Vastgesteld 14 februari 2012
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties1, de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie2 en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken3 hebben op 30 januari 2012 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:
– BES-aangelegenheden op het beleidsterrein van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
– de brief d.d. 15 december 2011 van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de stand van zaken met betrekking tot aangenomen moties begrotingsbehandeling BES-fonds (33 000 IV) op 25 en 26 oktober 2011 en over de consultatie met de eilandsbesturen (33 000 IV, nr. 43);
– de brief d.d. 27 januari 2012 van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met de reactie op verzoek van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties over het IUCN-rapport natuurbescherming Caribisch Nederland (26 407, nr. 59).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Van der Burg
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Wolbert
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, De Lange
Voorzitter: Van der Burg
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bosman, Van Raak, Lucassen, Van Bochove, Hachchi, Recourt, Van Gent, Ortega-Martijn en Van der Burg,
en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
De voorzitter: Ik heet de minister en de staatssecretaris en hun ambtenaren van harte welkom. Ik heet uiteraard ook de Kamerleden en alle mensen die dit overleg fysiek, via internet of via de radio volgen, van harte welkom. Ik stel voor dat alle woordvoerders twee minuten spreektijd hebben en maximaal een of twee interrupties in de hele eerste termijn.
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Ik vind het bijzonder om met deze twee bewindslieden te mogen spreken. Ik doe dit namens de woordvoerders van de VVD. Zij zeiden: mijnheer Bosman, gaat u dat maar voor het Koninkrijk regelen. Ik mag dus het gesprek met deze bewindslieden voeren. Dat vind ik interessant en ik heet de bewindslieden welkom.
Ik heb twee vragen. De eerste vraag is heel specifiek en gaat over Bonaire en over de energiemarkt. De markt is beperkt, met één aanbieder en één vrager. Daarmee loop je het risico dat in het vraag- en aanbodspel problemen ontstaan. Er zijn ook al problemen ontstaan. Mijn vraag is dus of het ministerie daar een vinger in de pap heeft en of er op dat punt wordt gestuurd of in ieder geval ondersteund. Ik heb een brief gelezen waarin staat dat het toezicht in de toekomst wordt geregeld door middel van een onderzoek, maar ik mag hopen dat er eerder en stringenter wordt opgetreden ten aanzien van het toezicht, juist omdat die markt zo klein en beperkt is. Zet de minister daar vaart achter?
Dan mijn tweede vraag. Wij praten als commissie heel vaak met de minister van BZK. Daarbij maken wij ons vaak zorgen over de samenwerking, de cohesie en de eenduidigheid van het beleid ten aanzien van de BES-eilanden. Zou het voor het ministerie van EL&I mogelijk zijn om ambtenaren die belast zijn met de BES-eilanden, onder te brengen in bijvoorbeeld het departement van Koninkrijksrelaties en op die manier misschien een bezuiniging en een efficiencyslag te bewerkstelligen?
De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Dit is een vrij historische dag, want we hebben voor vandaag en volgende week bijna alle ministers uitgenodigd, te beginnen met deze bewindslieden. Dat doen wij met een reden. We hebben veel vliegtuigen met regels naar Saba, Statia en Bonaire gestuurd en daarna tientallen vliegtuigen met rijksambtenaren. Dat zijn zeer aardige ambtenaren die veel weten van regels maar helemaal niets van praktische uitvoering, zeker niet op kleine eilanden van die schaal, met enkele duizenden inwoners, helemaal aan de andere kant van de oceaan. Onze regels passen niet en onze ambtenaren snappen het niet. Toch moeten zij naar huis met de boodschap voor de minister dat zij het hebben geregeld.
Een aantal zaken vereist door de kleinschaligheid van de eilanden speciale aandacht van de minister. Ik kan mij zomaar voorstellen dat ministers Saba, Statia en Bonaire niet zomaar meteen op hun netvlies hebben, want aan deze kant van het land speelt er zoveel. De water- en energievoorziening gaat daar echter niet vanzelf. Daarbij kun je niet volstaan met het sturen van een regel en een ambtenaar. Zeker op het gebied van milieu hebben wij een bijzondere verantwoordelijkheid. In Nederland hebben wij niet echt veel natuur, maar daar wel. De staatssecretaris kent ongetwijfeld de Sabaanse fruitvleermuis, de Statia Morning Glory of de dikkopschildpadden op Bonaire. We hebben een zeer bijzondere verantwoordelijkheid voor de natuur in deze gebieden.
Ik heb nog een zeer concrete vraag. Bestuurders of de bevolking van Bonaire, Saba of Statia die contact willen hebben met de ministeries, moeten vanuit hun eiland een ongelooflijke zoektocht maken. Zij moeten eerst uitzoeken welk ministerie zij moeten hebben. Binnen een ministerie moeten zij uitzoeken wie zij moeten hebben en daar moet dan ook nog iemand zijn die verstand heeft van Saba, Statia en Bonaire. Zo'n persoon is er waarschijnlijk niet. Is het mogelijk dat de ministers binnen het eigen departement iemand aanwijzen die gebeld kan worden door de bestuurders of de bevolking en die wel verstand heeft van Saba, Statia en Bonaire?
De heer Lucassen (PVV): Voorzitter. Voor de PVV is het allerbelangrijkste dat de BES-eilanden zo veel mogelijk op eigen benen staan en eigen inkomsten kunnen genereren. We moeten dus zuinig zijn op de huidige ondernemingen en nieuwe ondernemingen stimuleren. Het stimuleren van nieuwe ondernemingen is natuurlijk meer dan alleen het creëren van Kamers van Koophandel, want het is breder dan dat. Hoe worden de nieuwe ondernemingen gestimuleerd? Hoe verloopt de communicatie? Wordt er al beroep gedaan op de ondernemersfaciliteiten die uit Nederland beschikbaar worden gesteld?
De meningen zijn verdeeld over het uitbreiden van de NuStar-faciliteit. EL&I is daarbij betrokken. Hoe staat het met deze ontwikkelingen? Wij dringen erop aan dat de ondernemingen gestimuleerd worden. Dat is namelijk van groot belang voor de economie en de lokale werkgelegenheid. Hoe is het ministerie daarmee bezig? Hoe verloopt de communicatie met het lokale bestuur? Wij horen daarover namelijk verschillende verhalen.
Wij hebben veel brieven van lokale ondernemers ontvangen waarin zij hun zorgen uiten. Zij schrijven over de toename van het aantal faillissementen en de druk op het ondernemersvermogen door onder andere belastingen. Onderkent de minister deze geluiden? Wat kan EL&I daaraan eventueel verbeteren?
Ik kom op landbouw en innovatie. Vooral op de Bovenwindse eilanden wordt vaak gezegd dat er problemen zijn met de import van onder andere fruit, groenten, etc., oftewel verse producten. Willen deze eilanden innoveren om zelf verse producten te verbouwen? Willen zij daarmee een start maken? Hoe loopt dit en wordt dit door deze eilanden zelf opgepakt?
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun aanwezigheid. De woordvoerders van de commissie voor BZK voeren in dit overleg het woord omdat zij net terug zijn van de eilanden. Wij brengen dus «vers van de pers» een aantal dingen naar voren.
Dit debat voeren we natuurlijk voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Voor deze eilanden hebben wij verantwoordelijkheid. Juist in het belang van de bevolking op de drie eilanden wordt het voor Nederland steeds belangrijker om samen te werken met de andere landen binnen het Koninkrijk. Kunnen de minister en de staatssecretaris omschrijven hoe hun contact met de eilanden is over het terrein waarvoor zij verantwoordelijk zijn? In hoeverre zijn er contacten en hoe verloopt deze communicatie? Ik zal deze vraag aan alle bewindspersonen stellen. Uiteindelijk is een van de belangrijkste zaken die naar voren werden gebracht, het feit dat de communicatie niet altijd soepel verloopt. Juist daardoor worden problemen groter en erger en is er sprake van frustratie. Ik zou graag van iedere bewindspersoon horen hoe de contacten met de eilanden op de verschillende terreinen verlopen.
Mijn vragen over de post zijn beantwoord. Kort gezegd kwamen de antwoorden erop neer dat er wordt gestreefd naar kwaliteitsverbetering. Een van de oorzaken van de problemen was de omwenteling van Caraïbisch Nederland, voorheen de Antillen. Ook waren er niet overal postcodes. Een en ander moest nog op orde worden gebracht. Daarom vraag ik aan de bewindslieden of er nu al sprake is van kwaliteitsverbetering, want ik hoor dat er nog steeds geen vooruitgang wordt geboekt. Wil de minister of de staatssecretaris hierop ingaan?
De heer Bosman heeft al vragen gesteld over de elektriciteit op Saba en Statia. Ik heb begrepen dat er sprake is van een tariefstijging van 10%. Wat is de laatste stand van zaken?
Voor mijn vragen over natuur en duurzaamheid kijk ik in de eerste plaats naar staatssecretaris Bleker. Het rapport van the International Union for the Conservation of Nature hebben wij al en wij hebben op de valreep daarover een brief ontvangen. Ik waardeer het dat in die brief de bevindingen worden onderschreven. De staatssecretaris verwijst naar het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland. Wanneer kunnen wij dat plan verwachten? Zal hij het plan aan de Kamer sturen zodra het gereed is?
In die brief staat verder een passage over het geld. Die is heel relevant want mijn collega Van Veldhoven heeft een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd om aan te tonen dat de € 800 000 die bestemd is voor natuur op de eilanden ook echt daaraan besteed wordt. Kan de staatssecretaris die terugkoppeling geven? Inmiddels zitten wij al in 2012 en de cijfers en jaarrekeningen zijn er dus. Kan de staatssecretaris aangeven of dat geld daadwerkelijk besteed is aan natuur?
Voorzitter. Mijn tijd is om maar ik heb nog een aantal punten. Helaas moet ik het hierbij laten.
