Vastgesteld 21 januari 2010
De vaste commissies voor Economische Zaken1 en voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben op 9 december 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 7 september 2009 over de voortgang van het toerismebeleid (26 419, nr. 37);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 juni 2009 over «genieten van buiten» (26 419, nr. 36).
Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Timmer
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Atsma
De griffier van de vaste commissie van Economische Zaken,
Franke
Voorzitter: Jacobi Griffier: Zaal
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Algra, Van der Burg, Van der Ham, Jacobi, Van Leeuwen en Smeets,
en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.
De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg en ik heet de staatssecretaris, de minister en alle andere aanwezigen van harte welkom.
Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. De Partij van de Arbeid is enorm begaan met de toeristische en recreatieve sector. Deze sector is belangrijk voor het voeden van de economische motor, voor de werkgelegenheid en voor de ontspanning. Deze zomer heeft mijn fractie een tienpuntenplan gepresenteerd om concrete ideeën aan te dragen. De sector geeft aan bijna 400 000 mensen werk, vooral in de regio en vooral aan blauwe boorden, zoals we dat zo mooi noemen.
Ook de toekomst biedt veel kansen. Minister Van der Laan zei onlangs dat toerisme in krimpgebieden economische mogelijkheden biedt. Dat laatste hebben we ook gehoord van een aantal insprekers tijdens het rondetafelgesprek. Omdat deze sector zo belangrijk is, zijn wij teleurgesteld in de brieven van beide bewindslieden. Vorig jaar waren we kritisch, nu zijn we teleurgesteld. De brieven komen niet tegemoet aan de vragen van de Partij van de Arbeid. Allereerst is de roep om coördinatie tussen de verschillende departementen niet opgepakt. Er liggen twee brieven, in plaats van één. De ene kwam voor het zomerreces, de andere na het zomerreces, terwijl de Kamer nadrukkelijk had gevraagd om één brief. Bovendien komt de watersport als unieke en kansrijke sector nauwelijks ter sprake. De specifieke toezegging om de watersport mee te nemen in de product-markt-partnercombinaties (PMPC’s) van het NBTC (Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen), is niet nagekomen. Een blauwe plek is een witte vlek.
De vraag om een degelijke, centrale database die de hele sector de benodigde cijfermatige informatie verschaft, is nog niet naar volle tevredenheid opgepakt.
De verkokering moet echt worden tegengegaan. De sector heeft te maken met veel te veel departementen, bovendien werken ze soms langs elkaar heen. Een voorbeeld is de regeldruk. EZ komt met een top tien en LNV komt met een top zeven. Dan lijkt de coördinatie toch ver te zoeken en dat is niet bevorderlijk voor dit dossier, maar ook niet voor het vertrouwen van de ondernemers.
Wat gaan de beide bewindslieden doen om dit vertrouwen niet te beschamen en om die coördinatie echt handen en voeten te geven? We willen één bewindspersoon als ambassadeur. Als we aankoersen op dit coördinerend bewindvoerderschap, zou het ook mooi zijn om te kijken naar de terminologie. Is het onderscheid tussen toerisme en recreatie nog wel van deze tijd? Het gaat vaak om veel meer. Het gaat om het invullen van de vrije tijd, en we horen in dat verband vaak de term vrijetijdssector. Zou deze term niet veel meer de lading dekken?
De heer Van der Ham (D66): Bij het debat over de winkeltijden hebben we uitgebreid gesproken over de definitie van toerisme. Deze is leidend voor hoe gemeenten daar straks mee om moeten gaan. Nu komt mevrouw Smeets weer met een andere definitie, namelijk vrijetijdsbesteding. Is dat winkelen, is dat wandelen? Het wordt zo allemaal nog vager. Als mevrouw Smeets deze definitie neemt, wordt het voor gemeenten wel heel lastig om, zoals zij wil, de winkeltijden verder te beperken.
Mevrouw Smeets (PvdA): Ik weet dat de heer Van der Ham graag wat zand in de machine van de winkeltijden gooit. Maar hij vergelijkt hier appels met peren. Dat hebben we hem overigens in de plenaire zaal ook al vaker verteld, maar ik herhaal het nog een keer. De definitie die gebruikt wordt in het wetsvoorstel voor de Winkeltijdenwet, is heel helder. Er is sprake van autonoom en substantieel toerisme. Autonoom wil zeggen dat dit toerisme niet voortkomt uit het winkelen zelf, niet meer en niet minder. Dat heeft niets met dit debat te maken, ook niets met mijn voorstel om geen onderscheid meer te maken tussen toerisme en recreatie. Dan heb ik een wedervraag: wat is voor de heer Van der Ham het onderscheid?
De heer Van der Ham (D66): Ik hang de definitie aan van het CBS. Het heeft gezegd dat recreatie en toerisme in elkaar overlopen. We noemen iets toerisme of recreatie als je ergens bent waar je normaal niet zou komen, en waar je langer dan twee uur verblijft. Dat vind ik een goede, nuttige definitie die niet voorschrijft dat het dan om winkelen moet gaan, of om een dagje naar de Efteling; dat maak je zelf wel uit.
Mevrouw Smeets (PvdA): Dat betekent dus dat D66 vasthoudt aan toerisme en recreatie, prima. Ik stel de term vrijetijdssector voor.
Dan kom ik bij mijn punt over de watersport. Ik roep de staatssecretaris en de minister op de witte vlek in hun beleid om te zetten in een blauwe vlek, gezien de economische belangen van Nederland bij de ontwikkeling van watersport en daarmee samenhangend de jachtbouwindustrie en de export van jachten. Gezien de internationale concurrentie is gerichte beleidsaandacht voor de watersport van Nederland als watersportland van wezenlijk belang. Mijn fractie neemt geen genoegen met de mededeling dat watersport wordt meegenomen in de bestaande PMPC’s, te weten «The Good Life» en «Beach Life». De huidige PMPC’s dekken slechts delen van de watersport. De feitelijke aandacht en de inzet voor de watersport die het NBTC binnen de bestaande kaders kan geven, blijven marginaal. Het NBTC zal wel willen meewerken, maar dat kan niet anders dan marginaal. Dat betekent dat de staatssecretaris de doelstellingen van het NBTC moet actualiseren. Ik herhaal nog maar eens wat ik vijftien maanden geleden heb ingebracht: een aparte product-markt-partnercombinatie voor de watersport is gewenst. Wat denkt de staatssecretaris van de naam «Water Life»?
Dan kom ik bij het punt van de cijfermatige kennis van de sector. In ons tienpuntenplan hebben we gepleit voor de oprichting van een nationaal kenniscentrum. We stellen voor om het European Tourism Institute in Leeuwarden deze rol te geven. Op dit moment zijn er meerdere databases en initiatieven om landelijke monitoren op te zetten of uit te bouwen, bijvoorbeeld het initiatief van het IPO of van de provincie Utrecht. Maar waar is de centrale regie? De initiatieven zijn goed, maar de centrale regie ontbreekt. Het kennisinstituut in Leeuwarden zou deze rol op zich kunnen nemen zodat geen dubbele data worden verzameld. Dat geeft namelijk weer extra lasten voor ondernemers of voor brancheorganisaties.
Welke concrete stappen kunnen beide bewindslieden nemen om tegemoet te komen aan de dringende vraag van de hele sector om een landelijke bruikbare database? Even voor de duidelijkheid: bestaande monitoren zoals de recreatiemonitor dienen daarin uiteraard geïntegreerd te worden.
Een van de speerpunten van het tienpuntenplan is de recreatieondernemer gastheer van de natuur te maken. In de agrarische wereld is dit al een bekend fenomeen. Het mes snijdt aan twee kanten; de ondernemer genereert inkomsten door zijn klanten programma’s in aangrenzend natuurgebied te bieden, waardoor de beheerskosten voor een deel kunnen worden gecompenseerd. Ik hoor graag een reactie van de bewindslieden op ons voorstel.
De minister van LNV geeft in haar brief aan dat zij samenwerking met de recreatieondernemers zoekt om plannen te ontwikkelen ten behoeve van de zogenaamde tekortgebieden. Welke initiatieven wil zij zien vanuit de sector en welke rol wil zij de recreatieondernemer daarbij geven? Hoe komt zij deze ondernemers tegemoet?
Innovatie is het sleutelwoord om de sector op een hoger plan te tillen. De sector zelf is daarmee natuurlijk ook aan de gang gegaan; ik denk daarbij aan Gastvrij Nederland, ontwikkeld door de RECRON en ondersteund door een pre-IPC-budget. Maar de opgave is breder en dieper. De innovatiekracht van de sector moeten we echt op gang brengen. Het is eigenlijk meer dan een optelsom van individuele initiatieven uit de branche. We hebben een totale systeeminnovatie nodig. Het thema innovatie is daarom bij uitstek het onderwerp waarbij LNV en EZ hun krachten kunnen bundelen om zo alle losse initiatieven bij elkaar te brengen. Dat bundelen kan eenvoudig; het bedrijfsleven heeft hiermee eigenlijk al een start gemaakt door het oprichten van de Stichting Innovatie Recreatie & Ruimte (STIRR), om zo kennisontwikkeling en praktijkervaring te bundelen. LNV ondersteunt deze stichting.
De bewindslieden van LNV en EZ, maar ook het IPO moeten de innovatie-inspanningen bundelen en deze kennis en innovatie ook faciliteren. Daardoor wordt het bedrijfsleven maximaal ondersteund.
Ik wil niet diep ingaan op de vermindering van regeldruk omdat we hierover op 20 januari een AO hebben. Maar ik heb een korte vraag. De branche is goed tegemoetgekomen door de Regiegroep Regeldruk, maar de HISWA heeft nog wel een wensenlijstje. Ik hoor graag een reactie hierop.
Dan heb ik twee specifieke vragen aan de staatssecretaris. De eerste vraag gaat over de plannen van de gemeente Emmen om het Dierenpark te verplaatsen. Veel bewindslieden zijn hier al op aangesproken en gevraagd om hun medewerking. Ik zou willen dat de staatssecretaris met een economische blik naar die plannen kijkt. Tenslotte betreft dit ook zijn domein. Het is juist goed dat hier integraal naar wordt gekeken.
De tweede vraag gaat over het fiscale probleem van de sector dat sinds 2007 speelt, de nadelige effecten van de Wet werken aan winst voor het investeringsvermogen van de recreatiesector. Afgelopen vrijdag heeft de staatssecretaris van Financiën een voor de sector wel heel teleurstellende brief geschreven. De staatssecretaris verwijst hierin naar de Belastingdienst als oplossing. Als een individueel bedrijf een probleem heeft, moet het dat maar bij de Belastingdienst aankaarten en daar een oplossing zoeken. Maar dat is niet de oplossing. Mijn fractie dringt aan op een praktijkonderzoek om te kijken naar de recreatiespecifieke effecten van de Wet werken aan winst. Graag hoor ik van de staatssecretaris of hij daarbij de sector zal willen ondersteunen.
De heer Algra (CDA): Voorzitter. Vandaag hebben we een overleg over een belangrijke economische sector, met een omzet van rond de 37 mld. en met 400 000 banen, goed voor 4% van de totale werkgelegenheid in ons land. Het is bovenal een sector met kansen, een sector die met gericht beleid en een gezamenlijke inzet de komende jaren verder kan groeien, in kwantitatieve zin maar zeker ook in kwalitatieve zin. Recreatie en toerisme in Nederland moet een kwaliteitsproduct bij uitstek worden. Vakanties naar de meest paradijselijke oorden in zonrijke buitenlanden moeten in de toekomst schril afsteken bij een vakantie in eigen land. Met dat toekomstbeeld heeft het CDA de twee toerismebrieven van het kabinet gelezen. Het mag dan ook duidelijk zijn dat bij de beoordeling van de brieven nadrukkelijk is gekeken naar hoe het kabinet deze ambitie wil helpen realiseren. De CDA-fractie bedankt de minister van LNV en de staatssecretaris van EZ voor de twee toerismebrieven.
Aan de brieven is te zien dat er enige afstemming is geweest. Dat is goed. Toch laten ze ook zien dat de versnipperde aanpak, waarvan niet alleen nog te veel sprake is binnen de recreatie- en toerismesector, zich ook uitstrekt tot de ministeries. Een versnipperde aanpak is niet efficiënt en in de praktijk vaak minder effectief. De CDA-fractie pleit dan ook onverkort voor een coördinerende aanpak door één bewindspersoon. In die zin sluit ik mij bijna naadloos aan bij de Partij van de Arbeid. Het ministerie dat daarvoor in de ogen van de CDA-fractie het beste in aanmerking komt, is het ministerie van Economische Zaken. Op dit moment maakt het onderwerp recreatie en toerisme onderdeel uit van de portefeuille van de staatssecretaris. Niks ten nadele van de staatssecretaris, en ook niks ten nadele van een staatssecretaris, maar als er sprake is van beleidsonderdelen, verspreid over verschillende ministeries, is het volgens de CDA-fractie verstandig om vanuit een van de ministeries een minister te belasten met de coördinatie. Dat zal dus in de toekomst de minister van Economische Zaken dienen te zijn. Hoe kijken de aanwezige bewindspersonen hier tegenaan?
De heer Van Leeuwen (SP): Kan de heer Algra uitleggen waarom dit speciaal bij de minister van EZ moet liggen? Het zou ook een specifieke klus kunnen zijn voor de minister van VROM.
De heer Algra (CDA): Politiek is een kwestie van keuzen maken. We hadden ook kunnen kiezen voor VROM, Rijkswaterstaat of zelfs voor Defensie. Voor ons komen de ministeries van LNV en EZ het meest in aanmerking. Als we kijken naar de werkgelegenheid in de sector, hebben we het over een economische sector van belang. Er is meer herkenbaarheid bij Economische Zaken dan bij het toch meer specifieke LNV, dat vrij nadrukkelijk insteekt op de landbouw. In dat verband denk je bij recreatie meer aan een minicamping bij een melkveehouderijbedrijf. Dat is niet het primaire beeld dat het CDA van de sector heeft; dat is zeker niet het beeld dat er in de toekomst moet ontstaan. Dat is de reden waarom we voor de minister van Economische Zaken hebben gekozen.
De vraag is of een coördinerende minister voldoende in staat is de synergie te vergroten. Kan dit binnen de huidige verdeling van onderwerpen die de recreatie- en toerismesector raken? Of ligt een herschikking van die onderdelen voor de hand? In de toerismebrief van minister Verburg wordt al een voorschot gegeven op deze discussie. Zij geeft aan dat een goede samenwerking en afstemming tussen de betreffende departementen noodzakelijk is. Volgens haar kan dit prima binnen de bestaande verhoudingen. Kan zij iets meer zeggen over de structuur op dit moment? Laten we kijken naar de praktijk. Hoeveel ambtenaren bij LNV houden zich specifiek bezig met het onderdeel recreatie en toerisme? Hoeveel contacten hebben die medewerkers met hun collega’s bij de andere departementen, die betrokken zijn bij dit onderwerp? Hoeveel collega’s zijn er met dezelfde vragen bij de andere ministeries, het ministerie van EZ voorop, maar ook bij Verkeer en Waterstaat, VROM en Defensie? Is er sprake van enige structuur, al wordt er enkel gecommuniceerd bij incidenten? Wat zijn de afspraken bij een verschil van inzicht over onderwerpen? Worden subsidiemogelijkheden onderling afgestemd? Wat gebeurt er op dit moment om de geconstateerde versnippering in de sector om te zetten in meer synergie? Kortom: hoe kunnen we ambitie tonen en kwaliteit verbeteren?
In de brief van de staatssecretaris wordt de ambitie genoemd om eind 2010 een marktaandeel van 19% in het totaal van de internationale congressen te bereiken, terwijl de staatssecretaris in dezelfde brief constateert dat we met het huidige percentage van 22,2, iets meer dus dan die 19%, mooi op peil blijven. Ik vind deze ambitie teleurstellend.
Een ambitie die het CDA wel onderschrijft, is de ambitie om niet alleen te kijken naar de volumegroei van buitenlandse gasten die naar Nederland komen, maar om ook te kijken naar de klantwaarde, dus de nadruk te leggen op de best bestedende buitenlandse bezoekers. In dat verband verbaast het ons dat de opvolging van de vorig jaar gemaakte afspraken ten aanzien van de positionering van de watersport in het Rijksbeleid wat magertjes is. Collega Smeets is hier al wat uitgebreider op ingegaan. Met een gemiddelde besteding van ongeveer € 75 per dag geeft de watersporter twee keer zoveel uit als de gemiddelde campinggast. Bovendien speelt de watersportindustrie binnen de totale omvang van de recreatie- en toerismesector een belangrijke rol, met werkgelegenheid voor 30 000 mensen. Het CDA is dan ook benieuwd waarom dit nationale belang niet nadrukkelijker is meegenomen in het rijksbeleid.
