Vastgesteld 15 mei 2018
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Financiën hebben op 17 april 2018 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 april 2018 inzake inzet Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep 2018 (Kamerstuk 26 234, nr. 209);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 25 oktober 2017 ter aanbieding van het verslag van de Jaarvergadering van de Wereldbankgroep 2017 (Kamerstuk 26 234, nr. 207);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 15 februari 2018 inzake stand van zaken kapitaalverhoging Wereldbankgroep (Kamerstuk 26 234, nr. 208);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 april 2018 met de beantwoording van vragen van de commissie over de stand van zaken kapitaalverhoging Wereldbankgroep (Kamerstuk 26 234, nr. 211).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Anne Mulder
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Becker, Belhaj, Kuik en De Roon,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 20.03 uur.
De voorzitter:
Goedenavond, ik open dit algemeen overleg van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het onderwerp van onze vergadering is de voorjaarsvergadering van de Wereldbank, die binnenkort wordt gehouden in Washington. Van de kant van de Kamer zijn drie woordvoerders aanwezig – «woordvoersters» moet ik zeggen. Het is ook een coalitiefeestje zo te zien. Ik denk dat we uit de voeten kunnen met een spreektijd van vijf à zes minuten als u daar geen bezwaar tegen heeft. Ik zal niet op voorhand het aantal interrupties beperken, dus we zullen zien wat daarvan komt. Ik heet uiteraard de Minister en haar staf welkom, net als alle belangstellenden hier in de zaal en degenen die via internet meekijken. Ik begin met het woord te geven aan mevrouw Becker van de VVD-fractie. Gaat uw gang.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We zijn al in de gelegenheid geweest om over de aanloop naar de voorjaarsvergadering van de Wereldbank met de Minister van gedachten te wisselen. We hebben schriftelijk een uitgebreide vragenset kunnen indienen en daarop hebben we uitgebreid antwoord gekregen, waarvoor dank. Dat stelt ons in staat om vandaag de nog resterende vragen aan de Minister te stellen.
Wat ligt er voor? De Wereldbank vraagt aan de aandeelhouders een extra kapitaalinjectie voor de onderdelen IBRD en IFC van in totaal 13 miljard dollar, waarvan Nederland 200 tot 250 miljoen zou moeten storten. De Wereldbank zegt deze injectie nodig te hebben om zijn toekomststrategie, de Forward Look, recht te kunnen doen en om zich te kunnen richten op de Sustainable Development Goals, het uitbannen van extreme armoede in 2030 en de klimaatafspraken. Ook zegt de Wereldbank een extra uitdaging te zien in middeninkomenslanden waar vluchtelingen in de regio opgevangen moeten worden en waar tegelijkertijd de economie ontwikkeld moet worden. De VVD ziet die uitdaging ook. De VVD vindt de revolverende financiering van de Wereldbank, zoals die plaatsvindt via IBRD en IFC, op zich een aantrekkelijke manier om aan ontwikkelingshulp te doen. Dat wil ik gezegd hebben.
Maar ik zou toch enkele kritische vragen willen stellen bij die extra kapitaalinjectie. Het kabinet zegt op zich akkoord te willen gaan daarmee omdat de Wereldbank zou hebben voldaan aan de belangrijke Nederlandse voorwaarde, namelijk eerst een better bank en dan pas een bigger bank. Dat lijkt mij verstandig. De bank heeft zelf ook gezegd dat ze daar een aantal verbeteringen in hebben doorgevoerd, zoals meer kostenefficiëntie maar ook het aanbrengen van een aantal focuspunten die het kabinet van belang vindt, zoals gendergelijkheid en klimaat. Heeft het kabinet het idee dat dit voldoende gebeurt? Zouden we op een aantal punten niet nog wat scherper aan de wind kunnen zeilen en die ontwikkelingen ook echt als een voorwaarde kunnen stellen voor die extra kapitaalinjectie?
Wat de VVD betreft zou zich dat op een aantal voorwaarden moeten richten. De focus van de Wereldbank bij deze extra kapitaalinjectie zou wat ons betreft niet alleen moeten uitgaan naar klimaat en gendergelijkheid. De Wereldbank zegt nu 55% van de IBRD-projecten aan gendergelijkheid te willen besteden of daar in ieder geval een genderfocus in te willen aanbrengen. Kunnen we dat niet ook doen met de focus op opvang in de regio? Die extra kapitaalinjectie kan daarmee ook het doel dienen dat in het regeerakkoord staat. Kan de Minister daarop ingaan?
Dan nog een ander zorgpunt dat we misschien ook kunnen koppelen aan de extra kapitaalinjectie, namelijk het doel dat er minder kantoormedewerkers van de Wereldbank in Washington en Genève zitten en dat de Wereldbank veel meer met lokaal personeel gaat werken. Van de meer dan 16.000 fte is op dit moment nog maar 36% werkzaam in klantlanden, terwijl het wenselijk is dat dit ten minste 50% wordt. Wordt er een tijdpad met de Wereldbank afgesproken waarbinnen ze dit moeten gaan halen?
De VVD vindt het van belang, net als het kabinet overigens, dat aandeelhouders die veel inleggen maar een relatief kleine economie hebben, voldoende zeggenschap houden en dat Nederland voldoende zeggenschap houdt in de aandeelhoudersverhouding. Wellicht dat de Minister daarop in kan gaan.
Tot slot nog een voorwaarde die niet zal verbazen. Ook de Wereldbank wordt geconfronteerd met de uitdaging om misbruik in projecten tegen te gaan. Dat zou wat de VVD betreft ook een voorwaarde moeten zijn om akkoord te kunnen gaan met zo'n extra kapitaalinjectie. De Wereldbank zou dat op een serieuze manier moeten oppakken. Ik zou het prettig vinden als de Minister op die voorwaarde zou kunnen ingaan.
Voorzitter. Dan heb ik nog een laatste feitelijke vraag. Ik las in de stukken dat bij de aanvullende kapitaalinleg in de IBRD het Nederlandse garantieplafond opgehoogd moet worden met naar verwachting 1,7 miljard euro. Dat is een vrij hoog bedrag voor een garantie. We hadden in de begrotingsregels afgesproken terughoudend te zijn met garanties. Dus ik zou graag willen dat de Minister, die deze brief mede namens Minister Hoekstra heeft opgesteld, dat nog eens toelicht. Hoe verhoudt dat zich tot de terughoudendheid in de begrotingsregels? Waarom is zo'n ruime garantie nodig?
Daar wilde ik het bij laten, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Becker. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Belhaj van D66.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, dank. Mijn collega, de heer Bouali, is sinds zaterdag in Washington aanwezig om de parlementaire conferentie voor de voorjaarsvergadering van de Wereldbank bij te wonen namens deze commissie. Vandaar dat hij aan mij vroeg of ik hem alsjeblieft zou willen waarnemen en natuurlijk wil ik dat met liefde doen.
Voorzitter. Nederland maakt ongeveer 300 miljoen euro per jaar over naar de Wereldbank. Dat vinden wij erg belangrijk, omdat we met dit geld de armoede bestrijden, zo zeg ik maar even in mijn eigen woorden. Die armoede is gigantisch groot. Wereldwijd waren er in 1990 nog 1,9 miljard extreem arme mensen. Vandaag de dag zijn dat er nog steeds te veel, namelijk 700 miljoen. Maar dat betekent wel dat er progressie in zit en dat er steeds meer mensen uit die extreme armoede kunnen ontsnappen. Het is dus belangrijk dat we blijven inzetten op de bestrijding van armoede. We vinden het onrechtvaardig dat er zo veel armoede is en we vinden het dan ook compleet legitiem dat zo'n gaaf land als Nederland zo veel geld investeert in dit belangrijke instituut.
