Vastgesteld 7 november 2008
De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 9 oktober 2008 overleg gevoerd met minister Bos van Financiën en minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over:
– de brief van de minister van Financiën d.d. 27 juni 2008 over het verslag van de vergaderingen van IMFC, DC, het verslag van de G5 bijeenkomst en het kiesgroepoverleg (26 234, nr. 86);
– de brief van de minister van Financiën d.d. 1 oktober 2008 over de geannoteerde agenda jaarvergadering IMF en Wereldbank (26 234 nr. 87);
– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 18 juli 2008 over de aanbieding van het eindverslag onderhandelingen tiende middelenaanvulling Aziatisch Ontwikkelingsfonds (AsDF-10) (31 250 nr. 22).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
Voorzitter: Blok Griffier: Berck
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. De najaarsvergadering van het IMF zal ongetwijfeld in het teken staan van de kredietcrisis en de financiële crisis. Het IMF spreekt nu al van de ergste crisis sinds de jaren dertig. Behalve banken is nu ook het eerste land slachtoffer geworden van die kredietcrisis. IJsland dreigt niet meer aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Mijn vraag aan de minister van Financiën is of het IMF een rol kan spelen bij het vinden van een oplossing. Er is sprake van een acute betalingscrisis en dat is nu juist iets waarvoor het IMF is opgericht. Ook speelt er een direct eigenbelang voor de minister. Hij heeft immers zelf namens de Nederlandse spaarders een claim lopen bij IJsland op de eerste € 20 000 van Icesave. Dat lijkt mij een goede reden om hierover te spreken met het IMF.
Het zou goed zijn als de minister van Financiën de Nederlandse spaarders over die eerste € 20 000 gerust zou stellen, in die zin dat hij bereid is die claim voor te schieten. Namens de Nederlandse spaarder moet hij het geld dan verhalen op IJsland, dat het bedrag van € 20 000 heeft gegarandeerd. De minister moet de Nederlandse spaarder geruststellen dat er een oplossing komt en dat de mensen hun geld zullen krijgen. Garanties moeten niet alleen worden afgegeven voor grote spaarders tot € 100 000, ook de kleine spaarders die tot € 20 000 bij Icesave hebben staan, moeten van de minister een geruststelling te horen krijgen.
De najaarsvergadering doet denken aan tien jaar geleden, ten tijde van de Azië-crisis. Ook toen was sprake van een systeemcrisis, weliswaar niet in het Westen maar vooral in Azië en de ontwikkelingslanden. Ook toen is veel gesproken over fundamentele herziening van ons wereldwijde financieel systeem. Er werd toen gesproken over de financiële architectuur. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de oprichting van het Financial Stability Forum. Nu zal een meer ingrijpende herziening van het financieel systeem nodig zijn. Ik ga ervan uit dat de Nederlandse regering daaraan zal meewerken en een actieve rol zal spelen. Het mag niet zo zijn dat men na deze crisis weer terugkeert naar business as usual, zoals na de Azië-crisis wel is gebeurd, wellicht omdat het Westen, de machthebbers in het IMF en de Wereldbank, toen niet getroffen waren.
Een probleem is de democratisering van het IMF en de Wereldbank, een onderwerp dat al jarenlang speelt. Er worden kleine verbeteringen bereikt, maar de fundamentele herziening die nodig is, is er niet. Vanuit ontwikkelingslanden wordt nu gepleit voor een fifty-fiftyverdeling, zodat de ontwikkelingslanden de helft van de stemmen hebben en de debiteuren en crediteuren de andere helft. Ik hoor graag een reactie van de Nederlandse regering op dat voorstel. Ook hoor ik graag wat er gaat gebeuren met IDA, een onderdeel van de Wereldbank. Ik heb echter begrepen dat de beperkte veranderingen in de zeggenschap daarop niet van toepassing zijn. Het lijkt mij dat ook daar veranderingen moeten plaatsvinden.
De Wereldbank en de Nederlandse bewindvoerder laten zich er graag op voorstaan dat iets moet gebeuren aan de klimaatcrisis. Dat is goed, maar het leningenbeleid van de Wereldbank lijkt daarmee niet te sporen. Leningen voor fossiele brandstoffen zijn bij het IFC toegenomen met 165%, bij de Wereldbank in totaal met 60%, terwijl het aantal leningen voor duurzame energie slechts met 9% is toegenomen. De SP-fractie vindt dat er niet alleen een verandering van retoriek moet komen, maar ook van het daadwerkelijke beleid. In het Engels is dat: put your money where your mouth is. Op dat gebied moet er bij de Wereldbank heel veel veranderen. Bij dezen het verzoek aan de Nederlandse bewindvoerder, de heer Wijffels, die zelf ook veel met duurzaamheid heeft, erop aan te dringen dat er echt iets moet veranderen.
Een onderdeel van de herziening van ons financieel systeem betreft de aasgierfondsen. De SP-fractie is van mening dat nu de bel moet rinkelen voor het einde van de aasgierfondsen. Binnen IMF en Wereldbank wordt al heel lang gesproken over deze speculanten die geld verdienen aan schuldverlichting voor de allerarmste landen. De allerrijksten verdienen aan hulp voor de allerarmsten. Nederland heeft zich daarover al eerder kritisch uitgesproken. Mijn fractie vraagt de minister van Financiën voorop te lopen in de bestrijding van die aasgierfondsen. Er zijn voorstellen gedaan voor transparantie door middel van een database waaruit blijkt wie de aasgierfondsen en de aandeelhouders zijn. In de Verenigde Staten is een Stop the Vulture Fund-Act ingediend. Daarbij is deze gang van zaken strafbaar gesteld. Iets dergelijks kunnen wij in Nederland doen. Mijn fractie vraagt de minister van Financiën of hij bereid is een dergelijke maatregel te bestuderen en het liefst ook te implementeren.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Voorzitter. Ik begin met de opmerking dat het vandaag mooi weer is omdat de bonussen de zon niet verduisteren. Ik heb gisteren bij Pauw en Witteman minister Koenders gezien. Ik denk hetzelfde over de excessieve bonussen als hij, maar het gaat mij wat ver om een relatie te leggen tussen verduistering en ontwikkelingssamenwerking.
De kredietcrisis zal significante gevolgen hebben voor de reële (?) sector. De banken zijn gedwongen de kredietverlening aan banden te leggen om hun balanspositie te verbeteren. Tevens leidt de verstopping op de geldmarkt tot een geringere mogelijkheid tot herfinanciering van deze kredieten. De kredietcrisis zal ongetwijfeld intensief worden besproken op de jaarvergadering. Men moet zich wel realiseren dat zowel het IMF als de Wereldbank slechts een beperkte rol van betekenis kan spelen bij de oplossing van de kredietcrisis. De Wereldbank kan dat niet omdat die statutair een volstrekt andere taak heeft en het IMF niet omdat dit fonds ook statutair geen mogelijkheden heeft, financiële instellingen te redden. Dat is primair de taak van de nationale monetaire autoriteiten. Wel kan en moet het fonds, samen met instellingen als de Bank of International Settlements, een vooraanstaande rol spelen bij de noodzakelijke hervorming van het toezichtstelsel.
Alhoewel achteraf volstrekt duidelijk is geworden dat particuliere instellingen onverantwoorde risico’s hebben genomen en dat zij primair verantwoordelijk zijn voor de crisis, moet wel worden beseft dat dit gedrag plaatsvond onder het toeziend oog van de officiële toezichthoudende autoriteiten en de particuliere credit rating bureaus. Het IMF zou een rol kunnen spelen bij het monitoren van grensoverschrijdende financiële instellingen. Hier schieten de normale toezichthouders immers vaak tekort. Het IMF en de BIS kunnen en moeten een leidende rol spelen om een zodanige toezichtstructuur te vormen dat een herhaling van de kredietcrisis zo veel mogelijk wordt vermeden. De CDA-fractie vindt dat dit het kernpunt moet zijn van de agenda van de jaarvergadering van het IMF en van de Nederlandse inzet.
De CDA-fractie is blij met het overzicht van alle instanties die bezig zijn met het ontwikkelen van nieuwe initiatieven en toezichtregels. Het zijn er echter heel veel. Wellicht kan er door het IMF een stroomlijning en coördinatie plaatsvinden tussen de verschillende fora, waardoor er slagvaardiger kan worden opgetreden. Deelt de minister deze opvatting?
Er is nogal wat kritiek geleverd op de organisatiestructuur van het IMF. Het Independent Evaluation Office bracht een advies uit om de Raad van Bewindvoerders een krachtiger toezicht te laten houden op het management. Dat klinkt goed, maar als men niet aangeeft hoe de raad dat kan waarmaken, blijft de suggestie in het luchtledige hangen. De regering neemt het andere voorstel om het Internationale Monetaire en Financiële Comité te formaliseren gelukkig niet over. Dat vindt mijn fractie verstandig. Een versterking van dit comité gaat ongetwijfeld ten koste van de invloed van de Raad van Bewindvoerders en daarmee schiet niemand iets op.
Het IMF heeft een werkgroep ingesteld inzake de staatsfondsen. In die werkgroep zitten met de grote staatsfondsen ook landen die netto-ontvangers zijn. Die groep moet een ontwerprapport maken dat General Accepted Principles and Practices tot doel heeft. Deze GAPP hebben tot doel een stabiel mondiaal financieel stelsel gebaseerd op vrij kapitaalverkeer, marktconform gedrag door staatsfondsen, transparantie omtrent beleggingen en een degelijke governance van de staatsfondsen. Zijn dit de doelstellingen waaraan de staatsfondsen volgens de Nederlandse regering zouden moeten voldoen? Of zijn dit de terms of reference die het fonds heeft gesteld bij de instelling van de werkgroep? Samen met de EU-landen streeft Nederland naar een zo groot mogelijke transparantie omtrent de staatsfondsen. Is de regering bereid de Tweede Kamer zo snel mogelijk te informeren over de uitkomst van het overleg over die GAPP?
Dan kom ik bij de strategie van de Wereldbank. Nederland heeft zich positief opgesteld ten aanzien van de zes kernpunten die de president van de Wereldbank heeft opgesteld. De CDA-fractie heeft die lijn ondersteund. Nu moet het echter op korte termijn komen tot een bondige leidraad. Het mag niet zo zijn dat er wederom een eindeloos debat komt over strategieën. Die debatten zijn er genoeg geweest in de ontwikkelingssamenwerking. Eerlijk gezegd wordt de CDA-fractie daar wat moe van, juist omdat zij zo’n groot voorstander is van die ontwikkelingssamenwerking. De regering moet goed beseffen dat er duidelijk sprake is van een afnemend draagvlak voor ontwikkelingshulp in de samenleving en in de Tweede Kamer. Het overleg over de strategie moet daarom snel tot resultaten komen, anders zal dat draagvlak verder afnemen; dat zou de CDA-fractie zeer betreuren.
Over het algemeen is de CDA-fractie ingenomen met de inzet van de regering omtrent de zes kernpunten. De fractie vraagt zich echter wel af hoe een grotere zeggenschap en vertegenwoordiging van de ontwikkelingslanden in de Wereldbank zal leiden tot een betere bestuurbaarheid van die bank. Mijn fractie zet ook vraagtekens bij de opmerking dat bij de IDA-deelname een groot gewicht zou moeten worden gegeven aan de bijdrage van de donorlanden. Als men dat bepleit, moet men niet tegelijkertijd een pleidooi houden voor een grotere zeggenschap van de ontwikkelingslanden. Graag hoort mijn fractie opheldering over de inzet van de regering op dit punt.
Bovendien zal het sleutelen aan de gewichten over zeggenschap aanleiding geven tot eindeloos touwtrekken en dat staat haaks op het streven om zo snel mogelijk tot een slotsom te komen over de strategie. Ook speelt de vraag hoe de interne governance bij de Wereldbank zich verhoudt tot die bij het IMF. Dit is ook van belang voor het behoud van de Nederlandse stoel. Een toename van de invloed van de ontwikkelingslanden gaat immers bijna onvermijdelijk ten koste van die van de Europese landen, waaronder Nederland. Wat is het standpunt van de minister in dezen?