Het CDA wil ook aandacht geven aan de naamgeving. Recreatie en toerisme zijn bekende begrippen, maar ook begrippen die vaak door elkaar worden gebruikt. Als je een dag naar een pretpark gaat, ben je dan een recreant of een toerist? Als je in de buurt van of op dat pretpark blijft overnachten, verander je dan van recreant in toerist? Als je een week gaat zeilen op de Friese meren, ben je dan waterrecreant of toerist in Friesland? Zo kunnen we nog wel een tijdje doorgaan. Veel belangrijker is dat je in alle voorbeelden je vrije tijd doorbrengt in Nederland. Je steunt daarmee de Nederlandse economie. Ondanks het feit dat wij als Nederlanders harde werkers zijn, beschikken wij ook over een behoorlijk aantal vrije tijd. Eigenlijk zou je in de ogen van de CDA-fractie in de toekomst minder moeten praten in termen van recreatie en toerisme, maar meer over de collectieve sector vrijetijdsbesteding. Het gaat wat te ver om daaraan meteen een ministerie van Vrijetijdsbesteding te wijden, maar het sluit wel mooi aan bij het pleidooi van het CDA om te kiezen voor één coördinerende minister. Deze kan de coördinatie van de vrijetijdssector in Nederland oppakken en daarnaast de versnippering tegengaan en de kwaliteit stimuleren. Hoe kijken de minister en de staatssecretaris aan tegen een gerichte inzet onder de noemer vrijetijdssector? Wat valt er onder zo’n sector? Welke activiteiten? Deze vragen horen ook gesteld te worden bij het huidige aanbod dat valt onder het terrein recreatie en toerisme. Hoe hebben de bewindspersonen dit terrein nu afgebakend? Wat is hun visie op de toekomstige afbakening?
Voor het CDA is het belangrijk dat onder de noemer vrijetijdsbesteding iedereen aan bod moet kunnen komen. Doelgroepenbeleid is een ontwikkeling die in de sector de laatste jaren voortvarend wordt opgepakt. Net als in andere sectoren is ook hier het onderscheidende vermogen van de verschillende aanbieders van groot belang. Het gezamenlijke doel zou moeten zijn: voor ieder wat wils. Mogelijkheden voor jong en oud, binnen en buiten, met als belangrijke rode draad de aandacht voor kwaliteit. Hoe wordt er in dat verband omgegaan met het aanbod dat veelal gericht is op jongeren, zoals gaming centra en computergerelateerde activiteiten? Vallen deze binnen het raakveld van recreatie en toerisme? Welk ministerie houdt zich daarmee bezig op dit moment?
Casino’s vallen onder het ministerie van Justitie. Worden deze meegenomen in de afstemming tussen ministeries als het gaat om recreatie en toerisme? Ook daar brengen mensen namelijk hun vrije tijd door en besteden ze aanzienlijke bedragen, misschien wel meer dan € 75 per dag. Waar wordt rekening mee gehouden, als men spreekt over de jaarlijkse omzet in de sector recreatie en toerisme?
De heer Van der Ham (D66): Ik ga er geen gewoonte van maken om steeds maar weer op de Winkeltijdenwet terug te komen; D66 heeft deze discussie smadelijk verloren, althans voorlopig, want de regeling zal door het volgende kabinet gewoon weer teruggedraaid worden. Het punt is de recreatie. De heer Algra zegt terecht dat in een casino mensen uren doorbrengen en veel geld uitgeven. Is het binnen het begrip zondagsheiliging meer bespreekbaar dat mensen twee of drie uur in een casino zitten dan dat ze winkelen?
De heer Algra (CDA): Ik vind het niet verstandig van D66 om smadelijke verliezen steeds weer aan te halen. Daarmee wrijf je zout in je eigen wonden; dat is niet een manier van politiek bedrijven die ik als CDA’er voor zou staan. Als het gaat over de zondagsinvulling, zie ik dat binnen mijn eigen partij een grote groep op zondag naar de kerk gaat en misschien gaat wandelen of fietsen, en inderdaad vormen van vrijetijdsbesteding juist op zondag heeft. Dat betreft niet alleen kerkbezoek, maar dat kan ook een bezoek zijn aan toeristische attracties. Ik vroeg me af of casino’s ook onder het beleid van recreatie en toerisme vallen. Zullen casinobezoek, bezoek aan gaming centra of computergerelateerde activiteiten vallen onder de toekomstige vrijetijdssector? En vallen deze activiteiten nu binnen het raamwerk recreatie en toerisme?
De heer Van der Ham (D66): Zou u dat willen?
De heer Algra (CDA): Ik denk inderdaad dat casino’s ook onder de vrijetijdssector vallen.
Het CDA wil dat er wordt ingezet op ondersteuning van de promotie en marketing van de sector. Ik denk dat het ministerie van Economische Zaken, maar ook andere ministeries zich hiervoor hard moeten maken. Minister Verburg geeft in haar brief aan dat zij zichzelf ziet als ambassadeur. Daarvoor hulde. We moeten de staatssecretaris ook niet vergeten in onze huldebetuigingen: hij heeft zich het afgelopen jaar hard gemaakt voor toerisme in eigen land.
De CDA-fractie heeft ook vragen gesteld over milieu en toerisme. Dit onderwerp ligt misschien niet direct op het terrein van EZ of LNV, maar het is wel een belangrijk onderwerp. Uit alle onderzoeken blijkt dat hoe verder je weggaat om te recreëren, hoe meer vervuilend het is en hoe meer CO2-uitstoot je veroorzaakt. Kortom, ook dat is een promotiewaarde voor toerisme in eigen land.
Ik heb in mijn inbreng al een aantal ministeries genoemd die te maken hebben met recreatie en toerisme. Ik noem daarbij bewust het ministerie van Defensie. Gisteren is er in de Kamer een belangrijke motie aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht om bestaand historisch gebruik van defensieterreinen voor motorsport en het verpachten van gronden ten behoeve van recreatie voort te zetten, alsmede meer gebruik voor wandelaars en fietsers op andere terreinen mogelijk te maken, en hierover in overleg te treden met de betreffende belangenverenigingen. Het CDA is benieuwd hoe het kabinet deze recreatie- en toerismeonderwerpen zal gaan uitvoeren; zeker voor de onderwerpen motorcross en de recreatieterreinen die een erfpachtovereenkomst met defensie hebben, is deze vraag urgent. Het is namelijk bekend dat inmiddels al een aantal van deze overeenkomsten wordt opgezegd. Dat kan natuurlijk niet; de motie is daar volstrekt helder over. We horen graag van de bewindspersonen of er snel een voortvarende aanpak zal komen en wat deze zal inhouden.
De heer Van Leeuwen (SP): Voorzitter. Het «jezelf opnieuw uitvinden», een andere uitdrukking voor recreëren, is een levensbehoefte. Het belang van de sector is door mijn voorgangers al uitgebreid met cijfers onderschreven. Dit AO komt precies op tijd, zo net voor het kerstreces. Ik hoorde gisteravond op het nieuws dat we ook weer een vorstperiode krijgen, dus heb ik mijn ijzers al onder mijn skeelers gezet. Ik zit nu al op internet te kijken waar straks de eerste toertochten worden gehouden. Het lijkt me overigens een prachtige kans om een mooie promotiefilm te maken van het Hollandse winterlandschap.
Ik krijg de indruk dat de staatssecretaris zich op een ander soort recreatie en toerisme richt, namelijk op het deel van de sector waar veel aan te verdienen valt. De volumeontwikkeling van toerisme in steden moet zo hard mogelijk groeien. Ik heb begrepen dat het voornamelijk om het inkomende toerisme gaat, mensen uit het buitenland die hier hun geld komen besteden. Dat blijkt ook uit het terugdringen van de regelgeving, bijvoorbeeld het opheffen van de terrasvergunning. Er is een eenzijdige fixatie op de sector als economische motor, terwijl het mij veel meer om mensen gaat. Uit de brief van de minister blijkt volgens mij ook dat het meer om mensen gaat, en niet zozeer om de euro’s. Ik maak eruit op dat het haar vooral gaat om het beleven van het landschap. Dat spreekt mij zeer aan.
Hoe zit het met de coördinatie? Ik zie verschillende beelden; het lijkt alsof dit kabinet niet met één mond spreekt. Wat de SP betreft, hoeft die coördinerende rol niet bij EZ te liggen. Het gaat om ruimtegebruik, daarom ligt het meer voor de hand om deze rol door een minister te laten vervullen die RO in haar portefeuille heeft. De minister zegt dat zij ambassadrice van de recreatiesector wil worden. Hoe stelt zij zich deze rol voor, in het kader van de interdepartementale verhoudingen? Waar is de minister dan precies op aanspreekbaar?
Er is 50 mln. uitgetrokken voor Holland Promotie, met als doel het inkomende toerisme te vergroten. De staatssecretaris geeft aan dat de beoogde groei van het toerisme door de economische crisis niet gehaald wordt. Dan komt het streefcijfer met betrekking tot de relatieve marktpositie erin. Hij slaat zich wel op de borst omdat het aantal internationale congressen in Nederland is gestegen. Maar als we naar het marktaandeel kijken, blijft dit de laatste jaren stabiel rond de 22%. De doelstelling is 19%. Dat is op zijn zachtst gezegd weinig ambitieus. Hoe gaat het budget van 50 mln. besteed worden? Hoe meten we dat dit ook wat gaat opleveren?
Ik kom nog even terug op het denken in euro’s of het denken in mensen. Tijdens het rondetafelgesprek Toerisme hebben we vernomen dat er behoefte is aan meer hotelcapaciteit in de steden. Het is natuurlijk belangrijk dat toeristen hier een bed hebben, en geen nul op het rekest krijgen. De SP vraagt zich af of dit vaak gebeurt. Is er echt te weinig capaciteit? Lopen we niet het gevaar dat we een overcapaciteit gaan creëren? Zitten we tegelijkertijd niet met het gevaar dat we, door ons te richten op de grote capaciteit voor de buitenlandse toeristenstroom, daarmee de kleinschalige recreatievoorzieningen in een achterstandspositie brengen? Ik hoor van beide bewindspersonen graag of zij dit gevaar onderkennen en hoe, ook hierbij, de coördinatie is geregeld.
Er wordt dus geld geïnvesteerd in de sector. Er is een aantal initiatieven genomen, zoals de «2=1-actie» in België, «Give me a break» en «Familie Lekkerweg». Er wordt in de brief nauwelijks ingegaan op het resultaat van deze acties. Wat is het effect geweest van de middelen die zijn ingezet om toerisme te promoten? Dit is met name ook van belang voor nieuwe bestedingen.
Dan kom ik bij de Olympische ambitie. De SP staat sympathiek tegenover die plannen, niet alleen als het gaat om topsport, maar zeker ook als het gaat om het stimuleren van breedtesport en duurzame ruimtelijke investeringen, dus niet alleen voor de Spelen, maar ook voor daarna. De staatssecretaris schrijft dat er alvast ervaring is opgedaan met de organisatie van de proloog van de Vuelta. Wat is er geleerd van deze ervaring? We zien nu al rare concurrentie ontstaan tussen steden; als we straks de bidbooks gaan maken, kan het wel eens verschrikkelijk uit de klauwen lopen.
De Vuelta heeft een belangrijke impuls gegeven aan het Drentse, maar ook aan de fietssport in het algemeen. Andere collega’s hebben er al op gewezen dat de watersport niet aan bod is gekomen. Ik lees niets over fietsen. Hoe komt dat? Is dit commercieel niet interessant? Nederland is natuurlijk een fietsland bij uitstek.
Tot slot wil ik iets zeggen over de 270 000 mensen die niet op vakantie kunnen gaan. We zien een tendens dat er vooral gefocust wordt op een kwaliteitsslag en het recreëren van mensen met een wat dikkere beurs. We kennen allemaal de recreatiesoap, zoals ik dat maar even noem, het wegpesten van langkampeerders, het uitponden van campings, omvervolgens de grond te verkopen en daar dure recreatiebungalows op neer te zetten, met alle ellende die dit met zich meebrengt als het gaat om permanente bewoning. Een en ander is volgens de SP het gevolg van het afschaffen van de Wet op de openluchtrecreatie en de Kampeerwet. De minister stelt voor om tot één samenhangend ruimtelijk kader voor groene recreatie te komen. De SP pleit ervoor om daarin ook een goed beleid te voeren voor de campings die er nog zijn zodat deze niet door projectontwikkelaars worden opgekocht en omgezet in recreatiebungalowparken. Tevens moet de rechtspositie van de langkampeerders beter geregeld worden. Ik denk dat het hoog tijd wordt om een dubbelslag te maken. Als wij dit niet kunnen regelen, zowel in het toeristische en recreatieve beleid als in het ruimtelijke beleid, kunnen wij volgens mij helemaal niets meer regelen in dit land.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Wij hebben twee brieven gekregen van twee verschillende ministeries. Wij hebben geconstateerd dat de sector aangeeft dat er op een aantal vlakken verbeteringen zijn, bijvoorbeeld als het gaat om aanspreekbaarheid. Dat is een goede ontwikkeling. Toch valt er nog heel veel te verbeteren.
De VVD-fractie mist in de brieven een visie. Waar gaan we naartoe met de recreatie- en toerismesector? Hoe zorgen we dat onderdelen elkaar versterken? Hoe zorgen we ervoor dat we daar vanuit verschillende gezichtspunten naar kijken? Ik zou de beide bewindslieden willen uitnodigen om vandaag een poging te doen om een visie neer te leggen vanuit een gezamenlijke invalshoek.
Er zitten hier twee bewindspersonen aan tafel. Ruimtelijke Ordening heeft ook een belangrijke rol. We zien bij de overheid een versnippering van kennis en middelen. We hebben met diverse departementen te maken en met diverse geldpotjes. Dat is de ene kant. Aan de andere kant hebben we een sector waarin juist veel kleine bedrijven actief zijn. Dat betekent ook versnippering. Deze combinatie werkt niet optimaal. De VVD heeft al eens een motie ingediend over het inrichten van één aanspreekpunt bij het toekomstige ministerie van Ondernemerschap. Zouden de bewindspersonen kunnen aangeven hoe zij dat aanspreekpunt voor deze sector, waarin veel MKB-bedrijven zitten die geen eindeloze tijd hebben om uit te zoeken waar ze moeten zijn, gaan vormgeven in deze kabinetsperiode? Het liefst zo snel mogelijk, want we zitten ook nog in een crisis, dus is er echt haast bij, zodat men snel zaken kan doen.
Kunnen de bewindspersonen binnen drie maanden met een voorstel komen hoe we alle geldpotjes kunnen koppelen, zodat we één toegankelijke pot hebben, en mensen duidelijk weten waarvoor ze daarbij kunnen aankloppen?
Ik heb mevrouw Smeets horen spreken over de verschillende databases. Ik heb van de sector gehoord dat het nog wel gaat met de hoeveelheid informatie die er is. Het is hartstikke leuk dat we allemaal statistische informatie verzamelen, maar de vraag is hoe we die informatie bruikbaar kunnen maken zodat de ondernemers die ook kunnen gebruiken in hun bedrijfsvoering. Ik vind het boekje van de RECRON over Gastvrij Nederland daar een mooi voorbeeld van. Ze heeft gekeken naar wie er naar bepaalde gebieden gaan. Is dat een rustzoeker, of is dat juist iemand die veel vertier zoekt? Er zijn verschillende groepen. Je kunt zien dat bepaalde regio’s van nature verschillende doelgroepen trekken. Hoe kun je dan ervoor zorgen dat jouw verblijfsfaciliteit daarop het beste aansluit? Als je iedereen probeert te bedienen, bedien je uiteindelijk niemand. Zijn de bewindspersonen bereid om juist daar extra ondersteuning te bieden om die slag te maken? Op die manier kunnen ondernemers, als er meer duidelijkheid is over wie er naar hun gebied komt en als ze daarbij ondersteuning krijgen, in hun dienstverlening optimaal hierop aansluiten.
Mevrouw Smeets (PvdA): Ik ben het helemaal met het laatste punt van de VVD eens, dat het ook gaat om de kwaliteit van de cijfers. Ik stelde voor om de gegevens die we hebben onder te brengen bij het European Tourism Institute. Zou dit instituut die voortrekkersrol kunnen hebben?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Om heel eerlijk te zijn, ben ik altijd wat huiverig voor instituten. Ik denk dat er genoeg informatie is, maar de kunst is die informatie hapklaar te maken voor de ondernemers, zodat ze die naar behoefte kunnen gebruiken. We kunnen nog zo veel kennisinstituten neerzetten, maar we zien vaak dat dit niet werkt. Daar zit juist de slag die we moeten maken. Even heel gechargeerd gezegd: we hebben veel kennis, maar deze komt nooit bij het MKB. Als ik de schaarse euro’s en ondersteuning zou moeten inzetten, zou ik kiezen voor de vertaalslag.
