Vastgesteld 30 juli 2010
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben op 21 juli 2010 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:
– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 15 juli 2010 met de nadere achtergrond en een eerste reactie van het kabinet inzake MSD (29 544, nr. 255)
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Van Gent
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Albayrak
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Esmeijer
Voorzitter: Van Gent
Griffier: Santucci
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Gent, Hamer, Van Hijum, De Jong, Klaver, Koşer Kaya, Ortega-Martijn, Schaart en Ulenbelt,
en minister Van der Hoeven van Economische Zaken , die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
De voorzitter: Dames en heren, goedemiddag, hartelijk welkom bij de vaste commissies van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken. Dit is een belangrijke dag voor de mensen in het publiek. Minister Van der Hoeven en haar medewerkers wens ik ook hartelijk welkom, evenals mijn collega's. Het reces is voor deze bijeenkomst onderbroken. Maar zoals wij allemaal weten, is het reces geen vakantie, dus wij onderbreken dat graag voor een belangrijk debat. Wij hebben vandaag voor dit debat de tijd tot drie uur. Ik heb met mijn collega's afgesproken dat zij in eerste termijn ten hoogste vijf minuten spreektijd hebben en dat ik weinig interrupties zal toestaan. Het zullen met name korte interrupties zijn, want ik kan me voorstellen dat iedereen zeer geïnteresseerd is in het antwoord van de minister, maar daar moeten we ook wel tijd voor hebben, evenals voor een korte afsluitende tweede termijn.
Tegen de mensen hier in de zaal moet ik zeggen, een beetje pseudostreng, dat wij in de Tweede Kamer een aantal regels hebben. U bent van harte welkom om dit debat bij te wonen, maar het is niet de bedoeling dat u blijken van voor- of afkeuring geeft; dat geeft altijd gedoe. U mag natuurlijk wel gewoon blijven ademen. Ik moet dit van tevoren even zeggen, maar iedereen is natuurlijk hartelijk welkom. Ik geef graag het woord in de eerste termijn van de Kamer aan de heer Ulenbelt, die spreekt namens de SP-fractie.
De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Ik wil beginnen met een citaat: «Het kortetermijndenken van Angelsaksisch georiënteerde bedrijven verwoest de samenleving». Dat is geen citaat van Jan Marijnissen, dat is een citaat van oud-premier Lubbers, een partijgenoot van de minister die hier zit. Die verwoesting is in Oss goed te zien, bijvoorbeeld in de klas van Niene. In de klas van Niene werkt de helft van de ouders van de kinderen bij Organon. De sluiting van Organon is een drama voor die ouders, voor alle werknemers, voor heel Oss, maar ook – en dat wordt nog wel eens vergeten – voor de mensen die in andere vestigingen in Nederland werken. Organon is de grootste werkgever in Oss en sluiting van Organon haalt het hart uit Oss. Organon is namelijk niet zomaar een bedrijf. Iedereen weet dat voor een bedrijf dat producten maakt waar niemand zin in heeft, sluiting onvermijdelijk is; dat is helder. Maar Organon is een bedrijf met perspectieven, met een lange historie. Het is een spin in het web van het onderzoek op farmacologisch gebied. Als die spin verdwijnt, verdwijnt het web. De regering moet zich daarom inzetten voor dit nationale belang; voor de onderzoekers, voor de productie, voor de toeleveranciers, voor de onderwijsinstellingen en voor de toekomst van jongeren in Oss en omgeving.
Het besluit van MSD, de pennenstreek die daar is gezet, wordt ervaren als een dolk in de rug. Ik heb veel contact gehad met researchers en met mensen in de productie. Ze zijn misleid, ze zijn vernederd en ze worden beroofd van hun kennis. Mijn fractievoorzitter, Emile Roemer, heeft aan de minister-president een open brief gestuurd, met het verzoek aan hem om er een persoonlijke missie van te maken om MSD tot andere gedachten te brengen. Wij hebben daar goed over nagedacht, wij willen daarmee geen symboolpolitiek bedrijven. Als de minister-president, al dan niet vergezeld van deze minister, naar de Verenigde Staten afreist, hoeft hij daar heus niet de voeten van Clark, de CEO aldaar, te kussen; Nederland heeft namelijk best een krachtige onderhandelingspositie, als het die zou willen verwerven.
MSD rooft patenten en octrooien en laat mensen berooid achter. Minister, u kunt daar wat aan doen en ik zal u zeggen wat u daaraan kunt doen. De Rijksoctrooiwet biedt namelijk een mogelijkheid om in het algemeen belang MSD te dwingen om zijn patenten en octrooien in licentie aan Nederlandse bedrijven te geven; artikel 57 van de Rijskoctrooiwet biedt die mogelijkheid. MSD zal dat niet leuk vinden. Woordvoerders in de farmaceutische industrie bevestigen dat; zij zeggen dat als de Nederlandse regering hiermee dreigt, MSD aan tafel moet komen.
Er is nog een tweede wapen. Octrooien en patenten zijn veel geld waard. Als die verhuizen naar het buitenland, dan moet daarover belasting betaald worden. Het gaat om veel octrooien, veel patenten en veel belastinggeld. De regering kan in de VS duidelijk maken dat er een behoorlijke financiële claim van de fiscus aankomt als MSD dit plan doorzet. Daarmee heeft de regering een comfortabele onderhandelingspositie. Wat is het antwoord van de regering op de brief van mijn fractievoorzitter en op de argumenten die ik geef?
Ik stel tot slot nog twee vragen. De minister slikt de argumenten van MSD als zoete koek. Zij zegt: het is hun zaak. Nee, het is niet hun zaak, maar de zaak van de mensen hier, van de mensen in Oss en van Nederland. Het is onze zaak. Waarom sluit MSD niet in Zwitserland, Frankrijk en België? De minister zegt waar MSD wel wordt gesloten, maar zij geeft in haar brief niet aan waarom vestigingen elders niet worden gesloten. Ik hoor dat graag van de minister. Ik mag verder hopen dat het UWV toch geen ontslagvergunningen gaat verlenen voor een in de kern gezond bedrijf?
Als de minister-president op missie gaat in de Verenigde Staten, laat hem dan bepleiten dat er geen onherroepelijke besluiten worden genomen door MSD die de toekomst van het onderzoek en de positie van het productiepersoneel in Oss en elders in Nederland zouden schaden.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): De heer Ulenbelt heeft terecht aandacht gevraagd voor deze zaak. Ook wij maken ons zorgen om al die werknemers die straks misschien problemen ondervinden en emotioneel een zware tijd tegemoet gaan. Ik heb echter zo eens naar de heer Ulenbelt geluisterd en de brief van zijn fractievoorzitter aan de minister-president gelezen en geen concrete voorstellen gezien van de SP, behalve de voorstellen die wij Kamerbreed doen. Mijn vraag aan de heer Ulenbelt is dan ook wat zijn concrete voorstellen zijn om geen onherroepelijk besluit te nemen.
De heer Ulenbelt (SP): Ik heb gezegd wat de minister-president in de Verenigde Staten moet zien te bereiken, onder druk van de zaken die ik noem: dwanglicenties bij octrooien, een belastingdreiging, in een onderhandelingspositie komen om uit te maken wat goed is voor Nederland en wat in de toekomst goed is voor MSD. Ik heb overigens nog wel een voorstel. In de partij van mevrouw Koşer Kaya wordt de heer Wijers genoemd als minister. Hij is nu nog baas van Akzo Nobel. Die heeft Organon verkocht. Misschien is het een suggestie voor de minister om contact op te nemen met Wijers – mevrouw Koşer Kaya kan dat ook doen – over het terugkopen van Organon. Het is nu veel minder waard dan waarvoor het toen verkocht is. Dat moet ook onderzocht worden.
De voorzitter: Mevrouw Koşer Kaya mag nog een korte vervolgvraag stellen, maar aangezien haar eerste vraag een tikkeltje lang was, kan zij hierop misschien beter doorgaan in haar eigen termijn.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik stel graag nu een tweede vraag. Daarmee heb ik dan mijn vragen gesteld. De heer Ulenbelt heeft veel woorden nodig maar doet eigenlijk nog steeds geen concrete voorstellen. Hij heeft vooropgelopen ...
De voorzitter: Nee, wacht even, dit wil ik niet. Ik heb met u afgesproken dat u korte vragen stelt. U leidt die in en ik vind dat op zich interessant. Ik wil echter toch dat u korte vragen stelt. Wij zitten hier met veel commissieleden en hebben maar beperkt de tijd. Ik geef u de gelegenheid om nog een korte vraag te stellen, maar niet om een betoog te houden. Wat is uw vraag aan de heer Ulenbelt?
Mevrouw Koşer Kaya (D66): De heer Ulenbelt heeft voorop gelopen in al die demonstraties. Hij heeft overal interviews gegeven. Nu doet hij echter bijna geen concrete voorstellen. Biedt hij daarmee niet simpelweg valse hoop?
De heer Ulenbelt (SP): Ik bied geen valse hoop. Ik noem vandaag twee nieuwe argumenten waarmee de Nederlandse regering in een onderhandelingspositie kan komen om de aandeelhouders in de Verenigde Staten, de directie van MSD, het moeilijk te maken. Het gaat ze namelijk veel geld kosten. Op die manier kan MSD tot inkeer worden gebracht zodat er precies hetzelfde gebeurt als in Frankrijk en Zwitserland, namelijk open houden. Zelfs in België is het opengehouden. Ik denk dat deze minister-president dat kan bereiken in de Verenigde Staten. Het is namelijk eerder vertoond. NedCar is opengehouden door interveniëren van onze minister-president. Die is ervoor naar Japan gegaan. Dat is het voorbeeld. Die kant moet het op.
Ik ben overigens heel benieuwd naar uw voorstellen, mevrouw Koşer Kaya, en of u aan de heer Wijers zou willen vragen of hij Organon wil terugkopen. Hij is immers een partijgenoot van u.
Devoorzitter: Ik heb een verrassing voor u, mijnheer Ulenbelt. Mevrouw Koşer Kaya is namelijk nu aan de beurt. Ik geef graag het woord aan mevrouw Koşer Kaya van de fractie van D66.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter, dat komt mooi uit. Ik dank u en ik dank ook de minister voor haar brief. Mijn fractie is zeer bezorgd over het voornemen van MSD om haar R&D-afdelingen in Nederland te sluiten. Het verlies van ruim 2000 banen, het verlies van zeer hoogwaardige kennis en het verlies van veel innovatiekracht is voor de werknemers een persoonlijk drama en voor Nederland een harde economische klap. Wij hebben allemaal de emoties van de MSD-medewerkers gezien. Sluiting zal ook grote negatieve gevolgen hebben voor onze farmaceutische industrie.
Ik zal op drie punten focussen, namelijk de ontwikkelingen bij MSD, oplossingen en onze kenniseconomie. Mijn fractie wil allereerst van de minister weten hoe zij de ontwikkelingen en de rol van het kabinet daarin beoordeelt. Op welke manier heeft het kabinet contact onderhouden met AkzoNobel en MSD? Als ik alles lees en overzie, heeft zij niet proactief contact gezocht met Merck. Zijn er signalen binnengekomen die overheidshandelen noodzakelijk maakten? De minister zou bellen met Merck. Wat zijn de uitkomsten van dit gesprek? Zij schrijft dat de R&D-activiteiten met name worden verplaatst naar de VS. Wat betekent dat «met name»? Ons bereiken berichten dat er mogelijk een deel naar Frankrijk gaat. Klopt dit en, zo ja, wat hebben de Fransen hiervoor gedaan?
Ik kom nu op een algemener niveau. Kan de minister schetsen hoe de contacten in de regel verlopen? Ik doel niet alleen op contacten met grote multinationals, maar ook op die met kleinere innovatieve bedrijven. De minister moet niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten, maar zij moet wel op de hoogte zijn. Hoe werkt deze thermometer voor het bedrijfsleven? Wat doet zij met die kennis? Mijn fractie wil dat zij in een vroeg stadium betrokken is bij dit soort bedrijfsbeslissingen.
Evenals andere fracties, heeft mijn fractie een brief ontvangen van een expert op het gebied van intellectueel eigendom. De heer Ulenbelt refereerde daar al aan. Deze expert meent dat moet worden gekeken naar een octrooirechtelijke dwanglicentie. Is het correct dat dit middel eerder is gebruikt en, zo ja, hoe ging het in die gevallen? Kan het nu ook en, zo nee, waarom niet? Mocht dit geen uitweg bieden, ziet mijn fractie weinig kansen om de mogelijke sluiting tegen te gaan. In dat geval pleiten wij voor snel en concreet handelen.
De mogelijkheden voor een life science park op de huidige MSD-locatie worden onderzocht. Welke criteria zullen daarbij gelden? Moet het per se Oss zijn of worden verschillende scenario's uitgewerkt waarvan de beste wordt gekozen? De fractie van D66 wil graag de innovatieactiviteiten op het gebied van life science rondom universiteiten en universitaire medische centra versterken, net als de ontwikkeling van genomics, als wij deze mensen inzetten en proberen om wereldwijd koploper te worden. Kan dit in samenhang met het sociaal plan? Hoe ondersteunt de minister het sociaal plan? Wat is haar inzet wat betreft de vestigingen in Haarlem, Houten en Hoofddorp? Denkt zij aan een mobiliteitscentrum op maat, specifiek voor MSD-werknemers? Wij moeten hun hoogwaardige kennis behouden. Dat is ontzettend belangrijk.
