Kamerstuk 30212-78

Verslag van een algemeen overleg

Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer

Gepubliceerd: 19 juli 2010
Indiener(s): Nebahat Albayrak (PvdA)
Onderwerpen: economie energie markttoezicht natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30212-78.html
ID: 30212-78

Nr. 78 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 juli 2010

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 30 juni 2010 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 28 juni 2010 met de reactie van het kabinet op de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 juni 2010 over de Splitsingswet, waarin het Hof stelt dat artikel 10b Elektriciteitswet 1998 en artikel 2c Gaswet in strijd zijn met bepalingen uit het EG-Verdrag vrij verkeer van kapitaal (artikel 63 VWEU, artikel 56 EG) en bijgevolg onverbindend zijn (30 212, nr. 77).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Albayrak

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke

Voorzitter: Van der Ham

Griffier: Franke

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Bemmel, Braakhuis, Van der Ham, Jansen, Koppejan, Van Nieuwenhuizen en Samsom,

en minister Van der Hoeven van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik heet iedereen van harte welkom. Dit algemeen overleg is uitgeschreven tot 12.00 uur. Wij hebben dus twee uur tot onze beschikking. Ik stel voor om een spreektijd van vier minuten te hanteren. Mochten de interrupties echt uit de hand lopen, dan zal ik die rantsoeneren. Als wij het echter allemaal een beetje in de hand houden, is dat helemaal niet nodig.

Het woord is allereerst aan de heer Samsom.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Laat ik aan het begin van dit debat nog maar eens de redenen noemen op grond waarvan wij een voorstander zijn en blijven van de splitsing van energiebedrijven in een netbeheerder en een leveringsbedrijf. Ten eerste, wij willen niet dat de netten in private handen vallen. Ons netwerk, een natuurlijk monopolie, is de ruggengraat van onze leveringszekerheid. Om de levering van deze eerste levensbehoefte te blijven garanderen, moet dat net in publieke handen blijven. En om dat te regelen, is het nodig om die netten af te scheiden van het concern, van het leveringsbedrijf, en via een privatiseringsverbod het publieke eigendom te garanderen. Ten tweede, onafhankelijk netbeheer is de enige methode om echt vrije toegang tot het net voor iedereen te garanderen. Zo maken wij dus decentrale opwekking van duurzame energie mogelijk. Zo creëren wij kansen voor nieuwe toetreders met duurzame projecten. Zo maken wij de overgang naar een duurzame energievoorziening sneller mogelijk. Niet voor niets is Nederlands enige echte groene energiebedrijf Greenchoice zo teleurgesteld over de uitspraak van het hof.

Het publieke belang van een adequaat beheer van onze energienetten en een optimale toegang voor nieuwe duurzame energie was voor mijn fractie al in 2001 reden om door middel van de motie-Crone de splitsing van energiebedrijven in gang te zetten en die splitsing tot op de dag van vandaag te steunen. Die belangen zouden te grabbel gegooid zijn wanneer wij hadden toegestaan dat gehele energiebedrijven, inclusief de netten, in private handen zouden zijn gekomen. Dat was nog geen tien jaar geleden een reële dreiging in dit land. Die belangen zouden ook te grabbel zijn gegooid wanneer wij een privatiseringsverbod hadden geprobeerd te leggen op gehele, geïntegreerde energieconcerns. Nog los van de vraag of dat Europeesrechtelijk had gekund en het feit dat het onwenselijk is, omdat je daarmee overheden dwingt om commerciële risico's te dragen, zou je daarmee de transitie naar duurzame energie ernstig hebben belemmerd. Immers, juist voor die verduurzaming is nieuw risicovol kapitaal nodig, zijn innovaties nodig. Dat zijn zaken waar overheden per definitie niet zo heel goed in zijn. Ik zeg het wel vaker – ik vind het bijna rot om toe te geven – maar de opmars van duurzame energie is voor een groot deel afhankelijk van private initiatieven. En dat is onlangs weer onderstreept toen een private investeerder het publieke bedrijf versloeg in de strijd om offshore windconcessies. Zonde, maar wel veelzeggend!

De heer Jansen (SP): Ik heb twee vragen. Waarom zegt de PvdA-fractie dan altijd dat de drinkwaterbedrijven per se in publieke handen moeten blijven? Ook daar zijn allerlei innovaties noodzakelijk om onze waterkwaliteit op peil te houden. Hoe kan de heer Samsom verklaren dat Nuon, het Nederlandse publieke energiebedrijf, is overgenomen door het Zweedse staatsbedrijf Vattenfall? Kan de Zweedse overheid dan wel wat de Nederlandse overheid niet kan? Zijn wij zo slecht in Nederland?

De heer Samsom (PvdA): Het eerste laat zich verklaren door de analogie van het drinkwaterbedrijf met de netbeheerder. Dat is de ruggengraat van leveringszekerheid. Dat is een eerste levensbehoefte. Die houden wij dus in publieke handen. Het is bij drinkwater ook iets ingewikkelder om productie en levering van elkaar te scheiden. De tweede vraag wil ik als volgt beantwoorden. Het feit dat er overnames zijn van de leveringsbedrijven is nog niet een voldoende voorwaarde voor een verduurzaming van energie. Zoals bekend waren wij op zichzelf gematigd positief over de overname door Vattenfall. Wij waren negatief over de overname door RWE. Wij zouden heel positief zijn geweest bij een overname door bijvoorbeeld het bedrijf Dong Energy. Dat laat zich dus precies verklaren vanuit de intentie van de Partij van de Arbeid met die energievoorziening. Wij willen namelijk een snelle transitie naar een duurzame energievoorziening. Daar zijn sommige bedrijven nu eenmaal beter in dan andere. Niet alle private bedrijven scheren wij over één kam. De splitsing is echter wel een noodzakelijke voorwaarde om dit te realiseren. Het is helaas geen voldoende voorwaarde. Daarna moet er nog heel gebeuren, zoals investeringen door de private bedrijven.

Splitsing is nog steeds gewenst, ook na de uitspraak van het Haagse gerechtshof. Of beter gezegd: juist na de uitspraak van het Haagse gerechtshof. De uitspraak maakt weer eens duidelijk hoe ver de Europese regels van vrij kapitaal zich uitstrekken en hoezeer de rechter zich kan verkijken op de waarde van publieke belangen die met de energievoorziening in het geding zijn. Ik raad dus ook iedereen die in de uitspraak van het hof zijn of haar gelijk ziet, aan om heel goed naar de argumentatie van dat hof te kijken. De tegenstander van je tegenstander is niet noodzakelijkerwijs je medestander. Wij steunen de minister dus in haar voornemen tot cassatie. Wij steunen het voornemen om met snelle wetgeving het publieke eigendom van de netten in ieder geval te garanderen. Naar het oordeel van mijn fractie is er nog een ingreep mogelijk en nodig. De uitspraak maakt het namelijk in theorie mogelijk dat Eneco en DELTA wel gaan splitsen, maar zich onttrekken aan de wettelijke voorwaarden die daarbij gelden, waarvan de belangrijkste de vermogensverdeling tussen netbeheerder en leverancier is. Gebeurt dat op die manier, dan dreigt alsnog een uitholling van het net. Dat moet en kan volgens ons ook voorkomen worden via dezelfde snelle wetgeving die ook de privatisering van de netten voorkomt.

Wij steunen de minister dus bij cassatie en die noodwetgeving, maar wij realiseren ons ook dat daarmee weer een verlenging dreigt van de juridische loopgravenoorlog die de Nederlandse energiesector al zo lang verlamt en mede de oorzaak is van de stagnatie van de energietransitie. Wij verzoeken daarom de minister met klem – het klinkt paradoxaal maar het moet allebei – om naast het juridische pad ook intensief in overleg te treden met Eneco, DELTA en wellicht andere bedrijven om te bezien hoe wij gegeven de huidige situatie samen kunnen werken aan een continuering of zelfs een versnelling van die energietransitie. Daarvoor zijn vele mogelijkheden. Die vallen ver buiten mijn spreektekst en de tijd die ik daarvoor heb. Ze vallen ook buiten de scope van dit debat. Ik wil de minister dus kortheidshalve nu verzoeken om, mocht zij mijn suggestie willen overnemen, dat gesprek met die energiebedrijven aan te gaan en de Kamer op korte termijn op de hoogte te brengen van wat daaruit is gekomen of nog kan komen. Laten wij in vredesnaam niet op onze handen blijven zitten tot de Hoge Raad dan eindelijk zijn oordeel heeft gegeven!

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Voorzitter. Ik kan voor een heel groot deel aansluiten bij wat de heer Samsom namens de PvdA-fractie heeft ingebracht. De VVD heeft destijds dezelfde motivering gehad om voor deze Splitsingswet te zijn. In het kader van het efficiënt vergaderen zal ik het dus niet allemaal herhalen. Ik wil mijn bijdrage eigenlijk beperken tot een aantal vragen dat te maken heeft met de uitspraak van het hof.

Denkt de minister met noodwetgeving het gat dat nu gevallen is, te kunnen dichten? Wij hebben nu natuurlijk te maken met een situatie dat er al verkopen geweest zijn. Wij hebben Eneco en DELTA die nog onderweg zijn. Daardoor ontstaat eigenlijk een soort concurrentievervalsing. Hoe kunnen wij dat gat dichten?

