Vastgesteld 15 mei 2019
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Financiën hebben op 4 april 2019 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 26 maart 2019 inzake Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep van 11 tot en met 13 april 2019 in Washington (Kamerstuk 26 234, nr. 224);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 november 2018 inzake verslag van de Jaarvergadering van de Wereldbankgroep van 11 tot 14 oktober 2018 in Bali, Indonesië (Kamerstuk 26 234, nr. 221).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Anne Mulder
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Alkaya, Bouali, Van Haga, Van den Hul, Kuik en De Roon,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 15.31 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, dames en heren. Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik heet haar en haar staf natuurlijk van harte welkom. We gaan praten over het onderwerp de Wereldbank. Er is volgende week een voorjaarsvergadering van de bank. Ik neem aan dat de Minister daarnaartoe gaat, dus we kunnen nog even met haar spreken over haar inzet aldaar. Ook is het verslag van de vorige vergadering, de vergadering van het afgelopen jaar, natuurlijk aan de orde. Er zijn vijf woordvoerders van de kant van de Kamer. We hebben twee uur de tijd voor dit overleg ingeruimd. Ik stel voor om vier minuten spreektijd per fractie te hanteren. Ik zal twee interrupties per fractie in deze ronde toestaan.
Dan geef ik nu eerst het woord aan de heer Van Haga van de VVD.
De heer Van Haga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De VVD-fractie heeft de Nederlandse inzet bij de voorjaarsvergadering van de Wereldbank met belangstelling gelezen. In algemene zin vinden wij de inzet prima. Zo steunt de VVD de inzet van het kabinet om specifieke aandacht te geven aan landen en regio's die te maken hebben met instabiliteit en fragiliteit. Wat ons betreft is dat dan met name in de ring van instabiliteit rond Europa. De VVD maakt zich nog wel zorgen over een ander aspect van de Wereldbank, want terecht stellen Cordaid, Hivos en Open State Foundation dat de Wereldbank op het gebied van transparantie nog een hoop stappen moet zetten. Onderzoek wijst uit dat de Wereldbank veel informatie niet deelt en dat het vaak onmogelijk is om na te gaan waar het geld aan wordt besteed.
Ik heb tijdens de begrotingsbehandeling samen met collega Van Weerdenburg een motie ingediend die vroeg om meer transparantie bij onze eigen uitgaven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Bij de Wereldbank gaat het om veel meer geld. Het lijkt mij dan ook niet meer dan normaal dat hier de hoogste graad van transparantie wordt betracht, maar we lezen dat bij geldbedragen voor de Verenigde Staten bij 33% van de transacties het geldbedrag gewoon ontbreekt. Daarnaast hebben transacties van de Wereldbank vaak geen duidelijke omschrijving of opdrachtnemer. Er worden honderden miljoenen euro's overgemaakt aan various organizations in Pakistan en Rusland, met vage omschrijvingen zoals «consultancy», «food» of «food supply». Een Nederlandse ondernemer zou met zo veel slordigheid nooit wegkomen. We zouden van de Wereldbank mogen verwachten dat alles op orde zou zijn en dat die ook voor ons transparant zou zijn. Kan de Minister toezeggen dat ze op de voorjaarsvergadering van de Wereldbank het punt van de gebrekkige transparantie zal opbrengen en dat ze daarover zal rapporteren aan de Kamer?
Daarnaast heeft mijn fractie nog zorgen over het bedrag dat is uitgeleend aan China. De Wereldbank leent namelijk op grote schaal geld aan China. Dat is niet bepaald een land dat leningen nodig heeft. Het gaat om meer dan 7,8 miljard dollar aan committeringen waarmee China – een land dat zelf op grote schaal investeringen doet over de hele wereld – een van de topontvangers is. Persoonlijk denk ik dat we überhaupt geen geld aan China zouden moeten lenen, maar als we al geld zouden willen lenen aan China, dan zou dat ten goede moeten komen aan bijvoorbeeld arme regio's in China. Denk aan westelijk China. Maar een groot deel van de investeringen blijkt volgens onderzoek van het Center for Global Development terecht te komen in regio's die niet aan de standaarden voldoen. Wat vindt de Minister hiervan? Vindt de Minister het goed dat zo'n groot deel naar China gaat, ook gelet op wat wij in de Wereldbank steken? Behoort China nu echt tot de doelgroep? Zo nee, wat is zij dan bereid om te doen om het geld terecht te laten komen waar het wel hoort?
Voorzitter. Nog een laatste vraag over een specifiek land. Kan de Minister aangeven hoeveel geld er per jaar via de Wereldbank naar Mali is gegaan de laatste jaren?
Voorzitter, dat was mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Haga. Dan gaan we nu luisteren van de inbreng van de heer Bouali van D66.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Wij als internationale gemeenschap hebben instituties opgebouwd om de internationale samenwerking en de vrede en veiligheid te bevorderen, maar het multilateralisme is de afgelopen jaren steeds meer onder druk komen te staan. De Wereldbank is een van die belangrijke instituties die worden ingezet om ontwikkelingslanden een steuntje in de rug te geven. Juist daarom vindt D66 ook dat Nederland zich sterk moet maken voor de bescherming en bestendiging van dit internationale orgaan. Hoe ziet de Minister de rol van de Wereldbank in deze veranderende wereld?
Ik heb een aantal punten die ik wil bespreken, en ik begin met gender. Terecht zijn meisjes- en vrouwenrechten de rode draad in het ontwikkelingsbeleid van deze Minister. Daarom wil ik het nu graag hebben over vrouwenparticipatie. Ik heb vaker in deze commissie met de Minister gesproken over het belang dat iedereen gelijk mee kan doen, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt. Maar vrouwen worden nog te vaak belemmerd, door de wet nog wel. Een recent rapport van de Wereldbank kijkt naar de juridische hervormingen op het economische domein, om dit tegen te gaan. De Wereldbank heeft een indrukwekkende analyse gemaakt van wetgeving in landen die vrouwen belemmert in hun ontwikkeling. Hoe kan de Minister de Wereldbank steunen in het bevorderen van gelijkheid op het economische domein? Welke financiële, diplomatieke middelen wil zij hiervoor inzetten?
Dan het tweede punt: geld. Er gaat ontzettend veel geld om in en rondom de Wereldbank, en dat is maar moeilijk te volgen vanuit de Tweede Kamer. Kan de Minister meer inzicht geven in de financiële positie van de Wereldbank? Kan zij inzicht geven in de bijdrage van Nederland? Kan zij in haar brief de genoemde kapitaalverhoging nog verder toelichten? We worden door de Minister via Kamerbrieven natuurlijk goed op de hoogte gebracht. Ik zou het daarom fijn vinden als er bij een volgende brief over de Wereldbank een financieel plaatje geschetst wordt, zodat we als Kamerleden ook een duidelijk beeld hebben van de financiële positie.
Mijn punt is ook dat er weinig transparantie door de Wereldbank zelf is rondom al die geldstromen. Mijn collega van de VVD refereerde hier zojuist aan. Ook ngo's hebben hier zorgen over geuit. Is de Minister bereid om tijdens deze Wereldbankvergadering de zorgen van de ngo's over te brengen en te pleiten voor meer transparantie door de Wereldbank zelf?
Voorzitter, tot slot. Tijdens de Wereldbankvergadering zal ook gesproken worden over de verkiezing van de nieuwe president. Traditiegetrouw wordt een nieuwe president gekozen uit een door de Verenigde Staten voorgedragen selectie. Hoewel voormalig president Kim vrij abrupt is opgestapt, om verschillende redenen, weten we ook dat zijn opvattingen over duurzaamheid niet bepaald strookten met de opvattingen van bijvoorbeeld president Trump van de Verenigde Staten. U begrijpt dat ik daar mijn zorgen over heb bij de kandidaten die eventueel door de VS-administratie voorgedragen worden. Wat D66 betreft laten we de Wereldbank niet kapen door de klimaatsceptische politiek van de president van de Verenigde Staten, zeker niet nu de Wereldbank hier in de afgelopen jaren juist een prioriteit van heeft gemaakt. Hoe duidt de Minister dit? Ziet zij mogelijkheden om duurzaamheid als prangende voorwaarde te stellen voor de benoeming van een nieuwe president? Kan zij hier met gelijkgestemde landen optrekken?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bouali. Er is een interruptie voor u van de heer Van Haga en daarna nog van de heer Alkaya. Meneer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Dank voor dit mooie betoog, meneer Bouali. U zei terecht iets over transparantie. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik mis alleen uw reflectie op China. We hebben kunnen lezen dat 7,8 miljard dollar door de Wereldbank aan China wordt geleend. U begon uw betoog met de uitspraak dat de Wereldbank een steuntje in de rug moet zijn voor ontwikkelingslanden. Dat ben ik helemaal met u eens. Bent u het met de VVD eens dat China zich in die zin niet echt kwalificeert als ontwikkelingsland, dat ze het geld niet echt nodig hebben en dat we die 7,8 miljard waarschijnlijk beter aan andere landen kunnen geven?