De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Ik dank allereerst de minister van EL&I voor zijn komst. Om te voorkomen dat hij hier nog een keer moet komen, verzoek ik ook hem om in het kabinet te pleiten voor doorzettingsmacht, echte coördinatiebevoegdheid van de minister van BZK en afgeleid daarvan de rijksvertegenwoordiger. Het gaat om drie heel kleine eilandjes met kleine bevolkingen. Zij kunnen niet vanaf elk ministerie regelgeving over zich heen krijgen zonder dat daar op de een of andere manier sturing aan zit, een poortwachter die bepaalt wat er gebeurt.
In relatie tot de drie samenlevingen zijn er een paar punten die voor elk ministerie relevant zijn. Ten eerste: houd de regelgeving simpel. Er is maar een beperkte draagkracht en een beperkt ambtelijk apparaat. Houd het dus ook lokaal en wees flexibel. Ten tweede: zoek aansluiting met de rest van het Koninkrijk. Dat is een open deur, maar het is wel realistisch. Het wordt niet altijd gedaan. Er wordt vaak gedacht aan een zo goed mogelijke manier om het zelf te doen terwijl elders op Aruba of Sint-Maarten al oplossingen zijn. Met die uitgangspunten in het achterhoofd, met de nadruk op flexibiliteit, moet het lukken om op die verwaarloosde eilanden een paar stappen voorwaarts te zetten.
Ik heb op Saba een aantal ondernemers gesproken. Een van hen zei: loopt u alstublieft een poosje mee, dan weet u waar wij tegenaan lopen. Dat is heel realistisch omdat de organisatiekracht op die eilanden niet zo groot is dat zij zelf een lobby op touw kunnen zetten. Het ministerie zal ook zelf op zoek moeten gaan naar waar de drempels zitten. Een van die drempels is zes maanden wachten op een verblijfsvergunning voor een nieuwe werknemer. Daarop kan een werkgever niet investeren.
Er zijn evenwel meer problemen. Mensen zijn gefrustreerd over de administratieve rompslomp en lasten die 10-10-10 met zich mee hebben gebracht. Een praktisch punt betreft de rente die ongeveer 10% bedraagt. Er is gevraagd om een investeringsfonds, zoals bij de Antillen is ingesteld, zodat er tegen lagere rentes geïnvesteerd kan worden. Dat zou mooi zijn voor Saba waar geïnvesteerd moet worden in uitbreiding van woningen voor studenten aan de medische universiteit. Dat moet kunnen tegen een lager tarief.
Het is onmogelijk om alle kosten van de energieprijs door te berekenen naar de consument. Die is soms al 40% tot 50% van het inkomen.
Wanneer worden de natuurgebieden op de BES-eilanden gewoon nationaal park?
Ten slotte kom ik te spreken over NuStar. Het is uiteindelijk aan de bevolking zelf, maar zijn onze randvoorwaarden, in de zin van of het een goede locatie is, of er een alternatieve locatie is en hoe het zit met de veiligheid en het milieu, voldoende geborgd door de Nederlandse centrale overheid?
De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Om duidelijkheid te krijgen over NuStar heb ik heel veel vragen voorbereid. Ik wil die echter stellen aan staatssecretaris Atsma. Dat is handiger dan aan deze bewindspersonen, hoewel het natuurlijk heel mooi zou zijn als zij met een oplossing zouden komen.
De heer Recourt (PvdA): Juist op dit punt is die coördinatievraag aan de orde. Als zo'n olietank de lucht in gaat, dan doet zich mogelijk een enorme natuurramp voor. Dan zitten wij toch weer hier aan tafel.
De heer Lucassen (PVV): Voorzitter. Ik stel de heer Recourt graag een vraag over die coördinatievraag. De vorige minister van BZK heeft al aangegeven dat hij coördinerend minister is voor de eilanden, alleen niet voor de Kamer. Is dat veranderd?
De heer Recourt (PvdA): Die coördinatiefunctie is toebedeeld aan de minister van BZK. De vorige minister van BZK pakte die echter veel te beperkt op naar de mening van mijn fractie.
Het standpunt van mijn fractie is dat dit niet werkt, ook gezien de bijeenkomst die wij vandaag hebben. Daaraan moet werkelijk invulling worden gegeven in de zin dat je gewoon coördineert dat de minister naar de verschillende ministeries stapt en zegt: nu dit, nu dat en hier lopen wij tegenaan. Er is een functionaris die dat goed kan, namelijk de rijksvertegenwoordiger. Die staat nu echter met lege handen want hij heeft nul bevoegdheden.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Er zijn al veel vragen gesteld over de coördinatie en hoe het daar precies mee zit. Mijn vraag aan beide bewindspersonen is hoe het zit met hun Caraïbische gevoel, hun gevoel voor Caraïbisch Nederland. Dat zit hem niet alleen in de heupen, maar ook tussen de oren. Het is een serieuze vraag. Tijdens onze bezoeken aan de eilanden hebben wij hierover toch weer veel klachten gekregen. Het lijkt af en toe alsof er met een kanon op een mug wordt geschoten. Houd het simpel, zo zou ik zeggen. Maak het werkbaar en praktisch, regel het achterstallig onderhoud en maak het niet te ingewikkeld en te gecompliceerd. Dat zie ik af en toe wel gebeuren bij ambtenaren. Zij doen natuurlijk echt hun best om er wat van te maken vanuit Nederland, maar dat sluit nog niet altijd aan bij wat Caraïbisch Nederland nodig heeft. Ik ben benieuwd hoe dat nu gaat op het ministerie en krijg daarvan graag een schets. Ook hoor ik graag waar mensen terechtkunnen.
Een andere vraag is hoe het onderwerp natuur en milieu wordt gecoördineerd. Zaken omtrent NuStar zullen worden doorverwezen naar het ministerie van I en M. Saba heeft echter helder aangegeven dat het een natuurramp betekent als er op Sint-Eustatius iets gebeurt met NuStar. Dan is de ellende niet te overzien. Door wie wordt dat dan gecoördineerd en waar gebeurt dat? Op NuStar zal ik vanmiddag nog terugkomen.
Ik ben ook benieuwd hoe het zit met plannen rondom duurzame energie. Worden de BES-eilanden automatisch meegenomen in dat proces op het ministerie? Worden signalen ten aanzien van investeringsmogelijkheden en subsidieregelingen voor burgers en bedrijven ook aan de BES-eilanden afgegeven?
Het lijkt allemaal mooi, maar nog steeds loopt ongezuiverd rioolwater bij Bonaire het rif in. Als Nederlandse gemeenten zoiets doen, hebben zij echt een groot probleem. Mijn vraag aan beide bewindspersonen is hoe dit wordt opgelost.
Daarnaast vraag ik mij af of ambtenaren van Landbouw bezig zijn om te kijken of alternatieve vormen van landbouw kunnen worden gestimuleerd op de BES-eilanden. Volgens mij zijn er echt mogelijkheden daartoe. Soms ontbreekt het mij een beetje aan het idee wat er concrete gebeurt, behalve dat wij regelgeving over de eilanden uitstorten. Zien wij ook kansen en mogelijkheden om de eilanden echt beter te maken?
Ik heb op Bonaire twee heel leuke jonge ondernemers ontmoet. Zij houden zich bezig met ecotours met een elektrische tuktuk. Zij zetten dat van onderop op, alleen krijgen zij daar heel weinig ondersteuning bij. Mijn vraag aan minister Verhagen van Economie is dan ook of hij iets heeft om de innovatieve kleine ondernemers op de eilanden te ondersteunen.
De heer Van Bochove (CDA): Voorzitter. De minister vroeg mij eerder of Nederlandse gemeenten in dit rondje AO's net zo veel aandacht krijgen als andere gemeenten. Mijn antwoord was: ja, dat krijgen die gemeenten. Wij spreken hier op een speciale manier en op speciaal verzoek met deze bewindslieden. Mijn collega's hebben in verschillende toonaarden al uitgelegd waarom dat noodzakelijk is. Wij hebben het gevoel dat veel bewindslieden in Nederland, maar ook heel veel ambtenaren, onvoldoende kennis van zaken hebben over wat er allemaal gebeurt op de eilanden. Ik weet dat sommige bewindslieden er wel komen, maar wij ervaren toch dat dit onvoldoende is, ook in gesprekken met eilandbewoners. Het uitgangspunt van het kabinet is sociaaleconomische ontwikkeling en programma's in dat kader. Op een van de eilanden heb ik een ondernemer gesproken die er een aantal bedrijven wilde beginnen, maar constateerde dat er totaal geen ontsluiting was. Hij had een terrein toegewezen gekregen dat niet ontsloten was. Het eilandsbestuur zegt: wij hebben geen geld om die ontsluiting aan te leggen. Die ondernemer vraagt zich af: moet ik mijn bedrijf dan wel beginnen, want ik kan niet eens op die plek komen? Hij wil het wel financieren, maar dan moeten er afspraken over worden gemaakt. Niemand weet hoe dit probleem moet worden opgelost. Minister, hoe gaan we dit probleem aanpakken? Meerdere bedrijven hebben wel een locatie toegewezen gekregen, maar kunnen die niet ontsluiten.
De infrastructuur, zoals de containerhaven op Bonaire, is volstrekt onvoldoende of afwezig. Bij de start op 10-10-10 hebben we geen nulmeting gedaan. We weten dus ook niet welk inhaalslag we moeten maken. Wordt op het departement van de minister alsnog bekeken welke stappen moeten worden gezet om de eilanden op het niveau van de gewenste sociaaleconomische ontwikkeling te brengen?