De minister zal toch rekening moeten houden met een scenario waarbij het in cassatie niet goed afloopt. Zijn er dan mogelijke claims te verwachten? De minister geeft in de brief aan dat er geen directe gevolgen zijn voor de bedrijven waar splitsing reeds is afgerond. Maar mogelijke claims zouden natuurlijk ook een indirect gevolg kunnen zijn.

Mijn derde vraag heeft betrekking op de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft destijds Nederland als voorbeeld genoemd van hoe het zou moeten. Nederland was eigenlijk het schoolvoorbeeld. Dan is het natuurlijk wel heel erg wrang dat juist door Europese regelgeving het onmogelijk gemaakt zou worden. Zou de minister contact willen opnemen met de Europese Commissie om te kijken of er in Europees verband niet een soort noodverband ontwikkeld kan worden, waardoor Nederland in staat wordt gesteld om dit schoolvoorbeeld dan wel te realiseren?

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. GroenLinks is het niet altijd met de minister eens geweest. Dat weten wij ook wel van elkaar. Wij zijn er nu echter heel blij mee dat de minister voortvarend aan de slag is gegaan na de uitspraak van het gerechtshof. Wij zijn dus ook blij met de cassatie. Ook kondigde de minister snel na de uitspraak aan dat zij voornemens was om het privatiseringsverbod in formele wetgeving vast te leggen. Ook dat steunen wij van harte.

Mijn fractie heeft drie belangrijke redenen om voorstander te zijn van het groepsverbod en het verbod op nevenactiviteiten. Ten eerste, het zou onwenselijk zijn als de energienetten dienen als onderpand voor de commerciële avonturen van energiebedrijven. In dat geval zou er tenslotte minder geld beschikbaar zijn om te investeren in onderhoud en uitbreiding van die energienetten. Dat is een serieuze bedreiging voor de betrouwbaarheid van het net en de leveringszekerheid. De minister schrijft dit dan ook terecht in haar brief aan de Kamer.

Ten tweede, het risico bestaat dat de energieprijzen voor consumenten in dat geval omhoog schieten. Energiebedrijven kunnen immers hun eventuele verliezen op energieproductie via de transportkosten doorberekenen aan de consument. Dat zouden wij graag willen voorkomen.

Ten derde, het is belangrijk dat alle energieproducenten volledige en non-discriminatoire toegang tot de energienetten krijgen. Dat is van belang voor alle energieproducenten, maar GroenLinks vindt dat in het bijzonder ook belangrijk voor producenten van duurzame energie. De fractie van GroenLinks vindt het van groot belang dat kleine producenten van bijvoorbeeld warmtekrachtkoppeling en windenergie verzekerd kunnen zijn van die non-discriminatoire toegang tot het net.

De Europese Unie beweegt zich langzaam aan steeds verder naar volledige ontvlechting van productie en netwerkbeheer toe. De fractie van GroenLinks juicht dat uiteraard toe, hoewel het wat haar betreft allemaal wel wat sneller zou mogen gaan. Zo vinden wij het jammer dat in het derde liberaliseringspakket voor een wat halfslachtig compromis is gekozen. Dat gezegd hebbend, zou het toch erg jammer zijn als wij in Nederland nu een stap terug zouden zetten in die ontvlechting, terwijl de EU juist onze kant op beweegt.

Ik wil niet treden in de rechtsgang. Zoals eerder gezegd, juich ik het wel toe dat de minister in cassatie gaat en dat zij reeds heeft aangekondigd om het privatiseringsverbod in formele wetgeving vast te leggen, maar het is uiteindelijk natuurlijk aan de rechter om te beoordelen of dit rechtmatig is. Daarom heb ik nog een aantal vragen aan de minister.

Wat gebeurt er nu als de Hoge Raad in cassatie oordeelt dat het groepsverbod en het verbod op nevenactiviteiten inderdaad in strijd zijn met het Europese verdrag? Welke mogelijkheden heeft de minister dan nog om af te dwingen dat het energienet in publieke handen en van de energieproductie gescheiden blijft? Volstaan dan aanpassingen in de Nederlandse wetgeving? Volstaat het in dat geval om in de wetgeving nog beter te motiveren waarom er een dwingende reden van algemeen belang is? Of is in dat geval een aanpassing van Europese regelgeving nodig? Ik hoor hierop graag een reactie van de minister. Wellicht ten overvloede, maar ik ga ervan uit dat de minister ons op de hoogte houdt van alle vervolgstappen die hierna genomen worden.

Ik heb nog een aantal vragen aan de minister over de tariefregulering van het netbeheer. Vorig jaar deed de Algemene Rekenkamer daar in opdracht van de Kamer al onderzoek naar. De Rekenkamer concludeerde toen dat de minister van EZ een duidelijke visie zou moeten ontwikkelen op die tariefregulering. Volgens de Rekenkamer zou de minister in de afgelopen jaren niet vanuit een heldere visie sturing hebben gegeven aan die tariefregulering. Ik wil de minister dan ook vragen of die heldere sturing er dan nu wel is. Kan de minister een korte toelichting daarop geven?

Ongeveer de helft van de energierekening van consumenten bestaat uit transportkosten. Dat vinden wij eigenlijk een bijna onevenredig groot deel. Toch wordt er te weinig geïnvesteerd in uitbreiding van het energienet. Ik wil graag van de minister weten wat daarvoor de verklaring is en wat zij vindt van de regionale verschillen in transporttarieven die ook kunnen ontstaan.

Voorzitter. Ik vraag dit alles omdat mijn fractie duidelijke bedoelingen heeft met het in publieke handen blijven van het energienet. Dat moet ertoe leiden dat de consument beschermd wordt en dat de leveringszekerheid en betrouwbaarheid van het net gegarandeerd zijn. Graag hoor ik dan ook van de minister hoe zij daar zorg voor draagt.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie werd verrast door de uitspraak van het gerechtshof. Daarmee kunnen wij dit slepende dossier nog steeds niet afronden. Dat betreuren wij omdat de energiesector, na alle veranderingen in het laatste decennium, vooral gebaat is bij rust. De minister heeft al aangegeven, cassatie in te stellen. Dat juichen wij toe. Nu de zaak onder de rechter is, zullen wij ons als Kamer terughoudend moeten opstellen ten aanzien van de juridische beoordeling van de discussie over de splitsing. Maar tegelijkertijd kunnen wij niet volstaan met alleen maar een afwachtende houding. Daarvoor staan er te grote belangen op het spel wanneer het gaat om de bescherming van belangen van consumenten, bedrijven en overheid en het garanderen van leveringszekerheid van energie op het netwerk.

Laat ik beginnen met het onderwerp dat voor mijn fractie het belangrijkste is: het privatiseringsverbod. Dit verbod op privatisering is door een amendement van het CDA met steun van alle overige fracties met uitzondering van de VVD in de wet gekomen. Wij willen dat de energienetwerken in overheidshanden blijven. In de eerste plaats omdat de netwerken een monopoliepositie hebben waardoor concurrentie en keuzevrijheid van de afnemer niet goed mogelijk zijn. Daarnaast vinden wij energievoorziening een dusdanig belangrijke primaire levensbehoefte dat wij zo weinig mogelijk risico willen lopen ten aanzien van de leveringszekerheid. Wij vinden het daarom ook een goed voorstel van de minister om het privatiseringsverbod steviger te verankeren in de wet in formele zin.

Ik heb nog wel een paar vragen naar aanleiding van de brief van de minister. Het gerechtshof geeft aan dat het privatiseringsverbod niet absoluut is, mede omdat middellijk aandeelhouderschap mogelijk is. Overweegt de minister naar aanleiding van de uitspraak van de rechter ook dit middellijk aandeelhouderschap te beperken of onmogelijk te maken? Zo ja, kan zij aangeven wat daarvan de consequenties zijn? En zo nee, blijft een absoluut privatiseringsverbod dan nog steeds haalbaar? Volgens de uitspraak van het gerechtshof heeft het privatiseringsverbod geen absoluut karakter en is daarom toetsing aan het vrij verkeer van kapitaal aan de orde. Kan dit nu betekenen dat een bedrijf dat het netwerk wil verkopen aan een private of buitenlandse partij, dit nu kan afdwingen bij de rechter met een beroep op het vrij verkeer van kapitaal?

Ik wijs op de onzekerheid die de recente uitspraak van het gerechtshof met zich brengt en de noodzaak om hier nu snel een einde aan te maken door het lek te dichten. Ligt het dan niet voor de hand voor de minister om niet alleen te kiezen voor noodwetgeving maar ook voor spoedwetgeving?

Verder sluit ik mij graag aan bij de vragen van mevrouw Van Nieuwenhuizen over de schadeclaims. Is het departement ook voorbereid op een uitspraak van de Hoge Raad waarin de splitsing ook wordt afgewezen als strijdig met het Europees recht? Is de minister er dan zeker van dat met een nieuwe, krachtiger onderbouwde wet splitsing alsnog kan worden afgedwongen?

