Vastgesteld 11 november 2014
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 23 september 2014 overleg gevoerd met Minister Kamp van Economische Zaken over:
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 8 november 2013 over de Visie op lokale energie (Kamerstuk 30 196, nr. 222);
− schriftelijke vragen van het lid Agnes Mulder d.d. 29 november 2013 over energiebelasting, btw en salderen;
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 8 mei 2013 over de stand van zaken met betrekking tot het voorstel tot het opstellen van een eenvoudige energierekening (Kamerstuk 29 023, nr. 147);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 24 april 2014 over de tarieven en de kostenstructuur van de Nederlandse elektriciteits- en gasnetwerken (Kamerstuk 29 023, nr. 166);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 8 mei 2014 over het uitstel van de toezending van de beleidsbrief STROOM (Kamerstuk 29 023, nr. 168);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 18 juni 2014 over de wetgevingsagenda STROOM (Kamerstuk 31 510, nr. 49);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 4 juni 2014 met een reactie op het ING rapport «Stroomnet onder hoogspanning» en de Greenpeace-rapporten «Locked in the past: why Europe's big energy companies fear change», «PowE[R] 2030 – A European Grid for 3/4 Renewable Energy by 2030» en «De ruggengraat van de energievoorziening» (Kamerstuk 29 023, nr. 172);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 30 juni 2014 met een reactie op de brief van het G32-stedennetwerk te Lelystad over de kabinetsvisie lokale energie (Kamerstuk 29 023, nr. 173);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 22 september 2014 met een verslag van een schriftelijk overleg inzake het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking (Kamerstuk 31 239, nr. 178).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De ondervoorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Verheijen
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: De Liefde
Griffier: Peen
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Dik-Faber, Leegte, De Liefde, Agnes Mulder, Smaling, Van Tongeren, Jan Vos,
en Minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 16:04 uur.
De voorzitter: Welkom dames en heren. Wij hebben vlak voor het zomerreces de eerste termijn van dit algemeen overleg gehouden. Die heb ik nog vers in het geheugen en ongetwijfeld geldt dat ook voor de collega's, de Minister en zijn ondersteuning. Wij gaan zo meteen dus beginnen aan de tweede termijn van dat algemeen overleg en zoals iedereen in dit huis ongetwijfeld weet, geldt daarvoor een wat kortere spreektijd dan voor de eerste termijn.
Op verzoek van de commissie is aan de agenda het verslag van een schriftelijk overleg toegevoegd inzake het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking. Ik vraag de collega's om in hun inbreng aan te geven of zij kunnen instemmen met de inhoud van dat verslag, wat zij daarmee willen doen en of zij daarover in tweede termijn bijvoorbeeld vragen willen stellen.
Er is een aantal toezeggingen gedaan in de eerste termijn. Die zal ik aan het eind van deze tweede termijn oplezen.
Ik stel voor dit overleg een spreektijd voor van twee minuten per fractie en één interruptie per fractie.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Dit weekend liepen wereldwijd honderdduizenden mensen mee in de People's Climate March. Uit onderzoek bleek dat 70% van de Nederlandse kiezers wil dat er een verplichting komt voor het opwekken van een bepaalde hoeveelheid schone energie en we zien dat huishoudens al minder stroom verbruiken. De burgers komen dus over de brug, nu het kabinet nog! Als ik bijvoorbeeld kijk naar de regeling voor burgers voor het zelf in energiecoöperaties opwekken van schone energie, zie ik dat deze verbetering verdient. Je ziet dat ook aan de kritische houding van de PvdA, het CDA, de SP, de ChristenUnie en D66.
De btw-problematiek van de coöperaties is groot. Ik heb nog niet met één woordvoerder van een coöperatie gesproken die echt begrijpt hoe het zit en belastinginspecteurs schijnen verschillende adviezen te geven. Kan de Minister uitleggen hoe hij dat probleem gaat aanpakken en op welke wijze hij helderheid wil scheppen voor deze sector?
In de SDE-plusregeling is er voor de projecten sprake van fiscale zekerheid gedurende vijftien jaar. Zou je dat voor coöperaties ook niet moeten overwegen?
Is het mogelijk dat de Minister een aantal standaard cases uitwerkt of dat hij een aantal standaardvoorwaarden opstelt opdat men in een energiecoöperatie weet waaraan men toe is?
Waarschijnlijk ben ik nu door mijn spreektijd van twee minuten heen.
De voorzitter: Nee, nog niet.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Nog niet?
De voorzitter: Dat gebeurt niet vaak.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Nee.
Ik wil van de Minister een reactie op het duidelijke draagvlak van de Nederlandse burgers voor schone energie en het versneld afstappen van fossiel, en op het feit dat – mocht de Minister kennis hebben genomen van het onderzoek dat recent is gedaan – er totaal geen steun is voor schaliegas.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister mede namens mijn collega van GroenLinks en zijn ambtenaren voor de antwoorden in eerste termijn.
Om de markt te helpen bij de betaalbaarheid van de energietransitie is het niet verstandig, netbeheerders extra taken te geven zoals een taak ten behoeve van de opslag. In april 2014 zei de Minister dat de plaatsing van laadpalen geen taak is van de netbeheerder, maar toch wordt daarmee doorgegaan. Kan de Minister de netbeheerders opleggen, daarmee te stoppen en kan de informatie die is verkregen op basis van ervaringen die met die met publiek geld betaalde laadpalen zijn opgedaan, met de markt gedeeld worden?
Sinds de splitsing zijn er alleen al bij het netwerkbedrijf Alliander 1.500 mensen bij gekomen. In het jaarverslag staat dat de post overige activiteiten een verlies oplevert van 27 miljoen euro. Het zijn allemaal kosten van activiteiten die niet bij netbeheerders thuishoren. Het zijn kosten van activiteiten die ook de markt goed kan uitvoeren. Onlangs stegen de transporttarieven met 14%; het is de consument die de rekening moet betalen voor deze experimenten van de netbeheerders. De Minister zei in eerste termijn dat sommige extra taken door netbeheerders gedaan zouden moeten kunnen worden ten behoeve van de netstabiliteit. Dat klinkt elegant, maar het gaat er juist om dat die netstabiliteit door de markt tot stand wordt gebracht. Opslag moet een marktactiviteit zijn die concurreert met andere flexibiliteitsdiensten. Het is de rol van de netbeheerder, de maatschappelijke kosten laag te houden en te kiezen uit een waaier van aanbiedingen, zoals die van vraagsturing, het op- en afregelen, opslag of additionele netinvesteringen. Een netbeheerder die een van die opties in eigen beheer heeft, zal natuurlijk altijd voor die optie kiezen en dat zal uiteindelijk duur zijn en door de consument moeten worden betaald. Ik wil graag dat de Minister toezegt dat er geen extra taken voor de netbeheerders komen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Heren gaan voor!
De voorzitter: Mijnheer Vos, van mevrouw Van Tongeren mag u voor gaan, dus ik geef u eerst het woord.
De heer Jan Vos (PvdA): Die samenvatting is voor uw rekening!
Ik was erg gecharmeerd van het onderzoek – het is overigens jammer dat de PVV er vandaag niet is – waaruit blijkt dat een meerderheid van de achterbannen van alle politieke partijen voorstander is van het verplicht opwekken van duurzame energie. De heer Leegte zei net dat hij de markt graag wil helpen bij het op een zo goedkoop mogelijke wijze doormaken van de transitie naar duurzame energie. Is het niet zo dat zijn kiezers die duurzame energie willen? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de kritische opstelling van zijn fractievoorzitter inzake de klimaattop in New York tijdens de algemene beschouwingen?
De heer Leegte (VVD): Die opmerking ging niet helemaal over mijn spreektekst, maar de heer Vos doelt op het onderzoek van Greenpeace. Het is altijd interessant om na te gaan welke vragen daarin zijn gesteld. Als je dat doet, zie je dat het logisch is om op al die vragen met ja te antwoorden. Ik kan me voorstellen dat, als de PVV – die nu niet is vertegenwoordigd – of een andere partij een onderzoek uitzet naar de weerstand tegen hernieuwbare energie, op basis van nog veel meer overtuigende cijfers kan worden gezegd dat niemand het wil. Greenpeace praat immers niet over de betaalbaarheid, Greenpeace praat niet over de toenemende CO2-uitstoot en Greenpeace praat niet over de risico's van de netstabiliteit. Op de gestelde vraag of men afhankelijker wil worden van Russisch gas, is het antwoord ja. Gevraagd wordt of de oplossing dan is om dat verplicht te stellen. Hiermee wordt getrechterd naar de oplossing, dus ik raad iedereen aan om het onderzoek te lezen en te letten op het «toeleidende» karakter van de vijf door Greenpeace gestelde vragen en pas dan tot een oordeel te komen. Natuurlijk beantwoordt iedereen die vragen met ja. Op de achterliggende vragen of mensen het willen betalen, of zij een windmolen in hun tuin willen en of zij de risico's zien, zouden heel andere antwoorden worden gegeven, mijnheer Vos.
