemen voorkomen en dat er ook heel veel erge ongelukken gebeuren in trampolineparken. Vindt de Minister dat kinderen bij een trampolinepark aan het sporten of aan het spelen zijn? Het valt nu onder spelen, want de veiligheidsregels komen uit het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen. Ik zou hem willen vragen of het niet veel meer om sporten gaat? Is de Minister ervan op de hoogte dat er wordt gewerkt aan een praktijkrichtlijn en is hij voornemens om die te gaan gebruiken als norm?
Voorzitter. Mijn allerlaatste punt betreft het voor iedereen mogelijk maken van sporten. Dat gaat over de pace-pro. Dat is een bescherming van de pacemaker bij jonge kinderen, zodat zij kunnen bewegen en sporten. Dat gaat om een kleine groep, maar toch maakt het een heel groot verschil als kinderen zo'n bescherming van de pacemaker kunnen krijgen. De Minister gaf eerder in antwoorden op schriftelijke vragen aan dat het aan zorgverzekeraars is om te besluiten of dit wordt vergoed. Uit de praktijk hoor ik andere verhalen. Ik vind dat we dit gewoon moeten regelen en dat we gewoon moeten zorgen dat ook deze kinderen kunnen sporten. Ik zou de Minister willen vragen of hij met ons kan nadenken over hoe ook deze bescherming van de pacemaker vergoed kan worden voor deze kinderen.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De Minister heeft aangegeven ongeveer tien minuten nodig te hebben om zich nog even voor te bereiden op de beantwoording. Ik schors de vergadering dus tot 15.00 uur.
De vergadering wordt van 14.52 uur tot 15.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik verzoek de mensen in de zaal om hun plaats weer in te nemen. We missen alleen mevrouw Westerveld nog, maar zij zal zo meteen binnen komen lopen. De heer Van Aalst heeft zich verontschuldigd, maar luistert uiteraard mee naar de antwoorden. We hebben de eerste termijn van de zijde van de Kamer gehad. Dat betekent dat ik graag de Minister de gelegenheid geef voor de beantwoording van de gestelde vragen. Ik zou met de leden een tweetal interrupties in tweeën willen afspreken. Het woord is aan de Minister. Gaat uw gang.
Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. Ik zou graag een paar opmerkingen vooraf willen maken en daarna de vragen van de verschillende leden van de Kamer willen beantwoorden. Dat doe ik per persoon en niet per thema. Er is een variëteit aan vragen gesteld. Ik denk dat ik daar het beste recht aan doe door elke spreker straks successievelijk van een antwoord of in ieder geval een reactie te voorzien.
Ik maak eerst een paar opmerkingen vooraf. Bijna een jaar geleden tekenden we samen met gemeenten en sportbonden het Nationaal Sportakkoord. Sindsdien is er veel gebeurd. Veel partijen in Nederland zijn zich mede-eigenaar gaan voelen van de vijf ambities die in het Sportakkoord staan en zetten zich daar met veel enthousiasme voor in. Ik informeerde u in maart over de implementatiestrategie, maar nu zijn we echt begonnen. Ik wil u daar graag over informeren aan de hand van de volgende onderwerpen. Ik wil het iets uitgebreider hebben over de lokale en regionale sportakkoorden. Daarna zal ik het iets korter hebben over de ondersteuning van de sport, waarna ik nog een opmerking zal maken over de nationale ontwikkelingen en de topsport. Maar voordat ik daarop inga, informeer ik u graag over de SPUK, waar ik u vanochtend nog een brief over heb gestuurd. Mijn excuses dat het zo actueel moest zijn.
De voorzitter:
Misschien kan de Minister even aangeven wat de afkorting SPUK betekent voor de mensen, net als uw voorzitter, die dat niet direct helder voor ogen hebben.
Minister Bruins:
Het gaat over de specifieke uitkering die wordt geboden om het btw-nadeel te compenseren. Er is eerder gezegd dat die compensatieregeling zodanig moet uitpakken dat de sport daar niet onder te lijden heeft. Dat is en blijft de ambitie. Dat is de strekking van de brief. Aangezien die brief een coproductie is van de collega's van Financiën heb ik geprobeerd om een gezamenlijke brief bij u te krijgen, maar ik zat een beetje op hete kolen, dus uiteindelijk heb ik er maar een eigen briefske van gemaakt. Maar wees ervan overtuigd dat die geldt als een brief van ons samen.
Wat staat er in die brief? De deadline waarvoor gemeenten een beroep kunnen doen op de regeling is per 1 juni verstreken. Ik heb de balans op kunnen maken van hoeveel er door de gemeenten is aangevraagd binnen de SPUK-regeling. Naar nu blijkt, is er 76 miljoen meer aangevraagd dan het beschikbare budget van 150 miljoen. Dat is dus heel flink. In mijn brief aan uw Kamer van vanochtend zet ik uiteen dat ik momenteel samen met de collega van Financiën een analyse maak om deze overschrijding te kunnen verklaren. Aan het eind van de zomer zal ik u informeren over de uitkomsten van deze analyse, binnen het gegeven dat ik van mening ben dat de sport er niet onder moet lijden.
Voorzitter. Ik wil eerst een opmerking maken over de lokale en regionale sportakkoorden.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er eerst een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Sorry, ik heb een procedurele vraag. Komt de Minister nog terug op de vragen die ik over die regeling heb gesteld? Als de Minister die nog gaat beantwoorden, dan zal ik nog even wachten met mijn interruptie op dit punt.
De voorzitter:
Dat lijkt me verstandig.
Minister Bruins:
Als de voorzitter het verstandig vindt, dan vind ik het ook verstandig. Maar inderdaad, ik wil de vragen die u allen gesteld heeft, nog langslopen. Ik beoog niet om nu al vragen te parkeren of niet te beantwoorden.
Ik maak eerst een opmerking over de lokale en regionale sportakkoorden. De helft van alle gemeenten heeft nu al gehoor gegeven aan de oproep om de ambities uit het Sportakkoord te vertalen naar de lokale situatie om zo de sport in Nederland te versterken. 155 gemeenten werken momenteel hard aan de totstandkoming van een lokaal of regionaal sportakkoord. 19 gemeenten hebben al een sportakkoord gesloten en werken aan de uitvoering ervan. Daarmee zijn 174 gemeenten aan de slag met een eigen sportakkoord. Maar daar ben ik nog niet helemaal tevreden mee. Dat ben ik pas als ook de overige 181 gemeenten werken aan een sportakkoord. Gezien de huidige ontwikkelingen verwacht ik dat een deel van deze gemeenten nog dit najaar een aanvraag indient voor een formateur. Ik hoop dat de overige gemeenten snel daarna volgen. Dan is heel Nederland betrokken bij het Sportakkoord en wordt er overal hard gewerkt aan de vijf thema's om de sport inclusiever, de accommodaties duurzamer, de clubs vitaler, het clubklimaat positiever en de mensen motorisch vaardiger te maken. Kortom, om de sport in Nederland klaar te maken voor de toekomst.
Voorzitter. Ik ben van mening dat we de sport het best dienen met lokale of regionale akkoorden. Lokale partijen weten beter wat er lokaal nodig is dan wij hier in Den Haag. De sport moderniseren en versterken moet daar gebeuren waar wekelijks 9,4 miljoen mensen sporten, waar wedstrijden plaatsvinden, waar getraind wordt en waar vele vrijwilligers zich inzetten om iedereen met plezier te laten sporten. Daarom is het van belang dat de sport zelf bij de gemeenten aan tafel zit en mee kan beslissen over wat er lokaal moet gebeuren. Dan komen er ook nieuwe netwerken en samenwerkingsverbanden tot stand, niet alleen tussen de sportaanbieders onderling maar bijvoorbeeld ook tussen sport, onderwijs en bedrijfsleven. Ik vind het mooi om te zien dat vele partijen lokaal hun budget en energie inzetten om gedeelde ambities te realiseren en zo bij te dragen aan de sport in Nederland. Het mooiste is dat uw Kamer daar ook aan bijdraagt door gemeenten te stimuleren met het beschikbare budget vanuit VWS.
De tweede opmerking gaat over de ondersteuning van de sport. Zoals ik net zei, is het belangrijk dat de sport zelf aan tafel zit en samen met de gemeenten en andere partijen beslist wat er in het sportakkoord wordt opgenomen. Dat betekent dat de sport, waarin voornamelijk vrijwilligers actief zijn, een gelijkwaardige gesprekspartner moet zijn. NL Actief en NOC*NSF helpen daarom de sportaanbieders. Dat gebeurt via de lokale sportadviseur. Hij of zij roept alle sportaanbieders in een gemeente bijeen en bespreekt met hen wie vanuit de sport aan tafel plaatsneemt en met welke gemeenschappelijke agenda. Daarnaast inventariseert de adviseur welke behoeften er zijn bij de clubs aan ondersteuning. NOC*NSF en de bonden zorgen vervolgens voor een passende aanpak. Op deze manier verwacht de sport de komende tweeënhalf jaar 5.000 clubs te versterken en 100.000 trainer-coaches, voornamelijk vrijwilligers, te scholen. Ook gaat de sport zich inzetten om spelregels en reglementen aan te passen ter bevordering van een positief sportklimaat. Een mooi voorbeeld zie ik bij het basketbal. In de jeugdcompetitie moeten alle spelers uit het team minimaal twee kwarten van de wedstrijd kunnen meespelen. Zo wordt voorkomen dat sommige spelers een hele wedstrijd langs de kant zitten en hun plezier in de sport verliezen. Tot slot noem ik nog de nieuwe criteria voor sportaccommodaties waarmee de sport aan de slag gaat. Het doel hiervan is onder meer dat op hetzelfde kunstgrasveld zowel gevoetbald als gehockeyd kan worden. Ik wil de sport graag complimenteren met de inzet die zij tonen om de sport toekomstproof te maken.
Voorzitter. Dan een opmerking over de nationale ontwikkelingen. Sommige vraagstukken vragen om een aanpak op nationaal niveau. Het kunstgrasvraagstuk, zoals u dat eerder heeft benoemd in deze vergadering, is daar een voorbeeld van, maar er zijn er meer. Daarom worden binnen het innovatieprogramma in het Sportakkoord challenges opengesteld. Iedereen die creatieve oplossingen heeft voor complexe problemen binnen de sport kan zich melden. Ik denk dan onder meer aan ideeën voor milieuvriendelijk beheer van sportvelden of het werven van vrijwilligers voor sportclubs. Bovendien wordt met de G5 gesproken over de invulling van living labs. In deze realistische proeftuinen gaan verschillende partijen samenwerken aan innovatieve projecten op het gebied van sporten en bewegen. Ik zal de stad niet noemen, maar een van die initiatieven is bijvoorbeeld dat er gekeken wordt of e-sport – wij noemen dat gewoon «gamen» – meer in de context van een fysieke sportclub kan plaatsvinden, waardoor je stimuleert dat kinderen niet alleen maar meer aan e-sport gaan doen maar ook aan echte sport. Dat vind ik een mooi voorbeeld uit zo'n living lab.
Voorzitter. Tot slot en ter voorbereiding nog een opmerking over topsport. In het Nationaal Sportakkoord schreven we dat er nog wordt gewerkt aan een zesde deelakkoord: Topsport die inspireert. Met veel partijen wordt gesproken over de inspirerende waarde die van topsport uitgaat en over waar we de komende jaren op moeten inzetten om de grote kracht van topsport te versterken. Dat moet dit najaar leiden tot een akkoord dat door NOC*NSF, de VSG, de Vereniging Sport en Gemeenten, en het kabinet wordt ondertekend. Ik houd u op de hoogte van hoe dit er precies uit komt te zien. Daarmee heb ik het stramien een beetje doorgelopen van wat er in het Nationaal Sportakkoord staat.
Ik wil nu graag proberen om een antwoord te geven op de vragen die aan mij gesteld zijn. Allereerst de vragen van de zijde van de VVD-fractie. De heer Heerema stelde als eerste de vraag hoe ik de bonden geruststel nu negen op de tien sportbonden aangeven ontevreden te zijn over het Sportakkoord. Ik herken het getal van negen op de tien bonden die ontevreden zijn over het Sportakkoord niet, want ik heb elke stap in de ontwikkeling van het akkoord met de sportbonden samen gezet. Het is mij bekend dat niet alle bonden volledig tevreden zijn met de uiteindelijke uitwerking. Mij is gevraagd om de sport toekomstbestendig te maken en aan die opgave ben ik samen met de sport en de gemeenten gaan werken. De aanpak die er nu ligt, is de uitkomst van de opgave waar we samen over nagedacht hebben. En ja, die is anders dan voorheen, want het oogmerk is immers om de sport te versterken. Als we blijven doen wat we al deden, dan houden we wat we al hebben. Ik heb enig begrip voor de ontevredenheid die er bij een aantal bonden leeft, want het is echt spannend wat we gaan doen. Daarom gaan we samen nauwlettend volgen of de aanpak die we samen hebben ontwikkeld, in de praktijk ook uitpakt zoals bedoeld. Als dat niet het geval is, dan gaan we natuurlijk bijsturen. Ik zou willen zeggen: we zijn samen op reis en we blijven samen op reis, want ons doel is hetzelfde, namelijk een toekomstbestendige sportsector.
Een tweede vraag van de heer Heerema was waarom er nu al wordt ingezet op lokale akkoorden terwijl het nationale akkoord nog niet eens af is. Al tijdens de ondertekening in juni 2018, nu een jaar geleden, heb ik de oproep gedaan om het Nationaal Sportakkoord te vertalen naar de lokale context, want het moet lokaal gebeuren. Daar bevinden zich de sporten, de trainers, de besturen en de clubs. Deze mensen weten zelf heel goed wat ze nodig hebben. Dat weten ze eerlijk gezegd al jaren. Ik wil deze mensen en clubs helpen en het liefst zo snel mogelijk, want elke club die hierdoor overeind blijft en sterker en vitaler wordt, draagt eraan bij dat zo veel Nederlanders met plezier kunnen sporten. Ik snap het verwijt over te snel handelen dan ook niet. De oproep aan mij in het regeerakkoord was helder: zorg ervoor dat bonden en verenigingen versterkt worden. Dat is precies wat ik nu doe en wat ik met het Nationaal Sportakkoord beoog.
