Ontvangen 15 februari 2023
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel H, wordt het voorgestelde artikel 3.18 als volgt gewijzigd:
1. In de in overzicht 1, onder A, opgenomen tabel wordt «€ 556,95» vervangen door «€ 617,93» en wordt «€ 786,59» vervangen door «€ 1.070,93».
2. In de in overzicht 1, onder B, opgenomen tabel wordt «€ 793,27» vervangen door «€ 830,97» en wordt «€ 957,87» vervangen door «€ 1.139,97».
3. In de in overzicht 2, onder A, opgenomen tabel wordt «€ 90,85» vervangen door «€ 112,00», wordt «€ 296,51» vervangen door «€ 421,00», wordt «€ 268,17» vervangen door «€ 308,00» en wordt «€ 292,15» vervangen door «€ 452,00».
4. In de in overzicht 2, onder B, opgenomen tabel wordt «€ 110,30» vervangen door «€ 112,00», wordt «€ 274,90» vervangen door «€ 421,00», en wordt «€ 416,00» vervangen door «€ 452,00».
De indieners zijn van mening dat de bedragen zoals voorgesteld in het wetsvoorstel tekortschieten. De uitwonende beurs en de thuiswonende beurs zijn zelfs lager dan in het oude stelsel op het prijspeil van 2023. Het SER Jongerenplatform heeft in hun rapport «Studeren zonder druk» een alternatief uitgewerkt op basis van wat studenten nodig hebben, in plaats van het huidige voorstel dat uitgaat van een budget en dan pas gaat kijken naar de bedragen van de uitwonende en thuiswonende beurs.
Daarnaast hebben ook studenten te maken met stijgende kosten. Het collegegeld wordt ieder jaar steevast verhoogd, boodschappen worden duurder en energieprijzen rijzen de pan uit. Dit amendement wijzigt de bedragen van de thuiswonende, uitwonende en aanvullende beurs naar de bedragen zoals voorgesteld door het SER Jongerenplatform. Dat betekent dat een thuiswonende beurs 112 euro wordt en een uitwonende beurs 421 euro. De maximale aanvullende beurs zou 452 euro voor uitwonenden en thuiswonenden moeten zijn.
Kwint Van Baarle Wassenberg