De CDA-fractie heeft eerder een motie ingediend waarin eisen worden gesteld aan de solvabiliteit van netwerkbedrijven. Die motie heeft ertoe geleid dat netbedrijven met minstens 40% eigen vermogen gefinancierd moeten zijn. Dat draagt bij aan de financiële gezondheid en daarmee aan de betrouwbaarheid van het energietransport die voor de consument van groot belang is. Eneco reageerde als volgt op deze uitspraak van het gerechtshof: «Met deze uitspraak hoeft ook de aanwijzing van de minister van Economische Zaken die het bedrijf verplicht tot versterking van het eigen vermogen van de netwerkgroep en het stellen van garanties, niet te worden uitgevoerd.» Een gevolg is dat de geplande roadshow voor de hybride lening is geannuleerd. De CDA-fractie vindt dat zorgwekkend. Wij horen graag hoe de minister de financiële gezondheid van de netbedrijven zeker wil stellen, ook als de Hoge Raad haar in het ongelijk zou stellen.

Ik heb ten slotte een vraag over het proces. Is hier geen rol weggelegd voor het hof van justitie? Ligt het bijvoorbeeld niet voor de hand dat de Hoge Raad het hof prejudiciële vragen zal stellen? Of wil de minister zelf initiatieven nemen? Het gaat hier toch om een belangrijke principiële kwestie die in alle lidstaten aan de orde kan komen. Bovendien is het toch vreemd dat ook de Europese wetgever wat betreft de transmissiesysteembeheerders voor splitsing heeft gekozen en de Nederlandse inzet steunde bij de volledige eigendomsontvlechting van alle netbeheerders. Ik hoor graag een reactie van de minister daarop.

De heer Jansen (SP): Voorzitter. De SP-fractie heeft destijds met de ChristenUnie en de SGP tegen dit wetsvoorstel gestemd. Omdat de betreffende collega's vandaag afwezig zijn, wil ik graag nog even kort terugkomen op onze overwegingen. De SP-fractie vond de Splitsingswet een fundamentalistisch wetsvoorstel, omdat zij denkt dat geïntegreerde publieke energiebedrijven een meerwaarde hebben voor onze bevolking en onze bedrijven. Kortom, het heeft ook in de geliberaliseerde Europese omgeving zin dat er sterke publieke geïntegreerde Nederlandse energiebedrijven zijn. De Splitsingswet is een typisch paars product. De VVD wilde privatiseren en de PvdA wilde het netwerk althans in meerderheid in publieke handen behouden. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de Splitsingswet als een compromis. Tevens was dat compromis vorig jaar de opmaat voor de verkoop van Nuon en Essent. Bij die verkoop is richting de lokale en regionale aandeelhouders, de staten- en gemeenteraadsleden, de splitsing ook als pressiemiddel gebruikt om het productie- en distributiebedrijf in de etalage te zetten. Die risico's zouden door de splitsing een stuk groter worden, was de stelling.

De heer Samsom (PvdA): Ik laat de heer Jansen graag zijn historische beschouwing geven, maar hij doet wel aan geschiedvervalsing als hij zegt dat het een opmaat was naar de verkoop. Nee, de Splitsingswet was een dam tegen de volledige privatisering van de gehele geïntegreerde concerns Nuon en Essent die in 2000 en 2001 opzichtig door de aandeelhouders van toen in de etalage waren gezet. Daarvoor was de Splitsingswet nodig!

De heer Jansen (SP): Ik constateer dat zonder Splitsingswet die bedrijven niet verkocht hadden kunnen worden. De netwerken mochten immers niet verkocht worden. In die situatie hadden de lokale en de regionale overheden niet de keuze gehad om die bedrijven te grabbel te gooien. De regering heeft ze in wezen de mogelijkheid geboden tot de wet. Vervolgens is dat argument gebruikt om die productiebedrijven los te weken.

De heer Samsom (PvdA): Een als/dan-analyse is altijd lastig. Wat was er gebeurd als we niet hadden gesplitst? Maar die als/dan-analyse wordt opeens mogelijk als je de uitspraak van het hof leest. Het hof zegt namelijk dat het privatiseringsverbod, zoals dat onder andere via het amendement-Hessels – gesteund door de SP-fractie van toen – in de wet is gezet, niet absoluut is en dus ook geen dam opwerpt tegen de regels van vrij kapitaal in Europa. Ik heb de fractievoorzitter van de SP vorige week horen zeggen dat de SP gelijk heeft gekregen van de rechter. De rechter zegt dat de regels voor vrij verkeer van kapitaal belangrijker zijn dan publieke belangen. Bedoelt de SP dat als zij zegt dat zij gelijk heeft gekregen van de rechter?

De heer Jansen (SP): Waar wij gelijk in hebben gekregen, is dat die splitsing waarbij de publieke aandeelhouders min of meer gedwongen worden om die bedrijven af te zonderen, onwettig is. Dat hebben wij steeds gezegd. Ik ben overigens met de heer Samsom eens dat er in de uitspraak van het gerechtshof ook een aantal zaken zitten waarvan wij zeggen: dat moet uitgeknokt worden. Wij kunnen dus prima leven met die cassatie. Waar het ons om gaat, is dat geïntegreerde bedrijven ook elders in Europa voorkomen en een maatschappelijke meerwaarde hebben. Daar hebben wij naar mijn mening wel degelijk gelijk in gekregen. Publieke aandeelhouders zijn destijds door dit wetsvoorstel onder druk gezet om afstand te doen van hun productie- en leveringsbedrijf.

De voorzitter: We moeten even kort schorsen, omdat de minister een belangrijk telefoongesprek moet voeren.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter: De minister is teruggekeerd. Ik verzoek de heer Jansen om zijn betoog te vervolgen.

Minister Van der Hoeven: Waar waren we gebleven?

De heer Jansen (SP): Ja, waar waren we gebleven? Het zal wel iets met neoliberaal beleid te maken hebben gehad!

Voorzitter. De SP-fractie durft in ieder geval de stelling aan dat Essent en vervolgens ook Nuon, want er was sprake van een soort domino-effect, helemaal niet verkocht zouden zijn als we geweten hadden wat we inmiddels weten. Dat is natuurlijk wel een droevige constatering. De verkoop van Nuon werd destijds zo bewierookt door de heer Samsom. Het was een enorm duurzaam bedrijf en er zouden enorme investeringen aankomen. Vattenfall heeft februari dit jaar aangekondigd dat het zijn investeringen in duurzame energie gaat minimaliseren, omdat het simpelweg te hoge kapitaallasten krijgt. De gemeente en provincie hebben de hoofdprijs voor Nuon gevraagd. Dat drukt zo zwaar op de cashflow van Vattenfall dat het minder kan doen dan wanneer Nuon gewoon een Nederlands publiek bedrijf was gebleven. Kortom, wij hebben in onze eigen voet geschoten.

De heer Samsom (PvdA): U hebt in uw verkiezingsprogramma een bezuiniging ingeboekt van 1,7 mld. op lokale en regionale overheid. Hoeveel geld denkt u dat regionale en lokale aandeelhouders hadden gehad na die bezuiniging van uw verkiezingsprogramma? Die staat overigens ook in ons verkiezingsprogramma, en in dat van de andere partijen. Zelfs in dat van de VVD. Ik geloof dat die bezuiniging zelfs nog forser was. Maar goed, hoeveel denkt u dat er dan was overgebleven? Hoeveel hadden publieke aandeelhouders kunnen investeren?

De heer Jansen (SP): Toen ik gemeenteraadslid in Utrecht was, ben ik weleens de weddenschap aangegaan dat ik 25% zou kunnen besparen op de staf van de 8+-functies. Zo omgekeerd was de personeelspiramide van de gemeente Utrecht! Er zit ook bij gemeenten enorm veel overhead. De SP-fractie is voor praktische overheden, voor praktische gemeenten. Wij hebben ons bijvoorbeeld ook als eerste uitgesproken voor het opheffen van de waterschappen als zelfstandige bestuurslaag. Dat levert heel veel geld op. Kortom, er valt ook bij de lokale en regionale overheid heel veel te besparen als het gaat om overhead, waar mensen niets aan hebben. Daar willen wij het zoeken, en uiteraard niet in de praktische zaken waar overheden juist zo sterk in zouden moeten zijn.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. Ik heb nog een vraag over de uitspraak van het gerechtshof. Ik vraag mij af hoe die te rijmen valt met de notificatie van het wetsvoorstel. Dat wetsvoorstel is destijds ook voorgelegd aan Brussel en heeft volgens mij ook de zegen gehad van Brussel. Daar wringt dus iets. Hoe kan dat? Als daar een probleem ligt, dan zou dat toch destijds ontdekt moeten zijn.

Het heeft uiteraard onze zegen om een nog explicieter privatiseringsverbod in de wet op te nemen. Hoe eerder, hoe beter! Ik zou graag nog de expliciete bevestiging krijgen dat Eneco en DELTA, nog steeds geïntegreerde bedrijven, niet verkocht kunnen worden hangende de cassatie. Ik sluit me ook aan bij vragen van de heer Koppejan over de reactie van Eneco over de investeringen en de versterking van het kapitaal in relatie tot deze uitspraak.