De CDA-fractie is blij met de actieve inzet van de regering om de consequenties van de klimaatverandering hoog op de agenda van de Wereldbank te krijgen. Hulde daarvoor! Ook hier passen echter vraagtekens. De regering stelt dat de adaptatie aan de klimaatverandering tot additionele bijdragen van de donorlanden aan de Wereldbank zou moeten leiden. Tegelijkertijd streeft de regering naar een integratie van het klimaatbeleid in het totale activiteitenpalet van de bank. Klimaatbeleid zal vooral tot uitdrukking komen bij investeringsprojecten in de infrastructuur, de energiebouw en de landbouw. Grotere aandacht daarbij voor het klimaatvraagstuk hoeft niet zonder meer tot hogere kosten te leiden. Ook is niet duidelijk dat de grotere nadruk op de klimaatverandering zal leiden tot een geringere bijdrage aan het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Tevens vraagt de CDA-fractie zich af waarom de grootste vervuilers het meest aan deze additionele middelen zouden moeten bijdragen. Is het niet logischer dat de grootste vervuilers deze middelen aanwenden om de vervuiling in eigen land aan te pakken?
De hoge voedselprijzen staan terecht hoog op de agenda van het IMF en de Wereldbank. Het fonds heeft inmiddels tijdelijke betalingsbalanssteun aan een aantal getroffen landen verstrekt. De voedselcrisis heeft tot gevolg gehad dat de landbouwsector in het beleid grotere aandacht heeft gekregen. Wat dat betreft komt de ontwikkelingsarchitectuur terug op een verkeerde strategie in het verleden om die sector min of meer te verwaarlozen. Ook een groot aantal ontwikkelingslanden moet worden gewezen op het grote belang van een verbeterd investeringsklimaat in de landbouw.
In de geannoteerde agenda wordt afstand genomen van de protectionistische maatregelen om de eigen voedselprijzen door de exportbeperkingen te beheersen. Dat is correct, aangezien dat de productie zal beperken. De vraag is echter of in ontwikkelingslanden andere steun aan landbouw om tot een grotere bijdrage aan de eigen voedselvoorziening te komen, niet gerechtvaardigd is. De visie gaat in tegen de liberale mode die hoogtij viert of heeft gevierd bij de internationale instellingen in Washington. Het is de vraag of een grotere voedselvoorziening en zekerheid in de ontwikkelingslanden wel tot stand kunnen komen zonder enige bescherming en stimulantia voor de eigen landbouwsector. Wat vindt de minister van Ontwikkelingssamenwerking van deze zienswijze?
De CDA-fractie kan geheel instemmen met het uitbrengen van de middelen van het Aziatisch Ontwikkelingsfonds en de overwegingen van de regering hieraan mee te werken. In dit geval is het verheugend dat het Nederlandse aandeel aan de bijdrage in dit fonds relatief gaat dalen, omdat een aantal tot welvaart gekomen Aziatische landen een grotere bijdrage aan dit fonds kan geven, zodat Nederland zich meer kan toeleggen op zuidelijk Afrika.
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik heb over de vergroting van de zeggenschap van de ontwikkelingslanden opgemerkt dat die geen betrekking zou hebben op het IDA-onderdeel van de Wereldbank. Ik bedoelde echter de International Finance Corporation, de IFC.
Mevrouw Gill’ard (PvdA): Voorzitter. Het ineenstorten van de huizenmarkt, de kredietcrisis in de Verenigde Staten, stijgende olieprijzen die nu weer dalen, omvallende banken door verkeerde overnames en fluctuerende grondstof- en voedselprijzen laten zien dat het nu wederom noodzakelijk is dat er meer transparantie komt.
Een kredietcrisis is niet nieuw. Zo werd er eind jaren negentig in Azië een crisis veroorzaakt door terugtrekkend flitskapitaal. Nu zien wij in de Verenigde Staten dat onverantwoord is omgegaan met het verstrekken van leningen, hypotheken en kredieten. Het bouwen aan financiële markten, gebaseerd op echte economie, is de uitdaging van vandaag. Inzage en toezicht zijn nu als eerste nodig. Minister Koenders zei in 1998 als Kamerlid al dat het aan krachtig internationaal toezicht en controle van de internationale publieke sector van het IMF en de Wereldbank ontbreekt en dat deze instellingen niet adequaat reageren. Mijn fractie meent dat hierop nu moet worden ingezet.
Idealiter moeten overheid en markt elkaar versterken. Opbouw van de internationale publieke sector en versterkte bankencontrole zijn daarbij van enorm belang. De ervaring met crisismanagement van het IMF en de Wereldbank moet dan ook sterker worden ingezet in de huidige crisis.
Tijdens de voorjaarsvergadering is het idee geopperd dat opkomende markten, zoals China, Brazilië en India, worden opgeroepen zich aan de OECD-DAC-beginselen te houden in fragiele staten. Wij vinden het belangrijk om eerst transparantie te eisen van de investeringen en contracten van deze landen met andere ontwikkelingslanden.
De PvdA-fractie pleit voor meer transparantie als basisvoorwaarde voor een gezonde markt. Het openbaar maken van de IMF-waarschuwingen aan landen die verkeerd beleid voeren is daarbij belangrijk. Er moet inzicht in de boekhouding van financiële instellingen komen, zodat financiële risico’s inzichtelijk worden. Er moet transparantie komen in de methodiek en organisatiestructuur van credit rating agencies, maar ook transparantie in beloningspakketten, want deze moeten zijn gebaseerd op de langetermijnuitkomsten. Aan de werknemers moet informatie over mogelijke overnames worden gegeven. Er moet transparantie voor werknemers zijn in risico’s voor pensioenfondsen. Kan Nederland zich hiervoor sterk maken?
De financiële crisis is niet alleen maar kommer en kwel, maar brengt ook nieuwe kansen. Welke mogelijkheden zijn er om de global economy te herstructureren en waarin? Wat zijn de nieuwe kansen?
Minister Koenders waarschuwt opdat de kredietcrisis niet de allerarmsten raakt door gebrek aan vertrouwen waardoor minder private investeringen in ontwikkelingslanden worden gedaan. De minister trekt daarvoor een bedrag van 140 mln. uit en ik verwacht dat hij andere landen aanspoort datzelfde te doen. Het is dan ook van belang dat inzichtelijk wordt wat de effecten van de kredietcrisis zijn op de meest kwetsbaren, namelijk de vrouwen. Kan de minister dat inzicht verschaffen? Zo niet, wil hij dan toezeggen dat hij dat laat uitzoeken?
Wat zijn de gevolgen van de crisis voor klimaatverandering, voor Afrika, voor ODA-financiering, voor het verstrekken van microkredieten en voor het halen van de millenniumdoelen in 2015?
De heer Weekers (VVD): Voorzitter. Ik heb er even wat oude krantenknipsels bij gehaald. In de NRC van 19 april 2008 staat: «IMF twijfelt aan eigen cijfers huizenmarkt». Op 15 mei 2008 zegt de voorzitter van het IMF, Dominique Strauss-Kahn: «IMF: hoogtepunt crisis voorbij». Als ik dit soort berichten lees en kijk naar de geannoteerde agenda die voor een belangrijk deel al weer is achterhaald door de ontwikkelingen van de afgelopen dagen, vraag ik mij af hoe gezaghebbend het IMF nog is. Die vraag leg ik nadrukkelijk neer bij de minister van Financiën. Met een aantal belangrijke analyses slaat het IMF de plank mis. Wat kunnen wij dan uiteindelijk nog met het IMF? Welke rol kan het IMF spelen nu de financiële wereld mondiaal in brand staat? Hebben wij dan iets aan deze Bretton Woods-instelling? Het huidige barre klimaat is misschien juist een nieuwe kans voor het IMF. Uitgerekend bij de najaarsvergadering moet er toch een gevoel van urgentie zijn bij alle participanten. Het zou ook een nieuwe start kunnen betekenen. Ik hoor graag de visie van beide bewindspersonen.
Inzake Icesave en de relatie met IJsland doet mijn fractie een beroep op de minister van Financiën om ervoor te zorgen dat spaarders gerust kunnen zijn. De suggestie die is gedaan dat de Nederlandse Staat of de toezichthouder met IJsland gaat onderhandelen over een oplossing, onderschrijft mijn fractie. Een alternatieve optie is dat voor de Nederlandse spaarders bij Icesave rap wordt gezocht naar een private oplossing. Die is zeer wel denkbaar. Als ik het goed heb, zijn er spaartegoeden tot een bedrag van 1,6 mld. Spaartegoeden zijn op dit moment zeer gewild bij de financiële sector en ik kan mij dus voorstellen dat een private oplossing denkbaar is en dat daartoe druk op IJsland kan worden uitgeoefend.
Ik nodig beide ministers uit aan te geven waar naar hun oordeel het zwaartepunt van de vergadering zal komen te liggen. Ik heb zelf de indruk dat de onrust op de financiële markten en de ontwikkelingen en de turbulentie van de laatste dagen hoofdpunten worden. Misschien zouden dat wel de enige punten moeten zijn. Getracht moet worden internationaal voortgang te bereiken op die punten die er echt toe doen.
Inzake de staatsfondsen is er gewerkt aan een alternatieve corporate governance code voor de Sovereign Wealth Funds. Tijdens de jaarvergadering wordt hierover een presentatie gegeven. Ik verzoek de minister van Financiën ons in te lichten over wat er nu allemaal op tafel ligt. Ik neem aan dat hij al inzicht heeft in wat er wordt gepresenteerd. Toen wij de vorige keer met elkaar in conclaaf zaten over de staatsfondsen, werden die gezien als een oplossing voor krediettekorten in delen van de Westerse wereld. Is dat nog steeds zo of is de stroom vanuit de staatsfondsen in de richting van Amerika opgedroogd?
Ik begreep dat de president van de Wereldbank, de heer Zoellick, ervoor heeft gepleit om in de code op te nemen dat 1% van de Sovereign Wealth Funds aan Afrika moet worden besteed. Ik heb gelezen dat de Nederlandse regering daarvan geen voorstander van is. Ik hoor graag precies wat het standpunt van Nederland is. Mijn fractie vindt het niet verstandig een vast percentage te noemen. De Sovereign Wealth Funds moeten hun eigen afwegingen maken over de vraag waarin het geld dat zij te besteden hebben, wordt geïnvesteerd. De VVD-fractie gelooft immers niet meer in een koppeling van het budget voor ontwikkelingssamenwerking aan het bruto binnenlands product. Dat is uiteindelijk geld op zoek naar beleid. Men moet vooral kijken welke projecten belangrijk en effectief zijn. Dat is veel beter dan een automatische koppeling die uiteindelijk leidt tot verkeerde effecten.
Het is de vraag of er bij de gefragmenteerde aanpak van de kredietcrisis ook aandacht uitgaat naar het Amerikaanse plan-Paulsen. Nu het plan-Paulsen door het congres is gekomen, hoor ik graag van de minister van Financiën welke effecten dat heeft voor Nederlandse bankverzekeraars. Kunnen zij ook een beroep op dat plan doen?
In het stuk inzake de Wereldbank staat een passage over de hoge voedselprijzen. Enerzijds kunnen die de mensen in arme landen in de problemen brengen omdat een groter deel van het toch al krappe budget aan voedsel moet worden besteed. Anderzijds zijn hoge voedselprijzen de beste marktprikkel om te investeren in landbouw. Het lijkt mij vooral een uitdaging voor kleine boeren. Ik zie dat de Wereldbank zich vooral bezighoudt met financiering van landbouwprojecten. Ik ben benieuwd naar de wijze waarop men dat doet. Zijn dat grootschalige projecten of zijn het microkredieten om kleine boeren zelf te laten ondernemen? Dat laatste zou mijn fractie uiteraard het meest aanspreken.
Tot slot vraagt mijn fractie wat de Wereldbank nu precies doet om de handelsbarrières te slechten en waar men vooral tegenaan loopt.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Het wordt een buitengewoon belangrijk weekend in Washington voor de beide bewindslieden. Ik benoem enkele punten die voor mijn fractie als gewenste uitkomst gelden. Volgens mijn fractie is het weer tijd om Grote Politiek te maken, met hoofdletters. Idealiter zouden er dit weekend in de najaarsvergadering van het IMF drie dingen moeten gebeuren.
Ten eerste, de ministers van Financiën moeten eensgezind de Washington-consensus ten grave dragen. Het is een nieuw tijdperk waarin zich nieuwe ideeën over de regulering van onze globalisering moeten nestelen.
