Vastgesteld 28 juli 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 22 juni 2020 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over:
– de brief van de Minister voor Milieu en Wonen d.d. 15 januari 2020 inzake selectie pilotprojecten klimaatadaptatie (Kamerstuk 31 710, nr. 76);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 december 2019 inzake rapport Drinkwaterkwaliteit 2018 van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) (Kamerstuk 27 625, nr. 490);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 december 2019 inzake eindrapportage Beleidstafel Droogte «Nederland beter weerbaar tegen droogte» (Kamerstuk 27 625, nr. 489);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 januari 2020 inzake rapportage zorgplicht primaire waterkeringen (Kamerstuk 31 710, nr. 75);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 februari 2020 inzake resultaten toezicht doelmatigheid drinkwaterbedrijven (Kamerstuk 27 625, nr. 491);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 februari 2020 inzake instelling Adviescommissie geborgde zetels bij waterschapsbesturen (Kamerstuk 27 625, nr. 492);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 maart 2020 inzake uitkomsten zestiende ministersconferentie van de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) (Kamerstuk 27 625, nr. 493);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 april 2020 inzake evaluatie Beleidsnota Drinkwater 2014 en Hoofdlijnen Beleidsnota Drinkwater 2020 (Kamerstuk 27 625, nr. 496);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 april 2020 inzake zeventiende voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 51);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 maart 2020 inzake evaluatie subsidieregeling Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) (Kamerstuk 32 698, nr. 50);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 maart 2020 inzake rapport «Milieueffectrapporten in Nederland: kwaliteit en kwantiteit» (Kamerstuk 34 287, nr. 26);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 april 2020 inzake impulsregeling klimaatadaptatie (Kamerstuk 31 710, nr. 77);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 april 2020 inzake rapport «Nationale analyse waterkwaliteit» van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (Kamerstuk 27 625, nr. 497);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 mei 2020 inzake update droogteperiode – opschaling naar dreigend watertekort (Kamerstuk 27 625, nr. 499);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 mei 2020 inzake rapportage De Staat van Ons Water (Kamerstuk 27 625, nr. 498);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 juni 2020 inzake invulling van een aantal moties en toezeggingen met betrekking tot het algemeen overleg Water van 22 juni 2020 (Kamerstuk 32 698, nr. 503);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 juni 2020 inzake beantwoording vragen commissie over de zeventiende voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 51) (Kamerstuk 32 698, nr. 53);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 juni 2020 inzake de Nationale analyse waterkwaliteit (Kamerstuk 27 625, nr.502);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 juni 2020 inzake extra ambitie Deltaprogramma Zoetwater (Kamerstuk 27 625, nr. 500);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 juni 2020 inzake rapport Adviescommissie geborgde zetels bij waterschapsbesturen (Kamerstuk 27 625, nr. 501);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 juni 2020 inzake beleidsuitwerking rivierbed Maasvallei en VKA Thorn-Wessem (Kamerstuk 27 625, nr. 504).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Israel
Voorzitter: Schonis
Griffier: Schuurkamp
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Van Brenk, Bromet, Remco Dijkstra, Van Esch, Geurts, De Groot, Laçin, Moorlag, Schonis en Stoffer,
en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Welkom bij de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat. Aan de orde is het algemeen overleg Water. Ik heet de Minister van harte welkom. Zij gaat vandaag alle vragen beantwoorden die de Kamerleden aan haar gaan stellen – hopelijk in ieder geval! Wij hebben vandaag een heleboel Kamerleden in ons midden. Ik zal ze even aan u voorstellen: mevrouw Van Brenk van 50PLUS, de heer Geurts van het CDA, mevrouw Bromet van GroenLinks, de heer Laçin van de SP, de heer Stoffer van de SGP, de heer De Groot van D66, mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren, de heer Dijkstra van de VVD, de heer Van Aalst van de PVV en de heer Moorlag van de PvdA. Mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie heeft zich afgemeld.
We krijgen zo meteen de eerste termijn van de bijdrage van de Kamerleden. Iedereen heeft vijf minuten spreektijd om zijn bijdrage te leveren. Ik stel voor dat wij maximaal vier interrupties per lid toestaan. We moeten ons erg aan de tijd houden, want het merendeel van de woordvoerders vandaag zal om 14.00 uur moeten aanschuiven bij het algemeen overleg Natuur. Bovendien hebben we tussentijds nog een schorsing omdat er moet worden schoongemaakt. Je hoort er niemand over, maar het alcoholgebruik in de Kamer is met corona ontzettend gestegen.
Ik geef als eerste mevrouw Van Brenk van 50PLUS het woord.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Het zal de Minister vast niet verbazen dat ik begin met het eindrapport over de geborgde zetels. De adviescommissie is duidelijk: opheffen! Hoe nu verder? Kan de Minister hierop reageren? Want de brief is wel erg summier. Waarom kan er pas besloten worden in 2021?
50PLUS wil een eerlijk belastingstelsel, ook voor wat betreft de waterschappen. Op dit moment betalen mensen hun zuiveringsheffing ofwel voor één, ofwel voor drie vervuilingseenheden. Dat is in de meeste gevallen dus niet fair. De Minister is vast bekend met het feit dat de ingezetenen 80% van de heffingen betalen. Dit blijft ook in stand vanwege het systeem van geborgde zetels. De geborgden hebben er dus belang bij dat dit systeem in stand blijft. Ik wil dus graag een reactie van de Minister. 50PLUS stelt een heffing voor die gebaseerd is op één, twee, drie enzovoort eenheden belasting. Dat kan gewoon budgetneutraal. Kan de Minister hierin een rol pakken?
Dan over legionella. Het voorstel van 50PLUS om zorg- en seniorenwoningen toe te voegen aan de categorie prioritaire gebouwen, is gerealiseerd. Dat is mooi, want deze groep is relatief kwetsbaar voor legionella. Recent vroeg 50PLUS in schriftelijke vragen aandacht voor de legionellabeheersing in de opstartfase na de coronacrisis. Maar waar ligt het onderscheid precies? Is het nu waar dat niet-prioritaire gebouwen beperkt zijn in de te nemen preventieve maatregelen? Zou dat niet bij gebouweigenaren zelf moeten liggen? Ligt dat niet meer voor de hand als we weten dat er mogelijk een nieuwe lockdown zal komen en dat dat niet uit te sluiten is? Hoe, in brede zin, is de opstart na corona gegaan toen we weer opengingen?
Voorzitter. Het is zeker anderhalf jaar geleden dat 50PLUS aandacht besteedde aan het rapport over de cybersecurity van vitale waterwerken. Doelen die al in 2017 behaald hadden moeten zijn, waren niet behaald. Onze motie om dit snel op orde te krijgen, werd aangenomen. Maar als ik de brief lees, zou ik toch graag willen dat de Minister toelicht wat er nu wel gerealiseerd is, wat niet kan, wat er anders gedaan wordt en om welke redenen. Want nog niet alles van 2017 is gehaald.
In de voortgangsbrief wijdt de Minister slechts een hele korte passage aan de voortgang van het versnellingsprogramma om medicijnresten uit afvalwater te halen. Misschien heb ik iets gemist, maar dat versnellingsprogramma was voor mij nieuw. Kan de Minister daar iets meer over vertellen? Waarom een versnellingsprogramma? Sowieso ben ik benieuwd wat de stand van zaken is.
Kan de Minister laten weten hoe het staat met de Blue Deal? Is daar nog iets moois over te vertellen?
U kent mijn gevoelens rondom SDG 6, de stand van zaken rondom schoon water in de hele wereld en ook sanitatie. Kan de Minister vertellen wat de stand van zaken is?
Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft op verzoek van de Minister de Nationale analyse waterkwaliteit opgesteld. De conclusie is dat de waterkwaliteit de komende jaren wel zal verbeteren, maar dat de doelen zonder extra maatregelen niet behaald worden. Dat zou wel moeten. Wij vragen daarom sterke regie hierop. Hoe zit het daar nu mee? Pakt de Minister nu concreet haar coördinerende rol op?
Ik zie dat ik een blaadje kwijt ben en dat is heel erg dramatisch, want dat ging over de INEV's, de extra vervuilende eenheden. De Minister zegt dat het over een generieke maatregel gaat. De Minister zegt: als het een probleem is, moeten de zuiveringsmaatschappijen maar even een extra zuiveringsslag maken. Dat zijn extra kosten. De Minister stelt dat voor als een generieke maatregel. Dat is echt funest, want u weet dat de burgers dat dan uiteindelijk toch moeten betalen. Vewin heeft hierover een rapport laten maken door een jurist. Die zegt: dat kan zomaar niet. Twee dingen doorkruisen elkaar hier: de waterkwaliteit van grondwater en drinkwater. Een jurist zegt dus ook dat dat gewoon niet kan. Je kan niet zomaar een generieke maatregel nemen en de kosten dan daar op het bordje leggen. Ik zou dus graag van de Minister willen weten hoe zij daarop gaat reageren.
Voorzitter, ik ben onthand, merk ik van mezelf. Ik zou het hier dan ook bij willen laten.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Brenk. U was trouwens toch aan het einde van uw spreektijd, dus op zich heeft u het prima gedaan. En dat u zo'n moeilijk woord als INEV nog zo kon oplepelen, is toch best knap. Meneer Geurts, mag ik u het woord geven.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ik wil dit keer beginnen met de Minister vragen om iets niét te doen. Ik zie de Minister al opkijken. Dat zal ook niet vaker gebeuren, denk ik. Het afgelopen voorjaar was er, althans in de eerste maanden, veel regen. Dat is geen probleem geweest, want het grondwaterpeil is daardoor in vele gebieden voldoende aangevuld. Daarna was het vele weken droog, regende het weer even fors en zitten we weer in een droogteperiode. Wat je dan ziet, is dat onder meer terreinbeheerders, drinkwaterbedrijven maar ook bepaalde politieke partijen vragen om meer rijksregie op de onttrekking van het grondwater. Dat hoeft voor mij niet. De provincies gaan over het diepe grondwater en de waterschappen over het ondiepe grondwater. De problematiek is sterk regionaal, dus gaat het om gebiedsgericht maatwerk. Laat dat ook zo, zeg ik tegen de Minister. Maar laat zij het ook zo?
Voorzitter. Nog meer droogte. Droogte en bodemdaling hangen nauw samen, want in de landelijke veengebieden leidt de droogte tot snellere oxidatie van het veenpakket en daarmee tot extra bodemdaling en uitstoot van broeikasgassen. Er lopen diverse projecten om ervaring op te doen met maatregelen tegen bodemdaling. Het CDA vindt het belangrijk om deze projecten langjarig door te zetten. Gaat dat ook gebeuren, zo vraag ik de Minister. Want waterschappen moeten in staat gesteld worden om de nodige wateraanvoer én buffers te organiseren en maatregelen uit te rollen. In het Deltaplan Zoetwater moeten middelen beschikbaar komen, zodat Rijk en regio de vergroting van de aanvoerroutes voor zoet water kunnen realiseren. Ik denk dan ook aan Zeeuws-Vlaanderen. Daarbij moet voldoende rekening worden gehouden met de genoemde extra watervraag. Wij als CDA zijn tevreden met de door de Minister toegezegde extra 100 miljoen voor de droogtebestrijding.
Dan nog meer droogte. De Beleidstafel Droogte heeft 46 aanbevelingen gedaan. Kan de Minister concreet aangeven wat de stand van zaken van alle aanbevelingen is? Want wij zijn benieuwd op welke wijze de Minister concreet invulling heeft gegeven aan de aanbevelingen van de Beleidstafel Droogte?
Voorzitter. In november 2019 is een door mij ingediende motie aangenomen. Dat is stuk nr. 78 (35 300-XII), zo zeg ik ten behoeve van de ambtelijke ondersteuning. De motie verzoekt de regering om in overleg te treden met de provincies en waterschappen in Rijn-Oost om de mogelijkheden van pilots in de Achterhoek en Twente te onderzoeken en de Kamer binnen drie maanden over de voortgang te informeren. Vanuit Twente en de Achterhoek is met een consortium van partijen uit de hele landbouw en natuurorganisaties vormgegeven aan de uitvoering van een pilot middels een verkenning en een plan van aanpak. Ik hoor terug dat die gebieden meerdere malen om actieve participatie vanuit het Rijk hebben gevraagd, maar dat ze geen gehoor vinden. Hoe zit dat, zo vraag ik aan de Minister. Kan de Minister aangeven hoe het dan staat met de uitvoering van mijn motie?
Dan het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. De uitvoering daarvan verloopt goed. Dit programma wordt gedaan door LTO Nederland op verzoek van de Minister. Samen met overheden, kadaster, natuurorganisaties, drinkwaterbedrijven en waterschappen werkt dat project aan schoner en voldoende water en een betere bodem. Inmiddels draaien er rond de 400 projecten, waaraan 15.000 boeren deelnemen. Initiatieven komen van onderaf en boeren zijn niet verplicht om mee te doen. Deze aanpak, zo mogen we wel zeggen, is de sleutel tot succes.
De voorzitter:
Meneer Geurts, daarover is een vraag van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ja, en die gaat juist over die participatie. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft gezegd: dat Deltaplan Agrarisch Waterbeheer werkt alleen bij 100% participatie van de boeren. Maar dat is niet het geval. Ook uit de persberichten van de NVWA blijkt dat een derde van de telers zich nog niet aan de voorschriften voor het gebruik van gif houdt. Hoe kan de heer Geurts dan volhouden dat het hartstikke goed gaat?
De heer Geurts (CDA):
Als je ziet dat 15.000 boeren op zo'n korte termijn meedoen, vind ik dat gewoon een succes. Om antwoord te geven op de vraag van mevrouw Bromet van GroenLinks: je ziet dat boeren twijfelen om mee te doen, omdat ze bang zijn dat alles wat daarna gebeurt in dat Deltaplan Agrarisch Waterbeheer gelijk weer verplicht gaat worden door de politiek. Dus heb vertrouwen. Ik zag vandaag ook wetgeving voorbijkomen die het zuiveren in de tuinbouw verder vormgeeft. Daar zie ik ook heel veel enthousiasme. Geef nou het vertrouwen en doe de dingen nou niet vanuit wantrouwen. Ik zie bij GroenLinks op dit moment dat er veel meer vanuit wantrouwen tegen aangekeken wordt. Maar koester en beloon deze boeren en de mensen in de tuinbouw die aan deze initiatieven meedoen.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, wilt u daar nog op reageren?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Nee, ik ga er zo zelf nog iets over zeggen.
De voorzitter:
Prima. Meneer Geurts, u vervolgt uw betoog.
De heer Geurts (CDA):
Deze interruptie heeft in ieder geval een aantal zinnen weer korter gemaakt. Want ik had nog willen zeggen: de meeste boeren die meedoen, doen dit bovendien vanuit een eigen intrinsieke motivatie.
Voorzitter. De landbouwsector is zélf met het initiatief voor het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer gekomen, omdat deze als geen ander het belang van voldoende en schoon water onderkent. Een grotere deelname van de sector is cruciaal, maar blijft – daar moet ik mevrouw Bromet gelijk in geven – in veel gebieden achter. Is de Minister bereid in overleg met de Minister van LNV na te gaan hoe de deelname aan het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer kan worden vergroot?
Dan de Beleidslijn Grote Rivieren, de BGR. Na de overstromingen van 1993 en 1995 is de Beleidslijn Grote Rivieren opgesteld. Een doel daarvan was om de negatieve ontwikkelingen in het rivierengebied te stoppen. De Minister is vorig jaar zomer op werkbezoek geweest in Limburg. Inmiddels ligt er een nieuw besluit van de Minister, waardoor die BGR uiteindelijk van het Limburgse Maasdal afgaat. Ook worden de regels rondom schade logischer en eenvoudiger. Verder is afgesproken dat twee gebieden – Thorn en Wessem en Lob van Gennep – een normdijk krijgen, maar ook aan die gebieden wordt ontwikkelruimte geboden. Men kan dan bouwen voor eigen dorp en ondernemers. De CDA-fractie is daar enthousiast over. Ik wil eindigen met een compliment aan de Minister te geven dat ze dit zo voortvarend heeft opgepakt.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Geurts. U was precies aan het eind van uw spreektijd. Ik zie dat de heer Moorlag nog een vraag aan u heeft. Meneer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik wil een vraag stellen over iets wat de heer Geurts níét in zijn bijdrage aan de orde heeft gesteld, namelijk de geborgde zetels bij de waterschappen. Het kan natuurlijk zijn dat het CDA daar geen opvattingen over heeft, maar ik denk dat die kans buitengemeen klein is. Maar het kan natuurlijk ook zo zijn dat er in de coalitie, net zoals rond stikstof, een afspraak is gemaakt om het toch maar zo snel mogelijk weg te frommelen in een la en vooruit te schuiven. Wat zijn de opvattingen van het CDA over de geborgde zetels?
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik had een inschatting gemaakt dat deze interruptie er wel zou komen. Ik denk: waarom zou ik het dan in mijn eigen tekst zetten, het komt vanzelf. Dank dus aan de heer Moorlag. Het voelt een beetje ongemakkelijk dat ik nu tegen de heer Moorlag zit te praten, terwijl hij in mijn rug zit, maar het is even niet anders. Kijk, voor het CDA en voor heel Nederland zal moeten gelden dat waterschappen functionele democratieën zijn. Het is ook de oudste democratie van Nederland, zeg ik tegen de heer Moorlag. Misschien dat ik alle leden eraan mag herinneren dat daar ons poldermodel vandaan komt. Op dit moment ... Het is even stil en de collega van 50PLUS begint te grinniken; die snapt wel iets van het poldermodel als ze uit de FNV komt, maar dat even terzijde. Ik denk dat de Minister de juiste stappen neemt. Er is nu een advies en ze wil eerst horen wat de waterschappen en de belanghebbende partijen daarvan vinden. Dan komt het op enig moment weer terug en wordt er door het kabinet een besluit genomen. Dat steun ik. Ik wil de collega's ook even in herinnering roepen dat de OESO aanbevelingen heeft gedaan, en die aanbevelingen van de OESO staan haaks op de commissie-Boelhouwer. Dat wilde ik even als eerste reactie zeggen op de heer Moorlag.
De voorzitter:
Meneer Moorlag, heeft u er behoefte aan om daarop te reageren?
De heer Moorlag (PvdA):
Ja, nog even kort. De waterschappen zijn inderdaad de oudste democratie en het is een functionele democratie. Vanuit de LTO wordt er bijvoorbeeld gewaarschuwd dat we die niet te zeer moeten politiseren. Ik kan hier een enorm geheim onthullen: volgens mij is waterschapsbeleid en democratie gewoon politiek. Belangen moeten daar niet alleen worden behartigd, maar ook worden afgewogen. Mijn vraag aan de heer Geurts is of hij wel openstaat voor modernisering. In een ver verleden had in het gebied waar ik vandaan kom, Groningen, de abt van het klooster van Aduard het gezag. Dus ook een functionele democratie kan veranderen. Mijn vraag aan de heer Geurts is of hij openstaat voor veranderingen.
De voorzitter:
Meneer Geurts, de abt van ...
De heer Geurts (CDA):
Het kortst mogelijke antwoord is: ja, mits het verbeteringen zijn. Maar ik wil de collega's die nu goedkope scorebordpolitiek aan het bedrijven zijn over de rug van de waterschappen toch wel meegeven: breek Nederland nou niet af, terwijl we voor grote uitdagingen staan op het gebied van bijvoorbeeld droogte. Ik merk gelijk alle reacties, maar breek Nederland niet af, zeg ik tegen de collega's, en wees daar ook wijs in.
De voorzitter:
Meneer Geurts, ik merk dat dit onderwerp bij meer mensen wat losmaakt en ga naar de heer Stoffer van de SGP.
De heer Stoffer (SGP):
De heer Geurts en ik komen ongeveer uit hetzelfde gebied. Het scheelt niet zo veel, zeker vanuit Den Haag gezien. Wat ik altijd waardeer aan de heer Geurts, is dat hij meestal gewoon – «recht voor zijn raap» is te veel gezegd, maar – helder is, duidelijk. Ik zou toch graag een antwoord willen hebben. Dat je naar dingen kijkt en ze verbetert, is altijd goed, maar is zijn mening dat de geborgde zetels die we nu hebben een hele goede kwalitatieve bijdrage leveren en hoeven die niet ter discussie te staan? Of zegt hij: nee, het is echt wel goed om ze ter discussie te stellen en misschien uit te komen op een heel andere invulling van geborgde zetels of geen geborgde zetels meer? Kan de heer Geurts een helder antwoord geven op wat zijn intentie is met wat hij hier voor ziet liggen en waar het naartoe gaat?
De heer Geurts (CDA):
Ik dacht dat ik al helder was door te zeggen: breek Nederland niet af. Laten we wat goed is gewoon behouden. Maar stel nou dat door de inventarisatie die de Minister buiten de commissie-Boelhouwer heeft gedaan er nog dingen blijken te zijn die aanpassing behoeven wat waterschappen betreft, met name gezien de opgave waar we voor staan om de droogte tegen te gaan. Stel dat daar nou iets uit komt. Dan zeg ik tegen de heer Moorlag: daar sta ik open voor, maar breek Nederland en wat goed is niet af. Ik denk dat er altijd veel waardering is voor de geborgde zetels in het functioneel bestuur, dus breek dat niet zomaar af. Ik denk dat ik daar heel duidelijk in ben.
De voorzitter:
Meneer Stoffer, is dit duidelijk genoeg voor u?
De heer Stoffer (SGP):
Dit is volgens mij klip-en-klaar: ook de heer Geurts ziet het enorme belang en de kwalitatieve inbreng van de geborgde zetels in de waterschappen, net als ik. Dus het is mij helder. Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Brenk, u had zich ook gemeld voor een vraag aan de heer Geurts.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik vond het een vorm van uitlokking natuurlijk wat de heer Geurts deed. Dat is ook mooi. Hij staat ergens voor en verwijst naar de polder, waar ik in heb mogen vertoeven maar ook de heer Moorlag en wel meer mensen. Dat is alleen maar goed. Maar je moet inderdaad ook durven te kijken naar iets waar je ook best wel kritische noten bij mag zetten. Een van de zorgen die in ieder geval 50PLUS heeft, is dit. Wij hebben in alle waterschappen vertegenwoordigers zitten, die ook heel kritisch alles volgen, en terecht. Maar die lopen er ook tegenaan dat een dagelijks bestuur voornamelijk gevuld wordt vanuit die geborgde zetels en als er dan geluiden komen vanuit de achterban, bepaalt uiteindelijk toch het geluid vanuit het dagelijks bestuur. Dat is de onevenredige vertegenwoordiging van die geborgde zetels, en die laat het beslissende geluid horen! Ik vind het onterecht dat je niet kijkt naar de volledige samenstelling en dat de kritische geluiden uit het algemeen bestuur daar onvoldoende doorklinken. Ik snap ook niet dat het CDA daar geen oog voor heeft.
De heer Geurts (CDA):
U zegt dat nu juist tegen iemand die in een waterschap zit, het Waterschap Vallei en Veluwe, waar het dagelijks bestuur geen meerderheid heeft, dus waar het algemeen bestuur heel duidelijk bepaalt wat de koers van het dagelijks bestuur is. Mevrouw Van Brenk haalt bepaalde voorbeelden aan, maar hier zie je dus dat het echt wel functioneert. Geborgde zetels kunnen democratisch, in aantallen, al niet eens de dienst uitmaken, om maar even de woorden van mevrouw Van Brenk te gebruiken. Er zijn dus voorbeelden van waterschappen in Nederland waar het volgens mij democratisch goed functioneert. Ik mag geen vraag terug stellen aan mevrouw Van Brenk, maar als ik van 50PLUS was, zou ik toch echt nog eens nadenken over de vraag of je wat goed is, echt zomaar moet afbreken, met alle opgaves waar we voor staan. Dat laat onverlet dat ik voor goede ideeën – die heb ik nog niet gehoord van mevrouw Van Brenk – opensta.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, wilt u daar nog op reageren?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik zal er zeker voor zorgen dat de voorbeelden die wij uit het land hebben, bij het CDA terechtkomen, want wij zien dat er wel ondemocratische waterschappen zijn, in ieder geval waar de geborgde zetels een ruime meerderheid hebben, en wij zien dat er onvoldoende geluisterd wordt naar de achterban. Ik ben blij om te horen dat het anders is bij het waterschap waar deze vertegenwoordiger van het CDA zelf in zit, maar ook dat zal ik navragen bij mijn collega's. Maar ik zal zeker zorgen dat hij die informatie van ons krijgt.
De voorzitter:
Meneer Geurts, wilt u daar nog kort op reageren?
De heer Geurts (CDA):
Jazeker, ik wil even één ding rechtzetten voordat dat een eigen leven gaat leiden. Ik zit niet in het waterschapsbestuur, ik ben ingezetene, gewoon burger die waterschapsbelasting et cetera betaalt.
De voorzitter:
U bent bijgezetene.
De heer Geurts (CDA):
Gewoon normaal burger. Ik zie zeker uit naar de voorbeelden van mevrouw Van Brenk. Ik wil nog één kleine correctie doen, en anders zal de Minister dat straks in haar termijn wel doen, denk ik, en nog uitgebreider ook. Het kan niet zo zijn dat de geborgde zetels een meerderheid vormen in een dagelijks bestuur. Dat kan niet.
De voorzitter:
Dat wordt gecheckt. Meneer De Groot, u wilde volgens mij ook nog een opmerking richting meneer Geurts maken.
De heer De Groot (D66):
Ja. Ik weet niet of ik meneer Geurts goed heb verstaan, dus ik wil dat even toetsen. Ik heb ook een vraag. De heer Geurts staat open voor verandering, tenzij het een verbetering is. Heb ik dat nou goed verstaan, of niet?
De voorzitter:
En wat is uw vraag, meneer De Groot?
De heer De Groot (D66):
De heer Geurts zegt dat het een functioneel bestuur is, maar het CDA en D66 hebben er samen aan gewerkt om de Waterwet te verbreden, om waterschappen ook taken te geven op het gebied van klimaatadaptatie. Daarmee worden de taken van waterschappen breder, en wordt het dus minder een functioneel bestuur en meer een algemeen bestuur, net als de gemeente of de provincie. Vindt de heer Geurts ook niet dat je vanuit die overweging zou moeten kijken naar de geborgde zetel?
De heer Geurts (CDA):
Veranderingen moeten altijd een verbetering zijn. Althans, daar moet een poging toe gewaagd worden. Als het leidt tot afbraak van iets wat goed is ... Ik haal maar even het voorbeeld van de productschappen aan, al is dat een heel ander chapiter. Daarvan hoor ik ook binnen de D66-gelederen regelmatig: hadden we dat maar niet gedaan, dan waren de problemen nu een stukje kleiner geweest. Maar onder aanvoering van D66 is daar afbraak op gepleegd. Veranderingen moeten wel leiden tot een verbetering, zeker gezien de opgave waar we voor staan.
Ik maak een bruggetje naar het tweede deel: ja, met volle overtuiging heb ik, via een motie van mijn hand, samen met D66 en andere partijen, meegewerkt aan meer mogelijkheden voor klimaatadaptatie, ook binnen de waterschappen, binnen de Waterwet. Ik denk juist aan de opgaves waar we voor staan. We hebben het vandaag al een paar keer over droogte gehad. Daar zal nog wel meer door de collega's over gesproken worden. We komen uit een periode waarin we het water zo snel mogelijk vanuit het oosten de Noordzee in wilden laten stromen. In een relatief korte tijd zijn we nu in ons totale denken aan het omschakelen. Dat vergt zo veel van die waterschappen, dat ik denk: laten we ons daar echt mee bezighouden en niet zo kijken naar een functionele democratie, de oudste democratie, die in mijn ogen goed functioneert. Maar ik sta open voor de argumenten van 50PLUS, vanwege de voorbeelden van zaken die niet kloppen, althans, die niet kloppen in de ogen van 50PLUS. Daar praten we op een ander moment dan wel verder over, als ik daar kennis van heb kunnen nemen.