De SP-fractie denkt dat het goed zou zijn om op enige termijn een parlementair onderzoek in te stellen naar de totstandkoming van dit wetsvoorstel. Dat verdient namelijk zeker niet de schoonheidsprijs. Ik verwacht dat er in dit stadium nog geen meerderheid voor te vinden is, omdat wij nog wachten op de uitspraak naar aanleiding van de cassatie. Met zo'n parlementair onderzoek kan nog eens goed nagegaan worden hoe een en ander gelopen is en of daar iets van kan worden geleerd voor toekomstige liberaliserings- en privatiseringsideeën. Ik denk namelijk dat dit niet de laatste keer is dat wij dit soort discussies zullen voeren.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik ben zelf ondernemer, dus ik draag in principe het vrijemarktdenken een warm toe. De vrije markt is een goede oplossing voor veel sectoren. Door een gezonde concurrentie wordt een goed product voor een goede prijs aan de consument geleverd. Echter de genoemde vrije markt werkt alleen goed bij een gelijk speelveld. Zo zal bijvoorbeeld een vliegmaatschappij het altijd afleggen tegen een concurrent die ook nog eens alle vliegvelden in bezit heeft. De energiemarkt is juist zo complex dat de overheid er zeer goed aan doet, hierbij de vinger zo veel mogelijk aan de pols te houden. De PVV vecht als geen ander voor de belangen van de Nederlandse consument. Dit uitgangspunt zal als een rode draad door mijn verhaal lopen. Mijn collega de heer Graus heeft in het verleden al diverse malen gepleit voor leveringszekerheid, transparantie en betaalbaarheid van energie voor de consument. Een vergaande liberalisering van de energiemarkt brengt risico's voor de consument met zich. En zie hier: hier stuiten wij reeds op een van die mogelijke gevaren.

We bespreken hier vandaag natuurlijk ook de uitspraak van het gerechtshof over de Splitsingswet, en in het bijzonder artikel 10b van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 2c van de Gaswet. De drie bedrijven Nuon, Essent en DELTA behouden vooralsnog de mogelijkheid om zowel het netwerk te beheren als ook daadwerkelijk de energie te produceren of daarin te handelen. Ook is het verbod aangaande de nevenactiviteiten voor de netbedrijven van de baan, met als gevolg mogelijk grote risico's voor de kasstromen van deze netbedrijven. De consument zou hier wel eens de verliezer van kunnen worden: een sterk opwaartse druk van de tarieven en een afgenomen leveringszekerheid.

Zoals bekend, is de PVV een hartstochtelijk strijder tegen de toenemende macht van de Europese moloch in Brussel. Het spijt ons nu te moeten zien dat de continuïteit van levering en consumentenbescherming in Nederland gevaar lopen door de hindernissen die Europese wetten regelmatig opwerpen tegen onze nationale wetgeving. Als de lijn van de PVV leidend was geweest voor het kabinetsbeleid in het verleden, hadden wij hier dus waarschijnlijk niet eens hoeven zitten. Laurens-Jan Brinkhorst, een van de Europese D66-voorvechters, heeft wel eens een angstscenario geschetst dat het licht uit zou gaan als er niet meer Europa zou komen. Het ironische is dat juist Europa mogelijk de oorzaak is van het ontbreken van die continuïteit op dit moment. Verder zien wij dat het Europese blok aan ons been ons ook mogelijk weer veel geld zal kunnen kosten. Een aantal bedrijven dient mogelijk schadeclaims in.

Uiteraard bespreken wij vandaag ook de reactie van de minister van Economische Zaken van 28 juni jongstleden. Zonder al te veel in detail te treden, willen wij als PVV wel alvast onze steun uitspreken voor de genoemde bescherming van de publieke belangen, zoals transparantie, leveringszekerheid en bescherming van de consument, waar de minister in haar brief over spreekt. Ook steunen wij uiteraard het voornemen van de minister om tegen de uitspraak in cassatie te gaan. De minister spreekt in haar brief over het ontbreken van gevolgen van bedrijven waarbij de splitsing al is afgerond. Waarop baseert zij dat? Tevens ontvangen wij graag een overzicht van de bedrijven waarvoor deze uitspraak vooralsnog geen gevolgen heeft.

Wij hebben voorts de volgende vragen voor de minister. Kan zij aangeven welke kansen het kabinet ziet om in cassatie alsnog het oordeel van het hof van tafel te krijgen? Kan zij aangeven of het kabinet ook daadwerkelijk in cassatie gaat? Ook vragen wij haar, zo snel mogelijk te onderzoeken hoe de Splitsingswet aangepast kan worden, zodat genoemde artikelen niet meer in strijd zijn met de EU-wetgeving. Verder vragen wij haar om te waarborgen dat een juridische check van de nationale wetgeving EU-proof is, dus geen gaten meer vertoont. Wij wensen uiteraard ook op de hoogte te worden gehouden van eventuele schadeclaims door de energiedistributiebedrijven en van de impact daarvan op de begroting van Economische Zaken. Ten slotte vragen wij om de vaste commissie van Economische Zaken nauwkeurig te informeren over eventueel overleg met de bij de procedure betrokken bedrijven, zijnde Essent, Eneco en DELTA.

Voorzitter: Samsom

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Wij steunen de minister bij het in cassatie gaan bij de Hoge Raad. Het is natuurlijk heel lastig om daar nu, lopende de rechtsgang, heel veel vragen over te stellen. Er zijn al heel veel dingen gevraagd, maar ik wil er nog een aantal vragen aan toevoegen. Wij hebben namelijk een aantal vragen over het proces.

Klopt het dat in een eerder beroep de richting van de uitspraak volledig tegenovergesteld was in vergelijking met de uitspraak in hoger beroep? Zo ja, kan de minister daar een bespiegeling over geven? Hoe zou dat kunnen komen? Kan zij bevestigen dat het hof in Den Haag geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden om prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof? Zo ja, waarom niet? Die uitspraak volgt immers zo nadrukkelijk uit de interpretatie van de Europese wetgeving. Kan ook daar een reflectie op volgen? Wat zijn daar de mogelijke oorzaken van geweest?

Ik heb ten slotte nog een aantal vragen over de neveneffecten van de rechtsgang. Wat betekent deze uitspraak grofweg voor het verdere verloop van het splitsingsproces zoals dat nu gaande is? Kan dat doorgaan of is nu een behoudende koers noodzakelijk? Hoeveel onzekerheid ontstaat er door de uitspraak in de markt? Kan de minister aangeven of deze onzekerheid effect zal hebben op het verloop van de investeringen in de distributienetwerken? Mocht de uitspraak in cassatie ongewijzigd blijven, zijn er dan consequenties voor andere infrastructuurdossiers? Ik noem bijvoorbeeld de netwerkonderdelen op hogere spanningsniveaus die overgedragen zijn aan het transmissienetwerk TenneT en de wateractiviteiten van nutsbedrijf DELTA.

Voorzitter: Van der Ham

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik verdeel mijn spreektijd aan de hand van thema's in blokjes. Ik loop dus niet de sprekers op volgorde af, maar ik loop de diverse thema's af. Ik zal eerst een aantal algemene opmerkingen maken. Dan kom ik terecht bij een aantal algemene vragen. Daarna ga ik in op de gevolgen, met de vragen die daarbij horen. Ten slotte komen de vervolgstappen aan de orde, met de vragen die daarbij horen. Als sprekers menen dat hun opmerkingen niet aan bod zijn gekomen, dan hoor ik dat wel na de behandeling van het desbetreffende thema.

Ik begin met de algemene opmerkingen. Het hof heeft inderdaad uitspraak gedaan in de splitsingsrechtszaken. Het gerechtshof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en aangegeven dat het groepsverbod – dat is dus de splitsing – dient te worden getoetst aan het vrij verkeer van kapitaal, omdat er geen absoluut privatiseringsverbod is voor netten en netbeheerders. Dat is de reden waarom er moet worden getoetst: het absolute privatiseringsverbod voor netten en netbeheerders. Volgens het hof is dat niet absoluut. Ik kom daar dadelijk nog op terug. Het hof heeft ten tweede aangegeven dat het groepsverbod een beperking is van het vrij verkeer van kapitaal. Het hof heeft ten derde aangegeven dat er geen zwaarwegende publieke belangen zijn die de beperking van het vrije kapitaal-verkeer rechtvaardigen. Maar je moet aan het begin beginnen: bij dat absolute privatiseringsverbod. Ik heb aangegeven dat ik daarover in cassatie zal gaan. Ik ben blij dat zowel ter linkerzijde als ter rechterzijde als in het midden van de Kamer er overeenstemming over bestaat dat dit een goede zet is, dat wij dat in ieder geval moeten doen.

Waarom doe ik dat en waarom bestrijd ik het oordeel van het hof? Dat doe ik allereerst, omdat er pas getoetst kan worden aan het vrij verkeer van kapitaal op het moment dat er sprake is van een markt in aandelen van een netbeheerder. Daar is geen sprake van en daar wordt ook geen sprake van, want er is sprake van een privatiseringsverbod. Die netwerkbedrijven mogen alleen in handen zijn van Nederlandse overheden. Ik heb in mijn brief aangegeven dat ik dat verbod in de wet zelf zal herformuleren. Ik vind voorts dat het hof echt vol in de afwegingen treedt die zijn gemaakt tussen de regering en de Staten-Generaal in de debatten die wij daarover met elkaar hebben gevoerd. Ik begrijp uiteraard dat als een beperking van het vrij verkeer van kapitaal aan de orde is, de rechter dan toetst of dat gerechtvaardigd is om publieke belangen te borgen. Ik heb echter wel heel veel moeite met de intensiteit waarmee dat hier is gedaan, want juist die noodzaak en die proportionaliteit van splitsing zijn meerdere malen aan de orde geweest. Dat is in eerste termijn ook door verschillende woordvoerders uitgebreid aan de orde gesteld. Dat is gebeurd tijdens de behandeling van het wetsvoorstel, maar ook tijdens de bespreking van het besluit tot inwerkingtreding van het groepsverbod.