De heer Bouali (D66):
Zoals u inderdaad al opmaakte uit mijn betoog is die bank echt bedoeld om de minst ontwikkelde landen een handje te helpen. Het zou inderdaad mijn voorkeur zijn om die landen, de least developed countries, ook echt te helpen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de bedragen over China zo een-twee-drie niet beschikbaar heb, maar een van mijn oproepen was ook om dat in ieder geval voor ons als Kamer inzichtelijk te maken, om ons daar een soort overzichtje van toe te sturen, zodat we kunnen zien waar dat geld precies naartoe gaat. Ik hoop dat u dat ook steunt.
De voorzitter:
Dan is er een vraag van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
De heer Bouali gaf aan dat de focus op duurzaamheid een voorwaarde is voor het voorzitterschap of presidentschap van de Wereldbank. Betekent dat ook dat hij het kabinet oproept om eventueel tegen een benoeming te stemmen als dat niet het geval blijkt te zijn? Want dat is wat de heer Bouali impliciet dan ook zegt.
De heer Bouali (D66):
Wat ik aangeef, is dat duurzaamheid zo'n belangrijk onderwerp is dat het kabinet er het liefst met gelijkgestemde landen in ieder geval op moet insisteren, wanneer de Minister in Washington is, dat de persoon die benoemd wordt als president, dit in ieder geval als belangrijk onderdeel heeft van zijn cv. Het hoort overigens ook bij de doelstellingen van de Wereldbank en wij hebben graag een president die de doelstellingen van de eigen instituties naleeft en een warm hart toedraagt.
De heer Alkaya (SP):
Maar er is maar één kandidaat en ik heb mijn twijfels of die kandidaat duurzaamheid en andere zaken een warm hart toedraagt. Daar zal ik straks in mijn inbreng ook op ingaan. Volgens mij is het vervolgens aan de aandeelhouders, in dit geval ook Nederland, en de board om te kijken of de nieuwe kandidaat geschikt is voor de functie. Maar als uit de gesprekken die gevoerd zullen worden, zou blijken dat duurzaamheid en de andere punten die ik straks al benoemde, niet naar voren komen, dan moet toch ook de conclusie van D66 zijn dat Nederland dan eventueel tegen zou moeten stemmen.
De heer Bouali (D66):
Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat we het kabinet deze boodschap meegeven. Duurzaamheid is inderdaad een belangrijk onderwerp. Ik vraag dit ook aan de Minister om van haar te horen hoe zij dat inschat, hoe zij dat beziet en hoe wij met gelijkgezinde landen optrekken. Ik kijk inderdaad heel erg uit naar het antwoord van de Minister, maar als u het wat scherper geformuleerd wilt hebben: wat mij betreft is dit een heel belangrijk onderwerp om een kandidaat op te wegen.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Kuik van de CDA-fractie.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. In het voorgenomen beleid van de Wereldbank herken ik veel van het beleid dat deze Minister heeft uitgezet. Ik sluit me wel aan bij de vorige twee sprekers, de heren Van Haga en Bouali, op het punt van de inzichtelijkheid. Ik zie bijvoorbeeld wel echt een focus op onderwijs en de aansluiting bij de doelstellingen van het challenge fund. Maar goed, de inzichtelijkheid is voor ons ook wel een punt.
Het agendapunt in de vergadering over disruptieve technologieën. Kan de Minister aangeven welke kansen we ons bedrijfsleven en in Nederland ontwikkelde technologieën kunnen laten pakken op het beleid dat de bank voert? Naast de beleidsmatige aansluiting zou mijn fractie ook graag zien dat we waar mogelijk ook praktisch meedoen aan de uitvoering van het beleid van de bank.
Ik lees in de brief van het kabinet dat het kabinet bezorgd is over de schuldontwikkeling in veel lage-inkomenslanden. Dat is terecht en deze zorgen deel ik. De vorige keer zei ik al dat het leidt tot onstabiele landen en dat het zeer besmettelijk is, gezien de verwevenheid van economieën. De bank en het IMF zouden hier onderzoek naar doen voor analyse en oplossingen. Heeft dat al resultaten opgeleverd?
Ik wil het ook hebben over de rol van China hierin. China treedt vaak op als redder in nood, met het gevolg dat landen economisch afhankelijk worden en op termijn ook politiek beïnvloed kunnen worden door China. Kan onderzocht worden of en hoe China het beleid van de Wereldbank beïnvloedt? En heeft de Wereldbank een strategie op de manier waarop China zich beweegt binnen de beleidsterreinen van de bank? Ik las een artikel waaruit blijkt dat China elk jaar gemiddeld 2 miljard dollar bij de bank leent en op die manier in de top van de grootste ontleners staat, terwijl China zelf de tweede grootste economie ter wereld is. De vraag is dus of ze aan de andere kant het beleid van de Wereldbank juist ondermijnen. Graag een reactie van de Minister.
Ten slotte zou ik de Minister willen vragen of ze kan aangeven hoe de hulp aan Mozambique vanuit de Wereldbank is vormgegeven. Deze ramp daar is, vrees ik, een voorbeeld van het soort rampen dat we in de nabije toekomst steeds vaker gaan meemaken. De omvang van dergelijke natuurrampen wordt steeds groter. Terecht zie ik in de brief – ik begrijp dat dat ook de ambitie is van de Wereldbank – terugkomen dat investeringen, leningen en hulp er ook op gericht moeten zijn om landen weerbaar te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering en om rampen te voorkomen. Het zijn vooral de landen in Afrika die daartoe aangezet moeten worden, maar ik stel wel voor dat dit geen absolute voorwaarden kunnen zijn. Het mag niet uitmonden in kiezen tussen schoon drinkwater of groene stroom, want dan zou ik het wel weten. We moeten voorkomen dat we deze kwetsbare landen voor dit soort keuzes zetten. Ik vraag de Minister om deze nuance ook onderdeel te laten zijn van haar inzet bij de bank.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik nu het woord aan de heer Alkaya van de SP-fractie.
De heer Alkaya (SP):
Dank u wel, voorzitter. Het doel van de Wereldbank is helder en iets waar je moeilijk tegen kunt zijn, namelijk de bestrijding van armoede. Dat Nederland daar jaarlijks honderden miljoenen aan bijdraagt, is dan ook wel goed te praten als het geld nuttig besteed zou worden aan het helpen van mensen die in armoede leven en het verbeteren van hun omstandigheden. Maar het is maar de vraag of dit ook daadwerkelijk het geval is. De zogenaamde structurele aanpassingsprogramma's van de Wereldbank, waarmee zij in de jaren tachtig en negentig ontwikkelingslanden dwong om desastreus neoliberaal beleid uit te voeren in ruil voor hulp, bestaan gelukkig niet meer in die vorm. Maatregelen als het opengooien van je economie voor buitenlandse bedrijven, het privatiseren van staatsbedrijven en zelfs het devalueren van de munteenheid mogen nooit meer een voorwaarde zijn voor ontwikkelingsgeld en ontwikkelingshulp.
Ontwikkelingsgeld is bedoeld om mensen te helpen en niet om over de rug van de allerarmsten ideologische opvattingen over de economie over de wereld te verspreiden. Is de Minister het hiermee eens en kan de Minister dan uitsluiten dat de Wereldbank dergelijk neoliberaal beleid oplegt aan de landen aan wie hij geld uitleent? En hoe kijkt de Minister dan aan tegen een instrument van de Wereldbank als Development Policy Financing, waarbij er alleen leningen aan landen worden verstrekt als zij zogenaamd adequaat macro-economische beleid hanteren, zoals is voorgesteld door de bank zelf, en naar tevredenheid hervormingen doorvoeren? Niemand weet overigens wat de Wereldbank als adequaat ziet, want de onderhandelingen en de contracten zijn ook niet bepaald transparant, iets wat ook de andere partijen aangaven.
Dat breng mij op mijn volgende punt, namelijk of het kabinet bereid is om bij de voorjaarsvergadering het belang van het vergroten van transparantie te benadrukken. Als er 214 miljoen dollar naar onbekende organisaties in Pakistan gaat voor een vaag doel als voedsel en 135 miljoen naar Rusland, zonder dat de maatschappelijke organisaties die dit constateren, kunnen checken waar het geld precies heen gaat en wie precies dat geld ontvangt, is dat natuurlijk zorgelijk. Dat ondergraaft ook het vertrouwen in dit soort organisaties en ook de ontwikkelingssamenwerking in algemene zin. Dat is gewoon niet goed. Ook geeft het kabinet aan bezorgd te zijn over de te hoge schulden in vele lage-inkomenslanden, maar hoe verhoudt zich dit tot het feit dat ook de Wereldbank leningen verstrekt aan diezelfde landen, waardoor zij mogelijk nog dieper in de schulden kunnen komen? Bij de vorige vergadering heeft Nederland benadrukt dat de bank ook in zijn eigen beleid rekening moet houden met de schuldenlast van landen. Gaat het kabinet vragen wat hier sindsdien mee is gebeurd?