De voorzitter:
Geen reactie meer, meneer De Groot? Niemand meer? Dan dank ik u voor uw bijdrage, meneer Geurts. Het woord is aan mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dit AO heet «water», maar we hadden het net zo goed «droogte» kunnen noemen, want «droogte» is het nieuwe «water». De schaarste zal ons dwingen om anders over water te denken dan in de vele jaren hiervoor. Het thema in mijn bijdrage vandaag zal zijn: van wie is het water? Allereerst heb ik wat vragen over drinkwater. Grootverbruikers betalen geen leidingwaterbelasting en dat vindt GroenLinks niet eerlijk. Het ondergraaft ook het draagvlak voor de belastingheffing, want als je als burger belasting moet betalen voor je drinkwater terwijl de grote industrie die niet hoeft te betalen, is dat bijna niet uit te leggen. De heer Wiebes, de voorganger van de Minister op dit dossier, heeft daarvoor eens een argument geven, namelijk dat grootverbruikers meer grondwater gaan gebruiken als je belasting gaat heffen. Ik zag dat ook terug op Twitter, waar een boer aan mij schreef: als ik belasting moet gaan betalen, ga ik gewoon een put slaan. Mijn vraag aan de Minister is: mag iedereen in Nederland zomaar overal een put slaan? Mag iedereen zomaar het grondwater, dat van ons allemaal is, voor eigen gebruik aanwenden? Is dat wenselijk? Het CDA heeft er in zijn bijdrage al iets over gezegd, namelijk dat de Minister zich er niet mee moest bemoeien. Ik ben benieuwd hoe de Minister daar zelf over denkt.
Het tweede punt gaat over de nieuwe werkelijkheid van schaarste aan water en over de waterschappen. Daar is al veel over gezegd door mijn collega's. De waterschappen hebben steeds meer taken gekregen. Het gaat niet alleen maar over wateroverlast, maar het gaat juist ook over droogte en over verdeling van water. Het gaat in de waterschappen ook over de klimaatopgave. Een mooi voorbeeld, dat de heer Geurts net ook noemde, is de problematiek van het veen, waar veel CO2 vrijkomt bij de verdroging, terwijl de landbouw baat heeft bij een laag waterpeil. Dat zijn bij uitstek politieke belangen. Bij de waterschappen hebben we nog steeds te maken met geborgde zetels, oftewel gereserveerde plekken. GroenLinks vindt dat absoluut niet van deze tijd. Wij worden daarin ook gesteund door de Adviescommissie geborgde zetels, die tot dezelfde conclusie komt. Maar de Minister schuift het voor zich uit en zegt: ik ga pas in 2021 besluiten. Dat is na de verkiezingen. Waarom schuift de Minister dat voor zich uit? GroenLinks vindt dat er wel een beetje haast achter kan zitten, want de volgende verkiezingen voor de waterschappen zijn al over drie jaar. Dat heeft ons ertoe gebracht om met een initiatiefwetsvoorstel te komen – dat hebben wij zojuist in consultatie gebracht – waarin wij de geborgde zetels afschaffen. Wij helpen de Minister daar een beetje bij. Wij vinden echt dat de waterschapsbesturen democratisch moeten zijn, net als de Tweede Kamer, net als de provinciebesturen, net als de gemeentebesturen. Het is het oudste bestuur van Nederland, en het is tijd dat het gemoderniseerd wordt.
Tot slot, voorzitter, nog iets over de waterkwaliteit, want we staan voor grote uitdagingen als het gaat over de Kaderrichtlijn Water. Het is nog steeds onduidelijk wat er per sector moet gebeuren om de waterkwaliteit in goede staat te krijgen. Er mist regie vanuit het ministerie om dit mogelijk te maken. De heer Geurts zegt dat het hartstikke goed is dat er zo veel boeren aansluiten. Maar het Planbureau voor de Leefomgeving zegt: 100% van de boeren moet meedoen aan het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, wil het werken. Voor GroenLinks is het echt een doorn in het oog dat een derde van de telers zich niet houdt aan de voorschriften voor het gifgebruik. Vrijwillige maatregelen zijn onzes inziens ook niet houdbaar. Kan de Minister zo snel mogelijk een analyse aan de Kamer doen toekomen waarin inzichtelijk wordt gemaakt wat de opgaves nou precies zijn, welke maatregelen er per sector uit de kast moeten worden gehaald om die uitdagingen te halen en hoever we dan in de tijdspanne tot 2027 komen met de Kaderrichtlijn Water? Is de Minister bereid om met haar collega van LNV, Minister Schouten, afspraken te maken met de agrarische sector om het vrijblijvende karakter van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer om te vormen naar een systeem waarin bewezen effectieve maatregelen generiek verplichtend worden, dus precies dat waar de heer Geurts zo bang voor is? Hoe voorkomt de Minister dat we straks analoog aan de uitspraak van de rechter over de Programmatische Aanpak Stikstof, in 2027 met een nieuw probleem opgezadeld worden, namelijk dat de overheid wederom in gebreke is gebleven, maar dit keer op het terrein van de waterkwaliteit?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Keurig binnen de tijd. Ik zie dat de heer Stoffer een vraag heeft.
De heer Stoffer (SGP):
Mevrouw Bromet heeft een wetsvoorstel in consultatie gebracht voor het afschaffen van de geborgde zetels. Zou zij mij uit kunnen leggen voor welk probleem dit in haar zienswijze een oplossing is?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Democratie is een groot goed. Ik denk dat iedereen hier verbaasd zou zijn als bijvoorbeeld een groot bedrijf als Shell twee vaste stoelen zou bezetten in de Tweede Kamer. Dat is wel ongeveer wat er nu aan de hand is bij de waterschappen. Er zijn twee vaste groepen vertegenwoordigers – de boeren, het bedrijfsleven, maar ook de natuurclubs – die gegarandeerd een zetel of meerdere zetels hebben in het waterschapsbestuur. GroenLinks vindt dat niet democratisch. Als een waterschap steeds meer taken krijgt waar ook politieke besluitvorming aan vastzit, namelijk de keuze voor het ene belang of voor het andere belang, dan hoort daar gewoon democratie bij. Dat vinden wij het allerbelangrijkste argument. Daarom hebben wij dit wetsvoorstel gemaakt. Ik zou nog één ding willen zeggen over het wetsvoorstel. De heer Geurts had het net over «scorebordpolitiek». Dat is een term die afkomstig is van GroenLinks. Daar is nooit het maken van initiatiefwetten door Kamerleden mee bedoeld. Dat is gewoon gedegen werk. Er zit heel veel werk in. Dat kun je niet afdoen met het woord «scorebordpolitiek». Dus ik hoop dat de heer Geurts niet mij bedoelde toen hij het net daarover had.
De voorzitter:
Vast niet. Meneer Stoffer, heeft u nog een vervolgvraag? Want ik zit wel even naar de tijd te kijken. We lopen aardig uit. Het is steeds hetzelfde onderwerp dat behandeld wordt. Maar goed, het is aan u. Meneer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Ik heb vier vragen.
De voorzitter:
U heeft inderdaad vier vragen.
De heer Stoffer (SGP):
Dit is volgens mij de derde.
De voorzitter:
Ja, volgens mij ook. Gaat uw gang.
De heer Stoffer (SGP):
Ik dank mevrouw Bromet voor het antwoord. Via u, voorzitter, stel ik de vervolgvraag. Mevrouw Bromet, eigenlijk geeft u aan dat het te maken heeft met de wijze waarop u tegen democratie aankijkt en dat het eigenlijk, zoals het waterschap nu functioneert, geen volwaardige democratie is. Daar kun je over van mening verschillen. Maar zou mevrouw Bromet ook kunnen aangeven wat er inhoudelijk misgaat bij de waterschappen door het systeem zoals dat nu wordt ingevuld?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dat kan ik wel doen aan de hand van de initiatiefnota over veen die ik heb geschreven. Die gaat bij uitstek over de vraag: hoe ga je om met waterpeilen? De agrarische sector heeft echt last van hoge waterpeilen, terwijl de maatschappij als geheel, de mensen die willen dat er iets gedaan wordt aan klimaatverandering of de mensen die willen dat de grutto een prettig leefmilieu heeft, er juist gebaat bij zijn dat het waterpeil hoog is. Dat is een politiek conflict, waarbij er nu eigenlijk geen democratische afweging gemaakt wordt. De boeren hebben onevenredig veel invloed in die waterschappen. Die boeren komen op voor hun belang; dat is hartstikke goed. Dat is ook het recht van de boeren. Maar een leefbare aarde voor ons allemaal in de toekomst is ook van groot belang. Die taken zijn nu veel meer dan vroeger terechtgekomen bij de waterschappen. Er moeten beslissingen genomen worden over waterpeilen, maar ook over bermbeheer en over allerlei natuurmaatregelen. Het lijkt mij goed als inwoners van Nederland daarover kunnen meebeslissen.
De voorzitter:
Meneer Stoffer, is dat voldoende antwoord voor u? Dat is het geval. Niemand heeft meer een vraag aan mevrouw Bromet. Dan kom ik bij de heer Laçin voor zijn bijdrage.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. We hebben de afgelopen jaren te maken gehad met steeds langere periodes van droogte. Ook voor dit jaar en de komende jaren worden die voorspeld. Dit maakt dat we zuinig om moeten gaan met ons water. Corona heeft ervoor gezorgd dat huishoudens meer water hebben gebruikt. We lezen voortdurend dat we minder lang moeten douchen, minder vaak de auto moeten wassen en niet zo vaak het zwembad moeten vullen. Dit gaat allemaal om huishoudens, maar we hebben natuurlijk ook andere grootverbruikers, zoals de chemische industrie.
De belasting op leidingwater, de bol, waar mevrouw Bromet het al over had, geldt tot een verbruik van 300 kuub per jaar. Daarboven wordt geen belasting betaald op leidingwater. Een individu gebruikt ongeveer 50 kuub per jaar, wat maakt dat een huishouden van vier à vijf personen bijna nooit boven die 300 kuub uitkomt en dus belasting afdraagt over het volle verbruik. Dat is ongeveer € 80 à € 100 per jaar. Als voorbeeld: Tata Steel gebruikt jaarlijks ongeveer 30 miljoen kuub leidingwater, maar betaalt dus geen belasting boven de 300 kuub. Dat maakt dat Tata Steel ook ongeveer € 100 bol betaalt, net als een huishouden van vijf mensen. Volgens mij begrijpen we hier allemaal wel dat dit oneerlijk en onrechtvaardig is. Wat ons betreft gaat dit snel veranderden, zodat de industrie óf zuiniger gaat worden óf haar eerlijke bijdrage gaat betalen. In 2013 en 2014 wilde de voltallige Kamer dit al regelen, maar toenmalig Staatssecretaris Wiebes heeft dit toen om allerlei wat mij betreft vage redenen niet gedaan. Ik vraag deze Minister dit alsnog op te pakken en te regelen. De heffingsnorm van 300 kuub moet wat ons betreft verdwijnen, zodat grootverbruikers en vervuilers hun eerlijke deel gaan betalen. Is de Minister dat met de SP eens? Is zij bereid om op korte termijn naar dat onderzoek te gaan kijken en de zoveelste meevaller voor de industrie ongedaan te maken?
Voorzitter. Dan de beschikbaarheid en de kwaliteit van ons drinkwater. We zien dat er door periodes van droogte steeds meer druk komt te staan op de beschikbaarheid van drinkwater. De extra ambitie vanuit het Deltaprogramma Zoetwater, waarbij 100 miljoen extra wordt vrijgemaakt voor de periode van 2022 tot 2027, komt dan ook geen moment te vroeg. Wel maakt de SP zich zorgen over de voorkeursvolgorde die de Minister hanteert. Het water beter vasthouden en verdelen lijkt minder belangrijk dan zuinig omgaan met water. Wat ons betreft zijn de maatregelen op zijn minst gelijkwaardig. Is de Minister dat met ons eens? Zo niet, kan zij dan uitleggen waarom zij voor deze voorkeursvolgorde heeft gekozen?
Voorzitter. Op 30 april presenteerde het Planbureau voor de Leefomgeving de Nationale analyse waterkwaliteit. We kunnen concluderen dat onze waterkwaliteit echt goed is en de komende jaren beter zal worden. Tegelijkertijd kunnen we stellen dat de druk op onze waterkwaliteit toeneemt en dat de doelen van de Kaderrichtlijn Water in 2027 zonder aanvullende maatregelen niet gehaald zullen worden. Slechts 6% van onze wateren voldoet daar nu aan. Welke maatregelen gaat de Minister treffen, zodat deze doelen in 2027 wel gehaald kunnen worden? Samenwerking tussen verschillende overheden is hierbij ontzettend belangrijk. Is de Minister bezig met een bestuursakkoord 2.0, aangezien het huidige akkoord eind dit jaar afloopt?
Dan de INEV's, de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging. Ik heb tijdens het notaoverleg op 12 mei een motie ingediend om in gebieden waar grondwater gewonnen wordt voor ons drinkwater, dezelfde normen te hanteren als voor pfas-stoffen in drinkwater. De Minister wil daar niet aan en zadelt drinkwaterbedrijven daarmee op met risico's en extra kosten. Dit besluit staat haaks op de Kaderrichtlijn Water en Europese regelgeving waarin wordt gesteld dat zuiveringsinspanningen moeten worden verlaagd. Is de Minister bereid om het besluit te herzien en de INEV's voor grondwater dat gebruikt wordt voor drinkwatervoorziening gelijk te stellen aan de normen die gelden voor het drinkwater? Zo niet, dan zal ik mijn motie spoedig in stemming brengen, zodat de Kamer zich hierover kan uitspreken.
Voorzitter. Tot slot legionella en de veteranenziekte. Deze ziekte kan grote en langdurige effecten hebben op de volksgezondheid. Door corona is onze kijk op het bestrijden van bacteriën en virussen toch enigszins veranderd. Het feit dat veel gebouwen de afgelopen maanden nauwelijks zijn gebruikt, maakt de kans op legionella de komende maanden groter. Toch loopt Nederland achter als het gaat om de aanpak van legionella. Op de site van het RIVM staat bijvoorbeeld dat niet-prioritaire gebouwen als sporthallen en kinderopvanglocaties geen maatregelen tegen legionella hoeven te treffen en zelfs niet kúnnen treffen, terwijl dat bij een truckstop bijvoorbeeld wel kan. Vindt de Minister dit ook geen gek onderscheid? Wat de SP betreft gaan we dit snel veranderen. Daarom een aantal vragen aan de Minister. Welke andere landen in West-Europa maken onderscheid tussen prioritaire en niet-prioritaire gebouwen? Volgens onze informatie is Nederland het enige land dat dit doet. Kan de Minister dit toelichten? Is de Minister het met de SP eens dat legionella in alle gebouwen bestreden moet kunnen worden en dat onze wetten en regels dit op een veilige, duurzame manier moeten kunnen toelaten?
Mijn allerlaatste zin. Ik sluit mij aan bij mevrouw Van Brenk en mevrouw Bromet als het gaat om de geborgde zetels in de waterschappen.
Daar wil ik het bij laten, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Laçin. Dank u voor uw toelichting op wat een INEV is. Dat is een indicatief niveau voor ernstige verontreiniging, voor het verslag. Niet iedereen weet namelijk wat een INEV is. Meneer Stoffer, volgens mij mag ik u het woord geven.
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Ik heb aan het lezen van het advies over de geborgde zetels een wat minder goed gevoel overgehouden dan sommige anderen die ik hiervoor heb gehoord. Dat komt ook omdat de commissie in meerderheid bestond uit mensen die al eerder hebben laten blijken dat ze niet veel zien in aparte waterschappen of geborgde zetels. Ik zet wat dat betreft vraagtekens bij de onafhankelijkheid van de commissie.
Voorzitter. Aanleiding voor het advies waren nieuwe ontwikkelingen als klimaatverandering. Die zorgen inderdaad voor veel debat binnen de waterschappen, met dank ook aan de waterschapsverkiezingen. Maar wat de SGP betreft hoef je de geborgde zetels daar niet voor af te schaffen, integendeel, want die nieuwe vraagstukken raken ook de gebruikers van het landelijk gebied. Die expertise blijft juist daarom onverminderd van belang, net zoals dat zo blijft voor de kerntaken van het waterschap. Klimaatverandering is dus juist een argument voor handhaving van de geborgde zetels.
Hoofdargument van de commissie is dat een categorie als «ongebouwd» voldoende vertegenwoordigd wordt in de politieke fracties. Maar de praktijk leert dat dit aandeel afneemt en dat het sterk wisselt per waterschap en over de bestuursperiodes heen. Door te werken met geborgde zetels is inbreng van belangrijke praktijkkennis geborgd en is die niet afhankelijk van de waan van de dag.
Voorzitter. Getalsmatig leggen inwoners van stedelijke gebieden een groot gewicht in de schaal, maar het werk van de waterschappen raakt juist vooral de inwoners en ondernemers in het landelijk gebied. 14% van de bestuurders, los van de geborgde zetels, heeft nu banden met de landbouw, terwijl meer dan 60% van het Nederlands grondgebied landbouwgrond is. Aan dat gezichtspunt gaat de commissie naar mijn beleving helemaal voorbij. Ik roep de Minister dan ook op om goed te blijven nadenken en – de heer Geurts haalde het al aan – ook te blijven luisteren naar de constatering van de OESO, bepaald niet de minste. Zij geven aan dat de belangenparticipatie in het Nederlands waterbeheer juist een sterk punt is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Daar is een vraag over van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Als het gaat over de biodiversiteit, waaraan de waterschappen een grote bijdrage kunnen leveren door het beheer van bermen, slootkanten, waterkanten en het water zelf, of als het gaat over de klimaatopgave, zijn dat dan niet juist bij uitstek belangen die ook de stedelijke inwoners raken? Is het niet een schijntegenstelling om te zeggen dat je mensen hebt in het landelijk gebied, met bepaalde belangen, en andere mensen in de steden, met totaal andere belangen?
De heer Stoffer (SGP):
Ik denk dat er een groot verschil zit in hoe je daartegen aankijkt; dat kwam ook al even aan de orde in mijn vraag en het antwoord daarop richting mevrouw Bromet. Het lijkt wel of mensen vanuit de landbouw geen oog hebben voor biodiversiteit en dergelijke. Nou, ik heb zelf vier jaar in het waterschap gezeten waaraan de heer Geurts zojuist refereerde. Ik heb gemerkt dat daar juist toen al – het was 2008 tot 2012 – oog voor was. Ik heb de afgelopen week ook nog gesprekken gevoerd met meerdere gekozen bestuurders vanuit onze eigen partij. Ook die geven aan dat zij dat steeds meer zien toenemen. Ik denk dus dat die tegenstelling niet al te groot is. Maar het is steeds mijn beleving geweest – niet alleen als waterschapsbestuurder, maar ook later in mijn professie als ambtenaar, toen ik veel waterschappen tegenkwam – dat het enorm helpt als je mensen hebt die in het landelijk gebied vertrouwd worden en die echt weten waarover het gaat en wat mensen daar bezighoudt. Wat dat betreft zie je een enorme meerwaarde van geborgde zetels. Ik heb vanuit meerdere optieken de indruk dat het geen tegenstelling hoeft te zijn en dat het een meerwaarde heeft dat ook mensen die vertrouwd worden door mensen in het buitengebied, onderdeel uitmaken van de waterschappen. Ik heb dus liever een geborgde zetel extra dan een SGP'er extra in de waterschappen; laat ik dat er maar bij zeggen.
De voorzitter:
Waarvan akte, meneer Stoffer. Mevrouw Bromet, wilt u daar nog op reageren?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Nou, ik begrijp het gewoon niet, omdat ik vanuit de democratische gedachte dat wij als Nederlanders samen kiezen voor ons bestuur, geen verschil zie tussen mensen die in het landelijk gebied iemand kennen of iemand vertrouwen die dichtbij hun belangen staat, ten opzichte van mensen in steden, die ook wel graag iemand in een waterschap willen hebben die ze kunnen vertrouwen. Dat is niet alleen aan mensen in het landelijk gebied. Ik vind dat hier een schijntegenstelling gecreëerd wordt.
De heer Stoffer (SGP):
Ik zal er één voorbeeld bij pakken. Er was ooit een lek in het Twentekanaal en dat raakte allemaal agrariërs. Ik heb gezien dat een agrariër – die had het niet makkelijk, hoor – als een heemraad tussen die mensen stond om te voorkomen dat de vlam in de pan sloeg. Het hielp daarbij enorm dat eerst die meneer – later was het een mevrouw – echt wist waar het over ging en ook vanuit de praktijk bekend was met dat gebied en met wat er gebeurde met die mensen. Had ik – ik heb daar overigens nog best wel een goed gevoel voor – of iemand van 50PLUS die niet uit dat gebied kwam en die die mensen niet kende, daar gestaan, dan was de vlam in de pan geslagen en was het niet zo goed opgelost als toen is gebeurd. Ik zie gewoon in de praktijk dat dit echt helpt. Om het dan politieker te maken... Ik heb nooit veel politieks in het waterschap gezien, want het gaan om een heel functioneel bestuur. Natuurlijk komen daar wat taken bij die te maken hebben met biodiversiteit, klimaatverandering en ga zo maar door, maar ook dat wordt door die mensen prima opgepakt. Dus ja, ik denk dat mevrouw Bromet en ik gewoon een totaal verschillende kijk hebben op en misschien wel totaal verschillende ervaringen hebben met hoe die waterschappen functioneren.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, wilt u daarop reageren?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ja. Ik vind het een miskenning van mensen die wel op gekozen zetels zitten, om te zeggen dat geborgde zetels ingenomen zouden worden door mensen met kennis van zaken en dat mensen die gekozen worden, die kennis niet hebben. Het is of je zegt dat Tweede Kamerleden geen kennis van zaken hebben en daardoor geen besluiten kunnen nemen. Dat zou je dan bijvoorbeeld ook kunnen zeggen over onze premier en allerlei andere democratische vertegenwoordigers. Dit is gewoon hoe ons land werkt: we hebben mensen met kennis van zaken op het moment dat dat nodig is, want die kennis halen ze uit hun ambtelijke organisatie. De waterschappen hebben ook gewoon een ambtelijke organisatie. Ik zou niet weten waarom dat allemaal in de persoon van een waterschapsbestuurder verenigd zou moeten zijn. Waarom zou dat moeten?
De heer Stoffer (SGP):
Nu draait mevrouw Bromet het wat om. Ik werp verre van mij dat ik gezegd zou hebben dat mensen die niet op een geborgde zetel zitten of op welke plek in de maatschappij dan ook, geen kennis hebben. Dat kan heel goed samengaan, maar mijn ervaring is dat mensen op geborgde zetels negen van de tien keer een kwalitatief grote inbreng leveren en vooral ook het gebied en de mensen die daar wonen, kennen. En dat helpt enorm! Waarom zou je dat weggooien? Ik ben het eens met wat de heer Geurts daarover zei: waarom zou je wat zo goed functioneert afbreken, terwijl je de rest ook gewoon hebt? Ik zie dus echt niet in voor wat voor probleem we hiermee een oplossing creëren. Ik zou zeggen: hou het alsjeblieft zoals het is. Als er een geweldig antwoord op komt dat het mij duidelijk maakt waarom het dan véél beter zou gaan functioneren, wil ik er nog eens naar kijken. Maar laat ik heel helder zijn: ik zal tegen die wet stemmen, hoezeer ik het ook waardeer dat iemand het initiatief neemt om een wet te maken. Dat is de andere kant.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer, voor uw stemadvies. Ik zie dat mevrouw Van Esch nog een vraag heeft.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik wilde daar wel op aanhaken, want die kennis en kunde kunnen de mensen die nu een geborgde zetel hebben, toch ook op een andere manier bijdragen aan dat waterschap? Het zijn allemaal mensen met boerenbedrijven, mensen uit het bedrijfsleven of grootgrondgebruikers en die kunnen gewoon als lobbyclub hun belangen vertegenwoordigen. Dat gebeurt hier in de Tweede Kamer namelijk ook. Ik blijf het niet snappen: waarom zou je die mensen per se die geborgde zetel moeten geven als er tal van andere mogelijkheden zijn om die kennis en kunde, die ze vast wel hebben, op een manier richting dat waterschap te brengen?
De heer Stoffer (SGP):
Waarom zou je iets veranderen wat goed functioneert en het goed doet? En over die lobbyclubs, ik heb als algemeen bestuurder in het waterschap echt nooit meegemaakt dat er een lobbyclub naartoe kwam. Dat gebeurt hier heel veel, maar ik moet eerlijk zeggen dat dat eerste me beter bevalt dan dat laatste. Ik zou dus absoluut niet willen dat je dat soort mensen als een soort lobbyclub gaat zien. Nee, laten we alsjeblieft hun bestuurlijke kwaliteiten en hun kennis van de gebieden gewoon inzetten op de plek waar dat hoort, namelijk in dat hart van het waterschap.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch, wilt u daarop reageren?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Mijn conclusie is eigenlijk dat u een andere laag, waarvan meerdere partijen met ons zeggen dat die ook democratisch moet werken, een aparte status wilt geven en op een andere manier wilt laten functioneren dan de andere democratische processen in dit land. Volgens mij bent u helder over die keuze, maar het lijkt mij zeer onverstandig om dat op die manier door te zetten. Volgens mij is het goed dat we nu eindelijk die discussie gaan beslechten, want die discussie loopt nu misschien al wel 20 of 30 jaar. Laten we nu alsjeblieft een keer de knoop doorhakken en besluiten om daar van af te zien en alle lagen in Nederland democratisch te laten zijn, en dan zeker ook die laag.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zag volgens mij dat meneer De Groot ook een vraag voor meneer Stoffer heeft.
De heer De Groot (D66):
Ja, voorzitter. Ik vroeg me af: als die mensen met de geborgde zetels zo goed zijn, dan kunnen ze zich toch ook gewoon verkiesbaar stellen?
De heer Stoffer (SGP):
Natuurlijk, dat kan. Dat is bij de omwenteling van elf, twaalf jaar geleden ook gebeurd. Zo zie je ook best goede dingen staan. Ik zeg niet dat, als het een blanco vel was, je het weer helemaal zo zou inrichten als het nu is, maar het functioneert op een heel goede manier. Ik gaf net ook iets aan over het aantal stemmen. Dat bij de verkiezing van de waterschappen nu redelijk wat mensen komen stemmen, komt denk ik, een, omdat die verkiezingen samenvallen met de provinciale verkiezingen en, twee, omdat de Eerste Kamer er ook nog eens aan vast hangt. Dat deed natuurlijk wat de afgelopen keer. Maar als je er aparte verkiezingen van zou maken, dan zou ik eerlijk gezegd blij zijn als 20% komt, maar misschien haal je dat niet eens. Want de meeste mensen in dit land weten nauwelijks wat een waterschap is en hoe dat eruitziet. Ze zouden het denk ik pas merken als ze er niet meer zouden zijn. Waterschappen bestaan al heel lang en ze zijn specifiek voor Nederland echt van belang om Nederland voldoende droog te houden, en nu ook wellicht om te zorgen voor voldoende natheid. Natuurlijk kunnen ze zich verkiesbaar stellen, maar ik denk dat het, zoals het nu functioneert, een prima resultaat laat zien. Aan iets wat goed is, moet je wat mij betreft niet gaan lopen rommelen. Dan hebben we genoeg andere dingen in dit land waar we iets aan hebben te verbeteren.