Ten tweede, het wordt tijd voor een echte erkenning op het niveau van Wereldbank en IMF van de nieuwe machtsverhouding in de wereld. De Amerikanen hebben inmiddels de laatste restanten van moreel en zeker financieel gezag ingeboet. De nieuwe machtsverhoudingen moeten leiden tot een doorbraak in de heldere posities van nieuwe landen in het bestuur van Wereldbank en IMF.
Ten derde, voor de kredietcrisis is een omvattend plan nodig. Ik begrijp dat dit een hell of a job is De huidige internationale monetaire wanorde, die niet van vandaag of gisteren is, maar een product van 25 jaar denken over vrije financiële markten met een minimale invloed van de overheid, moet echt op de helling. De wereld ontkomt er niet aan om een dekkend plan te maken voor internationale regulering van financiële markten. Voor mijn fractie zou dat idealiter moeten landen in een internationaal verdrag. Deze najaarsvergadering moet ertoe dienen dat het kabinet de eerste pionnen daarvoor goed op het schaakbord zet, zodat het karwei met de nieuwe president van de Verenigde Staten, de heer Obama, kan worden afgemaakt.
De rentestap van gisteren heeft op de beurzen niet tot onmiddellijk resultaat geleid, maar misschien wel op andere plekken. Het is buitengewoon verstandig om de beurzen in dezen zo veel mogelijk te negeren. Ik heb mij er altijd al over verbaasd dat sinds 1987 alle journaals worden afgesloten met een dagelijkse weergave van het beursnieuws, alsof dat de graadmeter is van wat er gaande is in de economie. Niets is minder het geval en vandaag al helemaal. Laten wij de beurs even collectief negeren. Ik vraag de minister mij te duiden wat volgens zijn inzichten de rentestap in het interbancaire verkeer heeft betekend. Gordon Brown zei immers gisteren terecht dat daar een belangrijke haard van de hedendaagse crisis ligt. Heeft die rentestap bijgedragen aan het verminderen van de totale stilstand op de interbancaire markt?
Mijn fractie vindt het verstandig, het gesprek met de Amerikanen te openen over de vraag hoe wij wereldwijd verder gaan met toezicht. De Amerikanen hebben de stap gezet om zakenbanken, de echte roofkapitalisten en Wall Street-boeven, onder het regime van het toezicht op algemene banken te brengen. Dat is heel onverstandig, want daarmee worden die zakenbanken systeemrelevant. Zij hebben al een grote puinhoop veroorzaakt doordat hun producten op de balansen van algemene banken verschenen. Het zou logisch zijn – en goed om in een toekomstig verdrag op te nemen – om de oude Glass-Steagall Act uit de jaren dertig van stal te halen en juist een brandscherm op te werpen tussen de zakenbanken, die puur markt, puur privaat zijn en het verder maar uitzoeken, en de algemene banken die een publieke functie hebben en die onder de bescherming van de overheid dienen te vallen. Ik hoor graag een toezegging van de minister.
Een ander punt is de afwaardering van dubieuze producten. Ik vind het lastig te overzien, maar mijn taxatie is dat accountants op dit moment verschillende praktijken hanteren. Dat lijkt mij onverstandig. Fair value is lastig in een markt die in elkaar is geklapt. Er zijn echter oplossingen te verzinnen, maar wel graag samen. Het is een belangrijk punt. Het lijkt een technische kwestie, maar het kan enorme repercussies hebben als het niet goed gebeurt en zeker als het niet gecoördineerd gebeurt, zoals bij de depositogarantie in Europa. Er moet bij toezichthouders een duidelijk beeld zijn over de consequenties van een bepaalde afwaarderingstechniek. Mijn fractie wil duidelijkheid op dit punt.
Gisteren vroeg ik de minister van Financiën naar een bijstandclausule in Europa, maar dat geldt ook wereldwijd. Ik begrijp dat het lastig is daarover het gesprek te openen, maar ik denk dat de vergadering van dit weekend daarvoor het aangewezen forum is. De financiële crisis raakt iedereen en landen moeten wereldwijd het commitment uitspreken elkaar bij te staan indien de financiële crisis zich in een individueel land ernstig verdiept. Denk aan IJsland, waar het IMF toch zal moeten inspringen. Of laten wij het over aan de Russen? Ik wil graag dat er een principebereidheid wordt uitgesproken dat landen elkaar in die zin vasthouden in deze moeilijke tijden.
Een laatste punt betreft de dollar. Volgens mij schuilt achter deze financiële crisis, de kredietcrisis, de liquiditeitscrisis, de interbancaire crisis, zeker met de schuldpositie van de Verenigde Staten, een dollarcrisis. Die is vandaag de dag nog niet manifest, maar de dag waarop de dollar valt, komt dichterbij. Er ligt bij het IMF geen scenario gereed voor wat wij dan gaan doen. De minister van Financiën weet beter dan ik dat, als de dollar valt, de rapen nog meer gaar zijn dan vandaag al het geval is. Wij moeten het gesprek daarover openen en ik vraag scherpe inzet van de regering op dat punt. Er moet internationaal over nagedacht worden. Ook daarover moeten de Amerikanen bij de les worden gebracht.
De dollar als internationaal betaalmiddel en als anker van het internationale monetaire stelsel – men zou bijna zeggen: wanorde – is voorbij. Er moet een nieuwe structuur komen voor internationaal betalingsverkeer. Wellicht verdient het aanbeveling op basis van het IMF-plan uit de jaren zeventig, de Special Drawing Rights, verder na te denken over de wijze waarop het betalingsverkeer in de toekomst moet worden georganiseerd. Dit plan is nooit van de grond gekomen omdat het destijds door de Amerikanen in de kiem is gesmoord. Dat denkwerk moet natuurlijk ook weer landen in het door mijn fractie gewenste verdrag.
Mijn fractie heeft drie vragen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking.
Ten eerste, ik verwelkom minister Koenders’ politieke uitspraak gisteravond in Pauw en Witteman om werk te maken van het legitimeren van veranderende machtsverhoudingen. Wat is de doorwerking van deze kredietcrisis op het behalen van de MDG’s, in het bijzonder de beschikbaarheid van publieke budgetten voor Ontwikkelingssamenwerking? Die staan al onder druk, soms door partijen in Nederland, maar wereldwijd wordt het er nog niet veel beter op.
Ten tweede, terecht maakt de Wereldbank zich druk over de klimaatcrisis en het is goed dat de Nederlandse regering pleit voor extra adaptatiefondsen. Dat zien wij graag in deze begroting ook gebeuren. Wat betekent dit nu concreet en wat valt op dat punt te verwachten? Een globale commissie-Veerman met nieuw extra geld om arme landen door de klimaatcrisis te helpen?
Ten derde, mijn fractie vraagt naar de stand van zaken van het internationale gesprek over de voedselprijzen en de relatie met biobrandstoffen. Met de maïsboeren in de Verenigde Staten en de desbetreffende autoriteiten is een goed gesprek te voeren over de wijze waarop zij de eerste generatie biobrandstoffen zonder milieuwinst in de tank van de Amerikaanse autorijder stoppen. Dat lijkt mij tamelijk onverstandig. Wij zouden dat internationaal eens anders moeten doen.
Bij landbouw is er een versterkte inzet van de Wereldbank, maar het is de vraag wat dat precies is. Mijn fractie pleit ervoor om te laten investeren in boerenlandbouw en niet in grootschalige bedrijven of projecten. Het zijn immers juist die boeren die zelf ook last hebben van de voedselcrisis. Dat is de paradox van de huidige situatie. Laat de Wereldbank zich vooral op hen richten en het concept van boerenlandbouw omarmen als nieuw ontwikkelingstarget van de Wereldbank.
Minister Bos: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdrage. Het wordt inderdaad een spannend, boeiend, uitdagend en enigszins onvoorspelbaar weekend in Washington. Menig minister van Financiën moet een afweging maken of hij op dit moment beter in eigen land kan blijven om daar de noodzakelijke dingen af te handelen of naar Washington moet afreizen. Voor mij betekent dit dat ik mijn programma drastisch heb ingekort. Ik zou morgenochtend vertrekken en pas woensdag weer terugkomen, maar ik ben tot uw aller dienst zondag al weer terug. De belangrijke zaterdag breng ik in Washington door, want dan vinden alle relevante vergaderingen daar plaats.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Dit is hopelijk geen koersgevoelige informatie.
Minister Bos: Nee, maar ik begrijp dat de Kamer voor dinsdag aanstaande een extra voorbereidingsoverleg voor de Europese Raad heeft gepland. Maandag is Columbus Day in Amerika en dan gebeurt er sowieso niets, zodat ik net zo goed zondag kan terugkeren.
Het is voor mij een grote vraag hoe fundamenteel de discussie zal zijn dit weekend. Juist in tijden van crisis en soms ook paniek, chaos of grote zorgen, kunnen er twee dingen gebeuren: iedereen trekt zich terug op het eigen erf en is vooral bezig met het op orde brengen van de zaak in eigen huis, of er ontstaat een bereidheid om een aantal zeer fundamentele zaken van de internationale financiële architectuur ter discussie te stellen. Ik durf niet te voorspellen welke lijn dit weekend wint.
Ik heb geconstateerd dat president Sarkozy, wat mij betreft niet helemaal ten onrechte, heeft gesproken over de noodzaak van een nieuw Bretton Woods voor de internationale financiële architectuur. Wij weten dat de Franse president, net als zijn voorgangers, graag in grote termen spreekt over dit soort zaken, maar het moment is daar ook wel gepast voor. Tegelijkertijd heb ik in de voorbereidende zin nu niet veel waargenomen dat hoge verwachtingen rechtvaardigt om op dat punt dit weekend ver te komen. Ik weet het echter oprecht niet. Het hangt ervan af of ministers komen om uit te leggen en te verdedigen wat zij zelf aan het doen zijn en misschien zelfs zwartepieten uit te spelen voor verkeerde dingen die anderen hebben gedaan, of dat zij bereid zijn om over die schaduwen heen te stappen en een meer fundamentele discussie aan te slingeren.
Bij Nederland is de bereidheid om in die fundamentele discussie mee te gaan zeer wel aanwezig. Het is een legitieme, urgente en noodzakelijke discussie om de rol van het IMF in tijden van financiële crisis goed onder de loep te nemen en te zien waar die groter kan zijn dan die thans is. Een hoofddoelstelling van het IMF is het bewaken van financiële stabiliteit en als dat ooit aan de orde is, is dat nu het geval. Wij denken dat het bestaand instrumentarium van het IMF onvoldoende wordt benut, vooral de surveyance capaciteit van het IMF. Het IMF heeft bij de normale surveyance gewezen op een aantal luchtbellen die nu geklapt zijn. Daar lag het probleem dus niet primair bij het IMF, maar wel bij het vermogen of de bereidheid van landen om de aanbevelingen van het IMF serieus te nemen. Wij weten ook dat het IMF juist in Amerika en op de Amerikaanse markten met de surveyance en monitoring capaciteit de afgelopen jaren bar weinig toegang heeft gehad. Een betere en effectievere inzet van wat het IMF al kan, zal dus onderdeel van de agenda moeten zijn.
De volgende vraag is of er nog meer moet en kan. Het IMF blijft een uniek instituut, omdat het de enige plek is waar bijna alle landen om de tafel zitten, degenen die de oorzaak zijn van de crisis en degenen die eronder lijden, de rijken en de armen, oost en west, noord en zuid, de landen waar de staatsfondsen vandaan komen en de landen waar de staatsfondsen naartoe gaan. Het biedt een unieke mogelijkheid om met een breed draagvlak zaken met elkaar te regelen. Wat ons betreft, zal dat meer dan tot nu toe is gebeurd, moeten gebeuren rondom alles wat te maken heeft met financieel toezicht.
De heer Vendrik spreekt over de waarderingsregels. Daarover zijn in Europa ook al uitspraken gedaan. Die zullen hopelijk ook dit weekend bij het IMF aan de orde komen. Een interessante vraag is waarom wij waarderingsregels tot nu toe aan verschillende zelfregulerende organisaties overlaten en niet het IMF als podium benutten om met iets meer drang en dwang eenvormigheid af te dwingen. Als ooit het moment is om die discussie met elkaar te voeren, is dat nu. Ik zal mijn voorganger, die op dit moment zeer actief is in een van die zelfregulerende organisaties, daarvan op de hoogte stellen. Daar zou het IMF met alle expertise die er is, een nieuwe taak kunnen krijgen en kunnen overnemen van een aantal organisaties, omdat wij op dit moment niet te veel onzekerheid, onduidelijkheid en variatie kunnen dulden.