Tot slot, voorzitter. De voormalige president Jim Yong Kim is per 1 februari afgetreden en hij maakt zijn termijn, die eigenlijk tot 2022 liep, niet af. Kan de Minister iets zeggen over het plotselinge vertrek van deze voormalige president? Heeft het iets te maken met de politieke situatie in de Verenigde Staten? Er heeft zich maar één kandidaat genomineerd voor de opvolging en dat is wederom een Amerikaan, David Malpass, de onderminister van Financiën in de Verenigde Staten en een vertrouweling van president Trump. Alweer een Amerikaan dus. Wat vindt de Minister ervan dat er sinds de oprichting van de Wereldbank in 1944 alleen maar voorzitters zijn geweest die zijn voorgedragen door de Amerikanen?
Voorzitter. Onder president Reagan werd de Wereldbank dus een organisatie die het neoliberalisme over de wereld wilde verspreiden en deze politieke benoeming belooft niet veel goeds voor de toekomst. Is het kabinet het met de SP eens dat de terugkeer van de Wereldbank naar de jaren tachtig ongewenst zou zijn en overweegt het kabinet om eventueel tegen kandidaat Malpass te stemmen als hij deze zorg niet kan wegnemen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya. Een vraag van de heer Van Haga en daarna een van de heer Bouali.
De heer Van Haga (VVD):
Meneer Alkaya heeft het erover dat het doel bestrijding van armoede is en dat het geld bedoeld is om mensen te helpen. Daar ben ik het helemaal mee eens. Dan heeft hij het over desastreus neoliberaal beleid en dan gaan bij mij de wenkbrauwen wel een beetje fronsen, want ik hoor hem bijvoorbeeld niet over China. China staat qua gedachtegoed waarschijnlijk heel erg dicht bij de SP en misschien dat u er daarom niet over begint, maar er is 7,8 miljard dollar door de Wereldbank uitgeleend aan China. Hoe beoordeelt u dan deze lening en vindt u niet, ook binnen uw eigen gedachtegoed, dat dat geld veel beter uitgeleend, besteed had kunnen worden aan landen die dat veel beter kunnen gebruiken?
De heer Alkaya (SP):
Allereerst neem ik er afstand van dat China dicht bij de SP zou staan qua gedachtegoed. Dat is simpelweg niet zo. Ten tweede is het natuurlijk opmerkelijk dat een land als China op het moment dat het economisch groeit, zijn financiële middelen ook aanwendt om zijn geopolitieke invloed te vergroten. Dat wordt gedaan door middel van leningen en dat is natuurlijk niet goed, in die zin dat het een oneigenlijk gebruik van ontwikkelingsgeld zou kunnen betekenen. Hetzelfde zien we bij de Wereldbank. Ik zou de heer Van Haga dan ook de wedervraag willen stellen: als we zo kritisch zijn over China, waarom dan niet over de Wereldbank? De Wereldbank hanteert dezelfde werkwijze en heeft ook heel lang een ideologische opvatting over de wereld proberen te verspreiden door leningen te verstrekken aan landen die die gewoon nodig hadden. Als China dat doet, is dat wel fout, maar als de Wereldbank dat doet, is dat volgens de VVD blijkbaar niet fout. Ik hanteer een consequente lijn: alle landen en alle groepen van landen die dat doen, zijn fout bezig. Ontwikkelingsgeld is bedoeld om de allerarmsten te helpen en niet om ideologische opvattingen te verspreiden en dan maakt het niet uit waar het geld vandaan komt.
De heer Van Haga (VVD):
Gedeeltelijk zijn we het natuurlijk eens. De Wereldbank moet zijn geld besteden aan landen die dat nodig hebben en hij moet dat doen op een fatsoenlijke manier. Als China dat wil doen, moet het dat ook op een fatsoenlijke manier doen. Maar waar ik het over heb, is de 7,8 miljard die door de Wereldbank is uitgeleend aan China. Daar zet de VVD vraagtekens bij, want dat geld had volgens ons beter uitgeleend kunnen worden aan landen die dat inderdaad veel harder nodig hadden. Ik hoop dat u het daarmee eens bent.
De heer Alkaya (SP):
In grote lijnen ben ik het daarmee eens. Ik weet niet precies waar dat geld naartoe is gegaan; dat is ook heel moeilijk te checken. Het is in zo'n debat al helemaal moeilijk te checken, want ik heb die stukken niet van tevoren gekregen van de heer Van Haga. Ik vraag me af of hij weet waar het geld naartoe gaat. Maar in algemene zin kun je inderdaad stellen dat een relatief rijk land als China niet behoort tot de allerarmste ter wereld en eigenlijk dus niet zo veel geld zou moeten krijgen van de Wereldbank. Maar waar het geld precies heen is gegaan en welke projecten de heer Van Haga precies bedoelt, weet ik natuurlijk niet.
De heer Bouali (D66):
Ik wil mijn collega van de SP nog wat bevragen over één van die multilaterale instellingen, de Wereldbank. We hebben wel vaker deze discussie met elkaar gehad als het over de World Trade Organization gaat, waar tot mijn verrassing de SP een pro-Trump-koers voer. In dit specifieke geval wil ik wat meer inzoomen op de internationale samenwerking en de armoedebestrijding. De collega van de SP begon daarover en ik denk dat dat een heel belangrijk doel is van de Wereldbank. Maar vervolgens schiet hij wel heel veel negatieve voorbeelden af op die Wereldbank. Ik begrijp misschien wel deels waarom hij daarover vragen heeft, maar mijn vraag is meer: ziet u ook het belang van de Wereldbank als multilaterale instelling of gaat u hier ook op de WTO-tour en vol op het orgel dat dit soort organisaties toch eigenlijk maar lastig zijn en dat internationale samenwerking toch niet altijd heel prettig is?
De heer Alkaya (SP):
Ook hier weer: ik zou op de pro-Trump-tour gaan. De VVD vindt dat ik pro China ben en D66 pro Trump! Ik vraag me af hoe ik dat beide voor elkaar heb gekregen. Dat is best knap van mijzelf, maar het klopt allebei niet. Ik ben ook niet pro Trump. Ik ben gewoon pro socialisme en ik een onderdeel van de Socialistische Partij. Wij maken onze eigen analyse van de wereld en op onderdelen zou die inderdaad overeen kunnen komen met die van wie dan ook.
Mijn kritiek op de Wereldhandelsorganisatie is inderdaad vrij fundamenteel, maar bij de Wereldbank zit dat toch wel iets genuanceerder in elkaar. Als wij ontwikkelingsgeld aan landen geven en dat geld draagt eraan bij dat zij structureel uit de armoede kunnen komen, bijvoorbeeld doordat zij belastinggeld beter kunnen ophalen of doordat zij kunnen investeren in verbetering van hun infrastructuur, dan ben ik daar hartstikke voor. Maar je kunt natuurlijk als organisatie diezelfde invloed gebruiken om bijvoorbeeld privatiseringen af te dwingen en dat heeft de Wereldbank in de jaren tachtig ook gedaan. Daar ben ik natuurlijk hartstikke tegen, want daar is natuurlijk helemaal niet van te zeggen dat dat onomstreden goed is voor een land en onomstreden goed is voor een economie. Sterker nog, al die privatiseringen zijn zelfs in Nederland heel slecht voor de economie gebleken. Sommige zijn we op dit moment zelfs aan het terugdraaien. Als wij de invloed die de Wereldbank heeft doordat zij leningen verstrekt aan landen die dat nodig hebben, aanwenden om ze aan te zetten tot neoliberaal beleid, dan vind ik dat hartstikke kwalijk. Als we dat geld inzetten voor infrastructurele projecten en dergelijke om landen uit de armoede te verheffen, dan is daar niets mis mee.