De heer Jan Vos (PvdA): Het onderzoek is uitgevoerd door TNS NIPO. Ik denk dat heel weinig mensen in Nederland, waaronder de heer Leegte van de VVD, twijfelen aan de betrouwbaarheid van dat instituut. Kan ik concluderen dat de VVD-fractie, bij monde van fractievoorzitter de heer Zijlstra, een stuk kritischer is dan de achterban van de VVD? Daarin staat de VVD dan overigens niet alleen, want dat is bij de PVV ook het geval. Ik vind dat ik hiermee iets interessants heb waargenomen.
De heer Leegte (VVD): TNS NIPO is een gerenommeerde instelling. Ik heb marktonderzoek bij Unilever gedaan toen ik daar werkte. Overal geldt dat je dat wat je erin stopt, eruit krijgt: shit in, shit out. Als Greenpeace vragen stelt die leiden naar hernieuwbare energie, komt dat antwoord eruit. Daar is het onderzoeksbureau indifferent aan. Dat is mijn punt. Dus: ja, het is een leuk onderzoek en het doet aardig mee, maar in de kern gaat het erom of de CO2-uitstoot daalt en of het betrouwbaar is. Op al die punten – kijk naar Duitsland – zien we allemaal dat het niet meewerkt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik hoor in elk geval tot mijn verdriet dat de uitkomst van een onderzoek volgens de VVD-fractie afhangt van degene die de opdracht geeft en niet van de vraag of het een gerenommeerd bureau is. We zullen dat in ons achterhoofd houden in de discussie over het schaliegas en de onderzoeken daarover die loskomen. Mijn vraag heeft betrekking op ondernemende burgers. De VVD – misschien is zij hierbij geholpen door de uitkomsten van dit onderzoek – zegt altijd dat ondernemerszin, het zelf doen van dingen en het participeren belangrijk zijn. Vindt de VVD met GroenLinks dat we die ondernemende burgers moeten faciliteren en dat we geen enorm grote hindernissen moeten opwerpen in de vorm van grote hoeveelheden administratieve lasten?
De heer Leegte (VVD): Het hoofdkantoor van Greenpeace staat op een A-locatie. Greenpeacemedewerkers gaan zelfs met het vliegtuig naar het werk. Dat doen zelfs medewerkers van Unilever niet. Greenpeace handelt in derivaten. Op geen enkele manier is zij dus een ander soort organisatie dan elke andere organisatie die graag gelijk wil hebben en «geleide» vragen stelt. Dat konden we ook nu weer zien. Natuurlijk wil je het nemen van initiatief door burgers stimuleren. Natuurlijk moeten regels dan zo veel mogelijk «weggemaakt» worden. Als we het echter hebben over decentrale energie, moeten we ook zien dat de kosten daarvan hoog zijn en dat iemand die moet betalen. Het is mijn verantwoordelijkheid om ten behoeve van het algemeen belang te kijken hoe de verdeling is tussen degene die een dak heeft, een zonnepaneel kan neerleggen en dus geld krijgt en de groep mensen die dit moet betalen: mensen die een uitkering hebben, die geen eigen huis hebben, die dus vaak in een minder bevoorrechte positie zitten. Het is lastig om die afweging te maken, dus zeg ik: laten we het rustig aan doen. Het beleid dat voortvloeit uit het Energieakkoord is behoedzaam; dat leidt langzaam aan tot innovatie en dat leidt langzaam aan tot een energietransitie.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Tussen de zinnen door met een heleboel aantijgingen tegen Greenpeace hoorde ik in elk geval de zin dat de VVD met GroenLinks vindt dat er geen onnodige bureaucratische hindernissen moeten zijn voor ondernemende burgers, bijvoorbeeld voor energiecoöperaties. De Belastingdienst had dit jaar gerekend op 100 energiecoöperaties. Er zijn er echter maar twee up and running. De vertegenwoordigers van de energiecoöperaties met wie ik spreek, zeggen dat dit te wijten is aan ingewikkelde administratieve toestanden en onduidelijkheid over de belasting. Wil de VVD met GroenLinks optrekken om ervoor te zorgen dat helder wordt hoe het met de belastingen zit en om de administratieve lastendruk voor deze ondernemers te verminderen?
De heer Leegte (VVD): De vraag stellen, is deze beantwoorden. In eerste termijn heb ik de Minister gevraagd of teruglevering mogelijk is via een creditnota, omdat dit veel eenvoudiger is dan dit te doen via de Belastingdienst. Bij de Belastingdienst krijg je namelijk te maken met het probleem dat de leveringsjaren andere zijn dan de fiscale jaren waardoor het administratief gezien heel ingewikkeld is, niet alleen voor de Belastingdienst maar ook voor de energiebedrijven. Het antwoord op die vraag is dat ervoor gekozen is, te betalen via de Belastingdienst. Dat is het antwoord waarmee wij moeten leven. Misschien heeft de Minister in tweede termijn een aanvulling op zijn antwoord in eerste termijn. Zoals u weet, zou mijn oplossing zijn dat een energiebedrijf gewoon een creditnota kan krijgen opdat onmiddellijk te zien is wat het voordeel is van het zonnepaneel: men krijgt dan onmiddellijk boter bij de vis. Dat is veel beter dan te proberen alleen dingen bij de Belastingdienst beter te maken.
De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Er blijven een paar punten liggen.
Het eerste punt is de salderingsregeling. Het kost acht tot tien jaar om een zonnepaneel op je dak terug te verdienen. Mensen met zo'n zonnepaneel willen dus investeringszekerheid, zoals dat wordt genoemd. In eerste termijn heeft mijn fractie al gesteld dat die investeringszekerheid gelijk zou moeten zijn aan die voor het bedrijfsleven zoals die in het Energieakkoord staat. Het antwoord dat de Minister in mijn vraag daarover heeft gegeven, vind ik bemoedigend. De Minister maakt namelijk een stap door te zeggen dat hij in ieder geval tot 2020 zekerheid wil geven. Die termijn is echter niet gelijk aan die in het Energieakkoord. Daarin staat namelijk 2023. Er is dus nog sprake van een onderscheid, terwijl mijn fractie voorstander is van het gelijkstellen van de zekerheidstermijnen voor consumenten en bedrijven. Ik wil hierop graag nog een keer een reactie van de Minister. Ik kondig alvast aan dat we overwegen om op dit punt een motie in te dienen.
Mijn tweede punt betreft de postcoderoosregeling, ofwel de regeling opwekking decentrale energie. Daarvoor is 10 miljoen euro uitgetrokken. Dat is heel weinig geld vergeleken met het gemiddelde bedrag van 3,6 miljard dat we voor de SDE-plusregeling uittrekken, maar die 10 miljoen wordt natuurlijk niet uitgegeven nu er, als ik het goed begrepen heb, zes projecten gehonoreerd zijn. Het gaat dan om de punten die ook door de collega van GroenLinks zijn aangehaald, te weten: de btw-plicht en de termijn van investeringszekerheid die vijftien jaar zou kunnen worden in plaats van tien jaar. En ik heb het al eerder gehad over het werken met een gemeentegrens in plaats van uit te gaan van de postcoderoosregeling. Die regeling loopt namelijk nog niet. Is de Minister in de toch wel lange periode tussen de eerste termijn en de tweede termijn van dit AO tot andere inzichten gekomen? Zo ja, dan verneem ik graag welke dat zijn.
Ik heb twee korte vragen over wind op zee. Wanneer komt de brief met de uitgebreide onderbouwing en toelichting op het besluit om bestaande vergunningen definitief niet te gebruiken? Hoe denkt de Minister om te gaan met de bestaande vergunningen? Graag wil ik een onderbouwing over het realiseren van het afgesproken groeipad. Klopt het dat de mogelijkheid van wind op zee voor SDE-plus 2014 alsnog met terugwerkende kracht uit de regeling gehaald wordt? Daarover hebben wij namelijk geluiden gehoord.
De heer Smaling (SP): Voorzitter. Meestal «doe» ik een keer per week een rondje regionale bladen en ik word dan altijd erg enthousiast over de vaart ten aanzien van het zonnepanelengebeuren. Of ik nu de Stentor, Tubantia, PZC of Dagblad van het Noorden lees, het gaat hard. Ik deel de opvatting van de heer Vos over het salderen. Ik voeg daaraan een punt toe, namelijk dat van de ontzorgmotie van Marijke Vos van de Eerste Kamer waarover de Minister in eerste termijn nog niet heel uitgesproken is geweest. Wij zouden er erg voor zijn als de Minister daaraan zijn fiat gaf.