Er zijn wellicht nog meer zaken te verzinnen. Ik vind het op dit moment een stap te ver om van het IMF zelf een soort internationale toezichthouder op mondiaal niveau te maken. Dat lukt ons in Europa nog niet eens en het is de vraag of dat op een hoger niveau, globaal, wel lukt. Wel worden er op globaal niveau Colleges of Supervisors gevormd. Dit voorjaar is men het in G10 en het Financial Stability Forum eens geworden dat van de twintig grootste globaal opererende instellingen op vrijwillige basis de toezichthouders bij elkaar gaan zitten in Colleges of Supervisors. Zo kunnen zij elkaar tijdig op de hoogte brengen als er iets mis gaat en beslissen of er ergens actie moet worden ondernomen. Het lijkt mij belangrijk om dat soort processen en ontwikkelingen verder aan te jagen.
Daarnaast zijn er de nodige vragen rondom de manier waarop verschillende internationale organisaties bij elkaar aanhaken. Wij zien dat het Financial Stability Forum belangrijk is, maar dat is een wat vreemde groep. Het zijn de G7 plus vier of vijf andere landen waaronder Nederland. Het IMF is lid van het Financial Stability Forum. Ik dacht een jaar geleden dat het Financial Stability Forum lid zou zijn van het IMF, maar het is precies andersom. Dat roept vragen op over de plaats waar precies democratische verantwoording plaatsvindt. Het Financial Stability Forum is slechts één voorbeeld van een organisatie die op dit punt actief is. Ik heb de Kamer onlangs uitgebreid geïnformeerd over het oerwoud van instanties en instellingen. Ook daar zou meer duidelijkheid en eenvormigheid aan de orde kunnen zijn. Het lijkt mij terecht om die discussie nu te voeren.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Voorzitter. Dat was de reden van mijn suggestie dat het IMF een meer coördinerende rol moet krijgen. Er zijn diverse clubs waar niet altijd iedereen in zit. Met stijgende verbazing heb ik het overzicht gelezen. Ik denk dat daar een taak voor het IMF zou kunnen liggen, omdat daar alle landen aanwezig zijn, zodat iedereen wordt bereikt.
Minister Bos: Het minste dat je moet kunnen bereiken is dat er een soort transfermechanisme komt van de kleine groep van het Financial Stability Forum naar de grote groep bij het IMF. Dat lijkt nu meer te gaan op basis van toevalligheid dan op basis van democratische legitimatie. Daar is de nodige ruimte voor verbetering.
Er is gevraagd naar verdere stappen inzake democratisering. In de quotadiscussie die is afgerond, is een eerste stap gemaakt. Ik begrijp dat dit niet genoeg is, maar het is de eerste grote internationale financiële instelling geweest die deze stap heeft gezet. Dat blijf ik significant vinden. Overigens wordt in deze vergadering een tweede stap gezet. Wij krijgen nu voor het eerst bij het IMF-C, het dagelijks bestuur van het IMF, zijnde een club van 24 zetels waar de belangrijke discussies plaatsvinden, een voorzitter die uit een emerging market economy komt. Er is uiteindelijk niet gekozen voor een Westerse kandidaat, vanwege de verenigde inzet van Europa om een kandidaat uit een emerging market economy te kiezen. De heer Youssef Boutros-Ghali uit Egypte zal die taak op zich nemen met grote steun van Nederland. Ik heb hem zelf de afgelopen maanden enkele malen gesproken en ben ervan overtuigd dat hij een verstandige en pragmatische kijk heeft op een aantal zaken die rondom het IMF spelen. Hij heeft geen agenda waarop zaken figureren die Nederland de komende tijd niet goed uitkomen. De heer Boutros-Ghali heeft zeer verstandige ideeën over zaken die relevant zijn voor Nederland, zoals de vraag of wij vertegenwoordigd blijven in de top van de organisatie en hoe de board in elkaar zit.
Het is zeer wel mogelijk dat het IMF een rol kan spelen bij IJsland. Daarvoor heeft het IMF zeker de expertise. Een sanering van de financiële sector in IJsland zal op enig moment aan de orde moeten komen. Misschien biedt een rol van het IMF ook de mogelijkheid om eisen te stellen op het moment waarop de bijstand wordt verleend, bijvoorbeeld de eis dat de verplichtingen aan Nederlandse spaarders worden nagekomen. Ik ben het met iedereen hier eens dat het belangrijk is dat Nederlandse spaarders zo snel mogelijk volledige zekerheid krijgen over de vraag of de IJslandse overheid verantwoordelijkheid neemt voor de eerste € 20 000 van het spaartegoed.
Ik blijf het verstandig vinden daarop eerst de IJslandse overheid aan te spreken. Iedereen heeft rondom deze kwestie een eigen verantwoordelijkheid voordat de overheid moet inspringen. Spaarders hebben een eigen verantwoordelijkheid om goed na te denken over de vraag waar zij hun geld weg zetten, of zij met rentestunters in zee willen gaan en over de vraag of tegenover een hogere rente niet vaak ook een hoger risico staat. Overheden, andere dan de Nederlandse, hebben een verantwoordelijkheid om hun contractuele verplichtingen aan Nederland na te komen.
Wij hebben ook een verantwoordelijkheid, die in eerste instantie zit op de spaargelden tussen de eerste € 20 000 in en de nieuwe limiet van € 100 000. Om nu al te zeggen dat de Nederlandse minister van Financiën maar moet betalen, is echt onverstandig. Het is immers niet de Nederlandse minister van Financiën, maar de Nederlandse belastingbetaler die betaalt. Voordat ik de Nederlandse belastingbetaler laat opdraaien voor falend management van een IJslandse bank, wil ik voor 100% zeker weten dat ik de IJslandse bank en de daarachter staande IJslandse overheid daar niet eerst effectief op kan aanspreken.
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik heb niet gezegd dat de minister van Financiën moet gaan betalen. Ik vind dat IJsland zijn verplichtingen moet nakomen als het land dat bedrag heeft gegarandeerd. Ik heb wel gezegd dat de minister de claim van de Nederlandse spaarders moet overnemen en zou moeten proberen die te verhalen op de IJslanders. De Nederlandse overheid had ook de verantwoordelijkheid voor het toelaten van Icesave op de Nederlandse markt. Het Nederlands toezicht heeft toegestaan dat Icesave in Nederland mocht opereren. Dat is een verantwoordelijkheid van de minister geweest. De garantie van de IJslandse overheid over de eerste € 20 000 is geaccepteerd op de Nederlandse markt, iets waarover men nu twijfels kan hebben. De minister schroeft wel de garantie op tot € 100 000, maar hij moet behalve de grote spaarders ook de kleine spaarders helpen door hen te helpen dat geld terug te krijgen van IJsland.
Minister Bos: Dat doen wij ook. Wij komen op voor de kleine spaarders. De Nederlandsche Bank helpt de kleine spaarders met hun claims en wij proberen de IJslandse autoriteiten erop aan te spreken dat zij die claims honoreren. De toestemming voor de IJslandse bank om actief te zijn in Nederland is gegeven door de Nederlandse toezichthouder. Daar hebben credit ratings een rol gespeeld door bijvoorbeeld de IJslandse toezichthouder.
Er zijn nu natuurlijk de nodige twijfels bij ons en bij de Nederlandse toezichthouder gerezen over de adequaatheid van de informatie die de afgelopen tijd over de kredietwaardigheid van de IJslandse bank is verstrekt. Bij alle stappen die wij ondernemen, horen ook juridische stappen richting de IJslandse autoriteiten. Zeker op het moment waarop er sprake is van het verschaffen van niet adequate informatie over de kredietwaardigheid van een bank waar ook Nederlandse spaarders hun spaargeld aan hebben toevertrouwd, horen wij de mogelijkheid van rechtszaken tegen de IJslandse autoriteiten niet uit te sluiten. Ook die stappen zijn door ons ondernomen.
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Nu de minister suggereert dat ook de Nederlandse toezichthouder misschien is belazerd door de IJslanders, is hij dan ook bereid namens de Nederlandse spaarders die procedure te voeren? Anders laat hij het over aan de spaarders zelf en dat lijkt mij niet juist.
Minister Bos: De Nederlandse toezichthouder heeft met mijn volledige instemming een aantal brieven gericht aan de relevante IJslandse autoriteiten, waarin ook wordt gewezen op deze juridische aspecten, de daarbij horende verantwoordelijkheden en de mogelijkheden voor ons om het juridisch hogerop te zoeken. De Nederlandsche Bank en de minister van Financiën opereren daarin volstrekt gezamenlijk. Ook proberen wij langs diplomatieke kanalen druk uit te oefenen. Het feit dat de IJslandse autoriteiten signalen afgeven dat er misschien mogelijkheden zijn, al is het maar voor de IJslandse spaarders, suggereert dat die mogelijkheden er wellicht ook zijn voor de andere spaarders. Zo lang ik daar een sprankje hoop zie, wil ik proberen dat levend te houden en te zorgen dat het geld bij de Nederlandse spaarders terecht komt. Daarop zijn nu al mijn inspanningen gericht.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik vind het logisch dat de minister de claim overneemt. Als ik het zo hoor, kan het voor de individuele spaarders nog maanden gaan duren en dat is waarschijnlijk nog een optimistisch scenario. Ik vind dat je die mensen niet zo lang kunt laten wachten. Mijn voorstel aan de minister is de claim over te nemen, de claim richting IJsland in stand te houden en er een collectieve claim van te maken richting de IJslandse regering of toezichthouder. Mocht hierover komende zondag worden besloten, dan heeft de minister hiervoor in ieder geval mijn steun.
Bij mij is ook de vraag gerezen hoe het kan dat een bank die een half jaar op de Nederlandse markt actief mocht zijn met een vergunning van De Nederlandsche Bank, zich op zo’n manier terugtrekt. Wij hebben gisteravond allemaal de lege kantoren gezien. Dat is natuurlijk absurd. Zodra deze informatie beschikbaar is, zou de minister er goed aan doen ons te informeren over de bevindingen van hem en van De Nederlandsche Bank over het verlenen van de vergunning aan deze bank en op welke gronden dat is gebeurd. Het kan zijn dat men belazerd is, maar het kan ook zijn dat De Nederlandsche Bank zijn huiswerk onvoldoende heeft gedaan. Ook in dat geval willen wij dat heel graag weten.
De heer Weekers (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij in grote lijnen aan bij de zojuist gestelde vragen en voeg er nog een vraag aan toe. Ziet de minister de komende dagen mogelijkheden voor een private oplossing?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vraag over de private oplossing. Voorts zou het IMF betalingsbalanssteun kunnen verlenen aan IJsland. IJsland heeft die nodig om aan de garanties te voldoen. Misschien ligt daar een snellere oplossing, waarbij eisen kunnen worden gesteld aan IJsland om dit soort vreemde dingen te stoppen. Dan hoeven de procedures niet te worden gevoerd.
Mevrouw Gill’ard (PvdA): Voorzitter. Natuurlijk moeten wij deze crisis met volle concentratie aanpakken, maar ik heb ook gepleit om een stap verder te kijken. Daarom heb ik nadrukkelijk gevraagd om meer transparantie. Ik verwacht dat de minister ingaat op die vraag, want volgens mij kon deze crisis ontstaan doordat er onvoldoende transparantie was en onvoldoende inzage in de boekhouding.
Minister Bos: De heer De Nerée moet natuurlijk niet meteen al mijn strategieën in de openbaarheid brengen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Ik wist van niets.
Minister Bos: De IMF-betrokkenheid biedt misschien mogelijkheden om een aantal zaken te regelen. Naar een private oplossing wordt gekeken. Wij hebben gisteren gehoord hoe ING Direct spaartegoeden overnam van spaarders in IJsland. Ik heb gisteren al gezegd dat wij proberen achter de details daarvan te komen teneinde te bezien of zoiets ook oplossingen biedt voor de Nederlandse situatie.