De voorzitter:
Ik zie aan de lichaamshouding van meneer De Groot dat hij daarop wil reageren. Meneer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Ik hoor gewoon een ja. Dus ik ben zeer tevreden met het antwoord. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Meneer Stoffer? Nee, mevrouw Bromet, u bent helaas door uw vragen heen. Ik zie dat mevrouw Van Brenk nog wel een vraag heeft of wil reageren.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ja, voorzitter, ik kan het niet laten. Ik wil hier toch nog een vraag aan spenderen. De heer Stoffer zei net over de waterschappen dat burgers het volgens hem niet eens doorhebben. Volgens mij merken ze dat wel in hun portemonnee. 80% van de kosten komen bij de burgers terecht. Daarom vinden wij dat de burgers meer inspraak zouden moeten hebben. Dat is onze afweging. Nu zien we dat dat niet gebeurt. Ik noem ook de kostenverdeling: kan je je voorstellen dat de mensen die daar aan de tafel zitten er ook heel veel belang bij hebben dat de kosten niet bij hen neerslaan? Daarom vinden wij echt dat democratisch gezien meer recht gedaan zou moeten worden aan de burgers, die daar ook belang bij hebben en die ook het meeste betalen.
De heer Stoffer (SGP):
Dit is natuurlijk weer een wat andere kijk daarop. Meer dan twee derde is sowieso al direct gekozen. In een waterschap zijn 7 tot 9 zetels van de 23 tot 30 zetels geborgd. Wat dat betreft is die zeggenschap enorm groot. Ik heb nooit de indruk gehad dat die geborgde zetels met elkaar een soort blok vormden om iets helemaal tegen te houden. Dat is in ieder geval niet mijn ervaring geweest als algemeen bestuurder. De afgelopen weken heb ik aan vijf gekozen bestuurders in waterschappen gevraagd hoe zij daartegen aankijken, en ik zie het niet. Dus wat dat betreft denk ik dat die belangen geborgd zijn. Je mag er anders tegen aankijken, maar ik zal eerlijk zeggen dat ik, iedereen om mij heen en mijn familie zich nog nooit druk hebben gemaakt om dat laatste dubbeltje dat naar het waterschap toeging. Dan ging het meestal over de ozb of de loonbelasting. Dat raakt harder. Dus ik weet niet of dit nu het zwaarste argument is om dit af te schaffen. Functioneert dit stelsel goed, functioneert zo'n waterschap goed? Daar kijk ik heel sterk naar. En dat doet het volgens mij uitstekend. Laten we er alsjeblieft voor zorgen dat dit niet een eerste stap wordt om die waterschappen straks gewoon op te laten gaan in een ander bestuur, waardoor dit aspect moet concurreren met jeugdhulp of lantaarnpalen of weet ik veel wat en waarmee we dat hele goede functionele waterbestuur dan gewoon op de vuilnisbelt gooien. Ik zou dat graag willen voorkomen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, wilt u hier nog op reageren? Nee. Dan zag ik de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Ik vind de redenatie van de heer Stoffer toch wel gek. Hij zegt: twee derde wordt sowieso gekozen. Laten we dat eens doorvertalen naar de Tweede Kamer. Zouden wij accepteren dat hier bijna 50 zetels aan het bedrijfsleven, de boeren of aan een andere willekeurige partij gegeven zouden worden? Dat zouden we niet accepteren, ook niet in andere overheidslagen. Ik begrijp best dat de heer Stoffer zegt «het functioneert zo goed», maar als hij kijkt naar het democratische proces, dan kan de heer Stoffer volgens mij niet ontkennen dat het gewoon heel gek is dat dit nog op deze manier is geregeld. Het is de oudste democratie. Ja, dat blijkt ook wel, want daarna hebben we het continu anders geregeld, en beter geregeld wat mij betreft. Voor het democratische proces moeten we er toch voor zorgen dat 100% gewoon wordt gekozen, zoals we dat in de gemeenteraden doen, zoals we dat in de provincie doen, zoals we dat hier doen? Waarom deze uitzondering voor de waterschappen? Ik vind dat heel gek.
De heer Stoffer (SGP):
Kijk, hier in de Tweede Kamer, in een gemeente of in een provincie heb je het over heel veel belangen die je afweegt. Bij een waterschap heb je het over gemalen en heb je het over watergangen. Of je die schoonhoudt en of zo'n gemaal het wel of niet doet: ik hoef daar niet veel politieke afweging over te maken; het moet gewoon werken. Je hebt het dus over een heel ander spectrum. Het enige punt – dat merkte mevrouw Bromet straks wel goed op – gaat over het veenweidegebied en over het peil. Je kunt misschien wat ontevreden zijn over «peil volgt functie»; dat zou je misschien andersom willen hebben. Ja, daar zit misschien de discussie, maar dat is de enige echte discussie die je in een waterschap hebt. Ik heb de indruk dat dit nu prima loopt, want die belangentegenstellingen zijn er en daar wordt ook over geknokt. De ene keer gaat het een beetje de andere kant op en de andere keer gaat het een beetje deze kant op, maar ik zie behalve dat eigenlijk weinig discussie. Het moet gewoon functioneren. Dat er een bestuur op zit, is volgens mij alleen maar van belang omdat je ook belastingen heft. En dat betreft het punt van mevrouw Van Brenk. Je hebt wat dat betreft een gekozen bestuur nodig om daar een beetje richting aan te kunnen geven, maar laat dat niet de hoofdmoot zijn. Het gaat er volgens mij om dat we dit land voldoende drooghouden en – een punt in de afgelopen jaren – dat het voldoende nat blijft. Dat laatste is op dit moment misschien haast nog wel een grotere opgave.
De voorzitter:
Dank u wel. U komt daarmee vanzelf weer op het onderwerp waar het hier vandaag over gaat: water. Ik verzoek u om uw betoog weer te vervolgen.
De heer Stoffer (SGP):
Nou, ik had juist het kopje «droogte» staan. Maar ik begrijp dat droogte het nieuwe water is, dus dat komt goed uit.
Twee weken geleden was ik op werkbezoek in Zeeland. Dat was het enige werkbezoek dat ik fysiek heb gedaan in de coronaperiode. Er was ruimte zat, dus je kon er goed afstand houden, maar ook daar hadden ze voor het derde jaar op rij te maken met droogte. Dat was echt schrijnend. Omdat het zo vroeg viel, zag je die akkers op heel veel plekken ... Ik was specifiek in Zeeland omdat verzilting en droogte in die regio een heel gevaarlijke combinatie vormen. Dat wilde ik met eigen ogen zien. In de brief van de Minister over het Deltaprogramma Zoetwater, en met de 100 miljoen extra aandacht daarvoor, mis ik de aandacht voor die specifieke problemen in de zuidwestelijke delta. Neemt de Minister de aanpak van die problemen in dit gebied ook mee in haar aanpak? En zorgt ze daarmee voor voldoende zoetwater voor Zeeland? Want er zijn ideeën over een zoetwaterleiding vanuit de Roode Vaart in Brabant als oplossing die misschien wel goed is. Kan de Minister daaraan een bijdrage leveren?
Voorzitter. Een van de grote issues daar is ook de eventuele verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Het is heel goed dat de Minister het verziltingsplan voor een paar jaar in de ijskast heeft gezet, maar voor het maken van keuzes over investeringen in de toekomst is het wel van belang dat er een definitieve keuze wordt gemaakt. Wat de SGP betreft gaat dat plan voor verzilting definitief van tafel. Het Volkerak-Zoommeer is een belangrijk zoetwaterbekken en dat moet wat de SGP betreft zo blijven.
Voorzitter. De Beleidstafel Droogte pleit voor het uitwerken van de strategie Klimaatbestendige zoetwatervoorziening hoofdwatersysteem en het meenemen daarvan in het Deltaprogramma Zoetwater en het Nationaal Waterplan. Pakt de Minister dit ook op?
In het kader van het Europese landbouwbeleid is budget beschikbaar voor zogenaamde ecoregelingen. Mijn vraag aan de Minister is of zij ervoor wil zorgen dat een deel hiervan ook wordt ingezet voor klimaatadaptatie en waterbeschikbaarheid voor de landbouw, want droogte komt ook heel hard aan in veengebieden, waar extra bodemdaling optreedt, en maatregelenpakketten om schade in bebouwd gebied in te perken, drukken heel zwaar op de gemeentelijke begrotingen. Ook daar de vraag of de Minister dit specifiek meeneemt in haar droogteaanpak.
Als laatste de waterkwaliteit. De SGP heeft er eerder voor gepleit om op regionaal niveau goed in kaart te brengen waar nutriënten en andere belastende stoffen vandaan komen. Dit moet de basis zijn voor het beleid, want de verschillen tussen gebieden zijn groot. Wat is de stand van zaken? Daarbij pleit het planbureau voor een gebiedsgerichte aanpak. De vraag is of waterschappen daarbij een leidende rol krijgen.
Voorzitter, dan als allerlaatste: in verschillende gebieden, vooral in het westen, is sprake van fosfaatrijke kwel. Dit mag verdisconteerd worden in de normen, maar dat is nog niet overal gebeurd. Mijn vraag is of de Minister daarop wil aandringen, want dat fosforprobleem zit nu vooral in de Randstad, maar het zou zomaar kunnen dat normen nog niet bijgesteld zijn.
Daar laat ik het bij, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. U was exact op uw spreektijd. De heer Geurts heeft nog een vraag aan u.
De heer Geurts (CDA):
Ik vond de bijdrage van de SGP-fractie zeer interessant, met name ook op het punt van de droogte en de aanvoer van zoetwater naar Schouwen-Duiveland en die regio. Wat zou daar volgens de SGP-fractie nog meer voor nodig zijn dan op dit moment gebeurt?
De heer Stoffer (SGP):
Ik noemde bijvoorbeeld zo'n leiding vanuit de Roode Vaart. Dat zou wellicht een goeie oplossing kunnen zijn, maar ik heb niet de wijsheid in pacht om nu te kunnen stellen dat dát het is. Ik heb het maar als suggestie genoemd. Maar ik denk dat het belangrijk is om echt heel serieus te bekijken hoe dat Zeeuwse akkerbouwgebied daar goed uit komt. Daarom vroeg ik ook naar de aanpak in de zuidwestelijke delta. Ik vraag met name om daar vanuit deskundigheid goed naar te kijken. Volgens mij zit er bij de waterschappen, bij Rijkswaterstaat en bij andere overheden voldoende kennis en knowhow om dit te doen, maar er moet wel echt aandacht voor komen. Dat is van belang.
De voorzitter:
Is dat voldoende antwoord, meneer Geurts?
De heer Geurts (CDA):
Vooralsnog wel. Ik ben heel nieuwsgierig naar het antwoord van de Minister. Ik ben het met de SGP-fractie eens dat we dit echt heel goed moeten beschouwen.
De voorzitter:
Als inwoner van Zeeland deel ik die opvatting volledig. Ik ben ook erg benieuwd naar het antwoord van de Minister!
Meneer De Groot, ik mag u nu het woord geven voor uw bijdrage.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Naast klimaat, schone lucht en biodiversiteit is onze belangrijkste opgave om ons water schoon te houden. Dat is geen sinecure, want we weten nu al dat Nederland de doelen van de Kaderrichtlijn Water niet gaat halen. Wat heeft de Minister gedaan ter uitvoering van de motie-Schonis? Heeft de Minister al een concreet plan van aanpak om alle doelen toch te halen? Of blijft de Minister stellen dat het niet gaat lukken om alle doelen te halen en blijven we als een hert in de koplampen kijken, wachtend op een schrobbering vanuit Brussel?
Voorzitter. Waar het water niet is, komt de droogte. Het is goed dat de Minister na 2018 in actie is gekomen. Op papier ziet de droogteaanpak er goed uit, maar als ik dan de praktijk zie, dan waren waterschappen tot half maart vooral bezig met het ouderwets wegpompen van water. Er is al een kader voor de verdringingsreeks voor het grondwater, maar hoe verklaart de Minister dat de grondwaterstand in sommige gebieden toch blijft dalen? Hoe krijgt de Minister zicht op de ontelbare waterputten die zijn geslagen zonder vergunning?
Alle ministeries hebben het over een integrale aanpak. Dat zou betekenen dat de aanpak van uitstroom van bestrijdingsmiddelen en overschot van nutriënten uit de landbouw ook vanuit het belang van schoon water wordt bezien. Is het dan wel genoeg om een Delta-aanpak schoon water te hebben die grotendeels op vrijwilligheid berust? Op papier is het weer prima, maar als ik dan, zoals onlangs, een boer zie die een greppel van vier meter diep graaft, dan vraag ik me af hoe het in de praktijk gaat.
Dan de integrale aanpak bij vismigratie. Hoe staat het met de visserijvrije zone rond het Haringvliet? Hoe integraal handelt het kabinet hier?
Dan de integraliteit van het riviermanagement. Het is goed dat naast veiligheid ook breed wordt ingezet op de doelstelling natuur, maar hoe wordt dit geborgd? Hoe zorgt de Minister ervoor dat centraal vanuit Rijkswaterstaat kennis over natuurinclusieve waterveiligheid ook ter beschikking komt van de waterschappen?
Om die praktijk te veranderen is het ook goed dat de geborgde zetel steeds meer een relikwie uit het verleden wordt. CDA en D66 hebben er met succes voor geijverd om de waterschappen ook verantwoordelijk te maken voor klimaatadaptatie. Daarmee veranderen ze steeds meer in een algemeen bestuur. De commissie-Boelhouwer heeft goed werk geleverd door te signaleren dat de geborgde zetel hier niet in past. Hoe staat het nu met de aanpassing van de Waterwet? En is de Minister bereid de afschaffing van de geborgde zetel voorwaardelijk te maken aan de verbreding van taken van de waterschappen? Van belang is dat er zodanig druk op het proces staat dat de volgende verkiezing van de waterschappen zonder geborgde zetel plaatsvindt.
Voordat ik afrond, voorzitter, een punt van zorg. Er zijn in Nederland drie gemeenten zonder riolering. Drie gemeenten. Het is onvoorstelbaar voor een rijk land als Nederland dat poep van mensen en dieren gewoon in het water komt en de natuur aantast. Ik geloof dat niemand hier aan deze tafel dat normaal vindt. Daarom is de vraag aan de Minister: kunt u deze drie overzeese gebieden – want daar gaat het over; het gaat over de drie eilanden in het Caribisch gebied – aan een riolering helpen? Het is een soort primaire basisbehoefte en het is onvoorstelbaar dat die er niet is.
Voorzitter. Complimenten aan de ministers Schouten en Van Nieuwenhuizen voor het Noordzeeakkoord. Onder deskundige leiding van Jacques Wallage kwam het tot een akkoord. Het kan nog, met elkaar iets besluiten waarvan zowel de natuur als de economie beter worden, een mooi vervolg op de D66-nota Leve de Noordzee. Complimenten. Ik heb nog wel een vraag. Kan het permanente Noordzeeoverleg zo spoedig mogelijk starten, 1 juli liefst, en krijgt het ook nog een wettelijke basis?
Voorzitter. Ik heb wel zorg over de governance van de Waddenzee. De Waddenvereniging dreigt heel duidelijk dat men eruit wil stappen. Dat is een hele belangrijke speler. Een van de weinige werkbezoeken die ik heb afgelegd, was aan de Waddenvereniging. Het komt niet van de grond. Ook daar ziet het er op papier misschien wel goed uit, maar het gaat toch niet zoals het zou moeten gaan. Komt er nou een integraal plan voor de Waddenzee en wordt dat ook op gecoördineerde wijze aangestuurd? Want dat is natuurlijk de bedoeling daarvan.
Dan: hoe verklaart de Minister de vertraging bij de uitvoering van de spuisluizen bij Den Oever op de Afsluitdijk? Er was een rekenfoutje, maar ja, er is wel weer een jaar vertraging. Kan de Minister daar iets meer over zeggen?
Voorzitter, ik rond af, een beetje buiten de orde en zelfs buiten mijn portefeuille. De historische zeilvaart, die ik een warm hart toedraag, heeft het ontzettend zwaar met corona. Ze hebben problemen om met de 1,5 meter om te gaan en met de keuring van zeilschepen. Het zijn vaak 100 jaar oude schepen. Bij de vorige crisis is ongeveer de helft van de Nederlandse bruine vloot, maar ook de zeegaande vloot, uit Nederland verdwenen. Laten we nou met elkaar voorkomen – er zit niet veel vlees op het bot – dat dat nu weer het geval is. Ik wil dus aan de Minister vragen om vanuit haar scheepvaartportefeuille hierop in te gaan en te kijken of we op korte termijn misschien toch iets kunnen doen; met dank aan Rutger, wiens portefeuille dit werkelijk is.
De voorzitter:
Voor je het weet, is je eigen onderwerp ineens vertrokken! Meneer Geurts, ik zag dat u daar nog een vraag over had. Daarna de heer Moorlag.
De heer Geurts (CDA):
Gezien dat laatste zou ik bijna vragen: wil de voorzitter er even op reageren hoe zijn collega een onderwerp bij hem wegkaapt? Maar goed, ik ga niet lopen stoken in het huwelijk van D66'ers.
De voorzitter:
Wij kapen wel vaker.
De heer Geurts (CDA):
Dat laat ik aan D66 over.
Ik zat even na te denken over de bijdrage van de heer De Groot en toen dacht ik: krijgt de Minister er een nieuwe taak bij? Er werden vragen gesteld over de waterputten in Nederland, maar moet de Minister nou echt al die waterputten gaan inventariseren? Moet de Minister daar vergunningen op gaan verlenen? En hoe denkt de D66-fractie dit vorm te gaan geven, want het betekent een wetswijziging? Ik heb juist betoogd dat het diepe grondwater onder de taken van de provincie valt en het ondiepe grondwater onder de taken van het waterschap. Komt D66 na deze vraag ook met een wetswijziging?
De heer De Groot (D66):
In de eerste plaats heb ik natuurlijk van tevoren bij mijn collega gecheckt of ik dit mag opbrengen. Maar als het inderdaad zo bij het CDA gaat, dan zegt dat natuurlijk ook iets.
Voorzitter. D66 is een partij die gaat kijken wat er moet gebeuren als er ergens in het land een probleem is. Daarom zit ik zelf ook in de politiek. Kennelijk is het zo dat provincies en waterschapen onvoldoende in staat zijn om goed om te gaan met problematiek als die van de waterputten. Het grondwater daalt gewoon! Dan kan het Rijk met een aanpak komen, maar daarvoor zal je dus echt moeten ingrijpen om te doen wat er moet gebeuren. Dat hoeft niet meteen door een wet te wijzigen, maar deze problematiek is kennelijk te hoog gegrepen voor de provincies, want er gebeurt niks.
De voorzitter:
Meneer Geurts, ik zie dat u daar niet meer op wilt reageren. Meneer Moorlag, u had nog een vraag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik kom even terug op de geborgde zetels. De heer De Groot zei: na de volgende waterschapsverkiezingen zou het hele bestuur moeten bestaan uit gekozen volksvertegenwoordigers. Ik ben dat met hem eens, maar ik heb nog wel een vraag over wat de Minister eind februari heeft geschreven bij de instelling van de commissie-Boelhouwer. Zij schreef toen: als het advies wordt uitgebracht, zou ik graag van gedachten willen wisselen over het advies én het bijbehorende kabinetsstandpunt. Maar er ligt geen kabinetsstandpunt! Het enige standpunt van het kabinet is dat het rapport tot na de verkiezingen in een la moet worden opgeborgen. Vindt de heer De Groot als vertegenwoordiger van een coalitiepartij het acceptabel dat dit rapport in navolging van het advies van de commissie-Remkes wordt weggefrommeld in een la? En hoe denkt hij dan de geborgde zetels nog af te schaffen voor de volgende verkiezingen?
De heer De Groot (D66):
Ik ga eerst maar even in op de bijzin, want natuurlijk zijn er wel heel belangrijke elementen uit het rapport-Remkes overgenomen in de korte tijd die er daarvoor is. De verdere bestudering volgt bovendien nog en er liggen ook nog wat moties.
Inderdaad was het ook de bedoeling van D66. Het is dan ook D66 geweest die erop heeft aangedrongen dat dat rapport van Boelhouwer er komt. Dan kun je twee dingen doen. Je kunt zaken gaan regelen in een formatie. Dit is wel een dossier waar je eerlijkheidshalve ook bij moet zeggen dat het wel iets is om uit te onderhandelen in een formatie. Het is de vraag of je dat... Kijk, ik zit voor D66 in de politiek om echt dingen te realiseren en het is duidelijk dat die geborgde zetel er gewoon af moet. Nu gaat het erom wat de meest effectieve manier is om dat te doen. Dus ja, u heeft het heel goed gelezen. En ja, het ministerie zou inderdaad met een reactie komen. Ik ben natuurlijk ook benieuwd naar de reactie van de Minister, maar we moeten hier met elkaar kijken wat de meest effectieve manier is om het te doen. Gelet op de verhoudingen in de Kamer zou het misschien best weleens een idee kunnen zijn om het in een formatie te doen. Dan helpt het natuurlijk als zo veel mogelijk partijen met dit standpunt hun vinger opsteken als het erom gaat om straks te gaan regeren.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Meneer Moorlag, wilt u daar nog op reageren?
De heer Moorlag (PvdA):
Ik hoor dit met verbazing aan. Ik vind het echt verbazingwekkend hoe D66 zich als regeringspartij diskwalificeert. Blijkbaar bent u niet bij machte om iets te doen met wat de Minister in februari schreef, namelijk dat er een kabinetsstandpunt zou liggen. Er is een evenwichtig advies uitgebracht. Ik kom er zo nog op terug, want de heer Stoffer diskwalificeerde naar mijn smaak de commissie. Er ligt een goed en evenwichtig rapport, dat niet is geschreven op de dag na carnaval, en dan stelt het mij gewoon teleur dat D66 haar invloed in het kabinet niet gebruikt om de Minister op z'n minst tot een standpunt te laten komen. Wat een diskwalificatie van jezelf als participant in dit kabinet en deze coalitie!
De voorzitter:
Meneer De Groot, wilt u daarop reageren? Ik hoorde namelijk op zich geen vraag.
De heer De Groot (D66):
Kijk, de heer Moorlag gebruikt altijd grote woorden en daar is hij ook goed in, maar het gaat erom dat er voor het eerst in jaren iets beweegt op dit dossier. Dat gebeurt dankzij D66! We hebben hierover een initiatiefnota geschreven en dat bouw je langzaam uit. Ik weet niet wat de heer Moorlag aan dit thema heeft gedaan, behalve nu grote woorden gebruiken. Waar het uiteindelijk om gaat, is dat je dit regelt met elkaar. Dat kan je doen door hele grote woorden te gebruiken, moties in te dienen en noem maar op, maar uiteindelijk moet je het met elkaar doen. Het is namelijk echt een stelselwijziging. Je moet verder ook realistisch zijn: het zijn zaken die alleen bij een formatie enige kans maken, want daarbuiten maken ze heel weinig kans.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Ik zag volgens mij dat de heer Laçin nog met een reactie wil komen.
De heer Laçin (SP):
Ik heb zomaar het idee dat deze commissie behoefte heeft aan een AO Geborgde zetels. Misschien moeten we dat gewoon gaan organiseren. Mijn vraag gaat over het stukje dat ik heb ingebracht. Ik ben benieuwd naar hoe D66 kijkt naar die heffingsnorm van 300 kuub voor leidingwater. Daardoor betaalt een bedrijf als Tata Steel evenveel belasting als een huishouden van vier à vijf personen, terwijl ze wel duizenden malen meer leidingwater gebruiken. Ik ken D66 als een partij die altijd het principe «de vervuiler betaalt» heeft onderschreven en ik ben daarom benieuwd hoe D66 ertegenover staat om die heffingsnorm op te heffen, zodat de industrie ofwel zuiniger gaat worden ofwel haar eerlijke bijdrage gaat betalen. Wat vindt D66 daarvan?
De heer De Groot (D66):
In 2014 heeft D66 dit, volgens mij samen met de SP, opgebracht, want het is inderdaad zo dat de vervuiler moet betalen. Ik begrijp ook echt de achtergrond van deze regeling niet, dat je boven 300 kuub geen extra belasting betaalt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik er ook verbaasd over ben waarom daar geen oppervlaktewater wordt gebruikt. Waarom moet dat met duur leidingwater? Ik heb deze vraag aan de Minister ook wel, dus dank voor deze lead.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Laçin, wilt u daarop nog reageren?
De heer Laçin (SP):
Ik ben alleen blij dat het een bevestigend antwoord is, dat D66 dat ook een gekke manier van onderscheid maken vindt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik even naar mevrouw Van Esch voor haar bijdrage.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Misschien kan ik mij heel praktisch naar aanleiding van deze interruptie meteen aansluiten bij de al gemaakte opmerkingen van SP en GroenLinks over de grootverbruikers en de oneerlijke belasting die daarin zit. Laten we daar snel een einde aan maken.
Ook de Partij voor de Dieren zal vandaag, zoals velen al gedaan hebben, vooral ingaan op het urgente probleem droogte, want wie had dat in ons waterland gedacht. Maar iemand die nu nog denkt dat we rustig aan kunnen doen met het bestrijden van de klimaatverandering, nodig ik uit om op de zandgronden te gaan kijken hoe het er voorstaat, hoe de natuur daar verpietert. We zitten in het derde extreme droogtejaar op rij en het is hoog tijd om over te gaan op een echt structurele aanpak. Niet alleen door erger te voorkomen, maar ook door ons aan te passen, zodat het water dat er valt, veel beter vast kan worden gehouden, bijvoorbeeld door meer natuur te creëren en het grondpeil nu echt een keer te gaan verhogen.
Voorzitter. We moeten dat ook gaan doen als het sommige gevestigde belangen niet zo goed zou uitkomen. Want hoe kan het dat we dit jaar de natste maand februari in de hele geschiedenis hadden – 142 mm neerslag, terwijl er gemiddeld 55 mm valt – en we vervolgens toch nog eind mei te maken krijgen met het droogste voorjaar ooit? Ik zou willen zeggen: laat dat even bezinken, maar dat is precies wat neerslag in ons land niet kan doen: bezinken, want water wordt zo snel mogelijk afgevoerd. Het grondwaterpeil wordt voor de landbouw kunstmatig laag gehouden. Ons land ligt vol drainagebuizen. Het afvoeren van al dat water is niet alleen schadelijk voor omliggende natuurgebieden, die te maken krijgen met die verdroging. Het is ook gewoon erg onlogisch. Waarom voeren we die regen van februari zo snel mogelijk af, om vervolgens in mei weer extreem te moeten gaan oppompen? Deelt de Minister dat het tijd is om echt serieuze stappen te zetten om op z'n minst dit proces te stoppen? Durft de Minister daarbij ook de boerenlobby te trotseren? Want in de kranten lazen we dat de LTO boos was dat drinkwaterbedrijf Vitens meer water had opgepompt om aan de behoefte van de inwoners te voldoen.
Voorzitter. Boos waren ze, terwijl het hele land ingericht is om ten koste van de natuur de waterbehoefte van boeren als prioriteit te hanteren, terwijl ze grootverbruikers zijn van grondwater, oppervlaktewater én leidingwater. Terwijl er boeren zijn die illegale putten slaan, en als ze dan schade ondervinden omdat een drinkwaterbedrijf ook water moet hebben, dan krijgen ze ook nog een schadevergoeding. Dit gebeurt alleen als je zelf het beleid mag schrijven. En wat blijkt: dat doen ze dus ook. Ik had de vraag gesteld of de Minister kan bevestigen dat het Deltaplan agrarisch waterbeheer door de boeren is geschreven, maar het CDA heeft mij net al antwoord daarop gegeven. Is de Minister bereid om beleid te gaan maken dat uitgaat van alle belangen? Want wat zou zij ervan vinden als bijvoorbeeld de natuurorganisaties het waterbeleid zouden opstellen?