De heer Bouali (D66):
Dat is een duidelijk antwoord. Het voorbeeld van Trump hebt u toch echt zelf gegeven in een van de debatten. Maar het is goed om te horen dat u de Wereldbank inderdaad een belangrijke organisatie vindt. In de jaren tachtig is daar beleid geweest waarvan we misschien allebei zeggen dat het niet verstandig was, maar het is in ieder geval goed om te horen dat de SP de institutie Wereldbank in ieder geval een belangrijke rol toedicht en dat de heer Alkaya kritische vragen stelt over een aantal zaken. Maar ik mag daaruit opmaken dat deze institutie, evenals de internationale samenwerking bij de Wereldbank, door de SP een warm hart toegedragen wordt.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Ja, daar zijn we het over eens. Maar ik constateer tegelijkertijd ook dat er een risico is dat met een nieuwe voorzitter die vanwege een bepaalde lijn naar voren wordt geschoven, wat veel weg heeft van een politieke benoeming, de organisatie weer zou kunnen terugkeren naar beleid dat in de jaren tachtig is gevoerd. Daarover heb ik de nodige vragen aan het kabinet gesteld.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan nu nog luisteren naar mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. De Wereldbank is een belangrijke partner bij het realiseren van de duurzameontwikkelingsdoelen, zo merkt ook de Minister terecht op in haar brief. Maar juist over de haalbaarheid van die duurzameontwikkelingsdoelen bestaan groeiende zorgen. We zien dat de wereldwijde ongelijkheid toeneemt. Zo bezitten de 26 rijkste mensen ter wereld evenveel als de armste helft van de bevolking. Hoewel de meerderheid van de landen een dalende ongelijkheid heeft, zijn het vooral de landen met veel inwoners waar we een stijging zien. Zo wonen zeven van de tien mensen wereldwijd nog steeds in een land waar de ongelijkheid groeit. Terwijl de superrijken hun vermogen zagen groeien met 2,5 miljard per dag, ging het vermogen van de armste helft van de wereldbevolking met 11% achteruit. Om het even heel concreet te maken: in Indonesië bezitten de vier rijkste mannen meer dan de armste 100 miljoen mensen. We zien, kortom, de ongelijkheid juist binnen landen toenemen.
En die ongelijkheid ontwikkelt zich niet voor iedereen op dezelfde manier. Bijvoorbeeld vrouwen, migranten, lhbti's, mensen met een beperking en etnische minderheden hebben op veel plaatsen in de wereld te maken met structurele uitsluiting en discriminatie. In die intersectionele context is het werk van de Wereldbank des te belangrijker, bijvoorbeeld de inzet op onderwijs, ontwikkeling en gendergelijkheid. Juist op die driesprong ligt er een grote uitdaging, en ik weet dat die de Minister ook aan het hart gaat, want ook SDG 5 – mannen en vrouwen gelijk – is nog lang niet gerealiseerd. Gezien de conservatieve backlash onlangs nog op de Commission on the Status of Women zal die voorlopig ook niet worden gehaald, als het ligt aan een aantal landen, waaronder Saudi-Arabië maar ook de Verenigde Staten. En dan heb ik het nog niet eens over het Vaticaan.
Ik geef wat cijfers, van diezelfde Wereldbank. Wereldwijd ronden inmiddels negen van de tien meisjes het primaire onderwijs af, maar slechts drie van de vier ronden ook het secundaire onderwijs af. In lage-inkomenslanden is dat aantal nog aanmerkelijk lager: minder dan twee derde van de meisjes rond daar het primaire onderwijs af en slechts één op de drie het secundaire onderwijs. Dat is zonde. Als alle meisjes wereldwijd twaalf jaar goed onderwijs zouden krijgen, dan zouden vrouwen wereldwijd 15 tot 30 triljoen dollar meer verdienen. En als alle meisjes wereldwijd naar de middelbare school zouden gaan, dan zouden kindhuwelijken nagenoeg uitgebannen zijn en zou het risico op geweld tegen vrouwen, ondervoeding en kindersterfte aanmerkelijk kleiner worden. Kortom, niet alleen omdat het moet is investeren in gendergelijkheid, onderwijs en ontwikkeling een goed idee, maar ook omdat het werkt. Mijn vraag aan de Minister is: is zij bereid om er bij de Wereldbank op aan te dringen zijn beleidsinzet op deze driesprong te continueren, te intensiveren en vooral te concretiseren? En hoe beoordeelt de Minister de toereikendheid van de hiervoor beschikbare financiële middelen?
Voorzitter. Een ander thema dat in Washington op de agenda staat, zijn de zogenaamde disruptieve technologieën. De PvdA heeft hierbij een aantal punten van zorg. Allereerst is er ongelijke toegang tot die technologieën. Nog steeds is wereldwijd meer dan twee derde van alle laaggeletterden vrouw. En nog steeds hebben veel vrouwen wereldwijd geen toegang tot internet, geen toegang tot een bankrekening of geen toegang tot bijvoorbeeld financiering voor hun start-up, zoals onlangs nog bleek uit onderzoek van de VU. Wij dringen er dan ook bij de Minister op aan om ook op dit punt te pleiten voor het betrekken van een intersectioneel genderperspectief.
Ten tweede: de samenwerking met de private sector. Ook al juichen wij toe dat een toenemend aantal bedrijven zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid proactief oppakt, toch zien wij juist waar het gaat om technologie ook een punt van zorg. Juist de ook in de brief van de Minister aangestipte mogelijke risico's die gepaard gaan met technologische ontwikkeling, zoals misbruik van data, maar ook nepnieuws, politieke beïnvloeding door algoritmes en verspreiding van hate speech, zijn wereldwijd een groot probleem. En dan heb ik het nog niet eens over de grootschalige belastingontwijking, waaraan veel techreuzen zich structureel schuldig maken. Ik vraag de Minister dan ook of zij onze zorgen op dit punt deelt en bereid is deze ook in Washington uit te dragen.
Voorzitter. Dat brengt mij bij mijn laatste punt: de mondiale financieel-economische situatie. We lezen dat er toenemende zorgen zijn of de duurzameontwikkelingsdoelen – of SDG's, zoals wij, «adoptieouders», ze noemen – überhaupt wel gehaald worden. De bank onderscheidt hiervoor verschillende oorzaken, waaronder afgezwakte groei en klimaatverandering. Maar een heel belangrijke oorzaak mist wat ons betreft nog in dat rijtje: de gevolgen van oneerlijke handel, van bedrijven die hun ketenverantwoordelijkheid niet serieus nemen, wat weer leidt tot grootschalige belastingontwijking, het niet naleven van milieunormen, mensenrechten en afspraken over arbeidsvoorwaarden. En dan zwijg ik nog over de krimpende ruimte die we wereldwijd zien voor mensen en organisaties die zich tegen die groeiende ongelijkheid en oneerlijkheid verzetten. Daarom is mijn laatste vraag vandaag aan de Minister: is zij bereid juist ook het belang van deze onmisbare voorwaarden voor het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen te benadrukken? Want alleen als we allemaal onze verantwoordelijkheid nemen én krijgen, kan onze gezamenlijke veranderkracht zijn werk doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hul. We gaan nu pauzeren tot 16.10 uur en dan zal de Minister antwoorden.
De vergadering wordt van 16.01 uur tot 16.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, we gaan verder met dit algemeen overleg. Het woord is nu aan de Minister voor de beantwoording.
Minister Kaag:
Dank u wel, meneer de voorzitter. Dank ook aan de leden voor de vragen, suggesties, opmerkingen en natuurlijk voor de mogelijke suggesties ter verbetering van ons beleid.
Ik denk dat het kernpunt van het kabinet blijft dat wij de Wereldbankgroep, de IFC, de IBRD en alle andere pijlers belangrijke partners vinden in het bredere verhaal rondom het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen en de klimaatafspraken. Ze zijn ook een belangrijke partner in de uitvoering van het Nederlandse bilaterale maar complementaire beleid voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking.
Als we terugkijken naar 2018, rekenen we natuurlijk met een kapitaalverhoging van de financiële capaciteit van de bank. Wij hebben die gesteund, ook op basis van beleidsafspraken en onze bevindingen. Wij hebben geconstateerd dat de Wereldbankgroep eigenlijk relevanter was dan ooit. We blijven natuurlijk wel altijd kijken, niet alleen via de MOPAN maar ook via de gebruikelijke monitoringsinstrumenten, naar hoe de bank ermee omgaat. We waarderen bijvoorbeeld de inzet van de bank juist voor zijn activiteiten in fragiele staten, het opschalen van programma's en de delokalisering, om het zo maar te noemen. Dat wil zeggen: minder vanuit Washington en meer in het veld werken. We kijken verder naar de capaciteit en de uitvoering van het genderbeleid, ook binnen de eigen staf, want dat is ook heel belangrijk. Verder is er een hele ambitieuze klimaatfinancieringsdoelstelling. Die is ontzettend belangrijk, want het grotere kapitaal moet in het geval van de ontwikkelingssamenwerkingshoek wel van de Wereldbankgroep af komen. Dat komt niet alleen van de bilaterale donoren.
Zoals ik al meldde, zijn er interne maatregelen getroffen ter verbetering van het managementtoezicht, maar er zijn bijvoorbeeld ook maatregelen op het terrein van SEA, seksuele uitbuiting en machtsmisbruik. De bank heeft goed geantwoord aan de eisen die gesteld zijn door landen als Nederland. De nieuwe agenda die we nu voor ons zien, legt niet alleen een focus op het menselijk kapitaal maar ook op disruptieve technologie. Verder bevat die een vooruitblik op de toekomstige of de aankomende financieel-economische situatie. Die agenda maakt deze vergadering een hele interessante en daardoor een spannende.