Ik ben totaal niet van plan om mensen hierover maandenlang in onzekerheid te laten. Een eindeloze procedure is wat mij betreft niet aan de orde. Ik heb mijn grenzen, alhoewel het om allerlei redenen niet verstandig lijkt die nu te noemen. Nu is de inzet erop gericht de IJslandse autoriteiten aan hun verantwoordelijkheid te herinneren en hen er eventueel toe te dwingen die verantwoordelijkheid te nemen. Als dat allemaal strandt, zien wij vervolgens verder welke opties er zijn. Dit is echter niet gestrand. De contractuele verplichtingen bestaan en er zijn signalen dat er mogelijkheden zijn de IJslandse autoriteiten er daadwerkelijk toe te brengen, die verplichtingen te aanvaarden en na te komen. Zo lang dat zo is, zet ik daarop maximale druk. Ik ben mij er zeer van bewust dat wij het de spaarders niet kunnen aandoen, individueel in een proces van maandenlange onzekerheid verdwaald te raken. Die verantwoordelijkheid zie ik en accepteer ik.
Ik zal de Kamer informeren zodra er meer duidelijkheid is over de vergunningverlening, kredietwaardigheid en informatie die is verspreid en die nu misschien niet helemaal accuraat blijkt te zijn. Ik ben zelf ook buitengewoon geïnteresseerd, te weten hoe het precies is gegaan. Wat blijft staan, is het feit dat ook individuele spaarders verantwoordelijkheid hebben om goed na te denken over de vraag waar zij hun geld wegzetten. Zij moeten zich bij rentestunts afvragen wie dat doen, wat het impliceert en waarom dat gebeurt. Men moet zich bij hoge rentes altijd afvragen of er niet ook een hoger risico tegenover staat. Dat zijn verantwoordelijkheden waarop wij mensen zelf moeten kunnen blijven aanspreken.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter! Wij zagen gisteravond een Nova-verslaggever die ook zijn geld naar IJsland had gebracht, dolend in lege kantoorpanden, bellend met nummers die niet meer bestaan. Daar leek de suggestie post te vatten dat de informatievoorziening van De Nederlandsche Bank wellicht niet optimaal is.
Minister Bos: Ik weet niet of hij op de website van De Nederlandsche Bank doolde. Ik dacht dat het de website van de IJslanders was.
De heer Vendrik (GroenLinks): Het was de website, maar vervolgens belde hij met De Nederlandsche Bank en die gaf geen optimale helderheid.
Minister Bos: Er wordt gewerkt aan uitbreiding van de websitecapaciteit en callcentercapaciteit van De Nederlandsche Bank.
Over de staatsfondsen kan ik nog niet veel zeggen, wat die informatie wordt pas dit weekend gepubliceerd. Ik vind het een formidabele prestatie dat in deze groep van landen, gezien de tegenstellingen die er in eerste instantie over dit onderwerp waren, nu een consensus gegroeid lijkt te zijn over algemeen aanvaarde principes voor het functioneren van staatsfondsen. Die principes gaan in hoge mate over de mate van transparantie die de fondsen moeten betrachten, over wat zij willen, wat hun investeringsdoeleinden zijn en over hun verhouding tot de landen waarin zij investeren. Zodra de informatie dit weekend publiek wordt, zal ik zorgen dat die bij de Kamer terecht komt. Dan kunnen wij er verder over spreken. Ik heb toegezegd dat wij dat na de jaarvergadering doen. Ik heb ook toegezegd dat ik de Kamer dan informeer over de mogelijkheden die het Engelse model biedt om nader grip te krijgen op wat staatsfondsen in landen als het onze al of niet wensen uit te spoken. Dat debat voer ik graag met de Kamer.
Een ander type fonds zijn de aasgierfondsen. Het opzetten van een database van fondsen is een prima idee. Dat is een klassieke overheidstaak waarvoor wij ons zeker zullen inzetten. De Stop Vulture Funds Act van de Verenigde Staten is in het ene land wel nodig en in het andere niet. In Nederland hebben wij een Deurwaarderswet, die stelt dat de minister van Buitenlandse Zaken toestemming moet geven om beslag te leggen op bezittingen van andere staten. Daarom zijn Vulture Funds binnen onze jurisdictie niet actief en hebben wij zo’n wet als in Amerika, die is gericht op het voorkomen van dit soort zaken binnen hun jurisdictie, niet nodig.
Tegelijkertijd gebeurt er wel het nodige, vooral via de OESO en de Club van Parijs, om die praktijken te stoppen binnen jurisdicties die wel ruimte lijken te geven aan dit type activiteiten, vooral in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Inmiddels is het bij nieuwe leningen best practice geworden dat er collective action clauses worden opgenomen, waarin bijvoorbeeld staat dat iedereen moet meedoen, als er sprake is van schuldverlichting. Dat is een waarborg tegen het optreden van deze fondsen.
De Afrikaanse Ontwikkelingsbank is bezig met de oprichting van een legal facility, een juridische voorziening die is bedoeld om Afrikaanse landen te ondersteunen op het moment waarop zij in actie wensen te komen tegen deze aasgierfondsen. Ik begrijp dat mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking in overweging neemt deze voorziening financieel te steunen, indien nodig. De stroom van de staatsfondsen naar de Verenigde Staten is niet opgedroogd. De fondsen zitten nog steeds vol, zij het dat de instroom minder wordt nu de olieprijs weer wat zakt. Ze zaten echter al behoorlijk vol.
De heer Weekers vraagt of ik iets kan zeggen over de mate waarin buitenlandse financiële instellingen, bijvoorbeeld de Nederlandse, een beroep kunnen doen op het Paulsen-fonds. Wij hebben dat tot nu toe niet duidelijk kunnen krijgen. Het lijkt af te hangen van de specifieke uitwerking die het Amerikaanse ministerie van Financiën gaat geven aan de aangenomen wet in het congres. Als de mogelijkheden er zijn, zullen de banken die gebruiken. Wij moeten ons wel realiseren dat de Europese landen het geluid hebben laten horen, niet mee te willen betalen aan dat fonds. Ik vermoed dat die houding de kans niet vergroot dat onze financiële instellingen ervan mogen profiteren. Op dat punt moeten wij realistisch zijn in onze verwachtingen.
De heer Vendrik wijst er terecht op dat er zich parallel verschillende werkelijkheden voltrekken. Er is de werkelijkheid van wat er op de beurs gebeurt, maar er is ook een andere werkelijkheid. Soms vertonen die twee volstrekt tegengestelde bewegingen. Wij hebben de afgelopen weken op de beurs bewegingen in positieve richting gezien, terwijl wij op de bancaire markt krediet tussen financiële instellingen zagen opdrogen. Andersom kan ook voorkomen en het kan elkaar beïnvloeden. Ik ben het met de heer Vendrik eens dat, vanuit onze verantwoordelijkheid voor het borgen van integriteit en betrouwbaarheid van het financiële systeem, onze focus vooral gericht moet zijn op de reële wereld van de ontwikkelingen rond kredietverlening tussen financiële instellingen onderling en minder op het koersverloop op beurzen.
Dat laatste is echter niet onbelangrijk, want veel Nederlanders hebben hun pensioen-bv of hun spaargeld op de beurs. Ik zou hun belangen bepaald niet willen ontkennen of negeren. Ik deel in hoge mate de analyse van Gordon Brown over het meest reële gevaar voor de wereldeconomie, zijnde het opdrogen van kredietverstrekkingen onderling tussen verschillende financiële instellingen. Daarop moet onze aanpak de komende dagen in Washington zijn gericht.
Het is moeilijk te beoordelen of de rentestap wel of niet effectief is gebleken, al is het maar omdat het effect ervan geïsoleerd moeilijk te zien is. Tegelijkertijd met de verlaging van de rente is er immers in Engeland een gigantisch reddingsplan gepresenteerd. Het is moeilijk uit elkaar te houden of de effecten veroorzaakt worden door het feit dat daar de kredietlijnen van staatswege zijn opengegaan of door de rente. Wij moeten concluderen dat, ongeacht het totale effect op de beurzen, de verlaging van de rente, gezien alle economische indicatoren, een verstandige stap is geweest. Beleidsmakers, politici en toezichthouders moeten dingen doen op grond van lessen uit het verleden, best practices en de meest actuele inzichten. Men moet zich niet gek laten maken als een dag later de beurs toch weer iets anders doet dan je zou willen. Dat vereist een onverstoorbaarheid en een geloof in de waarde van geleerde lessen.
Ik begrijp de opmerking over de zakenbanken goed. Ik zie zelf ook de nodige gevaren bij het binnentrekken van de zakenbanken in het normale financiële systeem en ben van plan die gevaren dit weekend aan de orde te stellen. Het is vooral een zaak van de Verenigde Staten en het blijft de vraag in hoeverre wij daarover in IMF-verband sluitende afspraken kunnen maken.
Op de vraag over de afwaardering en de boekhoudregels van de heer Vendrik heb ik al geantwoord. Ook over IJsland heb ik al iets gezegd. Over de dollarcrisis kan ik twee dingen zeggen. Iedereen kent de structurele zwakten van de Amerikaanse economie, maar iedereen wordt tegelijkertijd keer op keer verrast door het herstelvermogen van de Amerikaanse economie. Bovendien gaan de recente bewegingen van de dollar natuurlijk precies de andere kant op. Ik wil dat allemaal niet structureler maken dan ik hard kan maken, maar ik wijs er wel op.
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik ben het zeer eens met de constatering van de minister dat de beurskoersen minder belangrijk zijn dan de reële economie en de kredietverlening. Dat geldt internationaal en ook in Nederland. Er zijn wat zorgwekkende berichten over de mogelijke tekenen dat de hypotheekverlening in Nederland zou kunnen opdrogen. Ik bedoel dan niet de onverantwoorde verstrekking van tophypotheken, want het is goed als daaraan een einde komt. Er zijn echter signalen dat het steeds moeilijker wordt om een hypotheek te krijgen voor mensen die deze hypotheek gewoon zouden moeten krijgen. Dat heeft enorme risico’s voor de reële economie in Nederland. Krijgt de minister deze signalen ook en zo ja, gaat hij ertegen optreden? Het lijkt mij een levensgevaarlijke ontwikkeling.
Minister Bos: Ik heb die signalen nog niet, maar zie vandaag de directeur van De Nederlandsche Bank en zal die vraag stellen.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik snap de analyse van de minister inzake de positie van de dollar. Inderdaad kunnen de Amerikanen elk nadeel in een voordeel laten omslaan. Eerlijk gezegd wordt het langzamerhand tijd dat de wereld hiervan afscheid gaat nemen. Ik begrijp dat dit niet van vandaag op morgen geregeld is. Het oude systeem is niet alleen onrechtvaardig, maar bovendien buitengewoon crisisgevoelig. Het lijkt mij niet goed om het lot van de wereldeconomie te knopen aan de vraag of de Amerikaanse economie veerkrachtig genoeg is om een nog grotere schuldenpositie die dit jaar is gerealiseerd, op te vangen. Dat verdient een eerlijk debat aan de IMF-tafel, hoe lastig dat ook is. Welk forum hebben wij daar anders voor?
Minister Bos: Begrijp mij niet verkeerd: ik ben niet tegen dat debat. Ik kan mij ook voorstellen dat ik een actieve rol speel bij het aanzwengelen van dat debat het komende weekend. Ik verschil van mening met de heer Vendrik over de vraag hoe onvermijdelijk de dollarcrisis is. De vraag of de dollar en de Amerikaanse economie nog in staat zijn om alle rollen te spelen die zij traditioneel hebben gespeeld, lijkt mij een terechte vraag.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik begrijp dat dit een actief punt wordt voor de Nederlandse regering. Men wil aan de IMF-tafel het debat openen met alle landen, vooral met de Verenigde Staten, over de wijze waarop wij in de toekomst met de positie van de dollar omgaan en over de vraag of het niet tijd wordt om Sarkozy te steunen en afscheid te nemen van deze erfenis van Bretton Woods.