Voorzitter. Dat gezegd hebbende, heb ik wel een aantal vragen over de Wereldbank, over de kapitaalverhoging, over het Nederlandse aandeel in de Wereldbank, over de vertegenwoordiging en over de wederopbouw van Sint-Maarten. Laat ik beginnen met de kapitaalverhoging. Over de kapitaalverhoging van de Wereldbank wordt over een paar dagen besloten. Althans, de lidstaten zullen zich op politiek niveau gaan uitspreken. Nederland is van plan om 200 tot 250 miljoen euro te gaan bijdragen over een periode van vijf jaar. Dat is inderdaad ongeveer 40 à 50 miljoen per jaar. Dat is veel geld. Sterker nog, dat is zo'n 15% meer dan Nederland nu geeft. Dat is dus echt een flinke verhoging. Wij zouden graag willen weten van de Minister hoe de besteding precies zal gaan verlopen als die extra investeringen uiteindelijk gedaan zullen worden. Ook voel ik wel wat voor het argument en de opmerking die gemaakt werden in de brief. De Minister schrijft in haar brief dat er veel geld gaat naar landen die al voldoende capaciteit hebben om zichzelf te financieren, zoals China. Kan de Minister daar eens op ingaan en aangeven hoe zij dat ziet?
Voorzitter. Dan wil ik even kort stilstaan bij het punt van evenredigheid. Als Nederland een bepaalde bijdrage levert aan de Wereldbank, zou het niet meer dan logisch en fair zijn om daar ook zo veel mogelijk Nederlanders werkzaam te hebben, zodat dit in verhouding staat tot die bijdrage. Dat geldt dus ook op het moment dat we meer gaan bijdragen. Kan de Minister daar eens op ingaan? Kan zij aangeven hoeveel Nederlanders er nu eigenlijk bij de Wereldbank werken en hoe dat zich verhoudt tot onze bijdrage?
Voorzitter. Hoe zit het aanvullend? Hoe zit het eigenlijk met het personeel in die klantlanden, die uit die landen afkomstig zijn? Ik las dat de Wereldbank 16.155 fte heeft, dus het is best een redelijk grote organisatie. In het verlengde van de vraag van mijn collega: hoeveel mensen uit die ontvangende landen, de landen die het meeste geld krijgen, werken er eigenlijk bij de Wereldbank? Is dat een beetje evenredig verdeeld?
Voorzitter. Dan over de wederopbouw van Sint-Maarten. Nederland trekt bijna een half miljard euro uit voor de wederopbouw van Sint-Maarten en dat is ook hard nodig. Dat gaat via een trust fund bij de Wereldbank. Dat vinden wij erg verstandig als je bekijkt welke ervaring en kennis de Wereldbank heeft. In de commissie voor Koninkrijksrelaties is hier twee weken geleden ook uitvoerig over gesproken. Ik heb slechts één aanvullende vraag, namelijk over de Nederlandse vertegenwoordiger in dat trust fund. Die is aangesteld door de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties. Kan de Minister toelichten of anders nagaan waarom en hoe deze sollicitatieprocedure voor dat trust fund precies verlopen is en kan zij de Kamer hierover informeren?
Voorzitter. Ik zou uiteraard nog heel veel meer dingen kunnen vertellen, maar het houdt hier alweer op. Ik vond het ontzettend leuk en ik ben benieuwd naar de antwoorden van de Minister.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage, mevrouw Belhaj. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Kuik namens de CDA-fractie.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. De Wereldbank speelt een heel belangrijke rol in het behalen van de SDG's. Het CDA steunt dan ook de lijn van het kabinet die wordt uitgezet in de brief. Ik heb wel enkele specifieke vragen ter verduidelijking van de Nederlandse inzet. Daarnaast wil ik graag kort aan de Minister voorleggen wat de Wereldbank concreet zou kunnen betekenen voor het uitvoeren van het nieuwe Nederlandse OS-beleid.
De doelstellingen van de bank zoals geformuleerd in de Forward Lookstrategie hebben onder andere betrekking op operationele hervormingen om de organisatie minder bureaucratisch en efficiënter te laten opereren. Terecht geeft de Minister daarbij aan ook aandacht te zullen vragen voor de seksuele misstanden. Daarnaast ondersteun ik uiteraard ook het initiatief van Nederland om samen met het VK een side event hierover te organiseren. Zou de Minister nader kunnen toelichten welke doelstelling dit event heeft, wie eraan deelnemen en welke inbreng zij daar zal geven? Mede op aandringen van Nederland vindt er periodiek een evaluatie van de Forward Lookstrategie plaats. In hoeverre zijn in deze evaluatie de aan het licht gekomen misstanden terug te vinden? In welke mate heeft de uitkomst van het side event invloed op de voorjaarsvergadering van de bank?
Tijdens de vergadering wordt er gesproken over de kapitaalverhoging; dat is al eerder genoemd. De verhoging voor Nederland zou neerkomen op 200 tot 250 miljoen. Nederland zal voor een bedrag van 1,7 miljard euro extra garant staan. Deze bedragen zijn op te tellen bij de Nederlandse ODA-uitgaven. Is deze extra verhoging van de ODA-uitgaven al meegenomen in de meerjarenbegroting van dit kabinet? Wat betekent dat bijvoorbeeld voor onze jaarlijkse ODA-verplichtingen als percentage van het bnp?
De schuldenproblematiek van sub-Saharalanden is een groot probleem. Het leidt tot instabiele landen en is zeer besmettelijk gezien de verwevenheid van economieën. De bank zoekt samen met het IMF naar analyse en oplossingen van dit probleem. Kan de Minister al enig inzicht geven in wanneer dit onderzoek is afgerond en wanneer dit wordt gedeeld met de Kamer? Daarnaast geeft de Minister aan dat ze andere landen gaat oproepen om meer bij te dragen aan de Debt Management Facility, het programma ter technische assistentie bij schuldenbeheer. Wat is de mate van betrokkenheid van andere Europese landen bij deze faciliteit? In hoeverre roept de Minister ook in EU-verband op om samen te werken aan de schuldenproblematiek in sub-Saharalanden? Een belangrijk element om landen schuldenvrij te krijgen, is het realiseren van een goed draaiende economie. Daarbij is het van belang dat de financiële sector aan de wensen van de moderne economie voldoet. Dit betekent bijvoorbeeld ook digitale toegang tot banken of mobiel kunnen bankieren. In hoeverre behoort deze transformatie van de financiële sector tot de beleidsdoelen van de bank?
Dan wil ik nog kort ingaan op de vraag in hoeverre de Wereldbank kan bijdragen aan de OS-doelstellingen van Nederland. De Minister geeft in de brief aan dat de Forward Lookstrategie aansluit bij het Nederlandse beleid. Evenals de Minister stelt de bank de SDG-doelstellingen centraal, meer specifiek de aanpak van klimaatverandering, migratie en conflict. Volgens het CDA heeft het aanpakken van grondoorzaken van migratie met name te maken met het creëren van een veilige leefomgeving en het vestigen van een betrouwbare rechtsstaat, zoals in SDG 16 staat. Door vervolgens het economisch systeem aan te passen, kunnen we mensen economisch perspectief bieden. We pakken grondoorzaken van migratie aan en geven mensen gelijke kansen. Daarom is het zo interessant om na te gaan in hoeverre ons beleid kan worden afgestemd op de activiteiten van de bank.