Ik wil pleiten voor ruimte voor ontwikkeling van deze sector. Andere sprekers hebben het ook al gezegd: het is een belangrijke sector, niet alleen economisch, maar ook voor ons welzijn. Als we ons lekker voelen, goed kunnen recreëren, kunnen we er weer tegenaan. Dat is goed voor het welbevinden in Nederland. De ruimte voor ontwikkeling zit in de eerste plaats op het terrein van de regeldruk. Ik heb vernomen dat bijvoorbeeld bij verblijfsrecreatie vervanging van faciliteiten een knelpunt is. Dan moet je denken aan vervanging van een sanitairblok, een eetzaal, zelfs een lantaarnpaal. Als je pech hebt, kom je in een procedure terecht die zeven tot tien jaar kan duren. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van de regelgeving. De functionaliteit blijft hetzelfde, dus zou ik met name de bewindspersoon van Economische Zaken willen vragen of hij het mogelijk zou willen maken dat vervanging van faciliteiten vergunningvrij kan. Er moet wel een meldingsplicht zijn, zodat het bevoegd gezag altijd even kan kijken of het echt om vervanging gaat, en of men zich houdt aan een eventueel bouwbesluit. Maar laten we de sector niet opzadelen met ellenlange termijnen. Ik denk dat we daar allemaal een belang bij hebben, niet alleen de ondernemers. Als je iets vervangt, voldoet het aan nieuwe voorwaarden, en zal het bijvoorbeeld energiezuiniger zijn. Juist in de groene omgeving is dat heel goed voor duurzaamheid. Volgens mij kunnen we daar een hele slag winnen. Ik hoor graag een reactie hierop en een concreet voorstel hoe we dit op korte termijn kunnen realiseren.
In de tweede plaats zit de ruimte voor ontwikkeling aan de financiële kant. De ondernemers in de sector hebben nu te maken met afschrijvingsproblematiek in het kader van de Wet werken aan winst. Het vorige kabinet heeft daarover een toezegging gedaan. Vorig jaar is er bij de behandeling van het Belastingplan door onder andere mijn collega Remkes een punt van gemaakt. Er zou een onafhankelijke toetsing komen, om te kijken naar een oplossing. De staatssecretaris van Financiën maakt zich er met een jantje-van-leiden vanaf. Dat kan niet voor deze sector. Daarom zou ik deze bewindspersonen willen vragen om hierover te spreken met hun collega en de Kamer half januari te informeren over hoe we dit probleem gaan oplossen. De toezeggingen die er liggen, worden gewoon niet nagekomen. Dus wat ons betreft boter bij de vis, en aan het werk.
De VVD-fractie wil een ongelijk speelveld voorkomen. Staatsbosbeheer heeft grote terreinen in eigendom. Vroeger kon je heel simpel kamperen bij een kraantje, later kwamen de boswachterhutjes erbij. Allemaal prima, daar zijn we helemaal voor. Maar we vinden het wel een probleem dat deze verblijfsterreinen steeds meer neigen naar luxe kampeerterreinen. Dat is oneigenlijke concurrentie met ondernemers in de omgeving. Deze terreinen hoeven ook nog eens vaak minder vergunningen aan te vragen. Hoe voorkomen we dat deze oneigenlijke concurrentie plaatsvindt?
De heer Van Leeuwen (SP): Wat bedoelt u eigenlijk? Bent u voorstander van het afschaffen van het sociaal recreëren? Waar zit de oneerlijke concurrentie? Wat wilt u hiermee bereiken?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik vind het recreëren en kamperen bij de kraantjes prima. Daar heeft volgens mij niemand bezwaar tegen. Maar op het moment dat daar heel luxe kampeerterreinen worden ingericht, gaat Staatsbosbeheer de concurrentie aan met ondernemers die daaromheen met allerlei regelingen te maken hebben. We vinden dat daarop gelet moet worden. Of je doet het in de omgeving, of je laat een ondernemer dat terrein exploiteren, maar je gaat niet als min of meer als overheid de concurrentie aan.
De heer Algra (CDA): Dan begrijp ik het toch niet helemaal. De VVD zegt dat de overheid wel met een sober kampeerterrein mag concurreren met andere aanbieders, maar met een luxe terrein niet meer. Het is of het een of het ander. Je kunt zeggen dat de overheid dit soort zaken, sober of luxe, niet meer moet aanbieden. Dan stel je ondernemers in de gelegenheid om in een vergelijkbare setting toeristen of recreanten naar die voorziening te trekken. Want waar trekt de VVD de grens? Als het kraantje warm water geeft, mag het niet meer, bij koud water wel?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik begrijp het punt. Ik wilde aangeven dat het steeds verder gaat en dat we daar absoluut een piketpaal zetten. De sector klaagt niet zo over concurrentie met de sobere terreinen, wel over de concurrentie met de luxe terreinen. Wat mij betreft is het ook oké als de concurrentie helemaal weg is. Als we het daarover eens kunnen worden, vind ik het ook goed. We vinden het in ieder geval wel belangrijk dat de terreinen van Staatsbosbeheer toegankelijk zijn en gebruikt kunnen worden voor recreatie. Het is niet mijn bedoeling om de boel op slot te zetten. Laat ik daar heel duidelijk over zijn.
Dan kom ik bij het punt van de watersport en de PMPC’s. Ik sluit me aan bij wat collega Smeets hierover heeft gezegd. De watersport is juist een unique selling point voor Nederland. We hebben veel te bieden. Laten we daar gebruik van maken en zorgen dat we het voor mensen aantrekkelijk maken om naar Nederland te komen. We moeten de sector helpen zich daarmee te verkopen.
Mijn laatste punt betreft de relatie met krimp. Er zijn gebieden in Nederland waar het bevolkingsaantal terugloopt. Dit geeft problemen bij het op peil houden van de voorzieningen. Aan de ene kant is dit een probleem, aan de andere kant is dit ook een kans. Omdat deze gebieden wat rustiger zijn, zijn ze prima geschikt voor recreatie. We moeten dit op een slimme en creatieve manier regelen. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de Hadrian’s Wall in Schotland, waar ze dit heel mooi hebben geïntegreerd. Daar kunnen we misschien wat van leren. We moeten ervoor zorgen dat een dergelijk gebied uniek wordt. Dan kunnen we faciliteiten die misschien op basis van de bevolkingsomvang niet in stand kunnen worden gehouden, wel een gedeelte van het jaar in stand houden op basis van het toerisme. We winnen dan op twee vlakken.
Ik heb hiervoor een concreet voorstel. Er is een privaat initiatief om in een war room op de Afsluitdijk een duurzaamheidscentrum te bouwen. In dit centrum moet allerlei kennis over energiebesparing in woningen en innovatieve toepassingen verzameld worden. Daarnaast wordt een route langs innovatieve bedrijven op dat vlak ontwikkeld, van Friesland naar Brabant. Ik zou de bewindslieden willen uitnodigen om daar kennis van te nemen. Het initiatief is volledig privaat, maar het zou mooi zijn om daaraan ook toerisme en recreatie te koppelen. De specifieke doelgroep die hiervoor naar Nederland komt, zou je prima kunnen proberen te verleiden om wat langer te blijven.
De heer Algra (CDA): Hebt u een «Keukenhof nieuwe stijl» voor ogen, met deze innovatieroute?
Mevrouw Van der Burg (VVD): De ondernemers gaan dit inrichten. Het mooie is dat er een innovatieve bedrijfstak wordt ontwikkeld, waarmee we onszelf wereldwijd op de kaart kunnen zetten. Zo haal je zakelijke partners en klanten hiernaartoe. Het lijkt mij handig om ook te kijken naar hoe we hierop kunnen aansluiten met goede verblijfsrecreatie, culturele voorzieningen et cetera, om zo die mensen nog wat langer in Nederland te houden. Dat is eigenlijk de uitnodiging. Daarvoor hoeft de overheid niet veel te doen, want het ondernemersnetwerk organiseert dit al. Het lijkt me een fantastische kans.
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Vorig jaar hadden we al een levendig algemeen overleg over toerisme. Ik was toen kritisch. Er waren goede dingen, maar het mocht allemaal nog wel wat ambitieuzer. Er staan nu ook goede dingen in de brieven, op een aantal punten zijn er verbeteringen, maar op het punt van de versnippering en innovaties rond toerisme schieten ze tekort.
Ik begin met recreatie. Anderen hebben al gezegd dat de watersport hierin ontbreekt. Ik sluit me aan bij de vragen hierover. Het IPO heeft gezegd dat er meer destinatiemarketing moet komen en ik sluit me bij die oproep graag aan. Ook de RECRON heeft een brief gestuurd over onder andere het afschrijven van gebouwen voor de toeristische en recreatieve sector. Anderen hebben daarover ook al gesproken. Ook mijn fractie wil hierop graag een reactie van de regering.
De krimpgebieden bieden een enorme kans voor de toekomst van de recreatie. Hier kunnen nieuwe natuurgebieden ontwikkeld worden, los van de ecologische hoofdstructuur, bijvoorbeeld met nieuwe bosbouw. Ik hoor graag de langetermijnvisie van de minister hierop. Ook de VVV heeft hierop aangedrongen. Zij zegt dat er een visie ontwikkeld moet worden op de vrijetijdseconomie 2025, waarin de ruimtelijke en de maatschappelijke opgaven worden neergelegd. Het is van belang om nu alvast na te denken over bestemmingen van gebouwen en bijvoorbeeld ook van militaire terreinen in de toekomst.
Dan kom ik bij de toerismebrief. De cijfers zijn al genoemd. Het gaat niet heel goed met de sector op dit moment, maar het gaat minder slecht dan in eerste instantie was voorspeld. Dat is belangrijk want er staan veel banen, vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt, op het spel. Er zijn zorgen. Het gaat nog wel redelijk met het toerisme naar de steden, met name met de korte weekendtrips van Duitsers, Belgen, Fransen, Engelsen. Dat is hartstikke goed. Ik vind dat het kabinet wel meer mag doen op het gebied van Holland Promotie, want de concurrentie is moordend. De weekendtrips zijn heel populair voor de kleinere beurs, maar dat weten steden in het buitenland ook. Barcelona besteedt veel meer geld aan zichzelf dan bijvoorbeeld Amsterdam. Ik vind echt dat Nederland zijn kans moet pakken om daarin extra te investeren, juist ook om toeristen op langere termijn hier te houden.
We hebben nu een dip. Investeringen in hotels blijven bijvoorbeeld ook achter, maar juist nu moeten we investeren en het gemakkelijker maken voor horecaondernemers en hoteliers om extra te investeren, zodat, als straks de economie weer aantrekt, ook de hoogwaardige en langdurige vakanties hier worden doorgebracht.
Een belangrijk punt is hoe we ons in het buitenland promoten. Ik heb daar diverse keren aandacht voor gevraagd. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het Hudsonjaar. Dat was een prachtige kans om meer Amerikanen naar Nederland te halen. Ik ben erheen geweest in september, op eigen kosten overigens, omdat ik puur onafhankelijk als Kamerlid en waker van ’s Rijksfinanciën wilde kijken waar het geld allemaal heen is gegaan. Er waren fantastische leuke dingen bij, maar of het allemaal zo zinvol was, vraag ik me af. Het was zeer versnipperd. Het ministerie van Economische Zaken leverde misschien nog wel de meest nuttige bijdrage, maar voor de rest was het een ratjetoe aan allerlei kleine, sympathieke projecten. Ik ben benieuwd wat de reflectie van de staatssecretaris is van die week. Wat hebben we eraan overgehouden, wat betreft economische sterkte en toerisme? Ik denk namelijk dat de opbrengst zeer mager is, maar veel sterker had kunnen zijn. Ik zag dat er een schare aan lokale politici uit Nederland rondliep, hartstikke gezellig, maar het was wel een zooitje. Het was een Nederlands feestje, van Nederlanders voor Nederlanders. We moeten buitenlandse toeristen naar Nederland lokken, we moeten investeren in culturele banden, maar dan moeten we onze euro’s, het overheidsgeld, wel uitgeven aan de goede activiteiten. Het Hudsonjaar was wat mij betreft een verloren kans. Het heeft ongetwijfeld wel iets opgeleverd, maar te weinig. Voor de toekomst vind ik dat we hier echt lessen uit moeten trekken. Ik weet dat de Raad voor Cultuur aan het bekijken is hoe dit jaar is verlopen en ik hoop dat dit volgend jaar uitgangspunt zal zijn voor beleid, maar ik hoop ook op de reflectie van de staatssecretaris op dit moment.
De minister van LNV spreekt in haar stuk over de Grüne Woche 2009. Ik ben ooit een keer mee geweest. Het was interessant; er waren veel mensen die potentieel geïnteresseerd kunnen raken in Nederland. Op de Grüne Woche 2009 werd ook aandacht besteed aan plattelandstoerisme. Hartstikke goed, maar er moet nog veel meer gebeuren. Waarom kan de presentatie van bijvoorbeeld de Efteling of van de Nederlandse steden niet integraal onderdeel uitmaken van de Nederlandse vertegenwoordiging bij dat soort congressen? Ik zou willen dat de staatssecretaris van Economische Zaken samen met al zijn collega’s die in het buitenland vertegenwoordigd zijn op congressen, een totaalpakket heeft aan recreatie om mensen naar Nederland te lokken.
Minister Verburg: En geen rommeltje, hè?
De heer Van der Ham (D66): Ik vond de Grüne Woche fantastisch, maar er moet wel een integraal pakket zijn. De presentatie van Nederland mag wat mij betreft wel twee keer zo groot zijn, als het gaat over investeren in Holland Promotie.
Ik vind dat er in de brieven vooral veel wordt opgesomd wat anderen aan het initiëren zijn, maar dat er heel weinig nieuwe ideeën vanuit de overheid komen over waar er nog winstpunten te halen zijn. Ik noem een aantal doelgroepen waarop we ons meer zouden kunnen richten. We hebben het over de Olympische Spelen. Ik neem aan dat de Paralympics hieraan gekoppeld zijn. We zouden de gehandicapte toerist veel meer naar Nederland moeten lokken. Er zijn in Nederland nog behoorlijk wat obstakels te overwinnen. Daarnaast hebben we de bejaarde toeristen. Ook zij moeten hun weg naar Nederland kunnen vinden.
Dan kom ik bij Amsterdam. De PvdA wil niet dat ik hierover spreek, want zij heeft een grote hekel aan Amsterdam, maar ik doe het toch maar, want 50% van de toeristen komt naar die stad. Daar moeten we heel trots op zijn. Bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken heeft het ministerie toegezegd om met een Amsterdambrief te komen, waarvan het toerisme onderdeel zou uitmaken. Wij vinden dit van groot belang. Ik wil in dit verband wijzen op het «comebacktoerisme». Dit betreft toeristen die nog een keer terugkomen. Dat kan ik me bij Amsterdam wel voorstellen, er zijn zo veel toeristische bestemmingen. Maar ook voor het comebacktoerisme van de rest van Nederland heeft Amsterdam een grote functie. De eerste toeristische bestemming van veel internationale toeristen is vaak Amsterdam. Ik denk dat het van groot belang is dat Holland Promotie zich ook voor de rest van Nederland veel meer moet concentreren in Amsterdam. Als men naar Amsterdam komt, wordt men bijvoorbeeld ook gewezen op Panorama Mesdag, het Kröller-Müller Museum, op de stad Maastricht en alle andere mooie toeristische bestemmingen, om de toeristen zo te verlokken ook elders toerisme te bedrijven.
Mevrouw Smeets (PvdA): De Partij van de Arbeid draagt Amsterdam een zeer warm hart toe, en gunt de stad ook zijn toeristen. Maar het gaat niet alleen om Amsterdam: het gaat om Amsterdam en de regio’s. Dat vindt de Partij van de Arbeid belangrijk. D66 toetert vaak alleen maar over Amsterdam, dat is het verschil.
De heer Van der Ham (D66): D66 heeft het altijd over alle delen. Ook in mijn bijdrage heb ik over heel Nederland gesproken, maar Amsterdam is daar een heel belangrijke factor in. Mevrouw Smeets zegt dat ze Amsterdam zijn rol gunt. Dat vind ik heel mager; we moeten trots zijn op Amsterdam als enorme motor voor het toerisme in Nederland. Daar hebben we aandacht voor, maar we hebben ook aandacht voor Maastricht en andere steden.