Minister Bos: Mijn collega’s en ik hebben straks maar beperkt de tijd en wij zullen moeten kiezen wat wij tot hoofdonderwerp van debat maken. Ik heb gezegd dat ik ten principale bereid ben mee te gaan in de meest fundamentele discussie. Als Frankrijk de adequaatheid van de totale internationale financiële architectuur aan de orde stelt, zal ik mijn rol spelen. Daarin passen deze opmerkingen uitermate goed. Het zou mij echter niet verbazen als wij straks uren achter elkaar vergaderen over wat er vandaag en morgen op de markten gebeurt. Ook dat is belangrijk. Wij zullen dan op een later moment dit onderwerp moeten hernemen. Ik moet de temperatuur van het water voelen om te zien met welke onderwerpen van discussie, op welk moment en met welke bondgenoten wij het beste resultaat kunnen bereiken.
Minister Koenders: Voorzitter. Aan mij zijn vragen gesteld op een aantal punten. Ik zal die systematisch en kort behandelen, ten eerste de gevolgen van de kredietcrisis voor ontwikkelingslanden, voor zover die op dit moment in te schatten zijn en ten tweede het verband met de aanstaande vergadering van het Development Committee van de Wereldbank. Ik zal daar drie zaken behandelen die door de commissie zijn gevraagd: het element van voice en de verhoudingen binnen de Wereldbank en de vraag of de strategie in zes punten niet te lang duurt. Die zorg deelt ook de Nederlandse regering en ik ga daar graag op in. Ik zal afsluiten met een aantal vragen die zijn gesteld over de relatie met klimaat, voedselprijzen en de millennium ontwikkelingsdoelstellingen.
Bij de mogelijke gevolgen van de kredietcrisis voor ontwikkelingslanden is een zekere mate van voorzichtigheid geboden omdat er nog volstrekte onduidelijkheid over bestaat. Er zijn nog onzekerheden en het maakt zeker verschil uit over welke categorie ontwikkelingslanden wij spreken. De essentie van wat wij nu wereldwijd zien, de snelle verspreiding van de internationale financiële crisis en de effecten op de reële economie, zullen niet eenduidig uitwerken voor alle groepen landen. Het is nog niet geheel duidelijk op welke manier dat wel zal gebeuren.
Wel is er één les uit het verleden te leren, namelijk dat in bijna alle gevallen bij zo’n crisis de armste landen en de armste groepen het kind van de rekening zijn. Dat betekent dat bij de aanstaande vergadering er voornamelijk aandacht zal zijn voor dit onderwerp. Ik heb dat ook gezien bij de voorbereiding die president Zoellick naar voren heeft gebracht in een speech de afgelopen dagen.
Het is belangrijk om in de categorie ontwikkelingslanden een verschil te maken tussen enerzijds de opkomende economieën, zoals Rusland, China, India en Brazilië en anderzijds de armste ontwikkelingslanden, die onderling ook weer verschillend functioneren, afhankelijk van het feit of zij voedselexporteurs of -importeurs zijn en of zij olie-exporteurs ofimporteurs zijn. Het is een vrij geschakeerd beeld.
Het interessantst vind ik op dit moment de relatie met China. Veel ontwikkelingslanden zijn zelf in de afgelopen periode de motor van de ontwikkeling geworden. Wij moeten dit zien in een periode waarin ook veel Afrikaanse landen groeicijfers hebben van 6% tot 7%. Tegelijkertijd is er in Afrika een enorme positieve tendens ten aanzien van goed bestuur. Gisteren is er een statistiek uitgekomen van Mo Ibrahim, die men ongetwijfeld kent van Celtel, altijd heel actief in de Nederlandse publieke opinie. Hij zegt dat in twee van de drie Afrikaanse landen het bestuur, onder andere vanwege effectieve ontwikkelingssamenwerking, sterk vooruitgaat. Men ziet dat private kapitaalstromen toenemen in de richting van Afrikaanse landen. Zij worden zelf een element van de groei van de wereldeconomie. De Wereldbank en ook ik zelf zijn bang dat die vooruitgang die nu net is ingezet, het kind van de rekening zal worden.
In de inschattingen van de Wereldbank zien wij een vermindering van 15% van de directe investeringen in Afrika. Dat zou zeer negatief zijn. Wij zien een risico van het opdrogen van een groot aantal zogeheten remittances van migranten. Men ziet dat nu ook al in landen in Zuid-Amerika, zoals Haïti, Guatemala en El Salvador. Dat zijn overigens grote stromen, twee tot drie keer zo groot als de totale ontwikkelingssamenwerking. Afgezien van de verwachtingen in de reële economie, zou het ook kunnen dat op een aantal punten in landen waar voor het eerst obligaties zijn uitgegeven, zoals Ghana, de financiële sector zelf een risico is, omdat de bankwereld scherper zal kijken naar het risicoprofiel. Dat risicoprofiel is natuurlijk groter in een aantal van deze ontwikkelingslanden.
De inschatting is dat in de groep van de armere ontwikkelingslanden als geheel waarschijnlijk een aantal rake klappen valt. China is onduidelijk. Ik zal dat nu niet uitwerken, maar het is wel interessant op de positieve rol van ontwikkelingslanden in de afgelopen periode te wijzen. De afnemende import van Chinese producten door hoge inkomenslanden wordt nu ten dele opgevangen door de aanhoudende vraag in ontwikkelingslanden. Meer dan de helft van de groei in de wereldwijde import wordt veroorzaakt door ontwikkelingslanden. Ik zeg dat in de richting van de heer Weekers en anderen, omdat de essentiële vraag bij de aanstaande vergadering van de Wereldbank zal zijn hoe wij ervoor kunnen zorgen dat die landen bij de groei van de wereldeconomie blijven. Dat is ook in het belang van Nederland en daarin zal de publieke sector een grotere rol moeten spelen. De private sector zal hier immers, vanwege de verwachte veranderingen in de reële economie, een stapje terug doen.
Men ziet ook dat dit voor de aanstaande vergadering van de Wereldbank wordt voorbereid in de richting van investeringen in de landbouw en in de richting van het versterken van external shocks capacities in het IMF. Met het oog op de grote risico’s die er nu zijn, moeten wij het niet zo ver laten komen. De aanstaande vergaderingen van de beide instellingen zullen daarop gericht zijn.
Het is duidelijk dat ontwikkelingslanden met behoefte aan externe financiering zeer kwetsbaar blijven. Dat geldt vooral voor de categorie armste ontwikkelingslanden. De afnemende wereldhandel zal vooral een aantal landen in Sub Sahara Afrika raken. De stijgende voedsel- en energieprijzen zullen vooral de armsten in de steden raken. Wij moeten dit los zien van het ambitieniveau dat zo’n vergadering kan krijgen in het midden van een crisis. Er is in ieder geval een verband met de grotere vragen waarover de heer Vendrik spreekt. Voor de meeste ontwikkelingslanden is er nu een ingewikkelde combinatie van de gevolgen van een financiële crisis, voor zover die wordt vertaald in de bancaire sector en in de economie, gekoppeld aan historisch hoge voedsel- en olieprijzen. Die prijzen zijn weliswaar iets aan het dalen, waardoor ze voor verschillende ontwikkelingslanden anders zullen uitwerken, maar dat neemt niet weg dat dit historische niveau volgens de inschatting van het IMF en de Wereldbank tot een daadwerkelijke groeivertraging in de meest arme landen zal leiden.
De concrete vergadering van de Wereldbank zal het aanstaande weekend vooral gaan over het formuleren van duidelijke maatregelen om die externe shocks te mitigeren via versterkte investeringen, via hefboomwerking van verminderde private investeringen en via een aantal discussie die met ontwikkelingslanden zullen worden gevoerd over de vraag wat zij als prioriteit zien.
De heer Weekers (VVD): Voorzitter. Minister Koenders spreekt over het opdrogen van bepaalde private kapitaalstromen. Men kan zich daarbij van alles voorstellen. Ik kan mij dan ook voorstellen dat dit een grotere rol voor overheden betekent. De vraag is op welke wijze die rol wordt ingevuld. Gaat men dat doen op de traditionele manier door daar zelf allerlei projecten te starten of vervult men die rol tijdelijk door kredieten te verstrekken? Dat laatste is een andere wijze van benadering waar veel meer eigen verantwoordelijkheid wordt neergelegd in ontwikkelingslanden zelf. Die sluit wellicht wat meer aan bij de kritiek die de PvdA-econoom Flip de Kam onlangs uitte in het blad Forum. Hij zei: kijkend naar ontwikkelingshulp is slechts een derde echt goed besteed, hetgeen leidt tot meer welvaart, een derde maakt niet uit en een derde is ronduit slecht besteed, waardoor economieën verslechterd worden. Kan de minister daarop reageren?
Minister Koenders: Met plezier. De halvering van het budget van ontwikkelingssamenwerking zal in ieder geval negatief passen in het pakket dat ik zojuist naar voren bracht. De ontwikkelingssamenwerking bestaat al tien jaar niet uit allerlei individuele projecten. Er wordt, exact zoals de heer Weekers zegt, in samenwerking met regeringen gezorgd dat er een verbeterd bestuur is en dat er een basis is voor private investeringen. Ook wordt er samengewerkt met het private bedrijfsleven dat een grote mate van steun ondervindt om als hefboom te werken voor groei in ontwikkelingslanden. Mede vanwege die ontwikkelingssamenwerking is de situatie inzake goed bestuur in Afrika sterk verbeterd in twee van de drie landen. Wij zien nu serieuze groeivoeten.
De karikatuur die de heer Weekers van de ontwikkelingssamenwerking geeft, beschrijft een situatie van tien tot vijftien jaar geleden. Bij moderne ontwikkelingssamenwerking werken wij met het bedrijfsleven op basis van verbetering van bestuur, met sectorbenaderingen, waardoor gezondheidssectoren de basis kunnen zijn van gezonde en opgeleide mensen. Dit leidt nu tot investeringen. Dat is de kern van de ontwikkelingssamenwerking.
Het grote belang voor Nederland is dat men nu ook andere groeimotoren in de wereldeconomie ziet, inclusief Afrika en Zuid-Azië. Daarom moeten wij op dit moment niet de afspraken die internationaal zijn gemaakt en fluctueren met het bruto nationaal inkomen, gaan halveren. Dat zal ons niet alleen zelf niets opbrengen – integendeel: dat zal negatief zijn – maar het betekent ook een groot risico op een enorme toename van de verpaupering in ontwikkelingslanden. Door de voedselcrisis – en dat is eigenlijk ook een koopkrachtcrisis – zijn meer dan 120 miljoen mensen in extreme armoede beland. Daaraan is heel veel te doen.
Ik kom op een specifieke vraag die door diverse fracties is gesteld. De Wereldbank heeft al in het voorjaar onder leiding van president Zoellick, ondersteund door Nederland, op zeer effectieve manier goede investeringen gedaan, zowel op het terrein van de voedselcrisis als de landbouwinvesteringen die nodig zijn. Daar gaat Nederlands ontwikkelingssamenwerkingsgeld in. Voor de korte termijn betekent het altijd pleisters plakken. Dat kan niet anders. Het is het steunen van regeringen die hetzij voedselsubsidies moeten vergroten, hetzij iets aan de prijzen moeten doen, om toch macro-economische stabiliteit te laten behouden. Daar zit de fiscale balans die nodig is om landen die het zeer moeilijk hebben, erdoorheen te helpen. Daarvoor is overigens internationale steun en niemand is het daarmee oneens.
De kern is natuurlijk dat dit ook een kans is voor ontwikkelingslanden. Hogere voedselprijzen betekenen grotere kansen voor boeren. Met moderne instrumenten, zoals verzekeringsinstrumenten waaraan Nederland bijdraagt, kunnen kleine boeren productiever functioneren voor een markt die op termijn redelijk hoge voedselprijzen zal kennen. Ik spreek niet over de conjuncturele fluctuaties die samenhangen met het niveau van de reële economie. Hier zit het enorme belang van multilaterale organisaties.