Ten slotte de integrale focus op de positie van meisjes en vrouwen. Die zie ik niet terug in de doelstellingen van de bank zoals geformuleerd door de Minister. Wellicht is dat wel het geval. Ik zou de Minister willen vragen om tijdens de voorjaarsvergadering daar waar mogelijk extra aandacht te vragen voor de algemene positie van meisjes.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Er is een vraag voor u van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik haak even aan op de vraag van mevrouw Kuik of we niet kunnen zorgen dat de agenda van de Wereldbank, nu de kapitaalinjectie op tafel ligt, ook aansluit op de agenda van het kabinet. Zo vat ik het even samen. Dat vind ik een heel terechte vraag, want dat is ook de wens van de VVD. In de stukken las ik dat een thema als gender en gendergelijkheid al best wel verweven is in de doelstellingen van de Wereldbank voor de komende periode. Ik noemde net al dat de Wereldbank 55% van de IBRD-projecten aan gender zou willen besteden. Kan mevrouw Kuik zich ook vinden in mijn vraag om niet alleen naar gender te kijken, maar ook naar die andere prioriteit: opvang in de regio? De Wereldbank signaleert ook dat daar een uitdaging ligt, waardoor juist die kapitaalinjectie nodig is. Moeten we vragen om daarin te investeren met die extra middelen?
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik denk dat het van belang is dat je het hele gendervraagstuk integraal benadert. Eigenlijk moet het doorgedrongen zijn in elk project. Dat is mijn belangrijkste punt hierbij. Natuurlijk moeten we op allerlei grondoorzaken van migratie inzetten, maar ik zou het jammer vinden als dat los van elkaar wordt gezien.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik snap het ook. Het zijn twee verschillende dingen. Gender als integrale verwevenheid in ieder project is iets anders dan 55% van de projecten ook aan gender besteden. Om het even scherp te krijgen: wil mevrouw Kuik naast de grondoorzaken ook de opvang in de regio echt een goede plek geven in de strategie van de Wereldbank voor de komende periode? Ik zou het heel interessant vinden als er net als die doelstelling van 55% rond gendergelijkheid ook een doelstelling zou zijn voor wat de Wereldbank gaat bereiken op het gebied van opvang in de regio.
Mevrouw Kuik (CDA):
We hebben in het regeerakkoord heel duidelijk aangegeven dat wij zelf met ons eigen beleid inzetten op opvang in de regio, dus dat is geen nieuws, maar ook heel duidelijk op de oorzaken van migratie. Dat zie ik hier ook heel duidelijk terug. Als wij willen voorkomen dat we heel veel mensen moeten opvangen in de regio, dan zullen we ook een forse investering moeten leveren in de landen waaruit mensen migreren. Ik ben wel beducht voor het helemaal verschuiven naar alleen maar opvang in de regio. Ik denk dat het ook van belang is om in te zetten op migratie. Onze eigen inzet en die van allerlei andere organen moet wel gericht zijn op opvang in de regio, maar niet ten koste van het daadwerkelijk aanpakken van de grondoorzaken van migratie.
De voorzitter:
Dank. Tot zover de eerste termijn van de Kamer. We pauzeren tot 20.25 uur en dan zal de Minister antwoord geven op de gestelde vragen.
De vergadering wordt van 20.20 uur tot 20.24 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering en geef het woord aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Kaag:
Dank u, voorzitter. Ik dank de leden van de commissie voor hun zeer pertinente vragen en opmerkingen over de kabinetsappreciatie van de Wereldbankinstellingen en de forward look. Ik wil onderstrepen dat de Wereldbank en aanverwante organisaties goed functioneren en goed staan aangeschreven. Ze hebben de juiste expertise en lopen vaak ook op thema's vooruit. Gevraagd is of de bank aansluit bij ons nieuwe beleid, dat natuurlijk nog gepresenteerd moet worden en waarover ook nog gedebatteerd moet worden. Ja, want de bank is toonaangevend en is een toonzetter. De bank is wat dat betreft een duider, juist omdat die expertise heeft en thema's ver voor zijn tijd analyseert zodat hij de «best and the brightest» van de wereld aan zich kan binden, wat ontzettend belangrijk is. Het rekruteringsmodel van de bank is van een heel hoog niveau en ook heel competitief. De beste PhD-studenten en de beste economen – er is enorm veel menselijk kapitaal verbonden aan de bank – zijn juist vaak ook trots om voor de bank te werken en worden vaak ook weggerekruteerd. Dit om aan te geven hoe toonaangevend de bank is wat betreft de analyse die gedeeld wordt met lidstaten en partners.
Deze voorjaarsvergadering is heel belangrijk, omdat die gaat over een betere bank die daarom ook een grotere bank mag worden. Onze inschatting is, zoals u heeft gelezen, dat de bank hard op weg is om een nog betere bank te worden. «Better bank, bigger bank» is een leuke alliteratie maar ik zou zeggen: het is een nóg betere bank. Het sluit ook heel goed aan bij de thema's die zijn verwoord in het regeerakkoord. Het is natuurlijk niet een 100% correlatie met wat wij vinden, maar ik heb het dan met name over de gezamenlijke analyse van de wereldproblematiek en dilemma's. Er is dus sprake van een nauwe analyse wat betreft conflict- en crisispreventie met daardoor juist veel meer investeringen in fragiele staten. En daar is de terugkoppeling direct al weer: aan de ene kant opvang in de regio en conflictpreventie maar natuurlijk ook grondoorzaken waar het gaat om fragiele staten. Ik denk dan aan risico van migratie naar Europa of andere landen, bestendiging van opvang in de regio, bestendiging van stabiliteit en versterking van de rechtsorde of wederopbouw, al naar gelang het land of de regio in kwestie. Er is verder sprake van efficiëntere en betere samenwerking met de VN. Dat is al gebeurd onder de vorige secretaris-generaal maar is nog verder versterkt onder de huidige secretaris-generaal en president van de bank.
Als het gaat om management – dit valt nog onder de rubriek «betere bank» – hebben we het over een aantal safeguards ofwel maatregelen die heel goed zijn doorgevoerd. Het is natuurlijk nooit af. Geen enkel verbetertraject voor welke organisatie dan ook is ooit af, aangezien je continu moet leren en altijd moet verbeteren en aanpassen, maar ons oordeel is wel dat het in dit geval heel stringent is uitgevoerd. Het gaat dan om efficiencymaatregelen, kostenbesparingen, beter toezicht op projectenprogramma's, hard toezicht en maatregelen wat betreft risico van fraude. Ook noem ik maatregelen wanneer er sprake is van een verdenking van misbruik, machtsmisbruik of seksueel misbruik. Daarbij is sprake van tal van casussen die ook transparant gedeeld worden door de bank. Aangezien we middels onze woordvoerder ook aan tafel zitten bij de bank weten we van alle stappen. Door onze bijdrage en onze stem kunnen we doen aan directe beïnvloeding aan de voorkant en kunnen we continu goed toezicht houden.