Dan kom ik bij de Innovatievouchers en de Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s). Hoe staat het daarmee op dit moment?
In het voorjaar zullen we spreken over de Drank- en Horecawet. We hebben daar veel kritiek op, ook voor wat betreft de armslag van de horeca.
Ik heb een belrondje gedaan langs de Hogere Hotelscholen, de kweekvijver voor de toekomstige ondernemers. Zij zeggen dat het ongelooflijk lastig is om buitenlandse studenten van vooral buiten Europa aan te trekken. Dat beperkt horecaondernemers in de toekomst om een internationaal netwerk op te zetten van oud-studenten. Ik hoop dat de staatssecretaris hiervoor oog heeft, samen met zijn collega van Justitie. Er wordt ook geconstateerd dat er steeds meer vrouwen en steeds minder mannen naar de Hogere Hotelscholen gaan. We hopen dat hiervoor ook aandacht is. Een ander probleem in het Hogere Hotelschoolonderwijs is dat de kennis van buitenlandse talen schrikbarend afneemt. Dat is voor de aantrekkelijkheid van Nederland als toeristisch land een groot probleem. Ik hoop dat de staatssecretaris hier in de richting van zijn collega’s van Onderwijs aandacht voor heeft.
Minister Verburg: Voorzitter. Ik zou het zeer op prijs stellen dat Kamerleden die nog vragen voor mij hebben in de tweede termijn, deze meteen kunnen stellen na mijn beantwoording. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng in de eerste termijn. Ik zal eerst een aantal algemene dingen zeggen als inleiding. Mevrouw Smeets vroeg waarom de Kamer geen gezamenlijke brief heeft gekregen. Dat heeft een heel praktische reden. Voor het zomerreces had ik de Kamer iets toegezegd en staatssecretaris Heemskerk wilde graag wachten op nog wat laatste cijfers. We wilden graag tegemoetkomen aan de wens van de Kamer en dat betekent dat ik in mijn brief heb verwezen naar de brief van de staatssecretaris en andersom.
De focus op coördinatie moet er altijd zijn, maar er is geen kabinetsperiode geweest waarin zo goed is samengewerkt als in deze periode. Mevrouw Smeets mag natuurlijk vragen of het niet anders kan, wie er op andere departementen mee bezig zijn, en of dit niet tot versnippering leidt. Ik zou willen pleiten voor een focus op de inhoud. Wat willen we? Hoe doen we dat? Waar is de overheid aan zet en waar zijn de sectoren zelf aan zet? Daarover zou ik het graag willen hebben. Ik geloof dat dit nu vruchtbaarder is. Een nieuw kabinet kan natuurlijk nieuwe afspraken maken en in de heroverweging zijn geen taboes, maar de vraag is waarmee de sectoren toerisme en recreatie op dit moment het meest zijn gediend. Ik zou zeggen dat ze het meest gediend zijn met een dialoog, zoals ik die voer met de recreatiesector. Ze zijn gediend met vraaggericht opereren. Ik roep ze op om met vragen rond innovatie te komen. We hebben een innovatieplatform dat met de sector mee kan denken. We hebben een «small business innovation research»-regeling, een incentive voor recreatiebedrijven die met innovatieve ideeën komen. Kom er alstublieft mee, is mijn boodschap aan deze bedrijven. De dialoog met de sector is natuurlijk geen momentopname, maar een permanent iets. Ik heb daarover verslag gedaan in de brief. Tegen de ondernemers zeg ik: ondernemers, onderneem, neem risico’s, kom met innovatieve ideeën. Daar waar wij kunnen bijdragen door de innovaties te stimuleren, doen wij dat graag. Als er sprake is van knellende en overtollige regels of als men mogelijkheden ziet tot verkorting van procedures, nodig ik iedereen bij deze uit om dit te melden. Niemand is zo gemotiveerd als de staatssecretaris om procedures te verkorten, en ik met hem.
Dan kom ik bij de heer Van Leeuwen. Hij vroeg waarom hij zo weinig ziet over fietsen. We zijn voluit bezig om heel Nederland te verbinden met wandelpaden, wandelroutes, fietspaden en fietsroutes. Ik kan hier ongelooflijk van genieten, hoewel ik veel te weinig op de fiets kom. In mijn hoedanigheid als ambassadeur voor de recreatiesector zou ik willen zeggen: hoe meer ambassadeurs hoe beter. Als er nog een paar enthousiaste kabinetsleden zijn die ambassadeur of ambassadrice willen zijn voor de sector, is dat prima. We doen er al ongelooflijk veel aan. We hebben op dit moment vele verschillende recreatieve wandelroutes en 179 verschillende recreatieve fietsroutes. Ik heb ze nog niet allemaal gefietst en als ik een keer een recreatieve fietstocht opnieuw fiets, valt me op dat er weer iets nieuws te ontdekken valt. Soms mist er een bordje, dan zie je meer dan bedoeld van de omgeving voor je weer op de route terug bent. Er wordt in ieder geval hard en enthousiast aan gewerkt. De waardering daarvoor is heel erg groot. O, wat is ons land prachtig.
De heer Van Leeuwen vroeg wat de visie op de langere termijn is. Gaat het om genieten van buiten of gaat het erom dat we zo veel mogelijk mensen naar dit land krijgen, zoals de staatssecretaris zegt? Daar ga ik niet over. Staatssecretaris Heemskerk zal hierop antwoorden. Bij mij gaat het om de bedoeling van mijn beleid. Mensen moeten gemakkelijk naar buiten kunnen; daarom investeren we in groen en recreatie in de omgeving van steden, maar niet alleen daar. We investeren ook in krimpregio’s. Ik ben het zeer eens met minister Van der Laan dat krimp ook een kans is voor de recreatieve sector. Laten we in die verschillende regio’s niet in de put gaan zitten. In het zuiden doen ze dat ook niet. Er is sprake van nieuwe vitaliteit en nieuwe kansen, recreatie maakt daarvan deel uit. Het doel is dat mensen ervan kunnen genieten. Het gaat mij er niet om dat ze alles uitgeven. Ik wil graag dat iedereen ervan kan genieten. Het zou mooi zijn als ze onderweg een pannenkoek kunnen kopen of een beker warme of koude chocomel, maar ik vind het ook goed als men zelf picknickspullen meeneemt, en wat lekkere sandwiches omdat dat budgettair beter uitkomt. De heer Van Leeuwen sprak over de mensen met een kleine beurs en ik vind ook dat wij daar in eigen land veel oog voor moeten hebben.
Dan kom ik bij de vragen van de heer Algra. Hij sprak over recreëren bij de boer. Hartstikke belangrijk, maar niet alleen daar. Het landelijke gebied is natuurlijk veel groter. We werken eraan dat de prachtige natuurgebieden, de nationale parken, de onderdelen van de ecologische hoofdstructuur en de terreinen die in beheer zijn bij Staatsbosbeheer, open zijn, want er moeten mensen in kunnen en van kunnen houden. Natuur is er voor mensen en mensen moeten er voor de natuur zijn. Dat moeten we wel willen organiseren, anders kan het in dit overgeorganiseerde landje zomaar gebeuren dat we ergens natuur willen, maar dat niemand erbij kan. Dat werkt niet de goede kant op.
We zijn in permanent overleg om de innovatie te stimuleren en een kwaliteitsslag te maken. Ik zeg: kom maar. We willen graag, maar ik vind niet dat innovaties van de overheid moeten komen. Dat beweerde mevrouw Smeets ook niet, maar we ondersteunen de vraag naar innovatie graag.
Verschillende leden hebben gesproken over de naamgeving. Moeten we het niet de vrijetijdssector noemen? Ik vind de term vrijetijdsbesteding wel goed om aan te geven in welke context toerisme en recreatie bezien kunnen worden, maar ik vind de term niet een goede vervanging van de begrippen. Ik zal zeggen waarom. Vrijetijdsbesteding gaat ook over sporten, het lezen van een boek, naar een bioscoop gaan, theater, muziek, dansen, verenigingsleven. Dat gaat toch wat verder dan wat wij onder toerisme en recreatie verstaan. Ik denk dus niet dat dit begrip de lading dekt.
Waarom ontbreekt de watersport? Dat is niet helemaal het geval, want de watersportsector is voluit betrokken bij de dialoog die ik voer met de recreatieondernemers. Verder wijs ik op de acties voor het realiseren van een knelpuntvrij landelijk recreatietoervaartnet van 4400 kilometer. Dat is nogal wat. Wij zijn de knelpunten nu aan het opruimen via cofinanciering in het Investeringsbudget Landelijk Gebied en de planologische vastlegging ervan in de AMvB Ruimte. Dus daarmee tillen we een heleboel letterlijk boven water en ontknopen we de knelpunten.
Ik heb de Kamer de afgelopen maand een brief gestuurd over het onderzoek van de commissie-Gabor naar de technische en bestuurlijke haalbaarheid van het invoeren van een watersportbijdrage in ons land. Dit onderzoek vond plaats op initiatief van de sector. Er blijkt op dit moment te weinig draagvlak te zijn, vooral in de sector zelf, maar ik wacht met belangstelling de eigen visie van de sector af, die binnenkort zal komen. Dan gaan we met de watersportsector ook weer verder in gesprek.
De heer Algra heeft gevraagd naar het aanbod dat gericht is op jongeren. De staatssecretaris zal deze vraag beantwoorden, maar ik vind het in ieder geval belangrijk om te investeren in groene activiteiten van jongeren. Het valt op dat heel veel kinderen geen kennis van de natuur hebben en er niet vertrouwd mee zijn. De vraag is hoe we dit aanpakken via het natuur- en milieueducatietraject, bijvoorbeeld door het organiseren van een groene maatschappelijke stage, en zo te proberen bij kinderen en jongeren waardering op te wekken voor het groen in Nederland. We moeten geven om de natuur. Dat is het motto van mijn departement. Daarnaast is het belangrijk dat jongeren zich realiseren welke rol boeren spelen in onze voedselproductie en wat het land ons te bieden heeft.
Dan kom ik bij de vraag over de defensieterreinen. We zijn inderdaad aan het kijken hoe we recreatief medegebruik van defensieterreinen die nog in gebruik zijn, kunnen vormgeven, natuurlijk wel op momenten dat er geen oefeningen plaatsvinden. Daarnaast hebben we het Project Overdracht Militaire Terreinen (PrOMT) met betrekking tot de herbestemming van oude terreinen. Die worden op enig moment overgedragen om een natuur- en recreatiebestemming te krijgen. Bij de inrichting, de ontwikkeling, het beheer en behoud daarvan kijken we ook hoe recreatief medegebruik optimaal kan worden vormgegeven.
De rechtsbescherming van langkampeerders in de WOR (Wet op de openluchtrecreatie) ging niet verder dan dat de aanwezigheid van een reglement was gewaarborgd. De WOR behelsde dus geen toetsbare normen of criteria. In concrete conflictsituaties was dit niet voldoende. De feitelijke rechtsbescherming van langkampeerders geschiedde dus ook toen al op basis van de algemene voorwaarden van de RECRON of Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. In dat opzicht heeft de intrekking van de WOR niet tot wezenlijke veranderingen geleid.
Mevrouw Van der Burg stelde een vraag over de diversiteit aan kampeermogelijkheden. Gemeenten zijn nu verantwoordelijk. Uit evaluatieonderzoek naar de intrekking Wet op de openluchtrecreatie blijkt dat gemeenten, toch de bestuurslaag die zo dicht mogelijk staat bij de mensen om wie het gaat, rekening houden met diversiteit en ik heb daar vertrouwen in. Zij vroeg ook of er sprake is van oneerlijke concurrentie met commerciële campings. Staatsbosbeheer heeft een belangrijke taak en een maatschappelijke functie. Een van de afspraken die we hebben, is dat Staatsbosbeheer een aantal commerciële activiteiten mag ontwikkelen die marktconform zijn. Ik hecht daaraan om juist te voorkomen dat er sprake is van oneerlijke concurrentie. Als mevrouw Van der Burg een casus heeft waaruit blijkt dat er werkelijk sprake is van oneerlijke concurrentie, zou ik daar graag naar willen kijken, want ik ben verantwoordelijk voor Staatsbosbeheer. We sturen in ieder geval op de marktconformiteit en op het voorkomen van oneerlijke concurrentie. Gisteravond hadden we een debat over Staatsbosbeheer en de erfpacht op de Waddeneilanden. Het valt me op dat hier wordt gezegd dat Staatsbosbeheer niet marktconform is en dus zorgt voor oneerlijke concurrentie omdat het goedkoper zou zijn, maar dat gisteren juist werd gezegd dat Staatsbosbeheer te marktconform zou zijn. Zo hebben we een boeiende dialoog, maar mijn doel is een goede vertegenwoordiger en ambassadeur van Staatsbosbeheer te zijn.
De heer Van der Ham heeft de loftrompet gestoken over de Grüne Woche. Dat is een heel grote beurs, waar Nederland zeer prominent aanwezig is op het gebied van het hele agrobedrijfsleven, maar ook in toenemende mate op het gebied van landschap, recreatie enzovoort. Er worden verschillende initiatieven genomen en er is een goede samenwerking tussen de Taskforce Multifunctionele Landbouw en het NBTC in Duitsland om deze initiatieven verder te ontwikkelen. Ik ben het met de heer Van der Ham eens dat het mooi zou zijn als je zo’n succesvolle formule kunt koppelen aan recreatie en toerisme. In dit geval gaat het vooral om toerisme. We halen mensen uit het buitenland naar Nederland, maar misschien zijn er ook wel Nederlanders die in Duitsland de recreatieve mogelijkheden in Nederland herontdekken. Je weet maar nooit. Ik dank de heer Van der Ham voor zijn opmerking. Het is een goed idee en we werken er hard aan.
De heer Van der Ham vroeg ook nog naar gehandicapte toeristen. Dat is meer een vraag voor de staatssecretaris, maar ik kan wel zeggen dat er op verschillende plekken in Nederland terreinen zijn ingericht voor mensen met een lichamelijke beperking. Terreinbeheerders zijn er ook mee bezig. Komend jaar laten we onderzoeken wat we er nog aan kunnen doen, om de wensen en de mogelijkheden te matchen. Het gaat niet alleen om het inventariseren en realiseren van de wensen, het moet ook mogelijk zijn.
Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar antwoorden. Het lijkt me een goed idee om ook de vaste commissie van EZ uit te nodigen voor de Grüne Woche, want wij als toeristenwoordvoerders kennen deze niet. Wellicht kunnen wij er dan ook kennis van nemen.
Ik heb in de eerste termijn vragen gesteld over de cijfermatige kennis van de branche en over de ondernemer als gastheer van de natuur. Ik denk dat die twee zaken ook nog bij de minister liggen.
De minister zegt dat binnen het kabinet de focus ligt op coördinatie binnen deze sector en dat er beter dan ooit wordt samengewerkt. Ik wil dat niet ontkennen. Ik wil ook niet ontkennen dat iedere bewindspersoon daar zijn of haar best voor doet. Maar de Partij van de Arbeid kijkt zeker ook naar de inhoud en bijvoorbeeld naar de regeldruk. Het ene departement komt met een top zeven, het andere met een top tien.
De minister heeft net gesproken over innovatie en over watersport. Ik neem aan dat de staatssecretaris daar ook nog op terugkomt. Maar ik zie toch versnippering. Ik begrijp goed dat we in deze kabinetsperiode niet alles gaan overhevelen naar één departement, maar ik denk dat we daar toch langzamerhand naar toe moeten werken als goede oplossing voor de toekomst.
De minister roept de sector op om met ideeën te komen voor innovatie en om met elkaar in gesprek te blijven. Ik ben het met haar eens dat de sector met ideeën moet komen. Ik denk dat de sector de eerste zal zijn die dit beaamt. Het gaat er wel om dat de overheid het goede voorbeeld geeft in de zin van bundeling, dat niet alleen het ministerie van LNV, maar ook de ministeries van EZ en VROM de STIRR ondersteunen. Ik heb het niet alleen over geld, maar over gerichte ondersteuning.
De minister zegt dat zij in dialoog is en blijft met de watersportsector. Dat is heel goed, maar het neemt niet weg dat wij meer wensen. Wij wensen dat deze sector wordt opgenomen in het programma van het NBTC. Ik hoop dat de staatssecretaris daar nog op terugkomt.