Ik rond af met de kenniseconomie. MSD houdt ons land een spiegel voor. Een belangrijk buitenlands bedrijf, op kennis gebaseerd, besluit dat Nederland niet langer een geschikte plaats is voor excellent onderzoek. Wij willen graag een kenniseconomie zijn. Ik denk dat iedereen dat op zich wil; dat niemand daar tegen is. Als wij keuzes moeten maken, kiezen wij er echter niet voor. Dat is jammer. Onze innovatiesector verliest aan concurrentiekracht. Zoals de voorzitter van de Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten al zegt, zijn het niet de bedrijven en kennisinstellingen die te weinig doen, maar is het de overheid. Ik trek mij dat aan. Trekt de minister zich dat ook aan? In de Lissabonstrategie staat dat 3% van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling moet worden besteed. Niemand haalt dat, maar Nederland sluit zo ongeveer achteraan. In tien jaar zijn wij gezakt van de derde plaats op de wereldranglijst van kenniseconomieën naar de tiende plaats. Dat is dramatisch. Wij hopen dan ook dat een volgend kabinet volop inzet op en budget vrijmaakt voor kennis en innovatie, zodat wij weer tot de absolute wereldtop gaan behoren en zodat hoogwaardig onderzoek, zoals van MSD, zich hier volop zal vestigen.
Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. De voorgenomen herstructurering van MSD heeft grote gevolgen voor de farmaceutische industrie in Nederland. Allereerst noem ik het verlies van bijna 2200 hoogwaardige banen, met alle gevolgen van dien voor de werkgelegenheid in de regio en voor de Nederlandse kenniseconomie. Het is dus terecht dat dit onderwerp nu veel aandacht krijgt in de media en bij de politiek. Ondernemingen moeten weliswaar zelf beslissingen kunnen nemen, maar politiek en overheid hoeven echt niet lijdzaam toe te zien hoe kennis ons land verlaat. In het geval van MSD, voorheen Organon, is dit extra pijnlijk, omdat het een prachtig en gezond bedrijf is, volop in ontwikkeling, een echt juweeltje met roots in Nederland.
De recente historie vind ik in dit kader ook niet onbelangrijk. Daar zijn misschien wel lessen uit te trekken. Nog maar in 2007 zou Organon naar de beurs gaan, maar dat werd tien dagen voor de beursgang ontbonden door een knock out bod van 11 mld. contant. Voor de aandeelhouderswaarde van Akzo was dit misschien een goede zet, maar in de bredere context in Nederland was dit achteraf gezien misschien niet zo verstandig. Ook toen had men al kunnen zien aankomen dat, als de Amerikanen echt zouden moeten kiezen tussen New York en Oss, de keuze niet moeilijk was. Mijn vraag is of destijds daarover al is nagedacht en of er voorwaarden zijn gesteld aan de verkoop van Organon aan Schering. Had de overheid toen al niet beter moeten opletten? Volgens mij heeft men toen al steken laten vallen.
Twee jaar later is er weer niet opgelet bij de verkoop van Merck en daarna weer niet. Ik noem het achterwege blijven van een telefoontje van minister-president Balkenende, waar onze fractie al in oktober van het vorige jaar om heeft gevraagd. Dit was voor ons hét moment om nog invloed te kunnen uitoefenen. Toen was er nog een kleine kans om het tij te keren. Nu lijkt het toch echt te laat te zijn. Het hoofdkantoor heeft al een formele beslissing genomen en de kans dat die teruggedraaid kan worden, lijkt verwaarloosbaar. Toch heeft niemand in Nederland, zeker niet de mensen op de publieke tribune, het gevoel dat wij er alles aan hebben gedaan om dit niet te laten gebeuren. Alles overziend bij dit dossier, komt het op mij erg over als: too little, too late. Graag verneem ik dus van de minister wat er vanaf oktober van het vorige jaar is ondernomen om dit te stoppen.
Mijn volgende vraag is wat structureler van aard. Ik ben namelijk zeer bezorgd dat dit «incident» niet op zichzelf staat maar structureel van aard is. Ik zal dit toelichten. Er wordt vaak gezegd dat veel banen in de hightech industrie uit Europa verplaatst worden naar lagelonenlanden, zoals India en China. Dat is een economisch logische trend. In dit geval worden hightech banen bij MSD echter juist verplaatst naar andere «hogelonenlanden», zoals Noord-Amerika. De achtergrond van deze beweging lijkt juist meer op bedrijfspolitiek: een hernieuwd nationalisme c.q. protectionisme. Dit is wellicht niet vreemd in tijden van economische recessie, maar dit maakt niet dat wij dit zo maar moeten toestaan. MSD is hier dus een goed voorbeeld van: succesvolle producten, veel kennis en expertise, die men graag ook in Amerika wil hebben. Ik vind niet dat wij dit Amerika kunnen verwijten. Als ik CEO van Merck was, zou ik dat misschien ook doen. Dit is de realiteit waarin wij leven. Er is sprake van een wereldwijde economische recessie en elk land is bezig om de gevolgen daarvan zo goed mogelijk op te vangen. In Nederland doen wij dat toch te weinig of niet alert genoeg.
Mijn volgende vraag luidt dan ook als volgt. Als deze trend meer structureel is en Organon geen losstaand incident is, is het betrekkelijk eenvoudig om Nederland economisch te beschadigen door het structureel opkopen en uitkleden van hightech bedrijfstakken door middel van bijvoorbeeld slimme strategieën en gerichte industriepolitiek door andere landen. De vraag is concreet: houdt de minister rekening met zo'n uitkleedscenario? Zo ja, wat zijn de beleidsinstrumenten die de Nederlandse overheid heeft om hiervoor te waken?
De minister heeft in de brief geschreven dat de overheid een belangrijke rol heeft in het creëren van een goed ondernemings- en vestigingsklimaat. Directe inmenging van de politiek is volgens de minister echter ongewenst. Op zich ben ik het daar mee eens: marktwerking is een groot goed, maar dit betekent echt niet dat je als overheid niets moet doen en slechts moet toekijken. Ook wij moeten een goede, slimme industriepolitiek voeren. Wij moeten kiezen waar wij goed in willen zijn en welke sectoren het op een wereldwijd toneel goed zouden doen. Deze sectoren moeten goed gefaciliteerd worden; let op, dus niet gesubsidieerd. Daar heeft de politiek, zeker het ministerie van Economische Zaken, een zeer belangrijke rol te spelen. Iedereen kent het voorbeeld van de windenergie. Wij hadden een fantastische kans om ons hierin te onderscheiden van de wereldtop, maar als gevolg van een succesvol industriebeleid heeft Denemarken ons ingehaald. Nu hebben wij dus het nakijken. Op de concurrentieranglijst van kenniseconomieën zijn wij in tien jaar tijd van de derde plaats naar de tiende plaats gegaan. Dat wist dit kabinet niet te voorkomen. Ik pleit dan ook voor een meer actieve industriepolitiek door een nieuw te vormen Nederlandse regering. Dat is een zaak van de overheid, bedrijven en kennisinstellingen gezamenlijk.
We moeten ons innovatiesysteem en ons industriebeleid echt, het liefst binnen een Europees systeem, drastisch vernieuwen. We moeten bestaande zwaartepunten versterken, waaronder de hightech industrie in Brabant. Verder moeten wij nieuwe, opkomende innovatiegebieden ontwikkelen. Een langetermijnstrategie is daarvoor van belang. Die moet leiden tot een nieuwe industriepolitiek waarin duidelijke keuzes gemaakt worden. Zorg dus voor een goed vestigingsklimaat en benadruk de rol van de innoverende industrieën. Hoe staat de minister hier tegenover? Er moet dus geen sprake meer zijn van een generieke industriepolitiek. In plaats daarvan dient er sprake te zijn van een meer duidelijke en gerichte industriepolitiek.
Ik realiseer mij goed dat dit voor het publiek niet zal uitmaken en dat veel mensen met gezinnen een onzekere tijd tegemoet gaan, die je niemand toewenst, zeker niet in de economische crisis waarmee we nu te maken hebben. Wat kan deze mensen concreet worden geboden? Er is geen tijd te verliezen. Wat gaan we doen met deze hoogopgeleide mensen? We moeten echt alles op alles zetten om deze hoogwaardige kennis elders goed tot zijn recht te laten komen, misschien wel in life sciences. Het laatste is alleen mogelijk als er aansluiting is op deze industrie. Alleen subsidies zijn volgens mijn fractie niet goed genoeg. Er moet ook geld worden verdiend. Ik verzoek de minister om daarover op korte termijn een plan te laten presenteren dat of kansen inzichtelijk maakt, of duidelijk maakt dat er geen kansen zijn om dit soort situaties in de toekomst te voorkomen. Er is al te veel tijd verstreken. Daadkracht is nodig. Daarvoor pleiten wij, evenals deze mensen en andere fracties.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Vorige week, toen ik met de mensen in de zaal in de bus van Oss naar Den Haag reed, zag ik een enorm engagement bij hen, niet alleen om hun banen te redden maar ook om werk voor Nederland te behouden. Ik meen dat ongeveer 1100 mensen van Oss naar Den Haag gingen. Vandaag zijn er weliswaar wat minder mensen, maar de zaal is nog steeds goed gevuld. Het pleit voor de aanwezigen dat zij op deze warme dag toch naar dit overleg zijn komen en dat zij zich sterk maken voor deze zaak.
Zij zijn overigens niet de enige die zich sterk maken voor deze zaak. De afgelopen week heb ik namelijk stapels papieren van lobbyisten gekregen. Het stapeltje dat ik voor mij heb, is slechts een klein deel daarvan. Soms dacht ik: de een zijn dood is de ander zijn brood. De farmaceutische industrie wist namelijk niet hoe snel zij brieven moest sturen om nog even voor haar eigen belang te pleiten.
De brief van de Raad van Kerken was één van de weinige brieven waaraan ik heel veel heb gehad. Hij vat de zaak naar mijn oordeel heel goed samen. In deze brief staat het volgende: «Wij verzoeken u om in uw overleg te zoeken naar oplossingen waardoor zowel de opgebouwde kennis ten nutte van het individu als die voor het algemeen welzijn bewaard kan blijven». Daar gaat het volgens mij om. Dat verneem ik ook van de aanwezige mensen. We hebben te maken met een werkgelegenheidsprobleem en we moeten ervoor zorgen dat de gezinnen van de mensen die worden ontslagen, worden ontzien. Verder moeten we ervoor zorgen dat de kennis die in Oss aanwezig is, bewaard blijft voor de Nederlandse economie.
Iedere oproep tot het behoud van banen is naar mijn idee vals. Naar mijn oordeel moeten we niet geloven dat we de banen kunnen behouden die nu bij MSD op de tocht staan. Wij kunnen wel proberen om te investeren in een science park. Daarop kom ik later in mijn betoog terug. Het is nu van belang dat de mensen die worden ontslagen – het zijn bijna duizend werknemers – van werk naar werk worden bemiddeld. In de brief van de minister lees ik dat daartoe al stappen zijn gezet en dat er werkgroepen aan de slag zijn gegaan. Het UWV is daarbij nauw betrokken. Ik vind dat echter niet genoeg. Dat werd geïllustreerd door een e-mailbericht dat ik kreeg van een medewerker van MSD. Hij schrijft dat hij een nieuwe baan had gevonden, dat hij daarvoor vakantiedagen moest inzetten en dat hij te horen kreeg dat dit van MSD niet mocht. Hij was dus zelf actief op zoek naar nieuw werk, maar dat werd door MSD belemmerd. Heeft de minister daarvan kennis genomen? Gebeurt dit vaker? Wil de minister zich er in ieder geval voor inzetten dat iedereen van werk naar werk bemiddeld wordt?
We hebben veel berichten gezien over het Globaliseringsfonds van de Europese Unie. Ziet de minister mogelijkheden om dit fonds in te zetten voor de ontslagen medewerkers?
Ik ga terug naar de kenniscomponent voor Nederland. In de beantwoording van de vragen die door de Kamer zijn gesteld, geeft de minister aan dat eigenlijk niet zo veel mis is met het algemene vestigingsklimaat in Nederland. Ik zal daarover graag verder met haar praten, maar daarvoor is dit niet het moment. Uit haar brief blijkt niet wat het belang voor de farmaceutische industrie in Nederland is. Is er geen belang voor de farma-industrie in Nederland? Waarom dan niet? Als het er wel is, ben ik erg benieuw wat de minister wil gaan doen om deze kennis voor Nederland te behouden. In haar brief wordt de minister concreet wanneer zij schrijft twee werkgroepen te hebben ingesteld waarmee zij probeert dat te doen. Ik zou graag iets concreter van haar willen horen wat dit betekent. Is er een tijdpad aan gekoppeld? In gesprekken die ik met mensen voer, hoor ik vaak dat de tijd die zij hebben kort is. Men moet snel handelen. Ik ben daarom heel benieuwd hoe de minister de snelheid en de zorgvuldigheid gaat bewaken.