Over de vertegenwoordiging van de bank en binnen de bank, kan ik opmerken dat er aan de vertegenwoordiging in het veld nog gewerkt moet worden. Ik heb zelf heel lang geleden in het veld gewerkt met een bank die misschien nog maar voor 10% in het zogenaamde veld was. Dan werden inderdaad de consultants of adviseurs van Washington ingevlogen. Ik heb het dan over de jaren negentig. Toen al werd op drang van de lidstaten en juist ook door de landen waarin gewerkt werd en die afhankelijk waren van het advies van de bank, gezegd: jullie zijn er niet, we willen mensen hier de hele periode hebben. En dat is natuurlijk normaal. Daar is dus inmiddels grote verandering in gekomen, maar wat ons betreft kan het nog beter.
De bank is overigens niet altijd per se hét uitvoerende apparaat. Je wilt top-notchkennis hebben. Soms is die het beste geplaatst in groeperingen van de Wereldbank maar er moet in het veld ook sprake zijn van een sterk uitvoerend en toezichthoudend apparaat. Daar moet nog aan gewerkt worden. Wij zullen die boodschap ook weer uitdragen. Ze zijn naar de 30%, 35% en, wat ons betreft, kan het meer worden. Maar er moeten geen heilige getalletjes aan verbonden worden. Je moet kijken naar de categorie landen en naar welke expertise permanent aanwezig moet zijn.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik snap heel goed wat de Minister zegt: dat je voor de ene klus misschien juist een consultant nodig hebt en voor de andere lokale medewerkers. Maar ik dacht in de stukken te hebben gelezen – of het komt van de Wereldbank zelf of het komt zelfs van het Nederlandse kabinet, dat heb ik op dit moment even niet helemaal paraat – dat er een doelstelling is van 50% met lokaal personeel. Ik ben nu juist op zoek naar een antwoord op de volgende vraag. Dat geldt overigens niet alleen voor dit punt, maar dat geldt breder. Hoe kunnen we nou voor zorgen dat die verbeteragenda van de Wereldbank ook smart geformuleerd is? We gaan nu met z'n allen besluiten over best wel veel extra middelen. Dat is dan ook het moment, denk ik, dat we de leverage hebben om te kunnen zeggen: hoe snel ga je die 50% bereiken, en daar gaan we je ook aan houden. Kan de Minister daar iets over zeggen?
Minister Kaag:
Deze vergadering is juist gericht op een principieel politiek besluit, op een intentieverklaring dat er nu een kapitaalverhoging gaat komen in verband met de enorme uitdaging, de Agenda 2030 en het feit dat er natuurlijk enorme nieuwe risico's worden gelopen in veel van de middeninkomstenlanden en lagemiddeninkomstenlanden. De bank wil juist ook werken aan private groei. Hij wil de private sector op de been helpen. Het is dus niet zozeer een kleinschalige, projectmatige aanpak, maar juist een grootschalige aanpak.
Nationale staf of lokale medewerkers: ja. Dat hangt wel heel erg van het programma af. In de risico getroffen landen kan het bij een etnisch conflict juist heel lastig zijn om een goede lokale samenstelling te vinden. Ik denk dat het streefcijfer van 50% belangrijk is. Ik zal er in de gesprekken met de president van de bank en in het Development Committee op terugkomen. Ik wil ook graag horen hoe de bank daarop reageert en welke tijdstermijn ze daarbij voor ogen hebben.
Als er een principeakkoord is over de kapitaalverhoging, volgt de managementuitwerking. Ik verwacht dat we daar in het najaar concrete doelstellingen aan kunnen verbinden, met indicatoren. En dan kunnen we ook weer de voortgang meten.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank aan de Minister voor dit antwoord, want dat is wel heel verhelderend. Betekent dat dan ook dat het definitieve besluit over die kapitaalinjectie volgt nadat die managementuitwerking er ligt?
Minister Kaag:
Nee, dat kun je ook niet altijd verwachten. De bank heeft een enorm – terecht verdiend – vertrouwen. Het is een voorbeeld van management waarvan wij, qua moderne aanpak, op het niveau van de nationale overheid soms ook nog wel wat zouden kunnen leren. Dit kapitaalbesluit is gericht op de inhoudelijke vraagstellingen die bij de lidstaten liggen en waarover, zo lijkt het, overeenstemming is bereikt. Dat is dus nog niet zeker. Dat weten we pas op het laatste moment. We kunnen dan altijd weer voorwaarden verbinden aan het managementplan. Nederland gaat bijvoorbeeld dit jaar niet al direct betalen aan de kapitaalverhoging. Je kunt altijd zeggen: we zijn het er in politiek opzicht mee eens dat er een kapitaalverhoging komt. En dan gaat ieder land later nog eens zeggen: dat gaan we nu betalen, dat gaan we later betalen, in welke tranches. Wij kunnen dan dus ook zelf nog weer kijken. We hebben het als Nederland over ongeveer 2% van de stem in het hele proces. Het is daarom het beste dat we daarin niet alleen optrekken met de landen uit onze kiesgroep, maar dat we ook kiesgroepoverschrijdend optrekken met andere landen die een enorme stem hebben. Dat is een tactische benadering om het doel te bereiken.
Ik wil graag even terugkomen op de vertegenwoordiging en de nationale capaciteit. Dat is heel belangrijk. Dat zal er in feite toe leiden dat de kosten afnemen en het is ook een bijdrage aan capaciteitsversterking van het hoogste niveau in het land zelf. Het is wel zo dat internationale organisaties die nationale capaciteit aantrekken, dat meestal doen bij een overheid die zelf nauwelijks overeind kan blijven. De goed betalende internationale instellingen zuigen dat menselijk kapitaal aan. Ze trekken deze mensen dus juist weg bij de instellingen waar ze zouden moeten werken. Daar moet je dus ook een beetje voorzichtig mee zijn.
Maar het is weer in balans, ook als het gaat om management en toezicht. En in veel landen waar corruptie een probleem is, wil je er natuurlijk ook voor zorgen dat er een goede managementafstand is en dat er ook een helder internationaal toezicht wordt gehouden en blijft worden gehouden. Ik zou daar dus met een zekere nuance naar willen kijken en ik zou de bank geen kunstmatige meetbaarheid willen opleggen. Als het gaat om dit soort thema's kijken we in veel landen juist naar de bank, omdat dat het enige kanaal is dat we wel vertrouwen. Dus dan moet je ook de juiste afstand bewaren tot lokale partijen. Het is een balans.
Ik kom nu op een aantal van de vragen. Ik benadruk dat een aantal punten al zijn gemaakt. Er zijn vragen gesteld als «waar gaat het geld eigenlijk naartoe?» en «wat betekent het voor een directe bijdrage aan de uitwerking van het regeerakkoord?». Als we kijken naar de Nederlandse bijdrage en de verhoging van IDA, dan gaat er veel meer geld op aan verdubbeling van hulp of directe hulp aan fragiele staten. Dat noemde ik net. Dat is uiteindelijk dus al een terugkoppeling van de grondoorzaken aan het regeerakkoord. Het vluchtelingenloket, de concessionele financiering, doet het heel goed in zowel Jordanië als Libanon. Dit sluit natuurlijk direct aan bij Libanon en Jordanië als focuslanden in het regeerakkoord. Er kan nog veel meer werk worden verricht. Dat gaat uitstekend. De regeringen willen ook juist met de Wereldbank meewerken, want dat betekent dat er ook via de andere kanalen – IFC – nog meer geld naar die landen kan komen. Dat is dus een voordeel dat je haalt uit financiering van de Wereldbank: dat je via diezelfde groep meer dan één kanaal kunt inzetten.