Wie zijn nou die sportformateurs en wat kunnen we van ze verwachten? De sportformateur is een neutrale persoon. Het is een procesbegeleider die partijen lokaal met elkaar aan tafel brengt en in gesprek laat gaan over de inhoud van het lokale sportakkoord. Lokale coalities kunnen een dergelijke formateur aanvragen. Daarvoor dienen de gemeente en minimaal drie sportaanbieders een intentieverklaring te ondertekenen. In die intentieverklaring staat onder meer dat partijen het budget moeten besteden aan het inzetten van een formateur en dus niet aan andere dingen, zoals lantaarnpalen, zo zeg ik veel te huiselijk. Deze formateur voldoet aan het opgestelde profiel, waarin onder meer staat dat de formateur onafhankelijk en neutraal is. In die intentieverklaring staat ook dat de formateur moet deelnemen aan verplichte scholing. De formateur en de partijen moeten samen meewerken aan de monitoring van het lokale akkoord. De uitkomst van de inzet van de formateur is een lokaal sportakkoord dat in lijn is met het Nationaal Sportakkoord. Een aantal thema's uit het Nationaal Sportakkoord dat we vorig jaar hebben gesloten, moet in ieder geval herkenbaar zijn.
Voorzitter. Zoals ik al zei, zijn er inmiddels 155 sportformateurs aangevraagd. Op dit moment zijn er 100 met naam en toenaam bekend bij de VSG, de Vereniging Sport en Gemeenten. De VSG treedt in contact met een gemeente indien de formateur niet voldoet aan de criteria die ik zojuist heb genoemd. Ik wil nog opmerken dat inmiddels 80 sportformateurs een eerste scholing hebben bijgewoond en nu aan de slag zijn met het bijeenbrengen van partijen en het faciliteren van het gesprek.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er allereerst een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
U vertelt over de samenstelling van het team rond de sportformateur, met drie sportaanbieders. Betreft het ook andere aanbieders dan sportverenigingen, bijvoorbeeld zakelijke dienstverleners in de sport?
Minister Bruins:
Het antwoord luidt bevestigend. Het kunnen ook andere aanbieders dan verenigingen zijn.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik merk dat ik iets kritischer ben op het Sportakkoord dan de Minister het hier uitlegt. Ik ben even op zoek naar hoe we daar wat meer vat op kunnen krijgen. De Minister heeft ervoor gekozen om de gemeenten als lead in te zetten. Het zijn er nu 155. Als nog 181 gemeenten aangesteld moeten worden, zouden we dan in die 181 gemeenten niet de gemeenten maar de verenigingen de lead kunnen laten zijn? In plaats van aan tafel te zitten en mee te praten, mogen zij dan bepalen hoe het proces gaat. Dan kunnen we een heel goede afweging maken. Hoe gaat het in de gemeenten waar de gemeente aan zet is en hoe gaat het in de gemeenten waar de sport aan zet is? Ik heb gewoon veel vertrouwen in de sport; laat ik het zo maar zeggen.
Minister Bruins:
Ik hoop dat u ook een beetje vertrouwen heeft in deze Minister. Ik wil dit echt even rechtzetten. De sportformateur is er niet voor de gemeente, maar voor de lokale coalitie. In die lokale coalitie kunnen naast de verenigingen ook het onderwijs, het welzijnswerk, het bedrijfsleven en veel andere partijen zitten. Ik wil benadrukken dat de sportformateur geen verlengstuk is van de gemeente, maar een neutrale persoon. Je zou kunnen zeggen dat het een local hero is, die niet uit een vereniging of de gemeente moet komen, maar die moet worden geworven via criteria op basis van het profiel dat ik noemde. Er zijn er inmiddels al 150 geworven. Nogmaals, die sportformateur moet zich niet alleen inzetten voor de gemeente, maar voor zo'n lokale coalitie. Daar zit ook de kracht. Ik verwacht dat we in de komende maanden nog heel veel gemeenten en andere lokale partijen ervan kunnen overtuigen dat ze zo'n lokale coalitie moeten vormen en dat ze die sportformateur daar goed voor kunnen gebruiken.
De voorzitter:
Afrondend de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Mijn vertrouwen in deze Minister is vrijwel grenzeloos. Maakt u zich daar geen zorgen over. Maar dat betekent niet dat ik niet kritisch mag zijn en dat het niet af en toe mag schuren. Ik maak mij namelijk zorgen dat er geen extra badmutsen in het zwembad komen en geen extra schoenen binnen de lijnen. Mijn concrete vraag was: kunnen we in die andere 181 gemeenten via een andere systematiek de verenigingen in de lead laten zijn in plaats van de gemeenten? Ik wil weten of dat verschil maakt als we over een jaar een evaluatie doen.
Minister Bruins:
Ik heb het heel vriendelijk gezegd, maar ik wil niet naar een andere systematiek. Ik wil inzetten op die lokale coalities. Dat is best spannend, omdat we niet alleen de sport aan tafel hebben, maar ook het onderwijs. Het verschilt van gemeente tot gemeente, van lokale situatie tot lokale situatie. Ik vind er enige logica in zitten om naast het onderwijs, het welzijnswerk, het bedrijfsleven en de sportverenigingen te bekijken welke andere partijen er om tafel moeten worden gebracht. Ik denk dat dat de kracht is. We moeten niet de overheid of de sportverenigingen vooropzetten, maar we moeten die verweven met andere partijen. Ik denk dat daar de kracht en de versterking kan zitten voor de sport van morgen, waardoor er meer mensen gaan sporten en meer mensen plezier en lol in sport hebben. Zo zie ik ook de vertaling van de nationale context. Nogmaals, die komt niet uit een Haags overheidsmodelletje. Die hebben wij gedrieën opgezet. Het is een kongsi van sportieve gemeenten, de sport en het Rijk om het op die manier in elkaar te zetten en nauw te vertalen naar regionaal en lokaal niveau. Ik wil graag op die manier verder. Maar ik heb nog wel andere vragen te beantwoorden, ook van de heer Heerema.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Bruins:
Kunnen er aanvullende voorwaarden gesteld worden aan de inzet van de miljoenen voor lokale akkoorden? Ik wil daarop graag antwoorden. Zoals dat altijd het geval is, zijn er voorwaarden gesteld aan de inzet van het sportbudget. Ik heb u al uiteengezet welke waarborgen er zijn voor de sportformateur. Voor het uitvoeringsbudget zijn soortgelijke waarborgen ingebouwd. Ook voor het uitvoeringsbudget dient een intentieverklaring ondertekend te worden door de gemeente en drie sportaanbieders. Daarin staat onder meer dat het budget moet worden ingezet voor de uitvoering van het sportakkoord, dat partijen samen bepalen hoe het budget wordt besteed en dat medewerking wordt verleend aan monitoring. Bovendien moet het lokale sportakkoord worden geüpload. De VSG doet daar een lichte check op en treedt in contact met de betreffende gemeente als het akkoord ondermaats is. Tot slot is het belangrijk om te vermelden dat het uitvoeringsbudget jaarlijks wordt aangevraagd en we dus in het uiterste geval kunnen besluiten dat een lokale coalitie niet langer in aanmerking komt voor de regeling. Maar ik hoop dat het die kant niet uitgaat. Ik heb er veel vertrouwen in dat de lokale partijen de budgetten benutten zoals beoogd, omdat ik denk dat we allemaal naar hetzelfde doel toewerken.
Voorzitter. Dan een opmerking over, zoals dat in jargon heet, deelakkoord 6, het topsportakkoord. De heer Heerema vroeg of ik zo ambitieus mogelijk kan beschrijven wat daarin komt. Eerst maar een procesopmerking: ik ben momenteel met veel partijen in gesprek over dat deelakkoord 6. Daarbij geef ik veel ruimte aan partijen om hun ambities voor topsportevenementen en media kenbaar te maken. Er zijn vooraf geen restricties voor de ambities die we met elkaar willen formuleren en de komende jaren willen realiseren.
Ik heb zes punten genoteerd waarvan ik denk dat ze een plekje moeten krijgen in dat topsportakkoord. Allereerst topsportinfrastructuur, zoals topsportprogramma's, coaches, accommodaties, wedstrijden, competities, maar ook financiering en duale carrière, dus welke tijd besteed je aan sport en welke tijd besteed je daarbuiten? Dat is één brok.
Het tweede brok is talentontwikkeling. Hoe zorgen we dat er voldoende aanwas van talent is en dat dit talent ook kan worden ontdekt? Een derde thema is het vergroten van de maatschappelijke waarde van topsport. Het moet inspirerend zijn. We kunnen er trots op zijn. Denk ook aan saamhorigheid en identiteit. Hoe kunnen we dat thema concretiseren? Hoe kunnen we daar een ambitie op formuleren?
Het vierde is innovatie en data. Hoe maken we Nederland tot het meest sportinnovatieve land van de wereld? Ik denk dat dat de ambitie moet zijn. We weten dat we niet het enige land zijn dat ongelofelijk veel inzet pleegt op het punt van innovatie en data. In welk land je ook komt, welke sportcollega je ook spreekt, hier zijn ze allemaal mee bezig. Dus daar is ook voor ons werk aan de winkel.
Thema vijf is een gezamenlijk gedragen evenementenstrategie voor de komende jaren. Welk type evenementen willen we naar Nederland halen? Hoe gaan we dat samen doen? Daar heb je verschillende partijen voor nodig.
Tot slot. Dit moet ik nog een beetje uitwerken. Topsportprestaties en de achterliggende verhalen moet je voor iedereen toegankelijk maken. Topsport leeft – dat weten we allemaal – bij de gratie van de mooie verhalen die we aan elkaar vertellen. Ik denk dat het via media, via nieuwe media, toegankelijk maken van topsportprestaties en de verhalen die je daarover kunt vertellen, een thema moet zijn in deelakkoord 6. Ik denk dus aan deze zes ambities, maar het is niet ramdicht. Er kunnen nog onderwerpen bij. Maar hier denk ik aan.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Diertens. Uw vragen zijn nog niet beantwoord. Dat realiseert u zich met uw interrupties?
Mevrouw Diertens (D66):
Ja. Er zijn gewoon te veel onderwerpen waar je in één debat over moet praten. Ik ben toch nieuwsgierig naar wat er wordt verstaan onder een duale carrière. Dat gaat over werk, maar ik begrijp vanuit de sport dat er best veel problemen zijn om een voortgezette studie te combineren met het tempo van je sportcarrière. Ik vroeg me af of dat er ook onder valt.
Minister Bruins:
Ja, maar ik maak hier toch even een kapstokje, want ik vind dit passen bij het thema dat u heeft benoemd in de vragen die u heeft gesteld over de combinatie van werken en sporten, of van studeren en sporten. In een ander verband heeft u ook weleens gesproken over de vele snippercontracten die er zijn in de sport. Mensen hebben soms moeite om de touwtjes aan elkaar te knopen of om het in tijd goed te combineren. Daar wil ik straks een opmerking over maken. Dus ik parkeer het heel even, met uw welnemen.
Mevrouw Diertens (D66):
Dat is goed.
Minister Bruins:
Voorzitter. Wil de Minister verkennen of er een klein, slagvaardig, interdepartementaal loket kan komen met in ieder geval de ministeries van VWS, EZ, Financiën en IenW? Mag ik dat idee voor zo'n soort loket zien als een suggestie, en mag ik dit betrekken bij de vormgeving van deelakkoord 6? Op basis van de gesprekken die ik nu voer, gaan we kijken wie welke taken het beste kan uitvoeren. Dan kan ik ook het beste beoordelen of een dergelijk loket wenselijk is. De heer Heerema weet dat verschillende departementen nu al ondersteuning bieden. Bovendien komt er een evenementenloket bij NOC*NSF, waar organisatoren terechtkunnen voor ondersteuning en informatie. Er zijn dus al een paar dingen. Ik moet even zoeken naar het goede extra. Zoals u weet, heb ik in de discussie rond de Formule 1 gezegd dat verschillende departementen straks in het kader van de modelgarantie een rol spelen. Maar daarvoor wil ik wel het coördinatiepunt zijn, zodat er geen gaten vallen, want anders is de tijd te kort om dit voor te bereiden.
De voorzitter:
Ik zie een vraag van de heer Heerema.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik wil graag weten wanneer de Minister dit aan de Kamer kan sturen. Het maakt mij niet uit waarbij u het gaat voegen. Ik wil heel graag dat dit loket er komt, eigenlijk precies vanwege de reden die u noemt met betrekking tot de Formule 1. Maar dat is echt maar een van de voorbeelden die we de laatste jaren hebben gehad. Op dat moment moet er dan gezocht worden. Ik wil dat daar een structuur voor is. Vandaar mijn wens voor een interdepartementaal loket.
Minister Bruins:
Dat snap ik, maar op dit moment voer ik nog gesprekken met vele partijen over deelakkoord 6. Ik wil hun ideeën ook even meenemen. Ik zei u al dat er bij NOC*NSF ook zoiets als een evenementenloket bestaat. Ik wil dus even de ruimte houden om te kijken aan welke coördinatie behoefte is en waar die het beste vorm kan krijgen. Ik denk dat ik de Kamer dit najaar kan informeren over deelakkoord 6. Laat me daar dit punt dan bij betrekken. Dan komt er dan ook een praktisch antwoord van mijn kant.