Ik wil meteen door naar de eerste vraag van de heer Bouali: hoe zie ik de rol van de Wereldbank in een veranderende wereld? Zoals ik zei, blijft het een belangrijke pijler. Wij denken dat de Wereldbank mee-ontwikkelt en dat ook blijft doen. De bank heeft ook echt de capaciteit en de expertise in huis. Er is dus wat mij betreft ook geen excuus om dat niet te doen. Als één organisatie het kan, dan is het wel de Wereldbank. Hij is fit for purpose en de bank blijft dus de ambities opschroeven. Wij denken ook dat de cascadebenadering, zoals die nu ontwikkeld is door de bank... Dat wil zeggen dat je eerst kijkt of je private gelden kunt inzetten. Als dat niet het geval is, dan de publiek-private mix. Dat is en-en-en en veel meer toegespitst. Het is dus echt maatwerk. Men doet dus private financiering waar dat kan en zet alleen schaarse publieke middelen in waar dat echt niet anders kan. Dat is een hele goede methode om mee te werken. Ik denk dat de Wereldbank dus relevant blijft, ook in een veranderende wereld of juist in een veranderende wereld.
Dan wil ik meteen de andere kant van de spiegel doen. Daarover is een vraag gesteld door de heer Alkaya: is de Wereldbank niet een reflectie van – ik citeer – desastreus neoliberaal beleid? Ik hoop dat ik zijn stelling zo goed samenvat. Ik herken dat beeld niet. Ik herken het nog wel een beetje uit mijn eigen studententijd. Dan kunt u zeggen: nou ja, in de laatste decennia is de situatie alleen maar verslechterd en niet verbeterd. Dat zou natuurlijk een punt kunnen zijn. Ik denk dat de Wereldbank echter veranderd is. We zitten niet meer in een periode waarin we te maken hebben met desastreuze investeringen, waarbij absoluut geen acht wordt geslagen op mens en milieu. De Wereldbank ontleende daaraan inderdaad een aantal decennia geleden notoriteit. De Wereldbank is echt wat dat betreft gemoderniseerd qua kwaliteit in beleid en natuurlijk ook qua kwantiteit. Ik denk ook dat de rol van de toezichthouders en lidstaten en leden als Nederland daaraan heeft bijgedragen.
Gaan er nooit dingen mis? Dat zou niemand ooit willen beweren, maar ik denk dat wij vanuit de leden van de bank en vanuit onze toezichthoudende rol onze stem laten horen en genoeg gelijkgezinden hebben om juist te zeggen: bank, we hebben de SDG's; we hebben eisen voor de mensenrechten; we hebben eisen voor wat betreft gender; we hebben eisen voor wat betreft kwaliteit en dit is het internationale kader en dit is rol die een bank geacht wordt te spelen. Daarom hebben we natuurlijk ook de laatste jaren onder andere meegewerkt aan de ophoging van de IDA en blijven wij natuurlijk in goed gesprek met de bank. Ik denk ook dat de bank de laatste jaren, niet alleen onder Jim Kim maar ook onder Kristalina Georgieva, enorme slagen heeft gemaakt, juist op de belangrijke, gevoelige beleidsterreinen, ook waar het aankomt op een betere koppeling en samenwerking, niet alleen met het VN-systeem maar juist ook met lokale partners en de ngo's. Het bastion bank als onderdeel van een desastreus neoliberaal beleid herken ik dus niet.
Er zijn een aantal vragen gesteld over de mogelijke risico's die gezien worden in het proces en de keuze voor de nieuwe president van de Wereldbank. Ik ben het eens met de heer Alkaya dat het heel jammer is dat president Kim zijn termijn niet heeft afgemaakt. Dat kwam als een verrassing voor ons allen, maar het zij zo. Intussen heeft zich uiteindelijk formeel alleen maar één kandidaat gemeld. Dat is een Amerikaanse heer, de heer Malpass, u welbekend. Hij is de enige kandidaat. Er is ook nog een week sprake geweest van een Libanese kandidaat, maar die heeft zich, ook weer zonder opgaaf van redenen, teruggetrokken. Wij hebben in ieder geval wel informeel gesondeerd bij landen en kandidaten of er sprake zou zijn vanuit verschillende groepen dat er nog andere kandidaten zouden zijn. Zeker alleen al vanuit een genderperspectief zou dit heel welkom zijn geweest. Maar het zou natuurlijk ook vanuit een diversiteitsperspectief welkom zijn geweest. Dit is nog steeds niet zo en u weet: heel veel internationale plaatsingen bij de bank en het IMF worden nog steeds zeer politiek benaderd.
Waar wij als Nederland sowieso een parallel op hebben ingezet, is kwaliteit. Wij hebben veel contacten gezocht en ook gekregen, ook via onze kiesgroep. De directeur-generaal Internationale Samenwerking heeft de heer Malpass al in februari gesproken en marge van de Jordaniëconferentie, georganiseerd door het Verenigd Koninkrijk. Vanuit onze kiesgroep is er actief opgetrokken met de raad van bewindvoerders en de EU-bewindvoerders en ook door Nederland aangestuurd zijn er een aantal bijeenkomsten geweest van kleinere gelijkgezinde landen om juist een aantal boodschappen duidelijk helder te stellen. Dat is ook gedaan in gesprekken met de heer Malpass.
Verwachtingen – eigenlijk zou ik liever «diplomatieke eisen» zeggen – voor klimaat, gender en fragiliteit zijn daarbij besproken, net als de SDG-agenda. We hebben verder aangegeven dat we geen terugval willen zien. Op basis daarvan is er ook helder gesteld dat er een aantal criteria zullen worden opgesteld. Dat is niet gebruikelijk voor de bank, maar ze zullen wel worden gecommuniceerd. Op basis daarvan zullen wij de heer Malpass beoordelen. Dat doen wij dus op de inbreng. Ik ga ervan uit dat hij morgen benoemd wordt, want morgen is de dag, en vanaf dan zal er gekeken worden naar wat er geleverd wordt. Dus er zal uit een herkenning van een aantal zorgen heel scherp mee worden gekeken. Maar we willen dus echt kijken naar een performance review van de nieuwe president – de kandidaat-president! – van de Wereldbank.
De heer Alkaya (SP):
Dit is wel helder. Dank voor de heldere beantwoording. Is er dan een risico op terugval? Er is afgesproken dat er geen terugval mag zijn naar wat ik desastreus neoliberaal beleid zou noemen. Dat is beleid waar in ieder geval niet veel draagvlak meer voor was bij een aantal leden, waaronder gelukkig ook Nederland. Is dat ook echt formeel vastgesteld? Is dat een onderdeel van de arbeidsvoorwaarden, om het zo maar te zeggen, of van de opdracht van de nieuwe president, die blijkbaar morgen al benoemd zal worden? Dan is de vervolgvraag: wordt daar niet eerst over gestemd?
Minister Kaag:
Er is een stemming door de bewindvoerders, maar dit zijn, denk ik, ten dele ook nieuwe praktijken na wat in het verleden natuurlijk de facto politieke benoemingen waren. Ik denk dat we daar helder over moeten zijn. Er is niet een soort formeel rekruteringsproces geweest. Er is niet een soort headhunter geweest. Dit is toch nog steeds een intergouvernementeel proces. Maar de Wereldbank en de president van de Wereldbank in het bijzonder kunnen niets doen als bijvoorbeeld de ontwikkelingslanden er niet om vragen. Vanuit de kiesgroepen kunnen wij niet alleen blijven opletten, want wij kunnen ook mobiliseren, sonderen en blijven aanvragen. Ik denk dus niet dat we kunnen zeggen: dit is het contract. Maar op een gegeven moment kun je in het ergste scenario dusdanige politieke druk organiseren, mocht dat nodig zijn, dat de situatie zich voordoet dat een bewindspersoon bij een instelling conclusies trekt. Maar dat is natuurlijk het ergste scenario.
Wij hechten aan een functionerende bank die ambitieus inzet op de doelstellingen die gezet zijn en die zorgvuldig omgaat met onder andere belastinggelden en geld dat uiteindelijk in vertrouwen wordt gegeven om hele moeilijke doelstellingen te behalen in een veranderende wereld. Wij hechten dus niet aan een destabilisering van de bank. We willen het leiderschap ondersteunen, maar met hele duidelijke verwachtingen. Ik denk dat dat een positieve, constructief-kritische opstelling is. En daar moeten wij natuurlijk zelf ook onze eigen verantwoordelijk in nemen als bewindspersoon en als Nederlandse bewindvoerder van een kiesgroep. We hebben dus een rol en een kans om dat serieus aan te tonen. Daar is een gesprek en een actieve rol mogelijk. We hebben ook een hele goede bewindsvoerder en dan is dat heel gepast. Ik heb er dus het volste vertrouwen in.