De heer Algra (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister, met name voor haar aanstekelijke enthousiasme, dat volgens mij heel goed is voor de sector en dat bovendien een ambassadeur betaamt. In die zin moeten mijn woorden uit de eerste termijn ook niet verkeerd worden uitgelegd. Als ik een pleidooi houd voor één coördinerend bewindspersoon en dan ook nog eens de keuze maak voor een minister van Economische Zaken, betekent dat niet dat dit alle andere bewindspersonen ontslaat van hun ambassadeursfunctie. Want zoals minister Verburg daarmee omgaat, moeten we vooral zo houden. Ik vind wel dat er sprake is van een minder efficiënte aanpak als het beleid versnipperd is en er geen coördinatie op wordt losgelaten. Ik vroeg in mijn eerste termijn hoeveel ambtenaren van LNV ermee bezig zijn en hoeveel overleg er met de andere departementen plaatsvindt. Daar heb ik nog geen antwoord op gekregen.
Mijn andere vraag ging over het recreatief medegebruik van defensieterreinen. De minister zegt dat het overleg daarover loopt, maar ik heb verwezen naar een motie die gisteren is aangenomen. Deze kwam niet uit de lucht vallen, omdat vanuit Defensie gezegd is dat recreatief medegebruik wel mooi is, maar dat het rijksbeleid is dat men dit niet meer wil op defensieterreinen. Het lijkt me juist prima als we een vorm van medegebruik in stand kunnen houden, bijvoorbeeld het gebruik van deze terreinen in het weekend voor brommer- of motorcrosses terwijl de terreinen doordeweeks worden platgereden door tanks.
Het andere voorbeeld dat ik gaf, is ook heel actueel, want er zijn kennelijk achttien campings op defensieterreinen die in de meeste gevallen een erfpachtconstructie hebben. Als voorbeeld noem ik camping Oase in Hoenderloo. De gemeente Ede heeft de erfpacht opgezegd gekregen vanuit Defensie. Daardoor ontstaat er leegloop en onzekerheid bij bewoners. Er zijn 500 mensen die daar al jaren recreëren. Dit lijkt niet op recreatief medegebruik, maar op het om zeep helpen van recreatief medegebruik. Dat kan toch niet het beleid zijn. Ik hoop dat door de motie van gisteren het beleid wordt bijgestuurd.
De heer Van Leeuwen (SP): Voorzitter. De minister had als een soort hartenkreet dat we ons vooral moeten focussen op het beleid. Ik heb dat gedaan, en daarom kom ik juist tot de conclusie dat het voor velerlei uitleg vatbaar is. Kort samengevat: de minister gaat voor de toegankelijkheid en de mensen, de staatssecretaris gaat voor de euro’s. Dat hoeft niet tegenstrijdig aan elkaar te zijn; dat kan best in elkaars verlengde liggen, maar dan wil ik dat wel zien. Dat haal ik niet uit dit verhaal, vandaar die roep om coördinatie en om één minister die daar verantwoordelijkheid voor neemt. Ik ben wat dat betreft niet overtuigd door het antwoord van de minister in de eerste termijn.
Dan kom ik nogmaals bij het onderwerp fietsen. Ik ken de fietsroutes, ik heb ze niet allemaal gefietst. Er mag hier en daar nog wat strakker asfalt liggen, zodat je er ook kunt skeeleren, maar dat is mijn afwijking. Het is hartstikke goed allemaal, maar juist daarom moet dit onderwerp meegenomen worden in een notitie.
Daarnaast heb ik ook aandacht gevraagd voor de langkampeerders. De minister maakte zich daar heel snel en kort van af. De Wet op de openluchtrecreatie en de Kampeerwet zijn afgeschaft. Er is een rapport verschenen, waaruit blijkt dat het allemaal niet zo goed gaat. Het enige wat het tot nu toe heeft opgeleverd, is dat die wetten zijn afgeschaft, maar voor de rest is het allemaal slechter geworden. De positie van de langkampeerders is niet verbeterd.
Als we kijken naar het ruimtelijke kader voor de recreatieve gebieden, zien we een voortgang in de verstening van het landschap. Dat gaat constant door, bijvoorbeeld in Renesse, Raalte, Petten, overal waar je komt in het land, gebeurt dat. Dat moeten we zien tegen te houden. Als we dat afzetten tegen grote gebiedsontwikkelingen, is het klein bier. Maar als we dat zelfs niet voor elkaar krijgen, in het kader van Mooi Nederland, kunnen we helemaal niks meer regelen. We kunnen dat prima meenemen in het samenhangende ruimtelijke kader voor de recreatieve gebieden. Dan kunnen we zekerheid bieden aan die kampeerders en ervoor zorgen dat deze mensen die misschien niet vele euro’s opleveren maar wel al jarenlang met veel plezier op een camping staan, gewoon kunnen recreëren.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor haar antwoorden. Ik heb echter wel een probleem. Het klinkt allemaal heel enthousiast, maar ik heb het idee dat het absoluut niet concreet wordt, vooral niet bij de onderwerpen die ik heb aangekaart. Vraaggericht opereren is allemaal prima, maar ondernemers van MKB-bedrijven die zich de hele dag rot werken, moeten zelf uitvinden waar ze bij het ministerie hun vraag kunnen neerleggen. Dat is het grote probleem. Laten we zorgen voor één aanspreekpunt waar deze mensen terechtkunnen. Ik neem aan dat de staatssecretaris nog terugkomt op de geldpot en of deze gestroomlijnd kan worden.
Ik heb ook de regeldruk aangekaart. Ik heb een concreet voorstel gedaan. De minister zegt dat men altijd bij haar kan aankloppen, maar ik heb geen reactie op mijn concrete voorstel gekregen. De minister zegt alleen maar dat men het bij haar kan aankaarten. Waarom zegt ze niet gewoon toe dat ze ernaar gaat kijken en dat ze er half januari op terugkomt? Hoe de beide bewindspersonen dit samen gaan organiseren, interesseert me niet, maar ik vind het een belangrijk punt. Het kan ons helpen om een slag te maken.
Dan kom ik bij Staatsbosbeheer. Er is hier ook gesproken over het flexibele kamperen bij de boer. De minister zegt dat er geen oneigenlijke concurrentie is, maar hoe zit het dan met de regelgeving, die voor Staatsbosbeheer anders in elkaar zit dan voor de commerciële ondernemers? Daar krijg ik namelijk klachten over. Als het niet klopt, hoor ik dat graag, maar ik wil er wel duidelijkheid over.
De minister fietste wel heel snel langs het onderwerp diversiteit in toerisme. Was dat het antwoord op mijn vraag om de statistische informatie praktisch toegankelijk te maken voor de ondernemers? Ik begrijp dat de staatssecretaris daarop gaat antwoorden. Dan kan ik de opmerkingen over diversiteit niet helemaal plaatsen, maar dat laten we dan maar zo.
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik sluit me van harte aan bij de opmerkingen in de tweede termijn van de andere woordvoerders over de watersport. Deze moet gewoon krachtiger worden uitgedragen. De suggestie van het IPO moet daarbij worden meegenomen.
Ik heb de minister een vraag gesteld over bosbouw. Kan ze daar nog iets over zeggen?
Het is goed om te horen dat Nederland op de Grüne Woche in toenemende mate ook op het gebied van toerisme en recreatie vertegenwoordigd wordt. Ik hoop wel dat de staatssecretaris hier nog verder op ingaat. Het is belangrijk dat Nederland en de ministeries zich op alle fronten goed laten vertegenwoordigen.
Het is heel goed dat militaire terreinen ook worden gebruikt voor recreatie. Er zijn ook militaire terreinen in steden, zoals het marineterrein in Amsterdam, naast het Scheepvaartmuseum. Er is wel eens geopperd om daar ook een museum van te maken, om dat terrein erbij te betrekken. In hoeverre staat de regering ervoor open dat soort mogelijkheden, die zowel lokaal als nationaal georganiseerd zouden moeten worden, te bezien?
Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn.
Ik dank mevrouw Smeets voor haar enthousiasme voor de Grüne Woche. Ik stuur hiervoor ieder jaar een uitnodiging naar de Kamer. Er kan ongeveer één vertegenwoordiger per fractie naar toe. Ieder kan in zijn eigen fractie kijken wie daarvoor in aanmerking komt. Ik moet ook een klein beetje op de centjes letten.
Mevrouw Smeets vroeg naar de ondernemer als gastheer van de natuur. Dat is precies waar wij mee bezig zijn, het «genieten van buiten». Dat is wat wij willen: dicht bij huis, met ondernemers die gebruikmaken van de aantrekkelijkheid van het landschap en daar iets extra’s op willen zetten. Je zou kunnen zeggen dat dit een investering is in zowel geluk, ontspanning, ontstressing, maar ook in euro’s. Mensen kunnen zich ontspannen en vinden tegelijkertijd gastvrijheid bij de recreatieve ondernemers. Daar gaat het gesprek over dat ik voer met de sector. Daarover hebben we de Kamer op de hoogte gesteld. Het is een dynamisch, voortdurend proces, en ik zie de ondernemer ook als gastheer van de natuur. Er zijn – als mevrouw Smeets dat bedoelde – best nog wel wat hobbels te nemen, want de vraag is hoe we omgaan met de opgave die we hebben voor de natuur, voor biodiversiteit, voor Natura 2000 en voor de ecologische hoofdstructuur. Ik denk dat dit met elkaar te combineren en te integreren valt. We kunnen sociale, maatschappelijke en economische activiteiten combineren met zorg voor en verbetering van biodiversiteit en natuur. Maar daar moeten we elkaar op een aantal gebiedennog in vinden. De kans is er en ik roep iedereen op om dit te blijven onderzoeken. Zo organiseer je win-winsituaties en zo organiseer je inderdaad meer geluk en euro’s.
Dan kom ik bij de door mevrouw Smeets genoemde bundeling. De STIRR wordt door ons gefinancierd. Iedereen kan daar terecht. We vragen niet naar rugnummer of bij welk departement iemand hoort. De afstemming met EZ, VROM en andere departementen is uitstekend. De ondernemers hebben in ieder geval één loket. Dat was toch een van de dingen die mevrouw Smeets wilde bereiken en waar in ieder geval mevrouw Van der Burg ook naar gevraagd heeft.
De heer Algra vroeg hoeveel ambtenaren wij actief hebben op dit terrein. Bij LNV zijn er vijf ambtenaren die dit primair als taak hebben. Het gaat dan om contacten met de sectororganisaties, het ontwikkelen van gezamenlijke activiteiten en gezamenlijk beleid, het beantwoorden van vragen, het opstellen van brochures, het organiseren van voorlichtingscampagnes enzovoort. Bovendien gaat het om samenwerking met andere overheden en medeoverheden en natuurlijk ook om de informatieverstrekking en verantwoording aan de Kamer.
De motie over het recreatief medegebruik is gisteren aangenomen. Zij is ingediend bij de behandeling van de begroting van Defensie. Dat betekent dat zij ergens in de komende weken bij het kabinet ter behandeling komt en dan zullen Defensie, de staatssecretaris en ik kijken hoe we die motie kunnen uitvoeren. Dat is het gebruik.
De heer Van Leeuwen heeft een opmerking gemaakt over de fietsroutes. Hij heeft ze ook nog niet allemaal gefietst. We hebben nog even te gaan. Ook hier geldt het motto «ondernemers als gastheer van de natuur». Laten we eens kijken hoe we dat in elkaar kunnen vlechten. Het is niet mijn bedoeling om hierbij de euro’s uit de portemonnee te trekken. Het mag wat mij betreft laagdrempelig zijn. Ik gun het ondernemers dat ze veel verdienen, maar tegelijkertijd ben ik er ook voor dat mensen met een laag budget dicht bij huis kunnen genieten. Het moet eigenlijk voor alle groepen en alle categorieën zijn, voor de mensen die gewoon thuis een boterham willen smeren, omdat ze zich niet kunnen permitteren om onderweg iets te gebruiken en voor de mensen die zich onderweg eens lekker willen laten verwennen. Het hangt af van de keuze die mensen maken en van de budgettaire ruimte die ze hebben. Bij mij gaat het natuurlijk ook over euro’s, want er moet in de sector wel wat worden verdiend, maar het gaat mij niet primair om die euro’s.
Dan kom ik bij de langkampeerders. Ik denk dat het goed is om toch te kijken naar de algemene voorwaarden van de RECRON en naar hetgeen we in de wet hebben vastgelegd. De WOR was in die zin frustrerend, omdat deze alleen maar zei dat er sprake moest zijn van een reglement, maar hoe of wat maakte niks uit. Als ik daar een beroep op had willen doen, en het zou niet meer dan een lege huls blijken te zijn, zou ik zeggen: wat heb ik daar dan aan? Dan is de frustratie nog groter. Nu is het gedekt in de algemene voorwaarden van de RECRON. Dat is een beroepsorganisatie die een hoge standaard van gastheerschap voorstaat. Anders moeten we de ondernemers in de RECRON daarop aanspreken. We zien hen graag als gastheer, maar dat betekent ook dat ze in die situatie als gastheer of gastvrouw moeten optreden. Daarnaast hebben we Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
De heer Van Leeuwen zei ook iets over de verstening. In andere overleggen hebben we het over de ecologische hoofdstructuur, over nationale landschappen. We zijn een forse halt aan het toeroepen aan de verdere verstening. We doen er alles aan om natuur te ontsnipperen, en om de toegankelijkheid te bevorderen. Ik geloof dat het goed zou zijn als de heer Van Leeuwen daar toch nog eens naar gaat kijken. Er wordt inderdaad hier en daar nog een huis gebouwd. We moeten mensen wel huisvesten. Er wordt ook nog een enkele keer een nieuw industrieterrein aangelegd. Tegelijkertijd zien we in de regio’s Limburg, Groningen en Zeeuws-Vlaanderen, en dat gaan we ook in andere regio’s zien, dat er ook weer kans is voor nieuw groen, nieuwe natuur, nieuw landschap en nieuwe recreatiemogelijkheden. Zo maken we van krimp een kans. Laten we die kans pakken en laten we ons tegelijkertijd bij planning en budgettering van een aantal zaken rekenschap geven van het feit dat we het groen niet te veel moeten laten verstenen.
De heer Van Leeuwen (SP): Ik vind het prima dat er wordt ingezet op minder verstening. Ik wil een opmerking uit de brief van de minister (26 419, nr. 38) aanhalen over het onderzoek naar de gevolgen van het afschaffen van de WOR: «Wel vraag ik ze (de gemeenten) om scherp te blijven toezien op de gevolgen van herstructurering, splitsing en separaat verkopen en verstening van kampeerterreinen voor de aanwezige natuur- en landschapswaarden en de toekomst van langkampeerders». Het woordje «blijven» impliceert dat de minister dit langer doet. Mijn ervaring is dat dit nergens op slaat. De verstening en de uitponding en de separaatverkoop gaan nog steeds door. Wat zijn de gevolgen, als de landschaps- en natuurwaarde worden aangetast? Wat is het instrument van de regering om te zeggen dat dit haaks op het beleid staat?
Minister Verburg: Ik ga u uitnodigen om specifieke voorbeelden te geven, want we blijven nu te ver van elkaar af. Ik begrijp wat u bedoelt, maar ik wil er wel voorbeelden van hebben. Ik zeg toe dat ik hierover ga spreken met de RECRON, want het gaat over specifieke gevallen. Ik zal de Kamer hierover informeren. Ik denk dat dit de beste oplossing is.
De voorzitter: Kan de heer Van Leeuwen hiermee leven? Ik zie dat dit zo is.
Minister Verburg: Dan kom ik bij de opmerkingen van mevrouw Van der Burg ten aanzien van de versnippering bij de overheid. Heel eerlijk gezegd denk ik niet dat dit nu het grootste probleem is. Mensen kunnen terecht bij het LNV-loket en ik denk dat mensen ook heel snel denken aan de RECRON of aan de ANWB of aan andere branche- of reisorganisaties. Deze weten mensen feilloos te verwijzen naar Economische Zaken of LNV. Ik hoor concrete punten hierover graag. Laten we het elkaar niet aandoen om in vage klachten of termen te blijven spreken. Dan los ik liever de concrete problemen op. Ik nodig mevrouw Van der Burg daartoe uit. Ik nodig haar ook uit om de klachten die zij hoort over Staatsbosbeheer concreet te benoemen. Ik zeg toe dat we daarnaar zullen kijken. Afhankelijk van de vraag of dit wel of niet kan leiden naar algemene en publieke informatie, in verband met de privacy, betekent dit dat ik of de Kamer in een brief het antwoord geef op de toezeggingen en de vragen of dat we dit bilateraal moeten doen.
De voorzitter: Ook mevrouw Van der Burg kan daarmee leven, zie ik aan haar instemmende geknik.
Minister Verburg: Dan kom ik bij de opmerking over de watersport van de heer Van der Ham. Hij vroeg om het krachtiger uitdragen van de watersport. Dat zal ik graag doen. Ik vind overigens ook dat de sector daar zelf een taak in heeft, maar wat we hebben, mag er zijn. Daar werken we aan en daar mogen we trots op zijn. Dat moeten we ook in de etalage zetten.
