Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 23 januari 2025
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat buitengewoon opsporingsambtenaren bij de aanvraag van geweldsmiddelen moeten aantonen dat sprake is van een in redelijkheid te verwachten kans dat de boa bij de vervulling van zijn functie met geweld of dreiging met geweld wordt geconfronteerd;
overwegende dat hierbij ook de frequentie en mate waarin zich in het verleden situaties hebben voorgedaan waarbij bewapening wenselijk was geweest, betrokken worden;
overwegende dat dit er in de praktijk toe leidt dat de vergunning van een boa die zijn dienstwapen in de afgelopen periode niet heeft gebruikt niet verlengd wordt, ofschoon hij daar wel toe bevoegd is;
verzoekt de regering in de AMvB op te nemen dat bij de toekenning van geweldsmiddelen aan buitengewoon opsporingsambtenaren, in de afweging of er een redelijke verwachting is, rekening wordt gehouden met de taakstelling van de boa in plaats van met feitelijke incidenten, en hierbij de belasting met specifieke wetgeving mee te wegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Diederik van Dijk