Ten tweede is het natuurlijk heel belangrijk dat wordt gekeken naar klimaat. Ook dat is weer een directe terugkoppeling naar het regeerakkoord. U weet uit onze gesprekken dat belangstelling voor of focus op privaat geld voor ontwikkeling iets is waaraan ik zeer hecht. Dat is leveraging: van 1 dollar bij de bank kun je 4 tot 20 dollar terugkrijgen via private financiering. Dat is goed voor de private sector, maar nog belangrijker is dat dit de totaliteit van financieringsmogelijkheden voor ontwikkeling te berde brengt, want via de traditionele middelen – alleen ODA – komt men er natuurlijk helemaal niet. Dit is dus een heel belangrijke bron van financiering en kapitaalgeneratie.
Een ander belangrijk punt is de verbetering van de positie van vrouw, gender mainstreaming en het thema gender. Daarover was een interessante discussie tussen de leden van de Kamer. Ik herken mij zeer in de woorden van mevrouw Kuik. Ook herken ik wat mevrouw Becker zei. De opmerkingen complementeerden elkaar. Het percentage projecten dat betrekking heeft op de versterking van de positie van de vrouw zal tot 2030 stijgen van 42 naar 55. Dat is de doelstelling. Er wordt dus al ontzettend veel aan gender gedaan, maar ik onderstreep dat dit niet wil zeggen dat alles om gender gaat. Nee, het is gender mainstreaming. Oftewel: in elk programma wordt de component «wat doet het ook voor vrouwen en meisjes?» bekeken. Het andere principe is dat van het niet toebrengen van schade: alles wat er gedaan wordt, mag geen achteruitgang van de positie van vrouwen bewerkstelligen, direct of indirect. Dat zijn heel belangrijke principes, die ook door de VN en Nederlandse ngo's breed worden gedragen. Het zijn de principes van de moderne OS als het gaat om voortgang en verbetering van de positie van de vrouw. Ook de klimaatinvestering is een terugkoppeling naar het regeerakkoord, net als de preventie van conflicten.
Ik ga door naar de specifieke vragen. Dat doe ik heel kort. Mevrouw Becker vroeg welk deel van de kapitaalinjectie is bestemd voor de financiering van vluchtelingenopvang en of ik even wil kijken of er nog iets anders is. Een belangrijk punt om te onthouden is dat de UNHCR en de Wereldbank in veel landen heel nauw samenwerken via het Comprehensive Refugee Response Framework. Buiten de landen die specifiek in het regeerakkoord zijn genoemd, gaat het bijvoorbeeld om Uganda. Dat is een land dat van oudsher al heel veel vluchtelingen opneemt. Het is een klassiek schoolvoorbeeld van opvang in de regio. De Wereldbank en de UNHCR werken daar samen. Er zijn grote programma's in Djibouti, Ethiopië en Uganda. Het gaat dan om de Hoorn van Afrika. Je hebt dan de grondoorzaken, migratie, stabiliteit, eigenlijk het hele rijtje aan thema's die wij belangrijk vinden.
Is er een stevige aanpak van misbruik van Wereldbankprojecten? Ja, er zijn een aantal zogenaamde safeguards, dus regels waaraan projecten moeten voldoen. Aan de ene kant wordt er heel erg gekeken naar mens en milieuschade. De interne regelgeving is gebaseerd op een code of conduct en een code of ethics, zoals we al in een aantal AO's hebben besproken toen het ging over misbruik en seksueel misbruik. Er is een klantenmechanisme. Er wordt een onafhankelijk inspectiepanel opgezet voor klachten. Er worden dan maatregelen genomen en die worden gepubliceerd. Zoals u weet, wil ik daar ook naartoe. We zijn in de eindfase met een aparte brief die naar de Kamer komt over seksueel misbruik. De board van de bank kan ook besluiten tot stopzetting van de financiering van een project. Ik zie in mijn eigen aantekeningen niet of de bank ook terug kan vorderen. Het zijn natuurlijk eigen programma's en projecten van de Wereldbank, maar dit is natuurlijk heel belangrijk.
Mevrouw Kuik vroeg naar het doel van het side event dat wij samen met de Britten bij de bank gaan organiseren. Het doel is om veel meer lidstaten bewust te maken van het feit dat dit gewoon een zerotolerancebeleid moet zijn van VN tot Wereldbank tot EU tot ngo's, zodat we een gedeelde maar scherpe verantwoordelijkheid nemen en zodat we ook al onze OS-partners of financieringspartners aanspreken op grensoverschrijdend gedrag. Ontwikkelingslanden hebben het eigenlijk nog steeds over de procedures, maar wij kijken natuurlijk ook naar een gedragsverandering en een culturele verandering, omdat dit thema net zo belangrijk is – zo niet belangrijker, eerlijk gezegd – als fraude. Je kan het ene niet vergelijken met het andere, maar het is niet meer en niet minder. Het is niet zoiets van: o, er is geen geld weg; laat dan maar. Nee, het is gedrag en cultuur. Dit moet aan de voorkant benoemd worden. Wij doen dit als Nederland ook om leiderschap te tonen en te nemen en natuurlijk om ook onszelf daarop af te rekenen.
Er is natuurlijk ook een moment om een dialoog aan te gaan. Ik weet nog even niet wie er verder zullen aanschuiven bij onze side event, maar wij verwachten er veel, omdat de Britten dit samen met Nederland doen. Wij zijn serieuze donoren en partners en het wordt goed voorbereid. Vanuit dit event kunnen we dan ook een gezamenlijke voortrekkersrol blijven houden. Daardoor kunnen we ook zeggen dat we parallel en een beetje samen met de Britten werken aan wat onze nieuwe regelgeving zal zijn, zodat we ook hoog in kunnen zetten en daardoor ook tegen anderen kunnen zeggen «dit verwachten wij; hier is het», zodat we uiteindelijk allemaal hetzelfde hebben en niet te veel tijd verliezen omdat land X het zo doet en land Y zo. We moeten hiervoor eigenlijk een hoog ingeschaald basisniveau instellen. Dat is de bedoeling en de verwachting, maar het is natuurlijk een traject dat niet gebaseerd kan worden op slechts één side event. Dank voor het feit dat u dit heeft opgemerkt, want ik hecht hier zelf ook zeer aan.
Mevrouw Becker stelde een vraag over de ophoging van het garantiefonds: hoeveel is dat en hoe verhoudt dit zich tot terughoudendheid ten aanzien van de risicoregelingen? De hoogte van die garantie is nog niet vastgesteld. Historisch gezien is de verhouding bij de IBRD tussen garantie en kapitaal 6%. Zoals u terecht opmerkte, zijn wij uiteraard inderdaad terughoudend met risicoregelingen. De Kamer zal een ingevuld garantiekader ontvangen bij de begrotingsstukken. Die garantie wordt alleen ingeroepen wanneer de IBRD niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dat is in de geschiedenis van de IBRD echter nog nooit voorgekomen. De garantiebepaling is nodig omdat het een bank is. Ik ben uiteraard geen bankier, maar als je op basis van de geschiedenis van de IBRD een risico-inschatting zou moeten maken, zie je dat het nog nooit noodzakelijk is geweest om een beroep te doen op die garantie en het aanboren van dat geld. Ze hebben als crediteur uiteraard ook altijd een triple A-status gehad. Ik denk dat dat belangrijk is. Dit kunnen we niet al te letterlijk nemen vanuit alleen het Nederlands beleid.