Voorzitter. Wat vindt de Minister van een initiatief om te komen tot een ouderenfonds? Ik weet niet zeker of dat een vraag was. Als ik zou zeggen dat het geen goed initiatief is, komt hij toch wel met het initiatief. Maar ik ben heel benieuwd naar het idee. Dat is een beter antwoord, denk ik. Op zijn allervoorzichtigst wil ik wel aangeven dat er al een aantal activiteiten bestaan voor sportdeelname onder ouderen, ook die door het Rijk worden ondersteund. De heer Heerema kent vast het initiatief OldStars, waaraan VWS een financiële bijdrage levert. Dat project wordt gedraaid door het Nationaal Ouderenfonds, in samenwerking met sportbonden. Daar zijn al mooie resultaten van. Daarnaast – dit komt uit uw eigen bijdrage, geloof ik – is er het initiatief Denken en Doen van de Nederlandse Bridge Bond. Mensen gaan met elkaar bridgen en vertellen elkaar dan ook verhalen. Het is ook om de eenzaamheid te bestrijden. Een derde initiatief is Meer Bewegen voor Ouderen, van de KNGU. Daar zit op dit moment nog geen rijksbijdrage aan vast, maar het is wel een mooi initiatief. Het bestaat ook al heel lang. Ik wijs er ook op dat het Ouderenfonds een subsidie van VWS krijgt om ouderen tot bewegen te stimuleren.
Dit zeg ik u niet om u de wind uit de zeilen te nemen, want ik wil het initiatief graag lezen, maar er zijn dus al een aantal initiatieven op gang. Aangezien de heer Heerema het opbrengt, is het misschien goed voor hem om te kijken of een aantal van de door mij genoemde partijen een plekje kunnen krijgen in het initiatief.
Kan de Minister samen met de Staatssecretaris van IenW in overleg treden met de sportsector en de lokale overheden om te komen tot een realistisch implementatieplan voor gewasbescherming? Ik kan de heer Heerema meedelen dat dit overleg gelukkig al plaatsvindt, binnen de huidige Green Deal Sportvelden. Daar ben ik sinds 2018 op aangesloten. Mijn collega van IenW heeft aangegeven dat er ook in de toekomst mogelijkheden voor uitzonderingen blijven bestaan. Bepaalde gewasbeschermingsmiddelen mogen niet meer gebruikt worden. In sommige gevallen is er een uitzondering te maken. Dat is de regel die mijn collega van IenW heeft ingezet. Ik kan de heer Heerema toezeggen dat ik samen met mijn collega de voortzetting van deze afspraken zal volgen. Het mag uiteraard niet zo zijn dat er niet gesport kan worden omdat er geen betaalbaar chemievrij alternatief beschikbaar is.
De voorzitter:
De heer Heerema heeft nog één deel van zijn interruptie openstaan. Gaat uw gang. Ik zie dat hij besluit om dit over te laten aan de tweede termijn. De Minister.
Minister Bruins:
Het is eigenlijk best mooi zo, met twee interrupties.
Kamerleden hebben gevraagd, zo sprak de heer Heerema, naar het initiatief vanuit Europa dat infill op sportvelden op termijn verboden moet worden. Er wordt gevraagd of ik daarvan op de hoogte ben. Ja, dat ben ik. Ook hier is het zo dat de collega van IenW dit op de voet volgt. Recent is vanuit VWS de innovatiecall Milieuvriendelijke sportvelden uitgeschreven. Vier initiatieven hebben een prijs gewonnen om een haalbaarheidsonderzoek te doen naar het kunstgrasveld van de toekomst. Al die vier initiatieven richten zich op non-infill of biologisch verantwoorde infill. Ik verwacht dat deze initiatieven begin 2021 uitontwikkeld zijn en daarmee klaar zijn voor een marktentree.
Dan de vraag of de Minister in overleg kan treden met gemeenten om de administratieve rompslomp voor verenigingen met betrekking tot het verduurzamen van accommodaties te verminderen. Samen met mijn collega van Economische Zaken ondersteun ik de sportbonden om de verenigingen te helpen met de vragen die zij op dit punt hebben. Het gaat hier, in jargon, over de BOSA-regeling. Naar ik uit de sector begrijp, verloopt het proces nu een stuk beter dan na de eerste aanloopproblemen. Uiteraard houdt mijn collega in de gaten of er na 1 juli sancties worden opgelegd en hoe deze worden doorgevoerd. Het huidige beeld bij de collega is dat deze sancties momenteel vergezeld worden door een redelijke termijn waarbinnen de verenigingen nog in de gelegenheid worden gesteld om alsnog aan de informatieplicht te voldoen. Niet alleen de collega van EZK maar ook ikzelf houd op dit punt de vinger aan de pols. Dat vind ik belangrijk.
Ik heb nog meer slechte antwoorden, hoor.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ja, ik weet het.
De voorzitter:
De heer Heerema maakt gebruik van zijn laatste vraag.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is geen vraag, maar meer het verzoek om de Kamer te informeren over hoe het proces dan verloopt. Want het is toch wel echt belangrijk dat we de verenigingen niet om laten vallen als we met dit soort geintjes bij ze langskomen.
Minister Bruins:
Nou ja, het zijn natuurlijk geen geintjes, want het gaat allemaal over overheidsgeld. Dat moet dus ook in die BOSA-regeling goed worden verantwoord. Maar ik begrijp de heer Heerema heel goed. Ik kan ook niet ontkennen dat de administratieve lasten in de aanloop, in de eerste fase, als zwaar werden ervaren. Ik dacht dat het proces inmiddels veel beter verloopt; zo ben ik geïnformeerd. Maar laat mij eens even op een praktische manier vóór de begroting kijken hoe de uitwerking en de praktische ervaring met die BOSA-regeling zijn. Ik zal de Kamer daar vóór de begrotingsbehandeling over informeren.
Voorzitter. Dan is er nog één vraag van de VVD-fractie: wat kan de Minister betekenen voor topsporters die veel geld kwijt zijn bij een onterechte beschuldiging van dopinggebruik? Laat gezegd zijn dat ik het ontzettend belangrijk vind dat de juridische positie van de sporter bij tuchtrechtzaken goed is geborgd. Daarover heb ik ook geschreven in mijn beleidsbrief «Maatregelen ter versterking van de aanpak van doping in sport» van 4 juli vorig jaar. Een van de thema's in die brief betreft sporters die zich bij tuchtrechtzaken om financiële redenen niet juridisch laten bijstaan. Ik vind dit zorgelijk. In een gesprek hierover met NOC*NSF bleek dat het deze zorg deelde en dat de eerste stappen naar een oplossing al zijn ingezet. Door NOC*NSF wordt een faciliteit voor financiële ondersteuning bij complexe tuchtzaken in het leven geroepen voor kosten die buiten het bereik van de maximumvergoeding van een rechtsbijstandsverzekering liggen. Deze voorziening geldt voor alle topsporters, ongeacht of zij schuldig of onschuldig blijken tijdens de tuchtprocedure. Als ik het goed heb begrepen, heeft NOC*NSF deze financiële faciliteit juist vandaag bekendgemaakt. Daarmee hoop ik de vragen van de heer Heerema ten volle te hebben beantwoord.
Dan kom ik bij de vragen die zijn gesteld van de zijde van de CDA-fractie. De eerste vraag is: kunnen we vrijwilligers trainen op signalen? Mevrouw De Pater doelde op signalen over het gebruiken of benutten van crimineel geld. Vanuit het Sportakkoord zijn er voor bestuurders van verenigingen – dat zijn dus vaak vrijwilligers – mogelijkheden tot bijvoorbeeld bestuurscoaching en kaderontwikkeling. In die opleidingen is er aandacht voor alle aspecten van veiligheid en van goed bestuur, waaronder dus ook goed financieel bestuur. Het kan voor bestuurders van verenigingen echter moeilijk zijn om te achterhalen waar geld van potentiële investeerders vandaan komt. Dat bleek ook wel uit de tv-uitzending die we daarover zagen. Volgens mij zou het daarom goed zijn als de KNVB de verenigingen daarin steunt en het actief gebruiken van de zogenaamde checklist, zoals ontwikkeld door de Brabantse taskforce, als hulpmiddel gebruikt. Die Brabantse taskforce heeft een checklist gemaakt tegen witwassen, criminaliteit of drugshandel. Zoals mevrouw De Pater bekend is, vindt dat onderzoek in voetbal nu plaats. Ik wacht de definitieve conclusie af en dan ga ik daarover ook in gesprek met de KNVB.
Is de Minister bereid om samen met de collega van JenV te onderzoeken hoe groot het probleem is van criminele inmenging in de sport? Ook op dit punt zou ik willen zeggen dat het onderzoek nog moet worden afgerond. De harde conclusies kan ik op dit moment nog niet trekken, maar hetgeen nu naar buiten komt, vind ik uiteraard een slechte zaak. Het past natuurlijk niet binnen de positieve sportcultuur, die we met z'n allen voorstaan. Ik herhaal het dan maar: de definitieve conclusie wacht ik af en dan ga ik hierover met de KNVB in gesprek.
Dan het punt van de motards.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat, is er een vraag van mevrouw De Pater.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
U wacht het onderzoek af, maar wanneer kunnen we dat verwachten? Ik hoor u ook zeggen dat er inderdaad al een checklist van de taskforce is. Dat klopt, maar hoe kunt u aan de slag gaan om ervoor te zorgen dat die ook echt nu al actief bij de vrijwilligers terechtkomt en niet pas na het onderzoek? Want ik zie dit wel als een urgent probleem.
Minister Bruins:
Ik heb van de KNVB begrepen dat die checklist actief wordt gedeeld, ook met andere regio's in het land. In ons reguliere overleg met de KNVB zal ik ook nog eens even navraag doen of dat inderdaad gebeurt. Ik wil graag dat onderzoek afwachten voordat ik maatregelen neem. Ik denk wel dat dat nog dit jaar wordt afgerond en dat ik daarover ook nog dit jaar dat gesprek met de KNVB kan hebben.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Ik ben hier natuurlijk nieuw. Is «dit jaar» vóór de zomer dit jaar, of is dat eind 2019, vóór het WGO dit jaar?
Minister Bruins:
Mijn verjaardag is op 10 juli. Dat is dus in de zomer; dan weet u dat alvast. Maar het jaar duurt over het algemeen tot 31 december. Ik moet hier dus even een beetje speling houden, omdat dit het onderzoek van de KNVB is. Dan wil ik dat gesprek hebben. Ik weet niet meer dan dat de KNVB het onderzoek dit jaar wil afmaken. Dan probeer ik ook dat gesprek met de KNVB daarover nog dit jaar te organiseren. Die twee heb ik dan, maar meer weet ik niet.
De voorzitter:
Ik heb een vraag in het kader van het noteren van een eventuele toezegging. Komt de Minister naar aanleiding van dit gesprek met een brief richting de Kamer?
Minister Bruins:
Zeker. Als ik dat gesprek met de KNVB heb gehad, ga ik de Kamer daarover informeren. Dat lijkt me een goede zaak. U gaat vragen wanneer dat is. Dat zal dan dus ook eind 2019 zijn. Als het helemaal op de laatste dag van december is of de op een-na-laatste dag – op de laatste dag ga ik sporten, skiën; ja, u wilt alles weten – dan doe ik het begin 2020. Maar laat ik proberen om dat allemaal gewoon dit jaar af te wikkelen.
Dan de motoragenten: wil deze Minister de collega van Justitie aanspreken op het vinden van een goede oplossing? Natuurlijk wil ik mijn collega's van JenV en misschien ook wel van IenW wijzen op het belang van nieuwe sportevenementen en erop wijzen dat daarvoor soms ook de inzet van motoragenten nodig is, maar verkeersveiligheid moet natuurlijk centraal blijven staan en oplossingen moeten wel passen binnen de bevoegdheden en de afspraken die we in Nederland hebben gemaakt. Maar ik ben graag bereid om dit omweggetje te maken. Dan het punt over het Sportakkoord en de bonden: waarom gaan middelen van het Sportakkoord naar het NOC*NSF-loket en directe ondersteuning van verenigingen? Ik denk eerlijk gezegd dat ik daar in de beantwoording van de vragen van de Heerema uitvoerig op in ben gegaan.
Dat waren de vragen die zijn gesteld door de CDA-fractie.
De heer Van Aalst van de PVV-fractie is niet meer onder ons.
De voorzitter:
Ik hoop van wel, maar in een andere ruimte.
Minister Bruins:
In deze ruimte. Het is misschien toch goed – ik heb begrepen dat er wordt meegeluisterd – om even kort in te gaan op zijn vragen. De eerste was hoe het zit met de verbinding zorg en sport, of de Minister daarop zit. Dat treft natuurlijk geweldig met deze portefeuille, als je daar zorg en sport in hebt. Het bevorderen van een actieve leefstijl, waarover de heer Van Aalst sprak, is iets voor het preventieakkoord, maar ik zal ook van mijn kant uitdragen dat die actieve leefstijl kan bijdragen aan het voorkomen van aandoeningen en chronische aandoeningen. Het antwoord luidt dus bevestigend.
Kan de Minister beloven dat het beleid dat is ingezet met het preventieakkoord niet gaat zorgen voor minder sporten? De heer Van Aalst sprak over de betutteling: niet roken en geen alcohol in voetbalkantines. Binnen het preventieakkoord zijn met meer dan 70 partijen afspraken gemaakt. De sportsector heeft zelf deze maatregelen omarmd en dit is inhoudelijk in lijn met de doelen van het preventieakkoord. Ik zie dan ook geen enkele manier waarop het de sportdeelname kan bedreigen en de sportsector ziet dat ook zelf niet. Er werd gewag gemaakt van het bestaan van een verbod op alcohol in het preventieakkoord. Dat is niet het geval. Bij de gezonde sportschool hoort dat er geen alcohol wordt geschonken als er een jeugdteam sport. In het preventieakkoord is een afspraak gemaakt waar verenigingen zich aan houden.