Mijn tweede punt is wind op land. Ongeveer een jaar geleden mocht ik invallen voor Paulus Jansen in een AO over wind op land. Ik heb de Minister toen verzocht om, als 80 tot 90% voor elkaar is, wat extra energie te besteden aan het fine tunen van de laatste 10%. Hij heeft toen gezegd dat zeker te gaan doen. Je ziet nu dat in veel plaatsen de acceptatie van en de participatie in wind op land vorm begint te krijgen, maar er blijft toch een paar lastige plekken in het land over. Ik doe een beroep op de Minister om met name in het dorp Meeden bij Zuidbroek goed te kijken wat er gebeurt. Er is een variant in de tas van de gedeputeerde die niet de instemming heeft van de gemeente Menterwolde. Er is een variant die wel door de hele gemeente wordt gesteund, maar die gaat het niet worden tenzij de Minister een biertje gaat drinken met de gedeputeerde of hij iets anders probeert om dit laatste vlekje weg te werken ten behoeve van de ontwikkeling van wind op land in Groningen. Dit geldt ook voor de Drentse Veenkoloniën. Ik zal daarop nu niet verder ingaan. We zijn goed op weg, maar investeer juist in het allerlaatste beetje draagvlak dat met name wind op land zo nodig heeft.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. In eerste termijn heb ik al aangegeven dat het CDA echt werk wil maken van het regionaal en lokaal opwekken van energie en een duurzame variant daarvan. Heel veel mensen zijn hiermee enthousiast aan de gang gegaan. Zij willen heel erg graag gezamenlijk zonnecollectoren op daken van de school of de sportvereniging leggen. In het Energieakkoord van de SER is hiervoor de postcoderoosregeling opgenomen. Minister Kamp gaf twee maanden geleden aan dat er niets mis was met die postcoderoosregeling. De regeling die inmiddels bijna een jaar bekend is, is een half jaar geleden in werking getreden en er zijn zes projecten goedgekeurd. Die projecten liggen echter wel stil omdat onduidelijk is wat er met de btw gebeurt. De Minister gaf aan dat hierover in het derde kwartaal meer duidelijkheid zal worden gegeven. Dat derde kwartaal loopt op zijn eind, dus misschien kan de Minister daarover vandaag al iets zeggen.
Wat is het streefdoel van de Minister wat het aantal projecten betreft op basis van de postcoderosregeling? Er zijn nu zes goedgekeurde projecten. Misschien worden dat er twaalf in twee jaar. In hoeverre is de Minister bereid om met de postcoderoosregeling zekerheid te geven gedurende een periode van vijftien jaar, net als in de SDE-plusregeling het geval is? Dit om de postcoderoosregeling echt van de grond te krijgen. Wij hebben begrepen dat in de onderhandelingen over het Energieakkoord van de SER die periode van vijftien jaar eigenlijk altijd wel is genoemd, maar we zien die niet terug.
Het CDA overweegt om een motie in te dienen om tot een aparte regeling te komen voor coöperaties en SDE-plus.
Een andere vraag is hoe we met de financiële houdbaarheid omgaan van de regeling voor het salderen. Collega Vos gaf daarover ook al iets aan. Hoe kunnen we het dan voor de particulieren aantrekkelijk blijven maken om energie op te wekken terwijl bestaande investeringen worden beschermd? We denken na over het indienen van een motie op dat vlak.
Hoe staat het met de appreciatie van het kabinet van de gedragscode van de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA)? Is de Minister bereid om ook een appreciatie te geven van de gedragscode van de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbinus? Wij hoopten dat er een gezamenlijk gedragen gedragscode zou komen, maar wij moeten helaas constateren dat er nu twee gedragscodes liggen. Wij vragen ons af wat de Minister zou kunnen doen om de partijen nader tot elkaar te brengen wat de gedragscode betreft. Als wij in Nederland windenergie willen, zal dat «gedragen» moeten zijn. Wat kan de Minister daaraan doen?
De voorzitter: U bent door uw tijd heen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik vermoedde dat al voorzitter.
De voorzitter: De heer Leegte wil u graag een vraag stellen.
De heer Leegte (VVD): Wij horen nu een verhaal over coöperaties en kleine dingen die misschien in dit AO passen, maar de politiek leider van het CDA, de heer Van Haersma-Buma, heeft het over nieuwe kerncentrales. Wat is de prioriteit van het CDA? Vindt u dat we minder onafhankelijk moeten worden, dat er minder CO2-uitstoot moet zijn en dat we moeten inzetten op nieuwe kerncentrales, of vindt u dat we ervoor moeten zorgen dat coöperaties het gemakkelijker krijgen?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het is mooi dat de heer Leegte van de VVD denkt dat het gescheiden trajecten zijn die dus helemaal niet gezamenlijk zouden kunnen oplopen. Op dat punt hebben het CDA en de VVD dan een meningsverschil. Wij vinden het erg belangrijk om hernieuwbare energie op te wekken als onderdeel van het onafhankelijk worden van landen als Rusland en daar willen wij volop op inzetten. De heer Leegte kan ook in onze tegenbegroting zien dat wij daarop blijven inzetten. Dat is belangrijk voor ons en wij willen dat dit van onderop gedragen wordt. Vandaar dat wij aan de Minister die vraag stellen over die gedragscode voor windenergie.
De heer Leegte (VVD): Ja, maar het grote punt van de algemene politieke beschouwingen had betrekking op de nieuwe kerncentrales die het CDA wil. Ik hoorde haar daar net helemaal niet over. Ik vind het niet onverstandig. Ik kan me best voorstellen dat je zegt dat CO2-uitstoot een probleem is, dat je wilt dat er minder CO2-uitstoot komt en dus dat je alles op alles gaat inzetten, zowel op hernieuwbare energie als op kerncentrales. Het verbaast mij dan ook dat u dat punt nu niet noemt en dat u, als ik u daarnaar vraag, uitsluitend op de gedragscode voor coöperaties blijft zitten. Ik zou zeggen dat, als we inderdaad werk willen maken van onafhankelijkheid en minder CO2-uitstoot, er ook een pleidooi komt om nog eens na te denken over de vraag van de kernenergie. Waarom horen we dat nu niet?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): De heer Leegte weet heel goed dat we het hier hebben over het opwekken van decentrale energie, dat dit de tweede termijn is van een debat dat wij over dit onderwerp voeren. Ik heb in eerste termijn ook niet gesproken over kernenergie en dat doe ik ook in tweede termijn niet. Volgens mij komt er nog een begrotingsbehandeling en het zou mij niet verrassen als het onderwerp daar terugkomt.
De voorzitter: Ik vermoed van wel en anders zal dat wel terugkomen in het wetgevingsoverleg over energie dat we met elkaar gaan voeren.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. De ChristenUnie staat voor duurzaam en decentraal en daarin passen geen kernenergie en schaliegas. Ik heb een bijzonder werkbezoek gebracht. Ik was namelijk bij de mijlpaal 1 gigawatt zonvermogen; de feestelijke onthulling van zonnepanelen op het sportpark Elinkwijk in Utrecht, georganiseerd door onder meer Odense decentraal.
Ik dank de Minister voor enkele toezeggingen die hij in eerste termijn heeft gedaan. Daarop ga ik graag in. Nu het doel van 1 gigawatt bereikt is, is veel potentieel onbenut in Nederland. Helaas lijkt de postcoderoosregeling daar nog geen grote veranderingen in te brengen. Er wordt steeds vaker naar alternatieven gezocht, zoals de SDE-plus. Ik wijs de Minister graag op het onderzoek van Atrivé, businesscases postcoderoos, op basis van vijf uitwerkingen van de postcoderoosregeling. Uit het onderzoek blijkt dat er drie barrières zijn, namelijk in de eerste plaats de termijn van tien jaar waartoe de Kamer vorig jaar heeft besloten. In de praktijk wordt die termijn dus als een tekort ervaren. Ook het aantrekken van vreemd vermogen wordt daardoor teveel belemmerd. Een tweede barrière is de grote afhankelijkheid van de medewerking van energieleveranciers. Het is voor hen namelijk niet verplicht om de belasting te verlagen. De derde barrière is de hoogte van de totale vergoeding die niet resulteert in een gezonde businesscase. Ik wil graag een reactie van de Minister op deze drie punten.
In eerste termijn heb ik de problemen met de tweede netaansluiting genoemd. De Minister heeft toezeggingen gedaan over de tweede aansluiting voor grootverbruikers, dan wel het plaatsen van een aparte meter bij een aansluiting voor grootverbruikers waarmee deze coöperaties geholpen zijn. Voor deze categorie zou de SDE-plusregeling echter ook een alternatief kunnen zijn. Voor de aansluitingen voor de kleinverbruikers is de SDE-plus geen alternatief. Uit het eerder genoemde onderzoek blijkt juist dat zij de businesscase niet rondkrijgen. Voorbeelden van coöperaties die afvallen – ik heb het over de kleinverbruikersaansluiting – zijn woningcorporaties, kantoren, boerenbedrijven, scholen en sportverenigingen. Exact voor deze projecten was de postcoderoosregeling interessant geweest.
De voorzitter: Wilt u afronden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ja voorzitter.
Ik begrijp dat de Minister vanwege het risico van overstimulering niet voor dezelfde oplossing kan kiezen als die voor de grootverbruikers, maar mijn brandende vraag is welke oplossing hij via de postcoderoosregeling wel wil bieden.
Wat de btw betreft sluit ik mij aan bij de vragen van de GroenLinks-fractie.
De voorzitter: Hartelijk dank. Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de commissie. De Minister heeft aangegeven dat hij meteen tot beantwoording over kan gaan, dus ik geef hem hiertoe het woord.