Waarom stelt de Minister niet gewoon kaders waarbinnen boeren kunnen ondernemen, bijvoorbeeld door vast te leggen hoeveel waterputten er mogen zijn, hoeveel water daar uit mag komen, en door daar streng op toe te zien? En ja, daar zou dan misschien wat ons betreft wel een wetswijziging voor nodig zijn, maar het kan niet zo zijn dat er in dit land illegale waterputten worden geslagen en we geen idee hebben hoeveel dat er zijn en hoeveel water daaruit onttrokken wordt. Klopt het bijvoorbeeld dat er bij een controle vorig jaar twee keer zo veel putten bleken te zijn dan bekend en vergund? Kan de Minister aangeven waarom bij dat soort controles dan geen boetes uitgedeeld worden? Het kan namelijk wat ons betreft niet langer op deze manier doorgaan.
Dan over naar de waterkwaliteit. De Minister zegt nu dat we goed op weg zijn met het verbeteren van die waterkwaliteit, terwijl zij weet dat we over zeven jaar de doelen niet gaan halen. Anderen hadden het daar ook al over. Ik wil de Minister echt oproepen om niet zo snel op te geven en alles op alles te zetten om die doelen wel te gaan halen. Ook hierbij blijken de boeren en hun lobbymacht het grootste obstakel. Nutriënten en landbouwgif zijn de grootste obstakels om de doelen te halen. De Partij voor de Dieren wil dat deze Minister bij haar collega van LNV duidelijk gaat maken dat we zonder radicale omslag in de landbouw in de knauw komen met onze waterkwaliteitsdoelen.
Hoe gaat deze Minister ervoor zorgen dat LNV zowel bij de herbezinning op het mestbeleid als bij het uitvoeringsprogramma van de Toekomstsvisie gewasbeschermingsmiddelen 2030 – beide worden momenteel herschreven – de belangen van een goede waterkwaliteit nadrukkelijk gaat meenemen? Beide beleidsdocumenten zouden ook moeten helpen om de doelen uit de Kaderrichtlijn Water te gaan halen. Ze moeten dat niet tegenwerken, zeg ik daar maar meteen bij. Daarnaast zorgt de stikstofaanpak dat boeren voortaan de mest moeten aanlengen met water, maar met een aanlenging verdwijnt er nog geen stikstof. Dan bekruipen mij dus alweer twee belangrijke vragen. Waar komt al dat water dan vandaan en hoezo heb je een stikstofreductie als je iets aanlengt? Dat kan alleen als daardoor planten meer water opnemen of als er minder nutriënten in het water uitspoelen. Ik hoor het liefst van de Minister dat dat natuurlijk niet het geval is en dat er niet méér nitraat de al overbelaste wateren ingespoeld gaat worden. Ik ben daar niet gerust op.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch, daarmee bent u aan het einde gekomen van uw spreektijd.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik wil nog één zin uitspreken, namelijk dat ik mij aansluit bij alle opmerking over geborgde zetels waarin werd gezegd: laten we daar zo snel mogelijk een einde aan maken.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was een hele snelle zin. Dank u wel. Ik kijk even of iemand daar nog een vraag over heeft. Nee, inmiddels niet meer. Ik geef het woord aan meneer Dijkstra van de VVD.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dank u, voorzitter. Nederland is koploper als het gaat om watermanagement. Daar mogen we trots op zijn. We weten ook dat twee derde van Nederland onder de zeespiegel ligt en dat ons land regelmatig zal overstromen als we dat niet zo goed op orde houden. Die hoge standaard waarborgen en op peil houden is dus heel wat waard. Er is ook een aantal uitdagingen. De bodem daalt. Het weer is wisselvallig, zo hebben we gemerkt. Er zijn meer extremen en er is dus ook meer kans op schade. De boeren kunnen last hebben van verzilting en van ondergelopen akkers, of juist van extreme droogte, zoals recent. Die droogte, vooral op zandgronden, speelt nu al voor het derde jaar op rij. Het devies is dus: droge voeten houden en voldoende beregening voor onze tuin, voor goede oogsten, voor groene weiden vol grazende koeien en voor schoon drinkwater uit de kraan. Tot zover de samenvatting.
De Minister liet de Kamer ook weten in ieder geval 100 miljoen extra uit het Deltafonds ter beschikking te stellen tegen droogte en watertekort, in totaal 800 miljoen. De Minister heeft zelf een aantal innovatieve projecten gekozen om de ruimtelijke omgeving aan te passen aan wateroverlast en/of droogte. Dat geld lijkt ons goed besteed, al wil ik er wel voor waken dat het ten koste gaat van primaire waterveiligheid, de dijken en de waterkeringen. De VVD wil graag weten welke concrete resultaten deze vijf geselecteerde projecten zouden moeten opleveren. Dat zijn dan de projecten in Eindhoven, Horst aan de Maas, Dordrecht, Gelderland en Enschede. We vinden het een goede zaak dat er meer groen in de wijk en nieuwe waterbuffers komen om overlast en schade aan bezittingen te voorkomen. Dat zijn allemaal goede ontwikkelingen.
De voorzitter:
Meneer Van Aalst heeft een vraag aan u, meneer Dijkstra.
De heer Van Aalst (PVV):
Vooral toen de pilotprojecten voorbijkwamen, en als dan ook «Enschede» valt, voel ik mij genoodzaakt om te interrumperen. Ik wil de heer Dijkstra graag vragen wat er nou zo interessant is aan de stadsbeek in Enschede en waarom die nou geselecteerd is. Ik herken heel veel problemen in Enschede, waar de ratten inderdaad door de woonkamer lopen. Dan zou ik de aannemer bellen en de riolering repareren. Maar wat is er zo goed aan een stadsbeek aanleggen in de gemeente Enschede?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
U kent Enschede beter dan ik, maar ik heb gelezen dat er twee vrij nieuwe woonwijken zijn waar wateroverlast is en dat gekeken wordt hoe je de oude vorm van de beek, de oude stroom die er altijd al was, kan herstellen, zodat de wateroverlast uit de huizen gaat en in de beek komt.
De heer Van Aalst (PVV):
Het mooie is dat het een hele mooie volkswijk is, die de afgelopen jaren volledig gerenoveerd is, waar waarschijnlijk toch wat andere problemen zijn ontstaan, waardoor inderdaad kelders onder water staan. Dat ga je niet oplossen met een stadsbeek. Dan ga je kijken wat je als gemeente verprutst hebt. Is de heer Dijkstra van de VVD het met me eens dat projecten die vernacheld zijn, opgelost moeten worden door de gemeente Enschede, in plaats van met geld te strooien vanuit Den Haag?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Als je iets wil oplossen, moet je weten wat het probleem is. Dit is een suggestie die ik heb gelezen. Ik neem aan dat het een slimme suggestie is, maar ik wil wel dat het concrete resultaten oplevert, namelijk meer groen in de wijk bijvoorbeeld, of juist het voorkomen van ondergelopen kelders. Het beschermen van bezittingen is uitgangspunt bij dit soort projecten. Ik hoop dat dit project daaraan ook voldoet. Zo niet, dan hebben we weer een andere discussie.
De voorzitter:
Meneer Van Aalst, is het zo voldoende?
De heer Van Aalst (PVV):
Ik zou er de korte opmerking over kunnen maken dat er vooral in die wijk veel groen is, maar dat het voornamelijk op zolder staat en met lampen in stand wordt gehouden.
De voorzitter:
Dan meanderen we verder naar meneer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik hoop niet dat hij nu iedere inwoner in die wijk van Enschede beschuldigt van het kweken van hennep, want dat zou niet fair zijn.
Dan het drinkwater. Ik laat mijn tijd weer lopen. De ILT stelt heel duidelijk dat het drinkwater in Nederland voldoet aan de vastgestelde normen uit het Drinkwaterbesluit. In 99,9%, en nog heel veel cijfers achter de komma, van de gevallen is dat ook zo. We zijn dus tevreden met de kwaliteit van ons drinkwater in Nederland. De drinkwaterbedrijven leveren ook goede kwaliteit. Daar zijn we ook trots op. Natuurlijk zijn er ook af en toe een aantal incidenten, maar die worden volgens de ILT goed opgelost en brengen de volksgezondheid niet in het geding. Wel zijn er coronaresten in waterzuiveringsinstallaties aangetroffen. Hoe zit dat? Kan de Minister daarop ingaan zonder dat we angstig hoeven te worden?
Dan ten slotte de droogte. Afgelopen zomers waren zeer droog, ook nu weer. Er valt gewoon te weinig regen. De overheid kan het ook niet laten regenen. Het zou mooi zijn als dat wel kon. Sinds eind mei is er een dreigend watertekort. De waterafvoer in de Rijn, de Maas en de Waal – ik zie het ook bij mij thuis, aan de Linge – is aanzienlijk lager. Er zijn gelukkig nog geen knelpunten voor de scheepvaart of verzilting, maar we moeten toch waakzaam blijven. Ik zie dat de Minister fase 1, het dreigend watertekort, heeft opgeschaald en daarvoor een landelijke commissie aan het werk heeft gezet.
We hebben natuurlijk geleerd van de afgelopen jaren met extreme droogte. Die lessen worden nu toegepast. De droogte is nog lang niet voorbij, ondanks afgelopen week. Dit jaar zal het evenzeer crisis kunnen worden, want de waterstanden zijn nog niet op het actuele niveau. Hoe kunnen we alert blijven en accuraat blijven handelen? Ik heb er vertrouwen in dat we dat doen, maar nogmaals, we hebben geen regendans.
Wij steunen de 100 miljoen en de versterkte ambitie voor meer zoetwaterbuffers. In samenwerking met gemeentes en waterschappen worden hiervoor maatregelen genomen om meer water vast te houden in de bodem en in de buffers. Ook is er een compliment uit Limburg, waar we dat een jaar of twee geleden in gang hebben gezet. Daar zijn ze enorm blij mee en ze hopen dat het helpt.
De zorgen wat betreft droogte heb ik genoemd. Ik wil de Minister ten slotte vragen om een aantal opsommingen of voorbeelden aan ons te geven van wat je nog meer kan doen aan die droogte en om de buffers voldoende en toereikend te houden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dijkstra. Ik zie niemand die reageert. Ja, mevrouw Van Esch. U heeft nog een vraag.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Nu volgens mij bijna iedereen de geborgde zetels heeft genoemd en de VVD volgens mij een partij is die democratische processen hoog in het vaandel heeft staan, ben ik benieuwd of u ook nog de VVD-visie op het afschaffen van de geborgde zetels met ons zou willen delen.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Waterschappen doen goed werk. Daar zijn we het volgens mij allemaal over eens. Wat mij betreft beperken ze zich tot de kerntaken, tegen lage kosten. De VVD wil de waterschappen in ieder geval behouden. De bestuurders en de waterschappen zelf zijn een belangrijke troef in onze strijd tegen het water, want we kunnen geen risico nemen als het gaat om bescherming tegen hoog water of juist tegen droogte.
Ik denk dat het goed is dat het rapport-Boelhouwer er nu ligt. Ik ga dat eerst rustig bestuderen. Daar hangt namelijk ook een hele discussie over betaling aan vast. Vorig jaar hebben de waterschappen ook al geprobeerd een advies te geven. Dat is niet gelukt. Ik snap de belangen die er zijn, maar ik denk dat in deze kabinetsperiode – daar moeten we reëel in zijn – een verandering in de Waterwet niet aan de orde is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dijkstra. Mevrouw Van Esch, is uw vraag voldoende beantwoord? Zo te zien wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Aalst van de PVV.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Het water staat ons aan de lippen. Daarmee doelen wij natuurlijk niet op de zogenaamde zeespiegelstijging, die in werkelijkheid slechts enkele millimeters bedraagt, maar op de vloed aan bureaucratische en klimaatdeugende kulmaatregelen.
Laten we eerst beginnen met dat absurde klimaatgeneuzel. De PVV heeft het altijd belangrijk gevonden dat wanneer er belastinggeld wordt uitgegeven, het voor de belastingbetaler glashelder is wat hij daarvoor terugkrijgt. In bureaucratentaal heet dat een kosten-batenanalyse, en bij de gewone burger is dat beter bekend als «waar voor je geld krijgen». Maar in dit hele klimaatverhaal ontbreekt dat volledig. Zoals net al voorbijkwam, kunnen we nu lezen over het klimaatrobuuste Clausplein in Eindhoven, een project Klimaatplein Gasthoes of de Stadsbeek in mijn mooie Enschede. Allemaal heldhaftige projecten om te voorkomen dat Nederland opwarmt en wegspoelt. We zijn dan ook erg benieuwd hoeveel deze strategie van stoeptegels trekken daaraan gaat bijdragen. We zijn alleen bang dat we het antwoord hierop nooit zullen krijgen.
De voorzitter:
Voordat u dat antwoord krijgt, krijgt mevrouw Van Brenk in ieder geval even het woord voor een vraag.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik had al zo'n vermoeden.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Het begin van de heer Van Aalst vond ik toch wel bijzonder, omdat dit soort verhalen in Zeeland een heel ander beeld geven. De heer Van Aalst trekt de stijging van de zeespiegel in twijfel. Vindt hij dan dat wij onzinnig bezig zijn met het Deltaprogramma en het Hoogwaterbeschermingsprogramma? Ik hoop dat toch werkelijk niet.
De heer Van Aalst (PVV):
Wij zijn altijd voorstander geweest van het Deltaprogramma in de zin van het beschermen van Nederland tegen de zee. Dat hebben we altijd zo gedaan. Alleen wordt dat nu gekaapt en worden er allerlei scenario's bedacht waarin onze zeespiegel de komende jaren twee meter zou gaan stijgen, maar daar geloven wij niet in. Daarom gaf ik ook aan: enkele millimeters. Daar passen we ons op aan. Dat hebben we altijd gedaan. Dat is realistisch te werk gaan. Ik hoop dat dat in de Kamer eens een keer doordringt.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Aalst (PVV):
Goed, voorzitter. Voordat het verstand van de linkse Gretha's weer op hol slaat en ze allemaal gaan roepen dat de PVV echte problemen niet serieus neemt, snel het volgende. Droogte is een probleem. Zo zagen we bijvoorbeeld hoezeer onze binnenvaart te lijden had onder een laag waterpeil, waardoor de doorstroom ernstige hinder ondervond. Gaat dat deze zomer voorkomen worden? Welke aanvullende stappen neemt de Minister om daarvoor te zorgen? Want de PVV is van mening dat die klimaatprojecten van deze Minister soms meer kwaad doen dan goed. Niet alleen slurpen ze tijd en geld, zodat er bijvoorbeeld minder aandacht is voor de zorgplicht voor waterkeringen, maar ook verdringen alleswetende klimaatgoeroes langzaamaan de mensen met gezond verstand op de ministeries en waterschappen.
Zo hebben we onder het mom van Ruimte voor de Rivier – dat komt hier jaarlijks voorbij – jarenlang ingezet op het verbreden van de rivieren. Het water moest koste wat het kost zo snel mogelijk weg kunnen stromen. De Algemeene Schippers Vereeniging draaide er laatst geen doekjes omheen: dit beleid was veel te veel gefixeerd geweest op de angst voor te hoog water, op het snel laten wegstromen van water en op het verwijderen van bochten uit rivieren en het verbreden van die rivieren. Het gevolg: een lager waterpeil met als consequentie meer droogte. Geen klimaatverandering die daar de schuld aan heeft. Dit is het gevolg van een dom en totaal stupide klimaatbeleid van deze van alle realiteit losgezongen bestuurders en deugneuzen.
Voorzitter, tot slot willen we stellen dat het tijd is voor gezond verstand. De PVV staat voor veiligheid tegen hoogwater door de dijken te verhogen en te versterken in plaats van al die klimaatplannetjes te lanceren. De PVV staat voor schoon en veilig drinkwater zonder dat wij Brussel daar de macht over geven. En de PVV staat voor een goede aanpak van de droogte zonder dat ons eigen beleid daar mede schuldig aan is. Het is tijd om die echte problemen eens te benoemen zonder ze voor het karretje van klimaatverandering te spannen.
En, voorzitter, voordat er de vraag komt wat de PVV van die geborgde zetels vindt, omdat dat niet in mijn betoog zat: het is bijzonder dat hier nu gepleit wordt voor het schrappen van die geborgde zetels. Toen de PVV een motie indiende om die hele waterschappen op te heffen en onder te brengen bij de provincie – democratischer krijg je het niet – was daar geen steun voor. Dus tot zover de hypocriete opstelling van een heleboel partijen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u, meneer Van Aalst. Ik zie een vraag van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Dit is een interessante ontwikkeling. In het betoog betwijfelde de PVV-fractie het verstand van de linkse partijen. En in de laatste zin zegt de PVV ... Ja, wat zegt de PVV eigenlijk? Is de PVV nou voor of tegen geborgde zetels?
De heer Van Aalst (PVV):
Het verstand zat al bij de PVV, en de linkse partijen hebben dat overgenomen. Dat is de eerste constatering. Over de geborgde zetels zou ik dit willen stellen: als ik het vertrouwen moet geven aan iemand die dat moet oplossen, vind ik dat de boeren en die ondernemers het heel goed doen. Zeker moet de natuur daarbij blijven, maar de verhouding vind ik nu goed. Ik hoef niet te veel van die bomenknuffelaars, als u dat bedoelt.
De heer Geurts (CDA):
De PVV is nu aan het draaien. In het verleden hebben ze zich uitgesproken tegen geborgde zetels. Die moesten zo snel mogelijk verdwijnen. Is daar nu een kentering in gekomen bij de PVV? Kan de PVV nu bij monde van de heer Van Aalst volmondig aangeven dat de PVV voor de geborgde zetels gaat?
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij heeft de heer Geurts niet goed geluisterd, maar ik ga het hem nog een keer proberen uit te leggen. Ik heb aangegeven dat we de waterschappen beter bij de provincies kunnen onderbrengen. Ik heb alleen ook geconstateerd dat ik het goed vind wat de boeren nu doen in combinatie met ondernemers en een klein beetje natuurontwikkelaars. Op die manier zou ik dus wel willen waken dat het vooral bij die boeren blijft, want ik vind dat ze goed werk leveren. Dus hoeven dat geborgde zetels te zijn? Nee. Maar bij het invullen van het beleid heb ik geconstateerd dat de boeren het goed doen. Dus we zijn niet gedraaid. We staan nog steeds op hetzelfde standpunt. Ik hoop dat de heer Geurts dat standpunt te zijner tijd ook zal innemen.
De voorzitter:
Er is ook nog een vraag van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Op dat laatste wil ik toch even scherp zijn. Er komt een wetsvoorstel van GroenLinks. Complimenten dat iemand een wet maakt, maar ik zal daar in dit geval tegen stemmen. Wat doet de PVV?
De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb gevraagd om de waterschappen onder te brengen bij de provincies. Volgens mij is dat niet het wetsvoorstel.
De heer Stoffer (SGP):
Maar dat is geen antwoord. De vraag is specifiek gericht op het afschaffen van de geborgde zetels, dus gaat de PVV daar voorstemmen of tegenstemmen?
De heer Van Aalst (PVV):
Mijn eerste inschatting is dat ik daartegen ga stemmen, omdat ik wil dat de waterschappen worden ondergebracht bij de provincies. Ik heb net aan de heer Geurts uitgelegd hoe wij aankijken tegen geborgde zetels. Volgens mij heb ik net duidelijk antwoord gegeven.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Aalst. Ik zie geen andere vragen meer. Dat betekent dat ik het woord mag geven aan de heer Moorlag, als laatste in de rij.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik begin bij de Afsluitdijk, maar wees niet bevreesd, ik kom zeker bij de geborgde zetels uit. Het project Afsluitdijk. In de brief wordt er melding van gemaakt dat er vertraging is en kans op budgetoverschrijding. In Noord-Nederland maakt men zich daar zorgen over. Maar wat in de brief staat, is heel vaag. Als er risico is op vertraging of budgetoverschrijding, aan welke bandbreedtes moeten we dan denken? Wordt de kwaliteit wel geleverd en geborgd? Is dus zowel de functionaliteit als de esthetiek van het project in voldoende mate geborgd?
Het tweede punt dat ik wil maken, gaat over de kwaliteit van ons water. Andere fracties refereerden er ook al aan. De heer Schonis heeft een hele goede motie ingediend, dat de doelen van de Kaderrichtlijn Water in 2027 gerealiseerd moeten worden. Ligt dat op koers? Welke stappen zet de Minister en kan zij inzichtelijk maken dat die doelen daadwerkelijk worden gerealiseerd? Wat betreft de waterkwaliteit maakt de PvdA zich ook zorgen over de kwaliteit van het grondwater. Mevrouw Van Brenk refereerde ook al aan de pfas-normen. Wavin heeft een juridische analyse gestuurd. Kan de Minister daar een reactie op geven? Dat mag hier in de commissie, maar het mag ook een uitgebreide schriftelijke reactie zijn, maar het moet niet zo zijn dat wij bovengronds het probleem gaan oplossen met pfas, en dat zich vervolgens ondergronds een probleem gaat ophopen en we straks tegen torenhoge kosten water moeten gaan zuiveren.
Voorzitter. Dan kom ik bij de commissie-Remkes. De Minister is weliswaar niet bevoegd als het gaat om het advies van de commissie-Remkes, maar ze heeft wel een belang, namelijk zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit. De commissie stelt ook dat er heel veel meekoppelende belangen zijn. Mijn vraag aan de Minister is hoe zij aankijkt tegen de onderwerpen die in het rapport van de commissie-Remkes staan over waterkwantiteit – peilen in veenweidegebieden bijvoorbeeld – maar ook om waterkwaliteit. Is de Minister bereid om de aanbevelingen van de commissie-Remkes die zien op waterkwantiteit en waterkwaliteit van een appreciatie te voorzien?
Dan kom ik bij de adviescommissie geborgde zetels. Die is door de Minister ingesteld. Ik hoor de heer Stoffer zeggen dat de commissie niet onafhankelijk zou zijn. Dat vind ik eerlijk gezegd wel zwaar teleurstellend van de heer Stoffer, want dan was het chique en gepast geweest om daar na instelling van de commissie een punt van te maken en niet nadat de commissie haar advies heeft uitgebracht. Naar mijn smaak heeft de commissie wel een evenwichtig advies uitgebracht. Het is naar mijn smaak een goed advies. Als je om een advies vraagt en je krijgt een goed advies – ik zei in een interruptie al dat het duidelijk niet op de dag na carnaval is opgesteld – wat is er dan op tegen om dat advies op te volgen?
Waarom is in februari bij instelling van de commissie de indruk gewekt dat er een kabinetsstandpunt zou komen en waarom ligt er geen inhoudelijk kabinetsstandpunt? Het lijkt net zoals met de commissie-Remkes te gaan, dat goede, gewichtige en evenwichtige adviezen vooruit worden geschoven. Voorzitter, we hebben toch geen bewindslieden ingehuurd om zaken vooruit te schuiven, maar juist om zaken aan te pakken? Of speelt hier ook een coalitie-issue? Is dit de zoveelste keer dat D66 het laat gebeuren dat haar kroonjuwelen van de bestuurlijke vernieuwing weer worden gedegradeerd tot aftandse bijouterie? Want dat lijkt toch ook weer het lot te zijn van het advies van de commissie-Boelhouwer.
De voorzitter:
Daarover is er een interruptie, meneer Moorlag, van de heer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Als ik nou een partij zou zijn die aan de andere kant van het spectrum staat, tegen natuur en dat soort dingen, dan zou ik er toch ontzettend blij mee zijn hoe progressief Nederland elkaar hier de maat neemt en daarbij volstrekt ontkent wat voor ongelofelijke stappen er zijn genomen. Een historisch Klimaatakkoord, een verdriedubbeling van het natuurbudget, voor het eerst in twintig jaar wordt er eindelijk een keer een begin gemaakt met het verminderen van het aantal dieren. Wat bent u aan het doen? Ik bedoel: op deze manier ga je dus helemaal niets bereiken en blijf je aan de zijlijn staan. U heeft gelijk: het lijkt mij goed om de Minister te vragen om een reactie over die geborgde zetel, maar wat u daar allemaal bijhaalt, is volstrekte onzin. Zijn we net blij dat we die PvdA-geschiedenis eindelijk achter ons hebben gelaten en dat we nu weer de weg naar boven hebben gevonden als het gaat om klimaat en de bescherming van de natuur!
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik hoor geen vraag, maar de reactie van de heer De Groot maakt wel duidelijk dat ik een blootliggende zenuw heb beroerd of op een lange teen ben gaan staan. Wat de heer De Groot als goed typeert, is gewoon niet goed genoeg. Vorige week kwam de commissie-Remkes, een commissie vol met liberalen, met confessionelen, met meer dan 150 aanbevelingen, en dan zijn twee puntjes op een briefje van anderhalf kantje het resultaat. Ja, voorzitter: dan ben ik ambitieuzer. En wat die geborgde zetel betreft, ben ik het er ook mee eens dat de PvdA een partij van grote idealen is en ook het zetten van kleine stapjes. Op zichzelf gaat het wetsvoorstel van GroenLinks heel ver: in één klap afschaffen, maar wat mij betreft moeten er nu echt stappen worden gezet. Mijn uitnodiging is ook aan de Minister om daar een stap in te zetten of op z'n minst een inhoudelijk standpunt te geven over het rapport of een appreciatie op het rapport. Ik denk dat je, als je in een regeringscoalitie zit, niet mee zou moeten gaan in het standpunt «we schuiven het wel door naar een volgende kabinetsformatie». Het kan zomaar zijn dat D66 dan helemaal niet meer aan tafel zit. Dat doet het nu wel, maar het presteert op dit punt niet, is mijn constatering.
De heer De Groot (D66):
De heer Moorlag geeft er wel vaker blijk van dat hij op geen enkele manier enig historisch besef heeft, laat staan een gevoel van: goh, welke partij heeft die ellende met het PAS veroorzaakt? Maar daar was de PvdA bij. Wees blij dat dit nu gefixt wordt.
De heer Moorlag (PvdA):
Deze jij-bak heb ik vaker gehoord. Volgens mij heeft D66 ook voor de PAS gestemd. Maar we raken wel een beetje offtopic. Het gaat om de geborgde zetels. In de kern gaat het erom dat we een adviescommissie instellen. Die is naar mijn smaak evenwichtig en deskundig samengesteld. Daar komt een goed en evenwichtig advies uit. De Minister heeft de verwachting gewekt dat er een kabinetsstandpunt zou liggen. Ik kan alleen maar constateren dat er blijkbaar weer coalitieproblemen zijn en dat er daardoor nog geen inhoudelijk kabinetsstandpunt ligt.
De voorzitter:
Ik denk dat u uw betoog kunt vervolgen, meneer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik ben bij de afronding van mijn betoog gekomen. Wat ik nog wilde zeggen over de geborgde ... Of nee, laat ik er nog één ding over zeggen. Ik vind dat de partijen die het standpunt innemen dat geborgde zegels nodig zijn voor de kwaliteit van het bestuur, gekozen volksvertegenwoordigers diskwalificeren. Ik zeg weleens: het is een groot goed in een democratische rechtsstaat dat volksvertegenwoordigers met een democratisch mandaat onverstandige besluiten mogen nemen. Dat is het grootste goed van een democratische rechtsstaat. Dat moet een weloverwogen onverstandig besluit zijn, maar juist als je vindt dat er risico is dat het onverstandig is, is het alsnog gewoon democratisch gelegitimeerd. Daar ontbreekt het nu aan in de huidige waterschapsbesturen. Naar mijn smaak moeten we dit gewoon veranderen. In de vijftiende eeuw, toen de voorgangers van de waterschappen al eeuwenlang bestonden, werden ze bestuurd door geestelijken ...
De voorzitter:
Meneer Moorlag, u bent aan het einde van uw spreektijd gekomen, dus voordat u deze hele historische verhandeling geeft ... Ik geef u de gelegenheid om af te ronden in één zin.