Ik wil eigenlijk de overwegingen die wij destijds gewisseld hebben, in herinnering roepen. De netten hebben een nutsfunctie. Het gaat om publieke taken, zoals leveringszekerheid. En je ziet ook dat de praktijk aantoont dat die afgesplitste netbedrijven zich ontwikkelen tot maatschappelijke ondernemingen die zich richten op de publieke belangen. Ik noem de initiatieven op het gebied van slimme netten, de elektrische auto, een efficiëntere inrichting van het netbeheer en ook inderdaad de decentrale opwekking door allerlei particulieren, door bedrijven zoals tuinders. Dat moet echter wel ingevoed kunnen worden op het net. Het net moet daarvoor geschikt worden gemaakt. En dan moet het net ook onbeperkte toegang bieden aan wie dan ook. Dat zijn zaken die je op dit moment echt tot zijn recht ziet komen.

De tweede reden om over te gaan tot splitsing was dat voorkomen moest worden dat netten als onderpand zouden worden gebruikt voor commerciële activiteiten, waardoor de schulden daarvan zouden worden afgewenteld op het netbeheer. Dat was destijds aan de orde vanwege nevenactiviteiten en activiteiten in het buitenland. Daarvan kunnen de consumenten de dupe worden, zoals de heer Van Bemmel ook heeft aangegeven. De toenmalige Kamer en ik wilden dat niet. Het was aanleiding om over te gaan tot splitsing. Dat betrof onder meer de aankoop van Indaver door DELTA. Verder betrof het de voorgenomen fusieplannen van Nuon en Essent, waarbij het ging over internationale expansie. Het ging niet om een fusie tussen Nuon en Essent. Een fusie zou heel goed geweest zijn, maar die bedrijven wilden niet. Het ging louter om internationale expansie, internationale fusieplannen, met het net als oneigenlijke financieringsbron en de daarbij horende risico's. De borging van de publieke belangen en van het onafhankelijke netbeheer is de reden geweest om die splitsing te effectueren. Op korte termijn gaat het licht niet uit – we moeten geen valse argumenten gebruiken – maar op de langere termijn is er wel de zorg rondom de leveringszekerheid, die uitdrukkelijk gewisseld is met het parlement. Ik voel mij ook gesterkt in die mening door de visie van de Europese wetgever, die in het derde energiepakket een volledige eigendomsontvlechting als wenselijke situatie heeft opgenomen, in eerste instantie op landelijk niveau.

We hebben de Wet onafhankelijk netbeheer al in ontwerpfase voorgelegd aan de relevante diensten van de Europese Commissie. Die hadden geen bezwaren tegen dit wetsvoorstel, ook niet op juridisch vlak. Toenmalig Eurocommissaris voor Energie Piebalgs en toenmalig Eurocommissaris voor Mededinging Kroes hebben hun steun uitgesproken voor deze wet. Nogmaals, de borging van de publieke belangen blijft meer dan voldoende reden voor de inwerkingtreding van het groepsverbod.

De heer Jansen heeft heel expliciet gevraagd hoe het wetsvoorstel valt te rijmen met de notificatie ervan in Brussel. Het voorstel is voorgelegd aan de Europese Commissie, die geen probleem zag met het Europese recht. De Commissie is alleen geen rechter, die achteraf toetst, zoals het gerechtshof. Het klopt dat dit wringt. Daarom stel ik ook cassatie in. De Hoge Raad en indien gevraagd het Europees Hof van Justitie zullen zich er nog over buigen. Het valt nog te bezien – ik weet dat nog niet – of het oordeel van het gerechtshof blijft staan.

Ik kom hiermee op het derde blokje: de gevolgen. Het gerechtshof heeft het groepsverbod onverbindend verklaard. Het heeft dus niet de hele wet afgeschoten, zoals sommigen lijken te concluderen. De arresten van het Haagse gerechtshof hebben geen directe gevolgen voor de bedrijven waarbij de splitsing reeds is afgerond. Dat zijn bijna alle bedrijven. Laten we gewoon de kinderen bij de naam noemen: het gaat alleen om DELTA en Eneco, die nog in het splitsingsproces verkeren. Deze bedrijven hoeven vooralsnog niet te voldoen aan het groepsverbod. Mijn voornemen om cassatie in te stellen heeft wel tot gevolg dat het oordeel van het gerechtshof niet het eindoordeel is. Laat ik duidelijk zijn: het privatiseringsverbod blijft van kracht. Aandelen in de netbeheerder en het eigendom van het netwerk kunnen niet worden vervreemd buiten de kring van de overheid. Alle andere bepalingen van de Wet onafhankelijk netbeheer gelden nog steeds.

De heren Jansen en Koppejan hebben gevraagd of DELTA en Eneco verkocht kunnen worden tijdens het proces van de cassatie. Het staat en stond bedrijven altijd vrij om vrijwillig te splitsen. Daarbij kan het productie- en leveringsbedrijf inderdaad verkocht worden. Maar het privatiseringsverbod is van kracht, dus privatisering van het geïntegreerde bedrijf, inclusief het netbedrijf, kan niet. Dat blijft zo. Hetzelfde geldt voor het netwerk van de al gesplitste bedrijven, maar daarvoor is het verder geen probleem, want die bedrijven kunnen niet verkocht worden. Ze blijven in publieke handen.

De heer Koppejan en mevrouw Van Nieuwenhuizen hebben gevraagd of ik verwacht dat Essent en Nuon stellen dat ze schade lijden of hebben geleden door de reeds doorgevoerde splitsing. Het is te vroeg om daarover te speculeren. De Kamer weet hoe het gaat: elke uitspraak die ik hierover doe, kan gebruikt worden in de totale rechtsprocedure. Ik kan er dus geen uitspraak over doen en denk dat dit ook niet verstandig zou zijn.

In reactie op de vraag van de heer Van Bemmel kan ik dus ook niet aangeven hoe we om moeten gaan met eventuele claims en hoe we die moeten dekken. Op dit moment is dat niet aan de orde, want stel voor dat ik hierover uitspraken doe die vervolgens in de rechterlijke procedure gebruikt worden. Daarom spreek ik op dit punt met meel in de mond. Maar als ik dat meel uit mijn mond zou halen, zou ik ons gezamenlijk schade kunnen doen. Dat moet ik natuurlijk niet doen.

Ik kom op het derde blokje: de vervolgstappen. Ik heb aangekondigd dat ik in cassatie ga. Tevens kondig ik een wetswijziging op heel korte termijn aan. De Kamer vraagt terecht hoe ermee wordt omgegaan en wat er gedaan wordt. Met de wetswijziging zullen twee dingen worden gedaan.

In de eerste plaats wordt de vormgeving van het huidige privatiseringsverbod aangepast. Het huidige privatiseringsverbod blijft onverkort van kracht. Maar de vormgeving, die de kern vormt van het bezwaar van het hof, gaan we aanpassen om elke schijn te vermijden dat het privatiseringsverbod eenvoudig gewijzigd kan worden. Ik ga daarom heel snel het privatiseringsverbod op niveau van formele wet regelen. Het is mijn bedoeling dat dit aan de orde is geweest in de ministerraad voordat het kabinet na volgende week vrijdag aan zijn reces begint. Er wordt een spoedadvies aan de Raad van State gevraagd. Met het privatiseringsverbod op niveau van formele wet doe ik niet alleen recht aan de achtergrond van de Wet onafhankelijk netbeheer, maar ook aan de publieke en politieke wens, die vandaag door alle woordvoerders weer is uitgesproken, om het publieke karakter van de netbedrijven te bestendigen. In de tweede plaats zal het Besluit financieel beheer netbeheerder wezenlijk worden aangepast. Het staat de nog niet gesplitste bedrijven vanzelfsprekend vrij om vrijwillig te splitsen. Echter, als gevolg van de uitspraak van het gerechtshof vervallen de waarborgen uit het splitsingsplan. Daarmee zou voor netwerkbedrijven een eigen vermogen van 30% volstaan. De Kamer heeft in een eerder debat uitgesproken dat dit ongewenst is. Ik heb dat beaamd. Ik wil er zorg voor dragen dat de netwerkbedrijven bij splitsing beschikken over voldoende financiële middelen. Dat wilde de Kamer en dat wilde ik. Ik zal het Besluit financieel beheer netbeheerder aanpassen, opdat de netbeheerder ten minste beschikt over een solvabiliteit van 40% eigen vermogen op het moment van splitsing. Aan deze twee wijzigingen wordt snel gewerkt.

De heer Jansen (SP): Beide voorstellen van de minister kunnen op de instemming van de SP-fractie rekenen. Mijn complimenten daarvoor. De minister en collega's van haar hebben vaak debatten gehad over de vraag wat op wetsniveau moet worden geregeld en wat in lagere regelgeving. De gang van zaken toont aan hoe belangrijk het is om het wezen van de wet in de wet op te nemen. De afgelopen jaren was de opvatting dat we zo veel mogelijk dingen uit de wet moesten halen en dat er raamwetten van gemaakt moesten worden. Het ging om «flexibiliteit onderin». Daarmee lopen we grote risico's wat betreft de essentie van de wet. Erkent de minister dat?