Minister Kamp: Voorzitter. Enkele woordvoerders begonnen over het
persbericht van Greenpeace naar aanleiding van het onderzoek van TNS NIPO. Uit het persbericht van Greenpeace bleek dat hun mensen erg gemotiveerd zijn om de overgang naar groene energie te maken. Daar zijn we natuurlijk allemaal blij mee. Althans, ik ben daar blij mee en ik denk dat de woordvoerders dat ook zijn. Het is echter niet zo dat dit persbericht van Greenpeace en dat onderzoek van TNS NIPO een-op-een op elkaar aansluiten. Ik heb op zijn minst enig begrip voor datgene wat de heer Leegte daarover opmerkte; je kunt met je vraagstelling natuurlijk invloed uitoefenen op de antwoorden. TNS NIPO heeft zelf informatie over het onderzoek gegeven en Greenpeace heeft dat ook gedaan. Greenpeace heeft natuurlijk zijn eigen overtuiging en achtergrond. Ik denk dat voor allen geldt wat voor ons geldt, namelijk dat we graag een succes maken van de overgang naar duurzame energie en dat we ook graag de overgang naar lokale energie laten slagen.
Los van persberichten en onderzoeken die worden gedaan, zie ik het hele project, de overgang naar duurzame energie, als iets waar zeer breed politiek draagvlak voor is. Wij weten wat er in de verkiezingsprogramma's stond. Bijna alle partijen hebben opgeschreven dat in 2020 echt een flinke overgang naar duurzame energie moet worden gemaakt. De VVD wilde 14%, D66 16% en de PvdA 18%. Uiteindelijk is het in het regeerakkoord 16% geworden en in het energieakkoord 14%. Die 16% komt dan weer terug in het jaar 2023. Voor die opgave sta ik nu en het is mijn politieke verantwoordelijkheid om dat te laten slagen.
Wij zijn nu bezig een mammoettanker bij te sturen. De hele samenleving is doordrenkt van fossiele energie. Alles is ingesteld op fossiele energie en wij willen de overgang maken naar duurzame energie. Wij hebben daarvoor een bepaalde periode uitgetrokken, namelijk tot 2050. Dan moet die overgang maximaal zijn bereikt.
Als je die mammoettanker wilt bijsturen, heeft het totaal geen zin om voortdurend met moties en amendementen kleine rukjes aan het stuurwiel te geven. Daar schieten wij niets mee op. Wij moeten een koers hebben voor de wat langere termijn. Wij moeten daarover afspraken maken, een goede visie hebben hoe wij dat voor elkaar kunnen krijgen en daaraan moeten wij consequent vasthouden. Ik geef de woordvoerders dit graag in overweging. Zij kunnen met moties en amendementen komen op de voorstellen die voorliggen, maar ik waarschuw ervoor dat dit geen kleine rukjes aan het stuurwiel moeten zijn die ertoe leiden dat wij de ene keer de ene en de andere keer de andere kant op gaan. Daardoor ontstaat alleen maar vertraging bij het bereiken van het doel.
Een voorbeeld is de regeling voor een verlaagd tarief voor de energiebelasting. Eerder is afgesproken dat de regeling zo lang zal duren als mogelijk is, maar op een gegeven moment kan er een wijziging komen. Die wijziging zullen wij dan vergezeld doen gaan van een goede overgangsregeling. Hoe die overgangsregeling eruit zal zien, kunnen wij nu niet zeggen omdat wij niet weten wat die wijziging inhoudt. Pas als zo'n wijziging aan de orde is, is een overgangsregeling van belang. De Kamer heeft in een amendement voorgesteld om voor tien jaar zekerheid te geven, maar nu hoor ik haar weer zeggen dat zij dat eigenlijk niet goed vindt en dat die periode moet worden opgerekt tot vijftien jaar.
Dat zijn die kleine rukjes aan het stuurwiel. Ik stel voor om een goede overgangsregeling te maken, de Kamer vraagt vervolgens bij amendement om een periode van tien jaar, maar nu vraagt zij om een periode van vijftien jaar. Daar kopen wij niet veel voor. Het is veel beter als wij ons realiseren dat het ieders bedoeling is om die processen te laten slagen. Als zich op een gegeven moment argumenten aandienen om iets te wijzigen, dan zullen wij die inzichtelijk moeten maken. Dan komen wij met een wijziging en wij zullen dat op een verantwoorde manier doen. Die wijziging zal gepaard gaan met een overgangsregeling waarbij wij uitgaan van de technische en economische levensduur van de investeringen die mensen hebben gedaan. Wij zullen dan bezien wat redelijk is om mensen recht te doen. Mijn intentie voor duurzame energie is bekend. De Kamer weet ook dat ik mensen recht wil doen en dat ik met een reële overgangsregeling wil komen als dat nodig is. Ik vraag haar om daarop te vertrouwen en niet telkens moties en amendementen in te dienen die mij dan weer de ene, dan weer de andere kant op sturen. Dit als opmerking vooraf.
De leden hebben een aantal onderwerpen aan de orde gesteld, maar niet dat wat wij vorige keer hebben besproken, namelijk het gebruik van de verlaagde energiebelasting voor bestaande projecten. Daar deed zich een probleem voor in de vorm van een tweede aansluiting die noodzakelijk was. Ik hoop dat de leden hebben ontdekt dat ik dit probleem inmiddels heb opgelost. Die tweede aansluiting is niet meer nodig. In de regel worden er installaties geplaatst waar al een goede meter in zit en daarmee kan dan worden volstaan. Als dit niet het geval is, kan er eenvoudig een aparte meter worden geplaatst die niet meer dan maximaal € 200 kost.
Wij moeten ook een oplossing zoeken voor het probleem van de belasting. De Kamer is ongeduldig en wijst erop dat al een tijd wordt gewerkt aan projecten om gebruik te maken van de verlaagde energiebelasting. Zij wijst erop dat de regeling al een halfjaar bestaat en is van mening dat de zes projecten die zijn gerealiseerd, veel te weinig zijn. Het is echter niet niks om zo'n project van de grond te krijgen. Je moet er een rechtspersoonlijkheid voor kiezen en een bepaalde technische oplossing. Vervolgens moet je mensen enthousiasmeren om deel uit te maken van die corporatie. Dan moet je de zaak financieren en je moet binnen de geldende regels blijven. Om dat vorm te geven, heb je echt wel een jaar nodig. Ik vind het mooi dat er al zes projecten zijn. Dit zijn vooral projecten die al eerder waren gestart en die nu onder deze regeling worden gebracht. Wij zijn druk bezig om allerlei partijen te stimuleren om van deze regeling gebruik te maken. Er zijn al vier voorlichtingsbijeenkomsten geweest en er zijn enkele honderden initiatieven in het land in zicht van mensen die daarvan gebruik willen maken. Wij zullen die mensen stimuleren met informatie, wij zullen hen op ideeën brengen en hen ondersteunen door een oplossing te zoeken voor de problemen waarmee zij worden geconfronteerd. Zij kunnen dan goed gebruikmaken van deze mogelijkheid.
Wij moeten ook niet te ongeduldig zijn. Wij zetten dit nu met deze projecten in gang, maar wij gaan daar nog tientallen jaren mee door, omdat er nog heel veel lokale energie kan worden opgewekt. Ik vind dit een prima regeling. Het is heel goed dat die corporaties er komen en dat mensen hierdoor worden gemotiveerd om betrokken te raken bij duurzame energie. Ik ga daar zeker mee door.
Voor de btw-problematiek hebben we in overleg met het veld gekeken welke casus het beste door de Belastingdienst kan worden afgehandeld. Wij hebben gekozen voor de casus in Eindhoven. Die casus is voorgelegd aan de Belastingdienst. De Belastingdienst beschikt nog niet over alle informatie die hij nodig heeft. Daarnaar is gevraagd bij de initiatiefnemers. Zodra die informatie is ontvangen, zal ik ervoor zorgen dat de Belastingdienst binnen een maand uitsluitsel geeft. Ik hoop dat ik dan kan constateren dat de zaak is opgelost. Als dit niet het geval blijkt te zijn, zullen wij kijken hoe de zaak wel kan worden opgelost. Dat dit mijn streven is, blijkt ook uit het feit dat wij die experimenten-AmvB opzetten. Er worden experimenten opgezet in verschillende schaalgroottes, los van alle regels. Als dan blijkt dat je iets kunt laten slagen als bepaalde regels worden weggenomen of veranderd of als er nieuwe regels komen, dan kunnen wij dat vervolgens weer in wet- en regelgeving omzetten. Dit is een heel consequente manier, gericht op de lange termijn, om de lokale energie tot een succes te maken.
Ik kom nu op de concrete vragen en opmerkingen. Ik heb gereageerd op de opmerkingen van mevrouw Van Tongeren over de btw en over de periode van vijftien jaar. Ik neem aan dat zij met haar opmerking over de standaardvoorwaarden doelt op de standaardvoorwaarden van de btw-problematiek. Daarop heb ik zojuist geantwoord.
Zij sprak over het draagvlak voor schone energie. Het grote draagvlak waarmee ik te maken heb, is het politieke draagvlak. Dat is er volop. Daarnaast heb ik te maken met het draagvlak in het veld. Dat is er ook volop, zo blijkt uit het energieakkoord. Ik vind alle persberichten en onderzoeken prachtig, maar hoe ze ook uitpakken, ik heb het draagvlak dat ik nodig heb, ik heb de afspraken die ik nodig heb en daarmee ga ik verder.
De heer Leegte heeft gesproken over de netbeheerders. Ik ben het eigenlijk eens met …
De voorzitter: Mevrouw Van Tongeren heeft behoefte aan het stellen van een verduidelijkende vraag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik wachtte af of dit het blokje energiecoöperaties was. Ik ben blij te horen dat er een oplossing is voor het probleem van de tweede aansluiting. De Minister verdient een compliment voor de dingen die worden geregeld. Als er op redelijk korte termijn duidelijkheid komt over de btw, is een andere grote hindernis uit de weg geruimd. Daarvoor verdient hij ook een compliment.