De heer Moorlag (PvdA):
Een cri de coeur, voorzitter. Mijn vraag aan de Minister is om deze onvolkomenheid in ons democratische bestel weg te nemen en om het advies van de commissie over te nemen. Is zij bereid om dat te doen?
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik kijk even naar de Minister. Zullen we schorsen tot 12.00 uur? Ja.
De vergadering wordt van 11.41 uur tot 12.03 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met de vergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat. Wij gaan luisteren naar de beantwoording van alle vragen door de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. De griffier vraagt al naar blokjes. In deze overleggen zijn we gewend om in blokjes te antwoorden. Ik wil dan toch graag beginnen met het blokje droogte, want dat is eigenlijk wel het meest springende punt op dit moment. Ja, je zou het niet zeggen als je naar dit debat luistert! Daar wil ik dus graag mee beginnen. Daarna kom ik op het blokje waterkwaliteit. En dan een ander punt waar sommigen wat interesse in hadden: de geborgen zetels. Daarna gaat het over drinkwater. En dan de categorie «overig», waar allerlei andere losse onderwerpen in zitten.
De voorzitter:
Hartstikke goed.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Oké. Dan wil ik graag beginnen met het algemene onderwerp droogte. Volgens mij hebben alle Kamerleden dit terecht benoemd als een punt van zorg. We zien dat het weer door klimaatverandering steeds extremer wordt. Dat betekent soms heel heftige piekbuien, van die clusterbuien met enorm veel neerslag in een hele korte tijd, en aan de andere kant perioden met enorme droogte. Volgens de weersverwachtingen van deze week gaan we misschien zelfs een hittegolf krijgen. Dus dan zitten we er weer middenin, met een enorme verdamping bij dat soort hoge temperaturen. Mensen gaan veel meer sproeien en zo. Dat maakt dat het onderwerp droogte prominent in beeld is. Het woord is hier vandaag, dacht ik, nog niet gevallen, maar wat daar natuurlijk heel erg mee samenhangt, is de hittestress. Dat zou zomaar ook deze week weer eens acuut kunnen worden.
Voordat ik verder op de specifieke vragen zal ingaan, wil ik wel aangeven dat ik er heel erg blij mee ben dat er in de Kamer ook uitgebreide aandacht voor is, want je kunt niet genoeg aandacht hebben voor die droogteproblematiek. Ik heb eigenlijk van u allemaal gehoord dat u het belangrijk vindt dat we die 100 miljoen extra gaan uittrekken voor maatregelen voor zoet water. Dat schuurt natuurlijk ook aan tegen klimaatadaptie. Dat zijn ook vaak win-winprojecten. Je kunt niet helemaal met een schaartje knippen wat nou klimaatadaptie is en wat puur de zoetwatervoorziening is. Ik denk dat we daar allemaal goede voorbeelden bij kunnen bedenken. Ik zal straks nog wel wat meer ingaan op de beek in Enschede en het Clausplein in Eindhoven enzovoort. Maar ik ben in ieder geval heel blij dat we niet alleen op rijksniveau hier volop aandacht voor hebben, maar dat bijvoorbeeld ook de waterschappen hier volop mee bezig zijn. Eigenlijk zijn allerlei partijen hier volop mee bezig. Denk aan gemeenten en provincies, maar ook vanuit LTO en vanuit de natuurbeschermers wordt er hard aan gewerkt. Nog niet zo lang geleden mocht ik in Twente zijn, waar ik ook een prachtig project heb gezien. Dat is nou precies zoals je het eigenlijk overal zou willen zien. Dat project werd getrokken door LTO en hield in dat er een beek werd verondiept. Als een beek door de hele focus die we de afgelopen decennia hebben gehad op water zo snel mogelijk afvoeren, geërodeerd is en steeds dieper en steeds steiler wordt, dan stroomt het water steeds sneller af. Als je die beek verondiept, dan zie je dat de natuur daaromheen, ook het agrarisch gebied, veel beter het water vasthoudt, doordat het niet zo snel afstroomt. Wat je idealiter overal zou willen zien, is dat iedereen in goede harmonie tot die goede plannen komt.
We zijn dus hard bezig om al die vormen van water waar je mee te maken hebt ... In de richting van de heer Dijkstra wil ik alvast iets zeggen over waterveiligheid. Het is nu niet heel erg het onderwerp geweest van dit AO Water. Dat is weleens anders geweest. Maar ik wil hem wel geruststellen: we zullen de waterveiligheid zeker niet uit het oog verliezen. Of het nou in relatie staat tot de zeespiegelstijging of anderszins, natuurlijk houden we daar ook volop aandacht voor. Dat zult u straks ook wel weer merken als we bij Prinsjesdag weer het nieuwe Deltaprogramma met u gaan bespreken. Dat verliezen we zeker niet uit het oog.
Er zijn destijds 46 aanbevelingen gekomen uit de Beleidstafel Droogte. Het zal u niet verbazen dat ik ook steeds gevraagd heb naar de voortgang daarvan. Er was een heel mooi schema met de bekende kleurtjes: wat staat er op groen – dat loopt goed – en wat loopt iets minder en wat niet? Ik stel me zo voor dat ik u ook schriftelijk informeer over de precieze stand van zaken. Het voert te ver – daar is wel naar gevraagd – om al die 46 maatregelen hier nu met u te gaan bespreken, want daar moeten we toch echt wat extra uren voor uittrekken. Maar ik kan u wel zeggen dat het merendeel goed loopt en goed opgepakt is. Ik was daar dus wel verheugd over, maar ik hoop dat u dat ook bent als u dat kunt lezen.
Die 100 miljoen extra heb ik al genoemd. Gezamenlijk met de medeoverheden komt dat dan tot een pakket van 800 miljoen, waar heel goeie dingen mee kunnen gebeuren. We gaan u dus nog schriftelijk informeren over hoe het precies staat met de aanbevelingen. Overigens ben ik pas nog op werkbezoek geweest bij Evides in Spijkenisse. Als u ooit de kans krijgt om daarnaartoe te gaan: doe dat, want het is fantastisch! Het is de grootste productielocatie van Nederland. Ze noemen het de «waterkathedraal», en dat is het ook echt. Het is hartstikke mooi om te zien hoe ook de drinkwaterbedrijven zich hier goed voor inspannen.
Dan zal ik in willekeurige volgorde de vragen over de droogte beantwoorden. De heer Stoffer vraagt of ik de aanbeveling over een klimaatbestendig hoofwatersysteem mee wil nemen in het Deltaprogramma Zoetwater. Het antwoord daarop is: ja. We zijn nu bezig met een strategie voor een klimaatbestendig hoofdwatersysteem zoetwater, waarbij we natuurlijk ook goed kijken hoe we het water uit onze rivieren beter vast kunnen houden en slimmer kunnen verdelen. We zien overigens dat de mensen in het land steeds meer begrip krijgen voor de driedeling in het land: het deel dat vanwege indringing vanuit de zee gevoelig is voor verzilting, het deel waar je met de waterverdeling uit de rivieren beheer kunt plegen en het deel waar je eigenlijk gewoon afhankelijk bent van regenwater. Dat onderscheid ga je steeds meer zien.
Mevrouw Van Esch vroeg of ik meer wil inzetten op het vasthouden van water, ook bij de boeren. Jazeker! Ik denk dat dat zowel bij boeren als bij natuurterreinbeheerders als bij de waterschappen, maar ook bij particulieren overigens, goed op de agenda staat. Je ziet ook dat gemeenten bezig zijn met acties, of het nou steenbreek heet of tegels eruit wippen is, of het plaatsen van regentonnen in de tuin. Het gaat erom de goede balans te vinden: hoe ga je nou om met die piekbuien? Daar helpt het ook tegen. Het helpt als mensen hun tuintjes niet helemaal betegelen en gemeenten dat ook niet doen in de openbare ruimte. Want ook op pleinen en andere openbare ruimte van gemeenten is nog veel te winnen door daar meer groen, meer bomen te planten en meer wateropvang te bieden. Het is eigenlijk bedoeld voor iedereen: we moeten allemaal, met z'n allen, aan de bak en het is fijn om te zien dat er heel veel enthousiasme voor is.
De heer Laçin heeft vragen gesteld over de voorkeursvolgorde van de waterbeschikbaarheid in de NOVI. Ik heb collega Ollongren ermee gecomplimenteerd dat het waterbelang nu zo goed in de NOVI staat beschreven. Daar krijg ik vanuit het land, vanuit de waterschappen, de complimenten voor. We hebben in de afgelopen weken de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving – vroeger waren dat de strategische MIRT-overleggen – gehad, waarbij de werkbezoeken dit jaar allemaal virtueel zijn afgelegd. Vanuit alle regio's heb ik de complimenten gekregen dat ook het waterbelang nu zo goed in de NOVI is opgenomen. Het gaat er eerst om dat men bij de ruimtelijke inrichting en het landgebruik meer rekening houdt met de waterbeschikbaarheid, de zuinige omgang met water, het beter vasthouden van water, het slimmer verdelen van water en het accepteren van de restschade. Het is niet een hele rigide volgorde in die zin dat zuinig zijn met water beter is dan slimmer verdelen. Het is een en-en-enverhaal; je moet het eigenlijk allemaal doen. Het is dus vooral belangrijk dat het goed doorwerkt in die provinciale en gemeentelijke omgevingsagenda's. Ik ben blij dat het nu als ordenend principe echt een plek heeft gekregen.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister. Ik zie dat de heer Moorlag daarover een vraag heeft.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik heb de Minister in mijn termijn gevraagd om een reactie te geven op Remkes. Daar gaat mijn vraag nu niet over. Dat water in de NOVI zo nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld, is ongelofelijk belangrijk. Het advies van de commissie-Remkes is eigenlijk een soort advies over de ruimtelijke inrichting van Nederland geworden en daarin heeft water een prominente rol. Mijn vraag aan de Minister is of ze een check wil doen op de waterelementen, de waterige elementen die niet moeten verwateren, uit het advies van de commissie-Remkes. Moeten die wellicht nog een vertaling krijgen in de NOVI en, zo ja, gaat zij dat doen samen met haar collega die hoofdmachinist NOVI is?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kan de heer Moorlag geruststellen, want ik zal zeker de aandacht van al mijn collega's vestigen op de waterbelangen, of dat nu bij de NOVI is of bij de uiteindelijke appreciatie van het kabinet van het rapport-Remkes. Overigens heb ik de afgelopen tijd juist steeds ook bij collega Schouten de relatie met de natuur- en instandhoudingsdoelen onder de aandacht gebracht. Je hebt er immers niets aan om in een gebied de stikstofproblematiek op te lossen als dat gebied – ik geloof dat mevrouw Van Esch dat ook zei – ondertussen een verdorde, verlepte toestand wordt. Ik probeer die twee dus uitdrukkelijk bij elkaar te brengen door ook daar te zeggen: laten we juist op het gebied van hydrologie in natuurgebieden echt samenwerken, want dat is iets wat het natuurbeleid ontzettend kan versterken. Mocht u straks deelnemen aan het natuurbeleiddebat hierna, dan mag u daar mede namens mij het belang van de hydrologie nadrukkelijk naar voren brengen. Ik denk dat dat echt hand in hand gaat.
De voorzitter:
Ik denk dat die genoteerd staat. Meneer Moorlag, u heeft uw fansjaaltje meegenomen? Oké, prima. De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Oké. Kan ik verdergaan of niet?
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk maakte even een punt van orde, want we hebben inderdaad vier vragen per deelnemer.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Oké. Dan de vragen van heren Geurts en Stoffer over klimaatadaptatie van de landbouw in de veengebieden. Nemen we dat mee in de droogteaanpak? Het Deltaprogramma Zoetwater is een structureel uitvoeringsprogramma tot 2050 en elke zes jaar is er een actualisatie van de maatregelen. De extra 100 miljoen die we hier nu voor uittrekken, geeft ruimte voor dit soort extra maatregelen. Zal ik de programma's die daar nu lopen, samen met collega Schouten van LNV wat langer de tijd geven? Daar zal onze inzet zeker op gericht zijn. In veel veenweidegebieden lopen projecten rond onderwaterdrainage en wat er dies meer zij aan innovatieve projecten, en daar trekken we ook geld voor uit. Collega Schouten zal, denk ik, meer kunnen zeggen over wat daarvoor in de verschillende regiodeals wordt uitgetrokken. Behalve voor natuur en landbouw is zij ook verantwoordelijk voor de regiodeals en daar zie je echt mooie voorbeelden.
De heer Geurts sneed samen met een heleboel anderen het belangrijke punt aan van de regie. Laat de Minister de regie over het grondwaterbeheer bij de provincies? We hebben in die hele droge zomer van 2018 geconstateerd dat we eigenlijk niet voldoende zicht hebben op hoe het nou precies zit met dat grondwater. Daar zijn de provincies zich ook van bewust. In 2019 was dat ook een van de aanbevelingen van de Beleidstafel Droogte. Provincies zijn daar ook mee aan de slag gegaan. Onder leiding van het IPO komen zij binnenkort met een plan van aanpak: hoe krijgen we dat hele grondwater nou beter inzichtelijk en hoe kunnen we dat beter beheren? Ik vertrouw erop dat de provincies dat serieus doen en ik kijk uit naar dat plan van aanpak. Ik kan me zo voorstellen dat ik dat plan met uw Kamer deel als het er is.
Misschien mag ik hier nog een persoonlijke cri de coeur aan toevoegen: ik vind het zelf ook van belang dat mensen niet zomaar willekeurig putten gaan slaan om hun tuinen te besproeien. Een heleboel leden hebben dat terecht ook genoemd. Daar is natuurlijk beleid voor in de provincies en ik denk dat je ziet dat provincies ook daar serieus mee aan de slag zijn gegaan. Een anekdote: ik zag ergens dat mensen dachten dat zonder een vergunning te kunnen gaan doen. De mensen in kwestie hadden een wit huis en daarnaast hadden ze zomaar een put geslagen. Dat water bleek vervolgens nogal ijzerhoudend te zijn en zij verrieden zich dan ook, doordat hun geveltje opeens wat oranje uitsloeg. Dat hadden ze natuurlijk kunnen voorkomen als ze even hadden geïnformeerd, want dan was het hun bekend geweest dat het niet zo erg verstandig was om daar een put te slaan voor sproeiwater. Ik denk dat het echt een zorgpunt is waar provincies zich nu ook van bewust zijn. Er komt daarom een plan van aanpak dat ik graag met uw Kamer zal delen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik heb een paar vragen. Is het nu zo dat de provincies geen zicht hebben op het aantal geslagen waterputten? Of is er voor elke waterput die je slaat, een vergunning nodig? Dat komt op mij nog een beetje diffuus over.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Provincies hebben daar een wisselend beleid op. Dat wordt nu allemaal in kaart gebracht en daar komt dus nog een plan van aanpak voor. De provincies zijn ermee aan de slag gegaan. Datzelfde geldt voor de provinciale verdringingsreeks ten aanzien van water; dat noem ik ook maar meteen in deze beantwoording. Daar hebben we het al vaker over gehad. Het heeft geen zin om dat op landelijk niveau te doen, juist omdat je zulke verschillende gebieden hebt: verziltingsgevoelig, extreem droogtegevoelig of gebieden met rivierwater. Dat is bij uitstek iets om regionaal goed naar te kijken. Overigens heb ik er ook met de waterschappen en de provincies over gesproken om dat grensoverschrijdend te gaan doen. We willen wat meer contact zoeken met onze oosterburen en zuiderburen, omdat grondwater zich natuurlijk bitter weinig aantrekt van de landsgrenzen. Het is dus heel verstandig om dat gezamenlijk op te pakken.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Stel ik ben een boer en ik woon ergens in Nederland. Als ik vanmiddag water nodig heb, dan kan ik dus een put slaan? Dat komt voor?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, dat komt voor. Er zijn ook bedrijven die dat komen doen. Maar of je nou een boer of een particulier bent, je hoort in de meeste gevallen bij de provincie te informeren wat de regels zijn. Dan moet je gewoon netjes een vergunning aanvragen en dan is het aan de provincie om dat te beoordelen. Maar nogmaals, men is aan de slag om landelijk in kaart te brengen in een plan van aanpak wat het beleid is van de provincies daarop.
De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb eigenlijk twee dingen. De Minister geeft aan dat we eigenlijk geen beeld hebben van hoe het nou precies zit met het grondwater. Als je als particulier een put slaat, dan hoef je daar alleen melding van te doen als je onder de 60 kuub omhoog pompt. Als je wat groter bent, heb je wel een vergunning nodig. De grootverbruikers hebben sowieso een vergunning nodig. Maar je hebt dus eigenlijk alleen een meldingsplicht. Als de gemeenten en de provincies niet in beeld hebben hoe het zit met het grondwater, hoe gaan we dan wel of niet akkoord met zo'n aanvraag?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
U zegt dat je alleen een melding hoeft te doen, maar dat is echt afhankelijk van de provincie. Er zijn ook provincies waar je wel degelijk een vergunning moet aanvragen. Daarom is het goed om dat allemaal in kaart te brengen. Ik hoop dat daar een goed plan van aanpak uitkomt voor de provincies.
De heer Van Aalst (PVV):
Dan is het misschien nog wel ernstiger. Als er een vergunning wordt afgegeven, op basis waarvan gebeurt dat dan? Als we niet weten hoe het grondwater in elkaar steekt, op basis waarvan geeft een gemeente of een provincie dan een vergunning af?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nou, provincies hebben wel zicht op de stand van het grondwater. Daarom weten we ook steeds wanneer je in de fase komt waarin het onder het niveau is waarop je het eigenlijk zou willen. Dat wordt wel goed gemonitord. Alleen, als mensen illegale putten hebben geslagen, is er onvoldoende zicht op hoeveel mensen zomaar water aan het onttrekken zijn. Er wordt gekeken naar hoe je dat beter in kaart kunt brengen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch heeft ook nog een vraag.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dit is een urgent probleem, ook als we horen dat we er eigenlijk te weinig zicht op hebben en dat elke provincie het anders kan doen. Wat ons betreft is het van belang om hier toch landelijk regie op te voeren, aangezien we met elkaar de urgentie van droogte hebben aangekaart. Ik ben benieuwd of de Minister het daarmee eens is. Ik ben ook benieuwd of zij, net als wij, kan concluderen dat er vorig jaar twee keer zoveel putten bleken te zijn als bekend en vergund. Er is dus wel degelijk een probleem. En er worden ook geen boetes uitgedeeld, dus het voelt een beetje alsof er een vrijbrief is om hier gewoon putten te slaan om toch grondwater op te pompen. Ik vind dat een acuut probleem. Het is leuk dat er een plan van aanpak komt, maar ik heb het gevoel dat dat er wel heel snel moet komen. Erkent u de urgentie om daar snel regie op te gaan voeren?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De heer Geurts gaf terecht aan dat de provincies die verantwoordelijkheid hebben. Ik heb er vertrouwen in dat zij die serieus oppakken, want volgens mijn informatie komt dat plan van aanpak van het IPO nog deze zomer. Toch? Ik heb in ieder geval in mijn hoofd zitten dat het er snel komt. Wat betreft mijn systeemverantwoordelijkheid: als provincies daar niet serieus mee aan de slag gaan, dan gaan wij daar natuurlijk over doorpraten. Maar nogmaals, ik heb echt het gevoel dat de provincies dit zien als iets waar zij nu mee aan de slag moeten. Dus volgens mij gaat dat echt gebeuren.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik ben toch benieuwd hoe u ertegen aankijkt dat er bij controles wel degelijk zeer veel putten worden aangetroffen waarvoor geen vergunning is afgegeven maar waarvoor ook geen boetes worden uitgedeeld. Hoe gaan we dit soort illegale praktijken dan tegen en hoe voorkomen we die?
De voorzitter:
Minister, u zit in de put.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat wordt natuurlijk gemonitord. Waterschappen monitoren ook die grondwaterstand precies. Nogmaals, de provincies zijn met een plan van aanpak bezig. We moeten ook niet vergeten dat verdamping ook een enorm grote rol speelt in dit geheel. Het is dus best lastig. Ik stel echt voor dat we dat plan van aanpak van de provincies afwachten. Volgens mij zijn ze zelf ook heel erg gemotiveerd om dit probleem aan te pakken.
De voorzitter:
Prima. Dan gaat de Minister verder.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De heer Stoffer heeft nog gevraagd of er bij het Deltaprogramma Zoetwater ook aandacht is voor verzilting en de problematiek van de zoetwatervoorziening in de zuidwestelijke delta. Hij heeft het ook over de aanleg van een pijpleiding voor zoetwater naar Schouwen-Duiveland. Ook de zuidwestelijke delta is natuurlijk onderdeel van het Deltaprogramma Zoetwater. Het krijgt daarin ook de volle aandacht. Die 100 miljoen extra is natuurlijk beschikbaar voor het hele land, dus dat kan ook in Zeeland gebeuren. Hij heeft specifiek gevraagd naar het Volkerak-Zoommeer. Daar hebben we nou juist van gezegd dat we het laten zoals het is in het kader van de zoetwatervoorziening. Ik heb dus geen enkele intentie om daar iets aan te gaan veranderen. Wat daar in de verre toekomst gebeurt, is aan volgende bestuurders, maar mijn inzet is om dit gewoon zo te laten. De provincie Zeeland is bezig, eigenlijk de hele regio onder leiding van de provincie Zeeland, met specifiek een Zeeuws Deltaplan Zoetwater. Daar zit ook die verkenning naar die pijpleiding in. Ik wacht dus af wat de provincie daar zelf mee gaat willen.
De heer Stoffer (SGP):
Dit klinkt op zich goed, voor zo'n 98%. Ik heb dat Volkerak-Zoommeer specifiek bij de kop gepakt omdat deze Minister zegt: in mijn periode gaat dat niet meer veranderen. Maar deze periode duurt niet zo lang meer. Van mij mag de Minister natuurlijk nog een periode – wel twee; dat zou prima zijn – maar als je toekomstplannen wilt maken, ook al kun je altijd alles weer ter discussie stellen, is het wel goed om definitief af te kaarten dat het zo blijft. Ik heb het gevoel dat dit toch een beetje in het ongewisse blijft hangen. De discussie over de verzilting loopt natuurlijk al heel lang. Als we zeggen «we parkeren het even, dus we doen het niet in deze periode, maar daarna valt er weer over te praten», dan blijft het wat hangen. Ik denk dat het misschien goed zou zijn om een stip op de horizon te zetten. Natuurlijk gaan we nog eens met de partijen om tafel, maar het zou goed zijn om echt het traject in te gaan waarin we dit met elkaar afkaarten. Dan blijft het Volkerak-Zoommeer zoet, zoals de Noordzee zout blijft. Daar zou ik eigenlijk wel graag naartoe willen. Ik ben benieuwd of de Minister ook die lijn inzet of dat ze zegt dat ze dit aan zichzelf overlaat in haar volgende periode of aan haar opvolger.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik denk dat wij juist de afgelopen twee zomers heel nadrukkelijk de problematiek rondom de zoetwatervoorziening op de kaart hebben gezet. Ik denk dat dat ook de reden is geweest waarom er nu echt is gestart om dat zoetwaterprogramma goed in kaart te brengen, en ook wat de rol van het Volkerak-Zoommeer daarbij is. Mijn inzet is echt om het zoet te laten. We kunnen het nu vastleggen, maar u weet ook dat ieder volgend kabinet alle wetgeving weer kan veranderen. Ik weet niet zo goed wat we nu nog extra zouden moeten doen. Ik denk dat er een goed onderzoeksprogramma ligt, ook voor de toekomst, voor de Zeeuwse zoetwateraanpak. Ik heb er vertrouwen in dat daarin ook in de toekomst verstandige keuzes worden gemaakt.
De voorzitter:
Meneer Stoffer, is dat voldoende zo? Prima. Dan vervolgt de Minister haar betoog.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan ga ik even naar de overkant, naar de heer Geurts. Hij vroeg naar de motie-Geurts over de droogtepilots in Twente en de Achterhoek. We hebben inderdaad een bijdrage van € 100.000 beschikbaar gesteld om die motie uit te voeren, vooruitlopend op de bijdrage van de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater. De resultaten zullen natuurlijk in de regio bestuurlijk verankerd worden. Via het Deltaprogramma Zoetwater gaan we die ervaringen breder delen. De heer Geurts zegt dat er twijfels zijn over voldoende medewerking. Dat wordt bij ons niet heel erg herkend, want er is gewoon enthousiasme en er zijn ambtelijke contacten. Wat ons betreft is er de volle medewerking. We zullen daar ambtelijk nog eens contact over opnemen. Naar mijn informatie is er deze of volgende week weer een bestuurlijk overleg, dus ik stel voor dat ze het daar dan met elkaar bespreken. Van onze kant is er de volle medewerking. Dat waren de vragen rondom de droogte, denk ik.
Uit mijn hoofd zeg ik nog even het volgende. Die vraag zit hier nu namelijk niet tussen, maar waarschijnlijk bij de overige vragen. De heer Van Aalst heeft gesproken over de bevaarbaarheid van rivieren. Die is natuurlijk ook heel erg aan die droogte gerelateerd. Dat is nou juist een van de redenen geweest voor het Integraal Rivier Management. In het verleden was het bij de Ruimte voor de Rivierprojecten niet zo, maar nu zit ook echt de scheepvaart aan tafel. Je moet namelijk niet alleen kijken naar de hoogste waterstand in het kader van de waterveiligheid, maar ook naar die laagste waterstanden. We kennen natuurlijk allemaal nog de voorbeelden uit 2018. Toen lagen de binnenvaartschepen in Deventer opgesloten in de haven. Die situatie willen we niet weer meemaken. Daarom wordt er ook juist in het Integraal Rivier Management heel veel aandacht geschonken aan die bevaarbaarheid. Dat zeg ik dus nog als antwoord in uw richting.
Daarmee heb ik de meeste droogteonderwerpen gehad, voorzitter.
De voorzitter:
Dat denk ik ook. Ik kijk nog even rond of er nog collega's zijn die daarover een vraag hebben. Dat is niet het geval.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan gaan we verder met de waterkwaliteit. We hebben het nu gehad over «te veel» en «te weinig», maar als ik het op een school of aan kinderen of zo moet uitleggen, zeg ik ook altijd: ik ga over te veel, te weinig en te smerig water. Dan hebben we het, in wat meer parlementaire termen, over de waterkwaliteit. Dat is gewoon superbelangrijk, want veilig drinkwater is natuurlijk ook gewoon een levensbehoefte. Bij het oppervlaktewater is de kwaliteit ontzettend van belang voor de natuur. Als we geen goed water meer hebben, en dat geldt zowel voor het water uit de kraan als voor het oppervlaktewater, dan hebben we daar ook economisch heel veel last van.
Dit jaar komt er heel veel aan watertrajecten bij elkaar, met de beleidsnota drinkwater, de stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water en de herziening van de Drinkwaterrichtlijn. Met de Delta-aanpak Waterkwaliteit heb ik al een impuls gegeven aan het realiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Zoals u weet zijn we ook hard aan het werk met de uitdagingen op het gebied van medicijnresten en microplastics. Het is vandaag niet aan de orde gekomen, maar ik weet dat velen van u zich daar ook zorgen over maken. Onlangs heb ik daar nog weer schriftelijke vragen over gekregen.
Ik heb aan het PBL gevraagd om de Nationale analyse waterkwaliteit uit te voeren. U heeft ook vermeld dat het PBL concludeert dat we in 2027 nog niet alle doelen overal gehaald zullen hebben. Daar ligt dus nog echt een opgave. Ik zet me er ook voor in om in de stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water nog een stevig pakket aan maatregelen op te nemen. Met de beleidsnota drinkwater beoog ik om ook de drinkwaterbronnen duurzaam veilig te stellen. Dat zal inzet van alle partijen in de keten vragen.