Heeft de Minister stappen gezet om te zorgen dat de kaarten voor de formule 1 niet te duur worden? Mijn antwoord daarop is dat de formule 1 een commercieel evenement is en dat de organisatoren verantwoordelijk zijn voor de toegangsprijzen. Daarin zullen dus de kosten, maar ook de verhouding tussen vraag en aanbod worden meegenomen. Ik zie daarin geen rol voor de rijksoverheid. Dat doen we ook niet bij andere evenementen of sportevenementen. De PVV wil dat er weer pitspoezen – dat is het woord van de heer Van Aalst – bij de formule 1 aanwezig zijn in 2020 en vraagt of de Minister zich daarvoor kan inzetten. Ik heb de Kamer meegedeeld dat wij betrokken zijn via een modelgarantie. Afspraken over visa, belasting en veiligheid kunnen via die modelgarantie worden gemaakt, maar dat is een modelgarantie en niet een modellengarantie. Daar wou ik het bij laten.
Dan het punt van de criminele ondermijning, wat daaraan gedaan gaat worden. Daar verwijs ik naar de antwoorden die ik heb gegeven aan mevrouw De Pater.
Dat waren de vragen van de PVV-fractie. Dan de vragen die zijn gesteld door mevrouw Diertens van de D66-fractie. Gaat de Minister in gesprek binnen en buiten de clubs en wat gaat er gebeuren om discriminatie tegen te gaan? Het hoofdantwoord is natuurlijk is dat een positieve sportcultuur nadrukkelijk een van de grote onderwerpen is bij het Nationale Sportakkoord en ook zijn vertaling krijgt in lokale sportakkoorden. Negatieve aspecten als discriminatie en uitsluiting maken daar deel van uit. Voorts zullen actief door de sportbonden richting verenigingen, gedragsregels en omgangsvormen worden gepromoot. Ook daarvan zijn discriminatie en uitsluiting onderdeel. Tot slot wordt op dit moment de Code Goed Sportbestuur herzien. Ook daarin wordt dit onderwerp meegenomen. Daar is dus langs verschillende lijnen aandacht voor.
Dan een punt dat mevrouw Diertens al heeft gemaakt in het afgelopen wgo: de motie die is ingediend over de krapte op de arbeidsmarkt in zijn algemeenheid en specifiek in de sportsector. Daar sprak mevrouw Diertens toen specifiek over. Haar vraag was wat ik ga doen om het arbeidsperspectief in de sport te vergroten zodat we afkomen van al die snippercontracten. Ik ga de komende periode met stakeholders in gesprek om meer informatie op te halen over de daadwerkelijk ervaren knelpunten, maar misschien ook wel de kansen als je zaken kunt combineren binnen de arbeidsmarkt van de sportsector. Ik wil in het najaar een symposium organiseren over het bredere vraagstuk van de arbeidsmarkt in de sportsector en het probleem van de snippercontracten. Ook het vraagstuk van de duale carrière zou ik bij dat symposium willen meenemen. Ik zal u vertellen wanneer dat symposium is en ik zal u ook verslag uitbrengen daarvan. Er staat helemaal niets in de weg om u op de hoogte te brengen van wanneer dat symposium wordt gehouden, maar het voortouw moet wel liggen bij de verschillende stakeholders in de sport. Het is bedoeld om op te halen en te kijken welke aanbevelingen wij voor de sportsector kunnen doen over snippercontracten, duale contracten en de overgang van sporten naar werken. Het betreft dus het hele thema arbeidsmarkt/sport.
Dan topsporters en uitkeringen. Klopt het dat een WW-uitkering voor topsporters wel ruimte geeft voor trainingsstages binnen de EU, maar niet buiten de EU en kan dat beleid niet worden verruimd? Het gebruik van WW-uitkeringen is persoonsgebonden en afhankelijk van de persoonlijke situatie van een sporter. Per sporter moet gekeken worden naar passende oplossingen. Ik zal hierover in gesprek gaan met NOC*NSF, het Ministerie van Sociale Zaken en UWV om te bezien of er een structureel vraagstuk is.
Mevrouw Diertens (D66):
Dat is een toezegging?
Minister Bruins:
Ja, dat is een toezegging.
Wat betekent het stipendium voor paralympische sporters met een WIA- of Wajonguitkering? Ook bij WIA en Wajong is het geheel persoonsgebonden en afhankelijk van de persoonlijke situatie. Ook daarvoor geldt dat er moet worden gekeken naar die passende oplossing. Ik moet in hetzelfde gesprek met dezelfde partijen bespreken of dat iets incidenteels is of dat het een structureel karakter heeft. Daar zal ik de Kamer over informeren. Dat doe ik voor de begrotingsbehandeling.
Mevrouw Diertens vroeg hoe het komt dat vooral kleinere gemeenten achterblijven als het gaat om het sluiten van lokale sportakkoorden. Zoals gezegd, zijn er nu 174 gemeenten actief – dan tel ik die 155 en die 19 op – waaronder grote en kleinere gemeenten. Zo zijn bijvoorbeeld alle gemeenten in Zeeland al actief. Daarnaast verwacht ik dat vele gemeenten eind 2019 gaan starten. Ook daar denk ik dat het niet iets is voor alleen grote en middelgrote gemeenten. Ik denk dat er juist nog heel veel komt van de kleinere gemeenten. Een diepgaande analyse heb ik niet, maar ik ben goedsmoeds dat er nog veel gemeenten zullen volgen.
Is er een goed beeld van de gemeenten die in de tweede ronde aanvragen voor budget gaan doen, vroeg mevrouw Diertens. De verwachting is dat het overgrote deel van de gemeenten die nu een formateur hebben eind 2019 uitvoeringsbudget aanvraagt. Tevens is de verwachting dat van de 180 gemeenten die nu nog niet meedoen het overgrote deel een aanvraag doet voor een formateur, nog voor het eind van dit jaar. Zo concreet kan ik antwoorden.
Dan de preventieakkoorden. Hoe zorg ik ervoor dat preventieakkoorden en sportakkoorden geen gescheiden werelden worden? Ten eerste zorg ik daarvoor door er veel met de collega over te praten. In het antwoord dat ik eerder heb gegeven, heb ik gezegd dat sport of een actieve levensstijl kan bijdragen aan uitstel van aandoeningen of chronische aandoeningen. Ik denk ook dat sportformateurs daar een rol in kunnen hebben. Ik zet sportformateurs ook op het spoor van het bestaan van dat preventieakkoord. Maatregelen op de inspiratieoverzichten uit zowel sport- als preventieakkoorden kunnen worden gebruikt. Ook in de communicatie, op middagen als deze en ook elders, probeer ik steeds die zwaluwstaart aan te brengen tussen sport- en preventieakkoord.
Hoe gaat het met de aangenomen motie over sportprotheses? Dat is nog steeds een lastig vraagstuk, met name bij kinderen. Mevrouw Diertens sprak daarover en vroeg of ik dit herken. Ja, dat herken ik inderdaad. Het breed inzetten van sporthulpmiddelen en het organiseren van de beschikbaarheid daarvan voor jong en oud zijn sowieso een lastig onderwerp. Het project sporthulpmiddelen heb ik volgens mij in het vorige WGO genoemd. Er zijn pilots bij gemeenten over hoe dit goed kan worden georganiseerd. Volgens mij is het project sporthulpmiddelen begin dit jaar gestart. Het heeft een looptijd tot eind volgend jaar. Ik verwacht de eerste resultaten komend najaar. Die helpen me dan om weer stappen te nemen voor de toekomst.
Iets concreter dan dit alles heb ik onlangs met de Bibian Mentel Foundation een gesprek gehad over hun project JUMP om te kijken hoe je de beschikbaarheid van met name sportprotheses voor jongere mensen en kinderen kunt vergroten en of daar misschien ook een rol ligt voor zorgverzekeraars. Ik weet dat de foundation na mijn gesprek dat gesprek aangaat met zorgverzekeraars. Dat is een meer concreet idee.
Misschien is het ook goed om te noemen dat ik een ervaringsdeskundige heb gevraagd om mij te helpen. Eigenlijk gaat het om twee ervaringsdeskundigen. Eén daarvan is vanmiddag onder ons, namelijk Patrick Renkema. Vijf jaar geleden is hij in een rolstoel terechtgekomen na een fout verlopen operatie, maar hij is immer positief gestemd. Aan de ene kant heeft hij aldoor pijn, aan de andere kant sport hij actief. Hij doet heel veel aan golf en handbike. Ik heb Patrick en een collega van hem gevraagd om mij te helpen bij het kijken naar dit vraagstuk om te kijken of we praktische maatregelen kunnen vinden, want Patrick loopt daar in praktische zin tegen aan. Hoe krijg je de equipment bij elkaar, wat kun je delen en wat is voor jezelf nodig? Het gaat om dat soort vraagstukken.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik zou daar heel graag wat actie op willen zetten. Het gaat mij nu natuurlijk veel te langzaam, want met het oog op preventie, gezondheid en jezelf kunnen ontwikkelen is het met name voor kleine kinderen natuurlijk ongelofelijk belangrijk dat die protheses wel beschikbaar zijn, want als je gewoon de normale prothese krijgt, vergaat de lust van bewegen je af en toe wel. In die zin hoop ik dat u hier heel veel actie op kunt zetten, ook bij de zorgverzekeraar.
Minister Bruins:
Ik sprak al over het project sporthulpmiddelen. De eerste resultaten daarvan hoop ik komend najaar te zien. Daar wil ik uw Kamer dan over informeren. Ik zoek naar praktische maatregelen. Het zou mij heel dierbaar zijn als het lukt dat zorgverzekeraars daarin een rol gaan spelen. Het is ook een veelomvattend vraagstuk. Het is niet zo dat dit klein kan worden opgepakt. Het moet wel klein worden gestart, maar het moet breed uitwaaieren. Ik zie dat vraagstuk dus, maar er is echt wel werk aan de winkel. De handschoen die mij door mevrouw Diertens wordt toegeworpen, pak ik graag op.
Dan het punt zwangerschap in de sport en concrete verbeteringen naar aanleiding van de motie. De voorlichting is in de afgelopen periode verbeterd. Alle voorzieningen die gekoppeld zijn aan de status van topsporters, blijven beschikbaar. Gedurende zwangerschap en bevallingsverlof valt een topsporter net als iedere andere werknemer met een dienstverband onder de Wet arbeid en zorg, de Wazo. Dit betekent dat de topsporters, topsportsters, met behoud van loon of stipendium met zwangerschapsverlof kunnen gaan. Mocht een sportster door bepaalde omstandigheden toch uit de status vallen, dan gaat NOC*NSF altijd in overleg met de sportbond en is er ruimte voor het toekennen van wat «een maatwerkstatus» heet. Ik heb begrepen dat NOC*NSF de komende tijd meer zal inzetten op voorlichting over dit onderwerp.
Dan de reactie op het verzoek inzake de motie over extra investeren in gelijke faciliteiten voor vrouwelijke trainers, coaches, scheidsrechters enzovoort. Deze motie is mij eerlijk gezegd niet bekend. Misschien moet ik beter zoeken, maar overeind blijft staan dat in het Sportakkoord diversiteit is benoemd tot een van de belangrijke thema's. Zowel sportbonden als gemeenten bieden procesbegeleiding bij sportclubs aan. In de toolkit Besturen met een visie wordt ook ingezet op het thema diversiteit. Diversiteit is binnen alle geledingen van de sport ook een van de onderdelen waarvan beoogd is dat die toegevoegd worden in de eerder door mij genoemde herziene Code Goed Sportbestuur.
Er zijn nog twee vragen van de D66-fractie. De eerste gaat over buitenspelers: herkent de Minister de signalen dat kleine kinderen minder buiten spelen en hoe worden ouders en kinderen betrokken bij het Sportakkoord? Ja, kinderen spelen steeds minder buiten. Dat is nadelig voor hun beweegvaardigheid. Die cijfers liegen er ook niet om. Die beweegvaardigheid neemt af. Wat kunnen we eraan doen om buiten spelen onder kinderen te bevorderen? Ik denk dat we daar via het Sportakkoord op kunnen inzetten. Er liggen mooie kansen en ideeën, landelijk en lokaal. Om tot een gemeenschappelijke visie te komen, zijn we nog onvoldoende op de hoogte van de wetenschappelijke inzichten rond buiten spelen. We kennen ook nog onvoldoende voorbeelden uit het buitenland, maar om te komen tot meer actiegerichte werkzaamheden, willen we vanuit VWS in samenwerking met partijen een inventarisatie uitvoeren naar beleid dat in andere landen succesvol is bij het buiten spelen. Ook bij het ontwikkelen van kennisbeleid willen we zo veel mogelijk thema's rond het buiten spelen benutten. Zo kunnen we bijvoorbeeld in het jaarplan voor het Kenniscentrum Sport meer aandacht besteden aan buiten spelen. Ik denk dat het een goed punt is om dat te doen.
Ik kom bij twee concrete acties op korte termijn. De challenge voor jonge kinderen om meer te bewegen in de openbare buitenruimte, is heel goed ontvangen, met 154 inzendingen. Dat biedt dus perspectief. Daarnaast stimuleer ik uitdagend spelen binnen de kinderopvang. Dat project is gericht op professionals en ouders in de kinderopvang om hun te laten zien en hen ervan bewust te maken dat robuust spelen en buiten spelen, met af en toe het risico op vallen en weer opstaan, lonen voor inzicht, beweegvaardigheid en zelfvertrouwen van jonge kinderen. Tot zover de vragen van de zijde van de D66-fractie.
Dan de vragen van de heer Van Nispen van de SP-fracties.
De voorzitter:
Maar dan in enkelvoud.
De heer Van Nispen (SP):
Er is maar één SP-fractie.