Ook ik heb vanmorgen kennis genomen van de mogelijkheid om iets te doen met dwanglicenties. Ik zeg nadrukkelijk «iets». Het octrooirecht is voor mij een grote blinde vlek. Het klinkt bijzonder interessant. Als het echt zo werkt, zou de Nederlandse regering een goed dwangmiddel in handen hebben, niet om banen in Nederland te behouden maar om ervoor te zorgen dat patenten in Nederland blijven opdat een doorstart mogelijk is waarmee wij het werk voor Nederland kunnen behouden. Dat is van belang wanneer er een science park mocht komen. Zit er realiteitszin in het voorstel waarover ik vanochtend in Het Financieel Dagblad heb gelezen? Zo ja, wil de minister zich er dan ook voor gaan inzetten en het als onderhandelingsmiddel gaan gebruiken?
Ik lees in de brief van de minister terughoudendheid ten aanzien van de bemiddeling van werk naar werk en de manier waarop de werkloosheid zal worden aangepakt. Ik acht die terughoudendheid niet helemaal gepast. Ik kom uit de vakbeweging. Ik ben van mening dat het maatschappelijk middenveld een belangrijke rol moet spelen. Het gaat dan vooral om de uitvoering. Ik verwacht van de minister dat zij, als dat moet, desnoods de koppen tegen elkaar slaat of de mensen net zo lang in een kamertje zet tot zij eruit zijn dat er een goede bemiddeling van werk naar werk komt. Ik zou graag een actieve rol van de minister zien om ervoor te zorgen dat alle partijen die er zijn, ook echt tot elkaar komen opdat ik geen mailtjes meer ontvang van medewerkers die gewoon worden tegengewerkt bij het opbouwen van een nieuwe toekomst.
Tot slot een persoonlijk aspect. In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zullen wij het komend jaar onder andere hebben over de arbeidsmarkt voor ouderen. Veel mensen die ik gesproken heb, zijn rond de vijftig. Zij worden ontslagen. Te vaak wordt gezegd: deze mensen zijn oud en het heeft geen zin meer om hen om te scholen. Het heeft echter wel zin om in deze mensen te investeren. Ik denk, zonder nu te willen provoceren, dat zij nog minimaal zeventien jaar moeten werken. Laten wij dus alsjeblieft ook in de oudere medewerkers blijven investeren.
De heer De Jong (PVV): Voorzitter. MSD heeft laten weten een grote reorganisatie te plannen, waaronder een onderdeel van een farmaceutische multinational: het voormalige Organon te Oss. Men zal 2175 van de 4500 banen schrappen. De verwachting is dat ook toeleveranciers, de bakker, de slager, de bloemist en de schoonmaker, hierdoor forse klappen te verduren krijgen. Hoewel de PVV geen voorstander is van overheidsbemoeienis in de bedrijfseconomische beslissingen van een privaat bedrijf, is dit massaontslag een drama voor de medewerkers en hun gezinnen die in tijden van crisis grote onzekerheid tegemoet gaan. De PVV maakt zich hierover zeer grote zorgen.
De ontslagen zijn een klap voor de medewerkers, voor de kenniseconomie in Brabant, alsmede voor de BV Nederland. In het geval van het voormalige Organon verdwijnen er ongeveer 1000 R&D-banen. De PVV is bezorgd dat de kenniseconomie in Nederland in gevaar komt als bedrijven als MSD hun R&D-activiteit verplaatsen naar andere landen. Ook dreigen studenten een belangrijke stage- en promotieplaats te verliezen. Deelt de minister deze zorgen? Zo ja, wat gaat zij hieraan doen? Kan de minister aangeven of andere internationale bedrijven overwegen werkgelegenheid uit Nederland weg te trekken en, zo ja, wat het effect hiervan is? Welke maatregelen hebben de ministers voor ogen waardoor voor de mogelijk weggevallen banen nieuwe werkgelegenheid kan worden gecreëerd? Is de minister van mening dat het vestigingsklimaat voor bedrijven in Nederland moet verbeteren?
De minister geeft aan dat MSD het voortouw neemt om samen met diverse overheden te bezien welke mogelijkheden er zijn om de kennis voor de Nederlandse economie te behouden. Het opzetten van een life science park is een van de ideeën die uitgewerkt worden en waarover het ministerie van Economische Zaken aangeeft een actieve rol te gaan spelen. Volgens MSD kan bij het opzetten van dit park gebruikgemaakt worden van de bestaande faciliteiten en kan wellicht een deel van de werkgelegenheid worden gered. Uit gesprekken die ik met medewerkers van het voormalige Organon heb gehad, komt naar voren dat een groot deel van de medewerkers hier zeer positief tegenover staat. Het is duidelijk dat hier wel een prijskaartje aan hangt en dat het ministerie van Economische Zaken al voor miljoenen subsidie in samenwerkingsprojecten heeft gestopt.
De subsidiëring heeft het massaontslag niet kunnen voorkomen. Hoeveel Nederlands belastinggeld is de minister van plan bij te dragen aan dit plan voor een science park? Hoeveel is MSD voornemens te investeren? Kan de minister concreet aangeven wanneer dit park er moet staan en wat het effect zal zijn? Kan zij garanderen dat een mogelijke bijdrage aan een life science park een blijvende positieve invloed heeft op de werkgelegenheid en de kenniseconomie in Nederland en zichzelf terugbetaalt?
Volgens de brief neemt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de mogelijkheid van het Europees Globaliseringsfonds in ogenschouw. Dit fonds kan actieve arbeidsmaatregelen financieren die bedoeld zijn om mensen weer aan het werk te krijgen. Zoals men allen weet, is de PVV tegen een Europese superstaat. Wij weigeren onze bevoegdheden over te hevelen naar Europa en als makke schapen achter de weg-met-ons-mentaliteit aan te hobbelen. De PVV ziet wel het belang van een economisch sterk en hecht Europa om onze plaats op het economische wereldtoneel te behouden en staat dan ook een economische samenwerking voor. De Nederlandse belastingbetaler betaalt zich als grootste nettobetaler nu al jarenlang suf aan Europa. Een groot deel van het geld dat in het Europees Globaliseringsfonds zit, is dus door de Nederlandse belastingbetaler opgehoest. De PVV wil dit geld terughalen. Het is immers ons geld. Met het snel terughalen van dit geld voorkomen wij dat allerlei corrupte landen het voor onze neus wegkapen en kunnen wij de mensen in ons land helpen die het hard nodig hebben. Graag ontvang ik een toezegging van de minister van SZW dat hij het Europees Globaliseringsfonds volledig zal benutten om hiermee onder ander het science center te kunnen realiseren. Ik wil graag dat deze vraag terechtkomt bij minister Donner.
De PVV wenst een einde te maken aan de onzekerheid waarin alle medewerkers en hun gezinnen op dit moment verkeren. Ik vraag dan ook om duidelijke en daadkrachtige antwoorden.
Mevrouw Hamer (PvdA): Voorzitter. Laat ik mij ook eerst richten tot de vele mensen in de zaal, van wie wij velen vorige week al op het Plein hebben gezien. Toen heb ik al gezegd, en dat wil ik hier graag herhalen, dat ik en mijn partij ongelooflijk veel respect hebben voor de wijze waarop de werknemers opkomen voor hun bedrijf. Ze doen dat op een heel waardige manier, die ons echter allemaal met de neus op de feiten drukt, namelijk dat er iets moest gebeuren. Dat mogen wij ons hier allemaal aantrekken.
Ik ben blij dat wij dit algemeen overleg voeren en dat de minister vorige week de petitie in ontvangst heeft genomen. Eigenlijk had dat echter moeten gebeuren zonder die demonstratie. Dat is jammer.
Daarom wil ik graag van de minister weten wat er precies de afgelopen tijd is gebeurd om het bedrijf te helpen. Ik weet dat er heel veel informele contacten, ook met het kabinet, zijn geweest. Wij hebben steeds van allerlei kanten geprobeerd om het kabinet en het bedrijf met elkaar in contact te krijgen. Dat is jammer genoeg niet altijd gelukt. De SP-fractie roept op tot een persoonlijke missie van de minister-president. Ik zou zeggen dat het een missie moet zijn van het hele kabinet en van ons allemaal. Ik zou graag willen dat de missie een gezicht krijgt. Wij zitten nu met de minister van Economische Zaken aan tafel. Ik wil graag van haar weten wat er nog mogelijk is, al is het maar voor het gevoel van de mensen dat er alles aan is gedaan om op het niveau van de minister-president contact te leggen met de top van het bedrijf.
Vandaag zijn daar via het Financieele Dagblad wat praktische suggesties aan toegevoegd wat betreft de octrooien. Dat geeft misschien een concreet handvat. Maar zelfs als dat er niet zou zijn, zou het voor mensen van zo veel waarde zijn als zij zien dat de politiek voor hen opkomt en dat de politiek daarvoor zichtbaar haar hand wil uitsteken. Ik vraag aan deze minister, maar via dit debat ook aan de minister-president, om dat alsnog te doen, zonder valse hoop te geven. Maar wij moeten wel laten zien dat wij alles op alles zetten om te behouden wat wij kunnen behouden.
De heer Klaver (GroenLinks): Begrijp ik het goed dat u zegt: de minister-president kan niets doen of beloven, maar hij zou zich voor de zaak moeten inspannen en naar Amerika moeten vliegen om in ieder geval te laten zien dat hij er voor de mensen is? Zegt u: hij kan niets doen, maar om jullie een goed gevoel te geven ...? Volgens mij willen mensen dat niet.
Mevrouw Hamer (PvdA): Ik zeg ten eerste niet dat hij niets kan doen, want niet geschoten is altijd mis. Je kunt en moet altijd praten, maar ik heb heel goed naar de mensen geluisterd: ze zijn ook teleurgesteld in de overheid. Dat telt ook mee. Wij zitten hier ook om te voorkomen dat die teleurstelling ontstaat. Laten wij kijken wat wij kunnen doen. Niet geschoten is altijd mis. Tot nu toe is er te weinig gedaan. De Rijksoctrooiwet kan ons misschien helpen. Dat maakt een en ander een stapje concreter. De zorg, die wij Kamerbreed delen, moet een gezicht krijgen in het kabinet, bij voorkeur op het hoogste niveau. Wij hebben hier altijd veel woorden gewisseld over het Innovatieplatform. De minister-president heeft daar altijd een grote mond over gehad. Dit lijkt mij een goed moment om die grote mond waar te maken.
Voorzitter. Terug naar de realiteit van vandaag. Ik heb net gezegd wat er in ieder geval moet gebeuren, maar gezien de tijd moeten wij niet op één spoor gaan zitten. Wij moeten ook kijken naar wat er zou kunnen gebeuren als wij dingen niet kunnen behouden en welke alternatieven er zijn. Daarbij zou ik graag willen leren van de les van de afgelopen maanden. Die is dat de werknemers veel te weinig betrokken zijn bij wat er gebeurde. Als wij dus naar nieuwe plannen gaan en als wij naar zo'n science campus gaan, laat dan alsjeblieft de werknemers meedoen. Laat ze meedoen in de taskforce. Laat ze mee dingen ontwikkelen. Laten wij vooral naar hun ervaring en kennis luisteren. Laten we niet nog een keer de fout maken te denken dat we over de hoofden van mensen heen kunnen afwachten of dingen kunnen doen. Ik heb bij het vaststellen van het crisisakkoord in de Kamer al gezegd dat ik graag zou zien dat ondernemingsraden en medewerkers veel meer worden betrokken bij dit soort zaken. Dit lijkt me het moment om dat waar te maken.
De heer De Jong (PVV): Als mevrouw Hamer dit debat zo ontzettend belangrijk vindt en de mensen in de zaal zo ziet zitten – die zijn onzeker – kan zij die mensen dan uitleggen hoe het komt dat zij in eerste instantie dit debat niet volmondig heeft gesteund? Zij heeft niet gelijk gezegd: kom, we gaan ertegenaan; we komen op voor de werknemers en we gaan de minister vragen wat hij kan doen.
Mevrouw Hamer (PvdA): Ik geloof niet dat de heer De Jong een juiste weergave van zaken geeft. Ik heb mede het initiatief genomen om de mensen hier vorige week op de demonstratie te laten staan. Ik heb wel, toen er in algemeenheid werd gezegd dat we daar van alles zouden beloven, gezegd dat we niets kunnen beloven. Dat is echter iets anders dan participeren in een debat. Ik zit hier en ik doe volop mee, volgens mij.
De heer De Jong (PVV): Het is hartstikke goed dat mevrouw Hamer hier zit. In de afgelopen week kwam er echter een verzoek binnen van de SP: willen wij voor de werknemers opkomen, dan moeten wij een debat voeren. Mevrouw Hamer heeft niet gelijk «ja» gezegd. Zij heeft zelfs in eerste instantie gezegd: nee, daar hebben we geen behoefte aan. Een dag later doet ze het wel. Het is dus hartstikke goed dat mevrouw Hamer hier is, maar ik wil hier wel een duidelijk antwoord op.
De voorzitter: Mijnheer De Jong, u hebt deze vraag zojuist ook al gesteld. Ik wil u erop wijzen dat dit geen procedurevergadering is. Mevrouw Hamer geeft nog even kort antwoord en dan bekijken we of er nog meer vragen zijn. We moeten een beetje het tempo erin houden.