Minister Van der Hoeven: Nee.

De heer Jansen (SP): En waarom niet?

Minister Van der Hoeven: Mijnheer Jansen, dat gaat echt te ver. Ik zou u dan ook onrecht aandoen, want we hebben heel goed met elkaar geregeld hoe dat in die AMvB vastgelegd is, met voorhangprocedures en wat dies meer zij. U zou uzelf daarmee onrecht doen. We hebben het goed geregeld. Maar ik ben natuurlijk ook geen gekke Henkie of gekke Trudie; hoe noem je dat eigenlijk? We moeten ons er wel meer dan vroeger heel goed rekenschap van geven dat we meer zaken op wetsniveau moeten regelen en minder op AMvB-niveau. Dat is bij de aanbestedingswet ook het geval. Het gaat alleen niet van een-twee-drie, hup en wegwezen. Zo simpel is het niet. Er moet nog een heel besluitvormingsproces worden doorlopen bij een wijziging van een AMvB, waaronder een voorhangprocedure. Het moet ons allemaal, de Kamer als medewetgever en mij dus ook, aan het denken zetten over de vormgeving van toekomstige wetten. Als de heer Jansen dat bedoelt, dan zeg ik: ja, die les moeten we eruit halen. Als hij bedoelt dat we het anders hadden moeten doen, dan zeg ik: ik denk dat we het goed gedaan hebben, maar het kan beter en dat gaan we doen ook. De kern van het bezwaar van het hof zit daar. Je moet dat dus aanpakken. En dat ga ik doen.

De heer Samsom (PvdA): De minister kondigt nu twee veranderingen aan. In de brief staat de eerste en om de tweede heb ik in mijn inbreng gevraagd; blijkbaar had zij die in haar hoofd zitten. De minister zegt dat Besluit financieel beheer netbeheerder aan te passen en er 40% van te maken. Dat klinkt voor mij niet als een aanpassing, want volgens mij stond er al 40% in. Ik heb er expliciet naar gevraagd, omdat ik wil regelen dat ook bij vrijwillige splitsing de netbeheerder aan die eis moet voldoen. De eis moet niet zozeer veranderen, maar bij vrijwillige splitsing moet het Besluit financieel beheer op een of andere kunstige manier verplichtend worden verklaard.

Minister Van der Hoeven: Uw laatste opmerking betreft precies waar het om gaat. U hebt gelijk dat die 40% erin staat, maar die geldt bij een gedwongen splitsing. De discussie gaat over een vrijwillige splitsing, waarbij men niet hoeft te voldoen aan een solvabiliteit van 40% eigen vermogen. Dit is precies waar u in eerste instantie om vroeg en waar ik in de afgelopen dagen al denkend op uit ben gekomen. Dit is een van de gaten. Dit viel echter niet direct op. Je zou zeggen: het staat er toch in? Het is echter gekoppeld aan gedwongen splitsing en niet aan vrijwillige.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): De minister gaf aan dat zij de eerste aanpassing op heel korte termijn, volgende week al, doet. Kan zij ook een indicatie geven op welke termijn zij de tweede aanpassing doet?

Minister Van der Hoeven: Heel snel, in hetzelfde tijdsbestek. Daar laat ik geen misverstand over bestaan. Als zo ik de verbale en non-verbale reacties waarneem, is iedereen het met mij eens.

De voorzitter: Hoe snel is «snel»? Een paar weken?

Minister Van der Hoeven: Nee, nee. De laatste ministerraad is volgende week vrijdag. Dat is voor mij de deadline.

De voorzitter: Dat is dus de aankomende anderhalve week.

Minister Van der Hoeven: Mevrouw Van Nieuwenhuizen en de heren Braakhuis en Koppejan hebben gevraagd of de niet-gesplitste bedrijven een aantoonbaar concurrentievoordeel hebben als de splitsing onverhoopt wordt afgewezen door de Hoge Raad, omdat er dan geen level playing field is. Daarnaast hebben zij gevraagd wat dan gedaan kan worden om bedrijven alsnog tot splitsing te dwingen. Er is inderdaad sprake van een ongelijk speelveld als de Hoge Raad de Staat in het ongelijk stelt. Dit betekent alleen ook dat er geen sprake zal zijn van structureel onafhankelijk netbeheer. Daar zijn geen alternatieven voor. Wet- en regelgeving zullen nooit het onafhankelijke karakter van het netbeheer kunnen garanderen. Dat is uit den treure gewisseld met beide Kamers. Er zijn grenzen aan wat je met toezicht en regulering kunt doen. We zullen overigens behoorlijk wat aan extra toezicht en regulering moeten doen. We zitten daar niet op te wachten. Inherent aan een groepsstructuur – het valt onder de groep – met commerciële energieactiviteiten is dat er een risico zal zijn voor het netbeheer. Je kunt dat niet dichtregelen met wet- en regelgeving. Dat is precies waar het om draait: hoe zorgen we ervoor dat de Nederlandse leveringszekerheid wordt geborgd, dat de belangen van de consument worden geborgd en dat de non-discriminatoire toegang tot de netten wordt geborgd? Alternatieven zijn in alle gevallen second best, met heel veel extra regelgeving en toezicht.

De heer Koppejan heeft gevraagd of ik van plan ben om iets te doen aan het middellijk aandeelhouderschap. Ik ben niet van plan om het middellijk aandeelhouderschap onmogelijk te maken. Er lopen twee zaken door elkaar. Het privatiseringsverbod is van kracht. Het gerechtshof heeft niet uitgesproken dat dit verbod onverbindend is. Dat blijft dus. Het absolute karakter, waarop het gerechtshof heeft gewezen, heeft te maken met de vraag of het groepsverbod getoetst moet worden aan het vrije verkeer van kapitaal. Dat is in de kern de vraag waar het om draait. Daarop zegt het gerechtshof dat het verbod niet absoluut genoeg is omdat een deel gemakkelijk gewijzigd kan worden en omdat er sprake is van middellijk aandeelhouderschap. En daarom zegt het dat er getoetst moet worden aan het vrij verkeer van kapitaal. Daarover verschil ik van mening met het gerechtshof. Ik denk dat het wel absoluut is, in de zin dat het niet makkelijk gewijzigd kan worden. We gaan dit zoals gezegd in de wet vastleggen om dit absoluut zeker te stellen. Middellijk aandeelhouderschap is een normale constructie in Nederland en de rest van de EU om overheidseigendom te beheren. Het is een manier voor overheden om hun financieel en juridisch risico voor de activiteiten van de netbeheerder te beperken. Op het moment dat ik daar een streep door zou halen, denk ik dat een streep haal door instrumenten van de aandeelhouders, de overheden. Ik geloof niet dat we dat moeten doen. De aanvliegroute moet zijn om de kern van het bezwaar van het gerechtshof aan te pakken. Dat gaan we gezamenlijk doen.

De heer Jansen (SP): Er zit op zich wel iets in de redenering van de minister, maar ziet zij niet het probleem dat middellijk aandeelhouderschap de democratische controle enigszins kan ondermijnen door allerlei indirecte constructies? Mijn ervaring in het verleden als lokaal volksvertegenwoordiger heeft mij geleerd dat dit een probleem is.

Minister Van der Hoeven: Dan moet ik u toch ook aanspreken op uw verleden. Als lokale of provinciale volksvertegenwoordiger zit je zelf bij wat je wel en niet toestaat. Uw opmerking is wel aanleiding om dit punt in mijn overleg met de aandeelhouders opnieuw aan de orde te stellen. De besluitvorming over het middellijk aandeelhouderschap vindt niet hier plaats maar in provincies en gemeenten. Uw zorg begrijp ik en neem ik mee in het overleg met de aandeelhouders, maar op dit niveau kunnen we er niets aan doen.

De heren Koppejan en Van der Ham hebben gevraagd of het voor de hand ligt dat de Hoge Raad het Hof prejudiciële vragen zal stellen of dat ik daar zelf initiatieven voor neem. Ik kan dat zelf niet. We hebben geen ingang bij de Europese rechter, omdat we geen Europees besluit of Europese richtlijn of verordening willen aanvechten. Het gaat om de vraag of het groepsverbod, zoals vastgelegd in de Nederlandse wet, verenigbaar is met het Europese recht. Die vraag betreft het nationale recht en moet behandeld worden door de nationale rechter. De nationale rechter kan daarbij wel prejudiciële vragen stellen aan het Europese Hof van Justitie over de interpretatie van het Europese recht. Dat is aan de Hoge Raad. Ik kan hun daar geen advies over geven; men moet zelf weten of men dat doet.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft gevraagd of ik contact opneem met de Europese Commissie om dat noodverband aan te leggen. Natuurlijk doe ik dat. Dat is logisch. Het gaat daarbij met name over de relatie met het derde liberaliseringspakket energie. Ik voel mij overigens juist gesterkt door de visie van de Europese wetgever, ook in het derde pakket, want daarin wordt eigendomsontvlechting als de wenselijke optie gepresenteerd. Wat dat betreft, houden wij zeer nauw contact met de nieuwe Eurocommissaris, net zoals dat vroeger het geval was met commissaris Kroes.