Tot zover de wat algemene inleiding. Dan kom ik nu bij de meer specifieke vragen. De heer Moorlag, mevrouw Van Esch, mevrouw Van Brenk, mevrouw Bromet en de heer Laçin hebben hier allemaal vragen over gesteld, en anderen misschien ook nog wel.
Hoe gaan we straks een inbreukprocedure van de Europese Commissie voorkomen? Gaat Nederland dan niet, net als bij de PAS, op slot? We hebben natuurlijk wel al heel veel maatregelen genomen. Er staan tot 2027 ook heel veel maatregelen gepland. De waterkwaliteit is ook echt verbeterd. De Europese Commissie geeft ook wel aan dat ze daar oog voor hebben. Natuurlijk moeten we ons met een extra tandje erbij nog inzetten om zo snel mogelijk technisch schoon en ecologisch gezond water te realiseren. Het PBL doet ook suggesties voor maatregelen van de verschillende sectoren. De landbouw is daarin natuurlijk een specifiek aandachtspunt. Daar kom ik zo meteen nog wel wat meer in detail op terug. Ik werk daar ook samen aan met de collega van LNV. We zijn nu dus bezig met ambitieuze stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2022 tot 2027. Ik vertrouw erop dat de Europese Commissie onze inzet herkent en waardeert. Een belangrijke rol daarbij speelt overigens de kans om aan te sluiten bij maatregelen die stikstofuitstoot verminderen en de natuur versterken.
Dan de motie...
De voorzitter:
Daar is al een vraag over van mevrouw Bromet.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik kom nog wel met meer detailantwoorden, maar...
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, u wilt hier al op reageren?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ja, ik wil het nog even hebben over de inbreukprocedure en over de vraag of Brussel ziet dat wij goed bezig zijn. Ik vraag me dat af. Wij zijn in Brussel bekend als degenen die daar om derogatie vragen. Dat is een uitzondering die wij hebben om bepaalde mesthoeveelheden te kunnen gebruiken. Collega Schouten is op pad gestuurd om te praten over Natura 2000-gebieden en het herinrichten of schrappen daarvan. En dan zegt datzelfde land: we zijn ontzettend goed bezig, maar we gaan de doelen die we met elkaar hebben afgesproken, niet halen in 2027. Plus, we weten ook dat we tegenwoordig hele goede en scherpe milieuliefhebbers hebben, die dat via de rechter afdwingen. Hoe gaan we een debacle als de PAS voorkomen? We kunnen namelijk wel zeggen dat we zo ontzettend goed bezig zijn, maar alle seinen staan eigenlijk op rood.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Mevrouw Bromet zegt dat we ontzettend goed bezig zijn. Dat onderschrijf ik. Er is heel veel gedaan. Ik zeg tegelijkertijd dat er nog veel meer moet gebeuren, want anders kan het zo zijn dat we het niet gaan redden. Die stroomgebiedbeheerplannen voor 2022 tot 2027 worden dus ook echt belangrijk. In de contacten met de buurlanden proberen we er ook alles aan te doen. We hebben een Rijnministersconferentie gehad. Daarbij proberen we ook weer samen op te trekken. Dan heb je het bijvoorbeeld over het water dat via de rivieren ons land binnenkomt.
U weet ook dat we natuurlijk een erfenis hebben qua zaken die nu in de bodem zitten. Die hebben een uitspoeling die gewoon heel lang... Voordat je nitraat helemaal kwijt bent, ben je zo 35 jaar verder. Het gaat er dus vooral om dat we laten zien dat we er alles aan doen. Dat gaat de Europese Commissie ook beoordelen: hebben wij ons in alle redelijkheid maximaal ingezet om de doelen te halen? U weet ook dat het er natuurlijk mee samenhangt dat je het per stofje allemaal moet gaan garanderen. Zullen we dat allemaal honderd procent gaan halen? Daarvan geeft het PBL ook aan: waarschijnlijk niet. Maar het gaat erom dat we ons uiterste best doen om in ieder geval het overgrote deel te halen. Daarom is het belangrijk dat we in de plannen die we nu gaan vaststellen, echt laten zien dat we een maximale inzet plegen, gezamenlijk, dus waterschappen, provincies, gemeenten en wij, om tot die resultaten te komen.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet op dit punt nog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik hoor het hele rijtje van wie zich er allemaal voor gaan inzetten. Ik mis daarin gewoon de agrarische sector. Een heel groot deel van de kwaliteit van het water is namelijk niet op orde vanwege de invloed van de agrarische sector. Dat is bekend. Dan gaat het om meststoffen en bestrijdingsmiddelen. Daar zal ingegrepen moeten worden. Nu is het zo dat er, ook voor de stikstofaanpak en voor de klimaatopgave, enorme opgaves liggen in het landelijk gebied, bij de agrarische sector. Ik zou zo graag willen dat het integraal bekeken wordt. Het moet niet zo zijn dat we nu boeren uitkopen of maatregelen laten treffen voor stikstof – en volgend jaar doen we dat voor de klimaatopgave – terwijl we de boeren in 2027 met de rug tegen de muur zetten en zeggen: nu is de waterkwaliteit nog steeds niet op orde en dus moet weer alles anders. Dat is namelijk het beleid zoals het de afgelopen 50 jaar steeds is geweest. Ik zie daarin nog steeds geen verandering. Ik maak mij daar hele grote zorgen over.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar ben ik natuurlijk goed over in gesprek met collega Schouten van LNV. Er is nu een Deltaprogramma Agrarisch Waterbeheer, waarover we zo nog wel meer en detail over komen te spreken. Maar ik ben in ieder geval blij dat daarvoor heel snel hele grote groepen boeren zich hebben aangemeld. Ik wil er ook graag alles aan doen om dat verder te brengen en te zorgen dat daar meer animo voor is.
Ik kwam pas nog het volgende verschijnsel tegen. Boeren zijn vaak wel al gewend om mee te denken over het natuurbeheer. Je ziet ook vaak die posters van «Dit landschap wordt u aangeboden door die of die». Laatst waren er ook al initiatieven van mensen die zeiden: ik wil wel een waterboer worden en vooral bijdragen aan een goede hydrologie in dit gebied. Dat was een aantal jaren geleden ook niet echt een term waarbij men zich iets kon voorstellen. Ik zie dus wel degelijk dat er ook vanuit de agrarische sector steeds meer interesse is om aan een goede hydrologie en aan een goede waterkwaliteit bij te dragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan had mevrouw Van Esch nog een vraag op dit punt.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik ga ervan uit dat er straks inderdaad nog in detail zal worden ingegaan op de stikstof, dus ik houd mijn vragen daarover nog heel even onder de pet. Maar ik ben wel benieuwd naar wat we nou concreet anders gaan doen in de stroombeheerplannen vanaf 2022 zodat we in 2027 wel aan de Kaderrichtlijn Water voldoen. Want we zetten ons er allemaal wel voor in, maar we weten nu dat we niet genoeg doen. Ik wil dus graag concrete voorstellen voor wat we straks anders gaan doen in de waterbeheerplannen. Want tot nu toe vind ik het eigenlijk net iets te mooie woorden. Ik wil weten wat we concreet gaan doen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik hoop dat u dat kunt zien als de stroomgebiedbeheerplannen gereed zijn. De verwachting is dat dat aan het einde van dit jaar het geval zal zijn. Dan zullen ze ook ter inzage worden gelegd. Want het is natuurlijk heel gebiedsafhankelijk wat je waar gaat doen. U kunt rekenen op mijn inzet om er maximaal mee aan de slag te gaan. Daarom hebben we ook die drie versnellingstafels ingesteld, waar ook mevrouw Van Brenk nog vragen over stelde. Dat hebben we juist gedaan omdat ik niet tevreden was over de voortgang: ik wilde het nog wat meer aanjagen. Dat geldt voor maatregelen in de landbouw, maar ook voor maatregelen op bijvoorbeeld het gebied van medicijnresten. Er wordt gewoon voortdurend hard aan gewerkt om toch tot verbetering te komen.
Misschien kan ik meteen een aantal vragen die hieraan raken, beantwoorden.
De voorzitter:
Volgens mij was u bij de motie-Schonis gebleven en zat iedereen daarvoor op het puntje van zijn stoel.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Even kijken, waar heb ik die? Iedereen behalve de voorzitter heeft hier natuurlijk ontzettend veel interesse in. De motie-Schonis vroeg om een goede regie op het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water in 2027 en vroeg de regering daar een plan van aanpak voor op te stellen en dat uiterlijk in het vierde kwartaal van 2020 aan de Kamer te sturen. Ik heb al aangegeven dat ik de regie voer via de Stuurgroep Water en de Delta-aanpak Waterkwaliteit. Het plan van aanpak wordt gevormd door de stroomgebiedbeheerplannen, want je moet het echt goed uitwerken per regio. Daar wordt volop aan gewerkt. Ik verwacht dat het ontwerp eind dit jaar gereed is. Dat is precies wat de motie-Schonis vroeg: aan het eind van dit jaar een plan van aanpak. Dat hebben we dus specifieker gemaakt door niet één algemeen plan van aanpak te maken, maar door stroomgebiedbeheerplannen te maken, waarbij je per gebied kunt zien wat daar gaat gebeuren. Die worden ter inzage gelegd. Ik denk dat de motie dus zelfs nog wat verder ingevuld is: niet één algemeen plan van aanpak, maar specifieke plannen per stroomgebied.
Dan de vraag, die eigenlijk ook breder was gesteld, of ik samen met de collega van LNV wil kijken hoe het DAW, het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, kan worden ondersteund. Vorig jaar hebben we op Prinsjesdag aangegeven dat we daarvoor 38,8 miljoen euro op mijn begroting, dus op die van IenW, beschikbaar hebben gesteld op basis van cofinanciering. Daar wordt nu een bestedingsplan voor opgesteld. Het Ministerie van LNV doet daarin mee, onder andere door kennis te verspreiden over een goede landbouwpraktijk voor bemesting. Daar gaan we natuurlijk van leren. Ik denk dat ik het belang hiervan wel heb onderstreept door er vanuit de IenW-begroting 38,8 miljoen voor beschikbaar te stellen.
Mevrouw Van Esch – dat scheelt haar weer een interruptie – heeft gevraagd naar het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn en de gewasbeschermingsmiddelen daarin. Ik kan u melden dat de Minister van LNV u binnenkort, mede namens mij en de Staatssecretaris, collega Van Veldhoven, die vanuit de milieuportefeuille over de gewasbeschermingsmiddelen gaat, zal informeren over de herbezinning op het mestbeleid, die de opmaat is voor het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn. Wij zijn ook betrokken bij de uitwerking van het uitvoeringsprogramma voor de Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Wij kijken daarin heel erg naar het belang van de waterkwaliteit.
Dan heeft mevrouw Van Esch nog een specifieke vraag gesteld over het water dat aan de mest wordt toegevoegd om de emissie van ammoniak te reduceren. De Minister van LNV zal u precies informeren over het mestverdunningstraject. Er is een voorstel om het regenwater dat op daken en erven valt, op te vangen en te gebruiken. Dat draagt ook bij aan het terugdringen van emissies vanaf het erf naar het oppervlaktewater. Maar de details daarvan krijgt u van de Minister van LNV.
De voorzitter:
Daar heeft mevrouw Van Esch toch een vraag over.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dit gaat me dan weer net iets te snel, want volgens mij is het zeer essentieel dat ook hierin de waterbelangen worden behartigd. Ik kan me niet voorstellen dat het plaatsen van een simpele regenbak of -ton, om het zo maar even te noemen, op een boerenerf voor voldoende wateropvang gaat zorgen om de mest mee te verdunnen op boerenbedrijven met meer dan 100 koeien. Ik kan dit beleid dus nog niet voor me zien. Straks wordt die mest op het land verdund en op het land uitgereden. Op een gegeven moment houdt de plantopname op en dan krijgen we een probleem met nitraat in het water, terwijl we al voldoende problematiek hebben als het gaat om het halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Dus ik blijf hier nog een beetje met vraagtekens zitten over een soort proefballonnetje van het Ministerie van LNV waardoor we volgens mij essentiële waterproblematiek kunnen gaan krijgen. Ik wil toch wel graag uw visie daarop weten. Hebben we zeker weten de garantie dat we hier wat betreft waterkwaliteit bovenop zitten? Want volgens mij kan dit niet de bedoeling zijn.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De precieze details van dit beleid kan ik u niet melden. Daar wordt door de collega van LNV aan gewerkt. Maar u kunt er wel van verzekerd zijn dat wij daar vanuit ons ministerie – zowel van de kant van collega Van Veldhoven waar het gaat om het milieu, als van mijn kant wat betreft de waterbelangen – bovenop zitten en dat we meekijken bij de uitwerking. Maar het is nog niet afgerond.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Nog één keer kort, voorzitter.
De voorzitter:
Heel kort dan.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dit wordt als een van de oplossingen voor de stikstofproblematiek gezien, dus ik wil echt zeer sterk benadrukken dat het verdunnen van mest een enorm water-nitraatprobleem kan veroorzaken. Ik hoop dus van harte dat u zich daar op die manier voor inzet en dat u snel aan de LNV-minister vraagt of zij dit beleid zo snel mogelijk wil uitwerken, omdat het wat betreft de Kaderrichtlijn Water, waarvan we de doelen willen halen, essentieel is.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Volgens mij verschil ik niet van mening met mevrouw Van Esch. Wij zijn daar goed bij betrokken. Het zal inderdaad ook de toets moeten kunnen doorstaan dat we niet de problematiek gaan verergeren. Daar zou ook ik absoluut niet voor zijn, uiteraard niet, want dat zou het probleem weer vergroten in plaats van verkleinen. Dat wil volgens mij niemand.
De heer Laçin heeft specifiek gevraagd naar het Bestuursakkoord Water, dat afloopt. Dat heeft hij heel scherp opgemerkt, want dat is inderdaad het geval. Dat loopt eind dit jaar af. Op dit moment ben ik met de partners van het bestuursakkoord aan het verkennen of er behoefte aan is om een nieuw akkoord te sluiten en verder samen te werken. Mijn inzet daarbij is om een vervolgakkoord te sluiten. Maar ik doe dat natuurlijk niet alleen; daar moeten de andere partners ook van overtuigd zijn. Dat gesprek voer ik dus met hen. Ik kom daar graag in het najaar op terug, hopelijk met het voornemen om een nieuw akkoord te sluiten.
De heer Laçin (SP):
Ik ben blij met dit antwoord, maar ik wil het wel iets aanscherpen, als dat kan. Kijk naar al die opgaven waar we het hier vandaag over hebben. Ik denk dat we die samenwerking, die de afgelopen periode zo goed is verlopen, zeker een vervolg moeten geven. Omdat de opgave alleen maar groter en belangrijker wordt, denk ik dat een Bestuursakkoord Water 2.0, zoals ik het noemde, niet alleen gewenst is, maar ook echt de inzet van de Minister moet zijn. De andere samenwerkingspartners moeten dan ook maar volgen, want de opgave die we hebben, is heel belangrijk. Dus laten we daarop inzetten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Helemaal mee eens. Als ik dat te zwak heb uitgedrukt, moet ik dat even wat aanscherpen. Het is echt mijn inzet om een nieuw akkoord te sluiten. Maar, nogmaals, ik ben natuurlijk niet de enige partij. Ik heb het gevoel dat we hartstikke goed hebben samengewerkt in dit bestuursakkoord, dus ik kan me voorstellen dat er volop animo zal zijn – zeker wanneer ik aangeef dat ook de Kamer dit een heel goed idee vindt – om de goede samenwerking die we hebben gewoon te continueren en om dat vast te leggen in een nieuw akkoord, waar we samen naar streven.
Dan heeft de heer Stoffer nog een vraag gesteld over fosfaatrijke kwel: is de bijdrage van fosfaat dat via kwel het oppervlaktewater bereikt nu verwerkt in de doelen voor de Kaderrichtlijn Water? Dat is gebeurd. De actuele en juiste doelen worden onderdeel van de stroomgebiedbeheerplannen, waar ik net al over gesproken heb. Daar kunt u dat straks dus in terugvinden.
Mevrouw Van Brenk vroeg nog hoe de versnellingsagenda voor de medicijnresten zich verhoudt tot de bestaande aanpak. Dat versnellingsprogramma medicijnresten uit afvalwater is opgesteld door de waterschappen als onderdeel van de ketenaanpak medicijnresten. Het werkt uit hoe waterschappen die noodzakelijke extra zuivering lerend implementeren. We hebben met steun van het Rijk ook een aantal projecten in gang gezet. Ik ben bijvoorbeeld bij het waterschap Aa en Maas geweest. Daar hadden ze twee verschillende varianten, onder andere met ozon. Er worden allerlei technieken uitgevoerd. Elf waterschappen zijn al de eerste vijftien zuiveringen om aan het bouwen tussen nu en 2023. Ik ben er ontzettend blij mee dat waterschappen ook echt hun aandeel oppakken in het kader van het terugdringen van medicijnresten. Voor de tweede tranche voorzien we dat er nog eens 4 waterschappen gaan deelnemen en nog 21 zuiveringen. De versnelling zet dus echt wel door. Dat is mooi.
De heer De Groot heeft vragen gesteld over de Haringvlietsluizen. Hij vroeg of ik niet met hem ongeduldig ben over de visserijvrije zones. U hebt gelijk; ik hecht er ook heel veel waarde aan dat die visserijvrijezones er zijn op plaatsen waar we de voorziening hebben gemaakt, zodat die vissen ook de barrières kunnen passeren en niet meteen achter de kering eruit gevist worden. Dat zou natuurlijk heel erg contraproductief zijn. Dat heb ik ook benadrukt bij het wetgevingsoverleg van afgelopen november. Voor de exacte planning van die visserijvrije zones moet ik toch even verwijzen naar de collega van LNV, maar wat mij betreft gebeurt dat zo snel mogelijk.
De heer Moorlag heeft nog gevraagd naar het juridisch advies dat Vewin heeft ingewonnen – mevrouw Van Brenk kon dat volledig uit het hoofd doen – over de INEV's in relatie tot pfas. In het juridisch advies wordt gesteld dat niet wordt voldaan aan de Kaderrichtlijn Water en de Drinkwaterwet. Wij onderschrijven dat niet. Via de gebiedsdossiers kijkt het bevoegd gezag naar de risico's voor de drinkwaterwinningen en de verspreiding van verontreinigingen richting de winningen. Dat is lokaal maatwerk. Wanneer en waar daarin moet worden ingegrepen is een afweging die het bevoegd gezag moet maken. Daarbij zal moeten worden voldaan aan de verplichtingen van de Kaderrichtlijn Water, de Drinkwaterwet et cetera, ook in het kader van de zorgplicht. We hebben later deze week nog nader overleg met Vewin over dit onderwerp. De interventiewaarde voor pfas zal in 2021 in de regelgeving worden opgenomen als onderdeel van het definitieve handelingskader voor pfas in het kader van het stelsel voor bodemregels. Voor dat wetsvoorstel zal ook nog een uitgebreide consultatie plaatsvinden met alle stakeholders. Dit wordt dus echt nog vervolgd. Daar hoort u nog meer van.
Dat waren de onderwerpen op het gebied van waterkwaliteit.
De voorzitter:
Heeft u daar nog een punt over, mevrouw Van Brenk?
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb nog twee punten, eentje omdat ik dat in de eerste termijn niet heb kunnen maken, met excuses. Dat gaat over het rapport...
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Oei, als ik dan maar een antwoord heb.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Vast! Dat gaat over het rapport over debietafhankelijke lozingsvergunningen. Ik denk dat de uitkomsten van het rapport heel logisch klinken, maar er zijn zeven aanbevelingen. Ik wou dus graag weten of de Minister die gaat overnemen, wat zij daarmee gaat doen. Ik zou toch ook even willen inzoomen op de INEV's, die niveaus van ernstige verontreiniging. Het lijkt alsof we zitten met een juridisch steekspel. Het is bijna Kafka. Er is een verontreiniging in het grondwater, daar halen we ons drinkwater uit, en de ene norm en de andere norm kloppen niet met elkaar. Dat zou toch aan elkaar verbonden moeten zijn. De vraag is dus: krijgen wij als dat gesprek geweest is straks nou zo snel mogelijk een brief van de Minister over hoe hierop te acteren? Het lijkt namelijk alsof er twee doelstellingen zijn die elkaar doorkruisen, en dat zou natuurlijk niet moeten mogen. De Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn horen toch in ieder geval een beetje bij elkaar te blijven. Ik zou daar dus graag een toezegging van de Minister op willen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ben altijd bereid om de Kamer nader te informeren, zeker als dat gesprek heeft plaatsgevonden. Het is inderdaad een lastig probleem. Het zijn twee normen die voor verschillende doelen zijn gesteld. In de praktijk gaat het eigenlijk over het volgende. Inmiddels is wel al opgehelderd dat Vewin het niet voor al het grondwater bedoelde, maar dat het echt specifiek gaat over het grondwater op die plekken waar drinkwater wordt gewonnen. Dat stukje onduidelijkheid is dus weg. Maar het gaat nu nog om de vraag: als je dat grondwater voor drinkwater wilt gebruiken, kan dan het beste dat hele grondwater schoongemaakt worden, of is het kostenefficiënter wanneer het drinkwaterbedrijf naderhand het opgepompte water zuivert? Daar spitst het zich eigenlijk op toe. Ik kan me voorstellen dat ik u daar nader over informeer nadat we dat gesprek hebben gehad, waarin we juridisch ook nog wel wat meer over en weer zullen uitwisselen, denk ik. Want volgens mij streven we gewoon dezelfde doelen na als Vewin. Ik ben niet voor niks pas bij ze op werkbezoek geweest. Daarbij hebben we dit punt ook besproken. We gaan echt proberen om die onduidelijkheid de wereld uit te helpen. Laat ik u daar dus... Is dat gesprek nog voor de zomer? Het gesprek is voor de zomer, begrijp ik. Dan gaan we ook nog proberen om voor het reces een brief naar u toe te krijgen waarin staat hoe dat is verlopen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk had twee vragen gesteld, meen ik. Ze had ook een punt over de zeven aanbevelingen, zeg ik uit mijn hoofd, en hoe het daarmee gaat. Daar heeft u nog niet op geantwoord.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik weet niet uit m'n hoofd hoe het precies zit met die zeven aanbevelingen. Ik weet niet of ze alle zeven worden opgevolgd. Ik wil mevrouw Van Brenk vragen of ik dat antwoord in de tweede termijn mag geven, omdat zij deze vraag nu eigenlijk ook pas voor het eerst stelt.
De voorzitter:
Prima. Dan heb ik eerst de heer Laçin en dan de heer Moorlag genoteerd.
De heer Laçin (SP):
Het gaat inderdaad om het grondwater dat gebruikt wordt bij de drinkwatervoorziening, dus niet om al het grondwater. Dat stond ook in mijn motie van 12 mei. Het was voor mij dus toen al helder, om het zo maar te stellen. Ik ben blij dat er een gesprek zal plaatsvinden. Hopelijk kan de Minister ons dan echt vlak daarna ook informeren. Ik heb die motie destijds aangehouden om tijdens dit debat wat meer duidelijkheid daarover te krijgen. Nou, die duidelijkheid is er nog niet helemaal. Het beleid dat de Minister nu voorstaat, heeft uiteindelijk wel tot resultaat dat drinkwaterbedrijven straks extra moeten zuiveren. Dat brengt extra kosten met zich mee en die worden weer doorberekend naar de gebruiker, naar ons allemaal. Daarnaast stelt Europese regelgeving dat al het beleid dat we nu maken, erop gericht moet zijn dat we minder gaan zuiveren. Dit gaat juist de andere kant op, dat er meer gezuiverd moet worden door drinkwaterbedrijven. Dat strookt dus niet met elkaar. Ik wil de Minister vragen om daar in dat gesprek rekening mee te houden en om ook open te staan voor het gelijkstellen van de INEV's voor drinkwater en voor het water dat daarvoor gebruikt wordt, want dan hebben drinkwaterbedrijven minder te zuiveren. Dat is volgens mij het beleid waar we voor moeten staan.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik begrijp heel goed wat de heer Laçin probeert te zeggen. We willen natuurlijk altijd dat grondwater zo schoon mogelijk is. Op het moment dat er een verontreiniging wordt aangetroffen, sta je voor de vraag of je dat grondwater kunt zuiveren. U kunt zich voorstellen dat als er ergens in de bodem iets zit, het niet heel erg kostenefficiënt zou zijn om zo'n heel gebied te gaan afgraven om uitspoeling naar dat grondwater te voorkomen. Dan is het in veel gevallen kostenefficiënt om dat water toch maar eerst op te pompen en dan te zuiveren. Want als je zo'n heel gebied, dat hele grondwaterpakket, moet zuiveren, dan betekent dat heel veel saneren. Dan zijn het overigens ook gewoon de belastingbetalers, dus wij met z'n allen, degenen die dat moeten betalen. Maar ik zeg heel graag toe dat wij na het gesprek met de Vewin zullen terugkomen op de afweging hoe dat het beste kan gebeuren. Want het is bronbeleid voor alles, zorgen dat er geen nieuwe verontreinigingen meer bijkomen. Maar als er het al in zit – en we weten in het geval van pfas dat dat nou eenmaal overal in zit – dan is het misschien toch verstandiger om dat water achteraf te zuiveren dan dat je een heel gebied dat uitspoelt richting dat grondwater, moet gaan saneren. Daar zit «m dus eigenlijk de afweging in.
De heer Laçin (SP):
Ik wil geen interruptie meer over het bronbeleid houden – het ligt eraan of die meetelt – maar ik zou nogmaals willen vragen of de Minister ons dan echt meteen na het gesprek, dus zo snel mogelijk, kan informeren, het liefst nog voor het reces, zodat we weten wat de afspraken zijn.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat ga ik graag doen. Ik wil nog onderstrepen dat dit natuurlijk ook een rol speelt in het vaststellen van het definitieve handelingskader pfas waar collega Van Veldhoven mee bezig is.
De voorzitter:
Ja, want de meteorologische zomer is volgens mij inderdaad begonnen. Volgens mij bedoelt iedereen het zomerreces dat op 3 juli begint.
Dan de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Goed dat er overleg met Vewin plaatsvindt. Ik hoop dat dat overleg erin resulteert dat partijen elkaar snikkend in de armen vallen, dat zij volledige consensus hebben over de aanpak en dat zij op een gelijke wijze naar dit vraagstuk kijken. Maar er is natuurlijk ook een kans dat dat niet zo is. Waar kunnen wij dan op koersen? Is de Minister dan bereid om bijvoorbeeld het PBL daar eens naar te laten kijken? Ik deel de opvatting van de heer Laçin dat je het probleem primair bij de bron moet aanpakken, maar de Minister heeft het ook over de maatschappelijke kosten en baten. Dan wil ik dat ook wel heel goed inzichtelijk hebben. Dan wil ik ook wel zien waar die kosten precies gaan landen. Want de kosten van de bronaanpak gaan op een andere plek landen dan de kosten van een zuiveringsaanpak. Is de Minister bereid om zo'n MKBA te laten uitvoeren?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Uiteraard moet inzichtelijk worden wat een maatschappelijk verantwoorde keuze is. Ik sta daar gewoon open in, dus ik stel echt voor dat we dat gesprek met de Vewin even hebben. Komen we daar samen niet uit, dan kunnen we prima bekijken of er meer onderzoek nodig is. Dan kunnen we bekijken of nader moet worden onderzocht waar de maatschappelijke kosten en baten nou precies liggen. Maar laat ik daar even niet op vooruitlopen en eerst dat gesprek voeren en kijken waar we dan eindigen.