Mevrouw Hamer (PvdA): Ik weet niet wie er allemaal op welke e-mails heeft gereageerd. Op het moment dat het bij mij is gekomen, heb ik meteen gezegd, en dat geldt ook voor mijn fractievoorzitter ... Ik hoor dat de heer De Jong, naast mij, mij nu van leugens beticht, in zo'n belangrijk debat. Waar gaat het hier over? Laten we alstublieft naar de mensen kijken.
De heer De Jong (PVV): Voorzitter ...
De voorzitter: Mijnheer De Jong, geen sprake van. Mevrouw Hamer, u vervolgt uw betoog.
Mevrouw Hamer (PvdA): Ik wil graag verdergaan. Ik had het over de deelname van de medewerkers aan de taskforce voor de campus. Over die campus wil ik graag nog een paar dingen zeggen. Het lijkt me goed om te bekijken hoe we het Europees Globaliseringsfonds kunnen gebruiken. Ik vraag ook of we kunnen bekijken of we de regeling voor kenniswerkers uit de Crisis- en herstelwet kunnen gebruiken om een en ander vorm te geven. Ik wil er ook voor zorgen dat we, als we met zo'n campus aan de slag gaan, voorkomen dat bij andere bedrijven gebeurt wat er nu in Oss gebeurt. Laten we het dus meteen breed oppakken en ook andere bedrijven betrekken die hierdoor kunnen worden getroffen. Er zijn al campussen in Leiden, Eindhoven en Geleen. Laten we meteen de samenwerking daarmee realiseren, zodat we voorkomen dat dit een effect krijgt op anderen. Ik pleit dus voor een integrale aanpak.
De voorzitter: Mevrouw Hamer, ik wil u erop wijzen dat u moet afronden; want uw tijd zit erop. We hebben de interrupties verrekend.
Mevrouw Hamer (PvdA): Ik ga afronden nadat ik een paar korte opmerkingen heb gemaakt.
Ik sluit me graag aan bij de oproep van de VVD om te bekijken hoe we het industriebeleid in Nederland nieuw leven kunnen inblazen. Ik ben zeer verrast dat juist de VVD hiermee komt. Het lijkt me goed om dat te doen.
Kortheidshalve sluit ik aan bij alle opmerkingen die zijn gemaakt over het mobiliteitscentrum, over het van-baan-naar-baantraject en over de urgentie die nodig is. Laten we één ding vandaag goed begrijpen: het gaat hier niet om ons; het gaat erom, de mensen verder te helpen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Het staat buiten kijf dat het aangekondigde massaontslag een aderlating is voor de kenniseconomie waar wij in Nederland met zijn allen voor staan. Aan de ene kant lijkt onze ambitie om een plek in de top vijf van de mondiale concurrentie-index te verwerven, nog meer buiten bereik te komen. Aan de andere kant lees ik in de brief van de minister dat zich wel degelijk nieuwe buitenlandse bedrijven melden, omdat zij het vestigingsklimaat in Nederland zo goed vinden. Dat is nu juist wat de ChristenUnie-fractie bevreemdt in de beslissing van Merck. Natuurlijk kan de Tweede Kamer niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten, maar waar sprake is van investeringen uit gemeenschapsgeld is het gepast dat de Kamer doorvraagt. Het kabinet heeft al een heleboel vragen beantwoord, waarvoor mijn dank. Er blijven echter nog enkele onduidelijkheden bestaan.
In de brief schrijft het kabinet dat de sterke afslanking van het bedrijf in Oss is ingegeven door brede, bedrijfseconomische en strategische overwegingen. Massaontslagen moeten in ons land echter voldoen aan de Wet melding collectief ontslag. Is aangetoond dat er ten volle is voldaan aan de eisen hiervan?
In hoeverre mogen medewerkers in de toekomst gebruikmaken van hun kennis, bijvoorbeeld in een life science campus? Dit is ook door andere sprekers naar voren gebracht. Ik heb begrepen dat de kennis die Organononderzoekers toepassen, eigendom is en blijft van MSD doordat die beschermt is door MSD-octrooien. Klopt dit? Indien dit het geval is, is de minister dan voornemens MSD te vragen een vrijwillige octrooirechtelijke licentie te verschaffen? Ik wil niet meteen overgaan tot dwang, maar als het niet vrijwillig gebeurt, is de minister dan bereid om MSD te dwingen een octrooilicentie te geven voor alle MSD-octrooien die nodig zijn om de farmaresearch in de gebieden waarin Organon sterk is, in Oss voort te zetten?
Heeft de minister zelf al een beslissing genomen voor een life science park of campus? Ik lees allerlei dingen over werkgroepen en taskforces, maar de ChristenUnie-fractie vindt dat het niet vrijblijvend moet zijn. In hoeverre is het mogelijk dat het kabinet, hoe demissionair ook, een bepaalde mate van daadkracht toont?
De ChristenUnie-fractie hecht eraan dat wij onze uiterste best doen om te bekijken op welke manier het kabinet gebruik kan maken van het Europees Globaliseringsfonds om er zorg voor te dragen dat deze kennis niet verloren gaat.
Ik lees in de brief dat er een sociaal plan is voor de MSD-medewerkers. Vaak wordt er gewacht met het van werk naar werk begeleiden van mensen totdat bekend is wie boventallig is geworden. Dan zijn we echter vaak te laat. Wanneer is bekend wie boventallig wordt? Wat zijn dan de mogelijkheden binnen of buiten het sociaal plan om mensen die aangeven dat zij al iets hebben gevonden, te ondersteunen?
De minister schrijft in de brief dat haar niet bekend is hoeveel werkgelegenheid dit de toeleveranciers gaat kosten. Voor de Kamer is het echter belangrijk dit te weten, want het moet meegenomen worden als wij praten over een mobiliteitscentrum en dergelijke. Hoeveel werkgelegenheid wordt er tenietgedaan door deze beslissing?
Volgens het kabinet is het investeringsklimaat in Nederland goed. Dat geloof ik graag, maar wat goed is, kan altijd beter. Welke maatregelen kan dit demissionair kabinet nog nemen om meer kennisintensieve bedrijven naar Nederland te halen? De minister schrijft klip-en-klaar dat er een aantal verbeterpunten lagen voor MSD. In hoeverre zijn die verbeterpunten gerealiseerd? Waarom heeft MSD toch de conclusie getrokken dat het de stekker eruit moet trekken?
De voorzitter: Mevrouw Ortega, uw tijd zit er bijna op. Wilt u afronden?
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik heb nog een laatste vraag over de investering. Collega Ulenbelt vroeg onder meer in hoeverre het mogelijk is om een bepaalde investering die gemaakt is met gemeenschapsgelden op de een of andere manier terug te halen. Ik hoor bijvoorbeeld dat 80% van de life science projecten niet doorgaat. Dat is een verkeerde investering, want waar blijft het rendement? Mijn vraag luidt heel duidelijk: hoe kunnen wij in de toekomst met dit soort aspecten omgaan? Moeten wij bijvoorbeeld niet iets inbouwen in onze subsidievoorwaarden waardoor ervoor wordt gezorgd dat gedane investeringen een bepaalde mate van rendement opleveren?
De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Om te beginnen sluit ik mij aan bij de woorden van waardering die al door een aantal collega's zijn geuit in de richting van de medewerkers van MSD. Zij hebben ons zowel vorige week op het Plein als zojuist bij de petitieaanbieding op indringende wijze duidelijk gemaakt wat er allemaal op het spel staat. Dat betreft niet alleen het belang van 2200 arbeidsplaatsen, maar ook de heel grote zorg over hetgeen er voor de sector en Nederland op het spel staat: het behoud van de kenniseconomie, zeker op het terrein van de farmaceutische industrie. Die zorg proef ik.
Wat mijn fractie betreft staan die twee dingen vandaag op de agenda. Het betreft niet alleen de vraag hoe wij mensen die door dit massaontslag worden getroffen welk perspectief kunnen bieden, maar ook om de vraag of dit geval op zichzelf staat of de voorbode is van een veel grotere uittocht. Moeten wij ons zorgen maken over de staat van onze kenniseconomie? Het is op z'n minst iets om alert op te zijn.
Ik sluit mij aan bij de mensen die hebben gezegd dat wij eerlijk moeten zijn over de verwachtingen die wij kunnen wekken. Het besluit waarover wij praten, wordt genomen in een directiekamer aan de andere kant van de oceaan. Vanaf het moment dat het bedrijf verkocht is en verder buiten onze beïnvloedingssfeer is komen te liggen, gebeurt het niet in Oss, aan het Plein of in het Torentje, hoe pijnlijk dat voor ons ook is. Het feit dat wij spreken over multinationals, maakt echter niet dat Nederland helemaal met lege handen staat. Dat is de andere kant van de medaille. Ook de CDA-fractie is van mening dat Nederland een actieve en moderne industriepolitiek moet voeren. Dat is iets anders dan protectionisme, waarop je sommige landen wel eens kunt betrappen. Ik ben eens op werkbezoek geweest in Frankrijk, waar het economische patriottisme wordt verdedigd. Dat is een erg protectionistische vorm van economisch beleid. Iets meer patriottisme mag in Nederland misschien af en toe wel. Het gaat erom dat wij gezonde sectoren met toekomst hebben, gebaseerd op een goede kenniseconomie, door het stimuleren van innovatie en het bieden van goede faciliteiten. Wij moeten echter ook scherp blijven op ons eigen belang van werkgelegenheid.
De heer Ulenbelt (SP): De heer Van Hijum bepleit een tikje meer patriottisme. Steunt hij dan ook mijn voorstel om de premier op missie te sturen naar de Verenigde Staten om daar het patriottisme te bepleiten dat de heer Van Hijum kennelijk ook wil? Hij weet ongetwijfeld nog dat de premier dit een keer eerder heeft gedaan in Japan, met het nodige succes.
De heer Van Hijum (CDA): De CDA-fractie pleit voor een industriebeleid dat gegrondvest is op goede vestigingsvoorwaarden, maar ook voor actieve interactie tussen de regering en het bedrijfsleven op het moment dat er afwegingen aan de orde zijn die van vitale betekenis zijn voor onze economie. De vraag is of die interactie hierbij achterwege is gebleven. Dat moeten wij in dit debat eerst helder krijgen. Ik vraag de minister daarom wat er in de afgelopen periode is gebeurd om het bedrijf op onze geweldige kwaliteiten als vestigingsland te wijzen, toen duidelijk werd dat deze kwestie aan de orde zou komen, en de beslissing ten positieve te keren. Ik ga er niet van uit dat er helemaal geen beïnvloedingspoging is geweest. Ik ben ook benieuwd naar de opbrengst van de toezegging die de minister vorige week heeft gedaan. Zij zou namelijk een telefoontje plegen met de directie van MSD om daar nogmaals aandacht voor te vragen. Het is aan het kabinet zelf op welk niveau dat contact precies plaatsvindt, via de premier of de minister van Economische Zaken.
De heer Ulenbelt (SP): U zult het toch met mij eens zijn dat een telefoontje van de minister met de heer Clark veel minder indruk zal maken dan een premier, die nota bene deelnemer is aan de bijeenkomsten van de G20 en die zich meldt aan de directiepoort van MSD in de VS? Daar kunt u toch niet tegen zijn?
De heer Van Hijum (CDA): Het gaat er natuurlijk om dat je bij dit soort ontwikkelingen proactief inspeelt op ontwikkelingen die je waarneemt binnen een bedrijf. Veel belangrijker dan wat u nu voorstelt, is daarbij wat er in de afgelopen periode is gebeurd, wat wij in de aanbieding hebben weten te doen en hoe wij ons land als vestigingsplaats hebben weten te verkopen en op die manier de beslissing op het goede moment hebben weten te beïnvloeden. Ik wijs daarbij ook op het feit dat het ons bijvoorbeeld met Numico, dat is overgenomen door Danone, wel is gelukt om R&D geconcentreerd te krijgen in Nederland, namelijk in Utrecht. Ik wil van de minister weten waarom dit toen wel is gebeurd en waarom het in dit geval misgaat. Daar moeten wij lering uit willen trekken, want het belang van de werkgelegenheid en de toekomst van Nederland als kenniseconomie zijn echt gebaat bij het vinden van succesvolle beïnvloedingsstrategieën.
De voorzitter: U bent populair, want ook mevrouw Hamer heeft een vraag aan u.
Mevrouw Hamer (PvdA): Ja, ik heb een vraag in het verlengde van de vragen van de heer Ulenbelt. Mijnheer Van Hijum, u zei dat u voorstander bent van een nieuw, modern soort industriepolitiek. Dat maakt mij nieuwsgierig, want vervolgens stelde u al uw vragen aan de minister. Wat stelt u zichzelf voor bij zo'n moderne industriepolitiek?
De heer Van Hijum (CDA): Ik heb geprobeerd om daarvan de contouren te schetsen. Het gaat er in de eerste plaats om dat je duidelijk bent over de sectoren waarvoor je in dit land wilt gaan en waarvoor je een klimaat wilt scheppen van innovatieontwikkeling en ondersteuning van die ontwikkeling. Op die terreinen zul je vervolgens ook actief aan relatiebeheer moeten doen met de bedrijven die je in je land kent. Je zult af en toe misschien ook scherpe onderhandelingen moeten voeren wanneer vestigingsbeslissingen aan de orde zijn. We kunnen wel net doen alsof dat in andere landen niet gebeurt, maar dat gebeurt daar wel. Er is soms natuurlijk ook een grote verwevenheid tussen de economische politiek en besluiten die op een bepaald terrein worden genomen, of dat nou gaat om de defensie-industrie, de medicijnenindustrie of noem maar op. Daar moet je echt scherp op zijn met z'n allen.