De heer Vendrik zegt terecht dat wij constant bezig zijn met een herijking van de Bretton Woods-instituties aan een andere situatie en andere machtsverhouding. De minister van Financiën heeft al gezegd dat Nederland bij dat debat vooraan staat. Wij moeten met het oog op de crisis bezien welk ambitieniveau wij voor dit weekend kunnen hebben. Voor de minister voor Ontwikkelingssamenwerking geldt in ieder geval dat bij deze risico’s in ontwikkelingslanden de Wereldbank een effectieve rol kan spelen, zowel vanuit eigen belang als vanuit de noodzaak om niet nog eens een extra 100 miljoen mensen in extreme armoede te brengen. Op landbouwgebied heeft de Wereldbank het leiderschap gekozen met behulp van Nederlandse steun.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. De 15% minder directe investeringen heeft waarschijnlijk repercussies voor landen die graag op de internationale kredietmarkt obligaties willen uitzetten. Dat roept wellicht een oude discussie op met de vraag of de Wereldbank actief kan zijn bij het verzekeren van dit soort transacties. Dat debat heeft ook al gespeeld naar aanleiding van een vorige schuldencrisis om te zorgen dat buitenlandse partijen aan tafel gedwongen worden: de discussies over de collective action clauses. Het heeft echter ook een andere pendant. Vergelijkbaar met de exportkredietverzekering kan in de vorm van een publieke garantie, een populair instrument van de minister, via een soort verzekeringssysteem kredietverlening door private partijen en ontwikkelingslanden, als zij dat zelf willen, iets meer worden geborgd en op gang gehouden. Moet de Wereldbank die rol wellicht opnieuw uitvinden?
Minister Koenders: De inschatting is dat er 15% minder directe investeringen zullen zijn, juist op een moment waarop landen in Afrika het beter gaan doen. Gezien de bevolkingsgroei is dat een groot risico, zowel voor die landen als op termijn ook voor ons. Een tweede punt is hoe men dat zou kunnen stimuleren. Daar zit een rol van katalysator in voor de Wereldbank. De Wereldbank kent een groot aantal instrumenten om daaraan iets te doen. Wij hebben de MIGA, een onderdeel van een Wereldbankgroep dat precies is ingezet op dit punt, namelijk acceptabele risicodeling. Dat is niet gemakkelijk, want je moet natuurlijk niet de risico’s van de hele private sector overnemen, maar er zit een katalyserende rol in.
Investeringen die groeiende zijn in Afrika hebben te maken met landbouw en klimaat. Op dat terrein is er een aantal fondsen die het mogelijk maken de private sector te helpen, de juiste projecten en programma’s te vinden en tegelijkertijd met public private partnerships daar kapitaalstromen op gang te brengen. Dat is een goede rol van de Wereldbank, als tenminste goed wordt afgesproken wat de wederzijdse rollen en verantwoordelijkheden zijn. Dat is een tweede methode die daadwerkelijk aan de orde is.
Ik kom dan bij de vraag van de heer Weekers. Het is inderdaad niet aan de Nederlandse regering om Sovereign Wealth Funds voor te schrijven waarin zij moeten investeren. Wel is het zo – en dat was het voorstel van president Zoellick – dat een aantal investeringsframeworks die de Wereldbank nu opzet, zeer interessant is voor Southern Wealth Funds. Hij nodigt hen uit een mogelijkheid te creëren daadwerkelijk 1% van de Sovereign Wealth Funds in Afrika te financieren op een manier die tegelijkertijd een appel is en een mogelijkheid biedt om geld te verdienen. Ik begrijp dat die besprekingen buitengewoon positief verlopen. Het is geen kwestie van dwang.
De internationale publieke sector creëert de mogelijkheid voor het private bedrijfsleven, in dit geval de Sovereign Wealth Funds, om te zorgen dat de investeringen daadwerkelijk gaan in de richting van de armste landen. Laten wij niet vergeten dat het voordeel is dat de investeringen in Afrika weliswaar toenemen, maar dat in feite de directe investeringen slechts naar een paar landen in de wereld gaan. Als wij een heel of anderhalf continent in de wereld vergeten, hebben wij op termijn een enorm probleem. Dit probleem zou op een buitengewoon productieve manier kunnen worden opgelost.
Er zijn in de Wereldbank dus allerlei instrumenten die te maken hebben met een hefboom, met het mitigeren van risico’s in de private sector op een manier die juist armoede kan verminderen en de groei in landen, bijvoorbeeld in Afrika, kan versterken. Dat wordt heel specifiek per land gedaan. Het is geen algemene discussie. In Honduras gaat dat heel anders dan in Ghana of Mozambique, afhankelijk van de toevallige omstandigheden, de macro-economische situatie en de voors en tegens van investeringen in verschillende sectoren en categorieën.
Mevrouw Gill’ard (PvdA): Voorzitter. Mijn fractie vindt het belangrijk dat er bij een afname van de private investeringen goed wordt gekeken wat er kan worden gedaan om te zorgen dat wij niet door deze crisis het risico lopen dat de private investeringen afnemen. Welke mogelijkheden zijn hiervoor? Ik doel dan niet op investeringen richting overheden. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de banken in het verstrekken van leningen en microkredieten minder risico lopen? Zijn er nog meer garantiefondsen? Wat kunnen de Wereldbank en de overheden doen, zodat wij zorgen dat de financiële instellingen blijven investeren? Als de transparantie groter wordt, zou het kunnen dat de echte economie in Afrika eigenlijk groter is dan wij dachten.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Voorzitter. Er is bezorgdheid dat het verstrekken van microkredieten terugloopt. Wat kan men daaraan doen? Die microkredieten werken immers goed.
Minister Koenders: De eerste vraag betreft de private kapitaalstroom naar Afrikaanse landen. Mijn zorg is de afgelopen periode altijd geweest dat een categorie arme landen niet kan functioneren als er niet een zekere mate van voorspelbaarheid is. Daarvoor zijn drie mogelijkheden: ontwikkelingssamenwerking, kredieten en investeringen. Wij kunnen de private investeerders niet dwingen om naar Afrika te gaan. Dat lijkt mij buitengewoon onverstandig. Dat neemt niet weg dat er een aantal methodes is om die kapitaalstroom tot op zekere hoogte in stand te houden. De Wereldbank kan daarin een rol spelen, alsook de IFC en de regionale ontwikkelingsbanken. Als zoiets zich voordoet, zijn er allerlei mogelijkheden om te proberen om dat wat zich negatief ontwikkelt, in een crisissituatie toch op gang te houden. Dat zal nooit één op één kunnen zijn, maar het is van belang dat wij er sterk beleid op zetten; dat kan dit weekend.
De reden waarom landen investeren of buitenlandse investeerders ergens hun geld kwijtraken, heeft te maken met het risicoprofiel en de mogelijkheid om geld te verdienen. In de afgelopen periode is op dat punt een enorme vooruitgang geboekt door beter bestuur, steun voor instituties in die landen, steun bij de wijze waarop de private sector kan worden ontwikkeld, door kredietvormen en het hervormen van de financiële sector. Dat doen wij in ontwikkelingssamenwerking en daarmee moeten wij versterkt doorgaan. Het zal niet onmiddellijk een verandering tot stand brengen, maar kan wel het vertrouwen behouden.
Het is nog onduidelijk wat de ontwikkelingen zullen zijn bij de microkredieten. Er is een discussie in het Basel-comité over de regels van de bankwereld. Er is niet voor niets een discussie over toezicht en het nemen van risico’s. Kijk maar naar de Verenigde Staten, waar het vooral ging om de armste groeperingen. Dat moet dus goed geregeld zijn. Als de regels scherper worden, zou het moeilijker kunnen worden voor cliënten die zelf weinig inbrengen als het gaat om collateral management. In Afrika betalen juist de armste mensen die weinig eigen vermogen of activa hebben om zo’n lening daadwerkelijk mogelijk te maken, voor 95% tot 100% terug. Daar zit dus een ander type verzekering in voor de banken. Wij zullen dit weekend spreken over het feit dat die microkredieten niet zozeer opdrogen, maar dat er op dit moment geen reden is om te geloven dat ze minder worden. Dat is interessant vanwege de andere manier van opereren. Wij zullen zeer scherp kijken of dat in alle landen zo is en op welke manier eventuele problemen kunnen worden gemitigeerd.
De heer Weekers (VVD): Voorzitter. Ik heb een vraag over de Southern Wealth Funds. Ik vind het een uitstekende gedachte om dit soort investeringsfondsen uit te nodigen vooral te investeren in ontwikkelingslanden en ik steun de regering daarin. Als je dat echter verbindt aan een bepaald percentage, 1% zoals de heer Zoellick heeft voorgesteld, komt dat neer op een soort afkopen. Als dat maar gedaan is, is het goed. Is het niet veel verstandiger met concrete projecten te komen en die onder de aandacht te brengen?
Minister Koenders: De heer Weekers keert nu weer terug naar de projectenbenadering. Hij vindt daar wel iets in zitten. Dat kan ook goed het geval zijn. De investeringen moeten vooral worden gedaan in infrastructuurprojecten of energieprojecten. De bedoeling van een aantal investeringsframeworks van de Wereldbank naar aanleiding van de oproep van president Zoellick is exact wat de heer Weekers zegt, namelijk het bij elkaar brengen van de enorme noodzaak om te investeren in energie en infrastructuur en het feit dat een aantal landen een beetje een Bonanza heeft vanwege bijvoorbeeld de hoge olieprijzen.
In de jaren zeventig hebben wij een enorm probleem gehad rond de recycling van de olie-inkomsten. Dat heeft toen desastreus uitgewerkt voor de hele categorie ontwikkelingslanden, met de bekende schuldencrises die daarvan het gevolg zijn geweest. Het is van belang dat dus niet alleen te doen in termen van leningen, maar vooral van investeringen. Dat vind ik verstandig in de oproep van president Zoellick. De vraag is wanneer iets een gift is of een lening of een investering. Wij hebben een schuldhoudbaarheidsbeleid. Dat is enorm positief, want dan komen landen niet weer in een crisis waar ze nooit meer uit komen. Nu wij dat net een beetje op orde hebben en nu de kapitaalstroom dreigt op te drogen, is mijn zorg dat wij niet in staat zouden zijn dat proactief te voorkomen. Dat punt moet boven aan de agenda staan het komende weekend.
Ik kom bij de vragen over de stemverhoudingen. Nederland is sterk voorstander van het verbeteren van de zeggenschap en vertegenwoordiging van ontwikkelings- en transitielanden in de Wereldbank en in het bijzonder de armste landen. Daarom heeft Nederland zich hard gemaakt voor verbetering van het aantal basisstemmen, voor een extra stoel in de board voor Afrika en zo nodig het ondersteunen van de armste landen om hun IDA-aandelen te betalen. Zij moeten namelijk het aandeel betalen om de mogelijkheid te hebben een stem uit te brengen. Ook vindt Nederland dat forse donaties aan de activiteiten van de Wereldbankgroep moeten worden weerspiegeld in de stemverhouding en in de board-compositie.
Ik ben het niet eens met de heer De Nerée over de stoel van Nederland. Als een bank een globale bank wil zijn die cliënten heeft, maar daarnaast ook landen die daadwerkelijk bereid zijn zich te houden aan internationale verplichtingen, moet de stem van de cliënten toenemen, omdat het geld niet goed terecht komt als men die geen stem geeft. Ik vind het niet goed als het commitment van landen aan internationale ontwikkelingssamenwerking geen reflectie zou hebben op hun machtspositie in de Wereldbank. De Nederlandse belastingbetaler heeft er recht op te weten dat, als wij ons houden aan internationale verplichtingen inzake ontwikkelingssamenwerking, wij daadwerkelijk een forse stem hebben op alle punten waarover de heer De Nerée spreekt. Ik vind dat een reëel punt. Wij zitten nu in gemengde kiesgroepen, die een aantal grote voordelen hebben. Ik vind dat Nederland goed moet kijken naar zijn eigen belangen.
Ik vind dat de heer Zoellick grote kwaliteiten heeft en dat er een enorme vooruitgang is geweest in de afgelopen anderhalf jaar. Daarnaast vind ik het van belang op te merken dat, wil men een eerlijker machtsverhouding hebben in de wereld, ook de president van de Wereldbank in de toekomst wordt benoemd op basis van zijn ervaring en kennis en niet op basis van nationaliteit. Datzelfde geldt voor het IMF.
Het management van de Wereldbank heeft de laatste maanden gepleit voor een spoedige goedkeuring. In de brief staat duidelijk wat de positie van de Nederlandse regering hierin is. Naar aanleiding van de vragen van de SP-fractie wijs ik erop dat de voice reform zowel betrekking heeft op het IFC als op IDA en IBRD. Ik zou het geen goede zaak vinden als wij die uitzonderen. Dat neemt niet weg dat in de onderhandelingen wel een periodisering kan plaatsvinden. In het eerste pakket zouden wij IDA en IBRD kunnen meenemen om te zorgen dat ook het IFC er op dezelfde manier bij betrokken is. Met die onderhandelingen zullen wij dit weekend bezig zijn. Het standpunt van de Nederlandse regering is dat het voor de hele Wereldbank geldt.