Ik ben niet van plan een speciale nota of iets dergelijks te wijden aan bosbouw. Bosbouw speelt wel een rol in de inrichting van krimpregio’s. Het is van groot belang dat de regio’s zelf invloed hebben op wat daar gebeurt en hoe dat gebeurt. Dat gaan we niet vanuit Den Haag regelen. Het is wel een van de elementen die daarin kan meespelen.
De voorzitter: Ik dank de minister. We beginnen nu met de beantwoording in de eerste termijn van de staatssecretaris van Economische Zaken.
Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. Ik dank de fracties voor hun inbreng in de eerste termijn. Ik sluit me volledig aan bij wat collega Verburg zegt over de samenwerking tussen onze departementen. We spreken regelmatiger dan ooit met het Platform Toerisme en Recreatie (PTR). Dat doen we vaak op vrijdagochtend na het sporten; dan zitten wij daar allebei met een rood hoofd en nemen de dingen door die spelen. In het PTR zijn onder andere de ANVR, de Club van Elf, de HISWA, Koninklijk Horeca Nederland en MKB-Nederland vertegenwoordigd. Kortom, een heel breed scala waar de heer Ruijs voor mag spreken.
Ik geloof dat Economische Zaken meer dan in het verleden invulling geeft aan de verantwoordelijkheid voor toerisme. Het motto tot 2007 was vooral: wij zorgen dat ze binnenkomen en dan moet LNV hen maar bezighouden. Nu voer ik de regie op de verschillende nationale jaren; 2016 wordt bijvoorbeeld het Jeroen Boschjaar. Ik voer de regie op het evenement Holland Art Cities, een mooi samenwerkingsverband tussen musea om hun agenda’s veel beter op elkaar af te stemmen. Dat heeft geleid tot een kwart miljoen extra bezoekers die naar Nederland zijn gekomen. En inderdaad mijnheer Van Leeuwen, die geven euro’s uit. Dat vind ik prima. Volgens mij is dat ook heel links, om toeristen die naar Nederland komen vooral veel geld te laten uitgeven, want dit creëert weer banen in Nederland, bijvoorbeeld in de beveiliging en in de horeca. Dat willen we allemaal. We moeten ervoor zorgen dat toeristen vaker terugkomen, eerst als backpacker, dan als congresganger, dan met hun gezin, dan weer wellicht als parttime gepensioneerde.
Amsterdam is bestemming nummer één, zoals de heer Van der Ham ook opmerkte. De kunst is de toeristen wat langer vast te houden. Daarom hebben we met de provincie Noord-Holland het programma «Amsterdam bezoeken, Holland zien» gelanceerd. Dan gaat het niet alleen om de Zaanse Schans en Volendam, maar ook om de prachtige wandelingen en fietsroutes. Dan kunnen we de toeristen ook proberen te lokken naar de Veluwe en ervoor zorgen dat ze een paar dagen extra eraan vastplakken.
De heer Van der Ham heeft volgens mij de vorige keer gezegd dat ik vooral van het buitenlandse toerisme was. Het is ongelooflijk belangrijk dat de toeristische sector draait op de binnenkomende toeristen en op de Nederlander die in eigen land op vakantie gaat. Ik heb dat ook onder de aandacht gebracht. Nederland is een ongelooflijk mooi vakantieland, ook voor de Nederlanders. Een gevolg van de crisis is dat mensen ook dichter bij huis blijven en zijn gebleven. We hadden natuurlijk ook een heel mooie zomer. Het aantal vakanties van Nederlanders in eigen land is dit jaar met 500 000 gestegen. Me dunkt. Nederland is een goed geprijsde, aantrekkelijke bestemming met een uitstekend en een gevarieerd aanbod. Laten we ervoor zorgen dat dit wordt vastgehouden. We hebben verschillende acties gehad, zoals de Familie Lekkerweg. Lekker weg in eigen land, ik kan het niet vaak genoeg zeggen. Dit draagt allemaal bij aan de Nederlandse economie.
De vraag was wie er nog meer regie voeren. Dat zijn de provincies. Tijdens het vorig algemeen overleg heeft de Kamer mij opgedragen om de provincies nog wat meer aan te sporen met betrekking tot de invulling van de regionale beeldverhalen. Regionaal beeldverhaal klinkt ongelooflijk abstract, maar bij het woord Toscane bijvoorbeeld zie je wat, voel je wat, proef je wat. We hebben toen gezegd: laten we zes van die regionale beeldverhalen ontwikkelen. Ik moet zeggen dat ik wat dat betreft teleurgesteld ben in de medeoverheden. Het idee voor de regionale beeldverhalen ontstond al in 2006. Ik heb dit in 2007 opgenomen in de toerismebrief. In 2008 hebben we daar met elkaar over gesproken. Naar aanleiding daarvan heb ik nog met een aantal gedeputeerden gesproken en sessies gehouden met alle provincies. Anderhalve maand geleden mocht ik een plan van aanpak in ontvangst nemen, waarbij de provincies zeiden dat ze er echt werk van hadden gemaakt, en dat ze nu pilots zouden gaan ontwikkelen. Dus je begint in 2006 met iets, in 2007 vindt iedereen het een goed idee, in 2008 jaag je de boel nog eens op en in 2009 komen de provincies met pilots. Ik heb net een brief van het IPO gekregen waarin men schrijft dat het fijn is dat ik kritisch heb gereageerd en dat men in 2010 weer verder zal rapporteren. Dat schiet dus niet op. Er zijn wel uitzonderingen. De manier waarop Friesland invulling geeft aan de Friese meren en het watersportgedeelte, met de hogemastenroute is wel onderscheidend. Maar per saldo moet er nog een schep bovenop.
De heer Algra vroeg naar het verschil tussen een toerist en een recreant. Je bent een toerist als je meer dagen in ons land overnacht, voor een recreant geldt dit niet. Er is dus een verschil, maar het loopt wel door elkaar heen. Vrijetijdssector en vrijetijdsbesteding zijn nog bredere termen. Dat brengt mij bij het algemene punt van coördinatie en één bewindspersoon op dit gebied. Een toerist gaat heel veel in Nederland doen, winkelen, feesten, in een park zitten enzovoort. De ondernemers die deze diensten verlenen, hebben met tal van overheidsinstanties te maken en daarom denk ik dat je de complexiteit behoudt, zelfs als je alles bij één ministerie en één minister neerlegt. Volgens mij is de aanpak zoals minister Verburg zei, «laten we de problemen benoemen en oplossen» het meest effectief. We hebben te maken met kunst en cultuur, met ruimtelijke ordening. We kunnen wel al die ministeries samenvoegen tot één ministerie, maar vervolgens komt dat de afweging en het maatwerk niet ten goede. Het gaat om de samenwerking.
De heer Van der Ham had een vraag over het benutten van de diverse instrumenten en de bekendheid daarvan. Hij noemde bijvoorbeeld de Innovatievouchers en de IPC’s. Daarnaast hebben we ook nog Pieken in de Delta. De toeristische sector heeft 4% van het totaal aan Innovatievouchers aangevraagd, maar heeft een aandeel van 2,9% in het BBP. De sector heeft dus bovengemiddeld, gelukkig, de Innovatievouchers weten te vinden.
Dan kom ik bij het onderwerp wet- en regelgeving. Ik ben het helemaal met mevrouw Van der Burg eens dat het vervangen van een lantaarnpaal geen zeven jaar zou moeten duren, zeker als je een lantaarnpaal wilt neerzetten die schoner is en beter licht geeft. Kan dat niet gemakkelijker? Ik zou haar willen vragen om concrete voorbeelden, zodat ik er voor het algemeen overleg over administratieve lasten en regeldruk in januari, op terug kan komen. We bespreken het onderwerp van regeldruk en toezichtlasten in het algemeen met het PTR. We moeten klachten zo specifiek mogelijk uitzoeken. We hebben bijvoorbeeld een camping bezocht met een waterkeerklep. Het Waterleidingbedrijf wilde weten hoeveel water er in het zwembad ging, en de Milieudienst zei dat het water moest kunnen terugvloeien. De ondernemer ziet die organisaties allemaal als overheid. Dat is natuurlijk niet zo, of in ieder geval zijn de organisaties niet allemaal Rijksoverheid. Met de Regiegroep Regeldruk gaan we naar die instanties toe en proberen we zo specifiek mogelijk op definities en problemen in te gaan.
Mevrouw Smeets had een vraag over de verplaatsing van Dierenpark Emmen. Dat is inderdaad een onderwerp waar veel overheden en verschillende departementen bij betrokken zijn. Ook mijn ministerie is aangehaakt. We kijken bijvoorbeeld naar de business case. Er wordt een maatschappelijke kosten-batenanalyse gemaakt. Ik heb niet de laatste informatie. Daarom stel ik voor dat het kabinet de Kamer schriftelijk informeert over de voortgang en de haalbaarheid ten aanzien van de verplaatsing van Dierenpark Emmen. Het heeft een grote regionale uitstraling. Ook voor kinderen, kan ik uit ervaring vertellen, is het een prachtlocatie, maar we gaan natuurlijk individuele dierenparken in hun exploitatie vanuit het Rijk of vanuit EZ subsidiëren. Dan komen alle dierenparken langs, en terecht. Artis is bijvoorbeeld ook prachtig. De Kamer krijgt in ieder geval schriftelijke informatie over wat er in de regio gebeurt, over de ruimtelijke inbedding en over de maatschappelijke kosten-batenanalyse van de eventuele verplaatsing.
Ben ik betrokken bij de Olympische ambitie voor 2028? Het antwoord is ja. Het zou in meerdere opzichten goed zijn voor Nederland om die Olympische berg te beklimmen, ook bekeken vanuit het inkomende toerisme, dat dan hopelijk de jaren daarna weer opleeft. Het is vooral belangrijk dat we laten zien dat Nederland in staat is grote evenementen te organiseren en te hosten, zoals bijvoorbeeld het World Congress on Information Technology in 2010, een soort van Olympische Spelen op het terrein van ICT. Economische Zaken doet ook mee aan het ondersteunen van het biedingsproces voor de WK in 2018.
Dank voor het compliment voor de activiteiten die Economische Zaken heeft georganiseerd voor het Hudsonjaar, zeg ik tegen de heer Van der Ham. Op sommige terreinen was het een prachtig beeld. De diversiteit in New York weerspiegelde de diversiteit die Nederland te bieden heeft. Bloomberg, de burgemeester van New York, vroeg zich af wat dit oplevert. Dit levert gewoon euro’s en dollars op voor Nederland, want dit draagt bij aan Holland «branding». Maar het akkefietje met Friesland, dat helaas via de voorpagina van de Telegraaf liep, was niet goed. Het lijkt me verstandig dat we de evaluatie ook aan de Kamer doen toekomen. De coördinerende bewindspersoon was collega Timmermans, en ik zal dit met hem opnemen. We moeten hiervan leren, want over 50 jaar is het waarschijnlijk koningin Amalia die daar gaat speechen. 50 jaar geleden was het koningin Juliana, dit jaar was het kroonprins Willem-Alexander met prinses Máxima. We weten allemaal niet hoe het loopt. Wat we wel weten, is dat het institutionele geheugen over hoe we dit soort dingen aanpakken bij de overheid niet zo groot is. Ik merk dit nu zelf bij de organisatie van de Expo in Shanghai in 2010. Wat ging er goed en wat ging er mis in Sevilla? Hoe organiseren we dit precies? Wie gaat wanneer? Het is goed dat er een evaluatie wordt gedaan. Ik zorg ervoor dat deze kwestie collega Timmermans bereikt en dat hij de evaluatie doet toekomen aan de Kamer.
De heer Van Leeuwen vroeg naar de hotelcapaciteit. Tot het begin van de crisis was de capaciteit echt een knelpunt in Amsterdam en een van de belangrijkste redenen waarom Amsterdam zijn doelstellingen niet haalde. Dat is jammer, juist ook voor de congressen, omdat deelnemers hopelijk daarna nog eens terugkomen als privétoerist en relatief veel besteden. Er is met steun van mijn departement een Hotelloods aangesteld die op zoek gaat naar plekken en vergunningsprocedures versnelt. Inmiddels is er een tijdelijke leegstand van hotels in Amsterdam, maar de capaciteit moet structureel vergroot worden. Dat tekort wordt langzaam ingelopen. Het is overigens vooral een regionale aanpak, het gaat dus niet alleen om de binnenstad, maar om Amsterdam en de rest.
De heer Van der Ham had een vraag over de verschillende doelgroepen en mensen met beperkingen. Gelukkig spelen accommodaties hier steeds meer op in. Nederland is redelijk toegankelijk, maar het kan altijd beter. Dat zal ik opnemen met het NBTC en het PTR. Ze zijn met financiële steun van Economische Zaken bezig om een verdere digitaliseringslag in het toeristische aanbod te maken. Het is nog steeds zo dat als je iets wilt boeken, je moet hoppen van instelling naar instelling via de websites. Je krijgt geen goed geïntegreerd totaaloverzicht. Eigenlijk zou dat wel mogelijk moeten zijn; er zou ook bij moeten staan of de accommodatie toegankelijk en bereikbaar is voor mensen met beperkingen.
De heer Algra vroeg wat wij doen aan de gaming industrie en gaming in het algemeen. Afgelopen zomer zag ik de minister van Justitie op de camping, in zijn pak, waarschuwen dat je bij het gamen op je laptop goed moest uitkijken dat de gegevens op je laptop niet allemaal gekraakt en misbruikt kunnen worden. Maar over het algemeen zitten mensen thuis te gamen. Gaming is in algemene zin een specifiek aandachtsgebied van mijn ministerie, want we zijn er toevallig vreselijk goed in. Denk aan de gaming industrie in Amsterdam en in Utrecht. In maart is er een wereld gaming evenement in San Francisco. Daar zal ik aanwezig zijn om de gaming industrie te ondersteunen. Het is vooral ook een goed middel voor «serious gaming». We dwalen een beetje af, maar gaming kunnen we goed gebruiken in het onderwijs, in de zorg of bijvoorbeeld bij rampoefeningen. Daar zijn we echt heel goed in.
Krimpgebieden bieden inderdaad een kans voor het toerisme, maar de kern van de krimpbrief is dat er krimp komt. Dus ga in alle veronderstellingen en in alle bestuurlijke inspanningen uit van krimp. Men denkt altijd in groei, maar dit vraagt echt om een heel andere benadering. Uiteindelijk kun je dit wel met economische initiatieven accommoderen, maar je kunt de krimp niet keren. Ik heb bij de behandeling van de begroting toegezegd om met de ministers Van der Laan en Van der Hoeven een brief te sturen over de krimpeconomie, naar aanleiding van de motie van mevrouw Ortega-Martijn. Toerisme is onderdeel van deze brief, net zoals het onderdeel is van de Amsterdambrief.
Dan kom ik bij de Hogere en Middelbare Hotelscholen. Vanuit mijn functie kom ik natuurlijk in hotels over de hele wereld. Bijna altijd zit er een Nederlander in het topmanagement of word je door een Nederlander ontvangen. Dat is fantastisch; daar zijn we vreselijk goed in. Ik mocht onlangs speechen op het tachtigjarige bestaan van de Hogere Hotelschool in Den Haag. Over het aantrekken van buitenlandse studenten wil ik het volgende zeggen: ik denk dat deze staatssecretaris en dit kabinet daar soepeler en meer ontspannen mee omgaan dan de kabinetten hiervoor met mevrouw Verdonk. Het gaat nog niet altijd helemaal soepel, maar we gaan juist met het aantrekken van kenniswerkers en studenten en met positieve migratie veel positiever om dan voorheen.
Watersport is een heel belangrijk onderdeel van toerisme en recreatie. Het NBTC promoot watersport door de PMPC’s Beach Life en The Good Life. De Friese meren zijn als watersportgebied geselecteerd als een van de regionale beeldverhalen. Regionale ontwikkelingsprogramma’s zoals Pieken in de Delta, maar ook de Structuurfondsen bieden mogelijkheden voor de ontwikkeling van de watersport. De Eden Award, de Europese prijsvraag voor duurzaam toerisme, staat in 2010 helemaal in het teken van watertoerisme en watersport. Als de indruk is ontstaan dat ik dit een onbelangrijke sector vind, wil ik die graag wegnemen. Minister Verburg heeft gezegd dat we met de HISWA, die onderdeel uitmaakt van het PTR, een goede dialoog zijn aangegaan. Ik roep mensen op om eventuele problemen ten aanzien van administratieve lasten in deze sector zo concreet mogelijk te melden, dan zullen wij dit oppakken. Op basis daarvan zal ook de minister zich laten informeren. Ik zeg hierbij toe dat ik watersport als extra PMPC nadrukkelijk zal gaan bespreken met het NBTC, maar die PMPC’s zijn vooral gericht op het aantrekken van buitenlandse toeristen, terwijl watersport vooral ook gericht is op het behouden van binnenlands toerisme. Er is veel nationale watersport. Maar ik zal zeker de optie bespreken om Duitse watersporters naar Friesland of andere plekken te halen. Als dit leidt tot een verzoek van het NBTC om een extra PMPC mogelijk te maken, omdat dit veel volume gaat opleveren, zal ik dit zeker ondersteunen.