In dat kader vraag ik de minister om daar voor de Kamer duidelijkheid over te creëren. Vindt de minister dat op dat punt wellicht meer gedaan had kunnen worden? Welke lessen kunnen uit dit alles worden getrokken? Heel specifiek vraag ik de minister ook of de farmaceutische industrie een speerpunt is van ons Nederlandse economische beleid. Je moet duidelijk maken of dit een sector is waarvoor je gaat. Het gaat er echter ook om of het een speerpunt is bij het Innovatieplatform, of het Topinstituut Farma wel of niet gelden uit het FES krijgt en of de signalen die we af en toe krijgen over het ontbreken van integraliteit tussen de ministeries van EZ en VWS, terecht zijn. Je moet er alert op zijn dat het klimaat zodanig is dat de door ons gewenste vestigingsbeslissing optimaal wordt bevorderd.
Op het punt van het perspectief voor de mensen en voor de life science campus sluit ik mij kortheidshalve aan bij de gestelde vragen, ook over de mogelijkheden die de Rijksoctrooiwet en de dwanglicentie daarbij zouden kunnen spelen. Wel denken wij dat het open innovatiemodel, zoals dat in de farmaceutische industrie langzaam maar zeker iets gangbaarder wordt, kansen biedt. Misschien geldt dat slechts voor een deel van de mensen, maar dit is wel iets waar wij met regionale overheden, ziekenhuizen en universiteiten serieus naar moeten kijken.
Er vallen nu alweer zorgen te lezen over volgende verplaatsingsbeslissingen die wellicht aan de orde zouden kunnen doen. Intervet wordt genoemd en ook Solvay heeft vandaag in de krant aan de bel getrokken. Ook in die gevallen blijft de door mij bepleite alertheid geboden. Zorg ervoor dat je er op tijd bij bent en probeer het besluit van dat soort ondernemingen zoveel mogelijk onze kant op te laten rollen.
Ik vrees dat er in een wereld die steeds globaler wordt en waarin multinationals afwegingen op wereldschaal maken, weinig anders op zit dan te proberen om onszelf als vestigingsland zo goed mogelijk te verkopen, echt te gaan voor de sectoren die wij hier in Nederland willen koesteren, daar ook de voorwaarden voor te scheppen en op die manier werk en inkomen ook voor de toekomst voor Nederland te behouden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter: Ik heropen de vergadering. De aanwezigen op de tribune moeten niet denken dat dit een sloom debat is, maar ik heb met mijn collega's afgesproken dat ze sporadisch interrumperen. Anders is een afsluitende tweede termijn niet mogelijk. Het is helemaal tegen mijn natuur in, maar ik zal een beetje streng moeten zijn.
Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Laat ik beginnen met iets te zeggen over de twee gesprekken die ik heb gevoerd. Het eerste was vorige week met de ondernemingsraad en het tweede was vanmiddag met de hier aanwezigen, voor de deur van de Tweede Kamer. Ik heb vanmiddag herhaald dat er een directe lijn is tussen de ondernemingsraad en de relevante vakorganisaties, en het ministerie van EZ. Aan die toezegging zal ik vorm en inhoud geven. Op 16 augustus zal ik het bedrijf bezoeken. Ik zal dan spreken met de heer Kortlever, maar ook met de ondernemingsraad en met de mensen op de werkvloer. Daarbij zal centraal staan de vraag hoe wij de opgebouwde kennis kunnen benutten op het science park in Oss.
Voorzitter. Het is van groot belang dat wij voor wat betreft Organon Oss de neuzen in dezelfde richting hebben. Anders lukt het niet. Een aantal zaken moet nog worden uitonderhandeld. Het is van ongelooflijk groot belang dat Kamer, regering en het bedrijf weten waar zij aan toe zijn. Als er spelletjes worden gespeeld, leidt dat tot verkeerde resultaten. Wij zijn gecommitteerd aan een goed resultaat, maar de meningen verschillen over de vraag hoe dat te bereiken. De heer Ulenbelt sprak over een missie en ik kreeg de indruk dat hij wil dat wij MSD op andere gedachten brengen. Dat is echter valse hoop creëren. Dat moeten wij niet doen. Bij de collega's van de heer Ulenbelt beluister ik vooral dat een aantal zaken veilig moet worden gesteld. Zaken als patenten, octrooien en dwanglicenties zijn gespreksonderwerpen voor de toekomst. Ik schuif die zeker niet weg, maar dan met een andere focus als het gaat om de vraag wat ik ermee wil bereiken.
Ik heb ook een aantal «opdrachten» meegekregen voor een nieuwe industriepolitiek. Maar ik heb een demissionaire status en men moet van mij niet het onmogelijke vragen. Ik heb begrepen dat de onderhandelingen over Paars-plus zijn gestopt.
De voorzitter: Ja, wrijf het nog maar even in.
Minister Van der Hoeven: Dat was niet mijn bedoeling. Ik kan in de huidige situatie niet komen met een nieuwe industriepolitiek. Dat neemt niet weg dat dit in de toekomst aan bod moet komen. Vrijwel alle woordvoerders hebben hierover gesproken. Industriebeleid-nieuwe stijl? Jazeker, dat zie ik zonder meer zitten. Het lijkt me van belang dat ik dat aan mijn opvolger, wie dat ook moge zijn, meegeef in het mondelinge overdrachtsgesprek. Daarbij gaat het om het aantrekken van investeerders, om het aantrekken van bedrijven. Het gaat daarbij niet om patriottisme of protectionisme, wel om goede vestigingsvoorwaarden en ook om een actieve lobby naar het bedrijfsleven, en soms naar overheden, als zoiets daarvoor een onderdeel van het gesprek kan zijn. Rusland is in dat opzicht echt een ander land dan de Verenigde Staten: in Rusland is de overheid zeer betrokken bij het bedrijfsleven en dat is in de Verenigde Staten anders.
Wie doet dit voor ons? Het NFIA, en ook datgene wat op instigatie van het Innovatieplatform is gemaakt, de strategische acquisitie-unit, is er met name op gericht om op basis van strategische keuzes bewust in het buitenland te bekijken welke bedrijven interessant zijn voor het lobbycircuit. Dat soort zaken gaan dus gebeuren. Ik kan me voorstellen dat dit een heel interessant onderdeel is van de industriepolitiek-nieuwe stijl. Komt de minister dan nooit aan bod? Natuurlijk wel, maar bij een aantal zaken zit een overheid aan de andere kant van de grens echt niet te wachten totdat de minister belt; dan worden bedrijven benaderd. Soms is dat wel nodig, en dan gebeurt dit ook. Dit waren de zaken die ik vooraf wilde melden.
Laten we verdergaan met hetgeen waarvoor we vandaag eigenlijk bij elkaar zijn: alles rond Organon Oss en MSD. Ik heb een aantal zaken aan de Kamer geschreven, onder andere over de situatie van R&D in de farmaceutische industrie wereldwijd. Bij MSD worden zo'n tien R&D-sites in acht verschillende landen wereldwijd beëindigd; drie daarvan gaan overigens in de Verenigde Staten zelf verdwijnen. Een en ander heeft te maken met de farmaceutische industrie als zodanig, met een efficiencyslag, met een wereldwijd herstructureringsplan. Een van de zaken die uit mijn contact van gisteren met de heer Clark duidelijk naar voren kwamen, was dat de sluiting van R&D in Oss en de efficiencyslag van de productie onderdeel zijn van de wereldwijde herstructurering van Merck, en dus niets te maken hebben met het R&D-klimaat van een land; men laat dus andere overwegingen een rol spelen. Aan het adres van de heer Ulenbelt zeg ik dat er dus wereldwijd sites sluiten. In Frankrijk en Zwitserland gaat het om zeer specifieke activiteiten, die blijven daar. In België blijft de vestiging open omdat daar de afdeling Regulatory Affairs van MSD Europe zit, en vanwege de Europese Unie in Brussel; daarvoor geldt dus een andere invalshoek dan Oss.
Hoe gaat het kabinet om met dit soort verplaatsingen en de consequenties voor de eigen werkgelegenheid? Die consequenties zijn groot, daarover hoeven we onszelf niets wijs te maken. Een uwer sprak van het sneeuwbaleffect: wat betekent dit voor opleiding, voor de werkgelegenheid in de industriële productie, voor het kennisklimaat en wat dies meer zij? Het is van groot belang om dat sneeuwbaleffect te stuiten, door te kijken naar de toekomst en naar de mogelijkheden van een science campus. Ik kom daar in het tweede deel van mijn betoog op terug.
Een overheid is geen eigenaar van een bedrijf, dat is waar, aandeelhouders zijn de eigenaars. Ik was blij met de opmerkingen daarover van een groot aantal leden van de Kamer. Met name de heer Klaver was daarover expliciet: je moet niet op andermans stoel gaan zitten. Dat neemt echter niet weg dat je moet zorgen voor een sterk vestigingsklimaat, en dat doen we ook. Kan dit beter? Ja, zeg ik tegen mevrouw Ortega-Martijn. Ik denk dat een volgend kabinet ook zal zeggen dat dit op bepaalde punten beter kan en dat we andere punten moeten houden als ze zijn. We hebben de WBSO, we hebben het innovatiebeleid gericht op kansrijke clusters, zoals farmacie en life sciences. De heer Van Hijum vroeg of farmacie speerpunt of sleutelgebied is. Formeel valt het niet onder de speerpuntgebieden, dat is waar. Maar op farma wordt wel degelijk ingezet. Dat is dus een speerpunt, ook al is het niet genoemd in de zeven sleutelgebieden. Ik sluit niet uit dat er wellicht op dat punt nog meer mogelijk is. Nogmaals, dat is aan mijn opvolger en aan een volgend kabinet.
Is dit een voorbode van wat ons te wachten staat? Nee, dat kan ik niet zeggen. Dan zou het Europese R&D center van Danone niet gekomen zijn. Dan zou ook Wärtsilä niet ervoor hebben gekozen om juist de R&D-activiteiten in Nederland te laten. Dan zou de overname van Océ door Canon niet gebeurd zijn, inclusief de plannen die men daar heeft voor open innovatie. Dan zou ook Bombardier niet besloten hebben om een MRO-centrum op Schiphol te bouwen. De signalen zijn dus anders. Dat neemt niet weg dat wij alert moeten blijven. Ik ben dat eens met iedereen die dat gezegd heeft. Ik denk ook dat het van belang is om blijvende aandacht te besteden aan de ontwikkelingen in het bedrijfsleven, met name in het internationaal georiënteerde bedrijfsleven omdat dat voor Nederland, met zijn open economie, van belang is, ook omdat dat vaak sneller weg kan gaan. Dat moeten wij natuurlijk niet hebben. Het vestigingsklimaat is daarbij van ongelooflijk groot belang.
De heer De Jong stelde vragen over het vestigingsklimaat. Ja, het fiscale klimaat en een goed opgeleide bevolking zijn daarvoor van belang. Moet ik nu iets zeggen over het oude coalitieakkoord? Dat ga ik niet doen. De Kamer is nu geïnteresseerd in de toekomst. Wij hebben echter wel de kenniswerkersregeling gehad. Ook staat in het Belastingplan 2010 de innovatiebox. Bovendien hebben wij ervoor gezorgd dat het kapitaalmarktpakket verstevigd is. Ik denk dat het van belang is om in zijn totaliteit startende en innovatieve bedrijven apart te blijven behandelen omdat daar het nieuwe concurrerende vermogen vandaan komt. Ook dat is van belang in verband met het science park. Daarover kom ik straks nader te spreken.
Ik heb al aangegeven tegenover de heer Ulenbelt hoe ik aankijk tegen octrooien, patenten, dwanglicenties en al dat soort zaken in het kader van de toekomstige onderhandelingen over het science park en de campus. Ik heb dat ook gisteren aan de orde gesteld in het gesprek met de heer Clark. De «intellectual property rights», een andere term ervoor, zijn de afgelopen jaren ontwikkeld met belastinggeld in projecten bij CTMM en TI Pharma. Die zijn gemeenschappelijk eigendom. Die kunnen niet verdwijnen; dat gaat niet want zij zijn gemeenschappelijk eigendom. Bij andere patenten is het verhaal aan de orde van wat ervan kan worden afgestaan, wat erover onderhandeld kan worden en of dwanglicentie daarin een oplossing is. Ik heb dat evenwel zeer in mijn achterhoofd zitten, mijnheer Ulenbelt. U hoeft zich daarover niet ongerust te maken.