Minister Bruins:
Had ik het over twee SP-fracties?
De voorzitter:
Ja, ja, ja, over «fracties».
Minister Bruins:
Dan heb ik gisteren toch slecht gegeten.
Heeft u alle gemeenten bereikt met die informatie over de btw-compensatie en zijn de consequenties in beeld? In de Kamerbrief die ik u vanmorgen heb doen toekomen, heb ik aangegeven dat 346 van de 355 gemeenten een aanvraag hebben ingediend. Dat vind ik echt ongelofelijk veel. Je zou dus kunnen zeggen dat je daarmee eigenlijk heel Nederland hebt bereikt. De consequenties waar de heer Van Nispen naar vraagt, heb ik nog niet in beeld, maar die onderzoek ik samen met de collega van Financiën analysegewijs. Daar ga ik u eind zomer nader over informeren.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Het is niet mijn bedoeling om bepaalde gemeentes aan de schandpaal te nagelen en ik weet ook niet of het om een van de gemeentes gaat die die aanvraag niet hebben ingediend, maar mij is bekend dat er gemeentes zijn waar de contributie voor de sport stijgt. Daarmee gaat de toegankelijkheid van de sport gewoon achteruit. Mensen kunnen het dan niet meer betalen. We kunnen hier wel zeggen dat de sport er niet onder moet lijden, maar dat gebeurt nu feitelijk dus wel. Als uit de inventarisatie van de Minister blijkt... Laat ik het algemener zeggen: wat kan de Minister daarmee doen? Want er is nu dus een overschrijding van het budget. Er is dus kennelijk te weinig geld en het geld komt ook niet overal op de goede plek terecht. Wat spreekt de Minister hier nu eigenlijk af met de Kamer en waar kunnen wij de Minister op dit punt aan houden?
Minister Bruins:
U weet dat de regeling volledig is benut. Er zat, orde van grootte, 150 miljoen in die regeling, en we zien nu dat die orde van grootte met 80 miljoen is overschreden. Ik moet dus als een haas aan het werk om samen met de collega van Financiën te zien hoe we daar een mouw aan passen. Het was mij een lief ding waard geweest als wij in dit debat al uitsluitsel hadden kunnen geven, want 1 juni is de sluitingsdatum voor gemeenten om iets te kunnen indienen. Maar dat kan ik niet; ik heb daar iets meer tijd voor nodig. Nu weten de gemeenten dat er binnen dertien weken een reactie komt, en dat zal ook gebeuren. Ik heb in mijn inleidende woorden in de richting van de heer Heerema al aangegeven dat ik vind dat de sport daar niet onder moet lijden. Dat is mijn inzet en daar ga ik voor werken.
De voorzitter:
De heer Van Nispen, afrondend.
De heer Van Nispen (SP):
Dat beschouw ik dan toch als een soort garantie, laat ik het zo noemen, dat de sport daar niet onder mag lijden. De Minister zegt er een mouw aan te willen passen. Dan gaat hij er dus ook een mouw aan passen, of met andere woorden: de Minister van Financiën gaat er een mouw aan passen. Ik hoor dan graag hoe dat opgelost wordt. Waar ook zorgen over zijn, is of dit ook voor de langere termijn geregeld gaat worden. Want het is natuurlijk ook nog niet verzekerd dat dit meerjarig zodanig opgelost is dat de sport er inderdaad niet onder gaat lijden, ook niet in de toekomst, de komende jaren. Dat is ook nog niet geregeld, volgens mij.
Minister Bruins:
Ik vind het belangrijk dat die compensatie structureel is. Zo hebben we dat eerder ook aangegeven. Zo heb ik dat ook in mijn brief verwoord, dus ik vind dat die compensatie structureel moet zijn. Natuurlijk heb ik de analyse nodig over de periode tussen nu en eind van de zomer, van welke verzoeken er door gemeenten zijn ingediend. Zijn die allemaal structureel van karakter, of zijn die deels incidenteel van karakter? Dat zal ik moeten beoordelen, maar ik begrijp heel goed waar de heer Van Nispen op koerst. De sport moet er niet onder te lijden krijgen. Misschien dat die opgave bij de Minister van Financiën ligt, maar hier wil ik mij dus sterk voor maken.
Voorzitter. Dan over bewegen in het onderwijs. Waar zit de urgentie om kinderen beter te leren bewegen? Het behoeft geen betoog dat voldoende bewegen van belang is voor ieder kind. Er is geld dat Onderwijs en VWS inzetten. Vanuit Onderwijs zijn er werkdrukmiddelen, waarvan scholen extra op gym en bewegen kunnen inzetten, en vanuit het Sportakkoord is er ook budget om meer in te zetten op meer bewegen. Dat debat hebben we, dacht ik, een halfjaar geleden al gevoerd. Ik denk dat met een enorm extra aantal buurtcoaches veel meer ingezet kan worden, ook op scholen, en dat onderstreept de urgentie om kinderen te leren bewegen. Dat is dus met die buurtsportcoaches in geld en in menskracht geregeld. Van 2.900 naar 3.600 buurtsportcoaches vind ik echt een sprong.
Dan de vraag wat de rol van de Minister is in het stimuleren van plezier in bewegen in het onderwijs. Wat zijn de mogelijkheden om dit te verbeteren? Dank voor alle aandacht die de heer Van Nispen daaraan heeft gegeven, ook met het initiatief dat hij heeft genomen. We delen de doelstelling dat kinderen voldoende moeten bewegen en dat dat ook goed is en behulpzaam om goed te kunnen leren. Je zou kunnen zeggen dat bewegingsonderwijs daar de basis voor is. Met landelijke programma's zoals de Gezonde School en Jongeren Op Gezond Gewicht – daar is al een mooi voorbeeld uit genoemd, namelijk The Daily Mile – wordt ook vanuit VWS ingezet op meer bewegen en meer plezier in bewegen. In december heeft de eerste termijn van de Kamer plaatsgehad over het initiatief van de heer Van Nispen. Dat was in bijzijn van collega Slob en de nadere reactie op het wetsvoorstel zal ook van zijn kant komen. Maar u weet dat ook collega Slob aan het nadenken is over dit onderwerp. U weet ook dat ik daar met hem over gesproken heb in een eerder stadium.
Dan over de arbeidsmarkt. De heer Van Nispen vroeg of ik naar de samenwerking met andere sectoren kon kijken. Het was misschien een beetje algemeen verwoord, of ik heb de vraag een beetje algemeen opgeschreven, maar ik zou het thema arbeidsmarkt en sport willen betrekken bij het symposium dat ik zojuist heb aangekondigd. Mocht er vanuit uw Kamer – ik dring niet aan – nog een extra thema of een vraag zijn waarvan u zegt: die vind ik interessant, laat mij dat dan bij de voorbereiding van dat symposium meenemen.
U trok een parallel tussen een beweegapp en het cultureel jongerenpaspoort, als ik het goed heb begrepen. Dat was een idee dat is opgekomen uit het Nationaal Jeugddebat, maar ik moet dat beter bekijken. Ik wil dat graag bekijken. Dat ga ik doen. Laat ik proberen om u daar voor de begrotingsbehandeling een reactie op te geven.
De heer Van Nispen (SP):
Niet als interruptie, maar kan de Minister dat dan aan de jongeren zelf terugkoppelen? Het was hun idee. Mevrouw Westerveld en ik hebben gezegd dat we dat bij de Minister onder de aandacht wilden brengen. Ik zou het heel mooi vinden als de Minister dat ook wilde terugkoppelen naar de jongeren die het idee hebben geopperd.
Minister Bruins:
Super. Ik laat het aan de jongeren weten. Ik zie u ook allemaal nog als jongeren, dus ik laat het ook aan u weten. Dat daarover.
Dan die oproep van Erik Scherder, meer bewegen op school. Is de Minister bereid om een handreiking voor scholen en gemeenten te maken, om meer bewegen op scholen te bevorderen? Ik heb net een opmerking gemaakt over alle aandacht die vanuit het Ministerie van Onderwijs aan het thema wordt gegeven. Als het gaat over het Ministerie van VWS nodig ik scholen juist graag uit aan tafel voor het maken van afspraken in de context van de lokale sportakkoorden. Ik zie veel ruimte om op dat lokale niveau, naast de sportvereniging, naast de gemeente, naast het bedrijfsleven ook het onderwijs te betrekken. Met een sportformateur en de partijen zou je op lokaal niveau kunnen kijken hoe meer mogelijk gemaakt kan worden voor bewegen op scholen, ook naschools of tussenschools. Uiteindelijk moeten natuurlijk wel de scholen zelf een keuze maken en ook de bereidheid hebben om daarop in te zetten. Maar voor de VWS-portefeuille zie ik veel ruimte liggen bij de uitwerking van de lokale sportakkoorden.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ben een beetje aan het kijken of de Minister nu voldoende urgentie heeft voor het thema jeugd in beweging. In woord wel, want hij begint heel enthousiast en hij vindt ook dat het initiatief dat ik heb genomen, het probleem mede op de kaart heeft gezet en zo. Maar vervolgens is het toch aan de lokale sportakkoorden. Ik verwacht daar ook veel goeds van, maar misschien niet overal. Uiteindelijk zijn de scholen toch weer vrij om zelf te bepalen of ze aan dit thema aandacht gaan geven, en dat baart mij toch wel zorgen. Ik vind namelijk – en dat hebben we volgens mij hier allemaal gezegd – dat het thema bewegingsarmoede echt een groot probleem aan het worden is. Een generatie die opgroeit zonder geleerd te hebben om voldoende te bewegen, kan echt een gezondheidsprobleem worden in de toekomst. Dan wil ik deze Minister voor Sport en Bewegen toch uitdagen om niet zozeer te zeggen wat ánderen moeten doen – lokale sportformateurs en de Minister van Onderwijs en de scholen zelf – maar vooral wat deze Minister kan doen om dit een forse duw in de goede richting te geven.
Minister Bruins:
Ja, ja, ja. Ik heb aan de ene kant proberen duidelijk te maken wat er allemaal binnen de context van het onderwijs gebeurt. Ik heb aan de andere kant ook in dit debat aangegeven wat ik vind dat er vanuit VWS moet worden gedaan, vanuit Sport. Dan noem ik u vijf voorbeelden: de creatie van die sportakkoorden. Daar zit het thema bewegen voor jongeren nadrukkelijk in. Ik laat dat ook niet bij het nationale niveau, ik probeer dat te vertalen naar lokale sportakkoorden. Dat is één. Twee, heel concreet, die inzet van buurtsportcoaches; dat er 700 extra coaches komen, vind ik een mooi en concreet resultaat. Het kan in en buiten de school worden gebruikt, maar nadrukkelijk ook in de school. Daar waar de school niet de ruimte voelt om meer gym-uren in te zetten, kun je altijd nog de buurtsportcoach daarvoor inzetten.
Dan heb ik genoemd Jongeren Op Gezond Gewicht, een concreet programma dat vanuit het Ministerie van VWS wordt georganiseerd. Dat helpt om jongeren in beweging te krijgen, en ze met plezier in beweging te krijgen. Het vierde is het preventieakkoord, waarin nog meer maatregelen staan ten bate van een gezonde leefstijl, in allerlei opzichten, en waarin ook een belangrijke rol zit voor sportverenigingen, maar wel belegd met middelen vanuit VWS. En ten vijfde het eerder genoemde jeugdfonds, het jeugdsportfonds waar het ministerie aan bijdraagt. Dat zijn allemaal concrete maatregelen, ook vanuit VWS, om te kijken hoe je kinderen meer aan het sporten kunt krijgen. Dan leg ik het dus niet weg bij een ander departement. Want het is voor mij een aangelegen punt. Ik denk namelijk dat als je jong begint met sportplezier, dat je het dan het langste volhoudt.
De heer Van Nispen (SP):
Dat laatste ben ik natuurlijk met de Minister eens, maar ik blijf dit toch ingewikkeld vinden. De Minister vindt het mooi dat Erik Scherder zegt «laat kinderen springend leren rekenen». En de Minister heeft waardering voor het initiatief van meer bewegingsonderwijs op school. En volgens mij vindt de Minister ook, net als NOC*NSF, dat kinderen in de basisschoolleeftijd met minimaal twee of drie sporten in aanraking moeten komen. En de Minister heeft ook waardering voor The Daily Mile. Maar vervolgens moeten wij maar hopen dat scholen en lokale sportformateurs dat oppakken en er wat mee gaan doen. Dat vind ik ongemakkelijk, gelet op de urgentie van het probleem.
Waarom zegt de Minister bijvoorbeeld niet toe dat hij samen met de Minister van Onderwijs een handreiking gaat doen aan scholen: het is heel eenvoudig die Daily Mile, fantastisch concept, wij raden het u van harte aan; en laat daarnaast kinderen in aanraking komen met minimaal drie sporten tijdens de basisschoolleeftijd, en bewegingsonderwijs et cetera. Dat is een heel kleine wens van mij, of een eis zo u wilt, voorzitter. Het zou toch heel mooi zijn als de Minister zoiets vandaag zou willen toezeggen?
Minister Bruins:
Ik heb nu uitgebreid aangegeven wat er mogelijk is in de VWS-kolom. De heer Van Nispen kan via zijn fractiewoordvoerder onderwijs vragen over het onderwijs stellen. Die moeten daar worden gesteld. Sommige verantwoordelijkheden horen daar thuis. Ik concentreer mij op het maken van een verbinding tussen jongeren en beweging, via de portefeuille Sport. Ik maak een klein uitstapje met de buurtsportcoaches, omdat ik denk dat die bij kunnen worden ingesteld gemeenten, onderwijs en welzijnsinstellingen. Ik denk dat we er vanuit VWS het maximale voor doen en dat mag ook van ons worden gevraagd. Zoals ik u heb aangegeven, ben ik eerder in gesprek geweest met collega Slob over het onderwerp sport in het onderwijs. Verdere vragen op dat punt moet u echt daar stellen. Dat pleit mij niet vrij; ik wil binnen de sportkolom van alles doen. Daar heb ik net vijf concrete voorbeelden van gegeven.