Mevrouw Becker (VVD):
Even een verhelderende vraag. De door de Minister aangegeven 6% is een historisch percentage waar de Wereldbank mee werkt. Heb ik goed begrepen dat dat niet ter discussie staat en dat dat percentage automatisch leidt tot wat een verruimde garantie moet betekenen voor de diverse landen? Is dat gewoon naar rato van bijdragen? Als ik nu een te ingewikkelde vraag stel, kan de Minister daar misschien later op ingaan.
Minister Kaag:
Ik kom daar in de tweede termijn op terug.
Mevrouw Becker (VVD):
Oké.
Minister Kaag:
Het is vastgesteld op 6%. Dat is de inschatting van de bank op grond van het kapitaal en de garantie maar natuurlijk ook gewoon de stand van zaken in de wereld op welk moment dan ook. Dat is de ratio waarmee men altijd veilig denkt te zitten. De 6% gaat inderdaad omhoog naarmate je het kapitaal verhoogt. Dat is gewoon een proportionele ophoging.
Ik kom dan op de vraag van D66 of China nou veel geld krijgt. We zitten in de eerste plaats natuurlijk al jarenlang in de hele rare situatie, ook in andere verbanden, dat we het hebben over de G77 terwijl het gaat om een politiek organisatieforum van ontwikkelingslanden plus China. Vorige week werd in de gesprekken met Chinese officials ook nog steeds onderstreept dat China zichzelf zag als een land in ontwikkeling. Wat ons betreft is het natuurlijk een andere situatie. China wordt gezien als een hooginkomensland voor Nederland, en wij willen natuurlijk zeker blijven benadrukken dat er meer selectiviteit moet komen bij keuzes van projecten en daarop alvast inzetten. En ze moeten misschien nog een katalytisch of leereffect hebben, of een bijdrage leveren – dat is dan wel belangrijk – aan mondiale publieke goederen. Bijvoorbeeld op het vlak van aanpassing van klimaatgedrag is China heel belangrijk. Er wordt nu ook goed beleid uitgezet. Dan kan je denken dat als China een lening wil afsluiten tegen een laag rentepercentage via de IBRD, daar eventueel een mogelijkheid voor is. Maar dan moet er tegelijkertijd gekeken worden naar een toepassing van het graduatiebeleid van de IBRD, dus bij landen die op een gegeven moment helemaal uit die groep groeien, op basis van criteria die al zijn gesteld. Wat ons betreft moet aan beide punten tegemoetgekomen worden in het voorgestelde pakket voor de kapitaalverhoging.
Er zijn ook beprijzingsregels voor en op leningen van de IBRD, waarbij hogere prijzen voor langlopende leningen aan rijkere middeninkomstenlanden moeten worden gesteld. Dat zijn allemaal punten die eigenlijk een marktmechanisme voortbrengen. Ik denk dat het heel terecht is en heel belangrijk is dat ook juist een land als China daaraan wordt gehouden. Wij vinden het dan nog wel belangrijk dat de IBRD ook moet kúnnen werken in hogeremiddeninkomstenlanden die nog niet aan alle criteria van de IBRD voor graduatie voldoen, dus voor het met succes doorlopen van de middelbare school. Dat is ongeveer wat ik wilde zeggen over dat punt.
Er is een vraag gesteld over Nederlanders bij de Wereldbank. Die vraag zou ik inderdaad ook kunnen stellen over Nederlanders bij de EU of Nederlanders bij de VN, maar ik hou me even hierbij. Wij vragen sowieso altijd aandacht voor een correcte Nederlandse vertegenwoordiging bij de bank, als ik het zo mag noemen. Wij zijn ondervertegenwoordigd in verhouding tot andere landen met hetzelfde soort financieringspatroon en hetzelfde soort steun voor de bank. Wij krijgen wel speciale aandacht bij de werving door de bank. Er is een groei van het aantal Nederlanders die zijn aangesteld bij de bank. Sinds 2017 zijn er 123 Nederlanders werkzaam bij de bank. Ik tel dus ook de IFC mee. Gemiddeld waren het er, over de jaren, ongeveer tussen de 115 en de 120. Maar als je kijkt naar de verhouding tussen personeel en kapitaalaandeel van Nederland en de bank, dan zie je dat er nog geen match is en dat het nog niet helemaal in balans is. Wij zitten eronder en er is nog helemaal geen match; niet bij de IFC en niet bij de Wereldbank.
Er zitten twee kanten aan dit verhaal; dat hoor je ook vaak bij andere landen. Wij kunnen wel willen dat er Nederlanders worden aangesteld, maar wij kunnen niet altijd bewijzen dat er veel Nederlanders hebben gesolliciteerd. Dat kunnen we op een gegeven moment een instelling ook niet kwalijk nemen. Wat we wel kunnen verwachten, is dat men actief de boer op gaat, dat men bij de rekrutering actief zoekt naar mogelijkerwijs geschikte Nederlanders en dat dat wordt meegenomen. Ik had al de afspraak gemaakt met voormalig collega Zijlstra dat wij er bij VN-organisaties ook scherper naar zullen kijken bij de fondsen en programma's. Aan de ene kant moet je niet zeggen: wij zijn een grote donor, dus daarom willen wij er koste wat het kost Nederlanders hebben. Maar er moet aan de andere kant wel voldoende aandacht worden gegeven. Dat vind ik heel belangrijk en dat is denk ik ook belangrijk voor het draagvlak, ook in Nederland. Men moet kunnen zien dat goede Nederlanders ook tot hun recht komen bij dit soort organisaties, mits ze daar willen werken.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik begrijp wat de Minister aangeeft, maar ik had ergens het idee dat we in Nederland sinds een paar jaar wel een soort loket hebben waar zo veel mogelijk internationale vacatures aangemeld worden. De Minister zegt nu: we weten eigenlijk niet hoeveel Nederlanders hebben gesolliciteerd. Dan denk ik: dat loket is toch de plek waar ze weten hoeveel Nederlanders ze uiteindelijk hebben doorverwezen, waarmee we iets kunnen zeggen? We kunnen dan zeggen: kijk eens, we hebben dit jaar 1.000 Nederlanders gestimuleerd om te solliciteren. Ik weet niet of dat zou helpen. Of heb ik het gewoon verkeerd?
Minister Kaag:
Ik weet er toevallig nog wel iets van, niet omdat ikzelf ooit van het loket gebruik heb gemaakt. Maar dat is dus al een voorbeeld. A. Veel mensen gaan niet via het loket. Daarom weet je het gewoon in praktische zin niet. Er is een heel goed bureau, de Coördinator Internationale Functionarissen. Daar wordt gerekruteerd, er worden terugkomdagen georganiseerd voor mensen die eventueel internationaal willen werken en ook voor mensen die dat al doen. Maar vaak merk je dat veel mensen die allang internationaal werken, hun eigen procedures doorlopen. Als het gaat om effectieve politieke Nederlandse steun kan dat pas vanaf een bepaald niveau gaan spelen, en daaronder niet. Dan ga je namelijk micromanagement doen, dan ga je goeie HR-patronen verstoren. We moeten daar scherp op blijven letten. Ten derde is het ook zo dat veel mensen worden aangesproken door de CIF. Alles is transparant, maar velen besluiten dan alsnog niet te solliciteren. Aan het laatste kun je natuurlijk weinig doen. Als veel mannen en vrouwen zelf niet willen verhuizen of hun partner wil dat niet, dan speelt dat mee. Er zijn heel veel andere afwegingen. Het is heel makkelijk op papier te zetten, maar het is veel lastiger om anderen ervan te overtuigen daadwerkelijk die stap te zetten, want je laat veel achter.