De heer Vos sprak over een reservering van 10 miljoen. Ik had begrepen dat was gerekend op iets van 100 corporaties in dit belastingjaar. Nu begrijp ik dat er ergens tussen de twee, zes of acht het op dit moment gaan halen. Wanneer is de weg naar succes voor decentrale energie ingeslagen? Heeft de Minister een aantal in gedachten?
Minister Kamp: Nee, want er zijn erg veel mogelijkheden voor lokale energie. Het hangt ervan af hoe je het bekijkt. Als je kijkt naar de technische ruimte in het land om aan de rand van iedere stad of ieder dorp een aantal windmolens neer te zetten van 1 megawatt, kom je tot de conclusie dat er wel 1.000 kunnen worden gerealiseerd. Maar het is natuurlijk de vraag of de burgers dat wel willen. Zij vinden duurzame energie belangrijk, maar zij vinden een ongestoord uitzicht, geen geluidsoverlast en dat soort dingen ook belangrijk. De burgers zullen dus zelf keuzes moeten maken. Er is echter heel veel mogelijk. Ik zet daar geen rem op, integendeel, ik probeer dit proces op gang te brengen en als er honderden van dit soort projecten komen, vind ik dat prima. Ik denk dat wij nog een heel eind kunnen groeien met de lokale energie.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik deel met de Minister dat we een heel eind kunnen en zouden moeten groeien. De burgers willen dat ook. Ik krijg echter nog al wat verdrietige corporaties over de vloer die het niet voor elkaar krijgen, onder meer met windmolens, omdat die niet in het hart van de postcoderoos staan. Zoals de Minister al zei, komen windmolens vaak aan de rand van de stad of het dorp en de corporatie moet dan zo'n gemeente in om voldoende deelnemers te verzamelen. Als de Minister daarvan meer voorbeelden krijgt, zou hij dan bereid zijn om nog eens naar de postcoderoos te kijken, in ieder geval misschien voor windmolens?
Minister Kamp: De postcoderoos is maar één element. Laten we ons goed realiseren hoe die postcoderoos werkt. Als je aan de rand van een postcodegebied zit, mag je de mensen in dat hele gebied laten meedoen, maar je mag ook mensen in de omliggende gebieden laten meedoen. Je hebt dus een groot gebied waarin mensen kunnen meedoen. Wij hebben de postcoderoos ingevoerd, omdat wij denken dat wij daarmee ruimte bieden voor lokale initiatieven. Wij hebben daarover afspraken gemaakt in het energieakkoord. Ik ga niet rommelen aan die afspraken. Het zijn goed doordachte afspraken en ik zie het probleem niet. Mocht er echter een probleem zijn, dan kunnen wij dat altijd met de partijen bespreken en bezien wat wij daarmee kunnen doen. Ik wil echter niet de suggestie wekken dat ik de postcoderoos wil veranderen. Bij die regeling is echt gekeken naar de vraag hoe je projecten kunt laten slagen.
De voorzitter: De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Kamp: Ik was bij de inbreng van de heer Leegte. Hij sprak over de netbeheerders. Dat is een gereguleerd domein. Wij hebben daarvoor gekozen. De productie en levering van elektriciteit en gas mogen op de commerciële markt en in concurrentie worden gedaan. De overheid zal ervoor zorgen dat de netwerken beschikbaar zijn opdat iedereen die wil produceren en leveren, onder gelijke voorwaarden van die netwerken gebruik kan maken. Wij zijn van mening dat die netten in publieke handen moeten blijven en wij hebben het beheer van die netten gereguleerd. De netbeheerders mogen dan geen commerciële activiteiten ontplooien waarmee zij anderen uit de markt drukken, zoals de heer Leegte zegt. De netbeheerders zijn een bedrijf en zij moeten zich binnen de regulering van het bedrijf gedragen. Zij mogen echter wel deel uitmaken van een groter geheel. In dat grotere geheel kunnen ook commerciële activiteiten zitten. Natuurlijk mag dan niet voorkomen dat de een de ander op een oneerlijke manier de bal toespeelt. Wij hebben een toezichthouder om dit in de gaten te houden. Het principe dat netbeheerders geen andere dingen mogen doen dan waarvoor zij in het leven zijn geroepen, houd ik dus overeind. De heer Leegte heeft eerder het voorbeeld gegeven van de laadpalen voor elektrische auto's. De netbeheerders hebben zich daarmee beziggehouden en dat is niet de bedoeling. Wij hebben daaraan een einde gemaakt en het gebeurt ook niet meer.
Overigens ben ik van mening dat niet alles op dit punt even helder en duidelijk is. Wij moeten voortdurend verbeteren en daarom komt er ook een wetsvoorstel STROOM waarin ik nog verder zal verduidelijken wat wel of niet binnen het netwerkbedrijf mag. Nu wordt gesproken over «infrastructureel en aanverwant» en dat is voor verschillende uitleg vatbaar. Ik zal met een duidelijker definitie komen om die verwarring weg te nemen. Daarnaast zal ik bevorderen dat de informatie die de netbeheerder heeft verzameld ten behoeve van het netbeheer als zodanig, niet mag worden doorgespeeld aan bedrijven in dezelfde groep en tegelijkertijd worden onthouden aan andere bedrijven. Die informatie moet eerlijk worden gedeeld; dit zal ik ook meenemen in het wetsvoorstel.
De heer Leegte (VVD): Veel dank aan de Minister voor dit antwoord en voor de toezegging dat dit in het wetsvoorstel STROOM terugkomt. Wij moeten inderdaad kijken naar het grotere geheel van het netwerkbedrijf, want dat omvat een commercieel en een gereguleerd deel. Mijn zorg is natuurlijk dat je ineens via de achterdeur een soort splitsing ongedaan maakt. Dat zou onhandig zijn, maar volgens mij delen wij dit. Nogmaals veel dank voor het antwoord.
Minister Kamp: Ik ben het geheel met de heer Leegte eens. Hij merkte op dat netbeheerders geen experimenten mogen starten in het kader van de experimenten-AmvB. Dat is inderdaad geen taak van een netbeheerder, maar die experimenten-AMvB maakt twee soorten experimenten mogelijk. In de eerste plaats kleine experimenten tot ongeveer 500 deelnemers. Dan kun je een eigen netwerk oprichten. Wij kunnen het dan zo regelen dat de regels die gelden voor de grote netwerken, niet gelden voor dat kleine eigen netwerkje. Dat maakt het mogelijk om zo'n experiment tot een succes te maken.
Daarnaast zijn er grootschalige experimenten. Wij hebben de grens gelegd bij 10.000 aansluitingen, maar voor 10.000 aansluitingen kun je niet zomaar zelf een netwerk aanleggen. Dan heb je het netwerk van de netbeheerders nodig. Om die reden mogen de netbeheerders bij die experimenten worden betrokken. Ze zijn daarvoor immers nodig. Niet om initiatieven te nemen, niet om de zaak naar hun hand te zetten, maar waar ze echt nodig zijn, mogen ze met het oog daarop bij de experimenten worden betrokken. Ik denk dat ik in de geest van de heer Leegte handel als ik het zo aanpak.
De heer Vos heeft een aantal zeer relevante vragen gesteld over wind op zee. Ik zal daarop zeker ingaan in de brief over wind op zee, die ik de eerste week van oktober aan de Kamer zal sturen. Ik ben nu zo ver gevorderd met de behandeling in de ministerraad dat ik die termijn kan halen. Ik moet natuurlijk afwachten hoe de behandeling in de ministerraad verloopt, maar de vragen van de heer Vos zijn relevant en wij zullen ze beantwoorden in die brief.
Die brief beoogt twee doelen. In de eerste plaats dat wij snel de afgesproken en benodigde hoeveelheid wind op zee realiseren. In de tweede plaats dat wij dit tegen zo laag mogelijke kosten doen, omdat alle kosten voor windmolens op land, voor wind op zee, voor alles wat wij nog meer doen voor alternatieve energie en voor de subsidie die daarvoor wordt verstrekt – ik zeg per jaar 3,5 miljard subsidie toe – bij de burgers en bedrijven in rekening worden gebracht. Wij houden die kosten graag zo laag mogelijk. Deze beide elementen zijn de uitgangspunten voor mijn brief aan de Kamer.