De voorzitter:
Prima, dan vervolgt de Minister haar betoog.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We zaten eigenlijk al bij het drinkwater. Ik stel voor dat ik het blokje drinkwater hier maar meteen aan vastkoppel, omdat we toch al bij Vewin waren aanbeland. De heer Dijkstra haalde de ILT-rapportage over de drinkwaterkwaliteit aan en vroeg welke openstaande punten er zijn. De kwaliteit van ons drinkwater is inderdaad gelukkig hartstikke goed. We mogen ons daar gezegend mee voelen. Maar het vraagt natuurlijk wel blijvende aandacht. Er zal de komende tijd bijvoorbeeld nog aandacht nodig zijn voor het loodgehalte in de leidingen. Dat is nu niet aan de orde geweest, maar in vorige debatten is er wel gesproken over de loden leidingen. We hebben in deze coronaperiode overigens aan de drinkwaterbedrijven gevraagd om er gebruik van te maken dat scholen en kinderdagverblijven langdurig leeg zijn, want dat is hét moment om die leidingen zonder al te veel overlast te vervangen. Dat is ook her en der echt gebeurd, maar dat zal nog aandacht blijven vergen. Dat hebben we nog niet opgelost. Mijn collega van BZK is daar overigens ook mee bezig. We kijken in risicoanalyses ook voortdurend naar de gebruikte materialen en naar de toegang tot drinkwater. Dat zijn allemaal punten waarvoor aandacht nodig zal blijven.
Door verschillende sprekers is er gesproken over de belasting op leidingwater voor de grootverbruikers. Voor de brede maatschappelijke heroverweging is ook gekeken naar diverse beprijzingsopties. Daar zijn er twee uit naar voren gekomen. Dat is het afschaffen van het degressieve belastingtarief voor de grote afnemers. Daar werd net ook al iets over gesuggereerd. Een ander voorbeeld is het invoeren van een grondwaterbelasting door het Rijk of een verbreding van de provinciale grondwaterheffing. Het voorstel dat daarin zit, is om een belasting op leidingwater te gaan heffen, als je boven de 300 kuub uitkomt. Daar zitten wel haken en ogen aan. Die zijn beschreven in de rapportage van de brede maatschappelijke heroverweging. Daar zijn ook uitgesproken voor- en tegenstanders van. In de Beleidsnota Drinkwater zullen we de afweging verder maken. Dat wordt dus nog vervolgd, maar het moet wel even zorgvuldig gebeuren. Het gaat om de Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 die we nu aan het vaststellen zijn.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Laçin. Ik denk dat de Minister bedoelt: het rapport Brede maatschappelijke heroverweging dat Minister Hoekstra in april naar de Kamer heeft gestuurd, met achttien deelrapporten, zeg ik even uit mijn hoofd. Wellicht is dat de vraag van de heer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Nee, ik was benieuwd wanneer we de nota die nu gemaakt wordt, krijgen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Eind van dit jaar.
De heer Laçin (SP):
Eind van dit jaar?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja. Dit zijn allemaal dingen die ook in verkiezingsprogramma's en formaties meegenomen kunnen worden, zeg ik er maar bij.
De voorzitter:
Meneer Laçin, heeft u nog een concrete vraag? Want er zijn nog een aantal mensen die het woord willen.
De heer Laçin (SP):
Ja, ik heb een concrete vraag. Er zijn voor- en tegenstanders van. We krijgen de nota eind dit jaar. Ik ben benieuwd of de Minister het met ons eens is dat het raar is dat dat onderscheid er is en dat we ook van de industrie een eerlijke bijdrage moeten vragen voor het leidingwater dat zij gebruikt. Dat gebeurt nu niet. Ik heb het voorbeeld al in mijn inbreng geschetst. Vindt de Minister ook dat we daar verandering in moeten aanbrengen? Vindt ze dat zelf ook?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Die keuze maak ik op dit moment nog niet. Er zitten haken en ogen, voor- en nadelen aan. Ik denk dat het verstandig is dat we daar eerst een nader gesprek over voeren met de verschillende stakeholders, zodat we dit zorgvuldig af kunnen wegen. Dat zullen we doen in de nota die eind dit jaar naar u toe komt. U bent hier nog net iets te vroeg mee.
De voorzitter:
Ik kijk even. Mevrouw Bromet, u kunt nog één hele korte vraag stellen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik wilde graag een vraag stellen over dit onderwerp, namelijk over het verband tussen het onderzoek naar de waterputten dat bij de provincies gedaan wordt, en de bezwaren die er leven tegen het instellen van deze belasting. Want volgens mij heeft dat verband met elkaar. Ik zou aan de Minister willen vragen om daarnaar te kijken. Een bezwaar dat genoemd wordt, is dat bedrijven zelf putten gaan slaan, als ze belasting moeten gaan betalen. Maar we hebben net gehoord dat de provincies die putten in kaart aan het brengen zijn en dat ze gaan kijken hoe ze daar regelgeving op kunnen zetten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Een en ander hangt inderdaad met elkaar samen. De provincies zijn natuurlijk een van de stakeholders waar we uitdrukkelijk mee spreken in dit verhaal. Nogmaals, het plan van aanpak komt binnenkort. Als er raakvlakken zitten met de Drinkwaterrichtlijn waar we aan werken, nemen we dat zeker mee.
De voorzitter:
Prima, dank u wel.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan legionella. Mevrouw Van Brenk en de heer Laçin hebben daar uitgebreid bij stilgestaan. Er is ook gevraagd naar andere landen in Europa waar er geen onderscheid tussen prioritair en niet-prioritair is. In de nieuwe Europese Drinkwaterrichtlijn, die de komende jaren in heel Europa moet worden geïmplementeerd, wordt voor legionellapreventie onderscheid gemaakt tussen prioritair en niet-prioritair. Wij zijn in dezen dus de voorloper. Als andere landen dat nog niet doen, moeten ze dat nu dus ook gaan doen op basis van die Europese Drinkwaterrichtlijn. Er zijn in Nederland zo'n 19.000 prioritaire en 600.000 niet-prioritaire locaties. Het is van belang om dat onderscheid te maken om op die manier mankracht, geld en eventuele biociden op een effectieve manier in te zetten. Daar zit de crux. Biociden als koper-zilverionisatie hebben negatieve effecten op het milieu. Daarom wil ik niet dat dat zomaar overal wordt toegepast. Het mag alleen op prioritaire locaties. Vandaar dat Nederland dit onderscheid maakt. Het is natuurlijk heel belangrijk om legionella te bestrijden, maar omdat dat consequenties kan hebben voor het milieu, moet je het vooral niet via biociden doen op die plekken waar het niet nodig is.
Mevrouw Van Brenk vroeg naar dat onderscheid tussen prioritair en niet-prioritair. Er zijn dus 19.000 prioritaire locaties. U hebt zelf terecht aandacht gevraagd voor de verzorgingshuizen. Ik denk dat we ook in het kader van die Europese Drinkwaterrichtlijn nog eens even moeten kijken of het precies matcht. Er wordt ook Europees voorgeschreven wat prioritair en niet-prioritair is. Dat moet natuurlijk hetzelfde zijn zoals wij het nu toepassen. Het verhaal dat legionellosepatiënten nooit gekoppeld zijn aan locaties als sporthallen en kantoren, maakt dat die niet als prioritair zijn aangegeven.
Hoe is het gegaan in coronatijd? We hebben er expliciet aandacht voor gevraagd toen de scholen weer opengingen. Alle drinkwaterbedrijven hebben dat gedaan. Alle partners in de waterketen, tot en met de waterschappen en ons ministerie hebben er ook aandacht aan besteed. Ik heb er persoonlijk voor gezorgd dat de Minister-President in zijn persconferentie ook die legionellapreventie ter hand heeft genomen, terwijl het voor hem natuurlijk een wat vreemde eend in de bijt was. Ik dacht: als er nou iemand impact heeft met een boodschap die heel veel mensen zien, is het de Minister-President. Nu in het kader van het toerisme de sanitaire voorzieningen op de campings weer opengesteld worden, kreeg ik van de mp terug: moet je niet ook wat zeggen over legionella? Het is dus goed gelukt om dit op de agenda te krijgen. Het is ook belangrijk, want we moeten geen onnodige slachtoffers krijgen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk heeft hier een vraag over.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik vond het inderdaad heel mooi dat de Minister-President het zei. Ik dacht natuurlijk stiekem dat het kwam doordat ik net de dag daarvoor die vragen had gesteld, maar ik begrijp dat de Minister het gedaan had. Weer een illusie armer!
Ik wil ingaan op de koper-zilverionisatie. Wat je er niet in stopt, hoef je er ook niet uit te halen, dus ik begrijp dat je kritisch bent om iets tot een prioritair gebouw te verklaren, want dan moet er veel. Ik vraag nog een keer indringend de aandacht voor nieuwe, andere methodieken waar dat niet bij hoeft. Er zijn andere methodieken waar je niet iets hoeft toe te voegen. Ik noem het ultraviolet in de ionisatiestaafjes en noem maar op. Ik snap dat dat allemaal best wel belangrijk is, want het moet in zo'n systeem bij de bron worden ingevoerd, maar ik zou willen dat er wat meer aandacht voor komt. Volgens mij is er in de techniek heel veel mogelijk. Het lijkt wel alsof wij dat volledig negeren en dat zou ik ontzettend jammer vinden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het is zeker niet de bedoeling om nieuwe innovatieve mogelijkheden te negeren. Mevrouw Van Brenk kan ervan verzekerd zijn dat we hier in de verdere voorbereiding van de nieuwe regelgeving rondom drinkwater nadrukkelijk naar zullen kijken. We moeten natuurlijk opnieuw vaststellen welke gebouwen wij als prioritair en niet-prioritair beschouwen. Dat moeten we dus ook langs de Europese richtlijn leggen. We gaan dat zeker goed afwegen. Wellicht lag het niet aan uw brief dat de Minister-President het noemde, maar het feit dat u en anderen in de Kamer hiervoor voortdurend aandacht vragen, heeft er natuurlijk wel voor gezorgd dat het bij mij op het puntje van mijn tong lag. Daardoor is het dus bij de mp terechtgekomen. Het was een gezamenlijke actie, zou ik zeggen.
De voorzitter:
Volgens mij heeft u hiermee het blok drinkwater afgerond. Daarna komen nog de blokjes geborgde zetels en overig. Ik vermoed zomaar dat het blokje geborgde zetels wat gemoederen los zal maken.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja.
De voorzitter:
Ik zie nog een vraag van de heer Laçin. Een hele korte vraag.
De heer Laçin (SP):
Dan ben ik in ieder geval door mijn interrupties heen.
De voorzitter:
Precies.
De heer Laçin (SP):
Dat maakt het een stuk korter.
Ik ben het met collega Van Brenk eens dat we nieuwe, duurzame technieken moeten meenemen in nieuwe toepassingen. Wij maken onderscheid tussen prioritair en niet-prioritair. Europa gaat dat nu ook doen. Het is nu 19.000 tegenover 600.000 gebouwen. Een hele grote groep is dus niet-prioritair. Is de Minister het met ons eens dat, zolang het veilig en duurzaam kan, ook in die gebouwen legionella bestreden moet kunnen worden? Het RIVM stelt nu dat dat eigenlijk niet hoeft. Dat lijkt ons een beetje gek.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het is zeker van belang om in die niet-prioritaire gebouwen alles te doen wat je kunt doen. Dat is zoiets simpels als de leidingen doorspoelen. Bij ons op kantoor gebeurt dat ook. Overigens kwam ik een keer na een weekend op kantoor en zag ik dat men per ongeluk vergeten was de kraan uit te zetten. Toen was het één groot stoombad. Het zit dus gewoon in het plan van aanpak van het onderhoud van het gebouw dat de leidingen een keer in de zoveel weken worden doorgespoeld. Dat is een hele milieuvriendelijke oplossing, behalve als je de kraan heel lang aan laat staan, maar dat terzijde.
De voorzitter:
In het kader van de droogtebestrijding zou ik dat ook niet aan willen raden.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zeker niet.
De voorzitter:
Ik kijk even of er nog andere mensen zijn met vragen over drinkwater. Dan gaan we door naar het blokje geborgde zetels.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Voorzitter. Je zou bijna denken dat er verkiezingen aankomen als je het debat hebt gehoord, maar dat duurt toch nog even. Waarom schuift de Minister dit nu voor zich uit? Dat vragen een heleboel leden. Er was inderdaad een initiatief vanuit de Kamer om hier een adviescommissie voor in te stellen. De heer Stoffer is er nu niet, maar ik heb zelf geen enkele twijfel bij de onafhankelijkheid van die commissie. Mensen hebben daar echt zonder last of ruggespraak op persoonlijke titel aan bijgedragen. Maar zoals je al zag aan het debat hier, wordt daar enorm verschillend over gedacht. Het is logisch dat je na zo'n advies hoor en wederhoor toepast en alle stakeholders de gelegenheid geeft om daar iets van te vinden. Overigens heb ik de commissie een compliment gemaakt voor de snelheid, in die zin dat zij er, ondanks de coronaperikelen, waar zij toch ook last van heeft gehad, toch in is geslaagd om dat advies op tijd af te leveren. Over geen vertraging oplopen gesproken; die commissie heeft echt goed werk geleverd. Dat verwacht ik ook van het OFL, ons eigen Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving, dat dit volstrekt onafhankelijk met alle stakeholders gaat bespreken en de reacties hierop gaat inventariseren. Dat verwacht ik dit najaar. Dat zullen we dan uiteraard zo snel mogelijk met uw Kamer delen.
De Unie van Waterschappen heb ik afgelopen vrijdag nog gesproken. Zoals u zich kunt voorstellen, hecht zij ook aan een zorgvuldige sondering van haar eigen achterban. Zij gaat er ook dit najaar nog op reageren. Welke stappen moeten dan worden doorlopen? Hoe snel een wetswijziging kan plaatsvinden als daar behoefte aan zou zijn, hangt van allerlei zaken af, bijvoorbeeld van de snelheid waarmee de formatie van een volgend kabinet verloopt en dat kabinet dit ter hand neemt. Daar kan ik niet echt op vooruitlopen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk heeft daar wel al een vraag over.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb beloofd dat ik het inbreng, dus dat ga ik ook doen. Er komt een hartenkreet uit mijn achterban. Die zegt: er komt zo meteen een reactie naar de Unie van Waterschappen vanuit de waterschappen. Ieder waterschap komt met een reactie. Dat zal een geconsolideerde reactie zijn waarbij de invloed van de geborgde zetels als zwaarwegend meegenomen wordt. De vraag is: is het mogelijk dat er gekeken wordt naar de reacties van de onderscheidende fracties, zodat daar in ieder geval recht aan gedaan wordt? Ik weet niet of de Minister daar invloed op kan hebben, maar als dat niet kan, zou ik alle fracties oproepen om die reacties dan maar hiernaartoe te sturen zodat we die zien. Ik geef in ieder geval die zorgen even mee aan de Minister. Misschien kan zij daarop reageren, al begrijp ik dat dat heel moeilijk is.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik heb met gesproken de voorzitter van de Unie van Waterschappen, de heer Van der Sande. Hij heeft mij aangegeven dat ze juist een heel zorgvuldig proces hiervoor willen volgen. Hij heeft mij ook gezegd dat daar in verschillende waterschappen en door verschillende geledingen verschillend over wordt gedacht. Ik heb er vertrouwen in dat we de nuances, die ongetwijfeld ook binnen de waterschappen leven, in hun advies terug zullen zien. Ik weet niet of het een geconsolideerd advies wordt met een meerderheidsadvies of iets dergelijks. De unie gaat natuurlijk over haar eigen traject, maar mij is verzekerd dat het in ieder geval zorgvuldig zal plaatsvinden.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk, is daarmee uw vraag voldoende beantwoord?
(Mevrouw Van Brenk zegt iets buiten de microfoon.)
De voorzitter:
Prima. Dan gaat de Minister verder.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Volgens mij zijn er behoorlijk wat 50PLUS'ers actief in de waterschappen. Die kunnen er dus zelf voor zorgen dat hun geluid doorklinkt.
U heeft ook nog gevraagd naar de waterschapsbelastingen, de zuiveringsheffing. Daarvoor loopt ook al een lang traject. De heer Laçin, die nu even weg is, heeft weer aandacht gevraagd voor het «de vervuiler betaalt»-principe, dat altijd onderdeel van deze discussie is. In hetzelfde gesprek met de voorzitter van de Unie van Waterschappen heb ik van hem gehoord dat ze daar ook een zorgvuldig traject voor hebben. Het is helaas voor de vorige verkiezingen niet gelukt om daar een eensluidend advies van de waterschappen over te krijgen. Ze zijn bezig met een nieuw traject. Tegen het eind van dit jaar hopen ze mij daar meer informatie over te kunnen geven. Onderzoek naar een eventuele aanpassing van de zuiveringsheffing is daar onderdeel van. De waterschappen hebben het na de waterschapsverkiezingen opnieuw opgepakt. Ik kijk of ze deze ronde wel tot een advies kunnen komen.
De heer De Groot vroeg: zijn er wijzigingen in de taken van de waterschappen naar aanleiding van de wijziging van de Waterwet? De waterschappen hebben natuurlijk de wettelijke taak van waterbeheer en afvalwaterzuivering. Het aanpassen van het watersysteem aan klimaatverandering, om te blijven voldoen aan de wettelijke gebiedsnormen voor wateroverlast, hoort al bij de taak van de waterschappen. Wat betreft droogte werken de waterschappen gelukkig ook aan het robuuster maken van hun watersysteem. Met de wijziging van de Waterwet, om het mogelijk te maken dat vanuit het Deltafonds ook bijdragen kunnen worden verstrekt aan decentrale overheden tegen wateroverlast, verandert dus niet echt iets aan de taken van de waterschappen.
De heer Stoffer heeft nog gevraagd hoe het advies van de commissie kan worden gerijmd met het oordeel van de OESO. Dat rapport van de OESO is van 2014. Het is gericht op het Nederlandse waterbeheer. Daarbij concluderen ze dat de organisatie van het waterbeheer in Nederland goed in elkaar zit. Als je dat vergelijkt met hele grote delen van de wereld, mogen we daar heel erg trots op zijn; er wordt ook vaak gekeken naar het Nederlandse governancemodel. Maar de OESO laat zich hier ook weer niet zo gedetailleerd over uit dat ze precies voorschrijven hoe dit moet. Dat is eigenlijk de reactie daarop.
Het OFL gaat er dus mee aan de slag. Na de zomer wordt het vervolgd, zou ik zeggen.
De voorzitter:
Volgens mij bent u daarmee aan het einde van het blokje geborgde zetels gekomen. Ik kijk even naar de leden of er nog vragen zijn. De heer Moorlag heeft nog een vraag.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik had een vraag gesteld met verwijzing naar de brief van februari, bij het instellen van de commissie, waarin aan de Kamer werd toegezegd dat er een gedachtewisseling met de Kamer zou plaatsvinden aan de hand van een kabinetsstandpunt. Maar wat is het kabinetsstandpunt? Het gaat mij dan om het inhoudsniveau en niet om het procesniveau, dus of het richting la gaat of dat het op een parkeerstrook wordt gezet voor maatschappelijke consultatie. Wat vindt de Minister nou zelf inhoudelijk van het advies dat is uitgebracht?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik vind het daarvoor belangrijk dat er gedegen hoor en wederhoor plaatsvindt. Het is daarvoor ook van belang – zo doe je dat altijd – om toch even een soort impactassessment uit te voeren, zodat je weet wat de voor- en nadelen zijn en hoe de betrokkenen dat zelf zien. Dat geldt voor de waterschappen, maar natuurlijk ook voor de natuurorganisaties. Dat geldt voor de bedrijven, voor de landbouw en ook voor burgers, zodat we weten wat zij ervan vinden. Daarom hebben we het OFL gevraagd om dat meteen op te pakken en dat voor ons in kaart te brengen, zodat we dit, zoals het ook hoort bij goede besluitvorming, alles overziend kunnen wegen. In het najaar kunnen we daar pas meer over zeggen, als we dat OFL-eindadvies hebben.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Van Esch nog een hele korte vraag wil stellen. Eigenlijk mag het niet meer, maar vooruit. Sorry, u heeft nog een vraag, meneer Moorlag? Dan krijgt eerst meneer Moorlag het woord.
De heer Moorlag (PvdA):
Ja, ik heb nog een vervolgvraag, voorzitter. Het advies van de commissie is breder dan alleen de geborgde zetels. Mijn vraag aan de Minister is: wil zij die consultatie dan in de volle breedte gaan doen? Als je een consultatie doet, kan ik me ook voorstellen dat je een boodschap meegeeft aan het veld, dus dat je zegt «nou ja, het is wel een goed en evenwichtig advies; het zit goed doortimmerd in elkaar». Je zou het dus toch ook richtinggevend ter consultatie kunnen voorleggen. Dat gebeurt met een wetsontwerp ook wel. Ik stel die vraag zo, omdat het zo moeilijk is om met een systeemverandering vanuit een bestaand systeem te komen. Ik denk dus dat het juist nodig is dat de Minister hier toch wat duiding geeft: welke kant wil zij op met het advies?
De voorzitter:
Minister, welke kant gaat u ongeveer op?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
De goede kant! Nee, dat is flauw. We leggen het met een open mind voor. Ik wil hier toch ook nog even memoreren dat het advies verder gaat dan alleen maar de geborgde zetels. Er worden bijvoorbeeld ook dingen in gezegd als «iedereen moet voortaan 30 zetels hebben, zodat er niet allerlei verschillende omvangen zijn», enzovoorts. Nou, op dat geheel wil ik echt eerst even de consultatieronde via het OFL afwachten, voordat ik daarover aan het kabinet iets voorleg.
De voorzitter:
Mevrouw Van Esch, u had nog een hele korte vraag. Maar dat is dan echt een héle korte vraag.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Het sluit hier heel mooi op aan, dus het is maar een hele korte vraag. Ik ben toch benieuwd. De commissie heeft een heel deel van al die gesprekken die u nu opnieuw wilt gaan voeren, al gevoerd. Ik blijf er een beetje mee zitten dat dit een beetje voelt als tijdrekken. Waarom gaan we nu diezelfde personen die de commissie al gesproken heeft, opnieuw om hun visie vragen, als deze commissie dat al gedaan heeft?
De voorzitter:
Dat was de korte vraag. Nu het korte antwoord van de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zo werkt het vaker. Je komt tot een advies. Een adviescommissie spreekt met allerlei partijen, maar op het moment dat we dan het advies voorleggen, willen we natuurlijk wel de hele samenleving de gelegenheid geven om te reageren. We hechten in dit land enorm aan participatie. Dat onderstreep ik ook heel erg. Dan wil je ook echt wel iedereen daarvoor de gelegenheid geven. Zo'n commissie kan nooit met iedereen spreken. Middels het OFL kan iedereen hierop reageren. Nu ligt er immers een advies om op te reageren, in brede zin, dus niet alleen op de geborgde zetels maar ook op alle andere punten die daarin staan. Ik heb vertrouwen in het OFL dat dat traject ook zorgvuldig zal worden uitgevoerd.
De voorzitter:
Prima. Dan kijk ik nog even naar de heer De Groot. Heeft u op dit punt nog een vraag?
De heer De Groot (D66):
Ja, ik wil mevrouw Van Brenk eigenlijk wel even bijvallen. Het OFL kent natuurlijk een bepaalde samenstelling. Je vraagt de kalkoen ook niet wat hij met kerst wil eten. Ik kan me dus toch voorstellen dat hier, ook vanuit andere politieke partijen vertegenwoordigd in de waterschappen, Water Natuurlijk en andere, een reactie wordt gevraagd en dat die ook echt een plek krijgt in het rapport. Ik vind dat eigenlijk wel een heel goed punt van mevrouw Van Brenk.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Maar ons Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving heeft geen enkel belang bij de waterschappen, dus uw kalkoenvergelijking ontgaat mij. Er zitten volstrekt onafhankelijke voorzitters in, die gewoon dit proces gaan leiden. Daar zit echt geen enkele vooropgezetheid in. Sterker nog, we hebben natuurlijk ook met het OFL wel gekeken dat er een voorzitter moet ... U weet dat het OFL vijf voorzitters heeft. De heer Wallage, die we bij het Noordzeeakkoord hebben gehad, is een van hen. Maar we zullen er wel naar kijken dat iemand met een uitgesproken voorkeur of standpunt over die geborgde zetels, niet de voorzitter hiervan moet worden, juist om ervoor te zorgen dat het volstrekt onafhankelijk gebeurt. Ook al zou zo'n persoon dat best willen, dan zou je zo iemand daartegen willen beschermen. U kunt er dus echt van overtuigd zijn dat het OFL dat onafhankelijk zal doen.
De voorzitter:
Daarmee is meneer De Groot voor het moment tevredengesteld, als ik zijn gezichtsuitdrukking zo mag inschatten. Ik kijk even of iemand over de geborgde zetel nog een punt heeft. Zo niet, dan gaan we door naar het kopje overige.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, en dan ben ik meteen weer bij de heer De Groot, want hij heeft vragen gesteld over de Waddenzee. Dat is natuurlijk ook een heel belangrijk onderwerp. Zijn vraag was wanneer het integraal beheerplan voor de Waddenzee er komt. De directeuren van de Beheerautoriteit Waddenzee gaan samen met de beheerders en in overleg met de stakeholders dat integraal beheerplan opstellen. De eerste resultaten daarvan verwacht ik rondom de jaarwisseling te kunnen melden. In de zomer zal ik u al de conceptagenda voor het Waddengebied 2050 aanbieden. Dat plan is ook met overheden en stakeholders opgezet en bevat ook een visie voor het Waddengebied. Ten slotte wordt voor de uitwerking van de agenda gestart met een twintigtal concrete projecten die onderdeel zijn van het Uitvoeringsprogramma 2021–2026. Er komt dus nog een heleboel uw kant op, om te beginnen de agenda voor 2050. U noemde de Waddenvereniging al. De uitnodiging ligt voortdurend op tafel om hen er toch ook weer bij te laten aansluiten. Ik hoop, nogmaals, dat ze alsnog inbreng zullen leveren voor de omgevingsagenda.
Dan het permanente Noordzeeoverleg; we gaan van de Waddenzee naar de Noordzee. Dank voor de complimenten in de richting van collega Schouten en mijzelf, en ik neem aan ook de andere collega's die hierbij betrokken zijn. Er komt nog een advies van hetzelfde OFL over de governance op het Noordzeeoverleg. U weet ook dat er nog een verkenner wordt ingezet ten aanzien van de visserij. Ik denk dat de vraag hoe die nou het best vertegenwoordigd kan zijn daarbinnen, even moet worden meegenomen in het governanceplaatje. Zodra dat rond is, krijgt u dat uiteraard in de Kamer te zien.
Er is geen debat waarin mevrouw Van Brenk geen aandacht vraagt voor SDG 6. Het zou me ook teleurgesteld hebben als ze dat niet had gedaan. De secretaris-generaal van de VN, Guterres, heeft begin dit jaar het initiatief genomen om de implementatie en het behalen van die doelen te versnellen. Onderdeel daarvan is het UN-waterinitiatief. Wij ondersteunen dat vanuit Nederland en dragen er concreet aan bij met ons programma Partners voor water. Internationaal voeren we natuurlijk de aanbevelingen uit van het High Level Panel on Water, waarvan ook de Minister-President lid is geweest. Daar is ook het Valuing Water Initiative uit voortgekomen. Dat wordt hét thema, ook voor de VN-conferentie voor water in 2023. Die zijn we voorlopig natuurlijk nog aan het voorbereiden, maar het is wel fijn dat het gelukt is, onder andere vanuit het Nederlandse, om dit als thema op de agenda te krijgen in 2023. Natuurlijk zijn we nog bezig met de Climate Adaptation Summit, die in oktober helaas niet live in Nederland kan doorgaan maar waarvan ik uw Kamer heb laten weten dat we «m digitaal gaan doen op 25 januari. Daarbij zullen we ook onze eigen Water Action Track en de Action Track Infrastructuur met concrete voorbeelden kunnen laten zien. Ik reken ook op uw aller betrokkenheid t.z.t., in januari, om dat wereldwijd goed op de agenda te krijgen.