Ik kom bij de duurzaamheid. Op de eilanden, zeker op Bonaire, zijn er initiatieven om te komen tot bepaalde vormen van alternatieve energie. De verlening van concessies en de toelating op het net zijn echter niet geregeld. Bovendien is er geen toezichthouder, geen regulator. Hoe wordt met dat probleem omgegaan, bijvoorbeeld op Bonaire? Hoe staat het met de energievoorziening op Saba en Sint-Eustatius? Er zijn nu problemen door de ontmanteling van GEBE op Sint-Maarten.
Wij hebben geconstateerd dat men met heel veel moeite in de rotsachtige bodem een sleuf graaft voor het aanleggen van leidingen. Men probeert vervolgens in Den Haag de ruimte te krijgen om vier, vijf leidingen tegelijkertijd aan te leggen. De coördinatie in Den Haag is echter zodanig onvoldoende dat men in een jaar tijd vijf keer die sleuf moet opengraven om vijf verschillende leidingen aan te leggen. De lijnen in Den Haag zijn niet kort genoeg om te kunnen zeggen: doe dat in één keer. Kan er niet worden nagedacht over het creëren van een fonds? Een aantal departementen kan daarin relatief kleine bedragen storten met aan het eind van het jaar een zorgvuldige afrekening, zodat voorzieningen in één keer kunnen worden getroffen.
Ik rond af met een vraag aan de staatssecretaris over zijn stappen in de richting van nationale parken. Die discussie loopt al jaren en was in het verleden zeer actueel. Wanneer worden op dat punt nu eens knopen doorgehakt? De vraag over landbouwontwikkeling heeft mijn collega Van Gent al gesteld, dus die kan ik achterwege laten.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Vorig jaar november mocht ik aanwezig zijn op de jaarlijkse InterExpo, die erop is gericht om potentiële investeerders te stimuleren een bijdrage te leveren aan de economische ontwikkeling van onder andere Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Keer op keer wordt duidelijk wat de mogelijkheden en uitdagingen zijn voor economische groei en ontwikkeling. Dit gaat echter allemaal niet vanzelf. Door de schaalgrootte van de eilanden is het investeringsklimaat kwetsbaar. Klopt het dat door de hoge inflatie op de eilanden en de dreiging van de vastgoedbelasting investeerders terughoudend zijn om te investeren?
Er moet een balans zijn tussen economische groei en het behoud van de prachtige natuurgebieden op de eilanden. Staatssecretaris Bleker heeft toegezegd te willen onderzoeken of de natuurgebieden op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba kunnen worden uitgeroepen tot nationale parken. Heeft de minister in overleg met de eilandsbestuurders al een economische visie opgesteld voor de individuele eilanden? Vaak hoor ik dat de eilanden unieke economische mogelijkheden bieden voor Nederland in de regio, onder andere Latijns-Amerika. Zijn hiervoor al concrete plannen opgesteld? Op welke manier gaan de bevolkingen op de eilanden hiervan profiteren?
Verder is het belangrijk om ondernemerschap te stimuleren en startende ondernemers indien nodig te ondersteunen. Mijn fractie juicht het toe dat voor startende ondernemers de mogelijkheid van microfinanciering sinds kort openstaat. Ook het feit dat ondernemers begeleid en getraind worden, is een positieve ontwikkeling. Ook andere vormen van financiering, zoals Borgstelling MKB Kredieten, de Groeifaciliteit en de Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg, behoren tot de mogelijkheden. Hoe worden potentiële ondernemers op de hoogte gebracht van deze mogelijkheden? Wordt de Kamer ook ieder jaar op de hoogte gesteld van de benutting hiervan? Waarom is er niet voor gekozen om ook de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk open te stellen voor innoverende ondernemers op de eilanden? Is de minister bereid om deze mogelijkheid alsnog aan te bieden?
In dit kader verneem ik ook graag de visie van de minister op de duurzame energie op de eilanden. Het zijn prachtige eilanden om allerlei vormen van duurzame energie uit te proberen, vooral nu de minister in antwoord op Kamervragen stelt dat de betaalbaarheid van energie gewaarborgd kan worden door een deel van de elektriciteit duurzaam op te wekken. Op welke manier zullen de bevolking en de ondernemers worden gestimuleerd om te investeren in bijvoorbeeld zonnepanelen? Bestaat daarvoor niet een fiscaal aantrekkelijke mogelijkheid, zoals de energie-investeringsaftrek?
Nu ik het toch heb over fiscale voordelen: het valt mijn fractie ook op dat er op de eilanden geen sprake is van de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de meewerkaftrek. Ook op deze eilanden zijn zzp'ers werkzaam. Heeft de minister al aandacht geschonken aan hun situatie?
De voorzitter: Ik heb tijdens de schorsing even met de woordvoerders overlegd. Mij is gebleken dat zij liever willen dat ik wat meer interrupties toesta dan dat ik een tweede termijn toesta. Alle woordvoerders mogen daarom vier maal interrumperen. Waarschijnlijk zullen wij daarna geen tweede termijn houden. Ik geef het woord aan de minister van EL&I.
Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun uitvoerige vragen. Zij hebben met name gevraagd wat het beleid van het kabinet is voor de BES-eilanden of Caraïbisch Nederland. Het laatste is de officiële term. Men vroeg met name om een betere coördinatie. Vanaf 10-10-2010 is de verdeling van de taken binnen het kabinet meer naar een inhoudelijke verantwoordelijkheid verschoven op de diverse beleidsterreinen. In de aanloop naar «10-10-10» is dat in overleg met de BES-eilanden ook zo geformuleerd. Dit is dus in alle openheid besproken. Het is ook overduidelijk dat men op de BES-eilanden nog aan een nieuwe situatie moet wennen. Zonder dat zouden deze vragen niet zijn gesteld. Er is dus echter juist sprake van inhoudelijke verantwoordelijkheid van de individuele bewindspersonen, en minder van één centrale bewindspersoon. Als de woordvoerders dat willen veranderen, wellicht op basis van hun ervaringen, dan moeten zij dat vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb begrepen dat de woordvoerders met alle bewindspersonen nog zullen spreken. Ik ga in principe niet over het aanwijzen van een coördinerend bewindspersoon. Ik zie de heer Van Bochove nu erg moeilijk kijken. Hij kan veel zeggen met zijn gelaatsuitdrukking. Ze zeggen altijd dat ik dat ook goed kan. Ik wijs hem erop dat de Kamer mij hier niet aanspreekt als viceminister-president, maar als minister van EL&I.
De heer Van Raak (SP): Dit is precies het probleem. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt namelijk: ik kan wel coördineren, maar het gaat toch uiteindelijk om de vakministers. Die vakministers hebben wij nu naar de Kamer geroepen. Nu spreken wij de eerste van deze vakministers. Hij zegt: als het over de coördinatie gaat, dan moet de Kamer bij de minister van Binnenlandse Zaken zijn ...
Minister Verhagen: Ja, als u over de inhoud wilt spreken ...
De heer Van Raak (SP): Mag ik eerst mijn vraag stellen, minister? Ik ben bang dat dit precies het probleem is; Saba, Sint-Eustatius en Bonaire vallen tussen wal en schip. Ministeries voelen niet dat zij de eindverantwoordelijkheid hebben, omdat zij voor die eindverantwoordelijkheid toch altijd naar een ander ministerie verwijzen.
Minister Verhagen: Nee, dat is juist niet het geval. De heer Van Raak heeft dus niet goed geluisterd naar wat ik zei. Iedere minister is afzonderlijk aanspreekbaar op de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor het eigen beleidsterrein. Als de Kamer over energie op de BES-eilanden wil spreken, vraagt zij terecht mij om naar de Kamer te komen. Als de Kamer wil dat de minister van Binnenlandse Zaken weer de algehele coördinatie krijgt over het totale beleid en alle aspecten, dan moet zij daar niet bij mij om vragen, maar bij de minister van Binnenlandse Zaken. De Kamer kan mij aanspreken op mijn verantwoordelijkheid voor de onderwerpen die van toepassing zijn op de BES-eilanden en die op mijn beleidsterreinen liggen. Als de Kamer echter weer een totale coördinatie wil, moet zij daar de minister van Binnenlandse Zaken op aanspreken. Ik ben verantwoordelijk voor de zaken op de BES-eilanden die gaan over mijn thema's, dus die liggen op het vlak van economische zaken en energie.
De heer Van Raak (SP): Is de minister van Economische Zaken bereid om die verantwoordelijkheid meer aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te geven? Dat is namelijk precies het punt. Als de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, na een goed gesprek met de Kamer, besluit dat dat wenselijk is en als zij daarna de minister van Economische Zaken vraagt om haar meer verantwoordelijkheid te gunnen, is de minister van Economische Zaken daartoe dan bereid? Het gaat dus dan niet meer alleen over coördinerende verantwoordelijkheid maar ook over eindverantwoordelijkheid.
Minister Verhagen: Als dat de uitkomst zou zijn van de discussie die de Kamer met de minister van Binnenlandse Zaken wil voeren, dan is dat de einduitkomst. Als de meerderheid van de Kamer dat wil, dan is dat de einduitkomst. De heer Van Raak weet echter als geen ander dat er bij de kabinetsformatie, vier dagen na 10 oktober 2010, afspraken zijn gemaakt over de verdeling van bevoegdheden. Ook bij de discussie over de regeringverklaring bij de totstandkoming van dit kabinet is over dit geheel, het regeerakkoord en de bevoegdheidsverdeling tussen de ministers heel duidelijk met de Kamer van gedachten gewisseld. De heer Van Raak kan dus niet even via een discussie met de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een portefeuilleverdeling die ook in het Staatsblad heeft gestaan ter discussie stellen. Dat is de normale gang van zaken, maar als de heer Van Raak het anders wil, dan gaat hij die discussie maar aan.
Mevrouw Van Gent I(GroenLinks): Mij lijkt dit een wat theoretische discussie. Ik ben daar al driekwart jaar geleden mee opgehouden.