Ik ben het zeer eens met de heer De Nerée over de zes prioriteiten en heb geen enkel belang bij een discussie die eindeloos voortduurt. De minister van Financiën en ik hebben daarover in april met de president van de Wereldbank gesproken. Wij willen dat er kort op papier komt wat het betekent en dat het wordt gekoppeld aan de internal governance van de bank. Men kan allerlei grootse plannen hebben, of het nu over klimaat of landbouw gaat, maar men moet zorgen dat men dicht bij de cliënt is, dat er decentralisatie is en dat ook de hele zaak van intern bestuur van de Wereldbank wordt verbeterd. Op verzoek van de president van de Wereldbank zal de huidige bewindvoerder gevraagd worden om daaraan fors te werken, omdat de huidige boardstructuur een groot aantal nadelen heeft.
Bij klimaat ligt een heel belangrijke rol voor de Wereldbank, maar wij waren niet gelukkig met het grote aantal nieuwe fondsen waarmee de Wereldbank begon zonder precies te weten hoe die plannen uitgevoerd zouden moeten worden en zonder voldoende rekening te houden met de overeenstemming die in Bali was bereikt. Wij hebben daarop fors ingezet. Nu is het primaat van de UNFCC, het hele Bali-Poznaá-Kopenhagen-proces, bij het onderhandelen over de financiële klimaatarchitectuur onderkend. Ik ben nog niet helemaal tevreden en wij zullen dit weekend over twee punten nog fors onderhandelen.
Het eerste punt is door alle fracties genoemd, namelijk de schone energie. Ik vind dat een essentieel punt. Wij hebben zelf het voorstel gedaan om de fondsen te versterken via een clean energy fund. Nederland is bezig daarvoor andere donoren te vinden. De cijfers voor de fossiele brandstoffen zal ik schriftelijk toezenden. Er is daadwerkelijk op basis van Nederlandse beïnvloeding een grote vermindering van het aantal investeringen in fossiele brandstoffen, dus niet-schone energie. Tegelijkertijd is, zo lang dit onderdeel blijft van de energiemix, de hele zaak van CO2-opslag daarbij betrokken. Wij zetten zelf in op wat er in de Kamer wordt gezegd, namelijk schone energie en energie voor de armsten in Afrika als een belangrijk element van ontwikkeling.
Er is gevraagd of de bescherming van de landbouw gerechtvaardigd is. De twee extremen zijn handelsliberalisering versus autarkie. Het is belangrijk dat er een vrijmaking komt van de internationale handel in landbouwproducten. Daarmee is een groot belang van de ontwikkelingslanden gemoeid. Ik wijs op de belangrijke discussie over de bescherming en de Doha-ronde. Dat neemt niet weg dat Nederland zich zowel in de European Partnership Agreements als elders heeft ingezet voor asymmetrische handelsverdragen die het landen mogelijk maken de landbouwsector daarvan uit te zonderen. De doelstelling van voedselzekerheid is immers voor mij essentieel. De asymmetrie maakt het landen mogelijk om de eigen landbouwsector te beschermen.
Ik vind het lastig, op dit moment van de financiële crisis iets te zeggen over de rol van vrouwen en, precieze cijfers te geven. Wij hebben een aantal onzekerheden over de reële economie en hoe dit in verschillende ontwikkelingslanden uitwerkt. Wel is de verwachting dat deze crisis het moeilijkst zal zijn voor de meest kwetsbare groepen die het minst in staat zijn zich ertegen te wapenen. Dat zijn voor een groot deel vrouwen. In de programma’s, bijvoorbeeld inzake landbouw maar ook de food-for-work programs, is bijzondere aandacht vereist voor het op korte termijn stabiliseren van het inkomen. Nederland zal zich daarvoor inzetten.
De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Het wordt voor beide ministers en dus ook voor ons een interessant weekend. Ik begrijp dat er dit weekend niet direct een nieuw Bretton Woods uit zal komen, maar hoop wel dat dit de inzet is van de Nederlandse regering. Als Gordon Brown op televisie zegt dat ons financieel systeem op dit moment opgehouden is te functioneren, is er toch sprake van een wereldwijd systeemfalen en moet er een systematisch antwoord komen op dat falen. Ik ga ervan uit dat dit de inzet is van de Nederlandse regering.
Ik hoop dat er snel een oplossing komt voor IJsland, voor het land zelf maar ook voor de Nederlandse spaarders die nu de gevolgen ondervinden. Ik verwacht niet van de minister van Financiën dat hij gaat betalen, maar wel dat hij de garantie overneemt om het geld op IJsland te verhalen en dat hij de Nederlandse spaarders geruststelt. Ik meen uit zijn woorden te begrijpen dat het wat hem betreft niet weken of maanden moet duren en dat hij daarvan het belang inziet voor het vertrouwen in ons financieel-economisch systeem.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA): Voorzitter. Over IJsland heb ik gezegd dat het IMF daar wellicht iets kan doen. Voorts vraag ik de aandacht van de minister van Financiën voor de Credit Default Swaps Market. Dit schijnt een buitengewoon ondoorzichtige markt te zijn waarin een aantal onbekende spelers dingen doen. Mijn fractie vraagt aandacht voor een grotere transparantie daar. Ook bij hedge funds en private equity is er grote ondoorzichtigheid en schijnt er marktkennis te zijn die niet algemeen bekend is. De vraag rijst of die ook niet onder een zekere mate van toezicht gebracht moeten worden. Ik noem het probleem omdat die zaken grote invloed kunnen hebben op het hele financiële functioneren.
Mevrouw Gill’ard (PvdA): Voorzitter. Mijn fractie vindt dat wij moeten bouwen aan financiële markten, gebaseerd op echte economie. Dat is de uitdaging en daarvoor is transparantie van cruciaal belang. Ik heb beide bewindspersonen daarover amper gehoord en weet niet precies waar dat aan ligt. Ik verzoek na deze vergadering een brief aan de Kamer te sturen met de mogelijkheden die zij beiden zien om internationaal transparantie te bevorderen. Ik heb in eerste termijn een aantal voorbeelden gegeven en een voorzet gedaan. Daarop kunnen zij voortbouwen. Ik wil graag een brief waarin staat in welke internationale fora wij welke punten op het gebied van transparantie kunnen inbrengen. Wij hebben net gehoord over het opdrogen van de financiële kredietverstrekking. Inzicht in de boekhouding kan het vertrouwen in elkaar en in de banken versterken, zodat wij kunnen gaan bouwen aan de echte economie.
De heer Weekers (VVD): Voorzitter. Ik dank beide bewindspersonen voor hun insteek en wens vooral de minister van Financiën veel succes voor het komend weekend. Ik hoop dat de sense of urgency ook bij zijn collega’s zodanig aanwezig is dat er stappen voorwaarts kunnen worden gezet op het punt van een gemeenschappelijk kader voor het toezicht. Hij moet zelf kijken hoe de sfeer is en waar hij de nadruk op legt. Mijn fractie wil daarover graag onmiddellijk na afloop worden geïnformeerd.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik vind het fijn dat beide bewindslieden hebben geantwoord. Dank daarvoor. Ik wens beide bewindslieden heel veel Frans esprit toe dit weekend in Washington. Laat ik het op een andere manier proberen. Ik zou het heel logisch vinden dat het grote debat over het post-Bretton Woods-tijdperk voluit een plek krijgt, bijvoorbeeld door een voorstel te doen in de richting van andere IMF-landen dat de voorjaarsvergadering 2009 het karakter krijgt van een grote conferentie op basis van goede voorstellen die uitgewerkt worden door groepen deskundigen.
Een idee is bijvoorbeeld om Amartya Sen te vragen een groep te starten die zich buigt over het vraagstuk van de dollar als internationaal betaalmiddel. Zo kun je een aantal groepen formeren die met voorstellen komen die op de internationale agenda thuishoren. Dat zou een concrete invulling kunnen zijn van wat volgens mijn fractie nodig is. Ik zou het goed vinden als de Nederlandse regering dergelijke politieke initiatieven neemt. Ik maak mij grote zorgen over de dollar. Het zijn vooral de staatsfondsen uit China en Saoedi-Arabië die de dollar in de lucht houden en dat houdt een keer op.
Ik ben verheugd dat de Wereldbank aandacht besteed aan vormen van borging en het delen van risico’s rond private kredietverlening. Ik begrijp dat de heer Boekestijn met een gerust hart zijn spaargeld naar Ghana kan brengen om daar ontwikkelingen op gang te brengen en dat de Wereldbank een beetje meehelpt. Dat zal de heer Boekestijn deugd doen.
Minister Bos: Voorzitter. Ik kan tegemoet komen aan een van de vragen van de heer De Nerée. In de stukken die wij voor het volgende algemeen overleg en de volgende Ecofin aan de Kamer toezenden, zullen wij nader ingaan op de Credit Default Swaps Market, toelichten hoe deze technisch in elkaar zit en welke transparantie-issues daarbij spelen. Het is een buitengewoon interessante markt omdat die laat zien wat de risico-opslag is op verhandelde nationale schulden. Nederland staat qua risico-opslag onderin en een land als Ierland juist heel hoog. Daaruit zijn interessante ontwikkelingen af te lezen. Ik neem dat verzoek graag mee.
Naar aanleiding van de bijeenkomst dit weekend zullen wij de Kamer terugberichten in hoeverre het onderwerp rondom hedge funds en private equity in voldoende mate aan de orde is geweest en zo niet, wat de verdere gedachte-initiatieven moeten zijn wat ons betreft.
Hetzelfde geldt in brede zin voor het onderwerp transparantie. Mevrouw Gill’ard heeft daarover van mijn kant niet zo veel gehoord, omdat dit onderwerp steeds terugkomt in het maandelijks overleg dat ik heb met de financiële woordvoerders ter voorbereiding van de Ecofin-vergadering. Daar is een lopende agenda die te maken heeft met het weer op de balans brengen van zaken die eerst buiten de balans stonden en met nieuwe eisen op het gebied van solvabiliteit en liquiditeit. Die agenda rolt voort. Misschien heb ik gedacht dat de Kamer dat wist, maar ik realiseer me dat ik dat gesprek deels met een andere woordvoerder en op een andere plek heb gevoerd. In de terugrapportage van deze jaarvergadering zullen wij expliciet terugkomen op dit onderwerp.
Er is niets mis met de ideeën van de heer Vendrik over het aankaarten van de internationale financiële architectuur en de fundamentele wijzigingen die nodig zijn. Het is een kwestie van het zoeken van het goede moment en de goede bondgenoten. Als alleen Nederland erover spreekt en het daarna in schoonheid sterft, heb je er niets aan. Wij zullen moeten trachten het momentum te vangen waarop de discussie met kans van slagen kan worden gevoerd. Als dat moment zich voordoet, zullen wij het pakken.
Minister Koenders: Voorzitter. Op dat laatste punt sluit ik mij graag aan bij de minister van Financiën. Wij zijn bij de Wereldbank deze zomer al begonnen met de fundamentele discussie over de rol van de Wereldbank in een tijd van vrij snel veranderende machtsverhoudingen in de wereld, zowel financieel als politiek. Voor de effectiviteit van de organisatie is het essentieel dat daardoor een aantal veranderingen plaatsvindt. Die hebben te maken met voice, met prioriteiten en met de internal governance van de bank. In Amsterdam hebben wij over dat onderwerp een grote conferentie gehouden onder leiding van Nederland. President Zoellick en anderen waren daarmee bezig.
Het is belangrijk om gelijkgezinden te zoeken door de blokken heen, want het is een essentiële discussie. Er zijn echter veel ideeën in schoonheid gestorven omdat er geen coalities waren. De minister van Financiën wijst er terecht op dat de timing urgent is, maar dat het moment niettemin zo scherp mogelijk moet worden gekozen. Tijdens het Development Committee aanstaande zondag zullen wij datgene wat in Amsterdam is gebeurd aan de orde stellen en zullen wij koersen op een vervolg daarop.
De voorzitter: Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording en wens hun veel kracht, wijsheid en sterkte toe de komende dagen.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP) en Sap (GroenLinks).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP) en Vendrik (GroenLinks).