De heer Bouali (D66):
Ook dank voor de inderdaad heldere beantwoording van de Minister. U stelde, Minister, dat de criteria gecommuniceerd zijn. Wij vertegenwoordigen een kiesgroep van een aantal landen. Ik kan me voorstellen dat dat ook weleens ingewikkeld is. Zijn we daar dan ook gezamenlijk opgetrokken in EU-verband qua messaging? Hoe is dat gegaan?
Minister Kaag:
Zoals ik al eerder meldde, hebben de EU-bewindvoerders ook gezamenlijke gesprekken met de heer Malpass. We vertegenwoordigen een kiesgroep, maar tegelijkertijd zit Nederland ook in de EU en dat is natuurlijk ook waar soms de grotere gelijkgezindheid nog leeft. Wat natuurlijk ook belangrijk is, is dat een aantal andere landen, nog voordat de kandidaatstelling formeel formeel was, gezegd heeft dat ze de heer Malpass steunen. Dat is het mooie aan internationaal werken en denken. Het kan vriezen en het kan dooien.
Meneer de voorzitter. Ik ga graag door met het thema «transparantie». Daarover is een aantal vragen gesteld, zowel door de heer Alkaya als door mevrouw Kuik. Ik geloof dat de heer Bouali en de heer Van Haga er ook vragen over hebben gesteld. Het komt dus uit verschillende hoeken.
Ik vind dat er nogal stellig wordt gesteld dat de Wereldbank onderhavig zou zijn aan gebrekkige transparantie. Ik herken het beeld, dat generiek wordt gesteld, niet, want als je kijkt naar hoe de Nederlandse overheid meet en vergelijkt, dan scoort de bank als een van de beste volgens de EATA en de Aids Transparancy Index. Daar streven wij zelf ook naar en dat ondersteunen we ook. De Wereldbank was nummer zes van de 45 onderzochte ontwikkelingsorganisaties. Dat wil niet zeggen dat we er helemaal zijn. Ik denk dat een aantal organisaties, ook uit het maatschappelijk middenveld, die dit beeld wel schetsen, zich misschien zorgen maken dat op landenniveau door externe partijen niet goed genoeg kan worden gezien waar dat geld in Pakistan of land x precies naartoe gaat. De heer Alkaya en misschien mevrouw Van den Hul benoemden dat. Ik kan een toezegging doen, maar dan wel met de opmerking dat de Wereldbank internationaal onafhankelijk wordt gezien als een van de beste op het gebied van transparantie. Die toezegging is dat ik bij de Wereldbank kan nagaan hoe aan derde partijen nog meer details beschikbaar kunnen worden gesteld op een manier die ook past bij een bank. Dat is, denk ik, eerlijk gezegd de vraag die nu voorligt.
De heer Van Haga (VVD):
Ik begrijp dat de vergelijking met andere ontwikkelingsorganisaties goed uitpakt, maar dan hoeft het natuurlijk nog niet heel erg goed te zijn. Misschien zijn al die ontwikkelingsorganisaties wel niet zo transparant. De brief die Cordaid, Hivos en Open State hebben geschreven, liegt er niet om. Dus ik waardeer de toezegging. Ik hoop dat er wat kan veranderen, maar mijn vraag is dan toch: hoe moet ik deze brief dan lezen? Die organisaties maken toch echt gehakt van de Wereldbank.
Minister Kaag:
Ik hoor u graag voortaan altijd citeren uit brieven van Cordaid, Hivos en Novib. Ik vind dat een hele interessante stelling. Dat is de basis voor alle feiten. Ik hecht zeer aan de geloofwaardigheid van deze organisaties, maar ik hecht ook aan de internationale financiële transparantie van de Wereldbank, want het is een bank. Die bank gaat om met geld in een hele moeilijke wereld en op een grootschalig niveau in alle wereldsituaties. We hebben corporate scorecards en die worden door ons onafhankelijk vergeleken met andere gelijkgezinde donoren als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en alle andere. Ik denk, eerlijk gezegd, dat we een hele serieuze exercitie doen, vooral met de Britse Treasury, die er niet om liegt. DiFfit scoort net als Nederland nogal goed als het gaat om toegang tot informatie en ook als het gaat om toegang tot informatie als organisaties die willen, want dan kan die verkregen worden.
Ik denk dat we het beleid van transparantie moeten ontkoppelen van een mening, die organisaties misschien ook hebben over de bank in den brede. Ik denk eerlijk gezegd dat door deze Kamer over IATI altijd wordt gesteld dat het een belangrijke bron van geloofwaardigheid is. Daarom zei ik ook: het wordt door IATI gekenmerkt. En die andere organisaties doen het ook relatief goed of heel goed. Wat ik toezeg is: mocht blijken – we hebben die brief niet gehad – dat de organisaties met voorbeelden kunnen komen, waardoor ik kan stellen dat het goed is dat wij tegen de bank zeggen «het maatschappelijke middenveld bijvoorbeeld in Nederland, maar misschien ook binnen Europa, wil nog meer informatie» en dat ze nog niet genoeg informatie krijgen, dan zal ik me er altijd voor inzetten dat dat meer kan in het kader van een soort controle, de stem van het maatschappelijk middenveld et cetera. Maar het beeld dat de bank gebrekkige transparantie zou hebben, zou eigenlijk moeten betekenen dat wij geen geld via de bank moeten geven.
De voorzitter:
Ik denk dat de Minister voort kan met haar betoog.
Minister Kaag:
Dan zijn er een aantal vragen gesteld over de genoemde kapitaalverhoging. Dat zijn vragen van de heer Bouali. In verschillende brieven is er uitgebreid geïnformeerd, ook in detail, over de hoogte en de stromen van de kapitaalverhoging. Vorig jaar heeft u daar ook politieke goedkeuring aan gegeven. Ik zal de brieven nog wel een keertje opzoeken. Maar als het erom gaat nog meer te weten binnen de reguliere gang van zaken, dan kan ik wel toezeggen dat ik in de bijlage bij de inzetbrief voor de jaarvergadering door de ambtenaren nog een uitgebreider beeld zal laten schetsen van de financiële aspecten rondom de Wereldbank, zoals financiering en de Nederlandse bijdrage aan de verschillende onderdelen.
De heer Bouali (D66):
Dank daarvoor. Ik heb al die brieven inderdaad ook weer opgesnord. Dat betekent dat je dus weer moet gaan zoeken en dingen moet doen. Als het in een bijlage bij de inzet meegenomen kan worden, dan zou dat gewoon heel fijn zijn, want dan heb je in een oogopslag een overzichtje erbij. Maar uiteraard alleen als dat niet te veel werk is voor het departement.
Minister Kaag:
Veel dank inderdaad. Ik waardeer de appreciatie van de beperkte tijd die ambtenaren hebben om deze commissie en mijzelf op alle fronten adequaat te voorzien. Maar de inzet is inderdaad om te proberen dat wel te doen.
Dan ga ik, voorzitter, graag door naar het kopje «China». Het is inderdaad een hele interessante vraag of we het goedvinden dat een deel van het geld van de Wereldbank naar China gaat en of China nog wel echt tot de doelgroep moet behoren. Even ter referentie, de IBRD is natuurlijk het loket van de Wereldbank voor de middeninkomenslanden inclusief hoge-middeninkomenslanden als China. Wij blijven er voorstander van dat de IBRD in alle soorten middeninkomenslanden investeert, maar we steunen ook het feit dat er nu hardere criteria worden gesteld. Die worden opgehoogd en zullen nog selectiever worden voor de hoge-inkomstenlanden.
We denken wel dat veel van de hoge-middeninkomenslanden nog steeds ontwikkelingsuitdagingen hebben of duurzame-ontwikkelingsuitdagingen hebben waar de expertise van de groep meerwaarde kan bieden. Als je kijkt naar globale doelen als duurzaamheid, klimaatverandering, sociale en milieustandaarden, risicomanagement, kan iedereen daar uiteindelijk baat bij hebben. Lenen aan deze landen is ook belangrijk voor de risicospreiding van de bank zelf, want de bank blijft een bank. Dat is altijd het vooropgezette. Dat is het grote verschil, natuurlijk ook in opereren. Maar het is ook belangrijk om te onderkennen dat leningen aan de hoge-middeninkomenslanden niet ten koste gaan van leningen aan armere landen. Dat is natuurlijk een belangrijk verschil. Maar we willen een nog selectievere focus van de wereldbankleningen naarmate landen rijker worden en ik denk dat dat eigenlijk de insteek is van de heer Van Haga. Het is dus een continue evolutie en een herevaluatie. De Wereldbankgroep komt met een nieuwe landenstrategie voor China en we denken dat er een geleidelijke graduatie van China wordt ingesteld, ook in het kader van het internationale publieke belang. Maar er komt dus niet een onmiddellijke stop.