Ik ben veel meer benieuwd naar wat de minister van EL&I doet als het gaat om Caraïbisch Nederland. Ik doel dan op de regelingen en de voorstellen die worden gedaan. Staan die helder op het netvlies? Hoe kijkt de minister aan tegen de bestuurlijke contacten met de lokale overheden? Hoe is dit op het ministerie georganiseerd? Wij krijgen daar heel veel klachten over. Het lijkt mij dat de minister die klachten ook niet prettig vindt, want het betreft vaak verspilde energie. Ik wil daar concrete oplossingen voor.
Minister Verhagen: Dit zijn terechte vragen. Dit zat ook al achter de openingsvraag van mevrouw Van Gent naar mijn Caraïbisch gevoel en of dat tussen de oren zit. Mevrouw Van Gent weet dat ik ook de BES-eilanden een buitengewoon warm hart toedraag. Ik heb in dat kader zelf regelmatig contact met de Rijksvertegenwoordiger die onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken valt. Ik stel mij ook regelmatig op de hoogte van de problemen die mevrouw Van Gent signaleert. Op het ministerie is sprake van één coördinator. Hij is belast met de coördinatie en de contacten met de BES wat betreft de onderdelen die onder mijn beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid vallen. Vanuit het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zijn er drie fte's gestald bij de Rijksdienst Caribisch Nederland. Met behulp daarvan wordt gezorgd voor directe lijnen tussen Den Haag en de eilanden. Het gaat er inderdaad om of je je kunt verplaatsen in de specifieke problemen van kleine eilanden die in een heel andere situatie zitten. De Kamer gaat nog in discussie met de staatssecretaris van Financiën over de belastingen en belastingaftrek, maar als ikzelf problemen constateer, dan breng ik die vanuit dat Caraïbische gevoel uiteraard naar voren. Neem de dubbele invoerheffing op het moment dat er zaken vanuit Curaçao kwamen toen dat nog onderdeel van de Antillen was. Het ging vaak om kleine voorraden, want al die bakken vol containers kon je niet rechtstreeks naar Bonaire brengen. Hetzelfde geldt voor Saba en Statia in relatie tot Sint-Maarten. De gewone winkelier schafte producten in Curaçao of Sint-Maarten aan en bracht ze vervolgens naar Bonaire of Saba, maar moest dan opnieuw invoerrechten betalen, vanwege de relatie met Nederland. Op die manier werd men geconfronteerd met veel hogere prijzen voor goederen. Als je tegen dat soort problemen aanloopt, ook ondernemers spraken mij daarop aan, dan breng je die uiteraard naar voren in de contacten met de staatssecretaris van Financiën met het als doel om tot een specifiek andere regeling te komen. Het enige wat Bonaire merkt van het feit dat men nu een openbaar lichaam is, een gemeente van Nederland, is dat grote belastingkantoor in Kralendijk en 10% hogere prijzen, maar daardoor ontstaat wel onrust en krijgt men een ongelukkig gevoel. Uiteraard pak je dat soort zaken op, ook via de contacten van de Rijksdienst Caribisch Nederland hebben met de Rijksvertegenwoordiger. Uiteraard doe je dat. Dat is meer het Caraïbisch gevoel waarop mevrouw Van Gent doelt dan alleen vanuit Den Haag zeggen: ik ben er verantwoordelijk voor, maar verder zoeken ze het maar uit.
De voorzitter: Mevrouw Van Gent heeft een vervolgvraag. Ik heb veel vingers van leden gezien voor interrupties, maar de minister is nog maar net begonnen met zijn beantwoording. Is het misschien een idee dat hij eerst de kans krijgt om een aantal vragen te beantwoorden? Er zijn immers heel veel vragen gesteld. Mevrouw Van Gent mag uiteraard haar tweede vraag stellen, maar ik kijk naar de andere leden of zij nog steeds hun interruptie willen. Ik stel vast dat dat het geval is.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Wat de minister zegt, klinkt mooi, en natuurlijk geloof ik hem. Ik zal daar nu nog niet aan gaan twijfelen. Maar je komt een heleboel praktische zaken tegen als je op de eilanden bent. Het belastingkantoor is een mooi voorbeeld. Hoe ziet de minister de economische ontwikkelingen van Caraïbisch Nederland en waar kan hij daarin ondersteunend zijn? Ik krijg een beetje het idee dat het steeds om maatregelen gaat waarbij mensen denken: first things first; wat heb ik eraan? Er is eerder een belastingkantoor gebouwd dan dat er echt iets aan economische ontwikkeling of aan achterstallig onderhoud van de eilanden wordt gedaan. Ik zou dat graag in de inleiding terughoren.
De voorzitter: De leden hebben een heleboel vragen gesteld. Als zij alles per interruptie nog eens doen, komt de minister nooit aan de beantwoording van de vragen toe.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat snap ik, maar het gaat ook om het algemene beleid dat de ministeries al dan niet in deze eilanden stoppen, omdat wij daar gewoon elke keer tegenaan lopen.
De voorzitter: Ik vraag de commissieleden om goed na te denken of zij antwoord willen op de vragen die zij in eerste termijn hebben gesteld, of dat zij alleen een interruptie willen.
Minister Verhagen: Het kan niet zo zijn dat er eerst een vraag wordt gesteld over het Caraïbisch gevoel en dat ik daarop antwoord, en dat dan wordt gezegd: u gaat niet in op sociaaleconomische zaken. Het is van tweeën een. Ik heb een heleboel vragen van de Kamer gekregen die ik graag wil beantwoorden, en in mijn betoog zal ik ook komen op de vraag van mevrouw Van Gent.
De voorzitter: De heer Recourt heeft nog een vraag over de coördinatie. Die wil ik toestaan, evenals de vraag van de heer Bosman.
De heer Recourt (PvdA): Volgens mij was het laatste punt afgehandeld. Mijn vraag gaat niet over de bevoegdheidsverdeling – die is duidelijk – maar over de coördinatie. Hoe wordt er binnen al die bevoegdheden vervolgens gewerkt? Hoe worden bijvoorbeeld rond NuStar alle verschillende elementen die over verschillende ministeries zijn verdeeld, bij elkaar gebracht? In het verlengde daarvan: is het van de zijde van deze minister en staatssecretaris acceptabel om één minister aan te wijzen die prioriteert? Die zegt dan tegen de verschillende ministeries: aangezien de draagkracht van de eilanden beperkt is, stellen wij de prioriteiten vast; nu is dit plan van dit ministerie aan de orde en dan dat plan van dat andere ministerie.
Minister Verhagen: Er zijn verschillende vragen gesteld over NuStar. Ik wilde die gezamenlijk behandelen, en er niet nu één element uithalen. Ik wilde proberen om een betoog op te zetten, en daarbij komen wij uiteindelijk ook aan NuStar toe.
De heer Recourt (PvdA): Dat is prima, maar mijn vraag ziet niet specifiek op NuStar. Het gaat mij om de coördinatie. Is het acceptabel voor de minister dat wij in ieder geval een prioriteringsbevoegdheid leggen bij de minister van Binnenlandse Zaken?
Minister Verhagen: Daar heb ik al een antwoord op gegeven. Dat moge wellicht niet de opvatting zijn van de heer Recourt, maar dan verzoek ik hem om de discussie op dat punt met de minister van Binnenlandse Zaken voort te zetten, mede in relatie tot de bevoegdheidsverdeling zoals die is gemaakt bij het aantreden van dit kabinet en zoals die ook is gepubliceerd in het Staatsblad.
De heer Bosman (VVD): Ik kom toch terug op de bevoegdheidsdiscussie. Wij willen met zijn allen efficiency in het overheidsbestuur en wij willen een steeds kleinere overheid. De minister zei dat er één aanspreekpunt is voor zijn departement. Als ieder departement dat heeft, zijn dat er twaalf. Als iedereen weer een eigen clubje creëert ten aanzien van kennis en mogelijkheden, bouw je steeds verder uit. Ik krijg hoe langer hoe meer te horen dat er steeds meer ambtenaren bij komen die zeggen dat zij voor het een of ander ondersteuning nodig hebben. Dat gebeurt dan iedere keer apart. Ziet de minister een mogelijkheid tot een efficiencyslag om die ambtenaren te poolen?
Minister Verhagen: Er is één rijksvertegenwoordiger die ook rapporteert aan de minister van Binnenlandse Zaken.
De heer Bosman (VVD): U zegt dat u één aanspreekpunt hebt op het ministerie.
Minister Verhagen: Ja, voor de onderdelen waarvoor ik beleidsinhoudelijk verantwoordelijk ben.
De heer Bosman (VVD): Correct. En dat heeft ieder departement waarschijnlijk.
Minister Verhagen: Ja, maar u kunt niet zeggen «u bent verantwoordelijk voor energie of economische ontwikkeling» terwijl er geen aanspreekpunt is. Van anderen krijg ik juist het verzoek om meer Caraïbisch gevoel op een departement te hebben. Het kan niet allebei tegelijk.
De heer Bosman (VVD): Wij spreken dezelfde taal. Ik ben alleen op zoek naar de efficiencyslag. De minister wil het bij hem houden, omdat het zo is afgesproken. Ik begrijp dat. Die discussie wil ik ook niet voeren. Mijn vraag is alleen of de minister een mogelijkheid ziet voor een efficiencyslag, een kleinere overheid, door die ambtenaren bij elkaar te zetten en door niet een eigen aanspreekpunt te hebben, maar een centraal aanspreekpunt.
Minister Verhagen: Dan ga je dus weer terug naar het oude systeem van het kabinet Nederlandse Antillen, met alleen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als verantwoordelijke. U hebt het over een efficiencyslag. Wat is nu het voordeel? Met één aanspreekpunt kan het hele departement tegelijkertijd gebruikmaken van de expertise op het gebied van energie. Anders zou je weer zo'n hele uitbouw moeten hebben. Ook in het kader van efficiency is het veel verstandiger om gebruik te maken van de expertise die er bijvoorbeeld op het gebied van energie is in een heel departement dan dat je zo'n hele afdeling moet optuigen bij het kabinet der Nederlandse Antillen of hoe dat vroeger allemaal heette.