De heer Vos sprak daarnaast over de saldering. Wij hebben drie regelingen: de SDE-plusregeling om duurzame energie te stimuleren, de regeling voor verlaagde energiebelasting waarvan de corporaties gebruikmaken en de allergunstigste regeling, de salderingsregeling. Eigenlijk is er sprake van een overstimulering, maar goed die regeling is er. Ik heb gezegd dat wij de mensen voor langere termijn zekerheid zullen geven. Dit is onderdeel van het belastingplan en normaal gesproken loopt het van jaar tot jaar. De mensen weten dan niet waar zij voor een langere periode aan toe zijn. Wij bieden nu zekerheid tot 2020. Ik zal tot 2020 niets veranderen en als er bij de evaluatie in 2017 al iets verandert, dan doe ik dat alleen met een goede overgangsregeling. Ik denk dat ik hiermee maximale zekerheid heb gegeven en dat het veld dit ook waardeert. Ik zou natuurlijk eerder dan in 2017 een evaluatie kunnen laten verrichten, maar de wijzigingen die daaruit kunnen voortvloeien, kunnen dan ook eerder worden ingevoerd. De zekerheid tot 2020 met daarna een goede overgangsregeling valt dan weg. Vroeger evalueren is daarom naar mijn mening niet in het belang van de mensen die erbij zijn betrokken. Ik pleit ervoor dat hier geen rukjes worden gegeven aan het stuurwiel van de mammoettanker. Wij hebben een goede oplossing gevonden voor de saldering. Dit is ook in het energieakkoord overeind gebleven. Laten wij het zo dan ook doen.
Ik ben ingegaan op de opmerkingen over de postcoderoos en over de btw-plicht, naar ik hoop tot tevredenheid van de heer Vos. Ik heb de opmerking over het beperkte aantal projecten gerelativeerd. Ik heb ook aangegeven hoe de toekomst voor wat betreft het aantal projecten er voor mij uitziet. Ik vind het vanzelfsprekend dat als er weinig projecten zijn, de regeling niet goed is. Als er veel projecten zijn, dan is de regeling wel goed. Ik zal daarop sturen.
De heer Jan Vos (PvdA): De Minister spreekt over kleine rukjes aan het stuurwiel geven. Het zou wat zijn als wij grote rukjes aan het stuurwiel zouden geven, maar ik wil eerder spreken over consequent sturen in de goede richting. Ik denk dat wij daar elkaar in ieder geval in kunnen vinden, want dat doet de Minister natuurlijk net zozeer als de meeste fracties aan deze tafel, eigenlijk alle fracties als je hun electoraat bij monde van het NIPO-onderzoek mag geloven. Desalniettemin deel ik niet de mening van de Minister dat er sprake is van overstimulering op de markt van de salderingsregeling. Dat is nu juist de regeling die bij uitstek wordt gedragen door de burgers in Nederland. Ik heb in een ander overleg met de Minister gezegd dat de kinderen in Nederland het zo mooi vinden dat hun ouders die zonnepanelen op het dak leggen.
De voorzitter: En uw vraag is?
De heer Jan Vos (PvdA): Dit is mijn enige interruptie, dus ik neem even een aanloop. Dit wordt in Nederland breed gedragen. Burgers zetten zich daarmee in voor duurzame energie. Wij zullen nog heel wat moeten doen om de klimaatopwarming echt tegen te gaan en het draagvlak voor duurzame energie wordt met deze regeling gegenereerd. Dan vraag ik me toch af waarom bedrijven in het energieakkoord zekerheid krijgen voor tien jaar en burgers niet. Ik heb van de Minister nog steeds geen helder antwoord op die vraag gekregen.
Minister Kamp: De heer Vos spreekt over bedrijven, maar hij bedoelt coöperaties en dan spreekt hij over de regeling voor de verlaagde energiebelasting. Er zijn drie vergelijkbare regelingen om duurzame energie te stimuleren. De eerste is de SDE-plusregeling, in het kader waarvan de stimulering van wind op land uitkomt op gemiddeld zo'n 4 cent per kilowattuur. Daarnaast is er de regeling voor coöperaties voor de verlaagde energiebelasting. Daarbij komt de stimulering uit op zo'n 9 cent per kilowattuur; dat is dus meer dan het dubbele. Dan hebben wij ook nog de salderingsregeling en die komt uit op 16 cent per kilowattuur. Als je dat objectief bekijkt, is dat heel veel. Wat daarnaast niet wordt betaald, moet door anderen worden betaald. Als dat heel hard groeit, moeten die anderen die niet in de omstandigheden zijn om van de regeling gebruik te maken, steeds meer betalen. Dus er is een afweging nodig. Ik wil bij het begin niet te moeilijk doen over die afweging, omdat ik het, net als de heer Vos, van belang acht om het hele spul op gang te krijgen. Mensen moeten ermee bezig zijn, zij moeten erin geïnteresseerd raken en wij moeten dat hele proces van lokale energie op gang brengen. Ik heb al eerder gezegd dat de samenleving is doordrenkt van fossiele energie. Wij willen de andere kant op en daarvoor moeten wij een proces op gang brengen dat niet alleen fysiek en technisch is, maar dat ook een culturele en sociale kant heeft. Deze vorm van extreme hoge stimulering past daarbij en is ook verantwoord.
Je moet dit echter wel zakelijk blijven bekijken. Daarom hebben wij drie dingen gedaan. Wij hebben ervoor gekozen om de mensen tot 2020 duidelijkheid te geven. Daarnaast gaan wij dit in 2017 nader bekijken en als dat leidt tot een wijziging, dan doen wij dat vanaf 2020 en met een goede overgangsregeling. Dat is echt een goede aanpak.
De heer Vos zegt dat wij voor de verlaagde energiebelasting hebben gekozen voor een periode van tien jaar, maar daarvoor heeft de Kamer gezorgd door een amendement van die strekking aan te nemen. Nu vraagt de Kamer om een periode van vijftien jaar. Ook hier hadden wij er beter voor kunnen kiezen om de regeling in te voeren voor in principe onbeperkte tijd en bij een eventuele verandering met een goede overgangsregeling te komen. Het zou veel beter zijn om het zo te doen. Daarom stel ik voor om niet door te gaan op het pad van tien jaar hier en tien jaar daar en vervolgens vijftien jaar hier, want dan moeten wij er daar ook weer vijftien jaar van maken. Het is veel beter om vast te houden aan wat wij in gang hebben gezet. Pas na een evaluatie kan daarvan eventueel worden afgeweken en als wij dat al doen, moet er een goede overgangsregeling worden getroffen. Zo geef je reële zekerheid aan mensen.
De heer Jan Vos (PvdA): De Minister zegt dat hij het zakelijk bekijkt. Ik bekijk het politiek en ik constateer dat heel veel Nederlanders graag zonnepanelen op hun dak willen. Dat kost wat, maar dan heb je ook wat. Ik bekijk het ook sociaal en cultureel. Ik vind het heel belangrijk als kinderen aan hun ouders vragen: kunnen wij duurzame energie opwekken, en dat zij dan zien dat het kan. Ik vind het ook belangrijk dat de overheid hen daartoe in staat stelt. In verhouding tot de SDE-plusregeling en de windparken gaat het niet om enorme bedragen, maar wel om iets wat onze kiezers graag willen. Daarom heb ik hier nog eens aandacht voor gevraagd. Ik ben van mening dat de burgers tenminste gelijk moeten worden gesteld aan de bedrijven, dat wil zeggen dat zij in dit geval dezelfde investeringszekerheid moeten hebben als bedrijven.
Minister Kamp: De heer Vos zegt dat het niet gaat om zulke grote bedragen, maar wij hebben de ambitie om dit te laten slagen. Het salderen is al flink op gang gekomen. Ik geloof dat al 175.000 hiermee bezig zijn. We verwachten dat dit er in 2020 700.000 zullen zijn, als de lijn die we ingezet hebben een succes wordt. Ik wil het ook tot een succes maken.
Het beslag dat hiermee wordt gelegd op het elektriciteitsbudget is 231 miljoen. Dit moet betaald worden door burgers en bedrijven. De ene groep betaalt dus 231 miljoen niet en de andere groep mag dit extra betalen. Daar zitten de kiezers van de heer Vos ook. Die hebben ook kinderen, die vervolgens omdat er meer voor elektriciteit betaald moet worden, andere dingen niet kunnen krijgen van hun ouders. Ik ben het met de heer Vos eens dat hij met kiezers te maken heeft en dat we het sociaal en cultureel moeten bekijken, maar we moeten ook kijken naar de zakelijke kant. Ik denk ook dat we dat doen. We hebben een ruimhartige regeling voor SDE-plus, voor verlaagde energiebelasting en voor salderen. We hebben een experimenten-AMvB om extra dingen los te maken. We zullen met enige regelmaat bekijken hoe dit in de praktijk uitpakt en of er wijzigingen nodig zijn. Als er wijzigingen komen, zal er ook een goede overgangsregeling zijn. Daar pleit ik voor.
Ik vervolg mijn betoog met de vraag van de heer Smaling. Hij verwees naar de ontzorgmotie, zoals hij die noemt, van mevrouw Vos in de Eerste Kamer.
De voorzitter: Mevrouw Dik-Faber heeft nog een vraag voor u.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik aarzelde even omdat de Minister nog niet bij de beantwoording van mijn vragen is, maar een en ander sluit heel goed aan bij de vragen van de heer Vos. Daarom stel ik mijn vraag nu toch maar, over de tienjaarstermijn die de Tweede Kamer bij amendement heeft vastgelegd. Ik weet dat dit een uitspraak van de Tweede Kamer is geweest. Dat heb ik in mijn betoog al gezegd. Ik snap ook dat de Minister zegt dat we moeten oppassen met het geven van rukjes aan de mammoettanker. Tegelijkertijd zie ik in het veld dat allerlei initiatieven niet gerealiseerd kunnen worden omdat die termijn van tien jaar te beperkend is. Ik heb een heel rijtje genoemd, van onder andere boerenbedrijven en coöperaties. Die krijgen het niet rond en vallen daarom af. Ik vind dat heel jammer. Ik hoorde de Minister tussen neus en lippen door iets zeggen over kijken naar een tienjaarsregeling met een royale overgangstermijn. Ik wil hem uitdagen om dit soort maatregelen te nemen. Misschien wil hij nog wel een stap verdergaan. Hij ziet waarschijnlijk ook dat al die initiatieven, die we hard nodig hebben om onze doelstelling te kunnen bereiken, niet van de grond komen. Ik krijg graag een reactie hierop.