Dan bewegen met een beperking. Kunnen we een overzicht maken per gemeente of provincie voor wat betreft aangepast sporten? Ik heb begrepen dat er in 2015 een soortgelijke vraag is geweest en een soortgelijk overzicht is gemaakt, waarin werd aangegeven per gemeente en per provincie wat er kan op het gebied van aangepast sporten. Misschien heeft ook het initiatief Uniek Sporten daar inmiddels veel informatie over. Het lijkt mij goed, kan ik zeggen tegen de heer Renkema maar ook tegen de mensen van Uniek Sporten, om wat vijf jaar geleden is gemaakt, van een update te voorzien. Dat ga ik dus regelen. Dat lijkt me een goed idee.
Nu gaat de heer Van Nispen natuurlijk vragen wanneer dat af is.
De heer Van Nispen (SP):
Ja.
Minister Bruins:
Dat moet ik dan aan de ene of de andere SP vertellen.
De voorzitter:
Het mag ook...
Minister Bruins:
Ik laat het u weten in tweede termijn.
Dan de zorgen over de zwemdiploma's. Hoe ziet de Minister de zorgen over het toezicht op de kwaliteit van de zwemdiploma's? De heer Van Nispen weet heel goed dat er sprake is van zelfregulering door de zwembranche. De Nationale Raad Zwemveiligheid heeft kwaliteitscriteria opgesteld voor zwemdiploma's. Een steekproefsgewijze controle is vanaf 1 januari 2018 verplicht. Er zijn dus eisen gesteld om nationale zwemdiploma's af te geven.
Even kijken, ik had hier nog wat meer informatie over zitten in mijn map. Hier heb ik het. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat je je zwemdiploma's haalt. De heer Van Nispen en overigens ook anderen, hebben er in een eerder debat een punt van gemaakt dat 3% van de kinderen die aan de middelbare school beginnen, nog niet kan zwemmen. Die 3% moet minder, dat moet eigenlijk 0% worden. Het A-diploma is mooi, maar eigenlijk zou iedereen het zwem-ABC moeten halen en vervolgens zouden we onze zwemvaardigheid op peil moeten houden. De Nationale Raad Zwemveiligheid is daarmee bezig. Die zal eind dit jaar met een plan komen om de zwemvaardigheid op peil te houden.
Ik zie graag dat de Nationale Raad Zwemveiligheid meer informatie en kennis overbrengt richting ouders, scholen en professionals, denk aan de lifeguards. Anderzijds hebben lifeguards veel ervaring met ongevallen op en rond het zwemwater. Hun kennis is dan ook waardevol om in zwemlessen toe te passen. Ik zie graag dat de Reddingsbrigade Nederland en de KNRM een rol hebben bij de zwemveiligheid. Ik heb eerder dit jaar tijdens een bezoek aan de KNRM in Zandvoort zelf aan boort mogen ervaren hoe belangrijk het werk van redders en lifeguards is. Ik zou graag zien dat zij met de Nationale Raad Zwemveiligheid en andere partners in het Sportakkoord nagaan hoe zij een passende rol kunnen krijgen in het plan van aanpak Nederland zwemveilig en zwemvaardig, dat, zoals ik al zei, eind dit jaar gereed moet zijn en vanaf volgend jaar beschikbaar moet zijn.
Ik zie samenwerking tussen die verschillende partijen als een middel om de zwemveiligheid van de Nederlandse bevolking en in het bijzonder van kwetsbare groepen op een zo hoog mogelijk niveau te brengen. Zoals ik in mijn brief al aangaf, zal ik u uiterlijk eind januari 2020 mijn reactie geven op dat plan van aanpak dat ik heb genoemd.
Voorzitter. Dan de extra financiële steun voor Uniek Sporten. Het fonds Uniek Sporten als partner in het Fonds Gehandicaptensport, in de Alliantie Sport en Bewegen ontvangt middelen voor het platform Uniek Sporten. Het gaat om een bedrag van drie ton voor de periode tot en met 2021. Er zijn dus meerjarig middelen gereserveerd voor Uniek Sporten.
Tot slot in de richting van de heer Van Nispen zijn vraag of ik bereid ben om in overleg te gaan met mijn collega van IenW om sportevenementen op de openbare weg mogelijk te blijven maken. Natuurlijk ben ik daartoe bereid. Maar ik zeg er op voorhand al bij – anders zegt de Minister van IenW dat – dat de verkeersveiligheid natuurlijk wel gewaarborgd moet blijven.
Tot zover de vragen van de zijde van de SP.
Dan heb ik nog de vragen van mevrouw Westerveld van de GroenLinksfractie liggen. De eerste vraag is of het een optie is om meer vrouwenvoetbal op televisie te krijgen, bijvoorbeeld door de Eredivisie Vrouwen toe te voegen aan de evenementenlijst van de NPO. Ik zou willen dat ik een inhoudelijk antwoord kon geven, maar ik weet dit niet. Ik zal het moeten bespreken met de collega van OCW. Daarna zal ik daar verslag over uitbrengen. Dat doe ik uiterlijk voor de begrotingsbehandeling.
Dan de vraag of de Minister het wenselijk vindt als gemeenten financieel bijspringen bij clubs in het betaald voetbal. Dat vind ik een afweging die gemeenten zelf moeten maken. In zijn algemeenheid vind ik dat betaaldvoetbalorganisaties zelf hun eigen broek op moeten kunnen houden.
Dan is er gevraagd naar een update over geweldsincidenten. Mevrouw Westerveld heeft eerder aandacht gevraagd voor de professionalisering binnen verenigingen. Zij vraagt zich nu af of ik daar een stand van zaken over kan geven.
De voorzitter:
Voordat u daarover doorgaat, is er een vraag van mevrouw Westerveld op het vorige punt.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, want nu gaat de Minister wel heel erg snel over mijn vraag heen. Ik vroeg niet alleen of de Minister het wel of niet wenselijk vindt, ik vroeg ook of hij vindt dat hij dit in Europees verband moet oppakken. Ik snap best dat het nu aan gemeenten is om te kijken of de lokale betaaldvoetbalorganisatie steun verdient. Ik vind daar zelf ook iets van, maar ik snap dat die afweging bij de gemeenten ligt. Maar dat sluit ons niet uit van het hebben van een mening erover. Die heb ik in ieder geval wel en ik vraag aan de Minister of hij daar ook een mening over heeft. Maar ik vroeg in mijn termijn ook of de Minister dit een punt vindt om te delen met zijn collega's in Europa. Of kan hij er op een andere manier iets mee? Want het wordt een steeds groter probleem, zoals ik heb geprobeerd te schetsen in mijn bijdrage.
Minister Bruins:
Dan ga ik een spaatje dieper. Ik vind het niet aan mij om te oordelen over de inzet van middelen door een gemeente. Ten eerste. In het kader van de autonomie van decentrale overheden is het aan een gemeente zelf om te bepalen welk beleid deze hanteert met betrekking tot een commerciële, professionele sportclub. Dat is één.
Twee. Als een decentrale overheid een commercieel bedrijf wil ondersteunen, moet dat onder meer gebeuren binnen de kaders van de regels, waaronder ook de Europese regels betreffende staatssteun, en binnen de kaders van de Wet financiering decentrale overheden, de Wet fido. Dus het correct naleven van de staatssteunregels, inclusief het oordeel of er al dan niet sprake is van staatssteun, is aan de gemeente. Op grond van de Wet fido kunnen gemeenten voor de uitoefening van hun publieke taak onder meer leningen en garanties verstrekken.
Tot zover mijn inhoudelijke mening, zou ik willen zeggen.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dit is nog maar een half antwoord op de vraag. Want ziet de Minister wel dat dit een dilemma is en dat het probleem ook steeds groter wordt, ook al omdat we zien dat de bedragen die onder andere in transfersommen zitten, steeds hoger worden, terwijl we aan de andere kant zien dat clubs omvallen? Is hij bereid om dit eens een keer aan te kaarten in Europees verband?
Minister Bruins:
Nee, ik heb gezegd dat wij Europese staatssteunregels hebben. Dat vind ik een goed kader. Voor de rest verwijs ik hier toch naar de autonomie van de decentrale overheden, die hun eigen afwegingen maken. Mevrouw Westerveld kent uit haar gemeente en ik uit de mijne de uitvoerige debatten die er in de gemeenteraad worden gevoerd over waarom er wordt gekomen tot bepaalde vormen van ondersteuning, garantstelling, leningen en vaak een combinatie van dat alles. Daar zijn goede redenen voor. Ik wil mij daar niet in mengen. Aan de ene kant zijn er Europese staatssteunregels, aan de andere kant is er de autonomie van gemeenten. Daartussen moet het zich bewegen.
Dan ben ik toe aan de update over de geweldsincidenten. Het aantal verenigingen dat ten minste een van de VSK-producten afnam – waarbij VSK staat voor «veilig sportklimaat» – zoals de training weerbaarheid voor scheidsrechters of een module sportief besturen, is vorig jaar gestegen van 10.575 naar 10.662. Daar zit dus nog steeds een stijgende lijn in. Om precies te zijn, hebben 5.641 verenigingen meerdere producten uit het arsenaal van VSK afgenomen. Daarnaast is het aantal gratis vog-verklaringen in 2018 gestegen naar ruim 150.000. Uit de Monitor Sportief Wedstrijdgedrag blijkt dat een op de tien gedragingen tijdens wedstrijden negatief is, bijvoorbeeld duwen en trekken. Ik geef hier dus een beetje feitelijk een aantal getallen bij wijze van update over geweldsincidenten. U begrijpt dat ik hier wel een heel ruime definitie hanteer.
Is de Minister het ermee eens dat er eisen gesteld moeten worden aan de vermogens van sportclubs en heeft hij de bereidheid daarover te praten met de EU-collega's? Ik denk dat ik die vraag zojuist al heb beantwoord.
Dan is gevraagd of ik kan kijken naar de opnamen van pace-pro alleen voor kinderen in het basispakket. We hebben snel eventjes gezocht. Ik dacht dat ik in maart al antwoord had gegeven op deze vraag, die toen gesteld was als Kamervraag. Ik heb toen aangegeven dat de pacemaker protector, de pace-pro, is bedoeld als bescherming van de pacemaker. Bescherming van implantaten, en de pacemaker is een implantaat, is verzekerde zorg. Dat betekent dat als een arts permanente bescherming noodzakelijk acht, dit al uit een dbc in het ziekenhuis verstrekt kan worden. Dat geldt voor kinderen, maar overigens ook voor volwassenen. Dus als wij moeten kijken naar de opname van pace-pro alleen voor kinderen in het basispakket, zou ik willen zeggen dat er al sprake is van verzekerde zorg, met als voorwaarde dat een arts zegt dat permanente bescherming noodzakelijk wordt geacht. Misschien heb ik de vraag niet goed begrepen of niet zorgvuldig genoeg beantwoord, maar dan wil ik graag beter begrijpen waar er nog een gat zit tussen de vraag en mijn antwoord.
De voorzitter:
Een korte toelichting van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb hier eerder inderdaad schriftelijke vragen over gesteld. Ik dacht dat ik dat ook had gezegd in mijn inbreng, maar wellicht niet. Het gaat hier voor een deel niet over kinderen die dat permanent nodig hebben, maar over kinderen die wel bij het sporten belang hebben bij de bescherming van een pacemaker. Ik begrijp dat het voor hen niet geregeld is, terwijl we er wel met z'n allen baat bij hebben dat juist deze kinderen ook kunnen sporten.
Minister Bruins:
Ik kan mij voorstellen dat deze vorm van bescherming, met zo'n pace-pro, een uitkomst kan bieden voor gebruikers om mee te kunnen doen aan activiteiten waarbij het implantaat beschermd moet worden, want dat is dan natuurlijk wel nodig. Ik zou de gebruikers toch willen zeggen: ga het gesprek aan met uw arts of de arts van uw kind. De arts moet de uitspraak doen over de bescherming van een implantaat, de pacemaker. Het is die uitspraak die noodzakelijk is. Ik denk dat die vergoeding dan ook vanuit het basispakket mogelijk is, omdat bescherming van implantaten verzekerde zorg is.
Ik zit nog even te broeden. Over twee weken heb ik een algemeen overleg Pakketbeheer. Ik zal nog eens goed op een rijtje zetten of ik meer kennis op tafel kan krijgen dan nu. Ik vind de vraag daar namelijk interessant genoeg voor. Dat AO is gepland voor de laatste week van juni.
De voorzitter:
Gaat de Minister daarover actief communiceren richting Kamer?
Minister Bruins:
Dat lijkt me een goed idee.
De voorzitter:
Goed.
Minister Bruins:
Dat doe ik dan naar uw commissie. Ik laat de Kamer het weten.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Westerveld, wilt u uw tweede interruptie gebruiken? Anders zou ik zeggen: bewaar het voor tweede termijn.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Nou, ik wou meegeven dat ik wat informatie die ik heb ontvangen, zal doorsturen naar de Minister.
De voorzitter:
Ja, dat lijkt me een goede afspraak. Dan is het woord weer aan de Minister.
Minister Bruins:
Dank u wel.
Voorzitter. Er is gevraagd hoeveel meldingen er zijn binnengekomen bij het Centrum Veilige Sport. Dat centrum is dit voorjaar gestart. Er zijn in 2019 tien meldingen bij het ISR geweest ten opzichte van vijf over 2018. Dan gaat het over meldingen. Die zijn altijd gedaan bij het ISR, dus tien in 2019 en vijf in 2018. Nieuwe meldingen zullen binnenkomen bij het Centrum Veilige Sport.