Ik kom te spreken over de vragen over wat er gebeurd is in de afgelopen periode. Eigenlijk heeft iedereen daarover vragen gesteld. Er is regelmatig contact geweest, niet alleen met MSD maar ook met de voorgangers Akzo Nobel en Organon. Ik denk ook dat dat goed is. Die contacten moeten er altijd zijn. Wij hebben de afgelopen anderhalf jaar de contacten geïntensiveerd. Dat was ook de cruciale periode. Die contacten hebben plaatsgevonden met MSD in Haarlem, met Schering-Plough in Oss, en wat dies meer zij. Er is echter ook wat anders gebeurd. Vorig jaar, op 2 juni 2009, is een presentatie gegeven door MSD en Schering-Plough over de sterktes en zwaktes van Nederland. Op basis daarvan is verder besproken met het ministerie van VWS hoe de zwaktes versterkt konden worden. Daarover is meerdere malen met MSD gesproken. Op 8 juni 2009 heb ik een gesprek gehad, samen met collega Klink, met de heer Hassan van Schering-Plough. Daarnaast is verschillende keren geprobeerd om de directe gesprekken met de heer Clark van de grond te krijgen. Om diverse redenen is dat telkens afgeketst. Wij zijn daarom begonnen met een briefwisseling. Die was positief. Er is geprobeerd om begin 2010 een gesprek te arrangeren tussen de minister-president en de heer Clark tijdens het World Economic Forum in Davos. Toen hadden wij echter die aswolk, dus die afspraak werd afgezegd. Ik kan er niets aan doen. Ik vind het heel vervelend dat je door dat soort zaken nog een keer extra met de neus op de feiten wordt gedrukt.
Op 22 april 2010 heb ik in Boxmeer met de heer Cohen gesproken, bij de opening van de bacteriologische processing facility. Ik heb niet zo lang geleden opnieuw met de heer Cohen gesproken, met name over alles wat te maken heeft met Intervet. Op 23 juli wordt een bid book aangeboden rondom Intervet aan MSD/Merck, zo zeg ik tegen de heer Van Hijum. Ik heb gisteren al gevraagd om het te laten weten als er in dat bid book iets staat wat onduidelijk is of wat extra aandacht vergt. Ik onderhoud die contacten. Als er iets is wat kan worden verbeterd, moeten wij dat natuurlijk gewoon doen. Intervet is wat dit betreft een moeilijke zaak, omdat daar ook nog een Franse partner bij betrokken is, zoals de heer Van Hijum ongetwijfeld weet. Er zijn dus stappen gezet.
Wat is er verder gedaan? Uiteraard is gekeken op welke manier MSD financieel ondersteund kon worden. Dat is gedaan omdat MSD heeft meegeprofiteerd van de overheidsbijdrage aan TI Pharma. MSD participeert in zes deelprojecten van het Centre for Translational Molecular Medicine (CTMM) waar de overheid een bijdrage aan levert. Er is via de BOM een investeringsbijdrage gedaan van 5 mln. aan Bioconnection in Oss. Ook daar neemt MSD aan deel. Verder neemt MSD actief deel aan het innovatieprogramma Life Sciences & Health (LSH), met name aan de netwerkactiviteiten van dit programma dat vier jaar duurt. Verder maakt MSD met de dochterbedrijven veelvuldig gebruik van het instrumentarium van het ministerie van Economische Zaken, met name van de WBSO en de octrooibox.
Er kan dus niet gezegd worden dat er niets is gebeurd. Op de een of ander manier – dat heb ik de Kamer ook geschreven – blijkt echter toch dat men op basis van algemene strategische overwegingen het bedrijfseconomische besluit neemt om te saneren in de totaliteit van die R&D-voorzieningen wereldwijd. Dat geeft de doorslag. Ik heb al gezegd dat ik gisteren heb gevraagd hoe het zit met het investeringsklimaat in een land, of dat een positieve of negatieve betekenis heeft. Er werd gezegd dat dit feitelijk nauwelijks meespeelt en dat andere overwegingen hierbij een rol hebben gespeeld.
De heer Ulenbelt vroeg of ik niet met de heer Wijers wil gaan praten om hem te vragen of AkzoNobel Organon terug wil kopen. Ik dacht bij mezelf: «Kom nu, mijnheer Ulenbelt, het is toch niet aan de overheid om dat soort dingen te doen». Ik ben er geen voorstander van om dat te doen. Het staat de heer Wijers uiteraard vrij om hierover zelf contact op te nemen met MSD, maar dit is niet iets wat de overheid zou moeten doen. Dit is weer iets, met alle respect, wat tot valse hoop leidt. Dat moeten wij niet hebben.
Het punt waar het hier om draait, is de vraag of je in de richting van degenen die op de tribune zitten en het bedrijf serieuze voorstellen kunt doen, waar je voor moet staan, of dat je iets roept waarvan je eigenlijk weet dat het nergens toe leidt. Ik vind dat wij dat laatste niet moeten doen, dat wij dat nooit moeten doen.
Mevrouw Schaart stelde een vraag of er sprake was van gerichte of generieke industriepolitiek. Het gaat altijd om een combinatie. Ik denk dat het van belang is om voor de toekomst te kijken op welke manier wij opnieuw een gericht industriebeleid van de grond kunnen trekken, waarbij de partijen wel elk op hun eigen stoel blijven zitten. Dat heeft zij zelf eigenlijk ook al gezegd. Bij het specifieke beleid hebben wij de sleutelgebieden, de scheepsbouwfaciliteit, gerichte acties voor de bouw en wat dies meer zij. Ik denk dat wij daar nader op terug moeten komen.
De heer Ulenbelt vroeg waarom de minister-president niet persoonlijk naar president Obama gaat om te vertellen hoe Merck opereert om deze kwestie aan te kaarten. Een president of een premier is niet verantwoordelijk voor het handelen van bedrijven in zijn land. Het betreft hier een zakelijke afweging, zoals ik al heb aangegeven. Ik moet heel eerlijk zeggen: ik zou het ook niet accepteren, wanneer andere landen mij zouden vragen om in te grijpen in (Nederlandse) ondernemingen, behalve indien er sprake zou zijn van wetsovertredingen. Dat is hierbij echter niet het geval.
Het gaat wel om de vraag hoe wij ervoor zorgen dat MSD een rol kan spelen in die zin dat zo veel mogelijk kennis en werkgelegenheid in Nederland worden gehouden. Het gaat dan inderdaad niet om de huidige banen; ook dat zou een vals argument zijn. Het gaat erom dat een doorstart mogelijk wordt gemaakt, evenals een campus waarbij werkgelegenheid en kennisontwikkeling centraal staan. Van het sneeuwbaleffect, waarover de heer De Jong sprak, mag dan geen sprake zijn, om het zo maar kort door de bocht te formuleren.
Wat is er verder terecht gekomen van het gesprek met de heer Clark? Uiteraard hebben wij gesproken over de argumentatie; dat heb ik ook al aangegeven: een efficiencyslag en de wereldwijde herstructurering. Vervolgens hebben wij uitvoerig gesproken naar aanleiding van mijn vraag wat zijn commitment is bij de te nemen initiatieven. Ik heb dit gesprek overigens niet alleen gevoerd; het was telefonisch via een conference call. Hierbij waren dus andere mensen aanwezig. Wat ik nu aangeef, is hetgeen waarover de deelnemers van het gesprek het eens zijn. Het is van belang dat ik iets zeg waarmee ook de heer Clark het eens is. Anders heeft het weinig zin; dat is dus gecheckt.
Allereerst is er het persoonlijke commitment om de werkgroepen, gericht op het behoud van kennis en werkgelegenheid, tot een succes te maken. Er is wekelijks contact met de heer Kortlever over de ontwikkeling in Oss en over de campus. Hij ziet die actieve rol als teken van betrokkenheid van MSD bij de community in Oss. Hij meldt dat MSD ook bereid is om naast expertise, financiële middelen in te zetten om het life sciences park succesvol te laten starten. Als nu gevraagd wordt «hoeveel?», moet ik zeggen: dat is een punt van onderhandeling; dat moet verder ingevuld worden.
Voorts is aangegeven dat MSD openstaat voor gesprekken met derde partijen over een management buy-out of gedeeltelijke dan wel hele overnames van MSD in Oss; er is een aantal contacten. Dit kan een onderdeel van het life sciences park zijn, maar het kan ook een eigenstandig traject zijn.
De heer Ulenbelt was de eerste die sprak over de overdracht van de IP-rechten. Dit zal bij verschillende private initiatieven case by case bezien worden. MSD beziet dit met een open mind. Uit mijn eerdere opmerkingen kan afgeleid worden hoe ik daar in sta.
Ik heb ook aangegeven dat MSD binnenkort besluiten neemt over het nieuwe hoofdkantoor van Intervet/Schering-Plough en de locatie voor de export supply. Ik heb aangegeven dat ik erop vertrouw dat de heer Clark steun verleent om daarvoor vestigingslocaties in Nederland te zoeken. Hij heeft toegezegd dat mocht MSD zaken willen bespreken die de besluiten om de vestigingslocaties in Nederland vergemakkelijken, hij daarover contact zal opnemen. In ieder geval is afgesproken dat wij na de zomer opnieuw met elkaar een gesprek hebben over de ontwikkelingen bij MSD. Tot zo ver over het gesprek met de heer Clark.
Als wij het hebben over het science park, spelen daarbij verschillende belangen een rol. Ik noem het belang van MSD, geformuleerd door de heer Clark en zijn commitment in dezen. Dat heb ik zojuist aangegeven. Ik noem ook het belang van het science park en van het bedrijf zelf. Het is heel goed om dat voor ogen te houden. Het eindresultaat moet natuurlijk zijn dat er een structureel levensvatbaar iets gecreëerd wordt; daar gaan wij voor. Het moet niet iets zijn wat er voor de gelegenheid is, want daar is niemand mee geholpen. Dit betekent dat ook op dit punt het werk van de werkgroepen ongelooflijk belangrijk is, alsook dat vooruitgekeken moet worden.
Laat ik hier iets meer over vertellen; eigenlijk alle woordvoerders hebben hierover uitvoerig vragen gesteld. Voor de werkgelegenheid in de regio is onder leiding van gedeputeerde Jacobs van de provincie Noord-Brabant een stuurgroep ingesteld. Daar wordt gekeken naar het voortzetten van bestaande initiatieven en activiteiten, alsook het stimuleren van nieuwe bedrijven. Er wordt ook samengewerkt met MSD. Verleden week is die stuurgroep gestart.
Voor het behoud van de kennis voor de Nederlandse economie neemt MSD in samenwerking met diverse overheden het voortouw. Ik heb al gesproken over het opstarten van het life sciences park en de campus. We kijken dan ook naar de overheidsinstrumenten op het terrein van innovatie en regionale regelingen. Dat gebeurt door middel van een task force van alle overheden, alsmede met een consultant die door MSD is ingeschakeld. Tegen mevrouw Hamer zeg ik dat de samenwerking met Leiden, Brainport Eindhoven en Geleen, ook in het kader van het CTMM, daarin wordt meegenomen. Ik ben het met haar eens dat dit soort initiatieven alleen kans van slagen heeft als een en ander vanaf het begin integraal wordt aangepakt. De eerste bijeenkomst over deze werkgroep heeft plaatsgevonden.
U weet dat er alleen geld komt als er een goed plan is. Afgesproken is dat er in de tweede helft van 2010 een businessplan ligt. In de werkgroepen participeert, naast degenen die ik noemde, het ministerie van Economische Zaken. Ik zal uiteraard bezien in hoeverre er aparte inhoudelijke deskundigheid nodig is om een en ander goed van de grond te krijgen. Ik zeg nogmaals dat de belangen van MSD en die van Organon in Oss niet volledig parallel lopen. We moeten daarvoor oog hebben.
Ik heb gezegd dat men is begonnen en dat in de tweede helft van 2010 de contouren van het businessplan over de campus zo ver mogelijk gereed dienen te zijn. Pas dan is het mogelijk, na te gaan hoe het zit met de financiën. De bedoeling is dat, op het moment van het vertrek van medewerkers uit Organon – als ik mij niet vergis is dat eind maart 2011 – het initiatief kan beginnen. Het is de bedoeling dat die campus er volgend jaar rond deze tijd is. Dat vergt afstemming en veel overleg. U kunt zich dan ook voorstellen dat ik mijn betoog begon met de woorden dat we er echt voor dienen te zorgen dat de neuzen dezelfde kant op staan en dat dit zo blijft. De tijd is immers kort en er is sprake van een grote drive en veel commitment om een en ander van de grond te krijgen. Het laatste geldt zeker voor de medewerkers in Oss. Zij hebben daarbij zowel mijn steun nodig als die van u. Die steun kan op verschillende manieren worden gegeven. Daarvan heb ik zojuist al iets gezegd. De Werkgroep werkgelegenheid loopt parallel daaraan.
Ik ga in op de Kenniswerkersregeling.
De voorzitter: Ik stel voor dat de minister haar betoog eerst afrondt. Dan hebben de leden een iets langere tweede termijn. Als ik nu interrupties toesta, wordt het niets meer met die tweede termijn. Ook praktische vragen sta ik nu niet toe. We hebben nog ruim 25 minuten voor de tweede termijn.
Minister Van der Hoeven: Ik moet nog enkele vragen beantwoorden die betrekking hebben op het UWV en de mobiliteitcentra. Dat doe ik later in mijn betoog.
Ik heb gesproken over het science park. MSD heeft zich gecommitteerd aan het inzetten van expertise en financiële middelen. Dat is bevestigd.