Mevrouw Belhaj (D66):
Tot slot. Het vervelende is dat ik een HR-achtergrond heb. Als de Minister echt aangeeft dat het ligt aan het feit dat er te weinig aanbod is of mensen andere keuzes maken, dan heb je weinig gelegenheid, wellicht behalve nog meer PR, om er iets aan te doen. Dan ligt het dus niet aan het feit dat Nederlanders onterecht afgewezen worden.
Minister Kaag:
Nee, maar ik heb niet gezegd dat het het een of het ander is. Ik heb uitgelegd waarom Nederland nog steeds ondervertegenwoordigd was, en u vroeg naar de CIF. Ik heb gezegd dat de bank zijn best doet, dat Nederland zijn best doet en dat er soms kandidaten zijn. Kijk, we zitten er niet met vijf mensen, we zitten er op dit moment met wel 123. We zijn dus ook niet aan de karige kant. Maar als je kijkt naar input, naar geld, dan zie je dat de Nederlandse vertegenwoordiging niet een-op-een is. Voor sommige andere landen lukt dat wel, bij ons niet, nog niet. Ja?
Dan nog een hele specifieke vraag over het trust fund van Sint-Maarten en de procedure van de aanstelling van de heer Weekers. Ik moet terugverwijzen naar mijn collega Knops, die daar uitvoerig over heeft gesproken in het AO van 5 april. Ik verwijs voor alle inhoudelijke vragen over de procedure en het proces wat zijn aanstelling betreft graag door naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken, want die gaan over de aanstelling, die via de ministeriële commissie is medegedeeld.
Mevrouw Kuik vroeg wat de kapitaalverhoging betekent voor het bnp en of dit is meegenomen in de OS-budgetbegroting. Nou, de Nederlandse bijdrage aan de kapitaalverhoging wordt geregeld en gefinancierd onder het bestaande ODA-plafond, waarin het wordt ingepast. Wij zullen u hierover in de begroting informeren. Het verandert niets aan het totale ODA-budget, dus ook niet aan het percentage. Wij zorgen daar voor onze eigen inschatting en oplossing en het wordt natuurlijk meegenomen – form follows function – in de BHOS-nota van volgende maand. We schatten dan het wat, hoe en waar in, evenals de partners die daarbij horen. Dan is het natuurlijk aan ons om te kijken hoeveel financiering daarbij hoort. Maar de bank is, denk ik, een relevante partner om snel en effectief te kunnen werken.
De schuldenproblematiek, een hele belangrijke vraag. Sub-Sahara Afrika en het onderzoek van de bank als het gaat om de Debt Management Facility. Het is inderdaad belangrijk dat we meenemen – dat zien we continu in rapportages van het IMF en in de kranten – dat de schulden een groeiend probleem zijn voor de lage-inkomenslanden. Dat kan een enorme rem gaan vormen op mogelijke groeiperspectieven, die natuurlijk eigenlijk vaak al heel klein en dun zijn. Men denkt dat 40% van de landen die nu al in die categorie zitten, daarmee krijgt te maken. Ze hebben natuurlijk niet voldoende schokabsorptievermogen om überhaupt nog met enige verandering om te gaan. Wij maken ons daar ook enorm zorgen over. Ik zal dit ook meenemen in de Development Committee van de bank. We willen echt oproepen tot een snellere actie en helderheid over wat het kader aan maatregelen nog kan betekenen. We willen zelf blijven inzetten op technische assistentie als het gaat om schuldsanering en schuldafbouw. Daar hoort ook vaak belastingheffing bij, maar ook rechtsorde, belastingsystemen en corruptiebestrijding. Dan kom je eigenlijk op een heel pakket dat erbij hoort. Dus om alleen te kijken naar de schuldvraag, is dan niet voldoende. De andere EU-landen zijn ook betrokken bij deze Debt Management Facility. Ik kan even niet zeggen of dat alle landen zijn, maar het gaat in ieder geval om Duitsland en Oostenrijk. Ik zal de Kamer het hele lijstje met landen doen toekomen, maar het gaat in ieder geval om relevante Europese landen, die er op dezelfde manier in zitten.
Dan komen wij bij een belangrijk punt, ook van mevrouw Kuik, namelijk de toegang tot bancaire diensten en inclusiviteit – een thema waar onze Koningin een special advocate voor is, ook voor de VN, financial inclusion – en hoe technologie daar een heel belangrijke rol in kan spelen. Als je kijkt naar het percentage mobile phonegebruik in Afrika en de verbinding tot financiële diensten, dan is de mogelijkheid om geld te laten overmaken heel bevrijdend en emanciperend geweest. Dat heeft vaak juist eenvrouwsbedrijfjes op de been geholpen. Er is veel expertise en we willen daar ook echt op blijven inzetten. De Kamer zal er ook elementen van terugvinden in de aankomende BHOS-nota. Ik noem financial inclusion, de toegang tot internet, digitalisering, alles wat een soort moderne, maar flexibele toegang tot financieel verkeer biedt, want dat is bevrijdend, juist voor vrouwen en meisjes, maar ook voor mensen in crisisgebieden, dus ook voor vluchtelingen die meestal worden buitengesloten van het reguliere banksysteem. Wij zullen daar dus naar kijken. We zullen ook kijken hoe we in overleg goede ideeën daarover kunnen ondersteunen omdat het een voorbeeldfunctie kan hebben.
Ik kijk nu nog even naar de ratio van 6%, maar ik heb nu bijna een wiskundesom voor me liggen, dus ik moet die even lezen.
De voorzitter:
In de tussentijd kan mevrouw Becker nog een vraag stellen.
Mevrouw Becker (VVD):
Bij voorbaat excuus mocht ik het hebben gemist in de veelheid aan informatie, maar ik had gevraagd of de Minister nog zou kunnen ingaan op de inspraak van de aandeelhouders en de verhouding. Landen met een relatief kleine economie die veel inleggen, kunnen dan wel eens in het nadeel zijn. Dat geldt ook voor Nederland.
Minister Kaag:
Voorzitter. Ik moet eerst een verhelderende vraag aan mevrouw Becker stellen. Vraagt u naar aanleiding van de kapitaalverhoging, of de selectieve kapitaalverhoging waardoor landen als Nederland, die relatief veel inleg doen, daardoor hun relatieve stem een klein beetje achteruit zien gaan, of dat echt iets betekent? Voor ons in deze fase niet. Daarom voelen wij ons comfortabel om door te gaan met de kapitaalverhoging. Ik denk eerlijk gezegd dat, als wij nu nee zouden willen stemmen, dit sowieso zou gebeuren, maar dat is een ander verhaal. Wij staan er goed op. Wij hebben door middel van onze woordvoerder, Frank Heemskerk, een goede, bemiddelende rol weten te spelen. Het merendeel van de landen gaat echt mee. Onze stem blijft eigenlijk een beetje hetzelfde. We gaan er een heel klein miniprocentje, een klein beetje op achteruit, maar de stem blijft de stem. Wij blijven binnen de kiesgroep, dus onze rol blijft hetzelfde. Als er, in een theoretisch scenario, een gigantische kapitaalverhoging aan zou komen, wat niet het geval is, dan is het voor landen als Nederland inderdaad opeens een ander verhaal, maar dan moet je ook de onderhandelingen anders ingaan. Dat kun je namelijk berekenen.