Voorzitter. De heer Recourt vroeg of er sprake is van een gemeenschappelijke sociaaleconomische aanpak door EL&I. Ik wijs er allereerst op dat de eilanden zelf verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van een integrale aanpak op sociaaleconomisch terrein. Wat de rijksoverheid betreft, wijs ik op het initiatief van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – dat raakt ook aan vragen als hoe om te gaan met andere departementen en hoe je de coördinatie regelt – om samen met vier andere departementen, waaronder Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, tot een geïntegreerd sociaaleconomische aanpak te komen, juist op rijksniveau. Daartoe wordt door die vijf departementen een dezer dagen een intentieverklaring ondertekend. Mijn collega Kamp kan de Kamer daar nader over informeren. Een van de maatregelen die tot dit initiatief behoren, is juist het vormen van een ontschotbudget aan rijksmiddelen ten behoeve van de drie openbare lichamen voor zaken zoals re-integratie en volksontwikkeling op de eilanden. Als je de financiële middelen die je hebt, poolt en richt op bijvoorbeeld re-integratie, kun je op dat punt meer coördinatie bewerkstelligen.
Ik wil enkele onderwerpen in het algemeen verwoorden, waarna ik inga op de specifieke vragen. Wij hebben ons sinds 10–10 ten eerste gericht op de uitvoering van wetgeving. Ter uitvoering van de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES diende een nieuwe kamer van koophandel voor Sint-Eustatius en Saba te worden opgericht. Dat is met behulp van EL&I in de loop van 2011 gebeurd. In de tweede plaats hebben wij ons gericht op conflictbemiddeling. Zowel bij het conflict tussen Ecopower en WEB als bij de splitsing van GEBE heeft dit tot resultaat geleid. Ik kom daar nader op terug. Ten derde hebben wij ons gericht op het opzetten van beleidsprojecten, bijvoorbeeld voor duurzame energieontwikkeling.
De drie eilanden hebben in zijn algemeenheid een fantastisch klimaat voor duurzame energieopwekking. We zetten ons in voor de verduurzaming van de energieopwekking. Op bijvoorbeeld Bonaire wordt nu al zo'n 30% van de elektriciteit met windenergie opgewekt. Dat is uniek wereldwijd. Als je 30% van je energie met wind opwekt, scoor je hoog. We bekijken nu ook hoe we meer zonne-energie kunnen inzetten. Op Saba en Sint-Eustatius zet ik in op duurzame energieopwekking door middel van geothermie oftewel aardwarmte. En door middel van wind, maar dan moet je wel orkaanbestendige windturbines moeten hebben of windturbines die je tijdig kunt ontmantelen.
Dat doen wij met behulp van deskundigen van Kema en TNO en met nadruk in overleg met de betrokken bestuurders en instanties. EL&I heeft continu aandacht voor de specifieke omstandigheden. Bij voortduring wordt gewerkt aan het verwerven van lokaal draagvlak. De betrokken partijen moeten uiteraard zelf lokaal hun verantwoordelijkheid nemen. Het gaat niet over de hoofden van de betrokkenen heen. Uiteindelijk moeten de mensen op drie eilanden het zelf doen.
Mevrouw Hachchi (D66): Komt er een Caraïbische groene agenda, mede met het oog op Rio+20? Gaat de minister niet alleen met de BES, maar ook met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten na of het Koninkrijk een Caraïbische groene agenda op tafel kan leggen? In hoeverre gaan de landen hierin mee met Nederland? Doen er bijvoorbeeld aparte delegaties mee aan Rio+20?
Minister Verhagen: Aruba, Curaçao en Sint-Maarten hebben een eigen verantwoordelijkheid. Van die landen ben ik formeel geen minister. Het zijn in wezen afzonderlijke landen met een eigen regering. Wij moeten niet op hun stoel willen gaan zitten. Als wij echt het Caraïbische gevoel willen dwarsbomen, dan moeten wij proberen om een regering over te nemen in een land dat onderdeel van het Koninkrijk is. Ik neem niet aan dat mevrouw Hachchi dat bedoelt.
Aruba neemt initiatieven op het punt van duurzame energie en het milieu. Op die gebieden kan er veel samen opgetrokken worden, ook in relatie tot Rio+20 en tot initiatieven die in Latijns Amerika genomen kunnen worden. Bij de formulering van standpunten proberen wij zo veel mogelijk gemeenschappelijk op te trekken. Caraïbisch Nederland kan aansluiten bij de duurzame initiatieven op Aruba. Dit kan een toegevoegde waarde opleveren. TNO heeft sinds vorig jaar een vestiging op Aruba. Die vestiging zorgt ervoor dat er contact wordt gelegd tussen TNO en het kantoor op Bonaire. Ik denk dat er met name samenwerking mogelijk is op het gebied van proef- en demonstratieprojecten in het kader van het programma van EL&I voor duurzame energie op de Nederlandse Caraïbische eilanden.
Overigens doet Bonaire op het gebied van duurzame energie absoluut niet onder voor Aruba. Ik noemde al de 30% windenergie. Op deze terreinen kunnen wij met elkaar versterkingen doorvoeren.
Mevrouw Hachchi (D66): Het is uiteraard niet mijn bedoeling om de verhoudingen niet te respecteren. Er zijn de drie landen, namelijk Aurba, Curaçao en Sint-Maarten en daarnaast is er Caraïbisch Nederland waarin de drie kleine eilanden vertegenwoordigd zijn. Het gaat mij juist om de samenwerking. De minister zegt dat die samenwerking met de drie landen zeker wordt gezocht door Caraïbisch Nederland. Welke prioriteiten zijn daarbij gekozen?
Minister Verhagen: Dat is deels afhankelijk van het eigen initiatief. TNO heeft een kantoor op Aruba en vanuit daar wordt de link gelegd met het RCN-kantoor op Bonaire om te kijken welke initiatieven gezamenlijk geformuleerd kunnen worden. In eerste instantie richt zich dat vooral op windenergie. Gelet op de onderzoeken naar de mogelijkheden voor zonne-energie op Bonaire en voor geothermie Saba en Sint-Eustatius denk ik dat er nieuwe ontwikkelingen en samenwerkingsverbanden mogelijk zijn.
Recent onderzoek wijst uit dat zowel op Saba als op Sint-Eustatius goede mogelijkheden zijn om met een aantal windturbines een belangrijk deel van de benodigde energie op te wekken. Ik zal daarvoor middelen beschikbaar stellen. Ook mevrouw Ortega vroeg daarnaar. Gezien de karakteristieken van de eilanden is centrale duurzame energieopwekking aantrekkelijker dan decentrale. Zoals ik zei, ondersteun ik op Bonaire ook een pilot met zonne-energie en een pilot die werkt met zeewaterkoeling. In totaal gaat het in de jaren 2013 en 2014 om een ondersteuning van 0,5 mln. per jaar.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik wil een aanvullende vraag stellen over wat de minister als laatste zei. De zaken waar de minister over spreekt, zijn erg gericht op de eilanden zelf. We hebben echter van TNO begrepen dat de eilanden zich heel goed lenen om wat experimenten te doen en ze te gebruiken als een soort laboratorium voor nieuwe, innovatieve vormen van duurzame opwekking. Behoort dit, zeker in het kader van de economische ontwikkeling van de eilanden, tot de mogelijkheden?
Minister Verhagen: Ja, dat doen we en dat zei ik ook al. KEMA doet een vooronderzoek naar windenergie en TNO doet een vooronderzoek naar geothermie. Ook zijn er demonstratieprojecten op het gebied van zonne-energie. Op een aantal van die gebieden gebeurt dat allemaal juist ook in samenwerking met TNO. Het is een onderstreping van wat we op dit moment doen.
Politiek-bestuurlijk ben ik overigens natuurlijk verantwoordelijk voor de energievoorziening, maar het manco is dat ik in de huidige regelgeving in principe geen bevoegdheden heb. Die zijn namelijk belegd bij de besturen van de eilanden. Niettemin heb ik dus een aantal initiatieven genomen om de besturen van de eilanden te ondersteunen, bijvoorbeeld in de oplossing van de conflicten rond GEBE, WEB en Ecopower. Ik heb gezorgd voor bemiddeling en advies over de aandelenverdeling van GEBE Daarnaast heb ik het oprichten van nieuwe bedrijven op Saba en Sint-Eustatius gefaciliteerd, met als resultaat een MoU tussen bestuurders van Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten. Ik heb dus ook onderzoek laten doen naar mogelijkheden voor duurzame energieopwekking op Saba en Sint-Eustatius, met een gunstige uitkomst. Ook heb ik onderzoek laten doen naar de mogelijkheden om te komen tot renderende bedrijven op Saba en Sint-Eustatius. Verder heb ik, zoals ik zei, laten bemiddelen tussen WEB en Ecopower met als resultaat lopende onderhandelingen over de overname van Ecopower door WEB.
We gaan zo spoedig mogelijk steun geven aan het zo snel mogelijk doch uiterlijk eind 2012 renderend maken van de drie elektriciteitsbedrijven op elk van de eilanden. Ik zeg dus ook ondersteuning toe bij de oprichting van bedrijven op Saba en Sint-Eustatius door de inzet van een deskundige transitiemanager. Ik zal binnen mijn begroting financiële middelen vrijmaken voor de ondersteuning van met name windenergie op Saba, voor het verplaatsen van de productie en voor nieuwe eigen olieopslag. Ook ondersteun ik Sint-Eustatius bij zijn streven om de productie bij NuStar te beleggen. Ik zal bezien of aanvullend later ook een subsidie voor windturbines gegeven kan worden.