De Kenniswerkersregeling loopt af op 1 januari 2011. Dat is dus lastig. Laten we nagaan welke andere mogelijkheden er zijn, zoals de garantieregelingen en de innovatiesubsidies. Uiteraard zal ik ook nagaan wat de mogelijkheden zijn van de Kenniswerkersregeling. Ik schuif dat dus niet opzij, maar ik neem een en ander mee in de integrale aanpak.
Gevraagd is naar de criteria voor het science park en of dat per se in Oss moet komen. In die regio is veel kennis. Ik ben het echter met de sprekers eens dat samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven, waaronder het mkb – ik meen dat u met name daarop doelt – ongelooflijk belangrijk is om juist die start up's een kans te geven. Dat kan hier ook. De focus is gericht op Oss, maar samenwerking met Brainport Eindhoven, Geleen en Leiden lijkt mij geen gekke zaak. Werk daaraan binnen het businessplan.
Ik heb over de dwanglicentie gesproken. Dat kan een middel zijn. Ik sluit het niet uit. Het is een zwaar middel dat in zijn algemeenheid ook wat andere consequenties kan hebben. Maar ik breng de plussen en minnen ervan wel in kaart. Ik schuif het dus zeker niet van tafel.
Ik wil ook een aantal opmerkingen maken over de mobiliteitscentra. Op dit moment is overleg gaande tussen UWV Werkbedrijf, de gemeente Oss en MSD om te bezien of in Oss een mobiliteitscentrum moet worden opgezet dat zich specifiek zal richten op met ontslag bedreigde medewerkers van MSD. Dat loopt dus. Het sociaal plan is overigens nog niet vastgesteld, als ik het goed heb begrepen. Het nog vast te stellen sociaal plan zal de ruimte aangeven die aan UWV wordt geboden om vanuit mobiliteitscentra de intensieve dienstverlening in te zetten boven op de standaardcomponenten van de dienstverlening. De dienstverlening van UWV is altijd complementair aan hetgeen private partijen zelf bieden op grond van het sociaal plan. Ik ken het voorbeeld van de heer De Jong niet. Ik wil er graag iets meer over weten. Het komt mij voor dat iedereen er belang bij heeft dat werknemers zo snel mogelijk aan een andere baan kunnen worden geholpen. Ook private activiteiten en initiatieven zijn daarbij dus van belang.
Een aantal leden heeft gevraagd hoe het staat met het Europees Globaliseringsfonds. Mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft MSD actief benaderd om hen te informeren over de mogelijkheden van het Europees Globaliseringsfonds. Op dit moment onderzoeken het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en MSD in een oriënterende fase of aan de criteria van de verordening kan worden voldaan. Je moet immers aan bepaalde criteria voldoen. Eén van de voorwaarden is dat binnen een periode van vier maanden vijfhonderd mensen moeten worden ontslagen. Al deze zaken worden thans bekeken. Er wordt in beeld gebracht hoe de aantallen ontslagen in de tijd zijn gespreid. Pas dan kunnen wij beoordelen of een dergelijke aanvraag haalbaar is. Ik realiseer mij dat dit heel cru klinkt, vooral in de oren van degenen die het betreft. Maar er is nu eenmaal naar gevraagd, dus moet ik erop ingaan. Het hoort er wel bij.
Het is van belang dat gegevens, ook over wie het betreft, snel worden aangeleverd. Laten wij ons niets wijsmaken, dat is niet nog bepaald. Dat is een van de onzekerheden die zo snel mogelijk moeten worden weggenomen opdat ook de andere zaken verder in gang kunnen worden gezet.
De vraag is gesteld of UWV ontslagvergunningen verleent aan een financieel gezond bedrijf. Ik meen dat het de heer Uhlenbelt was die dit heeft gevraagd en dat mevrouw Ortega-Martijn er eveneens een opmerking over heeft gemaakt. Een financieel gezond bedrijf kan een vestiging sluiten of een deel van zijn activiteiten verplaatsen vanwege bedrijfseconomische redenen. Als een werkgever de bedrijfseconomische en organisatorische redenen aannemelijk heeft gemaakt, kan het UWV een ontslagvergunning niet weigeren. Mevrouw Ortega-Martijn vroeg wanneer bekend is wie boventallig wordt en of wij dan op tijd zijn om te bemiddelen van werk naar werk. Op dit moment is nog niet bekend welke werknemers op welk moment boventallig worden. Het is aangekondigd. De volgende stap is dat de ondernemingsraad een adviesaanvraag krijgt voorgelegd. Pas daarna kan een formele ontslagaanvraag bij UWV worden ingediend. Zodra helder is om wie het gaat, kan meteen gestart worden met het bemiddelen van werk naar werk. Het outplacementbureau speelt dan ook een belangrijke rol. Op dit moment is UWV betrokken om mensen zo snel mogelijk te bemiddelen van werk naar werk.
Ik heb nog een laatste opmerking. Ik denk dat het verstandig is om goede afspraken te maken en de Kamer hierover voortdurend te informeren, opdat zij weet welke stappen gezet zijn en hoever een en ander is. Ook denk ik dat het verstandig is om zowel vanuit de werkgroep als vanuit de drie departementen – dat zijn allereerst SZW en EZ en daarna VWS – rechtstreeks contact te hebben met het bedrijf. Zodra er iets te melden is, melden wij dat. Ik denk dat het van belang is dat de Kamer in deze zaak de vinger aan de pols kan houden.
De voorzitter: Ik bedank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik stel mijn collega's voor om een korte tweede termijn te houden, met een spreektijd van maximaal twee minuten. Ik zal de sprekers daar ook aan houden, opdat de minister nog kan antwoorden. Dat lijkt mij van belang.
De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Een prachtig R&D-bedrijf wordt leeggeroofd. De opstelling van de minister getuigt van een zekere medeplichtigheid. Zij gaan er met de juwelen vandoor en de minister bedelt of zij nog een paar ringen van MSD kan krijgen om daar iets moois mee te doen in Nederland. Ik vind dat een houding die een minister van Economische Zaken onwaardig is. Het was de bedoeling dat de minister-president zou spreken met de heer Clark in Davos. Tot zo'n gesprek is het niet gekomen. Ik wil de collega's vragen om er samen met mij bij de minister op aan te dringen dat dit gesprek tussen de minister-president en de heer Clark er alsnog komt, en dan niet met een dwanglicentie op lange termijn. Nee, wij moeten de minister in een onderhandelingspositie brengen, met de dwanglicentie in de achterzak, met de belastingen over octrooien die verhuizen – ik heb de minister daar nog niet over gehoord – zodat wij niet afhankelijk zijn van de grillen van wat er aan de overkant van de oceaan gebeurt in het belang van aandeelhouders. In lijn met de woorden van de heer Hijum: de minister moet enig patriottisme aan de dag leggen om een van de mooiste labs ter wereld, dat in Nederland staat, overeind te houden. Deze daadkracht spreekt de minster niet uit. Nogmaals een appel aan de minister: stuur de minister-president op pad om te redden wat er te redden valt en vertrouw niet al te veel om het science park. Dat kost immers geld, het zal nooit medicijnen ontwikkelen. De minister zegt dat ik de mensen valse hoop geef. Ik zeg tegen haar: met het science park wek je valse hoop.
Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar antwoorden. Ik zal mij nu beperken tot MSD en niet spreken over innovatie en de toekomst. Daar komen wij later nog op terug. Ik heb een aantal vragen waarover ik helderheid wil hebben. Een aantal vragen is niet beantwoord. Ik denk dat alle mensen die vandaag aanwezig zijn, zo veel mogelijk duidelijkheid willen hebben over een aantal zaken. Voor hen geldt immers dat zij een beetje in de toekomst willen kunnen kijken.
Om te beginnen wil ik weten of dit science park er komt. Het leek er immers op alsof dat nog niet helemaal zeker was. Met de betrokken partijen zou dat besproken moeten worden. Wil de minister daar echt heel helder over zijn?
De dwanglicentie. Het antwoord op de vraag of dat een goede zaak zou zijn en de plussen en minnen daarvan komen eraan. Wanneer kunnen wij de plussen en minnen verwachten? Ook daar willen wij helderheid over hebben.
MSD Haarlem, Houten en Hoofddorp. Gelet op de wereldwijde ontwikkelingen wil ik niet dat wij straks weer met allerlei onverkwikkelijkheden te maken hebben. Ik wil graag weten of Haarlem, Houten en Hoofddorp safe zijn en hoe het daarmee zit.
Er is gesproken met AkzoNobel en MSD. Wat waren daar de resultaten van?
Verder schijnt Frankrijk ook een deel te krijgen. Is dat juist? Ik heb daar geen antwoord op gekregen.
Ik rond nu echt af, voorzitter.
De voorzitter: Uw tijd is nu echt op. Dit gaat ten koste van uw collega's.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Nog één zin.
De voorzitter: Nou, haal diep adem en spreek hem uit.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Dank u zeer. In de brief van de minister staat een en ander over de problemen die MSD ervoer: de regelgeving, financiering enzovoort. Daarmee wordt gesuggereerd dat daarin mogelijke oplossingen lagen. Is dat zo en, zo ja, welke oplossingen zouden dat dan moeten zijn?
Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Mijn angst dat de vlucht van kennis uit Nederland structureel van aard is en dat er weinig wordt gedaan om de levensvatbaarheid van deze industrieën in stand te houden, is helaas nog niet helemaal weggenomen. Ik vind het een beetje te matig om te zeggen: wij zijn demissionair en er is dus geen nieuwe industriepolitiek mogelijk. Wat is de stand van zaken met het huidige vestigingsklimaat? Waarom gaan bedrijven hier weg? Welke beleidinstrumenten heeft de minister nu om dat tegen te gaan?
Ik heb gewezen op het risico van een uitkleedscenario. Daar is nog niet voldoende op geantwoord.
De minister is evenmin ingegaan op mijn verzoek om het vestigingsklimaat in Nederland verder te onderzoeken. Ik wil daar graag wat meer duidelijkheid over. Ik denk dat andere partijen zoals het CDA en de PvdA het hierover met mij eens zijn.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik ben met een kluitje het riet ingestuurd en dat is nog nooit op zo'n sympathieke wijze gebeurd. Ik ben heel benieuwd of de mensen hier, wanneer zij straks naar huis gaan, hun gezin drie concrete acties kunnen noemen die de minister gaat ondernemen. Ik heb ze niet kunnen ontdekken. Wellicht kan de minister er drie samenvatten. Dat brengt wat wellicht wat rust in Oss.
De minister is ingegaan op de dwanglicenties, waar de heer Ulenbelt over begon. Zij gaat plussen en minnen. Ik wil graag de toezegging dat, als blijkt dat het mogelijk is om gebruik te maken van die dwanglicentie, zij dat ook gaat doen. Als wij namelijk een science park krijgen, dan kan dat alleen goed functioneren als wij gebruik kunnen maken van de patenten. Uiteindelijk kunnen wij daarmee het geld verdienen. Daarvan zou ik graag van de minister een toezegging willen. En ik wil die drie puntjes.
De heer De Jong (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Ik heb toch nog een aantal vragen, zeker over het science park. Ik wil duidelijkheid hebben over de vraag of dat er komt. Mocht het science park er komen, gaat het dan ruimte bieden voor stage- en promotieplekken voor studenten?
De minister zei dat zij geen signalen heeft ontvangen dat meerdere bedrijven dreigen te vertrekken. Kan zij dat met meer zekerheid zeggen? Ik ben namelijk bang dat er meer ontslagen dreigen te vallen. Ik wil daar wat meer duidelijkheid over hebben, zodat wij hier niet over één of twee jaar weer praten omdat er weer ontzettend veel ontslagen zijn gevallen.
Als laatste vraag ik om meer spoed te zetten achter de informatieverstrekking aan de Kamer. Daar moet echt rekening mee worden gehouden.
Mevrouw Hamer (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording, maar ik sluit me aan bij het gevoel van sommige sprekers voor mij. Het zou helpen als nog iets concreter zou worden waarmee we hier vandaag weggaan. Ik doe dus een oproep aan de minister om dat in haar tweede termijn te proberen.
Ik kom toch nog terug op de oproep om de minister-president «in te zetten». Dat is toch heel vriendelijk geformuleerd. Hij is voorzitter van ons Innovatieplatform. Hij is zolang het kabinet zit – we weten allemaal niet hoe lang dat duurt – het gezicht van ons land. Ik doe echt een oproep aan de minister om het gesprek dat niet is doorgegaan, alsnog te laten plaatsvinden. Dat heb ik in mijn eerste termijn al gezegd en dat blijf ik zeggen. Hoe meer hij mee heeft van huis uit, hoe beter het zal gaan, maar als je niet geweest bent, heb je het zeker niet gedaan. Zo praktisch zou ik willen zijn.
Dan het vestigingsklimaat. Ik heb begrepen dat juist de heer Kortlever van MSD zich daar nogal negatief over heeft uitgelaten. Ik wil van de minister weten of hij de plank heeft misgeslagen of dat er ook in Nederland iets verkeerd is gegaan. Ik wil ook van de minister weten hoe wij ervoor zorgen dat er een duurzame ontwikkeling komt van geneesmiddelen in Nederland.
Ik kom bij het science park. Ook ik vind dat nu een beetje blijft hangen wat er precies gaat gebeuren. Ik heb nadrukkelijk in mijn eerste termijn gevraagd om de rol van de werknemers daarin heel duidelijk aan te geven en ik vind die vraag onvoldoende beantwoord. Ik wil dat echt nog helderder horen, want ik denk dat juist dat voor de mensen ongelooflijk belangrijk is.