Hoe staat het überhaupt met dat Centrum Veilige Sport? Het is dit voorjaar van start gegaan en stelt verenigingen, sportbonden en NOC*NSF in staat om adequaat met meldingen om te gaan. Het centrum ondersteunt en begeleidt sportbonden en verenigingen, onder meer bij het opzetten van een effectief preventiebeleid, maar ook bij het praktisch reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het beschikt over adequate kennis om sportbonden en verenigingen te adviseren over het voorkomen en bestrijden van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Casemanagers zorgen voor de opvolging van meldingen en de monitoring daarvan.
Dat vind ik het interessante, dat die casemanagers na de melding in contact komen met de verenigingen en daar praktische hulp en steun kunnen bieden. Daarnaast is er een pool van vertrouwenspersonen beschikbaar, om slachtoffers bij te staan. Slachtoffers kunnen in de avond en nacht gebruikmaken van een al beschikbare chatfunctie.
Voorzitter. Tot slot. Is de Minister het eens dat trampolineparken meer sport dan spel zijn? Ik weet niet precies of ik weer in een of andere regeldiscussie kom, dus ik houd me op de veilige kant. Ik ben van mening dat trampolineparken voor zowel als sport als spel mooie faciliteiten zijn.
Ook is gevraagd of de Minister op de hoogte is van de praktijkrichtlijn die wordt ontwikkeld, het gaat daarbij om die trampolineparken, en of hij bereid is om deze als norm te gaan gebruiken. Ik ben ervan op de hoogte dat die richtlijn wordt ontwikkeld, want als ik het goed heb, is de NVWA, de toezichthouder, daarbij betrokken. Dus de branche heeft er het voortouw in. De keuringsorganisaties zijn aangehaakt, waarbij de NVWA, dacht ik, ook betrokken is. Ik moet eerst het eindresultaat daarvan afwachten voordat ik een uitspraak wil doen over de vraag of ik deze praktijkrichtlijn als norm kan gebruiken. Ik laat mij daarover door de NVWA informeren.
Voorzitter. Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik ga ervan dat u behoefte heeft aan een tweede termijn. Ik geef als eerste graag het woord aan de heer Heerema. De spreektijd is maximaal twee minuten.
De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, dank. Dank voor alle antwoorden die de Minister uitgebreid heeft gegeven. Dat is altijd zeer prettig.
Voorzitter. Ik heb het idee dat sport in de Kamer steeds belangrijker wordt. De begroting groeit, er zijn meer partijen hier aanwezig en de verbinding met andere gebieden wordt sterker. Het lijkt zelfs of de tribune voller zit. Alhoewel, de zaal is kleiner, dus misschien zit u dichter op elkaar.
Gezien het tijdspad dat de Minister op een aantal onderwerpen heeft voorgesteld, heb ik het idee dat wij met één AO per jaar eerlijk gezegd de verbinding met andere terreinen wat missen. De Minister kan hier niets aan doen; het is ons pakkie-an. Ik vind dat wij in de volgende procedurevergadering maar eens moeten kijken of we niet naar twee wat kleinere AO's kunnen gaan in plaats van één AO per jaar, want we missen gewoon aansluiting en dat vind ik zonde. De SPUK-regeling komt eraan, de verduurzaming komt eraan, het preventieakkoord komt eraan en we moeten daar wel op tijd bij zijn.
Voorzitter. Twee onderdelen wil ik graag nog benoemen. Eén is de Green Deal. Goed dat de Minister overleg heeft met de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de kinderen daar geen last van krijgen. Maar ik wil wel de waarschuwing geven dat de Staatssecretaris er toch iets anders in lijkt te zitten, namelijk vasthouden aan de termijn die zij gesteld heeft. Dat zou kunnen botsen met de uitspraak «kinderen mogen niet lijden onder het feit dat verenigingen misschien wat later zijn met het toepassen van de gewasbescherming.» Dus graag aandacht daarvoor.
Dan het tweede onderdeel. Als ik de dopingbijdrage van NOC*NSF lees, lijkt het erop dat alleen rechtszaken vergoed worden, terwijl sporters ook geld mislopen door winstpremies, loonderving, sponsorcontracten en imagoschade. Is daar nog iets over te zeggen? Want dat gaat om misschien wel grotere bedragen dan de rechtszaken.
De voorzitter:
Dank u wel. Inderdaad gaan de procedure en de planning van een eventueel ander AO via de procedurevergadering. Daar bent u zelf bij, zoals u terecht opmerkte.
Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw De Pater.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Wat ontzettend mooi om te zien dat hier zo veel verschillende onderwerpen op tafel worden gebracht en gelegd en dat men zo constructief aan het meedenken is met elkaar.
Ik heb eerder drie punten ingebracht. Op twee daarvan wil ik nog ingaan. Het eerste punt gaat over criminele inmengingen in sportverenigingen. Het onderzoek waar ik het over had, is dat van de Taskforce Brabant-Zeeland, die zich richt op het amateurvoetbal en niet dat van de KNVB. De vraag die ik had aan de Minister was of hij en zijn collega van JenV breder onderzoek willen doen om sportclubs te helpen met het weren van crimineel geld. Met «breder onderzoek» bedoel ik dan niet alleen breder in de regio – ik zie bijvoorbeeld dat Gelderland al in een coalitieakkoord heeft meegenomen dat het aandacht besteedt aan dit onderwerp – maar ook breder naar andere amateurclubs. Want ik heb niet de illusie dat dit alleen speelt in de voetbalwereld. Ik overweeg hier ook een motie op, om het kabinet echt aan te sporen hier breder onderzoek naar te laten uitvoeren en om de sportclubs te helpen deze criminele inmenging te weren.
Mijn tweede punt gaat over de wielerwedstrijden, maar die staan natuurlijk ook voor de triatlons en andere wedstrijden op de weg. Ik ben heel erg blij dat de Minister het probleem wil doorgeven aan de andere ministers. Vanzelfsprekend moet het gevraagde de verkeersveiligheid niet in het geding brengen. Ik begrijp dat er donderdag ook een AO is waar dit onder de aandacht gebracht kan worden. Ik hoop wel dat de Minister toch de toezegging kan doen dat de wedstrijden van bijvoorbeeld de wielerdames en de jonge talenten niet in het gedrang komen door de terugtrekkende politie en dat verenigingen en vrijwilligers niet substantieel zwaarder worden belast in het organiseren van wedstrijden. Want ik heb ook de antwoorden gezien van de Minister van IenW op vragen van de collega van de VVD, die een voorstel neerlegt waarbij er een hogere administratieve last is doordat je moet aanvragen de weg af te zetten met allerlei verkeersregelaars.
Ik zie de voorzitter knikken. Dan is mijn tijd op?
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Kijk, ik begin het te begrijpen.
De voorzitter:
Welkom in dit huis met alle regels en procedures. Het komt goed. Dank u wel, mevrouw De Pater.
Ik geef het woord aan mevrouw Diertens. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik ben heel blij met alle toezeggingen die gedaan zijn. Het was allemaal heel constructief en daar ben ik heel blij om. Ik heb nog drie dingetjes.
Ten eerste het symposium arbeidsmarkt. Als u er invloed op uit kan oefenen, zou het op een maandag of vrijdag kunnen. Wanneer denkt u de Kamer te kunnen informeren over die sporthulpmiddelen? Ik kreeg het punt over de protheses namelijk niet helemaal duidelijk. De motie over de positie van vrouwen is echt met 150 stemmen aangenomen. Die heeft u blijkbaar gemist, maar zou u ons dan nog per brief kunnen informeren welke stappen tot nu toe zijn gedaan?
Ten slotte. Als u een onderzoek doet naar buitenspelen, zou u dan het Kenniscentrum Sport of het Mulier Instituut of wie het maar gaat doen kunnen vragen om Caribisch Nederland in dit onderzoek te betrekken?
Dat was het.
De voorzitter:
Dan dank ik u hartelijk voor uw inbreng.
Meneer Van Nispen, gaat uw gang.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Bij het thema zwemveiligheid heeft de Minister het vooral over zelfregulering. Dat is eigenlijk wat ik ook geconstateerd heb. Maar het punt is dat er weliswaar een Nationaal Zwemdiploma is, maar dat niet iedereen daarop is aangesloten; het is niet verplicht. En er zijn wel veel regels voor zwemlessen, maar als zwemscholen zich daar niet aan houden, heeft dat geen consequenties. Ouders moeten toch kunnen vertrouwen op de kwaliteit en de veiligheid van de zwemlessen? Daarnaast is er in de helft van de gemeentes niets geregeld voor zwemlessen voor kinderen die leven in armoede.
Ik denk dus niet dat het bij zelfregulering kan blijven. Ik denk ook niet dat we het oké moeten vinden dat de helft van de gemeentes niets heeft geregeld voor kinderen in armoede. Ik roep de Minister dus toch op om nog eens heel nadrukkelijk te kijken of hij vindt dat het daar wél bij kan blijven en dat het zo dus goed geregeld is.
Dit geldt eigenlijk ook voor het probleem van de bewegingsarmoede. De Minister noemt op wat hij allemaal wél doet en wat hij daar allemaal van verwacht. Maar ik constateer toch nog steeds dat we Europees kampioen zitten zijn met z'n allen, dat scholen zelf bepalen of er wel voldoende gesport en bewogen wordt op school en dat we eigenlijk hier tegen elkaar zeggen «we hopen dat gemeentes de goede dingen gaan doen met de lokale sportakkoorden om het probleem van deze niet-bewegende opgroeiende generatie op te lossen». Ik vind dat onbevredigend en wil aan de Minister vragen om te kijken of hier niet nog een schepje bovenop kan. Ik zeg niet dat je alles vanuit hier moet regelen en het zou ook raar zijn om te zeggen dat wij de wijsheid in pacht hebben en het allemaal beter weten dan alle gemeentes en scholen bij elkaar. Zo zit het natuurlijk niet. Maar om een paar algemene lijnen uit te zetten en dan maar te hopen dat het goed komt, daar vind ik het probleem echt te groot voor. Ik ben er erg bezorgd over.
Tot slot wil ik de Minister oproepen om net iets concreters te zeggen over het buitenspelen. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met dat bewegen, maar op deze mooie Nationale Buitenspeeldag hoop ik dat de Minister ook op dit punt nog eens nader in kan gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat ik het woord geef aan mevrouw Westerveld, ga ik nog even terug naar mevrouw De Pater. Zij heeft eigenlijk een motie aangekondigd. Het is gebruikelijk om als u een motie wilt indienen, in de tweede termijn dan ook het VAO aan te kondigen. Heeft u dit ook met zoveel woorden bedoeld? Ik zie dat dat het geval is. Dan noteren wij dat VAO, met als eerste spreker mevrouw De Pater. Dit leek mij zorgvuldig.
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld voor haar tweede termijn. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de antwoorden. Ik ben blij dat de Minister met zijn collega van Onderwijs en Media wil kijken naar de mogelijkheid om de vrouweneredivisie wellicht op te nemen in de evenementenlijst van de NPO. Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden daarop.
Ik ben ook blij met de toezeggingen die de Minister deed over de pacemaker en de pace-pro, omdat het juist van belang is dat we kinderen aan het sporten kunnen krijgen die op de een of andere manier moeilijker mee kunnen doen omdat ze bijvoorbeeld lichamelijke of verstandelijke ongemakken hebben. Ik ben heel benieuwd wat er uit die gesprekken komt. Ik ben in ieder geval blij dat de Minister hier aandacht voor heeft.
Ik ben wat minder tevreden met de antwoorden die ik kreeg op mijn vragen over steun aan betaaldvoetbalorganisaties. Volgens mij denken we daar echt anders over. Ik zal daar in het VAO waarschijnlijk op terugkomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef graag de Minister de gelegenheid voor de beantwoording. Hij geeft aan twee minuutjes nodig te hebben ter voorbereiding. Ik schors de vergadering twee minuten.
De vergadering wordt van 16.40 uur tot 16.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Mag ik uw aandacht vragen? Dank u wel. Aan de orde is de tweede termijn van de Minister. Het woord is aan de Minister.
Minister Bruins:
Voorzitter, dank. Nog een aantal vragen in tweede termijn. De heer Heerema van de VVD-fractie heeft gewezen op de Green Deal, waarbij de afspraak is gemaakt dat de Regeling Gewasbeschermingsmiddelen tot 2020 loopt. Hij zegt dat je moet zorgen dat IenW, als hoeder van die regeling, meer ruimte biedt voor sportverenigingen om die regeling te verlengen. Daarover gaat het gesprek. Ik heb geprobeerd dat in eerste termijn te zeggen, maar niet duidelijk genoeg. Daarnaast wordt er gezocht naar alternatieven, dus die call over die eigen innovaties om te komen tot een andere vorm van kunstgras.
Daarnaast heeft de heer Heerema nog gewezen op het vraagstuk van doping. Val je dan terug in loon of vindt sponsorderving plaats? Ik hoor terug van NOC*NSF dat dat niet aan de orde lijkt. Aan de ene kant lopen stipendia door, terwijl het aan de andere kant heel vaak gaat over programmatische sponsoring, dus niet over individuele sponsoring. Deze terugmelding heb ik gekregen, maar ik sta open voor signalen daarover.
Mevrouw De Pater stelde een vraag over criminele inmenging. Zij heeft gelijk: het onderzoek wat nu in Brabant en Zeeland wordt gedaan, richt zich op voetbal, maar het hoeft zich natuurlijk niet tot voetbal te beperken. Mag ik het zo doen dat we de resultaten van dat onderzoek afwachten en afhankelijk van de uitkomsten kijken of dat sportbreed of sportbreder moet worden opgezet. Mevrouw De Pater heeft een VAO aangekondigd. Als we dat nog voor de zomervakantie doen, zou dat – als ik het goed heb geteld – het honderdste optreden van deze Minister in de Kamer worden. U vindt dat helemaal niet interessant, maar ik vind het een melding waard.