De heer Van Haga (VVD):
Dank voor het antwoord. Dat is op zich heel hoopgevend en geruststellend. Er komt dus een nieuwe landenstrategie. Ik weet nog niet helemaal wanneer dat dan zal zijn en hoe dat er dan gaat uitzien. Betekent dat dat de leningen aan China langzaam worden afgebouwd of dat China geen nieuwe leningen meer krijgt? Of komt er een soort framework waarbij middeninkomenslanden minder kunnen lenen en, zo ja, wanneer gaat dat dan gebeuren?
Minister Kaag:
De graduatiecriteria tellen voor de Wereldbankgroep net zoals ze tellen voor de VN-organisaties, maar ze worden op verschillende manieren toegepast. Voor China is er een scherpere en dat betekent dus een geleidelijke afbouw. Wij hebben de strategie nog niet gezien, want die komt rond de zomer. Die strategie zal ook publiek gemaakt worden op de website van de Wereldbank. Meestal is het zo bij graduatie dat je een eindpunt hebt en dat er een geleidelijke afbouw is. Er kan ook een selectieve afbouw zijn. Dat is nog een weging, maar dat wordt ook altijd besproken met de kiesgroepen. Op dit moment hebben wij geen verdere details, maar wij steunen de algemene lijn die hier wordt gekozen.
Dan een vervolgvraag van mevrouw Kuik over Chinese investeringen in Afrika. Wat is de invloed en hoe moeten wij hiermee omgaan? Misschien is dit ook wel een vraag van de heer Van Haga. Hoe kijken we hiernaar vanuit onze inzet via de Wereldbank en hoe kijken we naar het grote verhaal van China in Afrika? Ik denk dat ik nog een terugkoppeling wil maken naar de aankomende Nederland/China-strategie. Ik wil niet suggereren dat daarin ook onze inzet via de Wereldbank wordt beschreven. Daarin vindt u een groter kader waarin onze algehele benadering wordt beschreven. Het goede aan een rol van de Wereldbank is natuurlijk dat de Wereldbank hoge projectstandaarden hanteert, ook op het gebied van milieu en sociale aspecten. Chinese investeringen dwarsbomen deze standaarden niet, mits de Wereldbank erbij betrokken is. Als het gebeurt zonder de Wereldbank, dan is het natuurlijk een bilaterale investering zoals we die nu zien en die wordt aangevraagd door veel Afrikaanse landen. Daar hebben wij op dit moment weinig of geen invloed op. Sterker nog, we verliezen mogelijkheden en invloed, omdat het geld heel makkelijk vloeit, met de prijskaart achteraf voor het land en de bevolking.
Wij vinden het wel belangrijk dat de Wereldbank juist de beleidsdialoog met de overheden, inclusief China, kan gebruiken. Het is interessant om te weten dat er onder president Kim heel veel dialoog plaatsvond met China. Ik weet niet of daar al duidelijk de vruchten van worden geplukt, maar het is belangrijk voor hoe we kunnen kijken naar beïnvloeding en samenwerking. We weten vanuit ons perspectief en ook vanuit dat van de Wereldbank dat China in de breedte internationale standaarden accepteert, ook als het gaat om kredietverlening. Dat dragen we uit in allerlei verbanden, bijvoorbeeld de G20, wanneer we daar aanzitten in de juiste commissies, en dat is een continu proces. Ik kan daar geen eenduidig ja of nee op zeggen, zoals u zult begrijpen.
Dat heeft ook te maken met de volgende vraag, namelijk wat we via de Wereldbankgroep kunnen doen tegen de groeiende invloed van niet-traditionele crediteuren zoals China. Misschien moeten we ze niet langer «niet-traditionele crediteuren» noemen, als je puur kijkt naar de omvang – en dat speelt al een aantal jaren – maar «China en private en commerciële partijen in klantlanden». De schuld aan die traditionele crediteuren in sommige klantlanden is snel toegenomen. Ik denk dat we allemaal kunnen onderkennen dat dat problematisch is of kan zijn. Er gelden niet-zachte voorwaarden; er wordt gebruikgemaakt van niet-traditionele constructies – onderpanden, olieleveranties, eigendom van productiefactoren – en de richtlijnen voor duurzaam lenen worden, zoals we net ook al beschreven, vaak ook niet onderschreven. Het is eerlijk gezegd een beetje een lang lijstje. Wij zetten ons in om dat tegen te gaan, maar juist middels samenwerking, zoals ik net beschreef, in G20-verband, in dialoog, met principes voor duurzaam lenen en ook door te kijken hoe we de Club van Parijs beter kunnen inzetten in de herstructurering van schulden. Dat doen we natuurlijk altijd multilateraal.
Dan de belangrijke kwestie van gender, SDG 5. Mevrouw Van den Hul vroeg daarnaar. Wij zijn nauw betrokken geweest bij de gender mainstreaming strategy van de Wereldbank. Wij steunen die mondeling, schriftelijk, financieel, op alle momenten. Wij dragen ook bij aan de umbrella facility for gender equality van de groep. Die steun is bescheiden, 7,5 miljoen euro, maar wel belangrijk voor de periode 2015 tot 2022. Verder is het zo dat alles wat wij vragen van de bank, altijd die gender marker moet passeren. Maar bij goede mainstreaming van SDG 5 binnen de bank, op alle terreinen, moet dat een soort sine qua non worden en wij zullen daar heel scherp naar kijken. Maar wij kijken natuurlijk ook, zoals ik al zei, via het onderwijs. Hopelijk wordt de innovatieve faciliteit voor onderwijs in lage- en middeninkomstenlanden binnenkort formeel gelanceerd: en, en, en.
De heer Bouali (D66):
Dank aan de Minister voor de beantwoording. Het was mij niet helemaal duidelijk: die 7,5 miljoen, zijn dat projecten van de Wereldbank? U noemde het, maar ik verstond het woord voor «umbrella» niet goed.
Minister Kaag:
Het is een paraplufaciliteit om gendergelijkheid te bevorderen die wordt gerund door de Wereldbank. Dat moeten we veelal als katalytisch zien.
Dan de vraag van mevrouw Kuik waar de kansen liggen voor Nederlandse bedrijven en hoe bedrijven ook kunnen profiteren en aansluiten bij de uitvoering van programma's door de Wereldbank. Wij denken eerlijk gezegd dat de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven op kwalitatieve basis steeds groter zijn geworden, omdat de Wereldbank nu ook veel meer keuzes maakt in de uitvoering van programma's, projecten of het design, als het gaat om consultants, naast de kwalitatieve elementen. Daar hebben we als Nederland ook op aangedrongen. Niet om dan per se te zeggen: dan komt u automatisch uit bij een Nederlands bedrijf. Maar we kunnen heel effectief concurreren, omdat we natuurlijk ook juist op het vlak van de SDG's en de technologie en onze kennisinstellingen heel goed voorgesorteerd zijn, ook als het gaat om een goede aanpak van complexe projecten.
Wat we daar nog meer aan doen als overheid, is gevraagd. Zoals u weet, is de conceptgebonden hulp al jarenlang uitgefaseerd. Wij sturen wel via de ambassades de Wereldbankgroep in Washington aan en brengen daar onder de aandacht dat er een aantal Nederlandse bedrijven zijn. Die bedrijven zelf moeten zich natuurlijk ook melden.
Dan is er nog een vraag van de heer Van Haga, mijn een-na-laatste. Of ik kan aangeven hoeveel geld er de laatste jaren via de Wereldbank naar Mali is gegaan. Ik kan niet nagaan wat de eventuele bijdrage van Nederlandse gelden zou zijn geweest, maar wij weten dat tussen 2015 en 2019 gemiddeld per jaar ongeveer 150 miljoen gecommitteerd is via de Wereldbank.
Dan nog een laatste vraag van mevrouw Kuik over Mozambique. O ja, op de disruptive technologies kom ik ook nog terug, dus dit is mijn een-na-laatste vraag, excuus. Mozambique, de balans hulp-handel. Wat is mijn visie? Ik vrees dat Mozambique in de toekomst inderdaad een klassiek voorbeeld zal zijn van een land dat op weg was en vervolgens een hele terugval meemaakte door natuurrampen, eventueel veroorzaakt door klimaatverandering. Wij zetten natuurlijk nu in op humanitaire hulp en eerste wederopbouw. Ook uit lopende programma's is voor Mozambique zo'n 115 miljoen dollar gemobiliseerd, om weer te kunnen voorzien in eerste levensbehoeftes en in werk-voor-cashprogramma's voor de getroffen bevolking.