Minister Kamp: Volgens mij komen die initiatieven wel van de grond. We zijn nu een halfjaar, zoals een van u zei, met de regeling bezig. Voor een nieuw initiatief heb je een jaar nodig. Het is namelijk niet niks om dit allemaal van de grond te tillen. Er moet een heleboel gebeuren en dat kost gewoon tijd. In totaal zijn er zes projecten. De projecten die al lopen, waren bestaande projecten. Zij blijken in de nieuwe constellatie goed te kunnen functioneren. Het project dat nu als casus aan de Belastingdienst is voorgelegd, kan met de tienjaarstermijn uit de voeten, mits de uitleg van de belastingregels zo is als men heeft ingeschat en waarvan men is uitgegaan. Als de uitkomst van de beoordeling van de Belastingdienst dit project met die tienjaarstermijn levensvatbaar maakt, dan hebben we een goede regeling opgezet. Mocht blijken dat het anders is, dan moeten we bekijken hoe we daar een oplossing voor kunnen vinden. We moeten echter niet met een oplossing komen voordat er een probleem is. We moeten ook niet met overoplossingen komen, want de rekening moet uiteindelijk betaald worden. Daar heb ik net al iets over gezegd.
We hebben de regeling gecreëerd en we zijn bereid om deze te ondersteunen en om oplossingen te vinden voor problemen. Er waren bijvoorbeeld coöperaties die zeiden dat ze alleen met burgers mochten werken, terwijl ook kleine ondernemingen graag mee wilden doen. Vervolgens heb ik de regeling veranderd zodat kleine ondernemingen ook mee mogen doen. Er waren ook coöperaties die zeiden dat ze een tweede aansluiting moesten maken en dat dit heel veel geld kostte. Die tweede aansluiting is nu dus vervallen. Ik ben ook bezig met het zoeken naar een oplossing voor een belastingonduidelijkheid, waarmee sommige coöperaties zeiden te kampen. Daarnaast maak ik ook nog eens een keer een experimenten-AMvB, om nog meer ruimte te bieden.
Tegen mevrouw Dik-Faber zeg ik dus: wees niet te ongeduldig. We zijn bezig met een grote omslag. We weten precies wat we willen en we koersen daar met zijn allen op af. Laten we dat gewoon vasthouden. Dat wil overigens niet zeggen dat alles wat ik doe, prima is en dat ik de wijsheid in pacht heb. Ik denk echter dat het goed is. Ik ben ook bereid om op problemen te reageren en om die op te lossen. Ik wil ook recht doen aan evaluaties. Als een evaluatie tot een beleidswijziging leidt, wil ik ook de mensen recht doen door met een goede overgangsregeling te komen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik bedank de Minister voor zijn reactie. Ik zie ook dat er belangrijke wijzigingen worden aangebracht, bijvoorbeeld op het gebied van de tweede aansluiting en de deelname van het mkb. De ChristenUnie heeft hier ook om gevraagd en ik bedank de Minister hiervoor. Er komen echter berichten mijn mailbox binnen. Vandaag was er nog een brief van de G32. Hieruit blijkt toch dat heel veel initiatieven het niet redden. Ik ben blij dat er initiatieven zijn die er wel mee uit de voeten kunnen. Deelt de Minister mijn mening dat we nu heel veel kansen laten liggen? Ik erken ruiterlijk dat het amendement dat vorig jaar door de Tweede Kamer is aangenomen, achteraf gezien onvoldoende ruimte biedt. Wil de Minister dat niet erkennen? De brief van de G32 ligt er toch ook? Er is heel veel potentieel dat nu niet benut wordt, omdat het onvoldoende van de grond komt.
Minister Kamp: Het is niet zo dat met dat tienjaarsamendement materieel meer zekerheid wordt geboden. Ik ben helemaal niet van plan om als mensen in projecten investeren plotseling de regeling te veranderen, de projecten de nek om te draaien en die mensen tekort te doen. Integendeel. Ik wil juist dat er steeds meer van die projecten komen. Mijn mensen gaan het land in om op te roepen om met initiatieven te komen. We doen alles om initiatieven tegemoet te komen zodat ze slagen. Als er binnen de bestaande regels projecten worden opgezet, is het mijn bedoeling om de regels voor die projecten vast te houden. Als er redenen zijn om iets te veranderen, wil ik dat alleen maar doen als er recht wordt gedaan aan datgene wat er in het verleden al is gedaan in het kader van projecten. Ik wil dus rekening houden met zowel de economische als de technische afschrijvingsduur van projecten. Het is niet zo dat er met acht, tien, twaalf of nog meer jaren, meer zekerheid wordt geboden dan met de lijn die ik heb ingezet. Ik kan alleen maar zeggen dat we beiden hetzelfde willen bereiken. Ik heb aangegeven wat we volgens mij, op grond van de informatie waarover ik beschik en op grond van de contacten met het veld, het beste kunnen doen. Ik stel voor dat u het de tijd geeft om het te laten slagen. Doet u mij een plezier en zeg niet iedere keer dat er niets van de grond komt, want we zijn nog maar net hiermee bezig. Ik verzeker u dat het van de grond komt, linksom of rechtsom. Lokale energie komt van de grond.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Correctie, ik heb niet gezegd dat er niets van de grond komt. Ik heb gezegd dat enkele initiatieven van de grond komen en dat er wellicht nog een groot potentieel is.
Minister Kamp: Ja, er is een groot potentieel en het beleid is erop gericht om dit grote potentieel te benutten.
De heer Smaling verwees naar een motie van mevrouw Vos in de Eerste Kamer. Daar hebben we al heel veel over gesproken, met mevrouw Vos in de Eerste Kamer en ook in de Tweede Kamer. Mevrouw Vos wil een bepaalde uitleg van een wettelijke regeling die in strijd is met die wettelijke regeling. Dat ga ik dus niet doen. Ik zie wel mogelijkheden om behalve in de koopsfeer in de huursfeer te faciliteren dat mensen kunnen profiteren van de beschikbare regeling. Als de heer Smaling dat ziet als een ontzorgconstructie, dan heb ik mij daar inmiddels toe bereid verklaard. Ik ben ook al bezig om dit in de praktijk te laten toepassen.
Dan kom ik op de vraag over een concreet windenergieproject in Groningen en over grootschalige wind op land. De heer Smaling noemde Meeden. Daar spreken we vandaag niet over, we hebben het nu over lokale energie. Deze vraag heeft betrekking op grootschalige projecten waarbij zowel de provincie als het Rijk betrokken is. De provincie heeft in eerste instantie aangegeven dat ze die locatie wilde voor windenergie. Dat hebben wij vervolgens vastgelegd in een besluit. Daarna wilde de provincie toch weer wat anders. Ik vind het heel belangrijk wat de provincie Groningen en de gedeputeerde vinden. Ik heb hierover veel contact met hem gehad. We luisteren ook goed naar hem. We bekijken nu welk voorstel er van de provincie komt. We zullen kijken of we dit vervolgens ook kunnen inpassen. We kunnen daar niet alle mensen mee tevreden stellen. Als ik het windpark op de ene plek weghaal, zullen de mensen daar tevreden zijn, maar het komt dan op een andere plek terug en daar zullen mensen zijn die er ontevreden mee zijn. Bij dit soort projecten gaat het erom om de best mogelijke locatie te kiezen. Daar is het provinciebestuur mee bezig en ik ben daar ook mee bezig.
De heer Smaling (SP): Ik geloof volledig dat de Minister probeert om het zo goed mogelijk in te passen. Het is toch een optimaliseringsvraagstuk dat voorligt. Als je in het hele land vermogen wilt plaatsen en je aan de provincies uitdeelt wat ze moeten ophoesten, zul je altijd dit soort kwesties houden, waarbij je je kunt afvragen of het echt op een bepaalde plek moet. Ik vraag me af of je aan 100% draagvlak, tevredenheid en acceptatie van wind op land komt, als je kijkt naar het kaartje met windsnelheden, het kaartje met de afstand tot bewoning en het kaartje met type turbines. De Minister neigt er een beetje naar om te zeggen: nu niet meer zeuren, we zijn er bijna en nu beuken we door. Deze dingen liggen zo zwaar op de maag van de mensen in een aantal van de lintdorpen. Zij krijgen ineens die turbines voor hun neus. Ik roep de Minister dus op om mensen niet onnodig heel ongelukkig te maken.