De heer Samsom begon als eerste over het gesprek met de energiebedrijven om te zorgen dat de energietransitie doorgang vindt en over de wijze waarop we met de hele situatie omgaan. Er vinden sowieso reguliere gesprekken plaats met de netbedrijven en hun publieke aandeelhouders. Daar zitten ook de netbedrijven van Eneco en DELTA bij. We hebben een stuurgroep in het leven geroepen in het kader van de herverkaveling, de toekomst van het publieke aandeelhouderschap, van de netten. Die gesprekken gaan door. Ze gaan over de invulling van publieke taken, waaronder het faciliteren en stimuleren van energietransitie en -innovaties, en over de vraag hoe aandeelhouderschappen in netten logisch kunnen worden verdeeld. Bijvoorbeeld in Zuidwest-Brabant en Friesland is het netbeheer erg verbrokkeld. Ik zie overigens dat de gesplitste bedrijven met ongelofelijk veel elan hun publieke toekomst oppakken en ermee bezig zijn op een heel positieve manier. Ik zie ook aanleiding om het gesprek over die onderwerpen aan te gaan met de leiding van de ongesplitste bedrijven. Ik zie de vraag van de heer Samsom als ondersteuning om dat gesprek snel aan te gaan. Waar zich ontwikkelingen voordoen zal ik de Kamer, zoals ik altijd heb gedaan, daarover informeren. Mocht het nodig zijn dat we daar opnieuw over praten, dan is het aan de Kamer om dat te besluiten en te regelen.

De heer Jansen heeft een oproep gedaan voor een parlementair onderzoek. Ik was blij met zijn heel voorzichtige opmerking dat dit nu niet aan de orde is.

De heer Jansen (SP): Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik mij kan voorstellen dat een aantal partijen wil wachten op de uitspraak van de rechter. Het is goed om ons ten principale af te vragen of een parlementair onderzoek verstandig is. Die vraag richt ik meer aan de collega's. Dat onderzoek kan zelfs plaatsvinden in een bredere context over alle liberaliserings- en privatiseringsoperaties van het afgelopen decennium.

Minister Van der Hoeven: U hebt volkomen gelijk dat ik daar niet over ga. Ik haakte aan op uw opmerking dat zolang een gerechtelijke procedure loopt, het niet opportuun is om daarnaast iets anders te doen wat eigenlijk ook een heel andere doelstelling heeft, gelet op uw politieke visie en ideologie. U hebt die zojuist neergezet: u was tegen de splitsing als zodanig, maar nu deze er inmiddels is, moet deze netjes geregeld worden. Laten we in elk geval eerst even deze zaak afhandelen. Het is aan de Kamer om een parlementair onderzoek in te stellen.

De heer Braakhuis stelde een vraag over de tariefregulering. Het is goed om daarop in te gaan, want deze vraag staat weliswaar los van dit verhaal, maar is wel relevant. Juist tariefregulering met benchmark is bedoeld om te komen tot zo laag mogelijke tarieven. De NMa ziet daarop toe. Via de benchmarks worden op termijn de regionale verschillen weggenomen. Dit is een heldere sturing. We hebben onlangs een voorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet en de Gaswet gedaan om de regulering te versterken. Dat voorstel ligt in de Eerste Kamer en is nog niet afgehandeld. Het punt heeft continu de aandacht van zowel de NMa als mijzelf. Ik hoop dat we na aanneming van de wijzigingen van de Elektriciteitswet en Gaswet verdere stappen kunnen ondernemen op de punten die de heer Braakhuis terecht aanhaalt. Daar zit dat in, maar ik kan dat op dit moment niet doen omdat ik moet wachten tot de Eerste Kamer in alle wijsheid heeft vastgesteld dat zij met dit wetsvoorstel akkoord gaat.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik heb niet veel meer toe te voegen na de antwoorden van de minister, want zij heeft op al mijn vragen adequaat geantwoord. De Kamer is medewetgever, dus in die rol mag ik adviezen geven over de noodwetgeving die de minister nu in gang zet. Wat betreft het privatiseringsverbod zal het wel loslopen: dat wordt gewoon van de AMvB de wet in getild.

Wat betreft het geldig maken van een solvabiliteitseis bij een vrijwillige splitsing wens ik het ministerie heel veel wijsheid toe. Ook wens ik het veel succes, want niet voor niets vroeg ik daar in mijn inbreng in eerste termijn om. Het is een erg belangrijk punt. Ik denk dat dit het belangrijkste resultaat van dit debat is. Ik ga ervan uit dat er al wat telefoontjes heen en weer zijn gegaan naar energiebedrijven, want die hadden vast andere plannen met hun vrijwillige splitsing. Het is goed dat wij dat op een andere manier hebben geregeld.

Dat gezegd hebbende komen we wel in een situatie – ik zei dat al in eerste termijn – waarin we een aantal gaten aan het dichten zijn, maar waarin we nog geen stap verder gezet hebben richting die nieuwe energietoekomst. Die moeten we toch echt ter hand nemen. Ik dank de minister voor haar toezegging om dat te doen. Met alle waardering die ik voor de minister en haar resterende ministerschap heb, ik denk dat een nieuw kabinet zich hier met grote urgentie over zal moeten buigen. In een eventueel nieuw regeerakkoord – ik heb daar uiteraard voorkeuren bij, maar die vallen buiten de scope van dit debat – moet een visie voor het nieuwe decennium staan op de wijze waarop onze energievoorziening voortvarend kan worden aangepakt. Zoals we de afgelopen jaren bewogen ging het aardig, maar lang niet snel genoeg. We moeten die snelheid echt gaan maken.

De heer Jansen (SP): Ik hoor graag van de heer Samsom of hij ten principale brood ziet in zo'n parlementair onderzoek.

De heer Samsom (PvdA): Een parlementariër ziet altijd brood in een parlementair onderzoek. Ik wijs u alleen op het triomfalisme van de SP na de uitspraak van het gerechtshof over het rookverbod in kleine cafés. De SP had in haar ogen gelijk, maar dat bleek achteraf niet zo te zijn. Laten we eerst de cassatie afwachten. Ik steek mijn energie veel liever in de toekomst – die is immers zo belangrijk – dan in het verleden. Mocht er aanleiding toe zijn, u vindt bij parlementariërs van de PvdA altijd een gewillig oor voor een parlementair onderzoek. Zij hebben dat in het verleden ook wel bewezen. In dit geval wil ik mijn tijd richten op de toekomst.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen (VVD): Voorzitter. Ik constateer dat de minister niet alle vragen naar tevredenheid heeft kunnen beantwoorden. Dat ligt niet aan haar maar aan het feit dat zij niet alles kan voorzien en met meel in de mond moet praten. We hebben daar alle begrip voor. We wensen iedereen heel veel sterkte en wijsheid om deze aanpassingen op korte termijn voor elkaar te krijgen.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Ik ben blij met de inspanningen van de minister. Ik blijf wel, net als anderen denk ik, met een onbevredigd gevoel zitten over de marktverstoring, die we heel moeilijk kunnen repareren. Maar goed, dat zij even zo.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden en complimenteer haar met haar voortvarende aanpak. Ik ben blij met haar toezegging over de solvabiliteitseis.

Verder ben ik blij met haar opmerkingen over het middellijk aandeelhouderschap. Toch heb ik daar nog een vraag over. Ik ben het helemaal met de minister eens dat dit een normale constructie is voor overheden om risico's te beperken. Maar laten we even kijken naar de Drinkwaterwet en de verhouding tussen DELTA en Evides. Als we de opmerkingen van de minister daar ook op van toepassing verklaren en DELTA 100% overheidseigendom blijft, dan kan DELTA gewoon blijven participeren in Evides. Het zou in dat geval geen rechtstreeks aandeelhouderschap van de provincie moeten worden. Voor de zekerheid licht ik het nog even verder toe. Provincie en gemeentes zijn aandeelhouder van DELTA. DELTA heeft 50% aandeelhouderschap in het drinkwaterbedrijf Evides. In het kader van de Drinkwaterwet hebben we daar al regelmatig over gediscussieerd. De minister zegt dat middellijk aandeelhouderschap een normale constructie voor overheden is om hun risico's te beperken. Als ik dat toepas op de verhouding tussen DELTA en Evides, dan zou er zolang DELTA 100% eigendom blijft van overheden geen reden zijn om het aandeelhouderschap over te dragen aan de provincie.

De heer Jansen (SP): Voorzitter. Bij interruptie heb ik al mijn steun gegeven voor de twee ingrediënten van het noodwetje.

Wat betreft het middellijke aandeelhouderschap, het is waar dat de eindverantwoordelijkheid bij de lokale volksvertegenwoordigers ligt. Ik kan mij nog heel goed mijn eigen historie herinneren: op momenten dat zo'n constructie bedacht wordt, realiseer je je dat helemaal niet. Die ervaring is gewoon daar niet aanwezig. Ik bepleit daarom dat de minister daar bijvoorbeeld actieve informatie over geeft aan lokale volksvertegenwoordigers, opdat zij snappen in welke valkuil zij trappen als ze dit soort constructies betreden.