Verder is het natuurlijk zaak dat er weer een missie komt vanuit de Wereldbank en ook vanuit de VN, zoals dat gebruikelijk is, om te kijken hoe de wederopbouw op wat langere termijn plaats kan vinden. Er is ook geld gefinancierd vanuit het crisisloket van IDA. De Wereldbank werkt verder samen met de overheden en andere partners aan een donorconferentie die mogelijk in mei wordt gehouden.
Dan een laatste vraag van mevrouw Van den Hul over disruptieve technologie. Hoe kunnen we digitale uitsluiting voorkomen? Ik vind dat een hele belangrijke vraag, want dat is natuurlijk een groot punt van zorg. In de OESO-landen, inclusief Nederland, speelt al de grote vraag hoe we meegaan met de digitalisering. We hebben een nationaal beleid. Hoe kun je ervoor zorgen dat er binnen het onderwijs aanpassingen komen? Hoe zorg je dat mensen die nu hun baan dreigen te verliezen, mee kunnen komen en aanspraak kunnen maken op de nieuwe banen die gecreëerd zullen worden? Dat is ook mijn grote zorg.
Wij zijn binnen het ministerie een digitaliseringsstrategie aan het uitwerken, juist voor de ontwikkelingslanden, omdat het een prominent agendapunt is. Ik wil eerlijk gezegd mijn totale antwoord graag parkeren totdat die strategie klaar is. Ik ben van plan deze met de Kamer te delen en dan hoop ik daarna in gesprek met u te kunnen treden. Ondertussen zijn wij wel heel geïnteresseerd in wat de Wereldbank te bieden heeft op het gebied van aanbod, kennis, kunde, verandering van onderwijs, nieuwe banen die gecreëerd zullen worden door disruptieve technologies. Maar er moeten ook nog heel veel mensen aan de slag in de traditionele sectoren. We kunnen niet onze hele hoop op de toekomst leggen, terwijl er demografisch en economisch gezien veel mensen zonder kans zijn op de arbeidsmarkt van dit moment, en in de toekomst nog minder kans zullen maken. Dat is mijn grote punt van zorg. Dat is ook een stabiliteits- en veiligheidskwestie.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik dank de Minister voor haar vooruitblik op een nog komende digitale strategie. We kijken met grote belangstelling uit naar die strategie. Ik zou toch op het punt van die disruptieve technologieën nog één punt willen aanstippen dat ik ook in mijn inbreng naar voren bracht. Daar wil ik de Minister toch nog specifiek op bevragen, want ik lees in de geannoteerde agenda dat er ook gesproken zal worden over samenwerking met de private sector op dit punt. Dat is natuurlijk belangrijk. We zien dat er ook een boel hoopvolle initiatieven genomen worden, maar tegelijkertijd – ik benadrukte het ook in mijn inbreng – komt een deel van de problemen voort uit diezelfde private sector en zien we dat die grote techbedrijven niet altijd in staat zijn om die problemen te bestrijden. Ik noem algoritmes waarvan we de negatieve effecten hebben mogen ervaren in politieke beïnvloeding. We zien dat hate speech zich wereldwijd uitbreidt en dan is er nog het probleem van de belastingontwijking. Dus ik wil de Minister toch vragen of zij in die gesprekken die plaats zullen vinden met die private partijen, toch zeker ook die kritische bril wil opzetten, af en toe, indien nodig.
Minister Kaag:
Dat kan ik toezeggen. Dat heb ik ook vorig jaar gedaan toen ik een spreker was op Blockchain. Het gaat mij ook om het waardensysteem, om de bescherming daarvan. Het risico van misbruik is er evengoed als de kans om iets goeds te doen met technologie. Ik meen dat wij ons daar allemaal terdege van bewust zijn, maar dat heeft een aantal lagen en daar moet ook goed bestuur en een soort governance overheen. Ethiek, bestuur, de rechtsgang en bescherming, dataprotectie: en, en, en. Het is nog best wel een terrein en ik vrees dat we als overheid zelf ook nog niet helemaal capabel zijn om daar helemaal goed op te zitten.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Heel kort, afrondend. Ik ben blij om te horen dat ook de Minister deze zorg deelt. Ik ben ook actief als mediawoordvoerder. Ik heb in die commissie eerder ook weleens benadrukt dat het juist bij dit dossier zo belangrijk is om het ook interdisciplinair te bespreken. Dat geldt ook voor veel andere dossiers, zoals gender en zo'n beetje de hele SDG-agenda. Ik hoop dus dat dit ook een onderwerp is dat kabinetsbreed op de agenda staat.
De voorzitter:
Oké. Ik kijk naar de leden. Bestaat er behoefte aan een tweede termijn? Dat lijkt niet het geval te zijn. Toch zijn er nog wat vragen. Kunnen we het doen in de vorm van een extra vragenrondje? Ja. Het woord is aan mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor de beantwoording. Er staat nog één vraag van mij open. De bank en het IMF zouden onderzoek doen naar analyses en oplossingen voor de schuldenproblematiek, ik meen ook in relatie tot China. Dat hebben we de vorige keer besproken. Ik ben benieuwd of er al iets van een resultaat is van dat onderzoek.
Minister Kaag:
Het staat op de agenda.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Voorzitter. Van mij staat ook nog een vraag open. Maar misschien heb ik het antwoord net even gemist, want het was een dag met heel veel debatten, dus ik ben misschien niet meer als het mes vanochtend in de la was. Ik heb gevraagd naar de voorwaarden voor het behalen van de doelen voor duurzame ontwikkeling. Ik noemde bijvoorbeeld bedrijven die hun ketenverantwoordelijkheid niet nemen, maar ook de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Zijn die voorwaarden ook onderdeel van de gesprekken die de Minister zal voeren?
Minister Kaag:
Ik weet niet helemaal of ik de vraag goed begrijp. Wij praten altijd over dit soort verwachtingen. Vaak zijn het voorwaarden. Maar in welke gesprekken? We hebben het Development Committee. Daarin houdt elke gouverneur een kort verhaaltje. Daarbij nemen we altijd dit soort bespreekpunten mee. Maar «voorwaarde» betekent natuurlijk ook dat het een conditionaliteit is. Dat is zo. Maar dit zijn natuurlijk al intrinsieke afspraken die we maken met de bank.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik noemde dit punt met name onder het hoofdstuk over de mondiale financieel-economische situatie, wat ook een van de agendapunten is. We zien natuurlijk dat een deel van de landen die aan tafel zitten bij deze sessies, zelf debet zijn aan bijvoorbeeld die krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Uit mijn tijd bij de VN weet ik dat dat die gesprekken altijd zeer «interessant» maakt; laten we dat woord maar gebruiken. Maar ik hoop dat de Minister haar ruimte ook zal gebruiken om juist ook deze punten van zorg te delen met de andere aanwezigen.
Minister Kaag:
Wij doen dat natuurlijk niet alleen bij de Wereldbank, maar goed, over die bank hebben we het nu. Het is zeker een inzetverplichting. Een resultaatverplichting kan ik helaas niet beloven, want het resultaat ligt in andere landen. We doen dit natuurlijk op veel terreinen. Ik werd net herinnerd aan de Access to Justice Conference, die we hebben georganiseerd over SDG 16. Er zijn ook heel veel aparte SDG's waarbij Nederland weer een voortrekkersrol vervult om andere landen juist te stimuleren, maar ook om ze ter verantwoording te roepen. We hebben dan soms middelen, maar we doen het ook via politieke gesprekken, dialogen, bilateraal, maar juist ook bijvoorbeeld binnen de Wereldbank. We bevinden ons dan natuurlijk vaak in een groep van gelijkgezinde landen. Maar het idee is dat we allemaal op eenzelfde plateau komen.
De voorzitter:
Als er verder geen vragen zijn, dan meen ik te mogen concluderen dat de commissie afziet van een tweede termijn. Ik zie dat niemand bezwaar maakt.
Er is één toezegging gedaan.
– De Minister heeft toegezegd dat ze in een bijlage bij haar inzet voor de jaarvergadering dit najaar, een financieel overzicht zal verstrekken van de bank en de Nederlandse bijdrage.
Ik zie dat er geen bezwaren zijn, dus dan gaan we het op deze manier in de lijst van toezeggingen opnemen.
Er is toch nog een vraag van de heer Van Haga. Nou, vooruit.
De heer Van Haga (VVD):
Ik heb begrepen dat het punt van de transparantie in ieder geval opgebracht zou worden tijdens de jaarvergadering.
De voorzitter:
Ja, maar ik moet nog even duidelijk maken dat we alleen maar toezeggingen opnemen die de Minister aan de Kamer doet. Een toezegging betekent dus dat de Minister naar de Kamer toe nog een actie zal ondernemen. Maar uiteraard komt in de verslaglegging van dit debat dat punt van de transparantie ook op papier te staan.
Dan zijn we nu toch echt aan het einde van dit algemeen overleg gekomen. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen en alle overige aanwezigen voor de getoonde belangstelling.
Sluiting 16.45 uur.