Ik sta achter de snelle afronding hiervan, want dat is het meest essentiële in de onderhandelingen tussen WEB en Ecopower met het oog op de overname. Ik zal de minister van Financiën aanspreken op de mogelijkheden van een renteloze lening of de financiering van elementen, voor zover het aan middelen ontbreekt.
Ten behoeve van een regulerend kader voor alle eilanden in Caraïbisch Nederland vindt al voorbereidend werk plaats. Ik zal dat intensiveren, zodat in de loop van het jaar een uitgewerkt regulerings- en toezichtconcept voor alle eilanden gereed is.
De heer Bosman zei in dat kader dat toezicht meer is dan alleen onderzoek doen. Dat is precies de bedoeling. Dat ben ik met hem eens. Ik zal de inspanningen dus intensiveren om zo spoedig mogelijk een gedegen reguleringstoezichtconcept uit te werken.
De heer Lucassen stelde een aantal vragen over NuStar. Ook mevrouw Van Gent ging daar naderhand op in. Het eilandbestuur van Sint-Eustatius zelf beslist of het akkoord gaat met de door NuStar gewenste uitbreiding van de olieopslag en het overslagbedrijf op Sint-Eustatius. Maar hierbij spreekt voor zich dat de vergunningverlenende instanties, in een enkel geval is dat het ministerie van I en M, in de rest van de gevallen het eilandbestuur, aan de wettelijke eisen voor de afgifte van vergunningen moeten voldoen, met andere woorden aan wettelijke eisen zoals die voor veiligheid, milieu en natuur op grond van de BES-wetgeving gelden.
Het economisch belang van die investering is duidelijk. Dan rijst meteen de vraag: hoe werken I en M, het eilandbestuur en EL&I dan een en ander uit? Zoals ik al zei, is het economisch belang van de investering duidelijk. Nu al is NuStar de grootste werkgever in de particuliere sector op Sint-Eustatius. Het bedrijf biedt op dit moment aan zo'n 140 eilandbewoners werk. In de opgave van NuStar levert de uitbreiding van Statia Terminals nog eens 30 tot 40 extra arbeidsplaatsen op voor de lokale bevolking. Op een totale beroepsbevolking van 1500 tot 2000 is dat een niet te verwaarlozen uitbreiding. Voor de korte termijn zijn nog zo'n 200 tot 250 werknemers nodig om de uitbreiding in de een of twee jaar, die daarvoor staat, te realiseren. De inspanningen van het ministerie van EL&I zijn erop gericht om het eilandbestuur van Sint-Eustatius en NuStar in staat te stellen een weloverwogen beslissing te nemen over de beoogde uitbreiding. Zo heeft ons ministerie bijvoorbeeld met steun van het eilandbestuur het initiatief genomen om een onderzoek in te stellen naar het economisch ontwikkelingspotentieel van Sint-Eustatius.
Wij hebben interdepartementaal de totstandkoming gecoördineerd van een catalogus van zaken die het bestuurscollege in ruil voor die uitbreiding aan NuStar zou kunnen terugvragen. Ook daarin staan wij hen bij. Wij hebben de afgelopen zomer ook interdepartementaal de totstandkoming bevorderd van een overzicht van het totaal aan vergunningen die voor die uitbreiding nodig zijn. Wij hebben hen op dat punt ook bijgestaan. Wij hebben ambtelijke capaciteit ter beschikking gesteld om te komen tot de voor de uitbreiding benodigde wijziging van het bestemmingsplan. Wij maken hierbij gebruik van het voor dit soort investeringen in Nederland beschikbare agentschap: het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA).
Maar het is uiteindelijk aan het eilandbestuur, in welke samenstelling dan ook, gelet op de huidige situatie, om zelf een besluit te nemen. Wij zorgen voor ondersteuning, kijken naar investeringspartners via NFIA en maken het overzicht van welke vergunningen nodig zijn. Ter uwer geruststelling, wij zeggen niet: I en M moet uiteindelijk die vergunning verlenen, dus nee, wij verlenen geen hand- en spandiensten. Gelet op de economische noodzaak is het wel belangrijk dat wij dat doen. Daarom zeg ik niet dat het alleen maar aan het ministerie van I en M is.
De heer Van Raak (SP): Ik ben blij met de bemoeienis van de minister, maar het is natuurlijk niet alleen een zaak van economie maar ook van veiligheid. De mensen op Statia maken zich ernstig zorgen, ook omdat de terminals het aanzien van het eiland zullen veranderen. De terminals komen aan de verkeerde kant van de berg, om het zo maar eens te zeggen. Maar ook de mensen op Saba maken zich grote zorgen, want als het misgaat, komt de troep hun kant op. Zo stroomt het water ook wel weer. Dus, hoe wordt Saba bij de besluitvorming betrokken? En kan de minister toezeggen dat ook de Tweede Kamer vanuit haar specifieke verantwoordelijkheid voor de bevolking bij de besluitvorming wordt betrokken? Wordt de Tweede Kamer uitgebreid op de hoogte gehouden van de gang van zaken, voordat de vergunningen worden verleend, voordat de spade in de grond gaat, zodat zij daar nog met de verschillende ministers over kan spreken?
Minister Verhagen: Ik geef een overzicht van de benodigde vergunningen en neem de interdepartementale coördinatie daarvan op mij. Twee instanties zijn verantwoordelijk voor het verlenen van die vergunningen: het ministerie van I en M en het eilandbestuur. Zoals bij elke normale vergunningprocedure betreffende het milieu en bepaalde investeringen worden de milieueffectrapportage en het voldoen aan de veiligheidseisen, waar de heer Van Raak terecht naar verwijst, uiteraard getoetst. Als ik zeg dat men voor het doen van investeringen aan die en die vergunningseisen moet voldoen en bij die instantie de vergunning moet aanvragen, wil dat nog niet zeggen dat men de vergunning ook krijgt. De normale vergunningseisen gelden ook hier. Daarbij hoort ook dat rekening wordt gehouden met de milieueffectrapportage en de verantwoordelijkheid van een eilandsbestuur ten opzichte van zijn buren. Zoals u in Nederland een verantwoordelijke minister op een daadwerkelijke vergunningverlening kunt aanspreken, geldt dat hier ook. Nogmaals, met iedere vergunning is het zo dat als men aan de gestelde eisen voor de vergunningverlening voldoet, de vergunning wordt verleend.
De heer Van Raak (SP): Is de minister bereid om, vlak voordat die vergunning wordt verleend, dat aan de Kamer te melden, zodat de Kamer er nog met de minister over kan spreken? Ik denk namelijk dat veel Kamerleden, van verschillende fracties, hierin een bijzondere verantwoordelijkheid voelen. Ik vraag de minister om de Kamer niet voor voldongen feiten te plaatsen.
Minister Verhagen: Dat geldt voor wie de vergunning verleent. Als het eilandbestuur die vergunning verleent, kan de Kamer de minister van EL&I daarover niet ter verantwoording roepen. Ik zal dit signaal van de Kamer wel aan de minister van I en M doorgeven. Ik zal haar vragen of zij de Kamer wil informeren als zij een vergunning op basis van de vergunningseisen zal verlenen. De Kamer zal met haar dan verder de discussie moeten voeren.
De voorzitter: Ik vraag de minister hoeveel tijd hij nog nodig heeft, want de staatssecretaris moet ook nog aan het woord komen. Ik stel voor om alleen aan het eind nog interrupties toe te staan.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het lijkt me een belangrijke toezegging van de minister ten aanzien van I en M en de vergunningverlening. Toen wij op het eiland waren, waren er toevallig ook twee ambtenaren van I en M. Het gaat nog breder, ook over bijvoorbeeld het rampenplan. Hoe ziet dat eruit als er op het eiland iets gebeurt? Als er dergelijke ontwikkelingen op Schiermonnikoog op stapel stonden, zouden we toch ook niet zeggen dat we er niet over gaan en dat zulke ontwikkelingen zich maar moeten doorzetten? Dit weekend kregen wij een montagefoto van de uitbreiding van NuStar. Die ziet er echt verschrikkelijk uit. Die montagefoto heeft NuStar bovendien zelf gemaakt om te laten zien wat dit voor het eiland betekent. Het lijkt wel of NuStar het eiland bezit. Ziet de minister dit probleem wel helemaal scherp? Lijkt het hem zinnig om nog eens een heel nauwkeurige economische check te doen? Over de werkgelegenheid wordt op het eiland namelijk heel anders gedacht. NuStar spiegelt wat dat betreft de zaken mooier voor dan ze zijn.
Minister Verhagen: Ik zal een voorbeeld geven dat nog dichter bij huis ligt dan Schiermonnikoog: Groningen. Als de Groningse gedeputeerde een vergunning afgeeft voor een kolencentrale, dan is hij daarvoor verantwoordelijk. Ik niet. Als ik een vergunning afgeef, dan ben ik daarvoor verantwoordelijk. Mevrouw Van Gent kan niet van mij vragen, ook niet ten aanzien van Groningen, dat ik de gedeputeerde in Groningen op zijn vingers tik omdat hij een vergunning afgeeft. Dat moeten de Provinciale Staten doen. Als mevrouw Van Gent van mening is dat de Groningse gedeputeerde een verkeerd besluit heeft genomen, dan kan zij haar partijcontacten aanwenden om hem daarop aan te spreken. Zo werkt het. Dat is in Groningen niet anders dan op Sint-Eustatius.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De minister heeft het nu over een besluit van een heel college dat al in een vorige periode was genomen. Ik zal nu niet over de situatie in Groningen in discussie gaan, hoewel het wel heel verleidelijk is om dat toch te doen. Het gaat mij er nu om dat er gezegd lijkt te worden dat wij er niet over gaan. Mijn stelling is echter dat we er wel degelijk over gaan. Als zo'n ingrijpende ontwikkeling op een klein eiland als Schiermonnikoog zou plaatsvinden, zou werkelijk in heel Nederland de pleuris uitbreken. Nu wordt er enigszins flegmatisch over gedaan. Daar wil ik graag de mening van de minister over.