Dan kom ik bij de data. Ik ben het erg met mevrouw Van der Burg eens die waarschuwt voor de enquêtedruk. Het CBS is samen met de HISWA en de watersportprovincies aan het kijken naar uitbreiding dan wel aanpassing van bestaande statistieken zodat er meer watersportgegevens in komen. Denk bijvoorbeeld aan de Statistiek Logies Accommodaties. Het is namelijk wel belangrijk om te weten wat we ermee verdienen. Misschien kunnen we nog beter gebruikmaken van bestaande statistieken. Er is heel veel kennis aanwezig. We hadden zelfs ooit een minister van Economische Zaken die van de Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (NHTV) kwam, dat denk ik de meest bekende kennisinstelling op dat gebied is. We hebben net met extra Nederlands geld en met Europees geld van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor Koers Noord en met steun van de RECRON en de HISWA het European Tourism Institute geopend in Leeuwarden. Het IPO heeft een standaard gelanceerd waarmee de provincies hun toeristische data beter met elkaar kunnen vergelijken. Ze moeten er dan wel meer mee gaan doen, zeg ik dan nog maar een keer. De EU en de World Tourism Organization publiceren met zeer grote regelmaat internationaal vergelijkende studies. Er zijn heel veel data. Om die kennis nog meer te ontsluiten en beter te bundelen, wordt in opdracht van LNV een recreatiemonitor ontwikkeld, waarmee de bestaande kennis wordt gebundeld en beschikbaar gesteld aan de sector.
Dan kom ik bij de Amsterdambrief en het punt van de militaire terreinen in Amsterdam. Ik zeg bij deze toe dat we gaan kijken wat de plannen zijn voor het benutten van deze terreinen. Dit komt terug in de Amsterdambrief.
De heer Van der Ham (D66): Ik bedoelde het marineterrein bij het Scheepvaartmuseum. Er wordt al wel over gesproken, om dit eventueel bij het museum te trekken. Maar ik weet helemaal niet hoe het ermee staat en of dit überhaupt aan de orde is.
Staatssecretaris Heemskerk: Wij nemen de stand van zaken met betrekking tot het marineterrein mee in de Amsterdambrief.
Het laatste onderwerp dat ik wil bespreken is «werken aan winst». Dat wil ik wat uitgebreider beantwoorden omdat er vaak misverstanden over zijn geweest. De Wet werken aan winst was lastenneutraal. De Vpb is verlaagd en de grondslag is verbreed. Een van de belangrijke redenen voor het verbreden van de grondslag lag in de vastgoedsfeer. Dat wist iedereen van tevoren. Dat is ook heel bewust zo gezegd. Sinds de invoering van de Wet werken aan winst door het vorige kabinet heeft de recreatiesector bezwaren geuit tegen het beperken van de afschrijving op bedrijfsonroerend goed. De bedoeling van de wetgeving is nog eens helder uiteengezet, namelijk om de afschrijving fiscaal te beperken tot een bedrijfseconomisch reëel niveau. Het moet overeenkomen met hoe je het economisch benut. Je mag namelijk niet extra afschrijven, want een extra afschrijving die niet is gebaseerd op de werkelijke kosten zou een sectorspecifieke maatregel zijn en daarmee ongeoorloofde staatssteun. In de fiscale uitvoeringspraktijk is voldoende ruimte om de reële kosten die voortkomen uit afschrijving ten laste te brengen van de winst. Er is nog wel overleg gevoerd met de toeristische sector over de vraag of je specifieke bedrijfsmiddelen apart mag waarderen, zodat per bedrijfsmiddel kan worden vastgesteld hoeveel kan worden afgeschreven, dus bijvoorbeeld de diverse onderdelen in een park, in plaats van het park als totaal. Men dacht dat het laatste het geval was, maar men mag ook specifieke onderdelen apart afschrijven. De limiet voor afschrijving van onroerende zaken is vastgesteld op een niveau van 50% van de WOZ-waarde van onroerende zaken in eigen gebruik. Dat is redelijk ruimhartig. De sector was dus niet bekend met de mogelijkheid om in de fiscale praktijk te splitsen in aparte gebouwen. Dat is na overleg met Financiën en de fiscalist van Economische Zaken opgelost met de sector. Kunnen de belastingen nog verder omlaag? Die wens zullen velen hebben in dit land. Tegelijkertijd zeggen ook veel mensen: investeer als overheid in goede voorzieningen, veiligheid en innovatieprogramma’s. Bij werken aan winst is deze afweging op deze manier gemaakt. Ik hoop hiermee de onduidelijkheid over de specifieke fiscale praktijk te hebben weggenomen.
Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ook de staatssecretaris is zeer enthousiast over dit beleidsterrein en dat is goed om te zien. Dat neemt niet weg dat we niet geheel tevreden zijn. We hebben een technische verhandeling gekregen over hoe het allemaal zit. Ik laat het nog eens even op me inwerken en ik ga overleg plegen, maar ik heb het idee dat ik blijf bij mijn punt dat er een praktijkonderzoek moet komen. Het blijft steeds pingpongen, ook nu weer. Kan iemand dit niet vlot trekken, zodat het voor eens en voor altijd opgelost is? In 2007 is door het vorige kabinet en door de toenmalige minister Zalm gezegd dat als er perverse uitwerkingen zijn – ik zeg het in mijn eigen woorden – wij zouden kijken of wij dit kunnen oplossen. Ik heb het idee dat wij dit aan de sector verschuldigd zijn. Daar zal ik zelf onderzoek naar doen en kom ik te zijner tijd op terug.
Dan kom ik bij de cijfermatige kennis en de data. Het klinkt alsof er eigenlijk geen probleem is, maar ik vraag me dan toch af waarom de branche, of het nu het PTR is, de RECRON of de HISWA, zegt dat ze hulp nodig heeft en dat ze toe moet naar meer bundeling. Dat hoor ik niet van deze bewindslieden. Ik denk dat we er nog niet zijn.
Ik vind het goed dat de staatssecretaris zegt dat de watersport een belangrijk onderdeel van de sector is. Maar ik vind zijn antwoord toch te mager. Ik heb heel goed geluisterd net als de vorige keer. Toen dacht ik: dit komt goed. De staatssecretaris zegt nu nadrukkelijk dat hij het gaat bespreken. Als dat leidt tot een verzoek van het NBTC om een nieuwe PMPC te maken, staat hij dat toe. Zo werkt dat natuurlijk niet. Ik ben hier niet gerust op, dus zal ik in een VAO om een aparte product-markt-partnercombinatie vragen.
De heer Algra (CDA): Voorzitter. Ik heb de brief gelezen die mede namens de staatssecretaris door zijn collega van Financiën aan de sector is gestuurd. De staatssecretaris gaf het voorbeeld dat ondernemers ook afzonderlijke gebouwen kunnen afschrijven. Mijn interpretatie van de brief was vooral: zoek het in de praktijk of lokaal maar uit, met de inspecteur, want zodra wij iets gaan regelen, zitten wij heel snel op het terrein van staatssteun. Daar moeten wij toch iets creatiever mee kunnen gaan? Het is niet de bedoeling om die bedrijven staatssteun te verlenen, maar het is ook niet de bedoeling om het ondernemen juist lastiger te maken. Als ik de geluiden beluister, wordt deze maatregel uit 2007 in ieder geval zo ervaren. Zijn de nieuwe mogelijkheden die de sector zelf niet heeft gezien, voldoende voor de sector? Die terugkoppeling heb ik zelf nog niet gehad.
Wat betreft het waterverhaal sluit ik mij aan bij mevrouw Smeets. Het is heel belangrijk dat de gegevens ook landelijk gemeten worden. Er zijn wel cijfers bekend. De staatssecretaris zegt dat we vooral gericht zijn op de buitenlandse toerist. 17% van de ligplaatsen van de jachthavens langs het IJsselmeer komt voor rekening van buitenlanders, hoofdzakelijk Duitsers. In Friesland ligt dit aantal veel hoger, op 50%. Bij de jachtverhuuromzet in Friesland zit men zelfs op 60%. Dat gaat wel degelijk om de buitenlandse toerist die naar Nederland komt. In die zin vraag ik aandacht daarvoor.
Ik heb geen antwoord gehad op mijn vraag over hoeveel ambtenaren er binnen het ministerie van Economische Zaken concreet bezig zijn met het belangrijke onderwerp recreatie, toerisme en vrijetijdsbesteding. Dan trekken we het weer wat breder.
Als het gaat om coördinatie, is een goede samenwerking natuurlijk belangrijk. Dat moet ook zo blijven. Maar wat ons betreft moet er één coördinerend bewindspersoon zijn. Waarom wordt er voor die verantwoordelijkheid weggelopen? Ik kan me de teleurstelling van de staatssecretaris voorstellen als het gaat om de provincies. Maar dan zijn er toch in het traject afspraken gemaakt? Dan kun je die afspraken vervolgens toch gaan afdwingen? Of is er alleen teleurstelling en wacht je de rapportage van 2010 af? Dit vraagt om coördinatie.
De staatssecretaris had het over een aantal ijkpunten in de regio die meer toeristen naar Nederland kunnen trekken. Ik heb sterk de indruk dat dit lijstje niet uitputtend is. Het is belangrijk om dat lijstje in samenwerking met de provincies uitputtender te maken.
Ik vond de reactie van de staatssecretaris op het gamingverhaal wel heel aardig, dat dit een spin off heeft en wel degelijk een belangrijke vrijetijdsinvulling is. We hebben van minister Verburg een uitnodiging gekregen voor de Grüne Woche, weliswaar maar één per fractie. We gaan ook graag met de staatssecretaris mee naar San Francisco.
De heer Van Leeuwen (SP): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden in de eerste termijn. Voor zover er een misverstand over bestond: werkgelegenheid is prima, dat er euro’s verdiend worden is ook prima. Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat deze sector ook in economisch opzicht een belangrijke sector is, maar er zit een maar aan. Dat is bijna dezelfde discussie die we hebben gevoerd over de creatieve industrie. Daarin zijn 240 000 mensen werkzaam, met een omzet van 17 mld. Maar de niet aflatende behoefte aan creativiteit in onze maatschappij staat los van die opbrengst. Ik zie de economische waarde van dit soort sectoren als een spin off van een hoger belang. Dat laat onverlet dat het belangrijk is dat er poen verdiend wordt en dat er werkgelegenheid is.
We hebben het uitvoerig gehad over de coördinatie. Ik blijf daar voorstander van. Ik kijk daarbij bijvoorbeeld naar de teleurstelling van de staatssecretaris over de beeldverhalen van de provincies. De minister heeft dezelfde teleurstelling als het gaat om regionale afweging van recreatiebeleid, die ook bij de provincies ligt. Daar komt ook niets van. De minister gaat ook weer met de provincies in gesprek. Het lijkt mij krachtiger als er één iemand zit die zegt wat we gaan doen, en wat de kaders en het beleid zijn. Ik blijf het pleidooi voor één coördinerende minister van deze hele sector ondersteunen.
Ik wil nog iets zeggen over het inzetten van de budgetten voor acties als «Give me a break» enzovoort. Is het mogelijk om de resultaten van deze acties te meten? Het is lastig. Met het aantal hits op websites weet je nog niet veel. Dan weet je nog niet hoeveel toeristen er dankzij die acties hier zijn terechtgekomen. Dat is nog de vraag. Het is een beetje «meten is weten», niet om te zeggen dat je die investeringen niet moet doen, maar wel om het geld misschien slimmer te kunnen besteden.
Ik ben het eens met de staatssecretaris dat je de krimp als gegeven moet aanvaarden. Het is een illusie dat je krimp met werkgelegenheid, woningbouw of toerisme kunt tegenhouden. Je kunt daarmee wel andere zaken voor elkaar krijgen, maar die liggen meer in de sfeer van rust. Dan praten we meer over een cultuuromslag.
We hebben het gehad over de Olympische ambitie. Er zijn wat ervaringen met grote evenementen, zoals de Vuelta. Ik heb in de eerste termijn gevraagd wat dit betekent als leermoment. Is er al wat van te leren, om te voorkomen dat we te veel ambitie hebben?
Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik heb een heel rijtje vragen dat nog niet is beantwoord. Ik ben blij dat de staatssecretaris het eens is met mijn opmerking over de bestaande regelgeving en mijn voorstel voor vervanging. Hij vraagt om concrete voorbeelden. Ik kan er zo vier geven, maar daar gaat het niet om. Het gaat om het principe. We kunnen allemaal voorbeelden aanleveren, maar ik zou de staatssecretaris willen vragen om voor het AO Regeldruk met de verschillende partijen, RECRON, Horeca Nederland, VNO-NCW, om de tafel te gaan zitten en te kijken of we hier een regeling voor kunnen maken. Het is een win-winsituatie voor iedereen. Laten we dit nu regelen. Het zou fantastisch zijn als dit zou lukken en er geen voetangels en klemmen meer zijn. Ik wil graag een toezegging van de staatssecretaris.
Dan kom ik bij de watersport. Volgens mij kan de staatssecretaris ook tellen, dus wil ik graag een toezegging dat die PMPC er komt voor de watersport. Mevrouw Smeets heeft al een motie aangekondigd, en drie partijen hebben aangegeven dat ze dit heel belangrijk vinden in het kader van het promoten van deze voor Nederland zo belangrijke sector.
Volgens mij zijn we het erover eens dat er op zich genoeg data zijn, maar dat het hem vooral in de bundeling zit.
De staatssecretaris gaf aan dat hij niet tevreden is over de rol van de provincies. Een collega zei al: wie spreekt wie aan? Kunnen we niet afspreken dat de staatssecretaris met de provincies en de meest betrokken partijen om de tafel gaat zitten om die vertaalslag, van wie komt waar naartoe, te maken, en dat de Kamer binnen een maand bericht wordt over de concrete afspraken? Daar hebben we allemaal belang bij, voor de werkgelegenheid, voor het welzijn en voor bedrijven.
Dank voor de uitleg over de Wet werken aan winst. Ik denk dat dit voor iedereen goed was. Er was onduidelijkheid over. Maar als de staatssecretaris hiermee zegt dat het is opgelost, is mijn vraag wat er dan op een praktijkonderzoek tegen is om dat te laten zien. Dan kunnen de partijen aangeven waar nog problemen zitten en dan kunnen we een realistische afweging maken, zonder de grondslag van die wetgeving aan te tasten, of dit een exces is dat wel of niet te voorzien was. Ik wil graag een toezegging dat de staatssecretaris hier samen met zijn collega van Financiën achteraan gaat en vervolgens aan ons meldt wat de afspraken zijn. Anders zullen we dit ook via de Financiënlijn inzetten.
Kan bezien worden of de verdeling van de middelen beter gestroomlijnd kan worden?
Ik heb in mijn eerste termijn een voorstel gedaan om bij het project van de war room op de Afsluitdijk ook te kijken naar de toeristische component. Ik hoor daar graag nog een reactie op.
Ik heb in de eerste termijn een ding vergeten, namelijk de ICT-toepassing RECRON alert!. Deze zal opgeplust worden naar een landelijke elektronische ondernemersfaciliteit. Dat betekent dat men allerlei regelgeving veel gemakkelijker kan opzoeken, maar ook logboeken kan bijhouden. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris zich hier ook voor inspant, maar dat dit nog niet naar wens verloopt, dat veel departementen zich nog niet spontaan en proactief aansluiten. Ik verzoek de staatssecretaris om hier nog een extra inspanning voor te doen en ons over de resultaten daarvan te berichten, bijvoorbeeld binnen een maand.
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden.
We willen nog wat meer horen over de innovatie bij de watersport.
Ik heb een vraag over de suggestie van de VVV. Zij heeft gezegd dat er een visie moet komen op vrijetijdseconomie in 2025, juist om alles in te passen, bijvoorbeeld mogelijke reserveringen van ruimtes. Op dat punt zou ik een toezegging willen hebben. Het is toch niet heel gek om een stap te maken naar een volgende Toerismebrief, waarin niet zozeer de aankomende jaren, maar de jaren daarna centraal staan, waarbij bijvoorbeeld ook gekeken wordt naar de bevolkingssamenstelling tegen die tijd.