Minister Kamp: Ik zei al dat er altijd mensen zullen wonen in de omgeving van windmolens die geplaatst worden. Dit is Nederland, met 17 miljoen mensen. Na Korea en Hongkong is Nederland het dichtstbevolkte land van de wereld. Je hebt dus altijd met mensen te maken. Als je in zo'n dichtbevolkt land de overgang naar duurzame energie wilt maken, zoals we nu opnieuw hebben uitgedragen, moet je bekijken waar je het beste die windmolens op land kunt neerzetten. Daar hebben wij een opvatting over en daar heeft het provinciale bestuur een opvatting over. Ik houd daar niet strak aan vast. Ik heb al gezegd dat we op grond van de voorkeur van het provinciale bestuur een locatie hebben vastgelegd. Het provinciale bestuur heeft een andere locatie bespreekbaar willen maken en ik ga daarin mee. Ik maak dat bespreekbaar. Ik wacht af waar het provinciale bestuur mee komt. Dat zal de afweging maken. Vervolgens zal ik daarop reageren. Ik probeer dit samen met het provinciale bestuur op een verantwoorde manier te doen. Ik ben niet van het doorbeuken. Ik ben van het nemen van een goed besluit, om dat vervolgens te verdedigen en om goed te luisteren naar anderen. Als er mogelijkheden zijn om het nog beter te doen, ben ik daar altijd toe bereid. Mijn ambitie is echter om mijn eerste besluit altijd het beste besluit te laten zijn.
De heer Smaling (SP): Kan de Minister misschien aangeven hoe het proces zal gaan, concreet in de tijd? De gedeputeerde van Groningen en de gedeputeerde van Drenthe zijn beiden uitstekende mensen, maar ik ben een beetje bang dat zij – hoe zeg je dat in het Nederlands? – de «scapegoat» worden door de aanwijzing van deze plaatsen. Als ik per trein van Lelystad naar Dronten reis, zie ik alleen maar heel grote boerenbedrijven met heel veel beplanting eromheen. Daar is heel veel ruimte om misschien meer turbines neer te zetten. Ik vraag me af of we straks het optimale plaatje te pakken hebben van wind op land in Nederland. Ik ben er 80% tot 90% van overtuigd dat dit zo is, maar voor die andere 10%, 20% niet.
Minister Kamp: We zullen in een brief aan de Kamer over wind op land nog eens een overzicht geven van de resultaten en aangeven wanneer een en ander gaat gebeuren. De provincie Groningen heeft tot het einde van deze maand nog de gelegenheid om met iets te komen. We zullen zien waar ze precies mee komt. Voor het einde van het jaar zal ik de zaken op elkaar afstemmen en verzamelen. Ik denk dat we vroeg in het eerste kwartaal van 2015 met een brief komen over wind op land. Dan kunnen we de Kamer inzicht geven in het eindresultaat en kan de Kamer het beoordelen.
We moeten overigens niet denken dat men in de Flevopolder te weinig doet voor wind op land. Er wordt een zeer forse bijdrage voor wind op land geleverd. Volgens mij hebben we een evenwichtige spreiding over het hele land. We hebben hierover ook afspraken kunnen maken met het IPO. Ik ben al blij dat de heer Smaling voor 85% tot 90% vertrouwen heeft in het eindresultaat. Ik hoop dat de brief over het eindresultaat zal leiden tot 100% vertrouwen.
Dan kom ik op de vragen van mevrouw Mulder. Ik ben ingegaan op de postcoderoosregeling. Zo wordt die genoemd, maar eigenlijk is het een regeling voor verlaagde energiebelasting, waar de postcoderoos een onderdeel van is. Ik heb gesproken over de termijnen van zekerheid en de manier waarop we zekerheid bieden, zowel voor verlaagde energiebelasting als voor salderen.
Het enige punt waarop ik nog niet ben ingegaan, is de gedragscode. Ik ben blij dat de gedragscode voor wind op land er is. Er zijn ook reacties op gekomen. Over het geheel, de gedragscode en de reacties, moet het kabinet met een standpunt komen. Daar zal ik de Kamer een brief over sturen. Dan kan mevrouw Mulder met haar collega's een en ander beoordelen.
Mijnheer de voorzitter, dit was mijn reactie in tweede termijn.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik dank de Minister omdat hij wil komen met een reactie op beide gedragscodes en dat hij die aan het kabinet voorlegt. Het is ons een lief ding waard als men gezamenlijk tot één gedragscode kan komen waarmee we allemaal uit de voeten kunnen. Dat zouden we erg plezierig vinden. We hoorden van de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines dat zij het gevoel had dat zij niet echt betrokken is geweest bij die andere gedragscode. Dan krijg je dus vanzelf een nieuwe gedragscode. Dat is een gemiste kans om op lange termijn die hernieuwbare energie van onderop een kans te geven. Ik vraag de Minister om dit erin mee te nemen en om ons te informeren over de tijdlijn. Wanneer verwacht hij dat dit zal worden besproken in de ministerraad? Wanneer komt hij met een beslissing en een appreciatie?
Minister Kamp: De gedragscode waarop ik zal reageren, is de gedragscode die op ons verzoek vanuit het veld is gekomen. We zullen ook inhoudelijk reageren op reacties op die gedragscode, ook als die de vorm krijgen van een andere gedragscode. Ik zal voor het einde van de maand oktober een reactie naar de Kamer sturen.
Als u mij toestaat, voorzitter, mag ik dan concluderen dat de AMvB experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking geen verzet heeft gekregen van de woordvoerders en dat ik de voorhangprocedure voor deze AMvB hiermee als afgerond mag beschouwen? Ik zal de experimenten-AMvB dan ook op die manier gaan toepassen.
De voorzitter: Mevrouw Mulder, ik neem aan dat u een opmerking hebt over het laatste wat de Minister heeft gezegd?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ja, dat klopt. We hebben gisteren de brief binnen gekregen. In verband met alle afspraken en mijn volle agenda is het mij niet meer gelukt om daarop te reageren. Misschien is er een mogelijkheid om deze week nog schriftelijk te reageren.
De voorzitter: Laten we het volgende praktisch afspreken. We hebben morgen een procedurevergadering. Dan agenderen we dit verslag van het schriftelijke overleg. Het voorstel zal zijn om dit ter kennisgeving aan te nemen en dus akkoord te gaan. Mocht u anders besluiten, dan hebt u nog tot morgenochtend de tijd.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dank u wel.
Minister Kamp: Laten we er niet te veel tijd voor nemen. De Kamer heeft het reces, enkele maanden, gebruikt om …
De voorzitter: U hebt de brief op 22 september verstuurd. Dat was gisteren. Zeker de wat kleinere fracties hebben een drukke agenda. Ik vraag om wat begrip en om ongeveer 18 uur de tijd. Dank u wel.
Ik heb een aantal toezeggingen genoteerd. Drie daarvan stammen nog uit de eerste termijn. Ik kijk dus met een schuin oog naar de Minister voor de actualiteit van de toezegging, vooral omdat ze alle drie zijn toegezegd voor het derde kwartaal. Dat derde kwartaal eindigt over zeven dagen. Ik hoor dus graag van de Minister of de toezeggingen nog staan.
– De Kamer ontvangt in het derde kwartaal van 2014 de resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheden betreffende de grootverbruikersaansluiting en de mogelijkheden voor een bruto productiemeter.
Minister Kamp: Dat is inmiddels opgelost.
De voorzitter: Dat is hartstikke mooi.
– De Kamer wordt in het derde kwartaal geïnformeerd over de resultaten van het gesprek met de Belastingdienst.
Minister Kamp: Er is aanvullende informatie gevraagd van de initiatiefnemer over de casus waarover het gaat. Als de aanvullende informatie er eenmaal is, zal de Belastingdienst binnen een maand een besluit nemen.
De voorzitter: Uitstekend. Er wordt in mijn oor gefluisterd dat de Kamer daarover wordt geïnformeerd. Ik zie de Minister knikken.
– De laatste toezegging uit de eerste termijn is dat de Kamer in het derde kwartaal van 2014 informatie ontvangt over de belasting op laadpalen.
Minister Kamp: Deze zaak, de belasting op laadpalen, is inmiddels ook afgewikkeld. De Staatssecretaris heeft meegedeeld dat hij zal goedkeuren dat het plaatsen van laadpalen geen gevolgen heeft voor de vaststelling van het loon van de werknemer. Op vergelijkbare wijze wordt er ook een oplossing gezocht voor de winstbepaling van ondernemers. Voor de werknemers is het dus geregeld en voor de ondernemers zal het op een vergelijkbare wijze geregeld worden.
De voorzitter: Ik zie instemmend geknik bij mijn collega's. Dan ga ik verder met de toezeggingen van de Minister in de tweede termijn.
– De vragen van het lid Jan Vos worden meegenomen in de brief over wind op zee die in de eerste week van oktober naar de Kamer komt.
– Vroeg in het jaar 2015 ontvangt de Kamer een brief over wind op land.
– Voor eind oktober komt er een brief over de gedragscode.
Voor aanvang van de eerste termijn voor de zomer had mevrouw Dik-Faber al een VAO aangekondigd. Ik kijk even in haar richting. Is dat nog relevant? Ik zie dat dit het geval is. Bij de volgende regeling van werkzaamheden in de plenaire zaal zal dit VAO worden aangemeld. We zien u allen daar terug met uw moties om een van uw boodschappen te bekrachtigen.
Ik dank mijn collega's, de Minister en zijn ondersteuning en iedereen die heeft meegeluisterd en meegekeken.
Sluiting 17:13 uur.