De Blue Deal sluit daar eigenlijk op aan. Mevrouw Van Brenk vroeg ook daarnaar. Ook dit heeft wat vertraging opgelopen vanwege de COVID-19-crisis waar we met z'n allen in zitten, bijvoorbeeld vanwege de reisverboden die daaraan vastzaten. De verschillende partnerschappen zijn dus actief op zoek gegaan naar alternatieve samenwerkingsvormen. In heel veel gevallen is er inmiddels een digitale variant ontstaan. De verwachting is op dit moment dat toch nog ongeveer de helft van de geplande resultaten gehaald kan worden. Projecten in Mozambique, Mali – ik moet dan altijd aan Timmermans denken die «Malí» zegt, maar ik zeg toch maar gewoon «Máli» – de Palestijnse gebieden, Colombia, Burkina Faso, Ethiopië; er loopt echt wel van alles.
Even kijken. Het laagwater heb ik al gehad.
De heren De Groot en Moorlag hebben vragen gesteld over de spuisluizen van de Afsluitdijk. Zo is gevraagd wat de reden is geweest. Omdat de uitgangspunten bij het contract niet helemaal correct waren, moesten er nieuwe berekeningen worden gemaakt. Daaruit volgde weer dat er nieuwe ontwerpen moesten worden gemaakt. U zult ook snappen dat binnen zo'n groot en complex project heel veel dingen met elkaar samenhangen. Dus wat de exacte vertraging en precieze budgettaire consequenties zijn, kunnen we nu nog niet zeggen. Er wordt hard aan gewerkt maar het zal in ieder geval dit najaar duidelijk worden. Dan zal ik uw Kamer daarover uiteraard informeren. De versterking van de dijk, het bouwen van de twee gemalen en de verbetering van de weg zijn wel volop in uitvoering zoals u ook allemaal kunt zien. De bouw van de twee keersluizen en van het gat in de dijk voor de vismigratierivier start later dit jaar. Dus er wordt wel hard doorgewerkt.
Verder is aandacht gevraagd voor de cybersecurity en de maatregelen die in 2017 afgerond hadden moeten zijn. Zeven van de acht aanbevelingen van de Rekenkamer zijn inmiddels afgerond. De overgebleven aanbeveling, te weten nr. 2, gaat over het inrichten van centrale monitoring en de uitvoering van het programma Beveiligd Werken Rijkswaterstaat. Het merendeel van de restmaatregelen inzake dat programma is afgerond of in uitvoering. De openstaande restmaatregelen voor de vitale waterwerken worden naar verwachting in 2021 gerealiseerd. Uitgangspunt bij de uitvoering van de maatregelen is de risicogestuurde «all hazard»-benadering. Dus we zijn er bijna en de laatste dingen wat betreft de vitale werken komen in 2021.
Dan Caribisch Nederland. De heer De Groot heeft gevraagd of we de drie gemeenten ook aan riolering kunnen helpen. Ik vind het belangrijk dat er een oplossing wordt gevonden die ook past bij de eilanden. Op Bonaire is met IenW en met Europese subsidie een rioolzuiveringsinstallatie aangelegd. Op Saba en Sint-Eustatius zijn septictanks die inderdaad soms lekken. In het natuur- en milieubeleidsplan voor Caribisch Nederland staat ook beschreven hoe het kabinet samen met de eilanden natuur en milieu wil beschermen. Daarin is afgesproken dat uiterlijk 2024 voor alle eilanden strategieën zijn opgesteld voor effectief afval- en afvalwaterbeheer. Of het aanleggen van riolering daarin nou de meest effectieve werkwijze is, zal daaruit moeten blijken. Kijkend naar Saba, wat eigenlijk een grote rots is, is het niet zo makkelijk als dat in Nederland het geval is om daar riolering aan te leggen. Het zit dus in de plannen en het is terecht dat u daar aandacht voor vraagt.
De voorzitter:
De heer De Groot heeft daar nog een vraag over.
De heer De Groot (D66):
Ik ben niet echt gerustgesteld. We zijn een van de rijkste landen in de wereld. Nou liggen er een paar Nederlandse gemeenten aan de andere kant van de Atlantische Oceaan waar geen riolering is, hoe je dat daar ook op rotsachtige grond gaat doen. Er is een beleidsplan gekomen voor het Caribisch gebied, overigens wel vier jaar te laat, waar 7 miljoen euro in zit. Dus op deze manier gaat het «m niet worden. We zitten hier allemaal en kijken ernaar. Dat gaat mij gewoon aan het hart, want de enige manier, ook vanuit economisch oogpunt voor de bevolking daar, is dat dat koraal behouden blijft. Anders is daar helemaal niets meer. Dan is dit een soort basisvoorziening. Dus mijn vraag is of we niet meer kunnen doen dan alleen in 2024 een plan opstellen, want in dat andere plan, dat plan van de Minister van LNV, zit ook onvoldoende geld.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Eén opmerking is daarbij wel relevant, namelijk dat we in Caribisch Nederland geen waterschappen of provincies hebben die daar actief zijn. Het afval- en afvalwaterbeheer is een eilandelijke taak. De eilanden hebben in het verleden natuurlijk ook hun eigen prioriteiten gesteld en hebben daarbij voorrang gegeven aan andere zaken, zoals armoedebestrijding en infrastructuur. Dus helemaal eens dat lekkende septictanks van invloed zijn op dat koraal, maar er is meer aan de hand. Het heeft ook te maken met de temperatuurverandering en veranderende zeestromingen. Dus we moeten ook daarin weer de totaalafweging maken. Een rioolwaterzuiveringsinstallatie is duur en de exploitatiekosten zijn jaarlijks minstens een half miljoen euro. Het natuur- en milieubeleidsplan voor Caribisch Nederland heeft Minister Schouten mede namens collega Knops en mij op 24 april aan de Kamer gestuurd. Ik denk dat het dan een onderwerp van het debat is met collega Schouten, aangezien zij de eerstverantwoordelijke hiervoor is. We hebben ten aanzien van drinkwater de problemen bijna opgelost. Als het goed is, is dat eind van het jaar allemaal klaar.
Dan ligt er nog een vraag van de heer De Groot die eigenlijk een beetje buiten de orde is en die gaat over de bruine vloot. Morgen hebben we in de Kamer een VSO over dit onderwerp. Ik hoop u zeer binnenkort, wellicht nog voor dat VSO, een Kamerbrief hierover te kunnen sturen. Dus ik stel mij voor dat we dat bij dat VSO verder bespreken.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk eerst even naar de collega's of ze nog behoefte hebben aan een laatste vraag in eerste termijn. Dat is niet het geval. Dan stel ik voor over te gaan naar de tweede termijn. We hebben nog ongeveer twintig minuten. Normaal gesproken zouden we nu anderhalve minuut spreektijd hebben. Meneer Van Aalst heeft nog een vraag?
De heer Van Aalst (PVV):
Volgens mij zou de Minister nog even terugkomen op Enschede.
De voorzitter:
Dat kan ik mij inderdaad herinneren. Het woord is aan de Minister.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, het ging over de effectiviteit daarvan. We hebben natuurlijk bij deze eerste tranche projecten het doel om hier ook echt van te leren, zodat je de succesvolle projecten kunt opschalen naar de rest van het land. Wij hebben op voorhand heel erg geselecteerd op de kwaliteit van die projecten. Wij zijn nu gezamenlijk aan het kijken hoe je dat het beste kunt monitoren. U hebt namelijk helemaal gelijk: die effectiviteit moet echt wel aantoonbaar zijn, want anders ga je dit soort projecten ook niet naar de rest van het land uitrollen. Dat zal ook gelden voor het project in Enschede, het Clausplein in Eindhoven en uiteraard de andere voorbeelden die u noemde. Daar ga ik overigens binnenkort zelf kijken en dan laat ik mij weer op de hoogte stellen van alle details.
De voorzitter:
Meneer van Aalst, u had nog vraag hierover?
De heer Van Aalst (PVV):
Ja, heel kort, voorzitter. Ik neem aan dat de Kamer dan op de hoogte wordt gesteld over hoe we dat gaan meten en hoe we gaan kijken hoe die maatregelen effectief waren.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik zal de Kamer graag op de hoogte houden over hoe het loopt met die projecten.
De voorzitter:
Dan zijn we toegekomen aan de tweede termijn. Twee dingen daarover. Normaal gesproken zouden we anderhalve minuut spreektijd hebben met nog een interruptie voor iedereen. Gelet op de tijd, stel ik voor dat we wel een tweede termijn doen van een minuut, maar we niet onderling gaan interrumperen, want anders redden we het vandaag niet. Ik zie iedereen instemmend knikken. Mocht een van de leden behoefte hebben aan een voortgezet algemeen overleg, wat zomaar zou kunnen, dan graag daarbij vermelden of dat voor of na het zomerreces moet plaatsvinden, in verband met de planning. Dan ga ik als eerste mevrouw Van Brenk het woord geven voor haar tweede termijn.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, ik wil graag zo'n VAO aanvragen, maar dat mag na het reces. Ik kauw namelijk nog even op de reactie over de geborgde zetels en of dat goed tot recht komt. Ik kijk even naar mijn overkant: misschien kan ik daarover samen met meneer De Groot even nadenken.
In eerste instantie heb ik niet gevraagd naar het rapport over debietafhankelijke lozingsvergunningen, maar ik zou graag in tweede instantie willen horen wat de Minister gaat doen met de zeven aanbevelingen.
Bij SDG 6 is niet alleen water belangrijk, maar zijn ook sanitatie en riolering belangrijke punten. Dat is net door D66 naar voren gebracht ten aanzien van de eilanden. Ik zou dus ook in het licht van SDG 6 daar een warm pleidooi voor willen houden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Dan de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik wilde nog even terugkomen op die 46 aanbevelingen voor de droogteaanpak en de Beleidstafel Droogte. Ik neem aan dat voor het WGO Water dit najaar de reactie van de Minister wel aan de Kamer is gestuurd. Dat zou ik zeer op prijs stellen.
Dan heb ik nog een ander punt, namelijk cybersecurity. Wij hebben het daar vandaag helaas niet zo veel over gehad. Ik heb in de stukken gelezen dat daar geld voor apart wordt gezet. Ik neem aan dat daar wel meer tekst bij komt van de Minister bij de begroting die na Prinsjesdag wordt gepresenteerd.
Voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor haar antwoorden. Volgens mij had zij het vandaag niet zo moeilijk. Ik wil afsluiten met de volgende tekst: echt belangrijke mensen zijn mensen voor wie belangrijk zijn, niet belangrijk is. Daar dacht ik aan toen het langdurig ging over de geborgde zetels.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Geurts. Mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ook dank aan de collega's voor het toch best wel uitgebreide debat over de geborgde zetels. Dat zal een vervolg krijgen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Meneer Laçin.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Minister voor de beantwoording. Ik heb samen met mevrouw Bromet het punt gemaakt over de belasting op leidingwater en de heffingsnorm van 300 kuub.De Minister komt daarop terug in de Beleidsnota Drinkwater aan het eind van het jaar. Maar ik zou haar willen vragen, hoewel zij daar denk ik niet alleen over gaat, of dat voor de behandeling van het Belastingplan kan komen, omdat we het dan wellicht daar nog in kunnen meenemen. Dat is mijn vraag richting de Minister.
Daarnaast hebben wij volgens mij veel woorden gewisseld over de kwaliteit van ons drinkwater. Ik ben het heel erg met mevrouw Van Esch eens dat wij echt concrete maatregelen moeten gaan treffen om die Kaderrichtlijn Water-doelen te gaan halen. Ik hoop dat we die echt concreet kunnen zien aan het eind van dit jaar als het plan van aanpak komt. Nogmaals, dat is naar aanleiding van de motie-Schonis. Concrete maatregelen zijn voor ons heel belangrijk.
Er is al een VAO aangevraagd, dus ik laat het hier voorlopig even bij. Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Laçin. Meneer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter, dank. Ik dank de Minister voor de beantwoording van alle vragen die ik gesteld heb en uiteraard ook van die van de collega's. Over het meeste was ik best te spreken.
Ik had nog wel graag een iets verdere toezegging gehad over het Volkerak-Zoommeer, maar goed, ik begrijp dat de Minister het op dit moment niet totaal bevriest, maar het voorlopig in de ijskast laat. Het VAO komt na de zomer, dus ik kan er een tijd over nadenken of ik nog iets rond die zuidwestelijke delta naar voren breng. Ik heb de indruk dat daarmee best wel de goede richting op gegaan wordt, maar heel misschien wil ik er nog een duwtje aan geven. Maar daar ga ik eens lekker over nadenken als ik in de achtertuin zit in de komende weken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer. Meneer De Groot.
De heer De Groot (D66):
Dank, voorzitter, en dank aan de Minister voor de beantwoording.
Wat betreft de Waddenzee hoop ik dat de Minister echt nog een poging doet om met de Waddenvereniging in gesprek te gaan. Dat is toch een belangrijke vereniging, die veel waard is voor het draagvlak, en daar is het ook voor bedoeld.
Dan de Kaderrichtlijn Water en de motie-Schonis. Die is echt belangrijk, want we hebben gewoon een heel slecht trackrecord als het gaat om Europese verplichtingen. We hebben fosfaat gehad en we hebben nu stikstof gehad. De volgende is de Kaderrichtlijn Water. Laten we dat onder ogen zien en nu een keer tijdig maatregelen nemen om die doelen te halen.
Wat betreft de geborgde zetel denk ik dat de Minister goede stappen zet. Dit is geen klein bier. Dit moet zorgvuldig gebeuren, maar het gaat wel de goede kant op. Het is onontkoombaar dat het gaat gebeuren, maar het moet wel met draagvlak en het moet zodanig gebeuren dat het inderdaad beter wordt, om de woorden van de heer Geurts aan te halen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Mevrouw Van Esch.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Dank u, voorzitter. Ook namens de Partij voor de Dieren hartelijk dank voor de vele antwoorden. Wij krijgen wel een beetje het gevoel dat we nog heel erg veel op beleid moeten wachten en dat er aan het einde van dit jaar nog wel heel veel plannen aankomen waarover we nu al dringend op antwoord zitten te wachten. Dat merk ik in ieder geval aan mezelf. Er zijn veel rapporten, veel onderzoeken en veel consultatierondes waar we doorheen gaan. Ik merk dus dat het ongeduld bij mij in ieder geval wel een beetje toeneemt. Ik hoop van harte dat we eind dit jaar bepaalde knopen kunnen gaan doorhakken naar aanleiding van de onderzoeken die we nog krijgen.
Nog kort twee praktische vragen. Met het antwoord tot nu toe over het plan van aanpak rondom de waterputten was ik toch niet helemaal tevreden. Ik vind het ook wel lastig om te zien dat er nu gewoon waterputten worden geslagen zonder vergunning en dat daar geen boetes voor worden uitgedeeld. Volgens mij moet dat echt zo snel mogelijk stoppen. En volgens mij heeft u het gezegd, maar ik vraag het nog een keer: wanneer kwam dat plan van aanpak vanuit de provincies nou? En hoe snel kunnen we daar dan op reageren? Ik heb dat even niet scherp. Daar ben ik benieuwd naar.
Mijn tweede korte vraag is wanneer we het proefballonnetje van LNV kunnen verwachten over de verdunning van mest wat betreft de stikstofproblematiek. En wanneer horen wij daar dan van uw kant iets over wat betreft de waterproblemen en de nitraatproblemen die er eventueel aan gaan komen?
Dat was het. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Esch. Meneer Dijkstra is de volgende.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik bedank de Minister voor de beantwoording van de vragen die wij hadden. Ik heb het debat een beetje gevolgd vanaf de tweede lijn en er zijn veel zinvolle punten geuit en geopperd. Voor de tweede termijn sluit ik me aan bij de verstandige woorden van de heer Stoffer.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dijkstra. Dan de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording.
In de Kaderrichtlijn Water moeten echt verdere stappen gezet worden; daarin vinden de heer De Groot en ik elkaar wel. Maar naar mijn smaak is het wel nodig dat wij ook meer elementen van het advies van de commissie-Remkes gaan overnemen. Mijn oproep aan de Minister is om zich daar in het kabinet hard voor te maken.
Voorzitter. Mijn tweede punt gaat over de geborgde zetels. Als Minister ben je bestuurder, en daarin zit het woord «sturen». Het was mij een lief ding waard geweest als de Minister iets meer inhoudelijke sturing had gegeven aan het vervolg van het college dat heeft geadviseerd over de geborgde zetels. Ik vind het jammer dat niet is gebeurd. Ik vind het wel goed dat de Minister de nuance ziet, namelijk dat er meer elementen in het rapport zitten. Ik snap ook wel dat je niet alles in één keer kunt wijzigen, maar ik hoop toch oprecht dat er stappen worden gezet in het gelijktrekken van het aantal zetels. Er zitten ook verschillen tussen het aantal geborgde zetels per waterschap. Breng dat stapsgewijs terug naar het minimum.
Als laatste ...
De voorzitter:
Als allerlaatste.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik begrijp dat er geen concessies worden gedaan op de functionaliteit, de esthetiek en het programma van eisen bij de Afsluitdijk. Ik constateer dat we een financiële scheur in de broek krijgen. Hoe groot die is, blijft vooralsnog ongewis.
De voorzitter:
De heer De Groot heeft nog een allerlaatste vraag.
De heer De Groot (D66):
Ik kan het toch niet laten, want is de heer Moorlag nu opeens van de geborgde zetels af?
De voorzitter:
We gaan niet onderling debatteren. Dat hebben we net afgesproken. De Minister is aan het woord.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ik ga een poging wagen, voorzitter. Ik neem er kennis van dat er een VSO komt na het reces.
Mevrouw Van Brenk vraagt extra aandacht voor SDG 6, ook voor sanitatie en riolering. Dat begrijp ik. We zullen dat onderdeel zeker niet uit het oog verliezen.
De heer Geurts vraagt naar de 46 aanbevelingen van de Beleidstafel Droogte. Hij wil die voor het WGO Water inzichtelijk krijgen. Dat zeg ik bij dezen toe.
Over cybersecurity moeten in de begroting meer teksten worden opgenomen. Ik ga kijken wat ik kan doen. In principe hebben wij de teksten voor de begroting al klaar. Ik weet dus niet in hoeverre die nog gewijzigd kunnen worden. Ik ben gaarne bereid om in het debat meer tekst en inkleuring te geven, los van de begrotingstekst.
De heer Laçin vroeg of de Beleidsnota Drinkwater voor het Belastingplan kan worden behandeld. De behandeling van het Belastingplan zit altijd heel vroeg in de cyclus, dus ik weet niet ...
De heer Laçin (SP):
Vorig jaar was het in november.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Vorig jaar zaten wij met onze begroting in oktober, maar nu eind november, heb ik begrepen. We gaan kijken hoever we komen. Een positieve insteek, maar ik kan het niet beloven. Laat ik het zo zeggen.
Op de doelen van de Kaderrichtlijn Water zetten wij maximaal in. Er wordt hard gewerkt aan het zo concreet mogelijk maken van die stroomgebiedbeheerplannen. In het najaar spreken wij erover door.
De heer Stoffer zegt dat het Volkerak-Zoommeer niet helemaal bevroren is en dat er nog wat beweging in kan komen. Hier komt de geograaf in mij boven en denk ik aan cryoturbatie. Ook al is iets volledig bevroren, kan er toch nog beweging in komen. Maar goed, volgens mij delen wij de intentie.
De heer Stoffer (SGP):
Dat ga ik deze zomer eens bestuderen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Cryoturbatie is een interessant verschijnsel.
Ik heb de Waddenvereniging er heel graag weer bij. Misschien dat ik er nog eens een telefoontje aan mevrouw Jacobi aan wijd om te kijken of we iets kunnen bereiken. Ik deel met u dat het fijn zou zijn als ze weer aansluiten.
De motie-Schonis is regelmatig voorbijgekomen.
Mevrouw Van Esch heeft ongeduld over die waterputten. Het moet niet kunnen dat iedereen dat zomaar doet zonder vergunning. Dat delen we met elkaar. Ik zal nog een keer bij de provincie navragen of ze toch echt haast maken met dat plan van aanpak. Het is mijn beeld dat ze daar echt op zeer korte termijn mee komen, omdat ze het probleem ook zelf zien.
Dan het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn. Wij horen daarvan als de Minister van LNV er verdere stappen in zet. Uiteraard zal ik graag met u spreken over de wateronderdelen ervan.
Over de geborgde zetels heb ik denk ik voldoende gezegd.
Mevrouw Van Brenk vroeg naar de debietafhankelijke lozingen. Wat gaat de Minister doen met de aanbevelingen? Die gaan we allemaal overnemen. Dat is het beste antwoord dat mevrouw Van Brenk kan krijgen, denk ik.
De voorzitter:
Mevrouw Van Brenk is zelfs helemaal gelukkig. Mevrouw Van Esch, heeft u nog een afsluitende vraag?
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Ik wil graag weten wat «zeer korte termijn» betekent, want er komt een zomerreces aan. Is «zeer korte termijn» dan het einde van het jaar, want dat zou ik dan niet zo kort vinden?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, nee, de verwachting is deze zomer, maar nogmaals, ik ga niet over de agenda van het IPO. Dus mochten ze daar toch wat meer tijd nodig hebben, dan wordt het misschien het najaar. Maar dan verwacht ik het toch zeker wel. Ik zal het in de Stuurgroep Water die ik, uit mijn hoofd, begin juli heb, weer even op de agenda brengen, mochten we het dan nog niet hebben.
De voorzitter:
Meneer Moorlag nog?
De heer Moorlag (PvdA):
Ik check graag nog even in hoeverre mijn conclusie dat er geen concessies worden gedaan aan de output van de Afsluitdijk, juist is.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee. De doelen die we daar willen bereiken, staan onverkort overeind. Daar kunt u van op aan.
De voorzitter:
Prima. Dan zijn we aan het einde van het overleg gekomen. Ik constateer dat het lid Van Brenk een VAO heeft aangevraagd, maar dat mag na de zomer. In de planning zal daar dus rekening mee worden gehouden.
Dan heb ik als toezegging genoteerd dat wederom mevrouw Van Brenk voorbeelden stuurt voor de geborgde zetels aan het CDA en meneer Geurts.
Dan de toezeggingen die de Minister gedaan heeft.
− De Minister zal de Kamer voor het WGO Water in november schriftelijk informeren over de uitvoering van de 46 aanbevelingen die de Beleidstafel Droogte heeft gedaan.
− De Minister zal het plan van aanpak dat door het IPO is opgesteld over het beter inzichtelijk maken van het grondwaterbeheer, zodra het definitief is, naar de Kamer doorsturen.
− De Minister van LNV zal samen met de Minister van IenW en de Staatssecretaris van IenW de Kamer informeren over de herbezinning van het mestbeleid en de uitvoering van de toekomstige gewasbescherming 2030. Ook zal de Kamer worden geïnformeerd over het mestverdunningstraject, naar aanleiding van een vraag van mevrouw Van Esch.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Wat die eerste daarvan betreft: de Minister van LNV zou dat al doen, dus dat is wat mij betreft niet echt een nieuwe toezegging. Het klopt wel, maar het is niet echt een nieuwe toezegging van mijn kant.
De voorzitter:
Een bevestiging van een eerdere toezegging, dan.
− De Minister zal de Kamer in het najaar informeren over de uitkomst van de gesprekken over een eventueel nieuw Bestuursakkoord Water, naar aanleiding van de vraag van meneer Laçin.
− De Minister zal de Kamer na het gesprek met Vewin over de grondwaternormen en de INEF's in de waterwingebieden informeren. De brief komt voor de zomer. Dit is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Van Brenk en de heer Laçin.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daarover heb ik toegezegd om de Kamer zo snel mogelijk na dat gesprek te informeren.
De voorzitter:
Ja. Dat komt dan deze zomer, zal ik maar zeggen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Als ik «zo snel mogelijk na het gesprek» zeg, gaat dat niet weken duren.
De voorzitter:
Dan de zesde.
− De Kamer zal aan eind van het jaar bij de begroting in de Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 worden geïnformeerd over de belasting op leidingwater door grootverbruikers, naar aanleiding van een vraag van mevrouw Bromet en de heer Laçin.
− De Minister zal de Kamer voor het WGO Water in het najaar informeren over de uitkomst van de consultatieronde van het OFL over het advies van de commissie over de geborgde zetels en de stappen die ze daarna zal zetten. Die vraag is breed namens de commissie.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zeker.
De voorzitter:
− In de zomer van 2020 zal de Kamer de conceptagenda 2050 voor het Waddengebied ontvangen, naar aanleiding van een vraag van meneer De Groot.
− Zodra het OFL de consultatie rondom de governance van het Noordzeeoverleg heeft afgerond, zal de Minister de Kamer informeren. In de brief zal de Minister ook ingaan op de vertegenwoordiging van de visserij.
− In het najaar zal de Kamer worden geïnformeerd over de consequenties van de werkzaamheden bij de spuisluis bij de Afsluitdijk. Hierbij zal onder andere worden ingegaan op eventuele budgetoverschrijdingen en vertraging van de uitvoering.
Meneer De Groot heeft daar een vraag over?
De heer De Groot (D66):
Over de governance bij het Noordzeeakkoord. Er staat niet echt een termijn in deze toezegging en het zou fijn zijn als ze gewoon per 1 juli al aan de slag kunnen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar moet ik dan even een nuance bij maken. Ik heb aangegeven dat LNV een verkenner aanstelt, die in de zomer gaat kijken hoe er een goede vertegenwoordiging van de visserij aan tafel kan zitten. Dat is natuurlijk wel een onderdeel van de governance. Vandaar dat ik heb gezegd dat dat wel in één keer goed meegenomen moet worden. Het kan dus ook net na de zomer worden.
De voorzitter:
Als ik er «derde kwartaal 2020» van maak, kunt u daar dan mee leven?
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja.
De voorzitter:
Prima, dan staat die genoteerd. Dan toezegging 11.
De Kamer zal voor het VSO Binnenvaart en maritiem van morgenmiddag een brief ontvangen over de bruine vloot.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nou, dat kan ik niet helemaal toezeggen. Ik hoop dat ik daar nog een brief... We zullen het morgen sowieso bespreken, maar in dit geval ben ik niet de enige bewindspersoon die over die brief gaat. Ik kan er dus niet helemaal vergif op innemen dat die morgen uit kan. Dat gaat iets te ver, maar het is wel de intentie om het goed bij het VSO te kunnen bespreken.
De voorzitter:
Dan maak ik er het volgende van.
− De Kamer zal bij het VSO morgen de bruine vloot in ieder geval kunnen bespreken.
− Dan de laatste, de twaalfde.
− De Minister zal de Kamer informeren over de voortgang van de vijf pilotprojecten met betrekking tot klimaatadaptatie, naar aanleiding van de vraag van meneer Van Aalst en zijn beek in Enschede.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Laat ik dan deze gelegenheid even misbruiken om nog even de aandacht te vestigen op de Houtribdijk, die ik vanmiddag mag openen. Een fantastisch project, dat natuurlijk heel veel doet voor de waterveiligheid maar dat ook een mooi voorbeeld is van meekoppelkansen, want er is maar liefst ter grootte van 900 voetbalvelden nieuwe natuur aangelegd. Dat is dus wel iets waarover we met elkaar hartstikke blij mogen zijn. Ik verheug me erop om daar zo meteen te gaan kijken.
De voorzitter:
Waarvan akte. Heel veel plezier bij uw werkbezoek. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit algemeen overleg.
Sluiting 14.01 uur.