De voorzitter:
Het is uw werk!
Minister Bruins:
Dat klonk nou weer net iets te enthousiast! Maar ik zal er zijn, en u naar ik hoop ook.
De tweede vraag van mevrouw De Pater ging over een terugtrekkende beweging, de inzet van de motards. Daar heeft JenV toch echt het voortouw, wat ook niet wordt bestreden door mevrouw De Pater. We moeten toch eens breed met de verschillende betrokken sporten kijken naar de omvang van het onderwerp. Het gaat misschien niet om die motards, maar ook om wat ervoor terugkomt aan administratieve verplichtingen, hekken plaatsen enzovoorts. Ik wil eens zien of we dat iets breder kunnen bekijken. Dat zeg ik toe. Ik ga eens met de betrokken sporten bekijken in hoeverre dat ertoe leidt dat sportevenementen minder kunnen worden georganiseerd. De uitkomst laat ik u voor de begrotingsbehandeling weten.
Mevrouw Diertens vroeg of het symposium op een maandag of een vrijdag kan worden georganiseerd. Waarom zou dat niet kunnen als we dat willen? Dan over de sporthulpmiddelen. Ik verwacht de eerste inzichten nog eind dit jaar te hebben. Daar koers ik op. De motie over de positie van vrouwen in de sport moet ik echt even uitzoeken. Ik heb u mijn eerlijke antwoord gegeven. Maar ik zoek het uit en ik bericht de Kamer nader voor de begrotingsbehandeling. Dan de vraag of je bij dat buiten spelen ook de BES kunt betrekken. Dat zal ik doen.
De heer Van Nispen gaat de zwemveiligheid aan het hart. Dat geldt ook voor mij. Hij heeft helemaal gelijk: we kennen geen nationaal diploma. Wel is er sprake van certificering van die diploma's. Daar maakt de Nationale Raad Zwemveiligheid zich ook sterk voor. Eigenlijk wordt dat ook wel gezien als de norm waaraan je moet voldoen. De meeste aanbieders zijn ook aangesloten op die certificering. Dat vind ik eigenlijk ook wel de goede werkwijze. Dat heet in het jargon dan zelfregulering, maar eigenlijk werkt dat hier wel goed, ben ik van mening.
Daar hoort nog de vraag bij dat veel gemeenten lokaal een regeling hebben rondom dat zwemmen. Daar zit inderdaad een grote diversiteit in. Maar de Nationale Raad Zwemveiligheid is in gesprek met de Vereniging Sport Gemeenten om te zorgen dat er overal gecertificeerd zwemonderwijs per gemeente plaatsvindt. Dat gaat eigenlijk over het algemeen heel goed, althans in de afspraken met die gemeenten. Waar het natuurlijk altijd moeilijk is: als je wilt dat elk kindje op de lagere school zwemmen leert, is de vraag moeilijk wie nog geen zwemdiploma heeft. Het is moeilijk om daarop een eerlijk antwoord te krijgen. Dat blijkt in de praktijk heel moeilijk te zijn. Dat gaat niet elk kindje zomaar zeggen, uit gene, trots of ik weet niet wat voor reden dan ook. Daarom is het zo belangrijk dat gemeenten hierover al dan niet met scholen en verenigingen afspraken kunnen maken, omdat ik denk dat we voor die laatste paar procenten, die laatste kindertjes, moeten zorgen dat ook zij met een zwemdiploma naar de middelbare school gaan. Het moet daar echt vandaan komen. Als je hierover met zwemdocenten spreekt, hoor je dat dit moeilijk is. Op school fiksen ze dat ook niet zomaar, daarvoor moet je de goede context creëren om die vingers omhoog te laten gaan. Dat over het punt van zwemveiligheid, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Van Nispen had daar nog een vraag over.
De heer Van Nispen (SP):
Ik begrijp wel dat dat punt moeilijk is, maar in de helft van de gemeentes is daarvoor eigenlijk gewoon niets geregeld. Dat betekent volgens mij, als ik het goed heb begrepen, dat men daar niet eens probeert om dat moeilijke probleem op te lossen. Heel kort over die zelfregulering: de Minister en ik zijn het dus eens dat het de goede kant opgaat, dat er steeds meer licentiehouders aansluiten bij wat we nu beschouwen als het nationaal zwemdiploma. Dat is een goede ontwikkeling, als je kijkt waar de zwemwereld vandaan komt, een paar jaar terug. Daarover hebben we hier heel vaak gesproken. Maar als we dat een goede ontwikkeling vinden, dan is het toch niet goed dat er een aantal hardnekkige zwemscholen blijven die zich daar niet bij aan willen sluiten? Dan kan op enig moment toch de conclusie zijn dat het nationaal zwemdiploma verplicht wordt gesteld?
Minister Bruins:
Van dat laatste ben ik niet overtuigd. Nogmaals, ik denk echt dat de inspanningen van de Nationale Raad Zwemveiligheid een goede impuls zijn. Ik geloof echt dat zij het tipping point hebben bereikt, dat het meedoen aan die certificering de norm is. Dus ik zou graag op die route verder willen.
Dan de vraag of je alle gemeenten bereikt. Nou, ik ben in gesprek met de Vereniging Sport en Gemeenten. Ik heb misschien een ander cijfer dan de heer Van Nispen, maar dat moet ik nog eens navragen. Volgens mij wordt echt in vrijwel heel Nederland inmiddels gecertificeerd zwemonderwijs uitgevoerd.
De voorzitter:
Heel kort, afrondend.
De heer Van Nispen (SP):
Nu begrijpen we elkaar verkeerd. De uitgifte van het gecertificeerde zwemdiploma gaat inderdaad de goede kant op, richting de 90%. Maar dan blijven we met die 10% zitten, was mijn punt. Het andere cijfer wat ik gaf over de helft van de gemeenten, gaat over het niet-bereiken van kinderen die geen diploma's hebben gehaald. Daar blijven heel veel gemeenten in gebreke. Nu werden er twee dingen door elkaar gehaald.
De voorzitter:
De Minister.
Minister Bruins:
Goed dat u daarop wijst. Nogmaals, ik denk dat via de Nationale Raad Zwemveiligheid aan de ene kant en hun contacten met de Vereniging Sport en Gemeenten de inzet erop is gericht om 100% te bereiken: alle zwemverenigingen, alle scholen, alle kinderen, om er zo voor te zorgen dat ze met ten minste één zwemdiploma van de lagere school afkomen. Daar hoor ik goede berichten over. Het gaat echt over de laatste paar procenten. Het is meer afhankelijk van de lokale context hoe je dat aanpakt, hoe je die kinderen ontmoet en begrijpt, de goede informatie ophaalt en het bericht krijgt dat iemand nog geen zwemdiploma heeft. Dus ik geloof niet dat het maar de helft van de gemeenten is die daar goede maatregelen op heeft genomen. Daarover verschillen de heer Van Nispen en ik van mening. Maar daarover praat ik graag na de vergadering nog even met hem door.
Voorzitter. Dan de dag van het buitenspelen. Ik dacht dat ik daar behoorlijk concreet over was geweest in de eerste termijn, maar dan nog. Buitenspelen is van ongelofelijk belang. Dat sommige gemeenten het schoolplein op slot doen na schooltijd, vind ik een slechte ontwikkeling. Er zijn allerlei lokale redenen waarom dat gebeurt, maar ik zou liever willen dat buitenspelen ook op schoolpleinen altijd mogelijk is. Dat is wat ik wil. U weet dat we een prijsvraag, een challenge, uitgeschreven hebben; ik dacht dat ik die had genoemd in eerste termijn. Het leuke daarvan is dat er meer dan 150 projecten zijn ingediend om dat buitenspelen te stimuleren. Die komen van gemeenten maar ook van bedrijven en sportverenigingen. Dat is van alles door elkaar. Ik verwacht dus echt dat we daarmee een doorbraak – mag ik dat zo noemen? – zouden kunnen realiseren. Uit die prijsvraag komt straks een winnaar, eigenlijk meerdere winnaars – die zijn er nog niet – en daarvoor is een budget beschikbaar om het plan niet alleen te presenteren maar ook uit te voeren. Daar zie ik dus naar uit. Daarnaast denk ik dat het buitenspelen ook in de lokale sportakkoorden een plek kan krijgen. Niet dat ik dat ga opleggen, maar ik denk dat buitenspelen zo'n aangelegen thema is dat we het in veel lokale sportakkoorden zullen terugzien, of het nou komt vanuit de verenigingen, vanuit de ouders, vanuit het onderwijs of vanuit een andere hoek.
Voorzitter. Tot slot zeg ik nog iets in de richting van mevrouw Westerveld. Ja, wij denken inderdaad verschillend over het al dan niet steun geven aan een betaaldvoetbalorganisatie. En zoals gezegd zal ik u over de pace-pro nader informeren voor het AO Pakketbeheer in de laatste week van juni.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde van de tweede termijn gekomen, en daarmee aan het einde van dit algemeen overleg. Er is best een groot aantal toezeggingen gedaan. Met uw goedvinden neem ik die met u door. Het is tegenwoordig gebruikelijk dat we de toezeggingen koppelen aan de aanvrager. In sommige gevallen zal dat de commissie zijn.
– De Kamer ontvangt eind van de zomer een nadere analyse over de aanvragen voor de SPUK, in samenwerking met de Staatssecretaris van Financiën. Dit is een toezegging aan de commissie.
– In het najaar wordt de Kamer bericht over de totstandkoming van het zesde deelakkoord Topsport die inspireert. Ook dit is een toezegging aan de commissie. Hierbij wordt de suggestie van een interdepartementaal evenementenloket betrokken. Dat is een toezegging aan de heer Heerema.
– De Kamer wordt bericht over het gesprek met sportsectoren en lokale overheden over het implementatieplan van gewasbescherming, de Green Deal. Dat is een toezegging aan de heer Heerema.
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer bericht over de praktische uitwerking van de BOSA-regeling. Dit is een toezegging aan de heer Heerema.
– Zo mogelijk eind 2019 wordt de Kamer bericht over het overleg met de KNVB naar aanleiding van het onderzoek naar criminele ondermijning bij clubs in Brabant en Zeeland. Dat is een toezegging aan mevrouw De Pater.
– De Kamer wordt bericht wanneer het symposium over de arbeidsmarkt in de sport wordt gehouden. Later zal de Kamer een verslag daarover ontvangen. Dat is een toezegging aan mevrouw Diertens.
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer bericht over het overleg met NOC*NSF, Sociale Zaken en het UWV inzake knelpunten met betrekking tot uitkeringen – onder andere WW, WIA en Wajong – in de sportcarrière. Dat is een toezegging aan mevrouw Diertens.
– In het najaar wordt de Kamer bericht over het project sporthulpmiddelen, waarbij ook ingegaan wordt op de mogelijke vergoeding van sportprotheses. Dat is een toezegging aan mevrouw Diertens.
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer geïnformeerd over een eventuele beweegapp. Dat is een toezegging aan de heer Van Nispen. De eerste toezegging is richting de jongeren, maar wij noteren hier natuurlijk de toezeggingen aan de Kamer.
– Aan de heer Van Nispen is ook toegezegd dat de Kamer een overzicht per gemeente en provincie ontvangt van aangepast sporten.
– Uiterlijk voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer bericht over het overleg met OCW inzake het toevoegen van eredivisievoetbal vrouwen op de NPO-evenementenkalender. Dat is een toezegging aan mevrouw Westerveld.
– Voor het AO Pakketbeheer zal de Kamer worden bericht over de vergoeding van de pacemaker protectors voor kinderen in het kader van sporten. Dat is een toezegging aan mevrouw Westerveld.
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer bericht over de uitvoering van de motie inzake meer vrouwen in de sport. Dat is een toezegging aan mevrouw Diertens.
– Voor de begrotingsbehandeling wordt de Kamer geïnformeerd over een onderzoek naar eventueel minder sportevenementen door de bijkomende kosten. Dat is het laatste punt van mevrouw De Pater, en het gaat over met name de infrastructuur buiten evenementen.
Mevrouw De Pater-Postma (CDA):
Dat gaat met name over het terugtrekken van de motoragenten van evenementen.
De voorzitter:
Ja, dus we koppelen het even aan de evenementen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik mis nog één toezegging, namelijk dat Caribisch Nederland betrokken wordt in het onderzoek naar buitenspelen.
De voorzitter:
Ja, dat is wel een toezegging geweest, maar ik heb die niet gekoppeld aan een verslag richting Kamer. En wij noteren hier echt alleen maar de toezeggingen waarover de Kamer geïnformeerd wordt. Alle andere toezeggingen die zijn gedaan, staan uiteraard in het verslag en daar kunt u de Minister aan houden. Dat is de reden waarom niet alles genoteerd is. Anders zou ik hier het hele AO samenvatten en dat lijkt me heel erg veel. Er zijn namelijk veel vragen gesteld en veel toezeggingen gedaan.
Er is een VAO aangekondigd door mevrouw De Pater. Ik heb inmiddels begrepen dat het de wens is om dit VAO nog voor het zomerreces in te plannen. Wij zullen dat doorgeven aan de plenaire Griffie. We naderen het einde van het vergaderseizoen, dus dat is een belangrijke toevoeging.
Mag ik de Minister en zijn ondersteuning bedanken voor hun aanwezigheid en inbreng vandaag? Datzelfde geldt uiteraard voor de Kamerleden. Dank voor uw aanwezigheid en uw inbreng. Tegen de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat thuis of op een andere plek hebben gevolgd, zeg ik: dank voor uw belangstelling. Dan rest mij nog om onze ondersteuning van allerlei diensten te bedanken en deze vergadering te sluiten. Dank u wel.
Sluiting 17.03 uur.