Minister Verhagen: Hier wordt helemaal niet flegmatisch over gedaan. Dit doet totaal, maar dan ook totaal geen recht aan wat ik gezegd heb. Op het moment dat de vergunningaanvraag voor de delen waar I en M over gaat niet aan de eisen voldoet, ook op het punt van veiligheid, wordt de vergunning niet verleend. Als deze daaraan voldoet, wordt de vergunning wel verleend. Daarnaast is er een onderscheiden verantwoordelijkheid, net zoals in het voorbeeld dat ik noemde van de provincie Groningen. Mevrouw Van Gent kan mij van alles vragen, maar niet om de verantwoordelijkheid van de gedeputeerde van Groningen over te nemen. Datzelfde geldt ten aanzien van het eilandbestuur. Dat is niet flegmatisch, maar de verantwoordelijkheidsverdeling. Voor een deel van de vergunningverlening is het eilandbestuur verantwoordelijk en voor een deel, op het gebied van milieu en veiligheid et cetera, is I en M is verantwoordelijk. We moeten dat scherp houden. Dat er voor- en tegenstanders zijn, geldt in Nederland ook bij ieder investeringsbesluit. Ik heb gezegd dat het wat betreft de werkgelegenheid economisch gezien een interessante investering is, waarbij we zeer duidelijk in de gaten moeten houden dat men het op het punt van veiligheid en milieu aan de eisen voldoet zoals bij iedere normale vergunningverlening in Nederland ook het geval is.
De voorzitter: De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Verhagen: Mevrouw Hachchi heeft gevraagd wat de stand van zaken is met betrekking tot de tariefstijging. Op Saba en Sint-Eustatius worden de tarieven voorshands gehandhaafd op het huidige niveau. Bij de transitie naar nieuwe elektriciteitsbedrijven is het doel om de tarieven gelijk te houden door onder andere de toepassing van windenergie en een verlaging van de beheerskosten.
De heer Lucassen heeft gevraagd of instanties in Caraïbisch Nederland een beroep doen op de kredietfaciliteiten. Het antwoord daarop is ja. De kredietfaciliteiten zijn opengesteld. Er is drie keer een beroep gedaan op de BMKB-regeling, de Borgstelling MKB Kredieten, en één keer op de Prepare 2 Start-regeling. Men kan dus een beroep doen op deze regelingen als men voldoet aan de daarvoor geldende regels.
De heer Recourt heeft gevraagd wat ik vind van een investeringsfonds tegen lage rente. Ik zal ernaar kijken. Op zichzelf genomen vind ik het wel interessant, maar ik zal goed bezien wat de toegevoegde waarde is ten opzichte van de huidige kredietfaciliteit.
De voorzitter: Kan de minister daar een termijn aan verbinden, opdat de Kamer weet wanneer hij met een reactie komt?
Minister Verhagen: In het voorjaar.
De voorzitter: Het voorjaar, is dat 1 april of 1 mei?
Minister Verhagen: Laten we 1 mei doen; dan hebben we het financiële plaatje wel zo'n beetje rond.
De voorzitter: 1 mei, aldus toegezegd.
Minister Verhagen: Mevrouw Van Gent heeft gevraagd wat ik doe bij investeringen. Als het gaat over energie ben ik van plan, financieel bij te dragen aan de bouw van windturbines op Saba en Sint-Eustatius. Dat draagt naar mijn mening substantieel bij aan het renderend maken van de beoogde nieuwe bedrijven. Uiteraard moeten de renderende bedrijven geacht worden de vervangingsinvesteringen te kunnen doen. We hebben het NFIA Caraïbisch Nederland, het Netherlands Foreign Investment Agency, dat ook de BES-eilanden ondersteunt, zoals nu overigens gebeurt bij NuStar.
Mevrouw Ortega heeft gevraagd om de WBSO ook op Caraïbisch Nederland toe te passen. Ik wil daarover nadenken. Het punt is dat tot nu toe in het Caraïbisch gebied weinig innovatie plaatsvindt in dit kader. In de laatste 50 jaar zijn twee octrooien aangevraagd vanuit het Caraïbisch gebied. Ik wil er gewoon eens naar kijken of dit überhaupt toegevoegde waarde heeft.
De voorzitter: Kunt u daar ook een termijn aan verbinden?
Minister Verhagen: Ik neem dat ook mee in het voorjaar.
Ik kom op de laatste vraag van mevrouw Van Gent over de elektrische tuktuk. Ik weet niet of men daarmee naar Washington Slagbaai kan gaan, maar in Washington Slagbaai zou ik die elektrische tuktuk afraden als ik haar was. Maar ik zal er in ieder geval naar laten kijken. De commissie kent mij als een groot voorstander van elektrisch rijden. Er werd mij gevraagd naar het Caraïbisch gevoel, dus ik wou die tuktuk niet in Washington Slagbaai hebben. Maar ik zal het plan voor elektrisch vervoer bekijken. Dat plan voorziet onder andere in de aanleg van een laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer in Nederland. Mogelijk doen we op dat punt een proef, bijvoorbeeld op Bonaire, ook met laadpalen, zodat het werkelijk kans van slagen heeft. Als mevrouw Van Gent mij de naam geeft van het bedrijf, zal ik zorgen dat het in contact komt met de EL&I-vertegenwoordiging op Bonaire, zodat rechtstreeks bezien kan worden in hoeverre het bijvoorbeeld in het plan van aanpak voor elektrisch vervoer kan meelopen.
Daarmee heb ik de aan mij gestelde vragen beantwoord.
De heer Van Bochove (CDA): Ik zou het op prijs stellen als de minister mijn vragen ook wil beantwoorden.
Minister Verhagen: Die zijn meegenomen in het algehele antwoord.
De heer Van Bochove (CDA): Dat heb ik gemist, maar dan ik heb de minister wel een paar vragen te stellen. Ik heb een vraag gesteld over investeringen op het gebied van infrastructuur. Ik heb ook een vraag gesteld over fondsvorming voor infrastructuur. Mijn benadering was een iets andere dan die van de heer Recourt. Ik had nog een derde vraag waar ik kennelijk het antwoord op heb gemist. De minister heeft al gezegd dat hij aan de energievoorziening en de regelgeving daaromtrent wil werken, maar mijn vraag was in hoeverre er ruimte is voor het toelaten van anderen op het net. Ik sprak met name over Bonaire. Moet een regulator daar niet ontbreken?
Minister Verhagen: Ik heb al gezegd dat ik dat laatste meeneem in het reguleringskader. Op de vraag over de supermarkt die de voorfinanciering wil doen van de infrastructuur, blijf ik nu het antwoord schuldig. Ik zal bekijken of dat überhaupt kan. Het probleem is dat het eilandbestuur een bepaald budget heeft voor infrastructuur, dat geheel zou opgaan aan de ontsluiting van deze supermarkt. Tegelijkertijd is de ondernemer bereid om dat voor te financieren, maar hij wil dat dan eventueel verrekenen met zijn inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Dat valt niet onder mijn jurisdictie, dus dat punt heb ik eruit gezet. Maar als de heer Van Bochove in zijn algemeenheid vraagt naar het Infrastructuurfonds, dan is mijn antwoord dat ik daar in principe niet over ga. Daar gaat de minister van I en M over.
De heer Van Bochove (CDA): Ik dank de minister voor zijn reactie. Hij gaat veel verder dan mijn algemene vraag. Het belangrijke speerpunt vanuit het economisch beleid is dat we werkgelegenheid creëren. De mogelijkheid en de ruimte van het eiland voor investeringen in infrastructuur is beperkt. De minister gaf het al aan. Daar moeten we, los van belastingvraagstukken, met elkaar een oplossing voor zien te vinden.
Minister Verhagen: Ik blijf het antwoord daar nu op schuldig.
De heer Van Bochove (CDA): Misschien kan de minister dat in zijn reactie dit voorjaar meenemen?
De voorzitter: Aldus besloten. Met alle respect, maar ik wil naar de beantwoording van de staatssecretaris. Aan hem zijn namelijk ook een aantal vragen gesteld. Iedereen heeft nog één vraag. Het woord is nu aan de staatssecretaris. Aan het einde, als er tijd over is, kunt u alsnog vragen stellen. Ik vind dat niet meer dan fair en beleefd.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik heb begrepen dat ik zelfs speciaal opgeroepen ben op deze maandagochtend voor dit algemeen overleg. Ik zal mij in aanwezigheid van de minister en vicepremier niet uitlaten over of mengen in de discussie over coördinatie en taakverdeling tussen departementen. Dat is allemaal voldoende besproken. Ik houd het op drie korte punten, die betrekking hebben op de post, de landbouw en de mooiste, de natuur.
Mevrouw Hachchi heeft eerder schriftelijke vragen gesteld over de post. Het gaat nog niet goed. In de loop van 2011 zijn gesprekken gevoerd met Nieuwe Post. Er zijn afspraken gemaakt om tot een betere kwaliteit van de postlevering te komen. Uit kwaliteitsmetingen uitgevoerd door de toezichthouder Agentschap Telecom blijkt dat die verbeteringen helaas nog niet reëel zijn opgetreden. Het agentschap heeft Nieuwe Post geholpen met een voorlichtingscampagne. Veel huizen hebben geen brievenbus en dat is toch een belangrijke voorwaarde om adequaat post te kunnen bezorgen. In het najaar van 2011 is het hele logistieke proces van Nieuwe Post door een extern bureau doorgelicht. Dit heeft een aantal concrete voorstellen opgeleverd om de logistieke processen efficiënter in te richten en beter op elkaar af te stemmen. Hiervoor is een concreet plan van aanpak opgesteld. Dit plan is door onze mensen met Nieuwe Post besproken. Wij hebben aangegeven dat Nieuwe Post op basis van dit plan echt aan de slag moet om de verbeteringen te realiseren. De concessie loopt af op 1 januari 2013. Dat is een belangrijk moment om te bezien of de zaak dan voldoende op orde is. Er zit dus druk op de ketel.