De SP-fractie zal het voorstel voor het parlementair onderzoek verder uitwerken. Ik begrijp dat de heer Samsom de deur niet helemaal dichtgooit, net als anderen overigens. Het lijkt mij wel goed om dit punt nog een keer uitgebreider aan de orde te stellen.

Tot slot de essentie in de wet. Het is goed dat de minister het probleem toch ziet. Ik constateer dat we het vandaag nog gaan hebben over de Warmtewet en de Drinkwaterwet, die hetzelfde probleem hebben. Bij de Warmtewet speelt dat we nu ook tegen veel zaken aanlopen die op lager niveau geregeld zijn. Die moeten achteraf worden gerepareerd. De fusietoets staat ten principale in het wetsvoorstel Drinkwaterwet. Een deel is uitgewerkt in de AMvB en een ander deel wordt uitgewerkt in de ministeriële regeling. Wetgevingstechnisch gezien is dat een zootje. We krijgen daar achteraf problemen mee. Ik vraag de minister of dat aspect breder bekeken kan worden.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. In het algemeen zijn wij content met de voorgenomen acties, waarvoor dank.

Wat betreft de cassatie heeft de minister, als zij goed heeft gekeken, mijn overtuigende instemming gezien. Ik heb er begrip voor dat de minister niet al mijn vragen kon beantwoorden omdat een aantal zaken de lopende rechtsgang betreffen. Wij vragen wel expliciet terugkoppeling aan deze commissie – iedereen hier vraagt dat – van de acties van de minister.

In mijn verhaal zat een vraag verstopt die de minister niet hoeft te beantwoorden, maar ik heb graag dat zij dat wel doet: ziet zij de EU hierbij als frustratie of als stimulans?

Voorzitter: Samsom

De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Koppejan over de wateractiviteiten van DELTA. In mijn bijdrage had ik daar ook iets over gesteld.

Voorzitter: Van der Ham

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik begin bij de vraag van de heer Van Bemmel of de EU een frustratie of een stimulans is. De EU is een stimulans. Het Hof heeft alleen gezegd: omdat iets niet op wetsniveau is geregeld, vloeit daaruit iets voort rondom de vrijheid van kapitaal. Dat is het probleem. Het is een interpretatie, maar die ligt niet aan de EU. Deze keer hebben we – om het in de termen van de heer Van Bemmel te zeggen – echt iets aan de EU. Dat moet de heer Van Bemmel van mij aannemen. Ik vind dat we sowieso veel aan de EU hebben, maar daar kunnen we het op een ander moment misschien nog over hebben.

De heer Van Bemmel (PVV): Die mening delen wij niet.

Minister Van der Hoeven: De expliciete terugkoppeling had ik al toegezegd. Als er iets te melden is, positief of negatief, kom ik bij terug bij de Kamer.

De heer Samsom heeft een punt. Ik ben blij dat hij mij veel wijsheid en succes toewenst met die 40%. Ik steek mijn nek uit. Ik begrijp heel goed dat ik dit doe met de steun van de Kamer. Laten we dit dus alsjeblieft wel doen, want op het moment dat we het laten lopen, laten we een mogelijkheid ongemoeid om iets te dichten. We gaan dit doen.

Ik ben het eens met de energietoekomst van de heer Samsom. Misschien zijn wij het niet op alle punten eens over hoe de toekomst eruit zal moeten zien. Overigens kan dat ook nog wel meevallen, moet ik heel eerlijk zeggen.

De voorzitter: Wordt hier geformeerd?

Minister Van der Hoeven: Nee. Ik doe helemaal niet mee. Mijn partij doet misschien mee, maar ik helemaal niet. Ik ben het met de heer Samsom eens dat het van ongelofelijk belang is dat er in een toekomstig regeerakkoord aangegeven wordt hoe een toekomstige coalitie aankijkt tegen de energievoorziening, tegen de leveringszekerheid, tegen de gasrotonde en tegen de wijze waarop het verder moet met innovatie; moet er bijvoorbeeld worden doorgegaan op de weg van de SDE enzovoorts. Die vragen moeten worden beantwoord. Als de heer Samsom dat bedoelt, dan ben ik het zeer met hem eens.

Verder ben ik het met de heer Samsom eens dat we de energie steken in de dingen die iets opleveren. Wat nu gaat gebeuren kost heel veel energie, tijd en mankracht. Die zou je eigenlijk voor iets anders moeten kunnen gebruiken.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft gelijk dat ik een aantal vragen niet kan beantwoorden vanwege het meel en vanwege het feit dat zaken onder de rechter zijn. Ik hoop dat die vragen wel op termijn kunnen worden beantwoord.

De heer Braakhuis had een vraag over ... Nu kan ik mijn eigen handschrift niet meer lezen.

De heer Braakhuis (GroenLinks): De enige vraag die ik nog open heb staan gaat over de non-discriminatoire toegang.

Minister Van der Hoeven: Precies. De non-discriminatoire toegang. Ik deel de mening van de heer Braakhuis op dat punt. De onbelemmerde toegang moet gewaarborgd zijn, zeker als we verder willen gaan met de decentraal opgewekte groene energie. Een dezer dagen heb ik een nieuwe vergistingsinstallatie voor groen gas mogen openen. Ik moet er niet aan denken dat je al dat soort initiatieven de pas gaat afsnijden omdat je de non-discriminatoire toegang tot het net niet geregeld hebt. Dat geldt niet alleen voor gas, maar ook voor elektriciteit.

De heren Koppejan en Jansen hebben beiden vragen gesteld over het middellijk aandeelhouderschap. Het is lastig om meteen actieve informatie te geven aan raden en staten. Ik heb toegezegd dat ik dit punt uitdrukkelijk aan de orde zal stellen in het overleg met de aandeelhouders. Ik zal hun vragen om transparant te zijn over constructies die leiden tot middellijk aandeelhouderschap, met name in de richting van raden en staten, opdat men weet waar men ja tegen zegt. Als ik dat op deze manier mag opnemen, dan wil ik dat graag doen.

Met alle respect voor de opmerking van de heer Jansen over de Warmtewet, dat was een initiatiefwetsvoorstel.

De heer Jansen (SP): Het was ook helemaal geen verwijt. Wij komen daar vanmiddag uitgebreid over te spreken.

Minister Van der Hoeven: Precies. En u weet wat ik ervan vond.

De heer Jansen (SP): Maar u deelt wel mijn conclusie over het probleem?

Minister Van der Hoeven: U weet wat ik vond van de Warmtewet. We gaan dat vanmiddag oplossen. Dan komt dat wel goed.

De heer Samsom (PvdA): Mag de initiatiefnemer zich nog even in het spel mengen? Bij de Warmtewet is het exact omgekeerd aan de analyse van de heer Jansen. Er zijn dingen in de wet geregeld die nu veranderd moeten worden. Dat kan voorkomen. Dat is een onvoorziene omstandigheid. Omdat het in de wet geregeld is, moeten we een enorme procedure ondernemen. Stel dat we die dingen – tegen de wens van de heer Jansen in – in de AMvB hadden geregeld, dan waren we zo klaar geweest. Er is inderdaad iets misgegaan, maar precies het omgekeerde aan wat u denkt.

De voorzitter: Laten we nu stoppen over de Warmtewet. Dat onderwerp behandelen we vanmiddag.

Minister Van der Hoeven: Dat lossen we op.

Ik kom op de vraag over DELTA en Evides. Dat is toch een iets andere casus dan deze. De heer Koppejan weet dat uiteraard ook. Het gaat daarbij om oneerlijke concurrentie. Door de manier waarop het nu is geregeld steunt Evides in feite de commerciële energieactiviteiten. Het probleem zit hierbij dus ook niet in het aandeelhouderschap maar ergens anders. Ik zie de heer Koppejan nu enigszins triomfantelijk kijken?

De heer Koppejan (CDA): Nee hoor.

Minister Van der Hoeven: De heer Koppejan weet nog beter dan ik – hij heeft er heel dicht bij gezeten – wat de problemen rondom DELTA zijn en waren. Ik hoop dat we die op een goede manier op kunnen lossen. Mag ik het hier, een beetje cryptisch misschien, bij laten? Dat lijkt mij het verstandigst.

Ik denk dat ik de vraag van de heer Van der Ham over het middellijk aandeelhouderschap op deze manier ook heb beantwoord.

De voorzitter: Er is één toezegging gedaan. De minister zal de Kamer informeren over de resultaten van haar gesprek met energiebedrijven over de huidige situatie en de energietransitie. Wanneer daar iets over te melden valt, krijgen we dat toegestuurd.

De heer Samsom (PvdA): De minister stelt de wijziging van het Besluit financieel beheer netbeheerder aan de orde in de laatste ministerraad. De Kamer is dan al weg. We moeten er even voor zorgen, zo zeg ik in de richting van de griffier, dat we geen vertraging op laten treden doordat wij zes weken lang de post niet openmaken. Die post maken wij overigens wel open, dat weet de minister ook.

Minister Van der Hoeven: Ik ben erg blij met uw opmerking. Ik denk dat het goed is dat we er gezamenlijk voor zorgen dat wat ik moet doen en wat de Kamer moet doen tot een snelle aanpak leidt.

De voorzitter: Ik dank de minister, haar ambtenaren, de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de heren journalisten.