Ik heb goed geluisterd naar wat er over het mobiliteitscentrum is gezegd. Daar gaan we de minister, en vooral haar collega, goed aan houden.
Ten slotte sluit ik me aan bij de signalen die zijn gegeven over het domino-effect op andere bedrijven. Ik begrijp dat de minister zegt dat zij demissionair is en geen nieuw industriebeleid kan maken. De Kamer is echter niet demissionair. Zij kan de minister wel vragen om gegeven deze noodmaatregel en deze noodtijd alles te doen om te voorkomen dat er meer bedrijven verloren gaan.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik dank haar ook voor de toezegging over de dwanglicentie. Ik heb daar nog een vraag over. Ik hoor de minister heel duidelijk zeggen dat de heer Clark heeft aangegeven dat een en ander in bepaalde gevallen, «case by case», bezien zal gaan worden, en dan ook nog met een «open mind». Dat zijn processen die soms heel lang kunnen duren. Hoe lang duurt het traject van de inzet van zo'n dwangoctrooilicentie?
Ook over de life sciences heb ik nog zorgen. Als het niet doorgaat, omdat bijvoorbeeld sprake is van gebrek aan financiële middelen, welk plan B hebben we dan? De minister schrijft in haar brief dat er ook andere ideeën zijn die kunnen worden uitgewerkt. Welke ideeën zijn dat? In de periode waarin min of meer al gekeken werd naar de bedrijfseconomische omstandigheden, zijn wel investeringen gepleegd. Zijn die onderdeel van de onderhandelingen met MSD die nog gaande zijn, bijvoorbeeld over de inzet van een life sciences park?
Ik heb ook gevraagd naar de verbetervoorstellen die MSD heeft opgeworpen. De minister van VWS heeft een aantal verbetervoorstellen meegenomen. Mijn vraag was of die zijn gerealiseerd.
Tot slot kom ik bij de massaontslagen. Ik weet dat er eerst een or-adviesaanvraag moet komen et cetera. In de praktijk komt er echter vaak een soort natuurlijke uitstroom op gang als sprake is van massaontslagen. Wordt die op een of andere manier gefaciliteerd?
De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik heb nog drie punten.
Ten eerste ben ik blij met het bestuurlijk commitment, dat de minister ook uitspreekt, om zich voor een nieuwe campus in te zetten, zij het dat ik het ook eens ben met het gevoel, dat onder andere de heer Ulenbelt heeft geuit, dat wij er echt voor moeten zorgen dat dit body, betekenis en substantie krijgt. Daarvoor is het wellicht nodig dat er tijd wordt gekocht. Kan er in het effectueren van het ontlag door MSD tijd worden gekocht om dit kans van slagen te geven? Ik begreep dat er zorg bestaat over de vraag of er voldoende tijd is om mensen dat nieuwe perspectief op een park te kunnen geven.
Ten tweede ben ik blij dat de minister, hoewel demissionair, een discussie over nieuwe industriepolitiek toejuicht. Het kabinet is niet de enige die dit kan doen. De Kamer kan dit natuurlijk ook oppakken. Ik hoor dat dit ook bij collega's leeft. Wij zouden kunnen overwegen om dit thema in de vorm van een hoorzitting met mensen uit het bedrijfsleven en kennisinstituten op de agenda te zetten. Ik leg deze suggestie hier neer en hoop dat die wordt gedeeld.
Ten derde is er toch de zorg voor een domino-effect van de ontwikkelingen die wij nu meemaken bij Organon. De minister heeft duidelijk aangegeven dat er inventarisaties zijn gemaakt van sterktes en zwaktes, ook in deze casus. Kan de minister daar iets meer over zeggen of kan ze de Kamer daarover op een later moment informeren? Het niet inspelen op gesignaleerde zwaktes kan namelijk tot gevolg hebben dat de afweging in andere gevallen op dezelfde manier wordt gemaakt. Kwartjes kunnen soms door heel kleine dingen net de verkeerde kant op vallen. Ik pleit er echt voor om hier met elkaar buitengewoon scherp op te zijn. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.
De voorzitter: Dan is nu het woord aan de minister. Gezien de tijd sta ik geen interrupties toe.
Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Volgens mij heb ik een aantal toezeggingen gedaan waar de Kamer niet omheen kan, maar ik wil die best nog een keer herhalen als dat nodig is. Misschien komt het door de hectiek.
In de eerste plaats het science park. Dat businessplan moet er dit jaar zijn, wil het volgend jaar van start kunnen gaan. Dat betekent in de tweede plaats dat een aantal andere vragen, bijvoorbeeld over dwanglicenties en het omgaan met intellectueel eigendom, zo snel mogelijk beantwoord moet worden.
De voorzitter: Die vragen moeten inderdaad eerst beantwoord worden. Misschien kan de minister aangeven wanneer die vragen beantwoord zullen zijn? Dan kunnen wij daar ook op rekenen.
Minister Van der Hoeven: Dat is goed. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer over de voortgang van het proces informeer. De eerste voortgangsrapportage krijgt zij in september. Daar komt dit in.
In de derde plaats kom ik op alles wat te maken heeft met UWV. Dat is voldoende helder en zal door de Kamer worden opgepakt met mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik heb een toezegging gedaan over het betrekken van de werknemers bij wat er rond het science park moet gebeuren. Ik zal zorgen dat dit gebeurt, maar de wijze waarop wil ik bespreken met de ondernemingsraad, het bedrijf en de werkgroep die er is. Ook daarvan laat ik de uitkomst weten in de voortgangsrapportage in september.
Dan kom ik op het vierde punt. Het kan natuurlijk helemaal geen kwaad als de minister-president ook nog een keertje met de heer Clark belt. Het gaat nu echter om iets anders, namelijk de insteek. Ik heb heel goed geluisterd. In het geval van de heer Ulenbelt is de insteek van zo'n gesprek het terugdraaien van het besluit. Daar kan ik de minister-president niet mee op stap sturen, want hij heeft helemaal niets in handen om dat te regelen. De insteek van de andere woordvoerders is ervoor te zorgen dat het science park een kans krijgt en dat het afgegeven commitment wordt geformaliseerd en gematerialiseerd. Dat is een heel andere insteek. Ik zal dat met de minister-president bespreken. Ik zal hem uiteraard ook meedelen wat hier gezegd is en wat ik inmiddels zelf gedaan heb. Daarna mag ik het namelijk zelf verder oplossen. Dat is geen punt, dat doe ik graag.
Ik kom op mijn vijfde punt. Ik wil dolgraag werken aan een nieuw industriebeleid, maar dat gaat niet op dit moment. De suggestie van de heer Van Hijum dat de Kamer daarvoor zelf een aantal zaken organiseert, ook in de aanloop naar hetgeen in een volgend kabinet geregeld moet worden, is helemaal geen gek idee. Doe dat vooral.
Dan de verbeterpunten. Mevrouw Ortega-Martijn, het klopt dat ik die niet heb genoemd. Als je het R&D-klimaat wilt verbeteren en in stand wilt houden, moet je daar voortdurend mee bezig zijn. In de afgelopen jaren is goed geïnvesteerd in succesvolle publiek-private samenwerking, maar er kunnen zaken beter. Laat ik een voorbeeld noemen. De beoordelingscapaciteit van het College voor zorgverzekeringen is uitgebreid. Daardoor kunnen vertragingen bij de behandeling van vergoedingsaanvragen voor geneesmiddelen worden weggewerkt. Dat is een van de verbeterpunten waarop met name werd gewezen. Daarnaast werkt collega Klink aan verbeteringen op het gebied van klinisch onderzoek met geneesmiddelen. Er valt in de komende periode zeker nog winst te behalen bij het aantrekkelijker maken van Nederland als plaats voor klinisch geneesmiddelenonderzoek. Dat is het tweede verbeterpunt. Dat is ook een toezegging.
Ik heb geantwoord op de vragen over de dwanglicentie.
De heer Klaver (GroenLinks): Daarop heeft de minister niet helemaal geantwoord. Ik heb een toezegging gevraagd over het bepalen van patenten in Nederland.
De voorzitter: Mijnheer Klaver, ik sta geen interrupties toe. Dat geldt ook voor u. De minister is nog niet klaar met haar beantwoording. De minister heeft het woord en niet u, mijnheer Klaver.
Minister Van der Hoeven: Ik ga verder met de vraag van de heer De Jong of het science park ook ruimte biedt voor toekomstige studenten. Het is de bedoeling dat op de campus een mix komt van grotere en kleinere bedrijven. Daarbij horen ook start-ups van studenten. De samenwerking met universiteiten moet daarom van de grond komen. Je ziet dat clusters of campussen van bedrijven en kennisinstellingen vaker stages opleveren. Het is precies de bedoeling om op die manier een positief sneeuwbaleffect te bewerkstelligen.
Ik kom nog even op de patenten en licenties. Er is vrij veel gesproken over dwanglicenties. Dat is echter niet alles, want er zijn meer zaken mogelijk. Ik heb gesproken over patenten die zijn ontwikkeld in samenwerkingsverbanden. Er moet ook aan gewerkt worden om ervoor te zorgen dat die in Nederland blijven. Over dwanglicenties merk ik het volgende op. Op het moment dat zaken mogelijk zijn, moet je zaken ook doen. Het is van belang dat zoveel mogelijk patenten in Nederland blijven en hier tot geldigheid kunnen komen. Dat wilde men horen en dat zeg ik graag toe. Volgens mij heb ik dan zes toezeggingen gedaan.
De voorzitter: Minister, u bent heel goed bezig. U krijgt bijna applaus. Zo meteen wordt de wave nog ingezet, maar ik stel voor om dat niet te doen.
Ik bedank de minister voor haar beantwoording in tweede termijn. Ik herhaal even kort de toezeggingen. De Kamer krijgt in september een eerste voortgangsrapportage. Daarin zullen de verschillende elementen van dit overleg aan de orde komen. Ook de minister-president wordt benaderd door de minister.
Minister Van der Hoeven: De minister-president gaat niet op kosten van de belastingbetaler naar de Verenigde Staten, maar hij gaat bellen.
De voorzitter: Ik was nog niet klaar. Ik begrijp dat de minister-president gaat bellen en niet naar de Verenigde Staten toegaat. De Kamer wordt in de voortgangsrapportage ook daarover en over eventuele vervolgstappen geïnformeerd. De minister zei in eerste termijn dat zij ook nog op bezoek gaat bij het bedrijf. Wij zien allemaal met belangstelling tegemoet hoe zich dit ontwikkelt.
De heer Ulenbelt heeft een punt van orde.
De heer Ulenbelt (SP): Als het geen reces zou zijn, hielden wij hierna een vervolgvergadering in de plenaire zaal. Ik heb een voorstel gedaan en ik begrijp dat er een meerderheid lijkt te zijn – daar ben ik niet helemaal zeker van – die vindt dat de minister met een bepaalde missie op pad moet.
De voorzitter: Nee, ik stel voor dat wij hier niet een soort procedurevergadering van maken. U was ook even weg. In de beantwoording heeft de minister helder aangegeven dat zij met de minister-president in overleg gaat en dat het wellicht een goed idee zou zijn – zo heeft zij het geformuleerd – dat ook de minister-president contact opneemt met de directie van het bedrijf om een aantal dingen te bespreken. De minister zal hier straks nog iets over zeggen. Begin september – dat maak ik ervan, want het lijkt mij goed om het tempo erin te houden – zullen wij hierover worden geïnformeerd, maar ik ga hier nu niet een uitgebreide procedurevergadering houden. Dit lijkt mij een toezegging van de minister. Het is mij ook niet helder of een meerderheid instemt met het verzoek van de heer Ulenbelt. Ik moet zeggen dat ik geen meerderheid heb kunnen constateren, want er waren verschillende varianten op het thema wat de minister-president wel of niet zou moeten doen. De minister van EZ wil nog kort reageren op het punt van de heer Ulenbelt.
Minister Van der Hoeven: Ja, want de heer Ulenbelt was er toen niet. Volgens de heer Ulenbelt zou de doelstelling van een dergelijk gesprek het terugdraaien van besluiten moeten zijn. Ik heb aangegeven dat ik de minister-president niet met zo'n boodschap op pad kan sturen, aangezien dat gewoon niet mogelijk is en hij dan met lege handen staat. Ik heb ook aangegeven dat ik constateer dat met name voor de overige leden van de commissie heel helder is dat een gesprek wel zin zou hebben, maar dan gericht op de toekomst en op het formaliseren en materialiseren van het commitment van MSD.
De voorzitter: En de minister-president gaat bellen. Dat moet toch even worden samengevat; dat lijkt mij wel prettig.
Voordat ik deze vergadering sluit, dank ik de minister voor haar aanwezigheid. Ik dank ook haar ambtenaren en natuurlijk ook alle mensen die vanuit Oss en omstreken hierheen zijn gekomen. Ik wens hun heel veel succes bij al hun activiteiten en een goede thuiskomst vanuit Den Haag. Ik dank natuurlijk ook mijn collega's voor hun aanwezigheid. U weet het: een reces is geen vakantie. We moeten de komende weken wellicht nog heel doen, maar ik wens u verder een heel prettige dag.