Er is maar op zeer kleine schaal landbouw op de eilanden. Er zijn geen optimale landbouwomstandigheden. De openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor het beleid ter plekke. Zij willen graag in de richting van duurzame landbouw. Dat vinden wij positief; het ministerie ondersteunt de autoriteiten met het doen van onderzoek naar wat onder welke omstandigheden haalbaar is. Hierbij wordt niet alleen ingezet op landbouw, maar ook op plattelandsbeleid in den brede.
Wanneer komt het beleidsplan natuur? Mei, juni zal het de Kamer ter kennisname worden voorgelegd. Daarin zullen ook de aanbevelingen van de IUCN zijn verwerkt.
Wanneer kunnen natuurgebieden de titel Nationaal Park dragen? Dat kan in beginsel in maart, april in overleg met de autoriteiten aldaar geregeld worden. Het gaat om vijf parken op de drie eilanden, zowel zeeparken, onderwaterparken als parken op het land. In beginsel moet het in april rond zijn. Er bestaat belangstelling om de titel Nationaal Park te gebruiken, ook uit toeristische overwegingen.
Hoe zit het met de besteding van geld voor natuurdoeleinden op de eilanden? Deze vraag is al aan de orde geweest bij de begrotingsbehandeling. De gelden voor natuur richting de eilanden zijn niet gelabeld. Het is een brede uitkering. Het openbaar lichaam bepaalt waar de gelden aan besteed worden. Er is inderdaad zorg dat er onvoldoende geld aan natuur wordt besteed, maar in opdracht van BZK wordt onderzocht of er voldoende geld beschikbaar is. In het voorjaar zal de minister van BZK rapporteren over de besteding van de middelen in het afgelopen jaar. Ik kan vandaag geen inzicht geven in de precieze besteding van geld voor natuurdoelen.
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter ...
De voorzitter: Nee, de staatssecretaris rondt eerst zijn betoog af.
Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Er wordt dus in de loop van de eerste helft van dit jaar door de minister van BZK gerapporteerd. Ik kan nu nog geen inzicht bieden in de besteding.
De heer Bosman (VVD): Ik kom even terug op het ontbreken van brievenbussen. Daar zit regelgeving aan vast. Ik krijg dan een Nederlands beeld: binnen tien meter van de voordeur, een bepaalde briefopening, enz. Ik krijg daarbij geen Caraïbisch gevoel. Is het mogelijk om post te bezorgen zonder brievenbus?
Staatssecretaris Bleker: Als ik aan een variant zonder brievenbus denk, denk ik aan de postduif, maar er is natuurlijk wel een plek nodig waar je de spullen kunt afleveren. Dat lijkt mij simpel. Voor de rest gelden niet al die specifieke regels die u noemde. Men kan daar ter plekke met verstand van zaken mee omgaan. Dat is het punt dus niet, maar je moet de spullen wel ergens kunnen afleveren.
Mevrouw Hachchi (D66): De Kamer heeft een motie aangenomen over in totaal € 800 000 voor natuur. In die motie staat dus dat dit geld wel door de Kamer geoormerkt wordt, want wij willen dat dit geld echt aan natuur wordt besteed. In die zin zou ik de staatssecretaris willen corrigeren, want dit is wél gelabeld geld. Ik snap dat de staatssecretaris verwijst naar de rapportage van het ministerie van BZK over het BES-fonds, maar het is wel de verantwoordelijkheid van deze staatssecretaris om erop toe te zien dat dit geld daadwerkelijk besteed wordt aan natuur, want via die motie heeft de Kamer dit geld wel degelijk geoormerkt.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
Mevrouw Hachchi (D66): Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris, want hij gaf precies het tegenovergestelde aan.
Staatssecretaris Bleker: In de formele verhouding met de openbare lichamen is dit nu niet gelabeld. Het is geen specifieke uitkering. Ik zal er wel op toezien of uit de rapportage van de minister van BZK blijkt dat inderdaad ook aan natuurdoelen een toereikend budget is besteed. Dan hebben wij het over het bedrag waarover u sprak. Het lijkt mij dat wij daarna de discussie moeten voeren over de vraag of dit in de formele financiële verhouding met deze eilanden anders geregeld zou moeten worden dan nu.
De heer Recourt (PvdA): Ik ben blij met de titel van nationaal park. Daarnaast sluit ik mij helemaal aan bij de opmerking van de heer Bosman. Juist de postbezorging is een mooi voorbeeld van iets wat met lokale kennis moet worden opgelost. Mijn vraag gaat echter over landbouw. Ik snap dat die eilanden te klein zijn voor grootschalige landbouw, maar in Nederland is landbouw op water juist een innovatie op het punt van landbouw, bijvoorbeeld op Texel. Bij die eilanden hebben wij genoeg water, zelfs in een bijzondere vorm, namelijk tropisch water. Kan er juist in die hoek worden gefaciliteerd of gestimuleerd?
Staatssecretaris Bleker: Wij zijn bereid om datgene mede te onderzoeken en te ondersteunen wat de autoriteiten en de initiatiefnemers op deze eilanden als kansrijk zien bij de ontwikkeling van duurzame landbouw. Dat is onze houding, maar we gaan dat niet vanuit hier bepalen. Twee deskundigen die afkomstig zijn van de eilanden, doen daar in dienst van ons ministerie hun werk om de directe relatie met de mogelijkheden aldaar en onze beleidsondersteuning in beeld te brengen. Op dat punt zijn de contacten dus heel praktisch en direct.
De heer Recourt (PvdA): Het is goed om dat te horen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb een vraag over het komende natuurplan. Wordt daarin ook aandacht besteed aan de biodiversiteit op de eilanden? De staatssecretaris heeft onlangs immers een rapport in ontvangst genomen en heeft toen aangegeven dat dit met name voor Caraïbisch Nederland een belangrijk punt is. Ik heb geen antwoord gekregen op een andere vraag: ligt de verantwoordelijkheid voor de waterzuivering op Bonaire, die daar wel staat maar nog niet in werking is en die koraalriffen aantast, bij Atsma of bij Bleker? En wordt er op dat punt gecoördineerd samengewerkt? Die riffen zijn immers een van de bijzonderste verschijnselen in dit deel van Nederland.
Staatssecretaris Bleker: Het antwoord op de eerste vraag is «ja». Het antwoord op de tweede vraag is: de heer Atsma.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik heb een opmerking over de postbezorging. Ik vind datgene wat de staatssecretaris zei, gewoon onzin. Tot nu toe hebben de mensen daar immers ook altijd post ontvangen. Ik roep de staatssecretaris er dus toe op om niet weer het gedrag tentoon te spreiden alsof alles in wetgeving gegoten moet worden, maar om te bekijken wat er tot nu toe op de eilanden met betrekking tot de postbezorging goed is gegaan, om dat over te nemen en om eventuele belemmeringen op te lossen.
De voorzitter: De staatssecretaris heeft niet de behoefte om hierop nog te reageren.
Ik sluit hiermee het debat met de bewindspersonen van EL&I. Ik geef nog een toelichting op de toezeggingen. Als ik iets heb gemist, hoor ik dat graag.
– De minister van EL&I zal de Kamer op uiterlijk 1 mei 2012 nader informeren over de mogelijkheid van een investeringsfonds tegen lage rente op de BES-eilanden.
– De minister van EL&I zal de Kamer uiterlijk 1 mei 2012 nader informeren over de WBSO.
– De minister van EL&I zal de Kamer uiterlijk 1 mei 2012 nader informeren over de elektrische Tuk Tuk, maar vervolgens zal aan deze toezegging «onderhands» worden voldaan.
Minister Verhagen: Dat regelen wij inderdaad onderhands.
De voorzitter: Oké, dan noteren wij die niet.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik wil natuurlijk wel daarover geïnformeerd worden.
Minister Verhagen: Ik zal de Kamer ermee in contact brengen.
De voorzitter:
– De minister van EL&I zal de Kamer uiterlijk eind december 2012 nader informeren over het reguleringskader.
– De minister van EL&I zal de minister van I en M informeren over de wens van de Kamer om bij de vergunningverlening NuStar de Kamer vooraf te informeren.
Deze toezeggingen aan de Kamer liggen hierbij vast. Ik zie dat de heer Van Bochove ongelukkig kijkt. Misschien heeft hij er nog iets aan toe te voegen.
De heer Van Bochove (CDA): Ik weet niet of het reguleringskader met het energievraagstuk had te maken. Dat was mij niet helemaal duidelijk.
De minister heeft ook toegezegd dat hij mijn vragen over infrastructuur en investeringen in relatie tot werkgelegenheid zal beantwoorden.
De voorzitter: Hoe wilt u deze toezegging formuleren?
De heer Van Bochove (CDA): Zoals ik haar zojuist heb geformuleerd.
Mevrouw Hachchi (D66): De staatssecretaris gaf aan dat het natuur- en beleidsplan in mei of juni naar Kamer wordt gestuurd.
De voorzitter: Volgens mij was dat een eigen plan van de staatssecretaris, maar ik begrijp dat mevrouw Hachchi dit als toezegging wil vastleggen. Uitstekend.
Kunnen de bewindspersonen ook leven met deze toezeggingen?
Minister Verhagen: Absoluut.
De voorzitter: Ik dank de bewindspersonen voor de informatie en de beantwoording. Ook dank ik de woordvoerders voor hun inbreng. Vanmiddag zetten we het algemeen overleg voort.