Ontvangen 22 december 2004
Artikel I van het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
De onderdelen cA en dA komen te luiden:
Artikel 9.5 komt te luiden:
1. Het is verboden houten producten in de handel te brengen dan wel verder te verhandelen, indien op deze producten, de verpakking daarvan of de bescheiden daarbij vermeldingen of aanduidingen staan, die beogen de afnemer te informeren over de productiewijze van het hout waaruit deze producten bestaan of dat in deze producten is verwerkt en deze vermeldingen of aanduidingen onjuist, onbetrouwbaar dan wel misleidend zijn.
2. Het eerste lid geldt tevens voor vermeldingen of aanduidingen:
a. in reclameboodschappen voor de producten, of
b. op andere schriftelijke of elektronische informatie die door of namens degene die de producten vervaardigt, met betrekking tot de producten wordt verstrekt.
3. Vermeldingen of aanduidingen zijn misleidend indien zij:
a. aan houten producten een bepaalde herkomst toeschrijven die de producten niet bezitten;
b. eenzijdig of onevenwichtig zijn met betrekking tot de productiewijze, doordat bepaalde van belang zijnde informatie wordt weggelaten.
Artikel 9.6 komt te luiden:
Onverminderd het bepaalde in artikel 9.5, is het eveneens verboden houten producten in de handel te brengen of verder te verhandelen indien op die producten:
a. een merkteken is aangebracht waarvan het model krachtens artikel 9.7 is vastgesteld, tenzij dit overeenkomstig artikel 9.9, vierde of vijfde lid, is toegestaan,
b. een ander merkteken is aangebracht dan het merkteken, bedoeld onder a, indien dat andere merkteken sterk gelijkt op het merkteken, bedoeld onder a.
Onderdeel J, punt 1, komt te luiden:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. onder 1° wordt in de opsomming die begint met «de Wet milieubeheer» na «8.44, eerste en zesde lid,» ingevoegd: 9.5, eerste lid, 9.6, 9.15, eerste lid;.
Onderdeel K komt te luiden:
Artikel III komt te luiden:
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, welk tijdstip niet later is gelegen dan twee jaren na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Met deze nota van wijziging beoog ik het misverstand dat – blijkens diverse reacties – bestaat over de reikwijdte van de verbodsbepaling in artikel 9.5 weg te nemen. De formulering die tot nu toe werd gehanteerd in het eerste lid van artikel 9.5 gaf aanleiding tot het misverstand dat andere merktekens dan het «officiële» merkteken worden verboden. Dat is geenszins het geval. Verduidelijkt is dat het verbod alleen geldt voor het bezigen van onjuiste, onbetrouwbare dan wel misleidende vermeldingen of aanduidingen, waaronder merktekens, en voor merktekens die sterk gelijken op het «officiële» merkteken. Merktekens die niet onjuist, onbetrouwbaar of misleidend zijn en die niet sterk lijken op het «officiële» merkteken, zijn dus toegestaan. Ook kan het «officiële» merkteken gecombineerd met andere merktekens worden aangebracht.
Daarnaast wordt met deze nota van wijziging een onvolkomenheid in de inwerkingtredingsbepaling hersteld.
Dit onderdeel wijzigt de artikelen 9.5 en 9.6. Artikel 9.5 betreft vermeldingen of aanduidingen op houten producten die beogen de afnemer te informeren over de productiewijze van het hout waaruit deze producten bestaan of dat in deze producten is verwerkt. Onder «vermeldingen en aanduidingen» worden ook merktekens verstaan. Artikel 9.6 bevat een bijzondere bepaling over het merkteken waarvan het model door de Minister van VROM zal worden vastgesteld en over een ander merkteken dat sterk gelijkt op dit merkteken.
Het eerste lid van artikel 9.5 verbiedt het in de handel brengen en het verder verhandelen van houten producten waarop vermeldingen of aanduidingen zijn aangebracht die de afnemer aanvullend informeren en deze vermeldingen of aanduidingen onjuist, onbetrouwbaar of misleidend zijn. Dit verbod geldt ook voor merktekens. Hoewel het eerste lid als een verbodsbepaling is geformuleerd, is geen sprake van een verplichting tot het aanbrengen van vermeldingen of aanduidingen. Wanneer zij wel worden aangebracht moeten ze juist en betrouwbaar zijn en mogen ze niet misleidend zijn.
Artikel 9.6 is geformuleerd als een verbodsbepaling. Daaruit kan worden afgeleid dat indien men het merkteken waarvan het model door de Minister van VROM is vastgesteld, wil aanbrengen, dat ingevolge artikel 9.9, vierde of vijfde lid, alleen is toegestaan indien men houder is van het certificaat duurzaam beheerd bos, dan wel van het certificaat traceringssysteem duurzaam geproduceerd hout. Uit onderdeel b volgt dat indien men een ander merkteken wil aanbrengen, dit alleen is toegestaan indien dat merkteken niet sterk gelijkt op het merkteken waarvan het model door de Minister van VROM is vastgesteld.
Hoewel het ook hier om een verbodsbepaling gaat, kan hieruit tevens worden afgeleid dat ook kan worden afgezien van het aanbrengen van een merkteken. Indien men ervoor kiest wel een merkteken aan te brengen, dan dient dit met inachtneming van onderdeel a of b van artikel 9.6 te gebeuren.
Als gevolg van de aanpassing van de artikelen 9.5 en 9.6 moet ook de vermelding van deze artikelen in artikel 1a van de Wet op de economische delicten worden aangepast, hetgeen is gebeurd in dit onderdeel.
In dit onderdeel is een onvolkomenheid hersteld, die was opgetreden bij de eerste nota van wijziging. Abusievelijk bestond de inwerkingtredingsbepaling namelijk uit twee leden waartussen de samenhang ontbrak.
Uit dit onderdeel is af te leiden dat de wet uiterlijk twee jaren na publicatie in het Staatsblad op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, in werking treedt. De wet zal eerder in werking treden (tevens op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip) indien de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in artikel 9.2, eerste lid, en artikel 9.3, derde lid, binnen die twee jaren zijn vastgesteld. Er is dan immers geen reden meer om inwerkingtreding langer uit te stellen.
M. Vos