Ik heb een vraag gesteld over ouderen en gehandicapten. De staatssecretaris zegt dat ernaar gekeken wordt. Ik neem aan dat dit wordt meegenomen in een volgende nota, en dat er expliciet wordt gekeken naar gehandicapten- en ouderenvoorzieningen op het gebied van recreëren en toerisme en de toegankelijkheid daarvan.
De staatssecretaris had het terecht over het belang van backpackers die doorstromen naar congresgangers of terugkomen met hun gezin enzovoort. Het is wel interessant om te zien dat het aantal backpackers dat naar Nederland komt en met name naar Amsterdam, afneemt. Sommigen zeggen dat dit te maken heeft met de conjunctuur: er is minder geld dus zijn er minder backpackers. Maar er wordt ook gezegd dat het te maken kan hebben met een verminderde aantrekkelijkheid van de steden, vertrutting en de manier waarop er over Nederland wordt gesproken in het buitenland. Kan de staatssecretaris in zijn tweede termijn hierop reflecteren? De backpackers vormen namelijk wel de onderlaag die we nodig hebben om dat andere toerisme op langere termijn aan te trekken. Ze worden vaak als «pain in the ass» gezien van de toeristische industrie, want ze verdient er niet veel aan. Maar de staatssecretaris heeft terecht gezegd dat we de backpackers wel nodig hebben om daarna door te groeien. Er moet aandacht zijn voor de aantrekkingskracht van Nederland op backpackers. Er wordt vaak gezegd dat ze toch wel komen, maar dat is dus niet het geval.
Ik heb bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken een amendement ingediend om het budget van het NBTC op te hogen, juist om de kans die we hebben op het gebied van stedentrips te vergroten. Er is ruimte en die moeten we pakken. Ik hoop, naar aanleiding van de cijfers die net naar buiten zijn gekomen, dat dit een doeltreffende investering is. Ik hoop dat de staatssecretaris alsnog bereid is dit prachtige amendement te omarmen. Ik heb ijdele hoop, maar wellicht.
Staatssecretaris Heemskerk: Voorzitter. Ik heb geprobeerd met mijn uitleg over de Wet werken aan winst veel onduidelijkheid weg te nemen. Ik weet dat er een intensieve dialoog is geweest met de sector, waarin bijvoorbeeld de fiscale afschrijvingstermijn van specifieke objecten verduidelijkt is. Dat zou een van de perverse effecten kunnen zijn geweest, waar minister Zalm het over had. Ik zeg toe dat men met echte praktijkvoorbeelden terecht kan op het ministerie van Economische Zaken. Wij zullen deze doorgeleiden naar Financiën en naar de Belastingdienst. Ik zeg niet toe dat wij de fiscale afschrijftermijnen op onroerend goed voor een specifieke sector gaan verruimen. De heer Algra zei bijvoorbeeld dat we er een beetje creatief mee om moeten gaan. Hoe dierbaar de sector mij ook is, in de fiscale praktijk is het gelijkheidsbeginsel buitengewoon leidend. Gelijke monniken, gelijke kappen. Ik stel voor het praktijkonderzoek te laten lopen via de RECRON of via het PTR en dan ga ik met die zaken aan de slag. Overigens stond die uitnodiging al, maar volgens mijn informatie zijn er toen geen praktijkvoorbeelden aangeleverd. Ik nodig nogmaals hiertoe uit.
Dan kom ik bij de product-markt-partnercombinaties van het NBTC. De watersport is mij zo dierbaar, dat als wij via het creëren van een PMPC meer watersporttoerisme naar Nederland kunnen trekken, wij dat meteen gaan doen. Die toezegging is binnen. Maar ik wijs er wel op dat de PMPC’s erop gericht zijn grote stromen van binnenkomende toeristen te trekken. Deze nieuwe PMPC moet wel in die verhouding staan. Ik zal deze in overleg met het NBTC eraan toevoegen, maar de PMPC moet dan wel leveren. Ik weet niet of deze PMPC een ongelooflijke versneller is voor het binnenhalen van extra buitenlandse watersporttoeristen, want de provincie Friesland doet het zonder PMPC ook al heel erg goed.
Wie rekent de provincies af op hun rol? Sommige provincies gaan helaas niet zo hard als andere provincies. Ik wil niet alle provincies in een hoek zetten. In Noord-Holland en Zeeland gebeuren er mooie dingen. Friesland doet het prima. In Limburg heeft toerisme wel de aandacht, maar men is nog niet zo ver met een regionaal beeldverhaal. Maar per saldo is de clustering van de zes voorbeeldprojecten nog niet voor elkaar; ze moeten namelijk gaan samenwerken. Uiteindelijk gaan Provinciale Staten daarover. Die zijn tenslotte onderdeel van het Huis van Thorbecke. Wat ik hier zeg, komt heus wel door. Ik zeg het tegen de collega’s van Binnenlandse Zaken. Laten we dit vastleggen in een bestuursakkoord. Ik trek de heer Franssen aan zijn jas en ik heb de heer Hessels erover opgebeld. Hij coördineert toerisme binnen het IPO. Ik hoop dat men meters gaat maken.
De heer Van Leeuwen (SP): Ik vind dit een intrigerend verhaal. Dit hoor ik ook van de minister van VROM. Maar er is een visie, er is een beleid, door de rijksoverheid gemaakt. De staatssecretaris zegt dat hij voor de uitvoering en de realisatie van het beleid rondom bijvoorbeeld de beeldverhalen afhankelijk is van de andere overheden. Wie rekenen we daarop af? Provinciale Staten? Het is rijksbeleid. Gaan we dan straks met alle gedeputeerden om de tafel zitten? Wat zijn de instrumenten, los van het feit dat de staatssecretaris de gemeenten en de provincies erop kan aanspreken, om dit te realiseren?
Staatssecretaris Heemskerk: Uiteindelijk zijn er bestuursakkoorden.
De heer Van Leeuwen (SP): Wat is de houdbaarheid daarvan?
Staatssecretaris Heemskerk: Die bestuursakkoorden worden steeds geactualiseerd. Bovendien zijn er ook nog andere manieren, via bestuurlijke overleggen en convenanten enzovoort. Je kunt met de Tweede Kamer je onvrede laten blijken over het tempo dat wordt gemaakt door de provincies in het ontwikkelen van de regionale beeldverhalen. Dit is heus doorgekomen, en ik zal nog een keer met hen in overleg treden.
De heer Algra (CDA): «Naming and shaming». Ik hoor graag van de staatssecretaris bij welke provincies het niet snel genoeg gaat, zodat wij met onze verantwoordelijkheid onze medevolksvertegenwoordigers kunnen aanmoedigen.
Staatssecretaris Heemskerk: Ik zal bij de volgende voortgangsrapportage specifiek ingaan op de voortgang van de beeldverhalen. Ik heb vooral aan «praising» gedaan: Friesland, Zeeland, Limburg en Noord-Holland zijn goed bezig. En dan blijven er acht over, toch? Het probleem is misschien dat die twaalf provincies tot zes beeldverhalen moeten komen. Ik wil in ieder geval geen twaalf regionale beeldverhalen, want dan zijn we weer terug bij de verkokering.
Dan kom ik bij de vraag naar het aantal ambtenaren. Toen ik aantrad, was er één ambtenaar die zich specifiek en alleen met toerisme bezighield. Dat vond ik een beetje weinig. Hoewel ik een taakstelling heb van een vermindering van 20% van het aantal ambtenaren, heb ik het aantal ambtenaren verdubbeld. Er coördineren nu dus twee personen het dossier toerisme. Het gaat er natuurlijk ook om hoe je telt. We hebben een directie Ruimtelijk Economisch Beleid. De Regiegroep Regeldruk houdt zich bezig met de administratieve lasten. Ik noemde net de EFRO-gelden en Pieken in de Delta. Dat zijn allemaal onderdelen. Er zijn dus veel meer ambtenaren vanuit hun specialisme bezig om de dienstverlening door de overheden aan iedereen die werkzaam is in toerisme en recreatie te verbeteren. Ik noemde net de vouchers. Vanuit de EVD wordt er verder gewerkt aan Holland branding. Dat draagt allemaal bij aan recreatie en toerisme.
Ik nodig iedereen die naar het gaming evenement in San Francisco wil uit om gebruik te maken van het eigen reisbudget van de Tweede Kamer. Ik kan dit zeer aanraden. Maar over het algemeen – ik zeg het maar even heel cru – nodig ik op kosten van Economische Zaken geen Kamerleden uit op economische missies. Dat geld besteden wij aan de bedrijven, die tegen een beperkte kostprijs meegaan voor handelsbevordering. Over het algemeen is de verhouding een derde, twee derde. Twee derde bedrijven, een derde overig. Overig wil zeggen: ambtenaren, Kamers van Koophandel, consultants enzovoort.
De heer Van Leeuwen sprak over de niet-materiële waarde van toerisme. Volgens mij vinden we elkaar daar helemaal in. Het feit dat we Nederland als toeristische bestemming met al zijn mooie elementen onder de aandacht brengen, draagt bij aan het algemene beeld van Nederland. Volgens mij is ongeveer het allerbelangrijkste hoe je je vrije tijd besteedt. Dat moet waardevol zijn. In die zin is toerisme of vrijetijdsbesteding van heel grote niet-materiële waarde.
Hoe zit het met de effectiviteit van de campagnes? Het NBTC heeft een hoofddoelstelling, maar we kijken ook naar de specifieke effectiviteit van bijvoorbeeld de campagne Familie Lekkerweg. Deze wordt gemeten en zal in de volgende voortgangsrapportage vermeld worden.
Dan kom ik bij het marktaandeel van 19% of 22%. Die 19% hebben we in 2007 vastgesteld als doelstelling voor het NBTC. Ze zitten erboven. Dat is klasse. Moeten we deze doelstelling dan naar boven gaan bijstellen? Dan veranderen we steeds de spelregels.
De heer Van Leeuwen (SP): Dan kun je de doelstelling ook op 10% stellen, dan is het helemaal feest.
Staatssecretaris Heemskerk: We vonden 19% een reële doelstelling. Tot nu toe zitten ze erboven. Dat is de target 2008 tot en met 2010. Op een aantal andere terreinen zitten ze eronder, want het binnenkomende toerisme gaat natuurlijk minder goed.
De Vuelta was in Drenthe, de Giro start in Amsterdam, de Tour start in Rotterdam. Ik zal vragen aan staatssecretaris Bussemaker, die vanuit Sport deze evenementen coördineert en helpt aantrekken, om na afloop van deze drie evenementen de Kamer een evaluatie te doen toekomen over de lessen die geleerd zijn aan de bestuurlijke kant, wat ze hebben betekend voor de breedtesport en wat ze voor het toerisme hebben betekend.
Heb je voor vervanging een nieuwe vergunning nodig als je dezelfde functies behoudt? Dat probleem geldt niet alleen voor de toeristische sector. Het ministerie van VROM heeft hier bijvoorbeeld ook mee te maken. Ik zal opnemen met het PTR waar het tegen specifieke vervangingsproblemen aanloopt en waar er raar wordt gedaan over vergunningen.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Dank voor deze toezegging. Laten we beginnen met de recreatiesector. Ik begrijp dat we dit voor het AO Regeldruk krijgen?
Staatssecretaris Heemskerk: Ik weet niet of dat lukt. Ik zat zelf te denken om dit mee te nemen in de volgende voortgangsrapportage Regeldruk in het voorjaar, omdat dit een breder onderwerp is.
De vraag over RECRON alert! zal ik schriftelijk beantwoorden.
Mevrouw Van der Burg (VVD): RECRON heeft zelf een systeem gemaakt en dit zou opgeschaald worden naar het Elektronisch Onderneming Dossier.
Staatssecretaris Heemskerk: Het digitale loket zou het antwoord moeten zijn voor bedrijven, want daarmee kunnen we alle bedrijven uit alle sectoren van branchegerichte vergunningen en administratieve informatie voorzien. Daar zou het in moeten zitten.
Mevrouw Van der Burg sprak over de Afsluitdijk. Een plan voor de Afsluitdijk is primair de verantwoordelijkheid van de regionale overheden. Maar volgens mij wordt er wel vanuit Economische Zaken meegedacht. Binnenkort brengen de minister van Economische Zaken en ik een werkbezoek aan Friesland. Dan zullen we vast hierover verder op de hoogte worden gesteld. Ik denk dat daarin ook het toeristische en economische aspect moet worden meegenomen.
De backpackers neem ik mee in de Amsterdambrief. De daling van het aantal backpackers dat naar Amsterdam komt, heeft misschien ook te maken met het wat stringentere coffeeshopbeleid. Dat sluit ik niet uit.
Ik dank de heer Van der Ham voor zijn compliment voor het gehandicapten- en ouderenbeleid en de digitale ontsluiting.
Mevrouw Smeets (PvdA): Ik heb er een hekel aan om moties in te dienen voor de bühne, dat wil ik ook zeker niet doen. Maar de toezegging van de staatssecretaris is mij niet helder. Gaat hij een PMPC toevoegen of gaat hij erover nadenken? Dat vind ik van belang voor mijn aanvraag voor een eventueel VAO.
Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb nog een punt over de data vertalen voor de branche. De staatssecretaris gaat toch al met de provincies praten. Kan hij dit punt expliciet meenemen en daarover terugrapporteren aan de Tweede Kamer, zodat wij weten welke acties daaruit volgen?
Staatssecretaris Heemskerk: Over de provincies zal ik de volgende keer terugkoppelen hoe het staat met de beeldverhalen. Welke provincies doen wel mee, welke provincies niet? Daar zitten ook de toeristische dataverzameling en het uitwisselen van toeristische data in.
Over de specifieke PMPC voor de watersport: ik hoor dat een meerderheid van de Kamer deze heel graag wil en we zullen deze toevoegen als zevende PMPC. Maar we gaan deze wel evalueren op haar impact op het binnenkomende toerisme. De PMPC’s zijn gericht op grootschalig binnenkomend toerisme. Het gebeurt in Friesland ook al zonder PMPC, dus dat trekken we wel even af van wat het extra oplevert.
– De minister nodigt de commissie uit specifieke voorbeelden te geven met betrekking tot oneerlijke concurrentie van Staatsbosbeheercampings en met betrekking tot ongewenste ontwikkelingen naar aanleiding van het afschaffen van de Wet op de openluchtrecreatie, zoals de verstening. Deze uitnodiging geldt specifiek voor mevrouw Van der Burg en de heer Van Leeuwen.
– Voor het AO Regeldruk Bedrijven zal de staatssecretaris terugkomen op de voorbeelden van regeldruk die de commissie kan aanleveren. De staatssecretaris neemt hierover ook contact op met het PTR.
– De staatssecretaris zal de Kamer met betrekking tot de verplaatsing van Dierenpark Emmen schriftelijk informeren over wat er in de regio gebeurt, over de ruimtelijke inbedding en over de maatschappelijke kosten-batenanalyse van de eventuele verplaatsing.
– De Kamer ontvangt een evaluatie van het Hudsonjaar. De staatssecretaris zal in overleg gaan met staatssecretaris Timmermans om hieruit lessen te trekken voor komende evenementen.
– De staatssecretaris neemt contact op met het NBTC en het PTR over het doelgroepenbeleid en de toegankelijkheid voor mensen met beperkingen.
– De staatssecretaris zal voor watersport een zevende PMPC laten ontwikkelen en zal deze evalueren op impact.
– De staatssecretaris komt in zijn Amsterdambrief terug op de backpackers en het marineterrein in Amsterdam.
– De staatssecretaris vraagt om praktijkvoorbeelden aan te leveren met betrekking tot de Wet werken aan winst en problemen met WOZ-waarde en afschrijvingen. Deze zullen worden doorgeleid naar het ministerie van Financiën.
– In de volgende voortgangsrapportage Toerisme zal de staatssecretaris berichten over de voortgang van de regionale beeldverhalen.
– De staatssecretaris zal hierin tevens berichten over de effecten van campagnes, zoals Familie Lekkerweg.
– In deze rapportage zal ook de uitwisseling van toeristische data tussen provincies worden meegenomen.
– De staatssecretaris zal aan staatssecretaris Bussemaker van VWS vragen om een evaluatie van de sportevenementen de Tour de France, de Giro d’Italia en de Vuelta, om te kijken welke effecten deze kunnen hebben op het toerisme.
– In mei komt er een voortgangsrapportage Regeldruk. De staatssecretaris neemt contact op met het NBTC over de problemen op dit terrein.
– De staatssecretaris zal de vraag over RECRON alert! schriftelijk beantwoorden.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Algra (CDA) en Weekers (VVD).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).