Ik wil nog even terugkomen op de 6%-ratio, om te weten of ik die wel goed heb behandeld. Ik bevestig dat dit het historisch gemiddelde blijft, zoals ik al zei. Ik voeg daar verder even niets aan toe.
De voorzitter:
Dan zijn we daarmee gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Minister. Ik stel vast dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik stel een spreektijd voor van maximaal twee minuten en geef als eerste het woord aan mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor haar uitgebreide antwoorden. Een aantal zorgpunten van de VVD, of in ieder geval punten waarvan wij het van belang vinden dat de Wereldbank ermee aan de slag gaat, zeker nu de kapitaalinjectie aanstaande is, heeft de Minister naar onze tevredenheid beantwoord. Zij heeft uit onze vragen wel gemerkt dat het ons vooral gaat om de vraag hoe je nu grip houdt op dat geld. Kun je de doelen die je daarmee stelt kwantificeerbaar maken?
Wat onze prioriteit betreft om dat ook naar opvang in de regio te laten gaan, heeft de Minister uitgelegd hoe dat samen met UNHCR vorm krijgt. Zij heeft nog niet gezegd of dit een kwantificeerbare doelstelling krijgt. Ik vraag de Minister of het mogelijk is, als de managementuitwerking er is, dat de Kamer daarvan op de hoogte wordt gehouden. Ik heb het dan over de wat meer concrete stappen van de Wereldbank.
Misschien kan zij daarbij, of op een eigen aangelegen moment, aangeven hoe het zit met de verruiming van het garantieplafond. Hoe wordt het verdeeld over de landen? Waar is de verruiming van ons van 1,7 op gebaseerd? Ik ben daar gewoon inhoudelijk in geïnteresseerd, maar het hoeft van mij niet vandaag. Misschien kan zij dat later nog een keer nazenden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Een enkele vraag zal wellicht aan een Staatssecretaris gesteld moeten worden. Op 19 en 21 april vindt de voorjaarsbijeenkomst plaats. Dat moet allemaal positief verlopen. Ik heb het in het begin wellicht wat korter gezegd, maar ik vind het belangrijk om te benadrukken, juist op het moment dat er zo veel discussie is over zo veel armoede in de wereld, dat het fantastisch is dat die verhoging er waarschijnlijk gaat komen. Wij mogen als Nederland ongelooflijk trots zijn dat wij daaraan een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren van 40 à 50 miljoen per jaar. Daar ben ik echt heel erg trots op.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Belhaj. Het woord is aan mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Daar kan ik mij bij aansluiten. Ik dank de Minister voor de heldere beantwoording.
De voorzitter:
Ik neem aan dat de Minister meteen kan reageren in de tweede termijn.
Minister Kaag:
Voorzitter. Ik dank de leden voor het constructieve meedenken en voor de heel goede vragen. Een aantal specifieke puntjes wil ik graag benoemen met bevestiging in het terugkeerverslag, om het maar zo te noemen. Ik zou er wel voor willen waken dat wij niet een dusdanig grote, goed georganiseerde en meetbare instelling als de bank gaan vragen om op een soort microniveau aan ons uit te leggen hoe meetbaarheid werkt. Het antwoord is dus ja, maar de bank is heel transparant en beïnvloedt eigenlijk vaak het gedrag van veel internationale organisaties en overheden. Dus die meetbaarheid komt er sowieso. Maar het meetbaar maken van de manier waarop onze bilaterale doelstellingen weer herkenbaar zijn bij de bank, terwijl we het hebben over grootkapitaal met veel andere landen, is bijna vragen om het onmogelijke. Je kunt het wel laten zien in voorbeelden van projecten die de bank financiert, bijvoorbeeld. Maar de kapitale leningen die de bank gaat uitzetten, vind je natuurlijk niet terug op een manier dat je kunt zeggen: oh, dat is opvang in de regio.
De prioriteiten die de bank stelt staan in het multi-jaarprogramma van de bank. Dat zijn de grote strategische doelstellingen, die fragiliteit, opvang in de regio of klimaat betreffen. Het gaat allemaal om grondoorzaken. Het gaat natuurlijk ook om opbouw en economische groei en versterking. Dat wordt allemaal heel meetbaar gemaakt. Daarom is het namelijk een bank. Dat is heel anders dan alle andere instellingen die wij ook financieren. Wij krijgen dus een heel helder en meetbaar resultaat, want het is voor het grootste deel een marktmechanisme. Dat is mijn enige kanttekening.
Ik vertel even een anekdote over iets wat Staatssecretaris Knops ook heeft benoemd. Wij konden juist nog een uitzonderlijke korting krijgen bij de bank op de managementkosten van het Sint Maarten Trust Fund, wat eigenlijk helemaal inging tegen alle regels, die wij zelf ook hadden voorgesteld bij de bank, over hoe trustfunds gemanaged moeten worden. Dat komt omdat wij een betrouwbare legitieme partner zijn en de bank ons ook graag als land aan boord wil houden, juist omdat wij vooruitstrevend zijn, strak op het beleid en helder voor wat betreft management. Maar wij willen ook samen denken. Dit was dan ook een moment dat de bank ons tegemoet wilde komen. Ik heb toen ook met vicepresident Georgieva gebeld. Het is een reflectie van wat u alle drie uitdraagt: meedenken en samenwerken, maar wel resultaten willen zien en inderdaad ook meetbaar hebben. Er is niemand die niet wil laten zien dat er echt wel iets verandert in de wereld, ondanks de enorme uitdagingen waar wij gezamenlijk voor staan. Dus veel dank voor de steun. Ik kijk uit naar de terugkoppeling.
Dank.
De voorzitter:
Dank aan de Minister. Ik zie dat er geen interrupties meer zijn. We komen bijna aan het eind van dit overleg. Er zijn twee toezeggingen genoteerd door de griffier:
– De Kamer zal een lijst ontvangen van de EU-landen die betrokken zijn bij de Debt Management Facility.
– In de begroting zal informatie worden verstrekt over het ingevulde garantiekader.
Hebben we dat zo goed verwoord? Ik kijk ook even naar de Minister.
Minister Kaag:
Ik meen van wel.
De voorzitter:
U meent van wel? Het is uw toezegging, dus dan is het allemaal in orde. Als dat ook is wat is gevraagd, dan kunnen we het daarbij laten. Mevrouw Becker?
Mevrouw Becker (VVD):
Misschien is het een politieke toezegging en hoort het niet in dit lijstje thuis, maar volgens mij had de Minister nog aangeven dat zij in de verslaglegging ook zou terugkomen op de managementuitwerking van de Wereldbank die na de intentieverklaring van de landen voor de kapitaalinjectie nog gaat volgen. Het is een beetje een lange zin, maar het zou misschien goed zijn om met elkaar vast te stellen dat dat nog naar de Kamer komt.
Minister Kaag:
Ik zal informatie delen.
De voorzitter:
De Minister zal informatie delen, zeg ik nog even via de microfoon. Dank u wel.
Volgens mij zijn we nu klaar. Ik dank de leden voor de inbreng en de Minister voor de beantwoording van de gestelde vragen. Ik sluit deze vergadering nadat ik ook de anderen voor hun belangstelling heb dankgezegd.
Sluiting 21.05 uur.